Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Jesaja 39

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 39

Ook de geschiedenis, in dit hoofdstuk vermeld, hebben wij gehad in 2 Kings 20:12 en verv. Zij wordt hier herhaald, niet alleen als een zeer merkwaardige en leerrijke gebeurtenis, maar ook omdat zij eindigt met een profetie van de gevangenschap in Babel, en gelijk het vorige deel van de profetie in dit boek dikwijls verwijst naar Sanheribs inval en de verijdeling daarvan, weshalve de geschiedenis ervan er zeer gepast aan toegevoegd werd, zo spreekt het laatste gedeelte van dit boek veel van de gevangenschap van de Joden in Babel, en van hun verlossing daaruit waaraan dus de eerste voorzegging met de aanleiding ervan zeer gevoegelijk voorafgaat. Wij hebben hier:

I. De hoogmoed en de dwaasheid van Hizkia in het tonen van zijn schatten aan de gezanten van de koning van Babel, die hem gezonden waren om hem geluk te wensen met zijn herstel uit ziekte, Isaiah 39:1, Isaiah 39:2.

II. Jesaja's ondervraging van hem dienaangaande in de naam van God, en zijn bekentenis ervan, Isaiah 39:3, Isaiah 39:4.

III. Het vonnis dat dieswege over hem wordt uitgesproken, namelijk dat in vervolg van tijd al zijn schatten naar Babel weggevoerd zullen worden, Isaiah 39:5. Hizkia's berouwvolle en geduldige onderwerping aan dat vonnis, Isaiah 39:8.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 39

Ook de geschiedenis, in dit hoofdstuk vermeld, hebben wij gehad in 2 Kings 20:12 en verv. Zij wordt hier herhaald, niet alleen als een zeer merkwaardige en leerrijke gebeurtenis, maar ook omdat zij eindigt met een profetie van de gevangenschap in Babel, en gelijk het vorige deel van de profetie in dit boek dikwijls verwijst naar Sanheribs inval en de verijdeling daarvan, weshalve de geschiedenis ervan er zeer gepast aan toegevoegd werd, zo spreekt het laatste gedeelte van dit boek veel van de gevangenschap van de Joden in Babel, en van hun verlossing daaruit waaraan dus de eerste voorzegging met de aanleiding ervan zeer gevoegelijk voorafgaat. Wij hebben hier:

I. De hoogmoed en de dwaasheid van Hizkia in het tonen van zijn schatten aan de gezanten van de koning van Babel, die hem gezonden waren om hem geluk te wensen met zijn herstel uit ziekte, Isaiah 39:1, Isaiah 39:2.

II. Jesaja's ondervraging van hem dienaangaande in de naam van God, en zijn bekentenis ervan, Isaiah 39:3, Isaiah 39:4.

III. Het vonnis dat dieswege over hem wordt uitgesproken, namelijk dat in vervolg van tijd al zijn schatten naar Babel weggevoerd zullen worden, Isaiah 39:5. Hizkia's berouwvolle en geduldige onderwerping aan dat vonnis, Isaiah 39:8.

Verzen 1-4

Jesaja 39:1-4

Hier kunnen wij deze les leren:

1. Dat menselijkheid en gewone beleefdheid ons leren om ons te verblijden met onze vrienden en naburen als zij blij zijn, en hun geluk te wensen met hun verlossing, inzonderheid met hun herstel uit ziekte. De koning van Babel, gehoord hebbende dat Hizkia ziek was geweest en hersteld was, zond hem gezanten om hem daarmee geluk te wensen. Als Christenen onvriendelijke naburen zijn, dan zullen heidenen hen beschamen.

2. Het betaamt ons hen te eren, die door God worden geëerd. De zon was de god van de Babyloniërs. En toen zij vernamen dat het ten behoeve van Hizkia was geweest, dat de zon tot hun grote verbazing tien graden achterwaarts was gegaan, vonden zij zich verplicht om aan Hizkia al de eer te bewijzen, die zij konden. Zullen alle volken aldus wandelen in de naam van hun God en zullen wij dit dan niet ook doen?

3. Zij, die Godvruchtige mannen niet waarderen om hun Godsvrucht, kunnen er toch toe gebracht worden om hen uit andere oorzaken grote achting te bewijzen, en om de wille van hun wereldlijke belangen. De koning van sabel maakte hier het hof aan Hizkia, niet omdat hij vroom was, maar omdat hij voorspoedig was, zoals de Filistijnen begeerden een verbond te sluiten met Izak. omdat zij zagen dat de Heere met hem was, Genesis 26:28. De koning van Babel was een vijand van de koning van Assyrië, en daarom hield hij van Hizkia, omdat door de macht van zijn God de Assyriërs zozeer verzwakt waren.

4. Het is een moeilijke zaak om onder grote voorspoed nederig te blijven, Hizkia is hier een voorbeeld van. Hij was een wijs en Godvruchtig man, maar toen het ne wonder na het andere ten zijnen gunste was geschied, vond hij het moeilijk om zijn hart terug te houden van verheven te zijn, ja iets zeer gerings lokte hem toen in de strik van de hoogmoed. Paulus zelf had een doorn in het vlees nodig om hem er voor te bewaren, dat hij zich op de uitnemendheid van de openbaringen niet zou verheffen.

5:Het is ons nodig te waken over onze geest als wij aan onze vrienden onze bezittingen tonen hun tonen wat wij gedaan en wat wij verkregen hebben, opdat wij er niet trots op zijn, alsof wij door onze macht en onze verdienste deze rijkdom verkregen hadden. Als wij zien op onze genietingen en gelegenheid hebben om ervan te spreken, dan moet het wezen met nederige erkenning van Gods goedheid, meteen juiste waardering van andere verrichtingen, en verwachting van verliezen en veranderingen, ons niet verbeeldende dat onze berg vaststaat, maar wetende dat hij spoedig bewogen kan worden.

6. Het is een grote zwakheid van vrome mensen om grote gedachten van zichzelf te koesteren wegens de beleefde achting, die hun bewezen wordt door de kinderen van deze wereld, en er veel mee op te hebben om met hen bekend te zijn. Hoe armzalig was het voor Hizkia, die zo door God geëerd was geworden, om zo bijzonder trots te zijn op de achting, die hem door een heidense vorst werd betoond, alsof dit iets aan zijn waardigheid kon toevoegen! Wij behoren de beleefdheden van de zodanigen met interest te vergelden, maar er niet hoogmoedig op te zijn.

7. Wij moeten verwachten dat ons rekenschap gevraagd zal worden voor de werkingen van onze hoogmoed, hoewel die verborgen zijn, en in omstandigheden, die ons deden denken dat er geen kwaad in was, en daarom moeten wij onszelf er ter verantwoording voor roepen, en als er personen bij ons geweest zijn, die ons eer en achting betoonden, en als wij genoegen vonden in hun onderhoud, daar zij alles prezen wat zij van ons hoorden en bij ons zagen, dan moeten wij een Godvruchtige achterdocht nopens onszelf koesteren, vrezende dat ons hart er zich door verheven heeft. In zover wij oorzaak zien om te verwachten dat deze listige zonde van hoogmoed ingeslopen is in ons hart en zich gemengd heeft met onze gesprekken, moeten wij ons er over schamen, en evenals Hizkia hier, haar oprecht en openhartig beleden.

Verzen 1-4

Jesaja 39:1-4

Hier kunnen wij deze les leren:

1. Dat menselijkheid en gewone beleefdheid ons leren om ons te verblijden met onze vrienden en naburen als zij blij zijn, en hun geluk te wensen met hun verlossing, inzonderheid met hun herstel uit ziekte. De koning van Babel, gehoord hebbende dat Hizkia ziek was geweest en hersteld was, zond hem gezanten om hem daarmee geluk te wensen. Als Christenen onvriendelijke naburen zijn, dan zullen heidenen hen beschamen.

2. Het betaamt ons hen te eren, die door God worden geëerd. De zon was de god van de Babyloniërs. En toen zij vernamen dat het ten behoeve van Hizkia was geweest, dat de zon tot hun grote verbazing tien graden achterwaarts was gegaan, vonden zij zich verplicht om aan Hizkia al de eer te bewijzen, die zij konden. Zullen alle volken aldus wandelen in de naam van hun God en zullen wij dit dan niet ook doen?

3. Zij, die Godvruchtige mannen niet waarderen om hun Godsvrucht, kunnen er toch toe gebracht worden om hen uit andere oorzaken grote achting te bewijzen, en om de wille van hun wereldlijke belangen. De koning van sabel maakte hier het hof aan Hizkia, niet omdat hij vroom was, maar omdat hij voorspoedig was, zoals de Filistijnen begeerden een verbond te sluiten met Izak. omdat zij zagen dat de Heere met hem was, Genesis 26:28. De koning van Babel was een vijand van de koning van Assyrië, en daarom hield hij van Hizkia, omdat door de macht van zijn God de Assyriërs zozeer verzwakt waren.

4. Het is een moeilijke zaak om onder grote voorspoed nederig te blijven, Hizkia is hier een voorbeeld van. Hij was een wijs en Godvruchtig man, maar toen het ne wonder na het andere ten zijnen gunste was geschied, vond hij het moeilijk om zijn hart terug te houden van verheven te zijn, ja iets zeer gerings lokte hem toen in de strik van de hoogmoed. Paulus zelf had een doorn in het vlees nodig om hem er voor te bewaren, dat hij zich op de uitnemendheid van de openbaringen niet zou verheffen.

5:Het is ons nodig te waken over onze geest als wij aan onze vrienden onze bezittingen tonen hun tonen wat wij gedaan en wat wij verkregen hebben, opdat wij er niet trots op zijn, alsof wij door onze macht en onze verdienste deze rijkdom verkregen hadden. Als wij zien op onze genietingen en gelegenheid hebben om ervan te spreken, dan moet het wezen met nederige erkenning van Gods goedheid, meteen juiste waardering van andere verrichtingen, en verwachting van verliezen en veranderingen, ons niet verbeeldende dat onze berg vaststaat, maar wetende dat hij spoedig bewogen kan worden.

6. Het is een grote zwakheid van vrome mensen om grote gedachten van zichzelf te koesteren wegens de beleefde achting, die hun bewezen wordt door de kinderen van deze wereld, en er veel mee op te hebben om met hen bekend te zijn. Hoe armzalig was het voor Hizkia, die zo door God geëerd was geworden, om zo bijzonder trots te zijn op de achting, die hem door een heidense vorst werd betoond, alsof dit iets aan zijn waardigheid kon toevoegen! Wij behoren de beleefdheden van de zodanigen met interest te vergelden, maar er niet hoogmoedig op te zijn.

7. Wij moeten verwachten dat ons rekenschap gevraagd zal worden voor de werkingen van onze hoogmoed, hoewel die verborgen zijn, en in omstandigheden, die ons deden denken dat er geen kwaad in was, en daarom moeten wij onszelf er ter verantwoording voor roepen, en als er personen bij ons geweest zijn, die ons eer en achting betoonden, en als wij genoegen vonden in hun onderhoud, daar zij alles prezen wat zij van ons hoorden en bij ons zagen, dan moeten wij een Godvruchtige achterdocht nopens onszelf koesteren, vrezende dat ons hart er zich door verheven heeft. In zover wij oorzaak zien om te verwachten dat deze listige zonde van hoogmoed ingeslopen is in ons hart en zich gemengd heeft met onze gesprekken, moeten wij ons er over schamen, en evenals Hizkia hier, haar oprecht en openhartig beleden.

Verzen 5-8

Jesaja 39:5-8

Laat ons hier opmerken:

1. Dat, zo God ons liefheeft, Hij ons zal vernederen, en wel een middel zal vinden om ons naar beneden te brengen als wij ons bovenmate verheven hebben. Aan Hizkia wordt een grievende boodschap gezonden om hem te vernederen vanwege de hoogmoed van zijn hart, en om hem van de dwaasheid ervan te overtuigen, want God kan wel toelaten dat Zijn volk in zonde valt, zoals Hizkia hier, om hem te beproeven en te zien al wat in zin hart was, maar Hij zal niet toelaten dat zij er stil in blijven liggen.

2. Het is rechtvaardig in God om ons datgene te ontnemen, dat wij tot het voorwerp maken van onze hoogmoed en waarop wij een vleselijk vertrouwen stellen. Toen David hoogmoedig was op de menigte van zijn volk, heeft God maatregelen genomen om hun getal te verminderen, en als Hizkia roemt op zijn schatten en er al te veel behagen in heeft, wordt hem gezegd dat hij handelt zoals de dwaze reiziger, die zijn geld en zijn goud toont aan iemand, die blijkt een dief te zijn, en er door in verzoeking kwam om hem te beroven.

3. Als wij slechts konden zien hetgeen zijn zal, dan zouden wij ons schamen over onze gedachten van hetgeen is. Indien Hizkia slechts had geweten dat het zaad en de opvolgers van deze koning van Babel in latere jaren het verderf zullen zijn van zijn geslacht en zijn koninkrijk, hij zou zijn gezanten niet met zo buitengewone beleefdheid ontvangen hebben. En wij kunnen ons voorstellen hoe toornig hij op zichzelf was, toen de profeet hem zei dat dit zo zijn zou. Wij kunnen niet met zekerheid voorzien wat zijn zal, maar in het algemeen wordt ons gezegd: Alles is ijdelheid en daarom is het ijdelheid voor ons om zo groot welgevallen te hebben in en vertrouwen te stellen op de dingen die tot deze categorie behoren.

4. Zij, die gaarne in bekendheid en verbintenis zijn met ongodsdienstige mensen, zullen er vroeg of laat genoeg van hebben, en dan oorzaak zien om er leedwezen over te gevoelen. Hizkia achtte zich gelukkig in de vriendschap van Babel, hoewel zij de moeder was van hoererijen en afgoderijen, en Babel, dat nu de vriendschap zoekt van Jeruzalem, heeft haar na verloop van tijd veroverd en haar inwoners gevankelijk weggevoerd. Verbonden met zondaren en ook verbonden met zonde zullen aldus eindigen, daarom is het onze wijsheid, om ons op een afstand te houden van hen en van haar.

5. Zij, die waarlijk berouw hebben van hun zonden, zullen het goed opnemen als zij er om worden bestraft, en zullen het gaarne hebben dat hun hun fouten onder het oog worden gebracht. Hizkia achtte het woord des Heeren goed, dat hem zijn zonde ontdekte en hem deed beseffen dat hij verkeerd had gedaan daar hij er zich tevoren niet bewust van was geweest. De taal van ware boetvaardige is: de rechtvaardige sla mij, het zal weldadigheid zijn, en de wet is goed omdat zij, geestelijk zijnde, de zonde er als zonde in gezien wordt, ja ze toont aan dat de zonde zeer zondig is.

6. Ware boetvaardigen zullen zich rustig onderwerpen, niet alleen aan de bestraffing des woords, maar ook aan de bestraffing van de voorzienigheid om hun zonden. Toen aan Hizkia de straf voor zijn ongerechtigheid werd aangekondigd, zei hij: het woord des Heeren is goed, niet slechts de verzachting van het vonnis, maar het vonnis zelf, hij heeft er niets tegen in te brengen, hij erkent de billijkheid ervan en zegt Amen op de bedreiging. Zij die het kwaad inzien van de zonde, en zien wat zij verdient, zullen God rechtvaardigen in alles wet er om over hen gebracht wordt, en erkennen dat Hij hen minder straft dan hun ongerechtigheid verdient.

7. Hoewel wij niet onverschillig moeten zijn omtrent hen, die na ons komen, moeten wij toch achten dat er wel met ons gehandeld wordt, zo er vrede en waarheid is in onze dagen, ja dat wij beter behandeld zijn dan wij reden hadden te verwachten, indien een storm gaat losbarsten, dan moeten wij het als een gunst beschouwen, als wij veilig in de haven komen eer hij losgebarsten is, in vrede in ons graf nederdalen, doch daar kunnen wij nooit zeker van zijn maar moeten ons bereiden op veranderingen in onze eigen tijd, opdat wij staan mogen volmaakt en volkomen in al de wil van God, en hem welkom mogen heten, wt hij voor ons ook moge inhouden.

Verzen 5-8

Jesaja 39:5-8

Laat ons hier opmerken:

1. Dat, zo God ons liefheeft, Hij ons zal vernederen, en wel een middel zal vinden om ons naar beneden te brengen als wij ons bovenmate verheven hebben. Aan Hizkia wordt een grievende boodschap gezonden om hem te vernederen vanwege de hoogmoed van zijn hart, en om hem van de dwaasheid ervan te overtuigen, want God kan wel toelaten dat Zijn volk in zonde valt, zoals Hizkia hier, om hem te beproeven en te zien al wat in zin hart was, maar Hij zal niet toelaten dat zij er stil in blijven liggen.

2. Het is rechtvaardig in God om ons datgene te ontnemen, dat wij tot het voorwerp maken van onze hoogmoed en waarop wij een vleselijk vertrouwen stellen. Toen David hoogmoedig was op de menigte van zijn volk, heeft God maatregelen genomen om hun getal te verminderen, en als Hizkia roemt op zijn schatten en er al te veel behagen in heeft, wordt hem gezegd dat hij handelt zoals de dwaze reiziger, die zijn geld en zijn goud toont aan iemand, die blijkt een dief te zijn, en er door in verzoeking kwam om hem te beroven.

3. Als wij slechts konden zien hetgeen zijn zal, dan zouden wij ons schamen over onze gedachten van hetgeen is. Indien Hizkia slechts had geweten dat het zaad en de opvolgers van deze koning van Babel in latere jaren het verderf zullen zijn van zijn geslacht en zijn koninkrijk, hij zou zijn gezanten niet met zo buitengewone beleefdheid ontvangen hebben. En wij kunnen ons voorstellen hoe toornig hij op zichzelf was, toen de profeet hem zei dat dit zo zijn zou. Wij kunnen niet met zekerheid voorzien wat zijn zal, maar in het algemeen wordt ons gezegd: Alles is ijdelheid en daarom is het ijdelheid voor ons om zo groot welgevallen te hebben in en vertrouwen te stellen op de dingen die tot deze categorie behoren.

4. Zij, die gaarne in bekendheid en verbintenis zijn met ongodsdienstige mensen, zullen er vroeg of laat genoeg van hebben, en dan oorzaak zien om er leedwezen over te gevoelen. Hizkia achtte zich gelukkig in de vriendschap van Babel, hoewel zij de moeder was van hoererijen en afgoderijen, en Babel, dat nu de vriendschap zoekt van Jeruzalem, heeft haar na verloop van tijd veroverd en haar inwoners gevankelijk weggevoerd. Verbonden met zondaren en ook verbonden met zonde zullen aldus eindigen, daarom is het onze wijsheid, om ons op een afstand te houden van hen en van haar.

5. Zij, die waarlijk berouw hebben van hun zonden, zullen het goed opnemen als zij er om worden bestraft, en zullen het gaarne hebben dat hun hun fouten onder het oog worden gebracht. Hizkia achtte het woord des Heeren goed, dat hem zijn zonde ontdekte en hem deed beseffen dat hij verkeerd had gedaan daar hij er zich tevoren niet bewust van was geweest. De taal van ware boetvaardige is: de rechtvaardige sla mij, het zal weldadigheid zijn, en de wet is goed omdat zij, geestelijk zijnde, de zonde er als zonde in gezien wordt, ja ze toont aan dat de zonde zeer zondig is.

6. Ware boetvaardigen zullen zich rustig onderwerpen, niet alleen aan de bestraffing des woords, maar ook aan de bestraffing van de voorzienigheid om hun zonden. Toen aan Hizkia de straf voor zijn ongerechtigheid werd aangekondigd, zei hij: het woord des Heeren is goed, niet slechts de verzachting van het vonnis, maar het vonnis zelf, hij heeft er niets tegen in te brengen, hij erkent de billijkheid ervan en zegt Amen op de bedreiging. Zij die het kwaad inzien van de zonde, en zien wat zij verdient, zullen God rechtvaardigen in alles wet er om over hen gebracht wordt, en erkennen dat Hij hen minder straft dan hun ongerechtigheid verdient.

7. Hoewel wij niet onverschillig moeten zijn omtrent hen, die na ons komen, moeten wij toch achten dat er wel met ons gehandeld wordt, zo er vrede en waarheid is in onze dagen, ja dat wij beter behandeld zijn dan wij reden hadden te verwachten, indien een storm gaat losbarsten, dan moeten wij het als een gunst beschouwen, als wij veilig in de haven komen eer hij losgebarsten is, in vrede in ons graf nederdalen, doch daar kunnen wij nooit zeker van zijn maar moeten ons bereiden op veranderingen in onze eigen tijd, opdat wij staan mogen volmaakt en volkomen in al de wil van God, en hem welkom mogen heten, wt hij voor ons ook moge inhouden.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 39". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-39.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile