Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jesaja 27

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 27

In dit hoofdstuk gaat de profeet voort met aan te tonen:

I. Welke grote dingen God voor Zijn kerk en volk doen zal, en nu weldra gedaan zullen worden in de verlossing van Jeruzalem van Sanherib en de verdelging van het Assyrische leger, maar het wordt uitgedrukt in algemene bewoordingen, ter bemoediging van de kerk in latere eeuwen met betrekking tot de macht hater vijanden.

1. Dat er met trotse verdrukkers afgerekend zal worden, Isaiah 27:1.

2. Dat er zorg zal gedragen worden voor de kerk als Gods wijngaard, Isaiah 27:2, Isaiah 27:3.

3. Dat God Zijn twist met Zijn volk na hun wederkeren tot Hem zal opgeven Isaiah 27:4,Isaiah 27:5.

4. Dat Hij hen grotelijks zal vermenigvuldigen, Isaiah 27:6.

5. Dat de aard en de eigenschap hunner beproevingen veranderd zullen worden, Isaiah 27:7, zij zullen gelenigd en gematigd worden, Isaiah 27:8, en ook geheiligd Isaiah 27:9.

6. Dat de kerk wel voor een tijd verwoest kan worden, Isaiah 27:10, Isaiah 27:11, maar dat zij weer hersteld zal worden, en de verstrooide leden ervan zullen weer bijeenvergaderd worden. Isaiah 27:12, Isaiah 27:13.

II. Dit alles is van toepassing op de genade van het Evangelie, en op Gods belofte aan en de beschikkingen van Zijn voorzienigheid jegens de Christelijke kerk en degenen, die er toe behoren.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 27

In dit hoofdstuk gaat de profeet voort met aan te tonen:

I. Welke grote dingen God voor Zijn kerk en volk doen zal, en nu weldra gedaan zullen worden in de verlossing van Jeruzalem van Sanherib en de verdelging van het Assyrische leger, maar het wordt uitgedrukt in algemene bewoordingen, ter bemoediging van de kerk in latere eeuwen met betrekking tot de macht hater vijanden.

1. Dat er met trotse verdrukkers afgerekend zal worden, Isaiah 27:1.

2. Dat er zorg zal gedragen worden voor de kerk als Gods wijngaard, Isaiah 27:2, Isaiah 27:3.

3. Dat God Zijn twist met Zijn volk na hun wederkeren tot Hem zal opgeven Isaiah 27:4,Isaiah 27:5.

4. Dat Hij hen grotelijks zal vermenigvuldigen, Isaiah 27:6.

5. Dat de aard en de eigenschap hunner beproevingen veranderd zullen worden, Isaiah 27:7, zij zullen gelenigd en gematigd worden, Isaiah 27:8, en ook geheiligd Isaiah 27:9.

6. Dat de kerk wel voor een tijd verwoest kan worden, Isaiah 27:10, Isaiah 27:11, maar dat zij weer hersteld zal worden, en de verstrooide leden ervan zullen weer bijeenvergaderd worden. Isaiah 27:12, Isaiah 27:13.

II. Dit alles is van toepassing op de genade van het Evangelie, en op Gods belofte aan en de beschikkingen van Zijn voorzienigheid jegens de Christelijke kerk en degenen, die er toe behoren.

Verzen 1-6

Jesaja 27:1-6

De profeet zingt hier van recht en goedertierenheid.

I. Van recht op de vijanden van Gods kerk Isaiah 27:1. "Verdrukking over hen, die haar verdrukken," 2 Thessalonians 1:6. Als de Heere uitgaat uit Zijn plaats om de inwoners van de aarde te straffen, Isaiah 26:21 dan zal Hij gewis de leviathan straffen de draak, die in de zee is, iedere hoogmoedige, verdrukkende tiran, die de schrik is van de helden, en, evenals de leviathan, zo woest is, dat niemand zo koen is, dat hij hem opwekken zou, terwijl "zijn hart zo vast is als een steen en de sterken schromen voor zijn verheffing," Job 41:1,Job 41:15,Job 41:16. De kerk heeft vele vijanden, maar gewoonlijk is er een onder hen, die geduchter is dan de overige. Zodanig was Sanherib in zijn dagen en Nebukadnezar in de zijne, en Antiochus in de zijne, aldus is Farao vroeger geweest, en hij wordt de "leviathan genoemd, en de zeedraak," Psalms 74:14, Isaiah 51:9, Ezechiël 29:3. De Nieuw-Testamentische kerk heeft haar leviathan gehad, wij lezen van "een grote rode draak, gereed om haar te verslinden," Revelation 12:3. Deze boosaardige vervolgende machten worden hier vergeleken bij de leviathan vanwege haar grootte en haar kracht, en de grote beweging, die zij maken in de wereld, bij draken, vanwege haar woestheid en woede, bij slangen stekende slangen, die doordringen tot hun raad vlug in haar bewegingen, die, als zij eenmaal in hun hoofd zijn gekomen, zich spoedig in geheel hun lichaam zullen wringen, staande in de weg van al hun naburen, en hem versperrende, bij kromme slangen, listig en zich indringend, maar verkeerd en boosaardig. Als grote en machtige vorsten het volk van God tegenstaan, dan zijn zij in Gods schatting als draken en slangen, de plagen van het mensdom en ter bestemder tijd zal God hen straffen. Zij zijn te groot voor de mensen om met hen te handelen, of om door hen ter verantwoording te worden geroepen, en daarom zal de grote God dit zelf doen. Hij heeft een hard en groot, en sterk zwaard, om strafoefening aan hen te houden, als de mate hunner ongerechtigheid vervuld is, en hun dag om te vallen is gekomen. Het is zeer krachtig uitgedrukt in het oorspronkelijke. Met Zijn zwaard, dat wrede, en dat grote, en dat sterke, zal de Heere deze onhandelbaren, deze weerstrevenden misdadiger straffen, en het zal een zware straf zijn, Hij zal de draak, die in de zee is, doden, want de bezolding van zijn zonde is de dood. Dit zal niet alleen een voorkomen zijn van nog meer kwaad te doen, zoals door het doden van een wild dier, maar een rechtvaardige straf voor het kwaad, dat hij gedaan heeft, zoals het ter dood brengen van een verrader of rebel. God heeft een sterk zwaard om dit te doen, een verscheidenheid van oordelen, voldoende om de hoogmoedigste te vernederen en de machtigste van Zijn vijanden te verbreken, en Hij zal het doen als de dag van de strafvoltrekking gekomen is. In die dag zal Hij straffen, Zijn dag, die komt, Psalms 37:13. Dit is van toepassing op de geestelijke overwinningen, behaald door onze Heere Jezus over de machten van de duisternis. Hij heeft de overste van deze wereld niet slechts ontwapend, beroofd en buitengeworpen, maar met Zijn sterk zwaard: de kracht van Zijn dood en de predikatie van Zijn Evangelie, Hij doet teniet, en Hij zal tenietdoen degene, die het geweld des doods had, dat is: de duivel, die grote leviathan, de oude slang, de draak. Hij zal gebonden worden, opdat hij de volken niet meer zal verleiden, en dat is een straf voor hem, Revelation 20:2,Revelation 20:3. En eindelijk zal hij, omdat hij de volken verleid heeft, in de poel des vuurs geworden worden, Revelation 20:10.

II. Van goedertierenheid jegens de kerk, te die dage, als God de leviathan straft, laat de kerk en al haar vrienden gerust en goedsmoeds zijn, laat hen, die haar dienen, zingen tot haar vertroosting, haar in slaap zingen met deze verzekeringen, laat het gezongen worden in haar vergaderingen: 1. Dat zij de wijngaard des Heeren is, onder Zijn bijzondere zorg en hoede is, Isaiah 27:3. In Gods oog is zij een wijngaard van roden wijn. De wereld is als een onvruchtbare, waardeloze woestijn, maar de kerk is omheind als een wijngaard, een bijzondere plaats en van grote waarde, waarvoor grote zorg wordt gedragen, en waar veel moeite aan gedaan wordt, en waarvan kostelijke vruchten worden ingezameld om God en de mensen te eren. Het is een wijngaard van rode wijn, die de beste, de keurigste druiven oplevert, waarmee de reformatie van de kerk wordt aangeduid, daar zij nu Gode goede vruchten voortbrengt, terwijl zij tevoren vruchten voortbracht voor zichzelf, of stinkende druiven voortbracht, Isaiah 5:4.

Nu draagt God zorg:

a. Voor de veiligheid van de wijngaard: Ik, de Heere, behoede die. Hij zegt dit, als er in roemende dat Hij het op zich heeft genomen om de bewaarder Israëls te zijn. Zij, die Gode vrucht voortbrengen, zijn onder Zijn bescherming. Hij zegt dit als ons verzekerende dat zij dit zullen zijn, Ik, de Heere, die alles kan, maar niet kan misleiden, niet kan liegen, Ik behoede die, opdat niemand hem schade, nacht en dag zal Ik hem bewaren. Gods wijngaard in deze wereld is zeer blootgesteld aan beschadiging, er zijn velen die hem zouden willen schaden, hem zouden willen vertreden en verwoesten, Psalms 80:13, maar God zal niet toelaten dat er werkelijk schade of nadeel aan wordt toegebracht, dat er geen ander kwaad aan wordt gedaan, dan waaruit Hij goeds kan doen voortkomen. Hij zal hem voortdurend behouden, nacht en dag, en niet zonder noodzaak, want de vijanden zijn rusteloos in hun plannen en aanvallen er tegen, en zoeken dag n nacht om hem kwaad te doen. God zal hem behoeden in de nacht van de beproeving en vervolging, en in de dag van vrede en voorspoed, waarvan de verzoekingen niet minder gevaarlijk zijn. Gods volk zal behoed worden, niet alleen voor "de pestilentie, die in de donkerheid wandelt, maar voor het verderf, dat op de middag verwoest," Psalms 91:6. Deze wijngaard zal goed omheind zijn.

b. Voor de vruchtbaarheid van deze wijngaard: alle ogenblik zal Ik hem bevochtigen, en toch zal hij niet te veel bewaterd worden. De zachte stille dauw van Gods genade en zegen zal er voortdurend op nederdalen, opdat hij veel vrucht zal voortbrengen. Wij hebben de voortdurende en gestadige bevochtiging nodig van de Goddelijke genade, want als deze te eniger tijd onthouden wordt, dan verdorren wij en gaan teniet. God bevochtigt Zijn wijngaard door de dienst des Woords, dat is: door Zijn dienstknechten, de profeten, wier leer zal druipen als de dauw. Paulus plant, en Apollos maakt nat, maar God geeft de wasdom, want zonder Hem waakt de wachter en bevochtigt de landman tevergeefs.

2. Dat Hij soms wel twist met Zijn volk, maar als zij zich aan Hem onderwerpen, dan zal Hij met hen verzoend worden, Isaiah 27:4,Isaiah 27:5. Gramschap is bij Hem niet jegens Zijn wijngaard, hoewel Hij veel in hem ziet dat Hem aanstotelijk is, zal Hij er toch geen voordeel tegen zoeken, niet met de alleruiterste strengheid er tegen handelen. Het is waar: als Hij doornen en distelen vindt in plaats van druiven, die in overleg tegen Hem gesteld zijn (zoals ook werkelijk hetgeen in de wijngaard niet voor Hem is, tegen Hem is), dan zal Hij ze vertreden en verbranden, maar anders: "indien Ik toornig ben op Mijn volk, dan weten zij wat zij te doen hebben, laat hen zich verootmoedigen en bidden, en Mijn aangezicht zoeken, en aldus Mijn kracht aangrijpen met de oprechte begeerte om zich met Mij te verzoenen, dan zal Ik ook spoedig met hen verzoend zijn, en zo zal alles wel wezen." God ziet de zonden van Zijn volk en is misnoegd op hen, maar op hun berouw wendt Hij Zijn toorn van hen af. Dit kan zeer goed beschouwd worden als de hoofdsom van de leer van het Evangelie, waarmee de kerk alle ogenblik bevochtigd moet worden.

A. Hier wordt een twist verondersteld tussen God en de mens, want hier wordt een strijd gestreden, en er moet vrede gemaakt worden, het is een oude twist, die begonnen is toen de zonde is gekomen, het is van Gods zijde een rechtvaardige twist, maar aan de zijde van de mens een zeer onrechtvaardige twist.

B. Hier wordt ons een genaderijke uitnodiging gedaan om de twist bij te leggen, en het geschil je vereffenen. "Laat hem, die begeert vrede te hebben met God, Zijn sterkte aangrijpen, Zijn sterken arm, die opgeheven is tegen de zondaar om hem dood te slaan, en laat hem door zijn smekingen de slag tegenhouden laat hem met Mij worstelen zoals Jakob gedaan heeft, besloten zijnde Mij niet te laten gaan zonder een zegen, en hij Israël zijn-een vorst bij God." Vergevende genade is de sterkte onzes Heeren genoemd, laat hem deze aangrijpen. Christus is de arm des Heeren, Isaiah 53:1. Christus gekruisigd is "de kracht Gods," 1 Corinthiers 1:24, laat hem door een levend geloof Hem aangrepen, zoals iemand, die verzinkt, een tak aangrijpt, of een touw, of een plank, die onder zijn bereik is, of zoals de kwaaddoener de horens van het altaar aangreep, gelovende dat er geen andere naam gegeven is, door welke hij zalig kan worden, door welke hij verzoend kan worden.

C. Hier is een drievoudig snoer van argumenten om ons te bewegen dit te doen.

a. Tijd en ruimte worden ons gegeven om het in te doen, want gramschap is niet bij God, Hij doet niet met ons zoals grote voorname mannen doen met hun minderen, als de een een fout begaat, en de ander er in gramschap over ontstoken is. Mensen, die in gramschap, in woede zijn ontstoken, geven zich geen tijd om na te denken, bij hen volgt op ieder woord een slag. Driftige mensen zijn spoedig toornig en onvermurwbaar als zij toornig zijn. Een kleine zaak zal hen tot toorn prikkelen, maar geen kleine zaak zal hen tevreden stellen. Zo is het niet met God, Hij bedenkt dat wij stof zijn, Hij weet wat maaksel wij zijn, Hij is traag tot toorn, wekt Zijn toorn niet op, twist niet altoos.

b. Het is ijdel om te denken dat wij met Hem kunnen strijden. Indien wij volharden in onze twist met Hem, en denken te zullen overwinnen, dan is dit slechts als het stellen van doornen en distelen voor een verterend vuur, die wel verre van zijn voortgang te stuiten, het slechts te feller doen branden. Wij zijn niet opgewassen tegen de Almacht. Wee dus hem, die twist met zijn Maker, hij kent de sterkte niet van Zijn toorn.

c. Dit is de enige weg-en het is een zekere weg-ter verzoening. Laat hem die maatregel nemen om vrede met Mij te verkrijgen, en hij zal vrede met Mij maken en daardoor zal goed, alle goed tot hem komen. God is bereid om met ons verzoend te worden, indien wij bereid zijn om verzoend te worden met Hem.

3. Dat de kerk van God in de wereld een groeiend, toenemend lichaam zal zijn en ten laatste een groot lichaam zal worden Isaiah 27:6. In het toekomende-in latere tijden-als deze rampen voorbij zijn, of in de dagen van het Evangelie, de laatste dagen, zal Hij Jakob wortelen doen schieten, dieper dan tevoren want de Evangeliekerk zal vaster bevestigd zijn dan de Joodse kerk ooit geweest is, en zich verder verspreiden. Of, Hij zal die van Jakob zijn, die terugkeren uit hun gevangenschap, of, zoals wij, het lezen, hen, die van Jakob komen, zal Hij wortel doen schieten nederwaarts, en opwaarts vruchten doen dragen Isaiah 37:31. Zij zullen bevestigd worden in een voorspoedige toestand, en dan zullen zij uitspruiten en bloeien, en gegronde hoop geven op een goeden oogst, en zo zal het ook blijken te zijn, want zij zullen de wereld met inkomsten vervullen. Velen zullen toegebracht worden tot de kerk, er zullen talrijke proselieten zijn, sommigen uit alle volken zullen de Heere de God Israëls, tot een naam en een lof zijn, en de bekeerden zullen vruchtbaar zijn in de vruchten van de gerechtigheid, de prediking van het Evangelie brengt vruchten voort in de gehele wereld, Coloss. 1:6, vruchten, die blijven, John 15:16.

Verzen 1-6

Jesaja 27:1-6

De profeet zingt hier van recht en goedertierenheid.

I. Van recht op de vijanden van Gods kerk Isaiah 27:1. "Verdrukking over hen, die haar verdrukken," 2 Thessalonians 1:6. Als de Heere uitgaat uit Zijn plaats om de inwoners van de aarde te straffen, Isaiah 26:21 dan zal Hij gewis de leviathan straffen de draak, die in de zee is, iedere hoogmoedige, verdrukkende tiran, die de schrik is van de helden, en, evenals de leviathan, zo woest is, dat niemand zo koen is, dat hij hem opwekken zou, terwijl "zijn hart zo vast is als een steen en de sterken schromen voor zijn verheffing," Job 41:1,Job 41:15,Job 41:16. De kerk heeft vele vijanden, maar gewoonlijk is er een onder hen, die geduchter is dan de overige. Zodanig was Sanherib in zijn dagen en Nebukadnezar in de zijne, en Antiochus in de zijne, aldus is Farao vroeger geweest, en hij wordt de "leviathan genoemd, en de zeedraak," Psalms 74:14, Isaiah 51:9, Ezechiël 29:3. De Nieuw-Testamentische kerk heeft haar leviathan gehad, wij lezen van "een grote rode draak, gereed om haar te verslinden," Revelation 12:3. Deze boosaardige vervolgende machten worden hier vergeleken bij de leviathan vanwege haar grootte en haar kracht, en de grote beweging, die zij maken in de wereld, bij draken, vanwege haar woestheid en woede, bij slangen stekende slangen, die doordringen tot hun raad vlug in haar bewegingen, die, als zij eenmaal in hun hoofd zijn gekomen, zich spoedig in geheel hun lichaam zullen wringen, staande in de weg van al hun naburen, en hem versperrende, bij kromme slangen, listig en zich indringend, maar verkeerd en boosaardig. Als grote en machtige vorsten het volk van God tegenstaan, dan zijn zij in Gods schatting als draken en slangen, de plagen van het mensdom en ter bestemder tijd zal God hen straffen. Zij zijn te groot voor de mensen om met hen te handelen, of om door hen ter verantwoording te worden geroepen, en daarom zal de grote God dit zelf doen. Hij heeft een hard en groot, en sterk zwaard, om strafoefening aan hen te houden, als de mate hunner ongerechtigheid vervuld is, en hun dag om te vallen is gekomen. Het is zeer krachtig uitgedrukt in het oorspronkelijke. Met Zijn zwaard, dat wrede, en dat grote, en dat sterke, zal de Heere deze onhandelbaren, deze weerstrevenden misdadiger straffen, en het zal een zware straf zijn, Hij zal de draak, die in de zee is, doden, want de bezolding van zijn zonde is de dood. Dit zal niet alleen een voorkomen zijn van nog meer kwaad te doen, zoals door het doden van een wild dier, maar een rechtvaardige straf voor het kwaad, dat hij gedaan heeft, zoals het ter dood brengen van een verrader of rebel. God heeft een sterk zwaard om dit te doen, een verscheidenheid van oordelen, voldoende om de hoogmoedigste te vernederen en de machtigste van Zijn vijanden te verbreken, en Hij zal het doen als de dag van de strafvoltrekking gekomen is. In die dag zal Hij straffen, Zijn dag, die komt, Psalms 37:13. Dit is van toepassing op de geestelijke overwinningen, behaald door onze Heere Jezus over de machten van de duisternis. Hij heeft de overste van deze wereld niet slechts ontwapend, beroofd en buitengeworpen, maar met Zijn sterk zwaard: de kracht van Zijn dood en de predikatie van Zijn Evangelie, Hij doet teniet, en Hij zal tenietdoen degene, die het geweld des doods had, dat is: de duivel, die grote leviathan, de oude slang, de draak. Hij zal gebonden worden, opdat hij de volken niet meer zal verleiden, en dat is een straf voor hem, Revelation 20:2,Revelation 20:3. En eindelijk zal hij, omdat hij de volken verleid heeft, in de poel des vuurs geworden worden, Revelation 20:10.

II. Van goedertierenheid jegens de kerk, te die dage, als God de leviathan straft, laat de kerk en al haar vrienden gerust en goedsmoeds zijn, laat hen, die haar dienen, zingen tot haar vertroosting, haar in slaap zingen met deze verzekeringen, laat het gezongen worden in haar vergaderingen: 1. Dat zij de wijngaard des Heeren is, onder Zijn bijzondere zorg en hoede is, Isaiah 27:3. In Gods oog is zij een wijngaard van roden wijn. De wereld is als een onvruchtbare, waardeloze woestijn, maar de kerk is omheind als een wijngaard, een bijzondere plaats en van grote waarde, waarvoor grote zorg wordt gedragen, en waar veel moeite aan gedaan wordt, en waarvan kostelijke vruchten worden ingezameld om God en de mensen te eren. Het is een wijngaard van rode wijn, die de beste, de keurigste druiven oplevert, waarmee de reformatie van de kerk wordt aangeduid, daar zij nu Gode goede vruchten voortbrengt, terwijl zij tevoren vruchten voortbracht voor zichzelf, of stinkende druiven voortbracht, Isaiah 5:4.

Nu draagt God zorg:

a. Voor de veiligheid van de wijngaard: Ik, de Heere, behoede die. Hij zegt dit, als er in roemende dat Hij het op zich heeft genomen om de bewaarder Israëls te zijn. Zij, die Gode vrucht voortbrengen, zijn onder Zijn bescherming. Hij zegt dit als ons verzekerende dat zij dit zullen zijn, Ik, de Heere, die alles kan, maar niet kan misleiden, niet kan liegen, Ik behoede die, opdat niemand hem schade, nacht en dag zal Ik hem bewaren. Gods wijngaard in deze wereld is zeer blootgesteld aan beschadiging, er zijn velen die hem zouden willen schaden, hem zouden willen vertreden en verwoesten, Psalms 80:13, maar God zal niet toelaten dat er werkelijk schade of nadeel aan wordt toegebracht, dat er geen ander kwaad aan wordt gedaan, dan waaruit Hij goeds kan doen voortkomen. Hij zal hem voortdurend behouden, nacht en dag, en niet zonder noodzaak, want de vijanden zijn rusteloos in hun plannen en aanvallen er tegen, en zoeken dag n nacht om hem kwaad te doen. God zal hem behoeden in de nacht van de beproeving en vervolging, en in de dag van vrede en voorspoed, waarvan de verzoekingen niet minder gevaarlijk zijn. Gods volk zal behoed worden, niet alleen voor "de pestilentie, die in de donkerheid wandelt, maar voor het verderf, dat op de middag verwoest," Psalms 91:6. Deze wijngaard zal goed omheind zijn.

b. Voor de vruchtbaarheid van deze wijngaard: alle ogenblik zal Ik hem bevochtigen, en toch zal hij niet te veel bewaterd worden. De zachte stille dauw van Gods genade en zegen zal er voortdurend op nederdalen, opdat hij veel vrucht zal voortbrengen. Wij hebben de voortdurende en gestadige bevochtiging nodig van de Goddelijke genade, want als deze te eniger tijd onthouden wordt, dan verdorren wij en gaan teniet. God bevochtigt Zijn wijngaard door de dienst des Woords, dat is: door Zijn dienstknechten, de profeten, wier leer zal druipen als de dauw. Paulus plant, en Apollos maakt nat, maar God geeft de wasdom, want zonder Hem waakt de wachter en bevochtigt de landman tevergeefs.

2. Dat Hij soms wel twist met Zijn volk, maar als zij zich aan Hem onderwerpen, dan zal Hij met hen verzoend worden, Isaiah 27:4,Isaiah 27:5. Gramschap is bij Hem niet jegens Zijn wijngaard, hoewel Hij veel in hem ziet dat Hem aanstotelijk is, zal Hij er toch geen voordeel tegen zoeken, niet met de alleruiterste strengheid er tegen handelen. Het is waar: als Hij doornen en distelen vindt in plaats van druiven, die in overleg tegen Hem gesteld zijn (zoals ook werkelijk hetgeen in de wijngaard niet voor Hem is, tegen Hem is), dan zal Hij ze vertreden en verbranden, maar anders: "indien Ik toornig ben op Mijn volk, dan weten zij wat zij te doen hebben, laat hen zich verootmoedigen en bidden, en Mijn aangezicht zoeken, en aldus Mijn kracht aangrijpen met de oprechte begeerte om zich met Mij te verzoenen, dan zal Ik ook spoedig met hen verzoend zijn, en zo zal alles wel wezen." God ziet de zonden van Zijn volk en is misnoegd op hen, maar op hun berouw wendt Hij Zijn toorn van hen af. Dit kan zeer goed beschouwd worden als de hoofdsom van de leer van het Evangelie, waarmee de kerk alle ogenblik bevochtigd moet worden.

A. Hier wordt een twist verondersteld tussen God en de mens, want hier wordt een strijd gestreden, en er moet vrede gemaakt worden, het is een oude twist, die begonnen is toen de zonde is gekomen, het is van Gods zijde een rechtvaardige twist, maar aan de zijde van de mens een zeer onrechtvaardige twist.

B. Hier wordt ons een genaderijke uitnodiging gedaan om de twist bij te leggen, en het geschil je vereffenen. "Laat hem, die begeert vrede te hebben met God, Zijn sterkte aangrijpen, Zijn sterken arm, die opgeheven is tegen de zondaar om hem dood te slaan, en laat hem door zijn smekingen de slag tegenhouden laat hem met Mij worstelen zoals Jakob gedaan heeft, besloten zijnde Mij niet te laten gaan zonder een zegen, en hij Israël zijn-een vorst bij God." Vergevende genade is de sterkte onzes Heeren genoemd, laat hem deze aangrijpen. Christus is de arm des Heeren, Isaiah 53:1. Christus gekruisigd is "de kracht Gods," 1 Corinthiers 1:24, laat hem door een levend geloof Hem aangrepen, zoals iemand, die verzinkt, een tak aangrijpt, of een touw, of een plank, die onder zijn bereik is, of zoals de kwaaddoener de horens van het altaar aangreep, gelovende dat er geen andere naam gegeven is, door welke hij zalig kan worden, door welke hij verzoend kan worden.

C. Hier is een drievoudig snoer van argumenten om ons te bewegen dit te doen.

a. Tijd en ruimte worden ons gegeven om het in te doen, want gramschap is niet bij God, Hij doet niet met ons zoals grote voorname mannen doen met hun minderen, als de een een fout begaat, en de ander er in gramschap over ontstoken is. Mensen, die in gramschap, in woede zijn ontstoken, geven zich geen tijd om na te denken, bij hen volgt op ieder woord een slag. Driftige mensen zijn spoedig toornig en onvermurwbaar als zij toornig zijn. Een kleine zaak zal hen tot toorn prikkelen, maar geen kleine zaak zal hen tevreden stellen. Zo is het niet met God, Hij bedenkt dat wij stof zijn, Hij weet wat maaksel wij zijn, Hij is traag tot toorn, wekt Zijn toorn niet op, twist niet altoos.

b. Het is ijdel om te denken dat wij met Hem kunnen strijden. Indien wij volharden in onze twist met Hem, en denken te zullen overwinnen, dan is dit slechts als het stellen van doornen en distelen voor een verterend vuur, die wel verre van zijn voortgang te stuiten, het slechts te feller doen branden. Wij zijn niet opgewassen tegen de Almacht. Wee dus hem, die twist met zijn Maker, hij kent de sterkte niet van Zijn toorn.

c. Dit is de enige weg-en het is een zekere weg-ter verzoening. Laat hem die maatregel nemen om vrede met Mij te verkrijgen, en hij zal vrede met Mij maken en daardoor zal goed, alle goed tot hem komen. God is bereid om met ons verzoend te worden, indien wij bereid zijn om verzoend te worden met Hem.

3. Dat de kerk van God in de wereld een groeiend, toenemend lichaam zal zijn en ten laatste een groot lichaam zal worden Isaiah 27:6. In het toekomende-in latere tijden-als deze rampen voorbij zijn, of in de dagen van het Evangelie, de laatste dagen, zal Hij Jakob wortelen doen schieten, dieper dan tevoren want de Evangeliekerk zal vaster bevestigd zijn dan de Joodse kerk ooit geweest is, en zich verder verspreiden. Of, Hij zal die van Jakob zijn, die terugkeren uit hun gevangenschap, of, zoals wij, het lezen, hen, die van Jakob komen, zal Hij wortel doen schieten nederwaarts, en opwaarts vruchten doen dragen Isaiah 37:31. Zij zullen bevestigd worden in een voorspoedige toestand, en dan zullen zij uitspruiten en bloeien, en gegronde hoop geven op een goeden oogst, en zo zal het ook blijken te zijn, want zij zullen de wereld met inkomsten vervullen. Velen zullen toegebracht worden tot de kerk, er zullen talrijke proselieten zijn, sommigen uit alle volken zullen de Heere de God Israëls, tot een naam en een lof zijn, en de bekeerden zullen vruchtbaar zijn in de vruchten van de gerechtigheid, de prediking van het Evangelie brengt vruchten voort in de gehele wereld, Coloss. 1:6, vruchten, die blijven, John 15:16.

Verzen 7-13

Jesaja 27:7-13

Hier zingt de profeet wederom van goedertierenheid en recht, niet, zoals tevoren, van recht over de vijanden en van goedertierenheid jegens de kerk, maar recht over de kerk, en goedertierenheid, gemengd met dat recht.

I. Hier is recht bedreigd tegen Jakob en Israël, zij zullen bloeien en groeien, Isaiah 27:6, maar:

1. Sommigen van hen zullen geslagen en gedood worden, Isaiah 27:7. Als God iets verkeerds onder hen vindt, dan zal Hij hen daarom onder de tekenen van Zijn misnoegen leggen. Het oordeel, het recht, zal beginnen met het huis Gods, en hen, die God uit alle volkeren van de aarde gekend heeft, zal Hij in de eerste plaats straffen.

2. Jeruzalem, hun versterkte stad, zal eenzaam en verlaten zijn Isaiah 27:10, Isaiah 27:11. God had velerlei methodes gebruikt om hen tot berouw en bekering te brengen, en tot verbetering van hun levenswandel, maar voor hen bleken zij geen kracht van uitwerking gehad te hebben en nu zal Hij voor een tijd hun land woest laten liggen, en die bedreiging werd vervuld toen Jeruzalem verwoest is geworden door de Chaldeën, is die woonstede verstoten en verlaten geworden, en is het gedurende lange tijd gebleven. Als de kleinere oordelen het werk niet doen, dan zal God grotere zenden, want als Hij oordeelt, zal Hij overwinnen. Jeruzalem is een versterkte stad geweest, niet zozeer door de kunst of door de natuur, als wel door Gods genade en bescherming, maar toen God er toe gebracht was om zich ervan terug te trekken, toen was haar schaduw, dat is haar bescherming, van haar geweken, en toen is zij verlaten geworden gelijk een woestijn. En in de lieflijkere hof van Jeruzalem zal vee weiden, zal daarin neerliggen, en er zal niemand zijn om het weg te drijven, en zij zullen de tedere takken van de vruchtbomen eten, hetgeen wellicht nog verder betekent dat het volk een gemakkelijke prooi voor zijn vijanden zal worden, als de takken ervan verdorren, terwijl zij nog aan de boom zijn, omdat zij vernietigd zijn door ruwe winden en vorst, zullen zij afgebroken worden voor brandstof, en dan zullen de vrouwen en kinderen komen om ze in brand te steken. Er zal een algehele verwoesting zijn, want zelfs de bomen zullen bedorven, vernietigd worden. En dit is een beeld, of type, van de treurige toestand van de wijngaard, Isaiah 27:2, toen hij "stinkende druiven voortbracht," Isaiah 3:2. Onze Heiland schijnt hiernaar te verwijzen als Hij zegt van de "ranken van de wijnstok, die niet in Hem" bleven, dat zij verdorren, en dat men ze vergadert en ze in het vuur werpt, en dat zij verbrand worden," John 15:6, hetgeen op bijzondere wijze vervuld werd in de ongelovige Joden.

De gelijkenis wordt in de volgende woorden verklaard: het is geen volk van enig verstand, het is dom en verdwaasd, en ontbloot van de kennis van God, en heeft geen smaak voor Goddelijke dingen, het is als een verdorde tak, waarin geen sap meer is, en dat is op de bodem van al die zonden, om welke God hen woest gelaten heeft, eerst hun afgoderij en later hun ongeloof. Hoe schrander en vernuftig goddeloze mensen ook zijn ten opzichte van andere dingen, ten opzichte van hun grootste belangen zijn zij zonder enig verstand, en daar hun onwetendheid moedwillig is, zal zij niet alleen geen verontschuldiging voor hen zijn, maar zij zal de grond wezen van hun veroordeling, want daarom zal Hij, die hen gemaakt heeft, die hun het aanzijn heeft gegeven, zich niet over hen ontfermen, noch hen redden van het verderf, dat zij zelf over zich brengen, en Hij, die hen geformeerd heeft tot een volk, hen voor zich heeft geformeerd om Zijn lof te verkondigen, zal, daar Hij ziet dat zij niet beantwoorden aan het doel hunner formering maar het haten om hervormd, opnieuw geformeerd te worden, hen verwerpen, en hun geen genade bewijzen, en zo zijn zij dan verloren, want indien Hij, die ons gemaakt heeft door Zijn kracht, ons niet gelukkig maakt door Zijn gunst en genade, dan zou het ons beter zijn niet gemaakt te zijn geworden. Zondaren vleien zich met de hoop op straffeloosheid, of dat er tenminste niet zo streng met hen gehandeld zal worden als hun leraren zeggen, daar God toch genadig is en hun maker is, maar hier zien wij hoe zwak en onvoldoende deze pleitgronden zullen zijn, want als zij zonder verstand zijn, zal Hij, hoewel Hij hen gemaakt heeft en ofschoon Hij genade heeft weggelegd voor hen, die in zoverre zichzelf verstaan, dat zij er zich tot Hem om wenden, hun toch geen genade bewijzen, hun geen gunst betonen.

II. Hier is zeer veel genade gemengd onder dit oordeel, want er zijn goede en godvruchtige mensen gemengd onder hen, die verdorven en ontaard zijn, een overblijfsel naar de verkiezing van de genade, over wie God zich zal ontfermen, en aan wie God genade zal bewijzen, en deze beloften schijnen te wijzen op al de rampen van de kerk, waarvoor God deze verlichting zal voorzien.

1. Zij zullen wel geslagen en gedood worden, maar niet in die mate en op die wijze als waarop hun vijanden geslagen en gedood zijn, Isaiah 27:7. God heeft Jakob en Israël geslagen, en hij is gedood, velen van hen, die verstaan worden onder het volk, "zullen vallen door het zwaard en door de vlam vele dagen," Daniel 11:33. Maar het zal niet wezen zoals degenen, die geslagen en gedood zijn.

A. Die hen tevoren hadden geslagen, de roede van Gods toorn zijn geweest, en de staf in Zijn hand, waarvan Hij gebruik heeft gemaakt om Zijn volk te kastijden, en met wie op hun beurt afgerekend zal worden, zelfs daarvoor. Het kind wordt gespaard, maar de roede wordt verbrand.

B. Die later door Hem gedood zullen worden, als Hij de heerschappij zal verkrijgen, en hen dan betalen zal in hun eigen munt, of om Zijnentwil gedood zijn om hun bepleiten van Zijn zaak. Gods volk en Gods vijanden worden hier voorgesteld:

a. Als worstelende met elkaar, zo is het zaad van de vrouw en het zaad van de slang altijd geweest, zo is het nog, en zo zal het altijd zijn, in deze strijd zijn er doden aan beide zijden. God maakt gebruik van slechte mensen, niet alleen om Zijn volk te slaan, maar om Zijn volk te doden, want zij zijn Zijn zwaard, Psalms 17:13. Maar als de drinkschaal van de zwijmeling hun in handen wordt gegeven, dan zal het veel erger zijn met hen dan het ooit met Gods volk is geweest in hun grootste benauwdheid-van het zaad van de vrouw worden slechts de verzenen vermorzeld, maar van de slang wordt de kop vermorzeld. Hoewel Gods volk grote verliezen kan lijden en voor een wijle in groot lijden kan zijn, zullen toch zij, die hen verdrukken, blijken nog veel grotere verliezen te lijden en in veel zwaarder lijden te komen hier of hiernamaals ten minste, want God zei hun dubbel vergelden, Revelation 18:6.

b. Als tezamen delende in de rampen van deze tegenwoordige tijd, beide worden zij geslagen, beide worden zij gedood, en beide door de hand van God, want enerlei wedervaart de rechtvaardige en de goddeloze, maar is Jakob geslagen zoals zijn vijanden het zijn? Neen volstrekt niet, voor hem is de eigenschap ervan veranderd, zodat het geheel wat anders wordt. Hoe het ons ook moge voorkomen, er is in werkelijkheid een zeer groot verschil tussen de beproevingen en de dood van Godvruchtigen en de beproevingen en de dood van goddelozen. 2. Hoewel God met hen zal strijden, zal het toch met mate zijn, en de beproeving zal verzacht worden, geëvenredigd zijn aan hun kracht, niet aan hetgeen zij verdienen, Isaiah 27:8. Hij zal hun beproevingen toebedelen, zoals de wijze geneesheer medicijnen voorschrijft aan zijn patiënt, precies zoveel van ieder bestanddeel, of juist zoveel bloed zal laten wegvloeien, als er een ader geopend is, zo ordonneert God de benauwdheden van Zijn volk, hen niet latende "verzocht worden boven hetgeen zij vermogen," Isaiah 10:13. Hij moet hun beproeving zo uit, dat zij weinig tegelijk hebben, opdat zij niet bovenmate gedrukt zouden zijn, want Hij weet wat maaksel zij zijn, en bestraft met oordeel, maar wekt niet al Zijn toorn tegen hen op. Als de beproeving komt, als Hij haar uitzendt en haar Zijn opdracht geeft, dan twist Hij met mate, en niet tot het uiterste, Hij neemt in aanmerking wat wij kunnen dragen, als Hij begint te kastijden en als Hij voortgaat met Zijn twist, zodat het de dag is van Zijn oostenwind, die niet alleen bulderend en luidruchtig is, maar ook schadelijk en verdervend, toch weerhoudt Hij Zijn harde, scherpe wind, beteugelt hem en stelt hem grenzen, laat hem niet zo hard waaien als gevreesd werd. Als Hij Zijn koren want, dan geschiedt het met een zacht windje, dat slechts het kaf wegblaast, meer niet het goede koren. God heeft de winden tot Zijn dienst en onder Zijn bevel, en iedere beproeving onder zijn bedwang. Tot hiertoe zal zij gaan en niet verder. Laat ons niet wanhopen, als het met de zaken zeer treurig gesteld is, al zijn de winden nog zo ruw, nog zo hard, God kan tot hen zeggen: Zwijgt, weest stil.

3. God zal hen wel beproeven, maar Hij zal hun beproevingen hun ten goede doen medewerken, zij zullen iets goeds werken voor hun ziel, Hij zal hen er door kastijden zoals een vader zijn kind kastijdt, om de dwaasheid uit te drijven, die in zijn hart gebonden is, Isaiah 27:9. Daarom zal daardoor de ongerechtigheid Jakobs verzoend worden. Dat is het doel van de beproeving, daartoe is zij geschikt gemaakt en door Gods genade er toe medewerkende, zal zij deze gezegende uitwerking hebben, zij zal de gewoonten van de zonde doden, daardoor zullen de verontreinigingen van de ziel uitgezuiverd worden, dit is al de vrucht, dit is het wat God bedoelt, dit is al het kwaad, dat zij hun doen zal dat hun zonde weggenomen wordt, en geen grotere weldaad dan deze is, kan hun worden bewezen, al is het dan ook dat zij door een beproeving geschiedt. Daarom, omdat de beproeving verzacht en gematigd wordt, en de harde wind wordt tegengehouden, daarom kunnen wij tot de gevolgtrekking komen dat Hij hun reformatie en niet hun verderf op het oog heeft, en omdat Hij aldus zachtkens met ons handelt, behoren wij er naar te streven om te beantwoorden aan het doel, waarmee Hij ons beproeft. De bijzondere zonde, van welke zij door middel van de beproeving genezen moesten worden, was afgoderij, de zonde, die dat volk zo lichtelijk heeft omringd, en waaraan zij zozeer gehecht en als verslaafd waren. Efraïm is vergezeld met de afgoden. Maar door de gevangenschap in Babel zijn zij niet alleen van die zonde gespeend, maar zij werden er tegen ingenomen. Efraïm zal zeggen: Wat heb ik meer met de afgoden te doen? Van Jakob is de zonde weggenomen, verzoend, wanneer hij al de stenen des altaars, van zijn afgodisch altaar, waarvan de stenen hem dierbaar en heilig waren, maken zal als verstrooide kalkstenen: hij veracht ze niet slechts, heeft er geen meerdere waardering voor dan voor kalkstenen, maar hij gevoelt er toorn tegen opkomen in zijn binnenste, en in heilige wraakoefening slaat hij ze in stukken even gemakkelijk als kalkstenen in stukken worden gebroken, de bossen en de zonnebeelden zullen voor deze boetvaardige niet staan blijven, ook deze zal hij ter nederwerpen om ze nooit weer op te richten. Dit was in overeenstemming met de wet, die het afbreken en vernietigen voorschreef van alle monumenten van de afgoderij, Deuteronomy 7:5, en in overeenstemming met deze belofte, sedert de gevangenschap in Babel is er geen volk ter wereld, dat zo'n ingewortelden afkeer heeft van afgoden en afgoderij, als het volk van de Joden. Het doel van de beproeving is scheiding te maken tussen ons en de zonde, inzonderheid die, welke onze eigen ongerechtigheid is geweest, en dan blijkt het dat de beproeving ons goed gedaan heeft, als wij ons op een afstand houden van de gelegenheid tot zondigen, en alle nodige voorzorgen nemen, niet slechts om niet terug te vallen in de zonde, maar zelfs om er niet door verzacht te worden, Psalms 119:67.

4. Hoewel Jeruzalem voor een tijd verwoest en verlaten zal worden, zal er toch een dag komen, wanneer haar vrienden er zich uit alle landen, waarheen zij verstrooid waren, weer heen zullen begeven, Isaiah 27:12, Isaiah 27:13, hoewel de massa van de natie verlaten is als geen volk van enig verstand, zullen toch zij, die waarlijk kinderen Israëls zijn, weer saamvergaderd worden als de schapen van de kudde, als er met de herders, die ze verstrooid hebben, afgerekend zal worden Ezechiël 34:10-12. Merk nu ten opzichte van deze verstrooide Israëlieten op:

a. Vanwaar zij gehaald zullen worden: de Heere zal hen afslaan, Isaiah 27:12, als vruchten van een boom, of, hen uitslaan, zoals koren uit de aar, Hij zal hen ontdekken en hen afscheiden van hen, onder wie zij woonden en met wie zij tot een volk verenigd schenen te zijn, van de stroom van de rivier, de Eufraat, af in het noordoosten, tot aan de Nijl, de rivier van Egypte in het zuidwesten, zij die heengedreven waren naar het land van Assyrië, en daar in het land van hun vijanden, in gevangenschap waren, waar zij op het punt waren van om te komen uit gebrek aan de noodzakelijke levensbehoeften, en op het punt waren van te wanhopen aan verlossing of uitkomst, en zij, die heengedreven waren naar het land van Egypte, waarheen velen van hen, die in het land achtergelaten waren na de gevangenschap in Babel, heen zijn gegaan tegen het uitdrukkelijk gebod van God, Jeremiah 43:6, Jeremiah 43:7, en daar leefden als uitgeworpenen. God heeft genade weggelegd voor allen en zal doen blij ken dat, hoewel zij uitgeworpen zijn, zij daarom toch niet verworpen zijn.

b. Op welke wijze zij teruggebracht zullen worden. "Gijlieden zult opgelezen worden n bij n, niet bij grote getallen, niet in troepen, uzelf de weg banende, maar stil, steelsgewijze als het ware, eerst een enkele komende, en dan wederom een." Dit geeft te kennen dat het overblijfsel, hetwelk behouden zal worden, slechts uit enkelen zal bestaan en die dan nog met moeite, als door vuur gered zijn, en zij zullen niet in gezelschappen komen, maar naar God ieders geest er toe opwekt.

c. Door welk middel zij saamvergaderd zullen worden: er zal een grote bazuin geblazen worden, en dan zullen zij komen. Cyrus' proclamatie van vrijheid aan de gevangenen is deze grote bazuin, welke de Joden, die in hun slavernij ingeslapen waren, opgewekt heeft tot krachtsinspanning, het was als het blazen van de trompet des jubeljaars, dat het jaar van de vrijlating verkondigde. Dit is van toepassing op de prediking van het Evangelie, waardoor zondaren tot de genade Gods worden geroepen en ingezameld, dezulken, die uitgeworpen waren, op het punt waren van om te komen, zij, die verre waren, worden nabij gebracht. Het Evangelie verkondigt het welaangename jaar des Heeren. Het is ook van toepassing op de bazuin van de aartsengel op de laatste dag, door welke de heiligen vergaderd zullen worden tot heerlijkheid Gods, die als uitgeworpenen in hun graven lagen.

d. Tot welk doeleinde zij saamvergaderd zullen worden: om de Heere te aanbidden op de heilige berg te Jeruzalem. Toen de gevankelijk weggevoerden zich verzamelden en terugkeerden naar hun eigen land, was het voornaamste, waar zij het oog op hadden, en het eerste, waar zij zich op toelegden, de eredienst van God. De heilige tempel lag in puin, maar zij hadden de heiligen berg, "de plaats van het altaar," Genesis 13:4. Vrijheid om God te aanbidden is de kostelijkste en begerenswaardigste vrijheid, en na bedwang en verstrooiing moet de vrije toegang tot Zijn huis ons meer welkom zijn dan de vrije toegang tot onze eigen huizen. Zij, die vergaderd worden door het geklank van de Evangeliebazuin, worden ingebracht om God te aanbidden, en worden toegevoegd tot de gemeente, en de grote bazuin van allen zal de heiligen bijeenvergaderen om God dag en nacht te dienen in Zijn tempel.

Verzen 7-13

Jesaja 27:7-13

Hier zingt de profeet wederom van goedertierenheid en recht, niet, zoals tevoren, van recht over de vijanden en van goedertierenheid jegens de kerk, maar recht over de kerk, en goedertierenheid, gemengd met dat recht.

I. Hier is recht bedreigd tegen Jakob en Israël, zij zullen bloeien en groeien, Isaiah 27:6, maar:

1. Sommigen van hen zullen geslagen en gedood worden, Isaiah 27:7. Als God iets verkeerds onder hen vindt, dan zal Hij hen daarom onder de tekenen van Zijn misnoegen leggen. Het oordeel, het recht, zal beginnen met het huis Gods, en hen, die God uit alle volkeren van de aarde gekend heeft, zal Hij in de eerste plaats straffen.

2. Jeruzalem, hun versterkte stad, zal eenzaam en verlaten zijn Isaiah 27:10, Isaiah 27:11. God had velerlei methodes gebruikt om hen tot berouw en bekering te brengen, en tot verbetering van hun levenswandel, maar voor hen bleken zij geen kracht van uitwerking gehad te hebben en nu zal Hij voor een tijd hun land woest laten liggen, en die bedreiging werd vervuld toen Jeruzalem verwoest is geworden door de Chaldeën, is die woonstede verstoten en verlaten geworden, en is het gedurende lange tijd gebleven. Als de kleinere oordelen het werk niet doen, dan zal God grotere zenden, want als Hij oordeelt, zal Hij overwinnen. Jeruzalem is een versterkte stad geweest, niet zozeer door de kunst of door de natuur, als wel door Gods genade en bescherming, maar toen God er toe gebracht was om zich ervan terug te trekken, toen was haar schaduw, dat is haar bescherming, van haar geweken, en toen is zij verlaten geworden gelijk een woestijn. En in de lieflijkere hof van Jeruzalem zal vee weiden, zal daarin neerliggen, en er zal niemand zijn om het weg te drijven, en zij zullen de tedere takken van de vruchtbomen eten, hetgeen wellicht nog verder betekent dat het volk een gemakkelijke prooi voor zijn vijanden zal worden, als de takken ervan verdorren, terwijl zij nog aan de boom zijn, omdat zij vernietigd zijn door ruwe winden en vorst, zullen zij afgebroken worden voor brandstof, en dan zullen de vrouwen en kinderen komen om ze in brand te steken. Er zal een algehele verwoesting zijn, want zelfs de bomen zullen bedorven, vernietigd worden. En dit is een beeld, of type, van de treurige toestand van de wijngaard, Isaiah 27:2, toen hij "stinkende druiven voortbracht," Isaiah 3:2. Onze Heiland schijnt hiernaar te verwijzen als Hij zegt van de "ranken van de wijnstok, die niet in Hem" bleven, dat zij verdorren, en dat men ze vergadert en ze in het vuur werpt, en dat zij verbrand worden," John 15:6, hetgeen op bijzondere wijze vervuld werd in de ongelovige Joden.

De gelijkenis wordt in de volgende woorden verklaard: het is geen volk van enig verstand, het is dom en verdwaasd, en ontbloot van de kennis van God, en heeft geen smaak voor Goddelijke dingen, het is als een verdorde tak, waarin geen sap meer is, en dat is op de bodem van al die zonden, om welke God hen woest gelaten heeft, eerst hun afgoderij en later hun ongeloof. Hoe schrander en vernuftig goddeloze mensen ook zijn ten opzichte van andere dingen, ten opzichte van hun grootste belangen zijn zij zonder enig verstand, en daar hun onwetendheid moedwillig is, zal zij niet alleen geen verontschuldiging voor hen zijn, maar zij zal de grond wezen van hun veroordeling, want daarom zal Hij, die hen gemaakt heeft, die hun het aanzijn heeft gegeven, zich niet over hen ontfermen, noch hen redden van het verderf, dat zij zelf over zich brengen, en Hij, die hen geformeerd heeft tot een volk, hen voor zich heeft geformeerd om Zijn lof te verkondigen, zal, daar Hij ziet dat zij niet beantwoorden aan het doel hunner formering maar het haten om hervormd, opnieuw geformeerd te worden, hen verwerpen, en hun geen genade bewijzen, en zo zijn zij dan verloren, want indien Hij, die ons gemaakt heeft door Zijn kracht, ons niet gelukkig maakt door Zijn gunst en genade, dan zou het ons beter zijn niet gemaakt te zijn geworden. Zondaren vleien zich met de hoop op straffeloosheid, of dat er tenminste niet zo streng met hen gehandeld zal worden als hun leraren zeggen, daar God toch genadig is en hun maker is, maar hier zien wij hoe zwak en onvoldoende deze pleitgronden zullen zijn, want als zij zonder verstand zijn, zal Hij, hoewel Hij hen gemaakt heeft en ofschoon Hij genade heeft weggelegd voor hen, die in zoverre zichzelf verstaan, dat zij er zich tot Hem om wenden, hun toch geen genade bewijzen, hun geen gunst betonen.

II. Hier is zeer veel genade gemengd onder dit oordeel, want er zijn goede en godvruchtige mensen gemengd onder hen, die verdorven en ontaard zijn, een overblijfsel naar de verkiezing van de genade, over wie God zich zal ontfermen, en aan wie God genade zal bewijzen, en deze beloften schijnen te wijzen op al de rampen van de kerk, waarvoor God deze verlichting zal voorzien.

1. Zij zullen wel geslagen en gedood worden, maar niet in die mate en op die wijze als waarop hun vijanden geslagen en gedood zijn, Isaiah 27:7. God heeft Jakob en Israël geslagen, en hij is gedood, velen van hen, die verstaan worden onder het volk, "zullen vallen door het zwaard en door de vlam vele dagen," Daniel 11:33. Maar het zal niet wezen zoals degenen, die geslagen en gedood zijn.

A. Die hen tevoren hadden geslagen, de roede van Gods toorn zijn geweest, en de staf in Zijn hand, waarvan Hij gebruik heeft gemaakt om Zijn volk te kastijden, en met wie op hun beurt afgerekend zal worden, zelfs daarvoor. Het kind wordt gespaard, maar de roede wordt verbrand.

B. Die later door Hem gedood zullen worden, als Hij de heerschappij zal verkrijgen, en hen dan betalen zal in hun eigen munt, of om Zijnentwil gedood zijn om hun bepleiten van Zijn zaak. Gods volk en Gods vijanden worden hier voorgesteld:

a. Als worstelende met elkaar, zo is het zaad van de vrouw en het zaad van de slang altijd geweest, zo is het nog, en zo zal het altijd zijn, in deze strijd zijn er doden aan beide zijden. God maakt gebruik van slechte mensen, niet alleen om Zijn volk te slaan, maar om Zijn volk te doden, want zij zijn Zijn zwaard, Psalms 17:13. Maar als de drinkschaal van de zwijmeling hun in handen wordt gegeven, dan zal het veel erger zijn met hen dan het ooit met Gods volk is geweest in hun grootste benauwdheid-van het zaad van de vrouw worden slechts de verzenen vermorzeld, maar van de slang wordt de kop vermorzeld. Hoewel Gods volk grote verliezen kan lijden en voor een wijle in groot lijden kan zijn, zullen toch zij, die hen verdrukken, blijken nog veel grotere verliezen te lijden en in veel zwaarder lijden te komen hier of hiernamaals ten minste, want God zei hun dubbel vergelden, Revelation 18:6.

b. Als tezamen delende in de rampen van deze tegenwoordige tijd, beide worden zij geslagen, beide worden zij gedood, en beide door de hand van God, want enerlei wedervaart de rechtvaardige en de goddeloze, maar is Jakob geslagen zoals zijn vijanden het zijn? Neen volstrekt niet, voor hem is de eigenschap ervan veranderd, zodat het geheel wat anders wordt. Hoe het ons ook moge voorkomen, er is in werkelijkheid een zeer groot verschil tussen de beproevingen en de dood van Godvruchtigen en de beproevingen en de dood van goddelozen. 2. Hoewel God met hen zal strijden, zal het toch met mate zijn, en de beproeving zal verzacht worden, geëvenredigd zijn aan hun kracht, niet aan hetgeen zij verdienen, Isaiah 27:8. Hij zal hun beproevingen toebedelen, zoals de wijze geneesheer medicijnen voorschrijft aan zijn patiënt, precies zoveel van ieder bestanddeel, of juist zoveel bloed zal laten wegvloeien, als er een ader geopend is, zo ordonneert God de benauwdheden van Zijn volk, hen niet latende "verzocht worden boven hetgeen zij vermogen," Isaiah 10:13. Hij moet hun beproeving zo uit, dat zij weinig tegelijk hebben, opdat zij niet bovenmate gedrukt zouden zijn, want Hij weet wat maaksel zij zijn, en bestraft met oordeel, maar wekt niet al Zijn toorn tegen hen op. Als de beproeving komt, als Hij haar uitzendt en haar Zijn opdracht geeft, dan twist Hij met mate, en niet tot het uiterste, Hij neemt in aanmerking wat wij kunnen dragen, als Hij begint te kastijden en als Hij voortgaat met Zijn twist, zodat het de dag is van Zijn oostenwind, die niet alleen bulderend en luidruchtig is, maar ook schadelijk en verdervend, toch weerhoudt Hij Zijn harde, scherpe wind, beteugelt hem en stelt hem grenzen, laat hem niet zo hard waaien als gevreesd werd. Als Hij Zijn koren want, dan geschiedt het met een zacht windje, dat slechts het kaf wegblaast, meer niet het goede koren. God heeft de winden tot Zijn dienst en onder Zijn bevel, en iedere beproeving onder zijn bedwang. Tot hiertoe zal zij gaan en niet verder. Laat ons niet wanhopen, als het met de zaken zeer treurig gesteld is, al zijn de winden nog zo ruw, nog zo hard, God kan tot hen zeggen: Zwijgt, weest stil.

3. God zal hen wel beproeven, maar Hij zal hun beproevingen hun ten goede doen medewerken, zij zullen iets goeds werken voor hun ziel, Hij zal hen er door kastijden zoals een vader zijn kind kastijdt, om de dwaasheid uit te drijven, die in zijn hart gebonden is, Isaiah 27:9. Daarom zal daardoor de ongerechtigheid Jakobs verzoend worden. Dat is het doel van de beproeving, daartoe is zij geschikt gemaakt en door Gods genade er toe medewerkende, zal zij deze gezegende uitwerking hebben, zij zal de gewoonten van de zonde doden, daardoor zullen de verontreinigingen van de ziel uitgezuiverd worden, dit is al de vrucht, dit is het wat God bedoelt, dit is al het kwaad, dat zij hun doen zal dat hun zonde weggenomen wordt, en geen grotere weldaad dan deze is, kan hun worden bewezen, al is het dan ook dat zij door een beproeving geschiedt. Daarom, omdat de beproeving verzacht en gematigd wordt, en de harde wind wordt tegengehouden, daarom kunnen wij tot de gevolgtrekking komen dat Hij hun reformatie en niet hun verderf op het oog heeft, en omdat Hij aldus zachtkens met ons handelt, behoren wij er naar te streven om te beantwoorden aan het doel, waarmee Hij ons beproeft. De bijzondere zonde, van welke zij door middel van de beproeving genezen moesten worden, was afgoderij, de zonde, die dat volk zo lichtelijk heeft omringd, en waaraan zij zozeer gehecht en als verslaafd waren. Efraïm is vergezeld met de afgoden. Maar door de gevangenschap in Babel zijn zij niet alleen van die zonde gespeend, maar zij werden er tegen ingenomen. Efraïm zal zeggen: Wat heb ik meer met de afgoden te doen? Van Jakob is de zonde weggenomen, verzoend, wanneer hij al de stenen des altaars, van zijn afgodisch altaar, waarvan de stenen hem dierbaar en heilig waren, maken zal als verstrooide kalkstenen: hij veracht ze niet slechts, heeft er geen meerdere waardering voor dan voor kalkstenen, maar hij gevoelt er toorn tegen opkomen in zijn binnenste, en in heilige wraakoefening slaat hij ze in stukken even gemakkelijk als kalkstenen in stukken worden gebroken, de bossen en de zonnebeelden zullen voor deze boetvaardige niet staan blijven, ook deze zal hij ter nederwerpen om ze nooit weer op te richten. Dit was in overeenstemming met de wet, die het afbreken en vernietigen voorschreef van alle monumenten van de afgoderij, Deuteronomy 7:5, en in overeenstemming met deze belofte, sedert de gevangenschap in Babel is er geen volk ter wereld, dat zo'n ingewortelden afkeer heeft van afgoden en afgoderij, als het volk van de Joden. Het doel van de beproeving is scheiding te maken tussen ons en de zonde, inzonderheid die, welke onze eigen ongerechtigheid is geweest, en dan blijkt het dat de beproeving ons goed gedaan heeft, als wij ons op een afstand houden van de gelegenheid tot zondigen, en alle nodige voorzorgen nemen, niet slechts om niet terug te vallen in de zonde, maar zelfs om er niet door verzacht te worden, Psalms 119:67.

4. Hoewel Jeruzalem voor een tijd verwoest en verlaten zal worden, zal er toch een dag komen, wanneer haar vrienden er zich uit alle landen, waarheen zij verstrooid waren, weer heen zullen begeven, Isaiah 27:12, Isaiah 27:13, hoewel de massa van de natie verlaten is als geen volk van enig verstand, zullen toch zij, die waarlijk kinderen Israëls zijn, weer saamvergaderd worden als de schapen van de kudde, als er met de herders, die ze verstrooid hebben, afgerekend zal worden Ezechiël 34:10-12. Merk nu ten opzichte van deze verstrooide Israëlieten op:

a. Vanwaar zij gehaald zullen worden: de Heere zal hen afslaan, Isaiah 27:12, als vruchten van een boom, of, hen uitslaan, zoals koren uit de aar, Hij zal hen ontdekken en hen afscheiden van hen, onder wie zij woonden en met wie zij tot een volk verenigd schenen te zijn, van de stroom van de rivier, de Eufraat, af in het noordoosten, tot aan de Nijl, de rivier van Egypte in het zuidwesten, zij die heengedreven waren naar het land van Assyrië, en daar in het land van hun vijanden, in gevangenschap waren, waar zij op het punt waren van om te komen uit gebrek aan de noodzakelijke levensbehoeften, en op het punt waren van te wanhopen aan verlossing of uitkomst, en zij, die heengedreven waren naar het land van Egypte, waarheen velen van hen, die in het land achtergelaten waren na de gevangenschap in Babel, heen zijn gegaan tegen het uitdrukkelijk gebod van God, Jeremiah 43:6, Jeremiah 43:7, en daar leefden als uitgeworpenen. God heeft genade weggelegd voor allen en zal doen blij ken dat, hoewel zij uitgeworpen zijn, zij daarom toch niet verworpen zijn.

b. Op welke wijze zij teruggebracht zullen worden. "Gijlieden zult opgelezen worden n bij n, niet bij grote getallen, niet in troepen, uzelf de weg banende, maar stil, steelsgewijze als het ware, eerst een enkele komende, en dan wederom een." Dit geeft te kennen dat het overblijfsel, hetwelk behouden zal worden, slechts uit enkelen zal bestaan en die dan nog met moeite, als door vuur gered zijn, en zij zullen niet in gezelschappen komen, maar naar God ieders geest er toe opwekt.

c. Door welk middel zij saamvergaderd zullen worden: er zal een grote bazuin geblazen worden, en dan zullen zij komen. Cyrus' proclamatie van vrijheid aan de gevangenen is deze grote bazuin, welke de Joden, die in hun slavernij ingeslapen waren, opgewekt heeft tot krachtsinspanning, het was als het blazen van de trompet des jubeljaars, dat het jaar van de vrijlating verkondigde. Dit is van toepassing op de prediking van het Evangelie, waardoor zondaren tot de genade Gods worden geroepen en ingezameld, dezulken, die uitgeworpen waren, op het punt waren van om te komen, zij, die verre waren, worden nabij gebracht. Het Evangelie verkondigt het welaangename jaar des Heeren. Het is ook van toepassing op de bazuin van de aartsengel op de laatste dag, door welke de heiligen vergaderd zullen worden tot heerlijkheid Gods, die als uitgeworpenen in hun graven lagen.

d. Tot welk doeleinde zij saamvergaderd zullen worden: om de Heere te aanbidden op de heilige berg te Jeruzalem. Toen de gevankelijk weggevoerden zich verzamelden en terugkeerden naar hun eigen land, was het voornaamste, waar zij het oog op hadden, en het eerste, waar zij zich op toelegden, de eredienst van God. De heilige tempel lag in puin, maar zij hadden de heiligen berg, "de plaats van het altaar," Genesis 13:4. Vrijheid om God te aanbidden is de kostelijkste en begerenswaardigste vrijheid, en na bedwang en verstrooiing moet de vrije toegang tot Zijn huis ons meer welkom zijn dan de vrije toegang tot onze eigen huizen. Zij, die vergaderd worden door het geklank van de Evangeliebazuin, worden ingebracht om God te aanbidden, en worden toegevoegd tot de gemeente, en de grote bazuin van allen zal de heiligen bijeenvergaderen om God dag en nacht te dienen in Zijn tempel.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 27". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-27.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile