Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jesaja 42

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 42

De profeet schijnt hier nog verder voort te gaan met de profetie van de Messias en zijn koninkrijk onder het type van Cyrus, en het grote werk van s'mensen verlossing door Hem nog meer voor ogen hebbende, vergeet hij bijna de gelegenheid, die hem er toe leidde, en zo laat hij de terugkeer uit Babel voor het ogenblik daar, want het vooruitzicht op die verlossing zou ook voor de gelovige, vrome Joden, een groter troost en steun zijn in hun gevangenschap, dan de hoop op die terugkeer zijn. En gelijk Dr. Gataker zo juist opmerkt betreffende deze en andere gelijksoortige profetieën van Christus, voorgesteld in typen zoals David en Salomo, sommige passages komen overeen met het type, en niet met de waarheid, anderen met de waarheid, en niet met het type, en velen met het type in een zin, en met de waarheid in een anderen zin. Hier is:

I. Een profetie van de Messias, van Zijn komst in zachtmoedigheid en toch met kracht, Isaiah 42:1.

II. De opdracht blootgelegd, die Hij van Zijn Vader heeft ontvangen, Isaiah 42:5.

III. De vreugde en blijdschap, waarmee de blijde tijding hiervan ontvangen zal worden, Isaiah 42:11.

IV. De wonderbare voorspoed van het Evangelie ter omverwerping van het rijk van de duivel, Isaiah 42:13.

V. De verwerping en de ondergang van de Joden wegens hun ongeloof, Isaiah 42:18.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 42

De profeet schijnt hier nog verder voort te gaan met de profetie van de Messias en zijn koninkrijk onder het type van Cyrus, en het grote werk van s'mensen verlossing door Hem nog meer voor ogen hebbende, vergeet hij bijna de gelegenheid, die hem er toe leidde, en zo laat hij de terugkeer uit Babel voor het ogenblik daar, want het vooruitzicht op die verlossing zou ook voor de gelovige, vrome Joden, een groter troost en steun zijn in hun gevangenschap, dan de hoop op die terugkeer zijn. En gelijk Dr. Gataker zo juist opmerkt betreffende deze en andere gelijksoortige profetieën van Christus, voorgesteld in typen zoals David en Salomo, sommige passages komen overeen met het type, en niet met de waarheid, anderen met de waarheid, en niet met het type, en velen met het type in een zin, en met de waarheid in een anderen zin. Hier is:

I. Een profetie van de Messias, van Zijn komst in zachtmoedigheid en toch met kracht, Isaiah 42:1.

II. De opdracht blootgelegd, die Hij van Zijn Vader heeft ontvangen, Isaiah 42:5.

III. De vreugde en blijdschap, waarmee de blijde tijding hiervan ontvangen zal worden, Isaiah 42:11.

IV. De wonderbare voorspoed van het Evangelie ter omverwerping van het rijk van de duivel, Isaiah 42:13.

V. De verwerping en de ondergang van de Joden wegens hun ongeloof, Isaiah 42:18.

Verzen 1-4

Jesaja 42:1-4

Wij zijn er zeker van dat deze verzen verstaan moeten worden van Christus, want de Evangelist zegt ons uitdrukkelijk, dat deze profetie in Hem vervuld is geworden, Matthew 12:17. Zie met het oog van het geloof, zie en merk op, zie en bewonder Mijn knecht die Ik ondersteun. Laat de Oud-Testamentische heiligen zien en Hem verwachten, laat de Nieuw- Testamentische heiligen zien en Hem gedenken. Wat nu moeten wij nopens Hem zien en overwegen?

1. Des Vaders belangstelling in Hem en betrekking tot Hem, het vertrouwen, dat Hij in Hem stelde, en het welbehagen, dat Hij in Hem had, dit legde eer op Hem, maakte Hem meer dan iets anders merkwaardig, Isaiah 42:1.

a. God erkent Hem als enen, die door Hem gebruikt wordt, Hij is Mijn knecht. Hoewel Hij een Zoon was, heeft Hij toch als Middelaar de gestalte van een dienstknecht aangenomen, heeft Hij gehoorzaamheid geleerd aan de wil van God en haar beoefend en zich ten koste gegeven om de belangen van het koninkrijk Gods te bevorderen, en aldus is Hij Gods dienstknecht.

b. Als n, die door Hem was verkoren: Hij is Mijn uitverkorene, Hij heeft zich niet ingedrongen in de dienst, maar was door God geroepen en verkoren als de geschiktste persoon ervoor. De oneindige wijsheid deed de keuze, en heeft haar toen erkend.

c. Als n in wie Hij vertrouwen stelde, Hij is Mijn knecht, op wie Ik steun, zo lezen het sommigen. De Vader stelde een vertrouwen in Hem, dat Hij zou doorgaan met Zijn onderneming, en in dat vertrouwen heeft Hij vele zielen tot de heerlijkheid gebracht. Het was een grote, belangrijke zaak, die de Vader aan de Zoon heeft toevertrouwd, maar Hij wist dat Hij er voor berekend was, dat Hij beide bekwaam en getrouw was.

d. Als n voor wie Hij zorg droeg. Hij is Mijn knecht die Ik ondersteun, zo lezen wij de tekst. De Vader hield Hem staande en hielp Hem door in Zijn onderneming, beide zaken waren begrepen in Zijn ondersteunen van Hem, Hij stond Hem bij en bekrachtigde Hem.

e. Als n in wie Hij een welbehagen had, Mijn uitverkorene, in wie Mijn ziel een welbehagen heeft. Zijn verlustiging was in Hem van eeuwigheid af, toen Hij een troetelkind bij Hem was, Proverbs 8:1-30. Hij smaakte een bijzondere voldoening in Zijn onderneming, Hij verklaarde dat Hij een welbehagen in Hem had, Matthew 3:17, Matthew 17:5 en Hij had Hem lief omdat Hij Zijn leven heeft gegeven voor de schapen. Laat onze ziel zich verlustigen in Christus, op Hem steunen, in Hem zich verblijden, en laat ons aldus met Hem verenigd zijn, en dan zal om Zijnentwil de Vader een welbehagen hebben in ons.

2. Zijn bekwaammaking voor dit ambt. "De Geest des Heeren is op mij, om Hem in staat te stellen om zijn onderneming te volvoeren, Isaiah 61:1, 1, de Geest kwam niet slechts op Hem, maar bleef, rustte op Hem Isaiah 11:2, niet met mate, zoals op andere dienstknechten Gods maar zonder mate. Gelijk God hen, die Hij ais Zijn dienstknechten gebruikt, zal ondersteunen, en gelijk Hij een welbehagen in hen heeft, zo zal Hij ook Zijn Geest op hen geven.

3. Het werk waartoe Hij is aangesteld: het is om de heidenen het recht voort te brengen dat is: om in oneindige wijsheid, heiligheid en rechtvaardigheid een Godsdienst in de wereld op te richten, onder de banden waarvan de heidenen komen zouden, en waarvan zij de zegeningen zullen smaken. De rechten des Heeren, die voor de heidenen verborgen waren, Psalms 142:20, is Hij de heidenen komen voortbrengen, want Hij moest een licht zijn tot verlichting van de heidenen.

4. De zachtmoedigheid en tederheid, waarmee Hij Zijn onderneming zal volbrengen, Isaiah 42:2, Isaiah 42:3. Hij zal er mee voortgaan:

a. In stilte en zonder gedruis. Hij zal niet twisten, niet schreeuwen. Er zal niet geroepen worden: Zie, hier is de Christus, en zie, Hij is daar, zoals wanneer grote vorsten ergens voorbij rijden, of ergens een openbaren intocht houder. Er zal niet op de trompet voor Hem worden geblazen, Hij zal niet door een luidruchtig gevolg vergezeld worden. Met de tegenstand, die Hij ontmoet, zal Hij niet twisten, maar het tegenspreken van de zondaren geduldig verdragen , Zijn koninkrijk is geestelijk, en daarom zijn zijn wapenen niet vleselijk, noch is zijn uiterlijk aanzien prachtig of glansrijk, het komt niet met uiterlijk gelaat.

b. Zacht en zonder harde strengheid. Met hen, die goddeloos zijn, zal Hij geduldig wezen, als Hij begonnen heeft hen te verpletteren, zodat zij als een gekrookt riet zijn, dan zal Hij hun nog tijd geven om zich te bekeren, en hen niet terstond verbreken, hoewel zij zeer hinderlijk zijn als rokend vlas Isaiah 65:5, zal Hij hen toch verdragen zoals Hij Jeruzalem verdragen heeft. Voor hen, die zwak zijn, zal Hij teder wezen, hen, die slechts weinig leven, weinig warmte hebben, die zwak zijn als een riet, gedrukt door twijfel en vrees, als een gekrookt riet, die als rokend vlas zijn, als de pit van een kaars, die pas aangestoken is, en op het punt is van weer uit te gaan, zal Hij niet verachten, Hij zal niet tegen hen pleiten met Zijn grote kracht en macht, hun niet meer werk en niet meer lijden opleggen dan zij kunnen dragen, hetgeen hen zou verbreken en uitblussen, maar genadiglijk bedenken wat maaksel zij zijn. Er is hier meer bedoeld dan uitgedrukt, Hij zal het gekrookte riet niet verbreken, maar het versterken, opdat het worde als een cederboom in de voorhoven onzes Gods. Hij zal de rokende vlaswiek niet uitblussen, maar haar aanblussen tot een vlam. Jezus Christus is zeer teder jegens hen, die ware genade hebben, hoewel zij er nog zwak in zijn en Hij neemt de gewilligheid aan van de geest, en vergeeft de zwakheid van het vlees.

5. De moed en de standvastigheid, waarmee Hij volharden zal in deze onderneming zodat Hij ten slotte zijn doel zal bereiken Isaiah 42:4. Hij zal niet falen, en niet ontmoedigd worden hoewel Hij zwaar werk te doen heeft en veel tegenstand ontmoet, en voorziet hoe ondankbaar de wereld zal zijn, gaat Hij toch voort met Zijn deel van het werk, totdat Hij in staat zal zijn om te zeggen: Het is volbracht, en Hij stelt Zijn apostelen en dienstknechten in staat om ook voort te gaan met het hun zonder te falen of ontmoedigd te worden, totdat ook zij hun getuigenis voleindigd hebben. En aldus volbrengt Hij wat Hij op zich genomen heeft.

a. Met waarheid zal Hij het recht voortbrengen. een lange reeks van wonderen en ten laatste door Zijn opstanding zal Hij de waarheid van Zijn leer bewijzen, en de Goddelijke oorsprong en het Goddelijk gezag van die heilige Godsdienst, die Hij gevestigd heeft.

b. Hij bestelt het recht op de aarde, Hij richt Zijn regering op in de wereld, een kerk voor zich onder de mensen, Hij hervormt de wereld, en door de kracht van Zijn Evangelie en Zijn genade legt Hij zulke beginselen in het hart van de mensen, als strekken kunnen om hen wijs en rechtvaardig te maken. c. De eilanden van de heidenen zullen naar Zijn leer wachten, naar zijn Evangelie wachten het welkom heten, alsof het iets was, dat zij hang hadden verwacht. Zij zullen Zijn discipelen worden, zullen neerzitten aan Zijn voeten, en bereid zijn om de wet uit Zijn mond te ontvangen. Wat wilt Gij dat wij doen zullen?

Verzen 1-4

Jesaja 42:1-4

Wij zijn er zeker van dat deze verzen verstaan moeten worden van Christus, want de Evangelist zegt ons uitdrukkelijk, dat deze profetie in Hem vervuld is geworden, Matthew 12:17. Zie met het oog van het geloof, zie en merk op, zie en bewonder Mijn knecht die Ik ondersteun. Laat de Oud-Testamentische heiligen zien en Hem verwachten, laat de Nieuw- Testamentische heiligen zien en Hem gedenken. Wat nu moeten wij nopens Hem zien en overwegen?

1. Des Vaders belangstelling in Hem en betrekking tot Hem, het vertrouwen, dat Hij in Hem stelde, en het welbehagen, dat Hij in Hem had, dit legde eer op Hem, maakte Hem meer dan iets anders merkwaardig, Isaiah 42:1.

a. God erkent Hem als enen, die door Hem gebruikt wordt, Hij is Mijn knecht. Hoewel Hij een Zoon was, heeft Hij toch als Middelaar de gestalte van een dienstknecht aangenomen, heeft Hij gehoorzaamheid geleerd aan de wil van God en haar beoefend en zich ten koste gegeven om de belangen van het koninkrijk Gods te bevorderen, en aldus is Hij Gods dienstknecht.

b. Als n, die door Hem was verkoren: Hij is Mijn uitverkorene, Hij heeft zich niet ingedrongen in de dienst, maar was door God geroepen en verkoren als de geschiktste persoon ervoor. De oneindige wijsheid deed de keuze, en heeft haar toen erkend.

c. Als n in wie Hij vertrouwen stelde, Hij is Mijn knecht, op wie Ik steun, zo lezen het sommigen. De Vader stelde een vertrouwen in Hem, dat Hij zou doorgaan met Zijn onderneming, en in dat vertrouwen heeft Hij vele zielen tot de heerlijkheid gebracht. Het was een grote, belangrijke zaak, die de Vader aan de Zoon heeft toevertrouwd, maar Hij wist dat Hij er voor berekend was, dat Hij beide bekwaam en getrouw was.

d. Als n voor wie Hij zorg droeg. Hij is Mijn knecht die Ik ondersteun, zo lezen wij de tekst. De Vader hield Hem staande en hielp Hem door in Zijn onderneming, beide zaken waren begrepen in Zijn ondersteunen van Hem, Hij stond Hem bij en bekrachtigde Hem.

e. Als n in wie Hij een welbehagen had, Mijn uitverkorene, in wie Mijn ziel een welbehagen heeft. Zijn verlustiging was in Hem van eeuwigheid af, toen Hij een troetelkind bij Hem was, Proverbs 8:1-30. Hij smaakte een bijzondere voldoening in Zijn onderneming, Hij verklaarde dat Hij een welbehagen in Hem had, Matthew 3:17, Matthew 17:5 en Hij had Hem lief omdat Hij Zijn leven heeft gegeven voor de schapen. Laat onze ziel zich verlustigen in Christus, op Hem steunen, in Hem zich verblijden, en laat ons aldus met Hem verenigd zijn, en dan zal om Zijnentwil de Vader een welbehagen hebben in ons.

2. Zijn bekwaammaking voor dit ambt. "De Geest des Heeren is op mij, om Hem in staat te stellen om zijn onderneming te volvoeren, Isaiah 61:1, 1, de Geest kwam niet slechts op Hem, maar bleef, rustte op Hem Isaiah 11:2, niet met mate, zoals op andere dienstknechten Gods maar zonder mate. Gelijk God hen, die Hij ais Zijn dienstknechten gebruikt, zal ondersteunen, en gelijk Hij een welbehagen in hen heeft, zo zal Hij ook Zijn Geest op hen geven.

3. Het werk waartoe Hij is aangesteld: het is om de heidenen het recht voort te brengen dat is: om in oneindige wijsheid, heiligheid en rechtvaardigheid een Godsdienst in de wereld op te richten, onder de banden waarvan de heidenen komen zouden, en waarvan zij de zegeningen zullen smaken. De rechten des Heeren, die voor de heidenen verborgen waren, Psalms 142:20, is Hij de heidenen komen voortbrengen, want Hij moest een licht zijn tot verlichting van de heidenen.

4. De zachtmoedigheid en tederheid, waarmee Hij Zijn onderneming zal volbrengen, Isaiah 42:2, Isaiah 42:3. Hij zal er mee voortgaan:

a. In stilte en zonder gedruis. Hij zal niet twisten, niet schreeuwen. Er zal niet geroepen worden: Zie, hier is de Christus, en zie, Hij is daar, zoals wanneer grote vorsten ergens voorbij rijden, of ergens een openbaren intocht houder. Er zal niet op de trompet voor Hem worden geblazen, Hij zal niet door een luidruchtig gevolg vergezeld worden. Met de tegenstand, die Hij ontmoet, zal Hij niet twisten, maar het tegenspreken van de zondaren geduldig verdragen , Zijn koninkrijk is geestelijk, en daarom zijn zijn wapenen niet vleselijk, noch is zijn uiterlijk aanzien prachtig of glansrijk, het komt niet met uiterlijk gelaat.

b. Zacht en zonder harde strengheid. Met hen, die goddeloos zijn, zal Hij geduldig wezen, als Hij begonnen heeft hen te verpletteren, zodat zij als een gekrookt riet zijn, dan zal Hij hun nog tijd geven om zich te bekeren, en hen niet terstond verbreken, hoewel zij zeer hinderlijk zijn als rokend vlas Isaiah 65:5, zal Hij hen toch verdragen zoals Hij Jeruzalem verdragen heeft. Voor hen, die zwak zijn, zal Hij teder wezen, hen, die slechts weinig leven, weinig warmte hebben, die zwak zijn als een riet, gedrukt door twijfel en vrees, als een gekrookt riet, die als rokend vlas zijn, als de pit van een kaars, die pas aangestoken is, en op het punt is van weer uit te gaan, zal Hij niet verachten, Hij zal niet tegen hen pleiten met Zijn grote kracht en macht, hun niet meer werk en niet meer lijden opleggen dan zij kunnen dragen, hetgeen hen zou verbreken en uitblussen, maar genadiglijk bedenken wat maaksel zij zijn. Er is hier meer bedoeld dan uitgedrukt, Hij zal het gekrookte riet niet verbreken, maar het versterken, opdat het worde als een cederboom in de voorhoven onzes Gods. Hij zal de rokende vlaswiek niet uitblussen, maar haar aanblussen tot een vlam. Jezus Christus is zeer teder jegens hen, die ware genade hebben, hoewel zij er nog zwak in zijn en Hij neemt de gewilligheid aan van de geest, en vergeeft de zwakheid van het vlees.

5. De moed en de standvastigheid, waarmee Hij volharden zal in deze onderneming zodat Hij ten slotte zijn doel zal bereiken Isaiah 42:4. Hij zal niet falen, en niet ontmoedigd worden hoewel Hij zwaar werk te doen heeft en veel tegenstand ontmoet, en voorziet hoe ondankbaar de wereld zal zijn, gaat Hij toch voort met Zijn deel van het werk, totdat Hij in staat zal zijn om te zeggen: Het is volbracht, en Hij stelt Zijn apostelen en dienstknechten in staat om ook voort te gaan met het hun zonder te falen of ontmoedigd te worden, totdat ook zij hun getuigenis voleindigd hebben. En aldus volbrengt Hij wat Hij op zich genomen heeft.

a. Met waarheid zal Hij het recht voortbrengen. een lange reeks van wonderen en ten laatste door Zijn opstanding zal Hij de waarheid van Zijn leer bewijzen, en de Goddelijke oorsprong en het Goddelijk gezag van die heilige Godsdienst, die Hij gevestigd heeft.

b. Hij bestelt het recht op de aarde, Hij richt Zijn regering op in de wereld, een kerk voor zich onder de mensen, Hij hervormt de wereld, en door de kracht van Zijn Evangelie en Zijn genade legt Hij zulke beginselen in het hart van de mensen, als strekken kunnen om hen wijs en rechtvaardig te maken. c. De eilanden van de heidenen zullen naar Zijn leer wachten, naar zijn Evangelie wachten het welkom heten, alsof het iets was, dat zij hang hadden verwacht. Zij zullen Zijn discipelen worden, zullen neerzitten aan Zijn voeten, en bereid zijn om de wet uit Zijn mond te ontvangen. Wat wilt Gij dat wij doen zullen?

Verzen 5-12

Jesaja 42:5-12

Hier is:

1. Het verbond, dat God maakte met, en de opdracht, die Hij gegeven heeft aan de Messias, Isaiah 42:5, die een verklaring zijn van Isaiah 42:1. Zie, Mijn knecht, die Ik ondersteun. De koninklijke titels door welke God zich hier bekend maakt en zich onderscheidt van allen die voorwenden goden te zijn, doen in hoge mate Zijn heerlijkheid kennen, Isaiah 42:5. Alzo zegt God de Heere, en wie zijt Gij, Heere? Hij is de fontein van alle bestaan, en daarom de fontein van alle macht. Hij is de fontein van bestaan:

A. In de bovenwereld, want Hij heeft de hemelen geschapen en ze uitgebreid.

B. In de benedenwereld, want Hij heeft de aarde uitgespannen, en maakte haar tot een ruime woonplaats, en wat er uit voortkomt wordt voortgebracht door Zijn kracht.

C. In de wereld van het mensdom, Hij geeft aan het volk, dat daarop is, de adem, niet slechts om in te kunnen ademen, maar de adem des levens zelf, en organen om er mee te ademen, ja Hij geeft de geest, de krachten en functies van een redelijke ziel aan hen, die daarop wandelen. Dit wordt gesteld voor het verbond, dat God met de Messias heeft gemaakt, en de opdracht, die Hij Hem gegeven heeft, niet alleen om te tonen dat Hij de macht heeft om zo'n verbond te maken en zulk een opdracht te geven, en de macht had om Hem er in door te helpen, maar dat de bedoeling van het werk van de verlossing was de eer te handhaven van de Schepper, en de mens tot de trouw te brengen, die hij aan God, als zijn Maker verschuldigd is.

2. De verzekeringen, die Hij geeft aan de Messias van Zijn tegenwoordigheid bij Hem, in alles wat Hij doen zou ingevolge Zijn onderneming, zijn zeer bemoedigend voor Hem, Isaiah 42:6.

A. God erkent dat de Messias de eer om Middelaar te zijn niet zelf genomen heeft maar door God er toe geroepen was, dat Hij geen indringer was, en geen overweldiger, maar er eerlijk toe gebracht was, Hebrews 5:4. Ik, de Heere, heb u geroepen in gerechtigheid. God heeft Hem niet alleen geen onrecht gedaan door Hem te roepen tot deze zware dienst, daar Hij er zich vrijwillig toe aangeboden had, maar Hij heeft zichzelf recht gedaan, door te voorzien voor Zijn eigen eer, en het woord te volbrengen, dat Hij had gesproken.

B. Hij belooft Hem er in bij te staan, en Hem er in te versterken, Hem bij Zijn hand te grijpen, niet alleen voor Zijn werk, maar in Zijn werk, Zijn hand vast te houden opdat zij niet zou beven, niet zou bezwijken, en Hem aldus te bewaren. Toen een engel was gezonden van de hemel om Hem te versterken in Zijn doodsbenauwdheid, en de Vader zelf met Hem was toen is deze belofte vervuld geworden. Hen die God roept, zal Hij erkennen en helpen, en Hij zal hen bij hun hand grijpen.

3. De grote bedoelingen van deze opdracht spreken van overvloedige vertroosting voor de kinderen van de mensen. Hij was gegeven tot een verbond van het volks, tot een Middelaar of waarborg van het verbond van de genade, dat geheel begrepen is in Hem. Door ons Christus te geven heeft God ons al de zegeningen gegeven van het Nieuwe Verbond. Twee heerlijke zegeningen brengt Christus in Zijn Evangelie mee voor de heidenwereld: licht en vrijheid. A. Hij is gegeven tot een licht van de heidenen niet alleen om hun te openbaren hetgeen ervoor hen op aan kwam om te weten, en dat zij anders niet hadden kunnen weten, maar om de blinde ogen te openen opdat zij het zouden weten, door Zijn Geest in het woord stelt Hij het voorwerp voor, door Zijn Geest in het hart bereidt Hij het orgaan. Toen het Evangelie kwam, kwam licht, een groot licht voor hen die in duisternis waren gezeten, Matthew 4:16 John 3:19. En Paulus was tot de heidenen gezonden om hun ogen te openen, Acts 26:18. Christus is het licht van de wereld.

B. Hij is gezonden om de gevangenen vrijheid uit te roepen, zoals Cyrus gedaan heeft, om de gebondenen uit te voeren uit de gevangenis, niet alleen om de gevangenisdeuren te openen en hun verlof te geven om vrij uit te gaan, hetgeen alles was wat Cyrus doen kon, maar hen uit te voeren, om hen te bewegen van hun vrijheid gebruik te maken en hen er toe in staat te stellen, en niemand heeft van die vrijheid gebruik gemaakt dan zij, die er door God toe opgewekt werden. Dat doet Christus door Zijn genade.

II. De bekrachtiging en bezegeling van deze schenking, laat ons, opdat wij verzekerd kunnen wezen van de geldigheid ervan, denken

1. Aan het gezag van Hem, die de belofte doet, Isaiah 42:8. Ik ben de Heere, Jahweh, dat is Mijn naam, en dat was de naam bij welke Hij zich bekend had gemarkt toen Hij begon de beloften te vervullen, gedaan aan de patriarchen, terwijl Hij zich tevoren geopenbaard had bij de naam van God, de Almachtige, Exodus 6:3. Als Hij de Heere is, die het aanzijn geeft aan alle dingen dan zal Hij ook het aanzijn geven aan de belofte. Indien Zijn naam is Jahweh, die Hem doet kennen als alleen God te zijn, dan kunnen wij er zeker van zijn dat zijn naam is IJverig, en dat Hij Zijn eer aan geen anderen zal geven, wie hij ook zij, die in mededinging met Hem staat, inzonderheid niet aan gesneden beelden. Daarom zal Hij de Messias zenden om van de mensen ogen te openen, opdat Hij hen aldus zal afkeren van de dienst van stomme afgoden om de levenden God te dienen, omdat Hij, ofschoon Hij lang de tijden van de onwetendheid had voorbijgezien, nu Zijn kroonrecht zal handhaven, en Zijn eer aan geen gesneden beelden zal geven. Daarom zal Hij Zijn woord volbrengen, omdat Hij de eer niet wil verliezen van er getrouw aan te zijn, om door de aanbidders van valse goden nooit beschuldigd te kunnen worden van er ontrouw aan te zijn. Daarom zal Hij Zijn volk verlossen uit de macht van de afgoderij, omdat het de schijn had, alsof Hij Zijn lof aan gesneden beelden had gegeven, als Hij Zijn aanbidders opgeeft om aanbidders te zijn van beelden.

2. De vervulling van de beloften, die Hij tevoren gedaan had betreffende Zijn kerk, die bewijzen zijn van de waarheid van Zijn woord en van de liefde, die Hij Zijn volk toedraagt, Isaiah 42:9. "Zie, de voorgaande dingen zijn gekomen, tot hiertoe heeft de Heere Zijn kerk geholpen, Hij heeft haar ondersteund onder vorige lasten, haar verlichting geschonken in vorige benauwdheden, en dat was ter vervulling van de beloften gedaan aan de vaderen, "niet een enig woord is gevallen," 1 Kings 8:56, en nu verkondig Ik nieuwe dingen, nu zal Ik nieuwe beloften doen, die even gewis op hun tijd vervuld zullen worden als de oude vervuld zijn geworden, nu zal Ik nieuwe gunsten schenken, zulke, die vroeger niet verleend waren. OudTestamentische zegeningen hebt gij in overvloedige mate ontvangen, nu verkondig Ik Nieuw-Testamentische zegeningen, geen vruchtbaar land, geen heerschappij over uw naburen, maar geestelijke zegeningen in hemelse zaken. Eer zij tevoorschijn komen in de prediking van het Evangelie spreek Ik u ervan in de typen en afschaduwingen van de vorige dingen. De ontvangst van vroegere zegeningen kan ons aanmoedigen om te hopen op nog verdere zegeningen, want God is standvastig in Zone zorg over Zijn volk, en Zijn ontfermingen zijn nog altijd nieuw.

III. Het lied van de vreugde en van lof, dat hierop gezongen zal worden tot eer van God, Isaiah 42:10. Zingt de Heere een nieuw lied, een Nieuw-Testamentisch lied. Het geven van Christus tot een licht voor de heidenen was een nieuwe zaak, die zeer verbazingwekkend was, de apostel spreekt ervan als van een verborgenheid, die in andere eeuwen niet bekend was gemaakt, zoals zij nu geopenbaard is, namelijk "dat de heidenen zijn mede-erfgenamen," Efeziers 3:5, 6. Dit nu het nieuwe ding zijnde, dat God bekendmaakt, is het nieuwe van het lied, dat bij die gelegenheid gezongen zal worden, hierin gelegen dat, terwijl tevoren de liederen des Heeren grotelijks beperkt waren tot de tempel te Jeruzalem (Davids psalmen bestonden alleen in de taal van de Joden en werden door hen gezongen in hun eigen land, want als zij in een vreemd land waren, dan hingen zij hun harpen aan de wilgen, en konden de liederen des Heeren niet zingen, zoals wij zien in Psalms 137:2) nu de liederen van heilige blijdschap en lof in de gehele wereld gezongen zullen worden, de heidense volken zullen met de Joden gelijkelijk delen in Nieuw-Testamentische zegeningen, en zich daarom met hen verenigen in Nieuw- Testamentische lofzegging en aanbidding. Er zullen kerken gesticht worden onder heidense volken en zij zullen een nieuw lied zingen. De bekering van de heidenen is dikwijls voorzegd onder dit denkbeeld, zoals blijkt uit Romans 15:9 -Romans 15:11.

Er is hier beloofd dat de lof van Gods genade gezongen zal worden met blijdschap en dankbaarheid.

1. Door hen, die aan het einde van de aarde wonen, in landen, die het verst verwijderd zijn van Jeruzalem, van het uiterste einde van de aarde hoorden wij psalmen, Isaiah 24:16. Dit is vervuld geworden, toen het Christendom in ons land geplant werd.

2. Door zeelieden en kooplieden en door hen, die afgaan naar de zee, die handel doen op grote wateren en de schatten van de zee zuigen, en zich aldus meester maken van haar volheid, en alles wat daarin is, waarmee zij God zullen loven, en terecht, want zij is Zijne, Psalms 24:1. De Joden hebben weinig handel gedreven op de zee, indien dus Gods lof gezongen wordt door hen, die op zee varen, dan moeten het heidenen zijn, die het doen, zeelieden worden opgeroepen om God te loven, Psalms 107:23.

3. Door de eilanden en hun inwoners, Isaiah 42:10, en wederom, Isaiah 42:12 :Laat hen Zijn tot in de eilanden verkondigen, in de eilanden van de heidenen, waarschijnlijk doelende op de Griekse eilanden.

4. Door de woestijn en haar steden, en de dorpen van Kedar. Dezen lagen ten oosten van Jeruzalem, gelijk de eilanden ten westen ervan lagen, zodat de Evangelie-liederen gezongen zullen worden van de opgang van de zon tot haar ondergang. De gehele heidenwereld was als een eiland geweest afgesneden van gemeenschap met Gods kerk, en als een onbewoonde woestijn, Gode geen vruchten voortbrengende, maar nu zullen de eilanden en de woestijn God loven.

5. Door hen, die in de rotsen wonen en op de toppen van de bergen, niet alleen de heidenen, maar de armsten en geringsten onder hen, die in hutten of stulpjes wonen, zowel als door hen, die steden en dorpen bewonen, de ruwen en meest barbaarsen, zoals bergbewoners meestal zijn, zullen door het Evangelie worden beschaafd. Of met hen, die in de rotsen wonen kan bedoeld zijn de inwoners van dat deel van Arabië, dat Petrea of Steenachtig Arabië wordt genoemd. Misschien hebben de naburige volken gedeeld in de blijdschap van de Israëlieten, toen zij terugkeerden uit Babel, en zijn sommigen van hen gekomen om zich met hen te verenigen in hun lof en dankzegging, maar wij bevinden niet, dat dit in zo'n fanate was dat het ten volle kon beantwoorden aan deze heerlijke profetie, en zo moeten wij tot de gevolgtrekking komen, dat zij verder reikt en vervuld is geworden in hetgeen, waarvan in vele andere profetieën de blijdschap van de volken gezegd wordt vervuld te zijn in de bekering van de heidenen tot het geloof van Christus, als zij in de kerk gebracht worden, dan zijn zij er toe gebracht om de Heere eer te geven, dan zijn zij Hem tot een lof en een naam, en dan stellen zij het zich ten taak om Hem te loven. Hij is in hen verheerlijkt en wordt door hen verheerlijkt.

Verzen 5-12

Jesaja 42:5-12

Hier is:

1. Het verbond, dat God maakte met, en de opdracht, die Hij gegeven heeft aan de Messias, Isaiah 42:5, die een verklaring zijn van Isaiah 42:1. Zie, Mijn knecht, die Ik ondersteun. De koninklijke titels door welke God zich hier bekend maakt en zich onderscheidt van allen die voorwenden goden te zijn, doen in hoge mate Zijn heerlijkheid kennen, Isaiah 42:5. Alzo zegt God de Heere, en wie zijt Gij, Heere? Hij is de fontein van alle bestaan, en daarom de fontein van alle macht. Hij is de fontein van bestaan:

A. In de bovenwereld, want Hij heeft de hemelen geschapen en ze uitgebreid.

B. In de benedenwereld, want Hij heeft de aarde uitgespannen, en maakte haar tot een ruime woonplaats, en wat er uit voortkomt wordt voortgebracht door Zijn kracht.

C. In de wereld van het mensdom, Hij geeft aan het volk, dat daarop is, de adem, niet slechts om in te kunnen ademen, maar de adem des levens zelf, en organen om er mee te ademen, ja Hij geeft de geest, de krachten en functies van een redelijke ziel aan hen, die daarop wandelen. Dit wordt gesteld voor het verbond, dat God met de Messias heeft gemaakt, en de opdracht, die Hij Hem gegeven heeft, niet alleen om te tonen dat Hij de macht heeft om zo'n verbond te maken en zulk een opdracht te geven, en de macht had om Hem er in door te helpen, maar dat de bedoeling van het werk van de verlossing was de eer te handhaven van de Schepper, en de mens tot de trouw te brengen, die hij aan God, als zijn Maker verschuldigd is.

2. De verzekeringen, die Hij geeft aan de Messias van Zijn tegenwoordigheid bij Hem, in alles wat Hij doen zou ingevolge Zijn onderneming, zijn zeer bemoedigend voor Hem, Isaiah 42:6.

A. God erkent dat de Messias de eer om Middelaar te zijn niet zelf genomen heeft maar door God er toe geroepen was, dat Hij geen indringer was, en geen overweldiger, maar er eerlijk toe gebracht was, Hebrews 5:4. Ik, de Heere, heb u geroepen in gerechtigheid. God heeft Hem niet alleen geen onrecht gedaan door Hem te roepen tot deze zware dienst, daar Hij er zich vrijwillig toe aangeboden had, maar Hij heeft zichzelf recht gedaan, door te voorzien voor Zijn eigen eer, en het woord te volbrengen, dat Hij had gesproken.

B. Hij belooft Hem er in bij te staan, en Hem er in te versterken, Hem bij Zijn hand te grijpen, niet alleen voor Zijn werk, maar in Zijn werk, Zijn hand vast te houden opdat zij niet zou beven, niet zou bezwijken, en Hem aldus te bewaren. Toen een engel was gezonden van de hemel om Hem te versterken in Zijn doodsbenauwdheid, en de Vader zelf met Hem was toen is deze belofte vervuld geworden. Hen die God roept, zal Hij erkennen en helpen, en Hij zal hen bij hun hand grijpen.

3. De grote bedoelingen van deze opdracht spreken van overvloedige vertroosting voor de kinderen van de mensen. Hij was gegeven tot een verbond van het volks, tot een Middelaar of waarborg van het verbond van de genade, dat geheel begrepen is in Hem. Door ons Christus te geven heeft God ons al de zegeningen gegeven van het Nieuwe Verbond. Twee heerlijke zegeningen brengt Christus in Zijn Evangelie mee voor de heidenwereld: licht en vrijheid. A. Hij is gegeven tot een licht van de heidenen niet alleen om hun te openbaren hetgeen ervoor hen op aan kwam om te weten, en dat zij anders niet hadden kunnen weten, maar om de blinde ogen te openen opdat zij het zouden weten, door Zijn Geest in het woord stelt Hij het voorwerp voor, door Zijn Geest in het hart bereidt Hij het orgaan. Toen het Evangelie kwam, kwam licht, een groot licht voor hen die in duisternis waren gezeten, Matthew 4:16 John 3:19. En Paulus was tot de heidenen gezonden om hun ogen te openen, Acts 26:18. Christus is het licht van de wereld.

B. Hij is gezonden om de gevangenen vrijheid uit te roepen, zoals Cyrus gedaan heeft, om de gebondenen uit te voeren uit de gevangenis, niet alleen om de gevangenisdeuren te openen en hun verlof te geven om vrij uit te gaan, hetgeen alles was wat Cyrus doen kon, maar hen uit te voeren, om hen te bewegen van hun vrijheid gebruik te maken en hen er toe in staat te stellen, en niemand heeft van die vrijheid gebruik gemaakt dan zij, die er door God toe opgewekt werden. Dat doet Christus door Zijn genade.

II. De bekrachtiging en bezegeling van deze schenking, laat ons, opdat wij verzekerd kunnen wezen van de geldigheid ervan, denken

1. Aan het gezag van Hem, die de belofte doet, Isaiah 42:8. Ik ben de Heere, Jahweh, dat is Mijn naam, en dat was de naam bij welke Hij zich bekend had gemarkt toen Hij begon de beloften te vervullen, gedaan aan de patriarchen, terwijl Hij zich tevoren geopenbaard had bij de naam van God, de Almachtige, Exodus 6:3. Als Hij de Heere is, die het aanzijn geeft aan alle dingen dan zal Hij ook het aanzijn geven aan de belofte. Indien Zijn naam is Jahweh, die Hem doet kennen als alleen God te zijn, dan kunnen wij er zeker van zijn dat zijn naam is IJverig, en dat Hij Zijn eer aan geen anderen zal geven, wie hij ook zij, die in mededinging met Hem staat, inzonderheid niet aan gesneden beelden. Daarom zal Hij de Messias zenden om van de mensen ogen te openen, opdat Hij hen aldus zal afkeren van de dienst van stomme afgoden om de levenden God te dienen, omdat Hij, ofschoon Hij lang de tijden van de onwetendheid had voorbijgezien, nu Zijn kroonrecht zal handhaven, en Zijn eer aan geen gesneden beelden zal geven. Daarom zal Hij Zijn woord volbrengen, omdat Hij de eer niet wil verliezen van er getrouw aan te zijn, om door de aanbidders van valse goden nooit beschuldigd te kunnen worden van er ontrouw aan te zijn. Daarom zal Hij Zijn volk verlossen uit de macht van de afgoderij, omdat het de schijn had, alsof Hij Zijn lof aan gesneden beelden had gegeven, als Hij Zijn aanbidders opgeeft om aanbidders te zijn van beelden.

2. De vervulling van de beloften, die Hij tevoren gedaan had betreffende Zijn kerk, die bewijzen zijn van de waarheid van Zijn woord en van de liefde, die Hij Zijn volk toedraagt, Isaiah 42:9. "Zie, de voorgaande dingen zijn gekomen, tot hiertoe heeft de Heere Zijn kerk geholpen, Hij heeft haar ondersteund onder vorige lasten, haar verlichting geschonken in vorige benauwdheden, en dat was ter vervulling van de beloften gedaan aan de vaderen, "niet een enig woord is gevallen," 1 Kings 8:56, en nu verkondig Ik nieuwe dingen, nu zal Ik nieuwe beloften doen, die even gewis op hun tijd vervuld zullen worden als de oude vervuld zijn geworden, nu zal Ik nieuwe gunsten schenken, zulke, die vroeger niet verleend waren. OudTestamentische zegeningen hebt gij in overvloedige mate ontvangen, nu verkondig Ik Nieuw-Testamentische zegeningen, geen vruchtbaar land, geen heerschappij over uw naburen, maar geestelijke zegeningen in hemelse zaken. Eer zij tevoorschijn komen in de prediking van het Evangelie spreek Ik u ervan in de typen en afschaduwingen van de vorige dingen. De ontvangst van vroegere zegeningen kan ons aanmoedigen om te hopen op nog verdere zegeningen, want God is standvastig in Zone zorg over Zijn volk, en Zijn ontfermingen zijn nog altijd nieuw.

III. Het lied van de vreugde en van lof, dat hierop gezongen zal worden tot eer van God, Isaiah 42:10. Zingt de Heere een nieuw lied, een Nieuw-Testamentisch lied. Het geven van Christus tot een licht voor de heidenen was een nieuwe zaak, die zeer verbazingwekkend was, de apostel spreekt ervan als van een verborgenheid, die in andere eeuwen niet bekend was gemaakt, zoals zij nu geopenbaard is, namelijk "dat de heidenen zijn mede-erfgenamen," Efeziers 3:5, 6. Dit nu het nieuwe ding zijnde, dat God bekendmaakt, is het nieuwe van het lied, dat bij die gelegenheid gezongen zal worden, hierin gelegen dat, terwijl tevoren de liederen des Heeren grotelijks beperkt waren tot de tempel te Jeruzalem (Davids psalmen bestonden alleen in de taal van de Joden en werden door hen gezongen in hun eigen land, want als zij in een vreemd land waren, dan hingen zij hun harpen aan de wilgen, en konden de liederen des Heeren niet zingen, zoals wij zien in Psalms 137:2) nu de liederen van heilige blijdschap en lof in de gehele wereld gezongen zullen worden, de heidense volken zullen met de Joden gelijkelijk delen in Nieuw-Testamentische zegeningen, en zich daarom met hen verenigen in Nieuw- Testamentische lofzegging en aanbidding. Er zullen kerken gesticht worden onder heidense volken en zij zullen een nieuw lied zingen. De bekering van de heidenen is dikwijls voorzegd onder dit denkbeeld, zoals blijkt uit Romans 15:9 -Romans 15:11.

Er is hier beloofd dat de lof van Gods genade gezongen zal worden met blijdschap en dankbaarheid.

1. Door hen, die aan het einde van de aarde wonen, in landen, die het verst verwijderd zijn van Jeruzalem, van het uiterste einde van de aarde hoorden wij psalmen, Isaiah 24:16. Dit is vervuld geworden, toen het Christendom in ons land geplant werd.

2. Door zeelieden en kooplieden en door hen, die afgaan naar de zee, die handel doen op grote wateren en de schatten van de zee zuigen, en zich aldus meester maken van haar volheid, en alles wat daarin is, waarmee zij God zullen loven, en terecht, want zij is Zijne, Psalms 24:1. De Joden hebben weinig handel gedreven op de zee, indien dus Gods lof gezongen wordt door hen, die op zee varen, dan moeten het heidenen zijn, die het doen, zeelieden worden opgeroepen om God te loven, Psalms 107:23.

3. Door de eilanden en hun inwoners, Isaiah 42:10, en wederom, Isaiah 42:12 :Laat hen Zijn tot in de eilanden verkondigen, in de eilanden van de heidenen, waarschijnlijk doelende op de Griekse eilanden.

4. Door de woestijn en haar steden, en de dorpen van Kedar. Dezen lagen ten oosten van Jeruzalem, gelijk de eilanden ten westen ervan lagen, zodat de Evangelie-liederen gezongen zullen worden van de opgang van de zon tot haar ondergang. De gehele heidenwereld was als een eiland geweest afgesneden van gemeenschap met Gods kerk, en als een onbewoonde woestijn, Gode geen vruchten voortbrengende, maar nu zullen de eilanden en de woestijn God loven.

5. Door hen, die in de rotsen wonen en op de toppen van de bergen, niet alleen de heidenen, maar de armsten en geringsten onder hen, die in hutten of stulpjes wonen, zowel als door hen, die steden en dorpen bewonen, de ruwen en meest barbaarsen, zoals bergbewoners meestal zijn, zullen door het Evangelie worden beschaafd. Of met hen, die in de rotsen wonen kan bedoeld zijn de inwoners van dat deel van Arabië, dat Petrea of Steenachtig Arabië wordt genoemd. Misschien hebben de naburige volken gedeeld in de blijdschap van de Israëlieten, toen zij terugkeerden uit Babel, en zijn sommigen van hen gekomen om zich met hen te verenigen in hun lof en dankzegging, maar wij bevinden niet, dat dit in zo'n fanate was dat het ten volle kon beantwoorden aan deze heerlijke profetie, en zo moeten wij tot de gevolgtrekking komen, dat zij verder reikt en vervuld is geworden in hetgeen, waarvan in vele andere profetieën de blijdschap van de volken gezegd wordt vervuld te zijn in de bekering van de heidenen tot het geloof van Christus, als zij in de kerk gebracht worden, dan zijn zij er toe gebracht om de Heere eer te geven, dan zijn zij Hem tot een lof en een naam, en dan stellen zij het zich ten taak om Hem te loven. Hij is in hen verheerlijkt en wordt door hen verheerlijkt.

Verzen 13-17

Jesaja 42:13-17

Het komt alles op hetzelfde neer, of wij deze verzen beschouwen als het lied zelf (zoals sommigen doen) dat door de heidenwereld gezongen zal worden, of als een profetie van hetgeen God doen zal om de weg te bereiden voor het zingen van dat lied, van dat Evangelische nieuwe lied.

1. Hij zal meer dan ooit verschijnen in Zijn macht en heerlijkheid, dat heeft Hij gedaan in de prediking van Zijn Evangelie, in de Goddelijke kracht en macht, die haar vergezelden, en in het wondervolle succes dat zij had in het nederwerpen van het rijk van Satan Isaiah 42:13,Isaiah 42:14. "Hij had lang gezwegen, zich stilgehouden, zich ingehouden, toen Hij de tijden van de onwetendheid van de heidenen had voorbijgezien," Acts 17:30, en "de heidenen in hun wegen laten wandelen," Acts 14:16, maar nu zal Hij uittrekken als een held, als een krijgsman, om het rijk van de duivel aan te vallen en het een dodelijke slag toe te brengen. Aldus wordt het uitgaan van het Evangelie voorgesteld. Revelation 6:2, Christus is er in uitgegaan, overwinnende en opdat Hij overwonne. Het dienstwerk van de apostelen wordt hun strijd genoemd, en zij waren de krijgsknechten van Jezus Christus. Hij zal de ijver opwekken, zal meer dan ooit zich ijverig betonen voor de eer van Zijn naam, en tegen afgoden.

a. Hij zal schreeuwen in de prediking van Zijn woord, Hij zal schreeuwen als een die baart, want de dienstknechten van Christus predikten als mannen wie het ernst was en die arbeidden om wedergeboren te doen worden, totdat zij zagen dat Christus een gestalte had gekregen in de ziel van het volk, Galatians 4:19. Hij zal juichen en een groot getier maken in de weeën van het Evangelie, en dit getier is erger dan het brullen van een leeuw, en die weeëen moeten samengaan met de prediking van de zegeningen van het Evangelie ten einde de slapende wereld wakker te maken.

b. Door de kracht van Zijn Geest zal Hij overwinnen, "Hij zal Zijn vijanden overweldigen, Hij zal hen overweldigen door hen tot Zijn vrienden te maken," Coloss. 1:21. Hen, die Zijn Evangelie tegenspreken en lasteren zal Hij overweldigen ten einde hen tot zwijgen te brengen en te schande te maken. Hij zal al de tegenstand van de machten van de duisternis verwoesten en tezamen opslokken. Satan zal als een bliksem uit de hemel vallen, en hij, die de macht des doods had, zal verwoest worden. Als type en afschaduwing hiervan zal God, om een weg te banen voor de verlossing van de Joden uit Babel, de hoogmoed vernederen van hun verdrukkers en hun macht verbreken, en de Babylonische monarchie verwoesten en tegelijk opslokken. Bij het volbrengen van deze verwoesting van Babel door het Perzische leger onder bevel van Cyrus zal Hij bergen en heuvelen woest maken en al hun gras doen verdorren, het leger zal als gewoonlijk de fourage f wegvoeren, f vernielen, en door schipbruggen te leggen over de rivieren, zullen zij in eilanden veranderd worden, en door de laaglanden te draineren zal er een weg gemaakt worden voor de doortocht van het leger, en zo zullen de poelen uitgedroogd worden. En zo zal het Evangelie, als het gepredikt wordt, de vrije loop hebben, en wat er de voortgang van verhindert, zal uit de weg worden geruimd.

II. Hij zal Zijn gunst en genade betonen aan hen, wier geest Hij had opgewekt, zoals Ezra 1:5, om Hem te volgen. Aan hen, die naar de weg van Zion vragen, zal Hij de weg wijzen, en er hen in leiden, Isaiah 42:16. Zij, die van nature blind zijn, en zij die onder overtuiging zijn van zonde en toorn, zijn ten einde raad, weten niet wat te doen of aan te vangen, maar God zal hen leiden door de weg, die zij niet geweten hebben, zal hun de weg des levens en van de gelukzaligheid tonen door Jezus Christus die de weg is, zal hen leiden en hen doen voortgaan op die weg, waar zij tevoren vreemdelingen zijn geweest. Aldus is Paulus bij zijn bekering eerst met blindheid geslagen, en toen heeft God hem Zijn Zoon geopenbaard, en heeft de schellen van zijn ogen doen vallen. Zij zijn zwak in kennis en in het eerst schijnen de waarheden Gods hun onbegrijpelijk, maar God zal voor hun aangezicht de duisternis ten licht maken, en zo zal de kennis hun gemakkelijk wezen. Zij zijn zwak in plichtsbetrachting, Gods geboden schijnen hun toe onuitvoerbaar te zijn, en er schijnen onoverkomelijke moeilijkheden in de weg te liggen van hun gehoorzaamheid, maar God zal het kromme recht maken, hun weg zal effen zijn, en hun juk zacht. Hen, die God op de rechte weg brengt, zal Hij er leiden. Als type hiervan zal Hij de doden als zij terugkeren uit de ballingschap, leiden op een gereedgemaakte weg naar hun land, en er zal niets wezen dat hen in verlegenheid of verwarring brengt op hun reis. Dat zijn grote dingen en vriendelijke dingen, zeer groot en zeer vriendelijk zijn zij, maar opdat niet iemand zou zeggen: zij zijn te groot en te vriendelijk om door zo'n onverdienstelijk volk als de Joden waren van God verwacht te kunnen worden, of om van God verwacht te kunnen worden door zo'n onverdienstelijke wereld als die van de heidenen, voegt Hij er bij: deze dingen zal Ik hun doen, neemt er Mijn woord voor aan, Ik zal ze doen, en Ik zal hen niet verlaten. Hij, die begint met deze grote zegen te betonen, zal voortgaan met hun goed te doen.

III. Hij zal inzonderheid diegene te schande maken, die de afgoden blijven aankleven in weerwil van de pogingen, aangewend door de predikers van het Evangelie, om hen van de afgoden af te keren, Isaiah 42:17. Maar die zich op gesneden beelden verlaten, die zullen achterwaarts keren en met schaamte beschaamd worden. Als de Babyloniërs zien dat de Joden, die hun beelden verachten, erkend en verlost worden door de God, die zij aanbidden zonder beelden, en als de heidenen zien hoe de afgoderij valt voor de prediking van het Evangelie, verdreven wordt zoals duisternis voor het licht van de zon, en versmelt zoals sneeuw voor haar hitte, dan zullen zij zich schamen, dat zij ooit tot deze gegoten beelden gezegd hebben: Gij zijt onze goden. Immers, hoe kunnen zij hun aanbidders helpen, die zichzelf niet kunnen helpen, er zich niet voor kunnen behoeden om in smaad en verachting te vallen? In tijden van reformatie, wanneer velen afgekeerd worden van ongerechtigheid en zonde, die algemeen verlaten worden omdat zij uit de mode zijn, dan is het te hopen dat zij, die op geen andere wijze er van teruggebracht willen worden, er toe komen zullen door te bedenken dat zij er zich voor moeten schamen.

Verzen 13-17

Jesaja 42:13-17

Het komt alles op hetzelfde neer, of wij deze verzen beschouwen als het lied zelf (zoals sommigen doen) dat door de heidenwereld gezongen zal worden, of als een profetie van hetgeen God doen zal om de weg te bereiden voor het zingen van dat lied, van dat Evangelische nieuwe lied.

1. Hij zal meer dan ooit verschijnen in Zijn macht en heerlijkheid, dat heeft Hij gedaan in de prediking van Zijn Evangelie, in de Goddelijke kracht en macht, die haar vergezelden, en in het wondervolle succes dat zij had in het nederwerpen van het rijk van Satan Isaiah 42:13,Isaiah 42:14. "Hij had lang gezwegen, zich stilgehouden, zich ingehouden, toen Hij de tijden van de onwetendheid van de heidenen had voorbijgezien," Acts 17:30, en "de heidenen in hun wegen laten wandelen," Acts 14:16, maar nu zal Hij uittrekken als een held, als een krijgsman, om het rijk van de duivel aan te vallen en het een dodelijke slag toe te brengen. Aldus wordt het uitgaan van het Evangelie voorgesteld. Revelation 6:2, Christus is er in uitgegaan, overwinnende en opdat Hij overwonne. Het dienstwerk van de apostelen wordt hun strijd genoemd, en zij waren de krijgsknechten van Jezus Christus. Hij zal de ijver opwekken, zal meer dan ooit zich ijverig betonen voor de eer van Zijn naam, en tegen afgoden.

a. Hij zal schreeuwen in de prediking van Zijn woord, Hij zal schreeuwen als een die baart, want de dienstknechten van Christus predikten als mannen wie het ernst was en die arbeidden om wedergeboren te doen worden, totdat zij zagen dat Christus een gestalte had gekregen in de ziel van het volk, Galatians 4:19. Hij zal juichen en een groot getier maken in de weeën van het Evangelie, en dit getier is erger dan het brullen van een leeuw, en die weeëen moeten samengaan met de prediking van de zegeningen van het Evangelie ten einde de slapende wereld wakker te maken.

b. Door de kracht van Zijn Geest zal Hij overwinnen, "Hij zal Zijn vijanden overweldigen, Hij zal hen overweldigen door hen tot Zijn vrienden te maken," Coloss. 1:21. Hen, die Zijn Evangelie tegenspreken en lasteren zal Hij overweldigen ten einde hen tot zwijgen te brengen en te schande te maken. Hij zal al de tegenstand van de machten van de duisternis verwoesten en tezamen opslokken. Satan zal als een bliksem uit de hemel vallen, en hij, die de macht des doods had, zal verwoest worden. Als type en afschaduwing hiervan zal God, om een weg te banen voor de verlossing van de Joden uit Babel, de hoogmoed vernederen van hun verdrukkers en hun macht verbreken, en de Babylonische monarchie verwoesten en tegelijk opslokken. Bij het volbrengen van deze verwoesting van Babel door het Perzische leger onder bevel van Cyrus zal Hij bergen en heuvelen woest maken en al hun gras doen verdorren, het leger zal als gewoonlijk de fourage f wegvoeren, f vernielen, en door schipbruggen te leggen over de rivieren, zullen zij in eilanden veranderd worden, en door de laaglanden te draineren zal er een weg gemaakt worden voor de doortocht van het leger, en zo zullen de poelen uitgedroogd worden. En zo zal het Evangelie, als het gepredikt wordt, de vrije loop hebben, en wat er de voortgang van verhindert, zal uit de weg worden geruimd.

II. Hij zal Zijn gunst en genade betonen aan hen, wier geest Hij had opgewekt, zoals Ezra 1:5, om Hem te volgen. Aan hen, die naar de weg van Zion vragen, zal Hij de weg wijzen, en er hen in leiden, Isaiah 42:16. Zij, die van nature blind zijn, en zij die onder overtuiging zijn van zonde en toorn, zijn ten einde raad, weten niet wat te doen of aan te vangen, maar God zal hen leiden door de weg, die zij niet geweten hebben, zal hun de weg des levens en van de gelukzaligheid tonen door Jezus Christus die de weg is, zal hen leiden en hen doen voortgaan op die weg, waar zij tevoren vreemdelingen zijn geweest. Aldus is Paulus bij zijn bekering eerst met blindheid geslagen, en toen heeft God hem Zijn Zoon geopenbaard, en heeft de schellen van zijn ogen doen vallen. Zij zijn zwak in kennis en in het eerst schijnen de waarheden Gods hun onbegrijpelijk, maar God zal voor hun aangezicht de duisternis ten licht maken, en zo zal de kennis hun gemakkelijk wezen. Zij zijn zwak in plichtsbetrachting, Gods geboden schijnen hun toe onuitvoerbaar te zijn, en er schijnen onoverkomelijke moeilijkheden in de weg te liggen van hun gehoorzaamheid, maar God zal het kromme recht maken, hun weg zal effen zijn, en hun juk zacht. Hen, die God op de rechte weg brengt, zal Hij er leiden. Als type hiervan zal Hij de doden als zij terugkeren uit de ballingschap, leiden op een gereedgemaakte weg naar hun land, en er zal niets wezen dat hen in verlegenheid of verwarring brengt op hun reis. Dat zijn grote dingen en vriendelijke dingen, zeer groot en zeer vriendelijk zijn zij, maar opdat niet iemand zou zeggen: zij zijn te groot en te vriendelijk om door zo'n onverdienstelijk volk als de Joden waren van God verwacht te kunnen worden, of om van God verwacht te kunnen worden door zo'n onverdienstelijke wereld als die van de heidenen, voegt Hij er bij: deze dingen zal Ik hun doen, neemt er Mijn woord voor aan, Ik zal ze doen, en Ik zal hen niet verlaten. Hij, die begint met deze grote zegen te betonen, zal voortgaan met hun goed te doen.

III. Hij zal inzonderheid diegene te schande maken, die de afgoden blijven aankleven in weerwil van de pogingen, aangewend door de predikers van het Evangelie, om hen van de afgoden af te keren, Isaiah 42:17. Maar die zich op gesneden beelden verlaten, die zullen achterwaarts keren en met schaamte beschaamd worden. Als de Babyloniërs zien dat de Joden, die hun beelden verachten, erkend en verlost worden door de God, die zij aanbidden zonder beelden, en als de heidenen zien hoe de afgoderij valt voor de prediking van het Evangelie, verdreven wordt zoals duisternis voor het licht van de zon, en versmelt zoals sneeuw voor haar hitte, dan zullen zij zich schamen, dat zij ooit tot deze gegoten beelden gezegd hebben: Gij zijt onze goden. Immers, hoe kunnen zij hun aanbidders helpen, die zichzelf niet kunnen helpen, er zich niet voor kunnen behoeden om in smaad en verachting te vallen? In tijden van reformatie, wanneer velen afgekeerd worden van ongerechtigheid en zonde, die algemeen verlaten worden omdat zij uit de mode zijn, dan is het te hopen dat zij, die op geen andere wijze er van teruggebracht willen worden, er toe komen zullen door te bedenken dat zij er zich voor moeten schamen.

Verzen 18-25

Jesaja 42:18-25

De profeet had van vertroosting en bemoediging gesproken tot de gelovige Joden, die op de vertroosting Israëls zagen, maar nu wendt hij zich tot diegenen onder hen, die ongelovig waren, om hen te overtuigen van hun zonde en hen tot verootmoediging te brengen. Onder hen, die te Babel in gevangenschap waren, waren er, als de slechte vijgen in Jeremia's visioen daarheen gezonden tot hun kwaad, "om een beroering ten kwade te zijn allen koninkrijken van de aarde en tot een spreekwoord en een spotrede," Jeremiah 24:9. In hen was een type van de doden, die Christus hebben verworpen en die door Hem verworpen zijn geworden, en toen meer dan ooit onder de vloek zijn gevallen, toen zij, die geloofden, de zegen hebben beërfd, want zij zijn verbroken en blijven verstrooid tot op de huidigen dag.

Merk op:

I. De roepstem, die uitgaat tot het volk, Isaiah 42:18. "Hoort, gij doven, en geeft acht op het blijde geklank, en aanschouwt, gij blinden, om het vreugdevolle licht te zien." Er is geen ongerijmdheid in dit gebod, en het is ook niet strijdig met de wijsheid en goedheid van God, om ons op te roepen om het goede te doen, waartoe wij in onszelf onbekwaam zijn, want deze hebben natuurlijke vermogens, die zij zo kunnen aanwenden, dat zij beter doen dan zij doen en zij zouden bovennatuurlijke hebben, als het niet hun eigen schuld was dat zij haar niet hebben, zodat zij onder een zedelijke onmacht liggen voor hetgeen goed is. Deze oproep tot de doven om te horen en tot de blinden om te zien is als het bevel aan de man, die de verdorde hand had om haar uit te strekken, hoewel hij dit niet kon, daar zij verdord was, zou hij, zo hij het niet beproefd had, niet genezen zijn, en dat hij genezen was, was toch niet te danken aan zijn daad, maar aan de Goddelijke macht.

II. Het karakter, dat hun wordt toegeschreven Isaiah 42:19,Isaiah 42:20 Wie is er blind als Mijn knecht, en doof gelijk Mijn bode? Het volk van de Joden waren naar belijdenis Gods knechten, en hun priesters en oudsten Zijn boden, Malachi 2:7, maar zij waren doof en blind. Het vorige vers kan verstaan worden als gesproken van de heidense afgodendienaars, die Hij doof en blind noemt, omdat zij goden aanbaden, die dit waren. "Maar", zegt Hij, "Het is geen wonder, dat gij doof en blind zijt, als Mijn eigen volk even slecht is als gij, en als velen van hen even verzot zijn op afgoderij als gij." Hij klaagt over hun domheid, zij zijn blind, en over hun weerstrevendheid, zij zijn doof, zij waren nog erger dan de heidenen zelf. Corruptio optimi est pessima-Wat het beste is, wordt, als het bedorven wordt, het slechtste. Wie is er zo moedwillig, zo ergerlijk, blind en doof als Mijn knecht en Mijn bode, als Jakob die Mijn knecht is, Isaiah 41:8, en als hun profeten en leraren, die Mijn boden zijn? Wie is er blind zoals hij, die naar belijdenis en pretentie volmaakt is, die van de volmaaktheid naderbij moest komen dan andere mensen, hun priesters en profeten? De n profeteert vals, en de ander voert de heerschappij door middel van hen en wie is er zo blind als zij, die niet willen zien als het licht hun in het aangezicht schijnt? Het is iets zeer gewoons, maar iets dat zeer treurig is, als zij, die naar belijdenis Gods knechten en boden zijn, zelf blind en doof zijn in geestelijke zaken, onwetend, dwalend en zeer zorgeloos. Blindheid en doofheid in geestelijke zaken zijn erger in hen, die belijden Gods dienstknechten en boden te zijn, dan in anderen. In hen is het grotere zonde en schande, grotere oneer Gode aangedaan, en voor henzelf zal er een zwaarder oordeel op volgen. De profeet gaat voort met de blindheid en de hardnekkigheid te beschrijven van het Joodse volk, Isaiah 42:20, juist zoals onze Heiland die beschreven heeft in Zijn tijd, Matthew 13:14, Matthew 13:15. "Gij ziet wel vele dingen. maar gij bewaart ze niet." Zeer velen gaan ten verderve omdat zij hetgeen zij wel moeten zien, niet bewaren, zij komen om, niet uit onwetendheid, maar uit zorgeloosheid. In de tijd van onze Zaligmaker hebben de Joden vele blijken en bewijzen gezien van Zijn Goddelijke zending, maar ze hebben er niet op gelet, zij schenen hun oren voor Hem te openen, maar zij hoorden niet- zij gaven geen acht, zij verstonden niet, geloofden niet, gehoorzaamden niet, en toen was het volkomen hetzelfde alsof zij niet hadden gehoord

III. De zorg, die God dragen zal voor de eer van Zijn naam, niettegenstaande hun blindheid en doofheid, inzonderheid voor Zijn woord, dat Hij groot maakt boven al Zijn naam. Zullen het ongeloof en de hardnekkigheid van de mensen Gods beloften tenietdoen? Romans 3:3. Neen, hoewel zij blind en doof zijn, zal God toch niets van Zijn eer en heerlijkheid verliezen, Isaiah 42:21. De Heere had lust aan hem om gerechtigheid, Hij had geen lust aan hun zonde, maar in de openbaring van Zijn eigen gerechtigheid door hen te verwerpen om hun verwerping van de grote zaligheid. Hij spreekt als n, die een welgevallen heeft, Isaiah 1:24. "O wee! Ik zal Mij troosten over Mijne wederpartijders." Ezechiël 5:13, Hij zal getroost zijn. De Schrift werd vervuld, zowel in de verwerping van de Joden, als in het inbrengen van de heidenen, en daaraan zal de Heere lust hebben. Hij zal de wet groot maken, de Goddelijke openbaring in al haar delen, en haar heerlijk maken. De wet is in waarheid heerlijk, en de dingen ervan zijn grote dingen, als de mensen haar niet groot willen maken door hun gehoorzaamheid eraan, dan zal God zelf haar groot maken door hen te straffen voor hun ongehoorzaamheid. Hij zal de wet groot maken door te vervullen, of te volbrengen wat er in geschreven is, Hij zal haar gezag groot maken, en haar kracht, haar rechtmatigheid, Hij zal het ten slotte doen, als alle mensen geoordeeld zullen worden door de wet van de vrijheid, James 2:12. Hij doet het iedere dag. Wat doet God anders in de wereld dan de wet groot en heerlijk maken?

IV. De rampen, die God over het Joodse volk zal brengen wegens hun moedwillige blindheid en doofheid, Isaiah 42:22. Zij zijn beroofd en geplunderd. Zij, die onboetvaardig en onverbeterd waren in Babel, werden tot eeuwigdurende gevangenschap veroordeeld. Het was om hun zonden, dat zij van al hun bezittingen werden beroofd niet alleen in hun eigen land maar ook in het land van hun vijanden. Sommigen van hen waren verstrikt in holen, en anderen waren verborgen in gevangenhuizen zij kunnen zichzelf niet helpen, want zij zijn verstrikt, hun vrienden kunnen hen niet helpen, want zij zijn verborgen, en in hun gevangenissen hebben hun vijanden hen vergeten. Zij zijn met alles wat zij hebben tot een prooi en tot een buit, en er is niemand om hen te verlosser, hetzij door geweld, of door een rantsoen voor hen te betalen, niemand, die tot de trotse verdrukkers durft zeggen: Geeft weer. Daar liggen zij, en daar zullen zij waarschijnlijk blijven liggen. Dit is volkomen vervuld geworden in de verwoesting van het Joodse volk door de Romeinen, die God over hen bracht om hun verwerping van het Evangelie van Christus.

V. De raad, hun gegeven tot hun verlichting, want hoewel hun toestand treurig is, is hij toch niet wanhopend. De meesten van hen waren doof, zij wilden niet horen naar de stem van Gods woord, daarom zal Hij het met Zijn roede beproeven, en zien wie onder hen daarop zal acht geven, Isaiah 42:23. Wij moeten niet wanhopen aan hen, met wie lang gesproken, lang tevergeefs geredeneerd werd, sommigen van hen kunnen ten slotte horen en ter harte nemen, als de ene methode zonder uitwerking blijft dan zal een andere methode helpen, en de zondaren zullen zonder verontschuldiging gelaten worden.

Merk op:

1. Wij allen kunnen, zo wij willen, de stem van God horen, en wij worden geroepen en uitgenodigd om haar te horen. 2. Het is van de moeite waard om te vragen wie het zijn, die het bemerken als God tot hen spreekt, en dan gewillig zijn om te horen.

3. Onder de velen, die de stem van God horen, zijn er slechts zeer weinigen, die er naar luisteren, er acht op geven, en wat zij horen ter harte nemen.

4. Bij het horen van het woord moeten wij het oog hebben op de toekomende tijd. Wij moeten horen voor daarna, voor hetgeen kan voorvallen tussen ons en het graf, inzonderheid moeten wij horen voor de eeuwigheid. Wij moeten het woord horen met een andere wereld voor onze ogen. De raad is:

A. De hand Gods te erkennen in hun beproeving, en wie er ook de werktuigen voor mogen zijn, het oog op Hem te hebben als op de eerste, de voornaamste werker, Isaiah 42:24. Wie heeft Jakob en Israël, het volk, dat zo'n invloed placht te hebben in de hemel en zo'n heerschappij op de aarde, de rovers overgegeven tot een plundering, zoals zij het zijn voor de Babyloniërs en voor de Romeinen? Is het niet de Heere? Gij weet dat Hij het is. Denkt er dan over na, en hoort Zijn stem in deze oordelen."

B. Te erkennen dat zij God er toe gebracht hadden hen aldus te verlaten, en dat zijzelf al deze rampen over zich hadden gebracht.

a. Deze straffen werden hun het eerst opgelegd wegens hun ongehoorzaamheid aan de wet van God. Hij is het, tegen wie wij gezondigd hebben de profeet sluit zichzelf er bij in, rekent zichzelf tot de zondaren te behoren, zoals Daniel 9:7, Daniel 9:8. Wij hebben gezondigd, wij allen hebben brandstof tot het vuur gebracht, en er zijn er onder ons, die moedwillig geweigerd hebben in Zijn wegen te wandelen." Jakob en Israël zouden nooit de rovers zijn overgeleverd, indien zij zich niet zelf door hun ongerechtigheden hadden verkocht. Daarom is het, omdat zij het verbond van de wet hebben verbroken, dat God de vervloekingen van de wet over hen gebracht heeft, dat Hij de grimmigheid van Zijn toorn niet op hen heeft laten vallen, maar over hen heeft uitgestort, en de macht van de oorlog, al de verwoestingen van de strijd, en hen rondom in vlam gezet, want God omringt de goddelozen met Zijn oordelen, zoals Hij de rechtvaardigen omringt met Zijn goedgunstigheden. Zie de kracht van Gods toorn, hij is niet te weerstaan er is niet aan te ontkomen. Zie het kwaad, dat door de zonde teweeggebracht wordt, zij verwekt God tot toorn jegens een volk, en ontsteekt aldus een algemene brand, zet alles in vuur en vlam.

b. Deze oordelen bleven over hen wegens een ongevoeligheid en onverbeterlijkheid onder Gods roede. Het vuur van Gods toorn had hem aangestoken en hij wist het niet, was er zich niet van bewust, hij sloeg geen acht op de oordelen, zag er de hand Gods niet in. Ja het brandde hem, en ofschoon hij het toen wel moest weten en gevoelen, nam hij het toch niet ter harte, hij werd niet wakker geschud door de vorige bestraffingen, waar hij onder was werd er volstrekt niet door aangedaan. Zij, die door de mindere oordelen niet verootmoedigd worden, moeten zwaardere verwachten, want als God oordeelt zal Hij overwinnen.

Verzen 18-25

Jesaja 42:18-25

De profeet had van vertroosting en bemoediging gesproken tot de gelovige Joden, die op de vertroosting Israëls zagen, maar nu wendt hij zich tot diegenen onder hen, die ongelovig waren, om hen te overtuigen van hun zonde en hen tot verootmoediging te brengen. Onder hen, die te Babel in gevangenschap waren, waren er, als de slechte vijgen in Jeremia's visioen daarheen gezonden tot hun kwaad, "om een beroering ten kwade te zijn allen koninkrijken van de aarde en tot een spreekwoord en een spotrede," Jeremiah 24:9. In hen was een type van de doden, die Christus hebben verworpen en die door Hem verworpen zijn geworden, en toen meer dan ooit onder de vloek zijn gevallen, toen zij, die geloofden, de zegen hebben beërfd, want zij zijn verbroken en blijven verstrooid tot op de huidigen dag.

Merk op:

I. De roepstem, die uitgaat tot het volk, Isaiah 42:18. "Hoort, gij doven, en geeft acht op het blijde geklank, en aanschouwt, gij blinden, om het vreugdevolle licht te zien." Er is geen ongerijmdheid in dit gebod, en het is ook niet strijdig met de wijsheid en goedheid van God, om ons op te roepen om het goede te doen, waartoe wij in onszelf onbekwaam zijn, want deze hebben natuurlijke vermogens, die zij zo kunnen aanwenden, dat zij beter doen dan zij doen en zij zouden bovennatuurlijke hebben, als het niet hun eigen schuld was dat zij haar niet hebben, zodat zij onder een zedelijke onmacht liggen voor hetgeen goed is. Deze oproep tot de doven om te horen en tot de blinden om te zien is als het bevel aan de man, die de verdorde hand had om haar uit te strekken, hoewel hij dit niet kon, daar zij verdord was, zou hij, zo hij het niet beproefd had, niet genezen zijn, en dat hij genezen was, was toch niet te danken aan zijn daad, maar aan de Goddelijke macht.

II. Het karakter, dat hun wordt toegeschreven Isaiah 42:19,Isaiah 42:20 Wie is er blind als Mijn knecht, en doof gelijk Mijn bode? Het volk van de Joden waren naar belijdenis Gods knechten, en hun priesters en oudsten Zijn boden, Malachi 2:7, maar zij waren doof en blind. Het vorige vers kan verstaan worden als gesproken van de heidense afgodendienaars, die Hij doof en blind noemt, omdat zij goden aanbaden, die dit waren. "Maar", zegt Hij, "Het is geen wonder, dat gij doof en blind zijt, als Mijn eigen volk even slecht is als gij, en als velen van hen even verzot zijn op afgoderij als gij." Hij klaagt over hun domheid, zij zijn blind, en over hun weerstrevendheid, zij zijn doof, zij waren nog erger dan de heidenen zelf. Corruptio optimi est pessima-Wat het beste is, wordt, als het bedorven wordt, het slechtste. Wie is er zo moedwillig, zo ergerlijk, blind en doof als Mijn knecht en Mijn bode, als Jakob die Mijn knecht is, Isaiah 41:8, en als hun profeten en leraren, die Mijn boden zijn? Wie is er blind zoals hij, die naar belijdenis en pretentie volmaakt is, die van de volmaaktheid naderbij moest komen dan andere mensen, hun priesters en profeten? De n profeteert vals, en de ander voert de heerschappij door middel van hen en wie is er zo blind als zij, die niet willen zien als het licht hun in het aangezicht schijnt? Het is iets zeer gewoons, maar iets dat zeer treurig is, als zij, die naar belijdenis Gods knechten en boden zijn, zelf blind en doof zijn in geestelijke zaken, onwetend, dwalend en zeer zorgeloos. Blindheid en doofheid in geestelijke zaken zijn erger in hen, die belijden Gods dienstknechten en boden te zijn, dan in anderen. In hen is het grotere zonde en schande, grotere oneer Gode aangedaan, en voor henzelf zal er een zwaarder oordeel op volgen. De profeet gaat voort met de blindheid en de hardnekkigheid te beschrijven van het Joodse volk, Isaiah 42:20, juist zoals onze Heiland die beschreven heeft in Zijn tijd, Matthew 13:14, Matthew 13:15. "Gij ziet wel vele dingen. maar gij bewaart ze niet." Zeer velen gaan ten verderve omdat zij hetgeen zij wel moeten zien, niet bewaren, zij komen om, niet uit onwetendheid, maar uit zorgeloosheid. In de tijd van onze Zaligmaker hebben de Joden vele blijken en bewijzen gezien van Zijn Goddelijke zending, maar ze hebben er niet op gelet, zij schenen hun oren voor Hem te openen, maar zij hoorden niet- zij gaven geen acht, zij verstonden niet, geloofden niet, gehoorzaamden niet, en toen was het volkomen hetzelfde alsof zij niet hadden gehoord

III. De zorg, die God dragen zal voor de eer van Zijn naam, niettegenstaande hun blindheid en doofheid, inzonderheid voor Zijn woord, dat Hij groot maakt boven al Zijn naam. Zullen het ongeloof en de hardnekkigheid van de mensen Gods beloften tenietdoen? Romans 3:3. Neen, hoewel zij blind en doof zijn, zal God toch niets van Zijn eer en heerlijkheid verliezen, Isaiah 42:21. De Heere had lust aan hem om gerechtigheid, Hij had geen lust aan hun zonde, maar in de openbaring van Zijn eigen gerechtigheid door hen te verwerpen om hun verwerping van de grote zaligheid. Hij spreekt als n, die een welgevallen heeft, Isaiah 1:24. "O wee! Ik zal Mij troosten over Mijne wederpartijders." Ezechiël 5:13, Hij zal getroost zijn. De Schrift werd vervuld, zowel in de verwerping van de Joden, als in het inbrengen van de heidenen, en daaraan zal de Heere lust hebben. Hij zal de wet groot maken, de Goddelijke openbaring in al haar delen, en haar heerlijk maken. De wet is in waarheid heerlijk, en de dingen ervan zijn grote dingen, als de mensen haar niet groot willen maken door hun gehoorzaamheid eraan, dan zal God zelf haar groot maken door hen te straffen voor hun ongehoorzaamheid. Hij zal de wet groot maken door te vervullen, of te volbrengen wat er in geschreven is, Hij zal haar gezag groot maken, en haar kracht, haar rechtmatigheid, Hij zal het ten slotte doen, als alle mensen geoordeeld zullen worden door de wet van de vrijheid, James 2:12. Hij doet het iedere dag. Wat doet God anders in de wereld dan de wet groot en heerlijk maken?

IV. De rampen, die God over het Joodse volk zal brengen wegens hun moedwillige blindheid en doofheid, Isaiah 42:22. Zij zijn beroofd en geplunderd. Zij, die onboetvaardig en onverbeterd waren in Babel, werden tot eeuwigdurende gevangenschap veroordeeld. Het was om hun zonden, dat zij van al hun bezittingen werden beroofd niet alleen in hun eigen land maar ook in het land van hun vijanden. Sommigen van hen waren verstrikt in holen, en anderen waren verborgen in gevangenhuizen zij kunnen zichzelf niet helpen, want zij zijn verstrikt, hun vrienden kunnen hen niet helpen, want zij zijn verborgen, en in hun gevangenissen hebben hun vijanden hen vergeten. Zij zijn met alles wat zij hebben tot een prooi en tot een buit, en er is niemand om hen te verlosser, hetzij door geweld, of door een rantsoen voor hen te betalen, niemand, die tot de trotse verdrukkers durft zeggen: Geeft weer. Daar liggen zij, en daar zullen zij waarschijnlijk blijven liggen. Dit is volkomen vervuld geworden in de verwoesting van het Joodse volk door de Romeinen, die God over hen bracht om hun verwerping van het Evangelie van Christus.

V. De raad, hun gegeven tot hun verlichting, want hoewel hun toestand treurig is, is hij toch niet wanhopend. De meesten van hen waren doof, zij wilden niet horen naar de stem van Gods woord, daarom zal Hij het met Zijn roede beproeven, en zien wie onder hen daarop zal acht geven, Isaiah 42:23. Wij moeten niet wanhopen aan hen, met wie lang gesproken, lang tevergeefs geredeneerd werd, sommigen van hen kunnen ten slotte horen en ter harte nemen, als de ene methode zonder uitwerking blijft dan zal een andere methode helpen, en de zondaren zullen zonder verontschuldiging gelaten worden.

Merk op:

1. Wij allen kunnen, zo wij willen, de stem van God horen, en wij worden geroepen en uitgenodigd om haar te horen. 2. Het is van de moeite waard om te vragen wie het zijn, die het bemerken als God tot hen spreekt, en dan gewillig zijn om te horen.

3. Onder de velen, die de stem van God horen, zijn er slechts zeer weinigen, die er naar luisteren, er acht op geven, en wat zij horen ter harte nemen.

4. Bij het horen van het woord moeten wij het oog hebben op de toekomende tijd. Wij moeten horen voor daarna, voor hetgeen kan voorvallen tussen ons en het graf, inzonderheid moeten wij horen voor de eeuwigheid. Wij moeten het woord horen met een andere wereld voor onze ogen. De raad is:

A. De hand Gods te erkennen in hun beproeving, en wie er ook de werktuigen voor mogen zijn, het oog op Hem te hebben als op de eerste, de voornaamste werker, Isaiah 42:24. Wie heeft Jakob en Israël, het volk, dat zo'n invloed placht te hebben in de hemel en zo'n heerschappij op de aarde, de rovers overgegeven tot een plundering, zoals zij het zijn voor de Babyloniërs en voor de Romeinen? Is het niet de Heere? Gij weet dat Hij het is. Denkt er dan over na, en hoort Zijn stem in deze oordelen."

B. Te erkennen dat zij God er toe gebracht hadden hen aldus te verlaten, en dat zijzelf al deze rampen over zich hadden gebracht.

a. Deze straffen werden hun het eerst opgelegd wegens hun ongehoorzaamheid aan de wet van God. Hij is het, tegen wie wij gezondigd hebben de profeet sluit zichzelf er bij in, rekent zichzelf tot de zondaren te behoren, zoals Daniel 9:7, Daniel 9:8. Wij hebben gezondigd, wij allen hebben brandstof tot het vuur gebracht, en er zijn er onder ons, die moedwillig geweigerd hebben in Zijn wegen te wandelen." Jakob en Israël zouden nooit de rovers zijn overgeleverd, indien zij zich niet zelf door hun ongerechtigheden hadden verkocht. Daarom is het, omdat zij het verbond van de wet hebben verbroken, dat God de vervloekingen van de wet over hen gebracht heeft, dat Hij de grimmigheid van Zijn toorn niet op hen heeft laten vallen, maar over hen heeft uitgestort, en de macht van de oorlog, al de verwoestingen van de strijd, en hen rondom in vlam gezet, want God omringt de goddelozen met Zijn oordelen, zoals Hij de rechtvaardigen omringt met Zijn goedgunstigheden. Zie de kracht van Gods toorn, hij is niet te weerstaan er is niet aan te ontkomen. Zie het kwaad, dat door de zonde teweeggebracht wordt, zij verwekt God tot toorn jegens een volk, en ontsteekt aldus een algemene brand, zet alles in vuur en vlam.

b. Deze oordelen bleven over hen wegens een ongevoeligheid en onverbeterlijkheid onder Gods roede. Het vuur van Gods toorn had hem aangestoken en hij wist het niet, was er zich niet van bewust, hij sloeg geen acht op de oordelen, zag er de hand Gods niet in. Ja het brandde hem, en ofschoon hij het toen wel moest weten en gevoelen, nam hij het toch niet ter harte, hij werd niet wakker geschud door de vorige bestraffingen, waar hij onder was werd er volstrekt niet door aangedaan. Zij, die door de mindere oordelen niet verootmoedigd worden, moeten zwaardere verwachten, want als God oordeelt zal Hij overwinnen.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 42". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-42.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile