Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 39". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/isaiah-39.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 39". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 39Isaiah 39:1.
HIZKIA'S EERZUCHT WORDT GESTRAFT.
IV. Isaiah 39:1-Isaiah 39:8. Niet lang na `s konings ziekte en zijne zo wondervolle herstelling komt te Jeruzalem een gezantschap van den Babylonischen koning Merodach-Baladan, schijnbaar alleen met het doel van gelukwensing, zoals in 2 Chronicles 32:31 wordt aangewezen, in het belang der Chaldeeuwse astrologie, om naar het wonder aan den zonnewijzer van Achaz te vernemen (2 Kings 20:11). Hizkia, door ijdelheid vervoerd, toont den vreemden gezanten, in plaats van de genade en macht van zijnen God te roemen, zijne schatten en de heerlijkheid van zijn paleis. Nu moet de profeet hem als straf aankondigen, hoe hij in zijnen nakomeling eens dat alles zal verliezen, waaraan hij nu zo afgodisch verkleefd is, en wel door diezelfde macht, met welke hij op zo goddelijke wijze geboeleerd heeft. Nadat alzo Assur zijne zending aan Israël heeft volbracht, wordt duidelijk uitgesproken, dat Babel, de erfgename der Assyrische macht, het zal zijn, die de straf der wegvoering van Israël naar het vreemde land ten uitvoer brengt. Terwijl Jesaja deze geschiedenis hier verhaalt, bouwt hij de brug, welke het eerste deel van het Boek zijner profetieën met het tweede verbindt, dat van Isaiah 40:1 af volgt (vgl. 2 Kings 23:12-2 Kings 23:19. 2 Chronicles 32:25, 2 Chronicles 32:26
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 39Isaiah 39:1.
HIZKIA'S EERZUCHT WORDT GESTRAFT.
IV. Isaiah 39:1-Isaiah 39:8. Niet lang na `s konings ziekte en zijne zo wondervolle herstelling komt te Jeruzalem een gezantschap van den Babylonischen koning Merodach-Baladan, schijnbaar alleen met het doel van gelukwensing, zoals in 2 Chronicles 32:31 wordt aangewezen, in het belang der Chaldeeuwse astrologie, om naar het wonder aan den zonnewijzer van Achaz te vernemen (2 Kings 20:11). Hizkia, door ijdelheid vervoerd, toont den vreemden gezanten, in plaats van de genade en macht van zijnen God te roemen, zijne schatten en de heerlijkheid van zijn paleis. Nu moet de profeet hem als straf aankondigen, hoe hij in zijnen nakomeling eens dat alles zal verliezen, waaraan hij nu zo afgodisch verkleefd is, en wel door diezelfde macht, met welke hij op zo goddelijke wijze geboeleerd heeft. Nadat alzo Assur zijne zending aan Israël heeft volbracht, wordt duidelijk uitgesproken, dat Babel, de erfgename der Assyrische macht, het zal zijn, die de straf der wegvoering van Israël naar het vreemde land ten uitvoer brengt. Terwijl Jesaja deze geschiedenis hier verhaalt, bouwt hij de brug, welke het eerste deel van het Boek zijner profetieën met het tweede verbindt, dat van Isaiah 40:1 af volgt (vgl. 2 Kings 23:12-2 Kings 23:19. 2 Chronicles 32:25, 2 Chronicles 32:26
Vers 1
1. Te dier tijd, waarschijnlijk in het daarop volgende jaar 712 v. C. zond Merodach (= dood) Baladan (= Baldienaar), de zoon van Baladan, de Assyrische onderkoning van Babel, brieven en een geschenk aan Hizkia door een voornaam gezantschap; want hij had gehoord, dat hij ziek geweest en weer sterk geworden was; hij wilde hem doen geluk wensen en tevens een verbond met hem sluiten (2 Kings 20:12).Vers 1
1. Te dier tijd, waarschijnlijk in het daarop volgende jaar 712 v. C. zond Merodach (= dood) Baladan (= Baldienaar), de zoon van Baladan, de Assyrische onderkoning van Babel, brieven en een geschenk aan Hizkia door een voornaam gezantschap; want hij had gehoord, dat hij ziek geweest en weer sterk geworden was; hij wilde hem doen geluk wensen en tevens een verbond met hem sluiten (2 Kings 20:12).Vers 2
2. En Hizkia verblijdde zich over hen, daar zijn hart zich verhief (2 Chronicles 32:25), en hij vergat, wat hij in Isaiah 38:15 beloofd had, en hij toonde hun zijn schathuis, het zilver, en het goud, en de specerijen, en de beste olie, en zijn ganse wapenhuis, en al wat gevonden werd in zijne schatten; er was geen ding in zijn huis, noch in zijne ganse heerschappij, dat Hizkia hun niet toonde.Vers 2
2. En Hizkia verblijdde zich over hen, daar zijn hart zich verhief (2 Chronicles 32:25), en hij vergat, wat hij in Isaiah 38:15 beloofd had, en hij toonde hun zijn schathuis, het zilver, en het goud, en de specerijen, en de beste olie, en zijn ganse wapenhuis, en al wat gevonden werd in zijne schatten; er was geen ding in zijn huis, noch in zijne ganse heerschappij, dat Hizkia hun niet toonde.Vers 3
3. Toen kwam ten gevolge van een van den Heere ontvangen bevel de profeet Jesaja tot den koning Hizkia, en zei tot hem, niet alsof de profeet het nog niet wist, maar opdat Hizkia zelf tot nadenken zou komen: Wat hebben die mannen gezegd, en van waar zijn zij tot u gekomen? En Hizkia, straks een voorbeeld van enen door ijdelheid bedrogene, nu het toonbeeld van een oprecht en open karakter, zei: Zij zijn uit verren lande tot mij gekomen, uit Babel.Vers 3
3. Toen kwam ten gevolge van een van den Heere ontvangen bevel de profeet Jesaja tot den koning Hizkia, en zei tot hem, niet alsof de profeet het nog niet wist, maar opdat Hizkia zelf tot nadenken zou komen: Wat hebben die mannen gezegd, en van waar zijn zij tot u gekomen? En Hizkia, straks een voorbeeld van enen door ijdelheid bedrogene, nu het toonbeeld van een oprecht en open karakter, zei: Zij zijn uit verren lande tot mij gekomen, uit Babel.Vers 4
4. En hij zei: Wat hebben zij gezien in uw huis? En Hizkia zei: Zij hebben alles gezien, wat in mijn huis is; geen ding is er in mijne schatten, dat ik hun niet getoond heb.Vers 4
4. En hij zei: Wat hebben zij gezien in uw huis? En Hizkia zei: Zij hebben alles gezien, wat in mijn huis is; geen ding is er in mijne schatten, dat ik hun niet getoond heb.Vers 5
5. Toen zei Jesaja tot Hizkia: Hoor het woord des HEEREN der heirscharen: 6. Zie, de dagen komen, dat al wat in uw huis is, en wat uwe vaders opgelegd hebben, tot een schat tot op dezen dag, naar Babel weggevoerd zal worden; er zal niets overgelaten worden, zegt de HEERE. 1)1) Toen David zich op de talrijkheid van zijn volk verhief, maakt God een schikking om het te verminderen, en nu Hizkia hier op zijn schatten roemt en er een genoegen in stelt niet alleen, maar ze ook uit grootsheid, uit gloriezucht aan anderen laat zien, wordt hem verhaald dat hij even dwaas handelt als een dwaas reiziger, die zijn geldbuidel aan een onbekenden medegezel laat zien, die naderhand doet blijken, dat hij een dief, of daardoor aangezet is om hem er van te beroven.
Vers 5
5. Toen zei Jesaja tot Hizkia: Hoor het woord des HEEREN der heirscharen: 6. Zie, de dagen komen, dat al wat in uw huis is, en wat uwe vaders opgelegd hebben, tot een schat tot op dezen dag, naar Babel weggevoerd zal worden; er zal niets overgelaten worden, zegt de HEERE. 1)1) Toen David zich op de talrijkheid van zijn volk verhief, maakt God een schikking om het te verminderen, en nu Hizkia hier op zijn schatten roemt en er een genoegen in stelt niet alleen, maar ze ook uit grootsheid, uit gloriezucht aan anderen laat zien, wordt hem verhaald dat hij even dwaas handelt als een dwaas reiziger, die zijn geldbuidel aan een onbekenden medegezel laat zien, die naderhand doet blijken, dat hij een dief, of daardoor aangezet is om hem er van te beroven.
Vers 7
7. Daartoe zullen zij van uwe zonen, die uit u zullen voortkomen, die gij gewinnen zult, nemen, dat zij hovelingen zijn in het paleis des konings van Babel.Vers 7
7. Daartoe zullen zij van uwe zonen, die uit u zullen voortkomen, die gij gewinnen zult, nemen, dat zij hovelingen zijn in het paleis des konings van Babel.Vers 8
8. Maar Hizkia, zich verootmoedigende, omdat hij zijn hart verheven had (2 Chronicles 32:26), zei tot Jesaja: Het woord des HEEREN, dat gij gesproken hebt, is goed; de van God bedreigde straf is billijk en rechtvaardig, want ik heb gezondigd, ik had veel zwaarder verdiend. Ook zei hij: Doch het zij vrede en waarheid in mijne dagen (vgl. hierbij de verklaring bij 2 Kings 20:19).Waarover de koning Hizkia zich in `t vooruitzicht verblijdde, "dat het vrede en bestendigheid in zijne dagen zou zijn, " werd in waarheid vervuld, en nog menig opvolger op David's troon werd in rust tot zijne vaderen verzameld. Als echter het volk, dat Jehova uit de dienstbaarheid van Egypte verloste en door Mozes en Jozua in het land, waar melk en honing vloeit, onder de glansrijke machtsbetoning Zijner beschermende genade teruggebracht had, in ondankbaren en trouwelozen zin van Zijne wet, door welke Hij het de eervolste onderscheiding boven alle geslachten der aarde gegeven had, steeds verder geweken was, en op de waarschuwende stemmen der door Hem verwekte profeten geen acht sloeg, toen ondervond Zedekia, wat eens aan Hizkia voorzegd was. De koning trok met zijne schatten naar Babel en zijn volk diende in den vreemde. In de aandoenlijke klaagtonen van Jeremia horen wij van `t begin dezer donkere tijden den verdienden smaad en straf van Gods volk, en in blijmoedige redenen, die in geregelde volgorde zich aan Jesaja's boek aansluiten (Isaiah 40:1-66) breekt het morgenlicht der verlossing aan. Wel mogen wij hem den Evangelist des Ouden Verbonds noemen, want, zo als hij, heeft geen der profeten de blijde boodschap van den Opgang uit de hoogte aangekondigd.
Vers 8
8. Maar Hizkia, zich verootmoedigende, omdat hij zijn hart verheven had (2 Chronicles 32:26), zei tot Jesaja: Het woord des HEEREN, dat gij gesproken hebt, is goed; de van God bedreigde straf is billijk en rechtvaardig, want ik heb gezondigd, ik had veel zwaarder verdiend. Ook zei hij: Doch het zij vrede en waarheid in mijne dagen (vgl. hierbij de verklaring bij 2 Kings 20:19).Waarover de koning Hizkia zich in `t vooruitzicht verblijdde, "dat het vrede en bestendigheid in zijne dagen zou zijn, " werd in waarheid vervuld, en nog menig opvolger op David's troon werd in rust tot zijne vaderen verzameld. Als echter het volk, dat Jehova uit de dienstbaarheid van Egypte verloste en door Mozes en Jozua in het land, waar melk en honing vloeit, onder de glansrijke machtsbetoning Zijner beschermende genade teruggebracht had, in ondankbaren en trouwelozen zin van Zijne wet, door welke Hij het de eervolste onderscheiding boven alle geslachten der aarde gegeven had, steeds verder geweken was, en op de waarschuwende stemmen der door Hem verwekte profeten geen acht sloeg, toen ondervond Zedekia, wat eens aan Hizkia voorzegd was. De koning trok met zijne schatten naar Babel en zijn volk diende in den vreemde. In de aandoenlijke klaagtonen van Jeremia horen wij van `t begin dezer donkere tijden den verdienden smaad en straf van Gods volk, en in blijmoedige redenen, die in geregelde volgorde zich aan Jesaja's boek aansluiten (Isaiah 40:1-66) breekt het morgenlicht der verlossing aan. Wel mogen wij hem den Evangelist des Ouden Verbonds noemen, want, zo als hij, heeft geen der profeten de blijde boodschap van den Opgang uit de hoogte aangekondigd.