Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jesaja 24

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 24

Men is het er algemeen over eens dat hier een nieuwe leerrede begint, waarmee wordt voortgegaan tot het einde van Isaiah 27:1. En hierin zegt de profeet, naar de aanwijzing, die hij heeft ontvangen, in vele dierbare beloften, tot de rechtvaardigen dat het hun wel zal gaan, en, in vele schrikkelijke bedreigingen zegt hij: Wee de goddelozen, het zal hun kwalijk gaan, Isaiah 3:10, Isaiah 3:11, en zij zijn ineengestrengeld, opdat zij elkaar zullen ophelderen. Dit hoofdstuk is meestal dreigend, en gelijk de oordelen, die bedreigd worden, zeer zwaar en smartelijk zijn, zo is het volk dat met die oordelen bedreigd wordt, zeer talrijk. Het is niet de last van een bijzondere stad of koninkrijk, zoals wij tevoren gehad hebben, maar de last van de gehele aarde. Het woord betekent wel alleen het land, omdat ons eigen land gewoonlijk als de gehele aarde voor ons is. Maar het wordt hier verklaard door een ander woord en zo blijkt het dat het niet zo beperkt is, het is de wereld, Isaiah 24:4, zodat het tenminste een gehele nabuurschap van natiën moet omvatten.

1. Sommigen denken (en met grote waarschijnlijkheid), dat het een profetie is van de grote verwoesting, die Sanherib en zijn Assyrisch leger nu weldra onder vele van de volken in dat deel van de wereld aanrichten zal.

2. Anderen denken dat zij wijst op even gelijke verwoestingen die omstreeks honderd jaren later Nebukadnezar en zijn legerscharen in diezelfde landstreken aanrichten zullen, gaande van het ne koninkrijk neer het andere, niet alleen om ze te veroveren, maar om ze te verwoesten, in puinhopen te verkeren, want dat was de methode die door deze Oosterse volken in hun oorlogen gevolgd werd. De beloften, die onder deze bedreigingen gemengd zijn, zijn bedoeld tot ondersteuning en vertroosting van het volk van God in deze zeer rampspoedige tijden. En daar hier geen bijzondere volken genoemd zijn door wie, of over wie deze verwoestingen komen zullen, komt het mij voor dat zij op beide gebeurtenissen zien kunnen. Ja meer: de Schrift heeft velerlei vervulling, en wij behoren er volle ruimte aan te geven, en daarom ben ik geneigd te denken dat de profeet, naar deze en dergelijke voorbeelden, waarop hij inzonderheid het oog had, hier bedoelt om in het algemeen de rampspoedige toestand van het mensdom voor te stellen, en de velerlei ellende, waaraan het menselijk leven is blootgestelde inzonderheid die waarmee de oorlogen van de volken gepaard gaan. De profeten waren voorzeker gezonden, niet alleen om bijzondere gebeurtenissen te voorzeggen, maar om het hart van de mensen te vormen tot deugd en Godsvrucht, en te die einde werden hun profetieën geschreven en in wezen gehouden, namelijk tot ons onderricht, en daarom moeten zij niet beschouwd worden als VAN EIGEN UITLEGGING te zijn. Daar nu een innige, volkomen overtuiging van de ijdelheid van de wereld en van haar ongenoegzaamheid om ons gelukkig te maken, er zeer veel toe zal bijdragen om ons tot God te brengen en onze genegenheid te doen uitgaan naar een andere wereld, toont de profeet ons hier welke kwelling des geestes wij te wachten hebben van deze dingen, opdat wij daar nooit onze rust in zullen zoeken, noch ons enigerlei voldoening zullen beloven buiten de genieting van God. In dit hoofdstuk hebben wij:

I. Een bedreiging van verwoestende oordelen vanwege zonde, Isaiah 24:1, waarbij de verzekering gevoegd is dat de Godvruchtigen vertroost zullen worden, Isaiah 24:13.

II. Een verdere bedreiging van gelijke verwoestingen, Isaiah 24:16, waarbij de verzekering gevoegd is dat temidden van dit alles God verheerlijkt zal worden.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 24

Men is het er algemeen over eens dat hier een nieuwe leerrede begint, waarmee wordt voortgegaan tot het einde van Isaiah 27:1. En hierin zegt de profeet, naar de aanwijzing, die hij heeft ontvangen, in vele dierbare beloften, tot de rechtvaardigen dat het hun wel zal gaan, en, in vele schrikkelijke bedreigingen zegt hij: Wee de goddelozen, het zal hun kwalijk gaan, Isaiah 3:10, Isaiah 3:11, en zij zijn ineengestrengeld, opdat zij elkaar zullen ophelderen. Dit hoofdstuk is meestal dreigend, en gelijk de oordelen, die bedreigd worden, zeer zwaar en smartelijk zijn, zo is het volk dat met die oordelen bedreigd wordt, zeer talrijk. Het is niet de last van een bijzondere stad of koninkrijk, zoals wij tevoren gehad hebben, maar de last van de gehele aarde. Het woord betekent wel alleen het land, omdat ons eigen land gewoonlijk als de gehele aarde voor ons is. Maar het wordt hier verklaard door een ander woord en zo blijkt het dat het niet zo beperkt is, het is de wereld, Isaiah 24:4, zodat het tenminste een gehele nabuurschap van natiën moet omvatten.

1. Sommigen denken (en met grote waarschijnlijkheid), dat het een profetie is van de grote verwoesting, die Sanherib en zijn Assyrisch leger nu weldra onder vele van de volken in dat deel van de wereld aanrichten zal.

2. Anderen denken dat zij wijst op even gelijke verwoestingen die omstreeks honderd jaren later Nebukadnezar en zijn legerscharen in diezelfde landstreken aanrichten zullen, gaande van het ne koninkrijk neer het andere, niet alleen om ze te veroveren, maar om ze te verwoesten, in puinhopen te verkeren, want dat was de methode die door deze Oosterse volken in hun oorlogen gevolgd werd. De beloften, die onder deze bedreigingen gemengd zijn, zijn bedoeld tot ondersteuning en vertroosting van het volk van God in deze zeer rampspoedige tijden. En daar hier geen bijzondere volken genoemd zijn door wie, of over wie deze verwoestingen komen zullen, komt het mij voor dat zij op beide gebeurtenissen zien kunnen. Ja meer: de Schrift heeft velerlei vervulling, en wij behoren er volle ruimte aan te geven, en daarom ben ik geneigd te denken dat de profeet, naar deze en dergelijke voorbeelden, waarop hij inzonderheid het oog had, hier bedoelt om in het algemeen de rampspoedige toestand van het mensdom voor te stellen, en de velerlei ellende, waaraan het menselijk leven is blootgestelde inzonderheid die waarmee de oorlogen van de volken gepaard gaan. De profeten waren voorzeker gezonden, niet alleen om bijzondere gebeurtenissen te voorzeggen, maar om het hart van de mensen te vormen tot deugd en Godsvrucht, en te die einde werden hun profetieën geschreven en in wezen gehouden, namelijk tot ons onderricht, en daarom moeten zij niet beschouwd worden als VAN EIGEN UITLEGGING te zijn. Daar nu een innige, volkomen overtuiging van de ijdelheid van de wereld en van haar ongenoegzaamheid om ons gelukkig te maken, er zeer veel toe zal bijdragen om ons tot God te brengen en onze genegenheid te doen uitgaan naar een andere wereld, toont de profeet ons hier welke kwelling des geestes wij te wachten hebben van deze dingen, opdat wij daar nooit onze rust in zullen zoeken, noch ons enigerlei voldoening zullen beloven buiten de genieting van God. In dit hoofdstuk hebben wij:

I. Een bedreiging van verwoestende oordelen vanwege zonde, Isaiah 24:1, waarbij de verzekering gevoegd is dat de Godvruchtigen vertroost zullen worden, Isaiah 24:13.

II. Een verdere bedreiging van gelijke verwoestingen, Isaiah 24:16, waarbij de verzekering gevoegd is dat temidden van dit alles God verheerlijkt zal worden.

Verzen 1-12

Jesaja 24:1-12

Het is een zeer somber, treurig toneel, dat deze profetie ons voorstelt, waar wij onze blik ook heen richten, alles ziet er even droevig uit. De verwoestingen worden hier beschreven in een grote verscheidenheid van uitdrukkingen, die allen dezelfde strekking hebben, en allen verzwarend zijn.

I. De aarde is van al haar sieraden beroofd, en heeft het voorkomen alsof zij van haar grondslag was weggenomen, zij is ontledigd en woest, Isaiah 24:1, alsof zij tot haar eerste chaos was teruggekeerd, tohoe wavohoe, wederom niets dan verwarring en leegte is, Genesis 1:2, zonder vorm en ledig, weliswaar, de aarde betekent soms het land en zo is het woord "arts" in het derde vers hier ook door land vertaald, het land zal ganselijk ledig gemaakt worden, en het zal ganselijk beroofd worden, maar ik zie toch niet in, waarom het daar niet evenals in Isaiah 24:1 door de aarde vertaald is, want gewoonlijk, zo niet altijd, is er, als het een bijzonder land betekent, iets aan toegevoegd, of ten minste staat dit toevoegsel er niet ver vanaf, om aan te tonen welk land bedoeld is, zoals het land-of de aarde-van Egypte, of Kanan, of dit land, of ons land, of uw land en dergelijke meer. Het zou inderdaad op een bijzonder land kunnen wijzen, en een twijfelachtig woord gebruikt kunnen zijn, om zo'n toepassing te wettigen, want het is goed om op onszelf toe te passen en op ons eigen land, wat de Schrift in het algemeen zegt van de ijdelheid en de kwelling des geestes, waarmee alles hier beneden gepaard gaat, maar het schijnt bedoeld om te spreken van hetgeen dikwijls aan veel landen wedervaart, en hun zal wedervaren zolang als de wereld blijft bestaan, en wie weet hoe spoedig het aan ons eigen land kan wedervaren, en wat in het algemeen de aard is van alle aardse dingen, er is geen wezenlijk genot, geen voldoening in, het minste en geringste maakt ze onbruikbaar. Dikwijls zien wij talrijke gezinnen en rijke bezittingen geheel ontledigd geheel bedorven door het een of ander oordeel, of misschien slechts door langzaam, schier onmerkbaar verval. De zonde heeft de aarde onderstboven gekeerd, de aarde is voor de mens iets geheel anders geworden, dan wat zij geweest is toen God haar gemaakt had om hem ter woonplaats te zijn. De zonde heeft er ook de inwoners van verstrooid, de rebellie te Babel had de verstrooiïng van het mensdom ten gevolge. Op hoe velerlei wijze worden de inwoners beide van steden en van particuliere huizen niet verstrooid, zodat naaste bloedverwanten en oude buren niets meer van elkaar weten! Dezelfde strekking heeft Isaiah 24:4. De aarde treurt, zij verwelkt, zij stelt hen teleur die er hun geluk in gesteld hebben, en er hoge verwachtingen van hebben gekoesterd, en gaf hun niet wat zij er zich van beloofd hebben De gehele wereld kwijnt en verwelkt als zich heenspoedende naar een algehele ontbinding. Zij is op zijn best genomen als een bloem, die verdort in de handen van hen, die er al teveel behagen in scheppen, en haar op hun borst, aan hun hart leggen. En gelijk de aarde zelf oud wordt, zo kwijnen ook zij, die daarop wonen. De mensen dragen een zwak, ziekelijk lichaam met zich om, zijn dikwijls eenzaam, als opgesloten door beproeving, Isaiah 24:6. Als de aarde kwijnt en niet zo vruchtbaar is als zij placht te zijn, dan zijn zij, die daarop wonen, die haar tot hun tehuis, hun rust, hun deel maken, kwijnend en verlaten, terwijl zij, die door het geloof in God wonen, zich in Hem kunnen verblijden, ook wanneer de vijgeboom niet bloeit. Als wij de blik om ons heen slaan, en zien in hoeveel plaatsen pestilenties en brandende koortsen woeden, en hoeveel er in weinig tijds door weggeraapt worden, zodat soms de levenden nauwelijks volstaan om de doden te begraven, dan zullen wij misschien begrijpen wat de profeet bedoelt als hij zegt: de inwoners van de aarde worden verbrand, of verteerd, sommigen door de ene ziekte, anderen door een andere en vergelijkenderwijs zijn er slechts weinigen overgebleven. De wereld, waarin wij leven, is een wereld van teleurstelling, een tranendal, een stervende wereld, en de kinderen van de mensen erin zijn slechts van weinig dagen, die vol zijn van moeite en verdriet. II. Het is God, die al deze rampen over de aarde brengt. De Heere, die de aarde gemaakt heeft, haar vruchtbaar heeft gemaakt en schoon ten diepste en ten gerieve van de mens maakt haar nu ledig en woest, Isaiah 24:1, want de Schepper is en zal zijn de rechter, Hij heeft het onbetwistbaar recht om vonnis over haar te vellen, en een onweerstaanbare macht om dat vonnis te voltrekken. Het is de Heere, die dat woord gesproken heeft, en Hij zal het werk doen, Isaiah 24:3, het is Zijn volk, die de aarde verteerd heeft, Isaiah 24:6, de algemene vloek, die de zonde "over het aardrijk heeft gebracht om des mensen wil," Genesis 3:17, en de bijzondere vloek, die geslachten en landen over zich gebracht hebben door hun ontzettende goddeloosheid. Zie de kracht van Gods vloek, hoe hij alles ledig maakt, alles verwoest, zij, die door Hem gevloekt worden, zijn in waarheid gevloekt.

III. Personen van alle rang en stand zullen in deze rampen delen, Isaiah 24:2. Gelijk het volk alzo zal de priester wezen, enz. Dit is waar van vele van de gewone rampen van het menselijk leven. Allen zijn onderworpen aan dezelfde lichaamskrankheden, leed van het hart, beproevingen in familiebetrekkingen en dergelijke meer, enigerlei wedervaart aan hen, die van zeer verschillenden stand zijn, tijd en toeval wedervaart aan allen. Het is in bijzondere zin waar van verwoestende oordelen, die God soms over zondige volken brengt, als het Hem behaagt kan Hij ze algemeen maken, zodat niemand eraan ontkomt of er van vrijgesteld wordt, hetzij de mensen veel of weinig hebben, zij zullen alles verliezen. Zij, die van geringer stand zijn, zullen het eerst lijden door hongersnood, maar zij, die van hongeren stand zijn, gaan het eerst in gevangenschap, terwijl de armen in het land gelaten worden. Het zal voor allen gelijk wezen:

1. Met hoog en laag, gelijk het volk alzo zal de priester wezen, of de vorsten. De waardigheid van de magistraten en van de bedienaren van de godsdienst, de achting en eerbied die aan beide verschuldigd zijn, zullen hen niet beveiligen, :de aangezichten van de ouden zijn niet geëerd geweest," Lamentations 5:12. De priesters waren even verdorven en goddeloos als het volk, en hun hoedanigheid van priester heeft hen niet weerhouden van te zondigen, hoe kunnen zij dan verwachten dat zij hen zal beveiligen tegen het oordeel? In beide is het "gelijk het volk alzo de priester," Hosea 4:8, Hosea 4:9.

2. Met dienstknecht en vrije: gelijk de knecht alzo zijn heer, gelijk de dienstmaagd alzo haar vrouwe, zij hebben allen hun weg verdorven, en daarom zullen zij allen ongelukkig gemaakt worden, als de aarde verwoest wordt.

3. Met rijk en arm, zij, die tevoren geld hebben, geld uitzetten op interest, zullen er niet beter aan toe zijn dan zij, die zo verarmd zijn, dat zij genoodzaakt zijn hun bezittingen te verkopen en geld op te nemen op interest. Er zijn oordelen, behalve nog die op de grote dag van het oordeel, waarin rijken en armen elkaar ontmoeten. Laat hen, die tot aanzien zijn gekomen in de wereld, hun minderen niet op een te grote afstand van hen stellen, want zij weten niet hoe spoedig zij op gelijke voet met hen zullen wezen. De rijkdom van de rijke is in zijn verbeelding zijn sterke stad, maar hij zal dit niet altijd blijken te zijn in de werkelijkheid.

IV. Het is de zonde, die deze rampen over de aarde brengt. De aarde is ledig gemaakt en kwijnt weg, omdat zij bevlekt is vanwege haar inwoners, Isaiah 24:5. Zij is bevlekt door de zonde van de mensen, en daarom is zij verwoest door de oordelen Gods. Zodanig is de vuile aard van de zonde, dat zij de aarde zelf verontreinigt onder de zondige inwoners ervan, zodat zij onaangenaam is in de ogen van God en van goede mensen. Zie Leviticus 18:25, Leviticus 18:27, Leviticus 18:28. Bloed inzonderheid verontreinigt het land, Numbers 35:33. De aarde spuwt nooit haar inwoners uit, voordat zij haar bevlekt hebben door hun zonden. Wel, wat hebben zij gedaan? 1. Zij hebben de wetten overtreden van hun schepping, niet beantwoord aan het doel ervan. De banden van de wet van de natuur zijn door hen verbroken, en de koorden hunner verplichtingen aan de God van de natuur hebben zij van zich geworpen.

2. Zij hebben de inzettingen veranderd van de geopenbaarden godsdienst, diegenen van hen, die er het voordeel van hadden genoten. Zij hebben de inzettingen veronachtzaamd, zo lezen het sommigen, en hebben ze niet nauwgezet waargenomen, in het bedrijven van de zonde zijn zij over de wet heengegaan, en in het nalaten van plichten zijn zij de inzettingen voorbijgegaan.

3. Hierin hebben zij het eeuwig verbond verbroken, dat een eeuwige verplichting oplegt, en voor hen, die het houden, een eeuwige zegen zal zijn. Het is Gods grote nederbuigende goedheid, dat het Hem behaagt om in een weg des verbonds met de mensen te handelen, ten einde hun goed te doen, en hen daardoor te verplichten om Hem dienst te doen. Zelfs zij, die geen voordeel hadden van Gods verbond met Abraham, hadden toch voordeel van Zijn verbond met Noach en zijn zonen dat een eeuwig verbond genoemd wordt, Zijn verbond met dag en nacht, maar zij nemen de voorschriften niet waar van de zonen van Noach, ze erkennen Gods goedheid niet in dag en nacht, leggen er zich niet op toe om Hem dank te bewijzen, en aldus verbreken zij het eeuwig verbond, en verijdelen er het genaderijke doeleinde van.

V. Deze oordelen zullen van de mensen hoogmoed vernederen en hun vrolijkheid bederven, als de aarde ledig wordt gemaakt.

1. Het is een grote vernedering van van de mensen hoogmoed, Isaiah 24:4. De hoogmoedigen van de aarde kwijnen, want zij hebben datgene verloren, hetwelk hun hoogmoed steunde en waarvoor zij zich groot gemaakt hebben, God kan hen, die het hoofd zo omhoog hielden, zo tenonder brengen dat zij het hoofd laten hangen.

2. Het is een grote verstoring van van de vrolijkheid van de mensen, daar wordt lang bij stilgestaan, Isaiah 24:7. Allen, die blijhartig waren, zuchten, zodanig is de aard van vleselijke vrolijkheid, zij is slechts "als het geluid van de doornen onder een pot," Ecclesiastes 7:6. Luid gelach eindigt gewoonlijk in een zucht, zij, die de wereld tot hun voornaamste vreugde maken, kunnen zich niet te allen tijde verblijden. Als God Zijn oordelen zendt op de aarde, bedoelt Hij er mee diegenen ernstig te maken, die zich geheel en al aan hun vermaak hadden overgegeven. uw lachen worde veranderd in treuren. Als de aarde ledig gemaakt is, dan houdt het geluid van de vrolijk huppelenden op. Vleselijke vreugde is luidruchtig, maar het geluid ervan zal spoedig ophouden, en het einde ervan is droefheid.

Van twee dingen wordt gebruik gemaakt om ijdele vrolijkheid op te wekken en te uiten, en de blijhartige menigte wordt hier beroofd van beide.

A. Drank, de most treurt, hij is zuur geworden, omdat hij niet gedronken werd, warmt hoe geschikt hij ook is voor hen, die bitterlijk bedroefd van ziel zijn, zij hebben er dan de smaak niet voor, zoals de blijhartigen er smaak voor hebben, de wijnstok kweelt, en geeft weinig hoop op een goede wijnoogst, en daarom zuchten de blijhartigen, want zij kennen geen andere blijdschap dan die van hun koren en most en olie, als deze vermenigvuldigd worden, Psalms 4:8, en zo gij hun wijnstok en vijgeboom verwoest, dan doet gij al hun blijdschap ophouden, Hosea 2:11, Hosea 2:12. Zij zullen nu geen wijn drinken met gezang, zoals zij plachten, zij zullen hem veeleer drinken met zuchten, ja de sterke drank zal bitter zijn dengenen, die hem drinken, omdat zij er hun tranen wel mee moeten vermengen, of omdat zij er door ziekte de smaak voor hebben verloren. God heeft velerlei middelen om wijn en sterke drank te verbitteren voor hen, die ze liefhebben en er de grootste smaak in hebben, lichaamskwalen, benauwdheid van ziel, het verderf van de bezitting of van het land, zullen de Sterken drank bitter maken, al het zingenot flauw en smakeloos doen zijn

B. Muziek. De vreugde van de trommelen rust en de harpen, die bij hun maaltijden plachten te zijn, Isaiah 5:12. De gevangenen in Babel hangen hun harpen aan de wilgen. Kortom, alle vreugde is verduisterd, nergens bespeurt men iets aangenaams, niemand heeft de kracht om zich tot een grimlach te dwingen, de vreugde des lands is heengevaren, Isaiah 24:11, en als het de vreugde is, die Salomo waanzin noemt, dan is er niet veel aan verloren.

Vl. De steden zullen op bijzondere wijze door deze verwoesting van het land te lijden hebben, Isaiah 24:10. De stad van de verwarring, of van de verbijstering is afgebroken, zo lezen wij het zij ligt open en bloot voor de invallende vijanden, niet alleen door het afbreken van haar muren, maar door de verbijstering, die zich van de inwoners meester heeft gemaakt, ieder huis is gesloten, misschien vanwege de pest, die de inwoners verbrand of verteerd heeft, zodat er slechts weinig mensen zijn overgebleven, Isaiah 24:6 Besmette huizen worden gewoonlijk gesloten, opdat niemand erin zal gaan, of zij zijn gesloten omdat zij onbewoond en verlaten zijn. Er is een klagelijk geroep om des wijns wille, vanwege het bederf van de wijnoogst, zodat er waarschijnlijk geen wijn te krijgen is. In de stad, in Jeruzalem zelf, die zo sterk bezocht placht te wezen, zal niets overgelaten zijn dan verwoesting, in de straten groeit gras, en met gekraak wordt de poort in stukken verbroken, Isaiah 24:12. Allen, die heen en weer plachten te gaan door de poort, zijn geslagen, en al de kracht van de stad is afgesneden. Hoe spoedig van God een stad van orde in een stad van verwarring verkeren! en dan zal zij ook spoedig een stad van verwoesting zijn.

Verzen 1-12

Jesaja 24:1-12

Het is een zeer somber, treurig toneel, dat deze profetie ons voorstelt, waar wij onze blik ook heen richten, alles ziet er even droevig uit. De verwoestingen worden hier beschreven in een grote verscheidenheid van uitdrukkingen, die allen dezelfde strekking hebben, en allen verzwarend zijn.

I. De aarde is van al haar sieraden beroofd, en heeft het voorkomen alsof zij van haar grondslag was weggenomen, zij is ontledigd en woest, Isaiah 24:1, alsof zij tot haar eerste chaos was teruggekeerd, tohoe wavohoe, wederom niets dan verwarring en leegte is, Genesis 1:2, zonder vorm en ledig, weliswaar, de aarde betekent soms het land en zo is het woord "arts" in het derde vers hier ook door land vertaald, het land zal ganselijk ledig gemaakt worden, en het zal ganselijk beroofd worden, maar ik zie toch niet in, waarom het daar niet evenals in Isaiah 24:1 door de aarde vertaald is, want gewoonlijk, zo niet altijd, is er, als het een bijzonder land betekent, iets aan toegevoegd, of ten minste staat dit toevoegsel er niet ver vanaf, om aan te tonen welk land bedoeld is, zoals het land-of de aarde-van Egypte, of Kanan, of dit land, of ons land, of uw land en dergelijke meer. Het zou inderdaad op een bijzonder land kunnen wijzen, en een twijfelachtig woord gebruikt kunnen zijn, om zo'n toepassing te wettigen, want het is goed om op onszelf toe te passen en op ons eigen land, wat de Schrift in het algemeen zegt van de ijdelheid en de kwelling des geestes, waarmee alles hier beneden gepaard gaat, maar het schijnt bedoeld om te spreken van hetgeen dikwijls aan veel landen wedervaart, en hun zal wedervaren zolang als de wereld blijft bestaan, en wie weet hoe spoedig het aan ons eigen land kan wedervaren, en wat in het algemeen de aard is van alle aardse dingen, er is geen wezenlijk genot, geen voldoening in, het minste en geringste maakt ze onbruikbaar. Dikwijls zien wij talrijke gezinnen en rijke bezittingen geheel ontledigd geheel bedorven door het een of ander oordeel, of misschien slechts door langzaam, schier onmerkbaar verval. De zonde heeft de aarde onderstboven gekeerd, de aarde is voor de mens iets geheel anders geworden, dan wat zij geweest is toen God haar gemaakt had om hem ter woonplaats te zijn. De zonde heeft er ook de inwoners van verstrooid, de rebellie te Babel had de verstrooiïng van het mensdom ten gevolge. Op hoe velerlei wijze worden de inwoners beide van steden en van particuliere huizen niet verstrooid, zodat naaste bloedverwanten en oude buren niets meer van elkaar weten! Dezelfde strekking heeft Isaiah 24:4. De aarde treurt, zij verwelkt, zij stelt hen teleur die er hun geluk in gesteld hebben, en er hoge verwachtingen van hebben gekoesterd, en gaf hun niet wat zij er zich van beloofd hebben De gehele wereld kwijnt en verwelkt als zich heenspoedende naar een algehele ontbinding. Zij is op zijn best genomen als een bloem, die verdort in de handen van hen, die er al teveel behagen in scheppen, en haar op hun borst, aan hun hart leggen. En gelijk de aarde zelf oud wordt, zo kwijnen ook zij, die daarop wonen. De mensen dragen een zwak, ziekelijk lichaam met zich om, zijn dikwijls eenzaam, als opgesloten door beproeving, Isaiah 24:6. Als de aarde kwijnt en niet zo vruchtbaar is als zij placht te zijn, dan zijn zij, die daarop wonen, die haar tot hun tehuis, hun rust, hun deel maken, kwijnend en verlaten, terwijl zij, die door het geloof in God wonen, zich in Hem kunnen verblijden, ook wanneer de vijgeboom niet bloeit. Als wij de blik om ons heen slaan, en zien in hoeveel plaatsen pestilenties en brandende koortsen woeden, en hoeveel er in weinig tijds door weggeraapt worden, zodat soms de levenden nauwelijks volstaan om de doden te begraven, dan zullen wij misschien begrijpen wat de profeet bedoelt als hij zegt: de inwoners van de aarde worden verbrand, of verteerd, sommigen door de ene ziekte, anderen door een andere en vergelijkenderwijs zijn er slechts weinigen overgebleven. De wereld, waarin wij leven, is een wereld van teleurstelling, een tranendal, een stervende wereld, en de kinderen van de mensen erin zijn slechts van weinig dagen, die vol zijn van moeite en verdriet. II. Het is God, die al deze rampen over de aarde brengt. De Heere, die de aarde gemaakt heeft, haar vruchtbaar heeft gemaakt en schoon ten diepste en ten gerieve van de mens maakt haar nu ledig en woest, Isaiah 24:1, want de Schepper is en zal zijn de rechter, Hij heeft het onbetwistbaar recht om vonnis over haar te vellen, en een onweerstaanbare macht om dat vonnis te voltrekken. Het is de Heere, die dat woord gesproken heeft, en Hij zal het werk doen, Isaiah 24:3, het is Zijn volk, die de aarde verteerd heeft, Isaiah 24:6, de algemene vloek, die de zonde "over het aardrijk heeft gebracht om des mensen wil," Genesis 3:17, en de bijzondere vloek, die geslachten en landen over zich gebracht hebben door hun ontzettende goddeloosheid. Zie de kracht van Gods vloek, hoe hij alles ledig maakt, alles verwoest, zij, die door Hem gevloekt worden, zijn in waarheid gevloekt.

III. Personen van alle rang en stand zullen in deze rampen delen, Isaiah 24:2. Gelijk het volk alzo zal de priester wezen, enz. Dit is waar van vele van de gewone rampen van het menselijk leven. Allen zijn onderworpen aan dezelfde lichaamskrankheden, leed van het hart, beproevingen in familiebetrekkingen en dergelijke meer, enigerlei wedervaart aan hen, die van zeer verschillenden stand zijn, tijd en toeval wedervaart aan allen. Het is in bijzondere zin waar van verwoestende oordelen, die God soms over zondige volken brengt, als het Hem behaagt kan Hij ze algemeen maken, zodat niemand eraan ontkomt of er van vrijgesteld wordt, hetzij de mensen veel of weinig hebben, zij zullen alles verliezen. Zij, die van geringer stand zijn, zullen het eerst lijden door hongersnood, maar zij, die van hongeren stand zijn, gaan het eerst in gevangenschap, terwijl de armen in het land gelaten worden. Het zal voor allen gelijk wezen:

1. Met hoog en laag, gelijk het volk alzo zal de priester wezen, of de vorsten. De waardigheid van de magistraten en van de bedienaren van de godsdienst, de achting en eerbied die aan beide verschuldigd zijn, zullen hen niet beveiligen, :de aangezichten van de ouden zijn niet geëerd geweest," Lamentations 5:12. De priesters waren even verdorven en goddeloos als het volk, en hun hoedanigheid van priester heeft hen niet weerhouden van te zondigen, hoe kunnen zij dan verwachten dat zij hen zal beveiligen tegen het oordeel? In beide is het "gelijk het volk alzo de priester," Hosea 4:8, Hosea 4:9.

2. Met dienstknecht en vrije: gelijk de knecht alzo zijn heer, gelijk de dienstmaagd alzo haar vrouwe, zij hebben allen hun weg verdorven, en daarom zullen zij allen ongelukkig gemaakt worden, als de aarde verwoest wordt.

3. Met rijk en arm, zij, die tevoren geld hebben, geld uitzetten op interest, zullen er niet beter aan toe zijn dan zij, die zo verarmd zijn, dat zij genoodzaakt zijn hun bezittingen te verkopen en geld op te nemen op interest. Er zijn oordelen, behalve nog die op de grote dag van het oordeel, waarin rijken en armen elkaar ontmoeten. Laat hen, die tot aanzien zijn gekomen in de wereld, hun minderen niet op een te grote afstand van hen stellen, want zij weten niet hoe spoedig zij op gelijke voet met hen zullen wezen. De rijkdom van de rijke is in zijn verbeelding zijn sterke stad, maar hij zal dit niet altijd blijken te zijn in de werkelijkheid.

IV. Het is de zonde, die deze rampen over de aarde brengt. De aarde is ledig gemaakt en kwijnt weg, omdat zij bevlekt is vanwege haar inwoners, Isaiah 24:5. Zij is bevlekt door de zonde van de mensen, en daarom is zij verwoest door de oordelen Gods. Zodanig is de vuile aard van de zonde, dat zij de aarde zelf verontreinigt onder de zondige inwoners ervan, zodat zij onaangenaam is in de ogen van God en van goede mensen. Zie Leviticus 18:25, Leviticus 18:27, Leviticus 18:28. Bloed inzonderheid verontreinigt het land, Numbers 35:33. De aarde spuwt nooit haar inwoners uit, voordat zij haar bevlekt hebben door hun zonden. Wel, wat hebben zij gedaan? 1. Zij hebben de wetten overtreden van hun schepping, niet beantwoord aan het doel ervan. De banden van de wet van de natuur zijn door hen verbroken, en de koorden hunner verplichtingen aan de God van de natuur hebben zij van zich geworpen.

2. Zij hebben de inzettingen veranderd van de geopenbaarden godsdienst, diegenen van hen, die er het voordeel van hadden genoten. Zij hebben de inzettingen veronachtzaamd, zo lezen het sommigen, en hebben ze niet nauwgezet waargenomen, in het bedrijven van de zonde zijn zij over de wet heengegaan, en in het nalaten van plichten zijn zij de inzettingen voorbijgegaan.

3. Hierin hebben zij het eeuwig verbond verbroken, dat een eeuwige verplichting oplegt, en voor hen, die het houden, een eeuwige zegen zal zijn. Het is Gods grote nederbuigende goedheid, dat het Hem behaagt om in een weg des verbonds met de mensen te handelen, ten einde hun goed te doen, en hen daardoor te verplichten om Hem dienst te doen. Zelfs zij, die geen voordeel hadden van Gods verbond met Abraham, hadden toch voordeel van Zijn verbond met Noach en zijn zonen dat een eeuwig verbond genoemd wordt, Zijn verbond met dag en nacht, maar zij nemen de voorschriften niet waar van de zonen van Noach, ze erkennen Gods goedheid niet in dag en nacht, leggen er zich niet op toe om Hem dank te bewijzen, en aldus verbreken zij het eeuwig verbond, en verijdelen er het genaderijke doeleinde van.

V. Deze oordelen zullen van de mensen hoogmoed vernederen en hun vrolijkheid bederven, als de aarde ledig wordt gemaakt.

1. Het is een grote vernedering van van de mensen hoogmoed, Isaiah 24:4. De hoogmoedigen van de aarde kwijnen, want zij hebben datgene verloren, hetwelk hun hoogmoed steunde en waarvoor zij zich groot gemaakt hebben, God kan hen, die het hoofd zo omhoog hielden, zo tenonder brengen dat zij het hoofd laten hangen.

2. Het is een grote verstoring van van de vrolijkheid van de mensen, daar wordt lang bij stilgestaan, Isaiah 24:7. Allen, die blijhartig waren, zuchten, zodanig is de aard van vleselijke vrolijkheid, zij is slechts "als het geluid van de doornen onder een pot," Ecclesiastes 7:6. Luid gelach eindigt gewoonlijk in een zucht, zij, die de wereld tot hun voornaamste vreugde maken, kunnen zich niet te allen tijde verblijden. Als God Zijn oordelen zendt op de aarde, bedoelt Hij er mee diegenen ernstig te maken, die zich geheel en al aan hun vermaak hadden overgegeven. uw lachen worde veranderd in treuren. Als de aarde ledig gemaakt is, dan houdt het geluid van de vrolijk huppelenden op. Vleselijke vreugde is luidruchtig, maar het geluid ervan zal spoedig ophouden, en het einde ervan is droefheid.

Van twee dingen wordt gebruik gemaakt om ijdele vrolijkheid op te wekken en te uiten, en de blijhartige menigte wordt hier beroofd van beide.

A. Drank, de most treurt, hij is zuur geworden, omdat hij niet gedronken werd, warmt hoe geschikt hij ook is voor hen, die bitterlijk bedroefd van ziel zijn, zij hebben er dan de smaak niet voor, zoals de blijhartigen er smaak voor hebben, de wijnstok kweelt, en geeft weinig hoop op een goede wijnoogst, en daarom zuchten de blijhartigen, want zij kennen geen andere blijdschap dan die van hun koren en most en olie, als deze vermenigvuldigd worden, Psalms 4:8, en zo gij hun wijnstok en vijgeboom verwoest, dan doet gij al hun blijdschap ophouden, Hosea 2:11, Hosea 2:12. Zij zullen nu geen wijn drinken met gezang, zoals zij plachten, zij zullen hem veeleer drinken met zuchten, ja de sterke drank zal bitter zijn dengenen, die hem drinken, omdat zij er hun tranen wel mee moeten vermengen, of omdat zij er door ziekte de smaak voor hebben verloren. God heeft velerlei middelen om wijn en sterke drank te verbitteren voor hen, die ze liefhebben en er de grootste smaak in hebben, lichaamskwalen, benauwdheid van ziel, het verderf van de bezitting of van het land, zullen de Sterken drank bitter maken, al het zingenot flauw en smakeloos doen zijn

B. Muziek. De vreugde van de trommelen rust en de harpen, die bij hun maaltijden plachten te zijn, Isaiah 5:12. De gevangenen in Babel hangen hun harpen aan de wilgen. Kortom, alle vreugde is verduisterd, nergens bespeurt men iets aangenaams, niemand heeft de kracht om zich tot een grimlach te dwingen, de vreugde des lands is heengevaren, Isaiah 24:11, en als het de vreugde is, die Salomo waanzin noemt, dan is er niet veel aan verloren.

Vl. De steden zullen op bijzondere wijze door deze verwoesting van het land te lijden hebben, Isaiah 24:10. De stad van de verwarring, of van de verbijstering is afgebroken, zo lezen wij het zij ligt open en bloot voor de invallende vijanden, niet alleen door het afbreken van haar muren, maar door de verbijstering, die zich van de inwoners meester heeft gemaakt, ieder huis is gesloten, misschien vanwege de pest, die de inwoners verbrand of verteerd heeft, zodat er slechts weinig mensen zijn overgebleven, Isaiah 24:6 Besmette huizen worden gewoonlijk gesloten, opdat niemand erin zal gaan, of zij zijn gesloten omdat zij onbewoond en verlaten zijn. Er is een klagelijk geroep om des wijns wille, vanwege het bederf van de wijnoogst, zodat er waarschijnlijk geen wijn te krijgen is. In de stad, in Jeruzalem zelf, die zo sterk bezocht placht te wezen, zal niets overgelaten zijn dan verwoesting, in de straten groeit gras, en met gekraak wordt de poort in stukken verbroken, Isaiah 24:12. Allen, die heen en weer plachten te gaan door de poort, zijn geslagen, en al de kracht van de stad is afgesneden. Hoe spoedig van God een stad van orde in een stad van verwarring verkeren! en dan zal zij ook spoedig een stad van verwoesting zijn.

Verzen 13-15

Jesaja 24:13-15

Wij zien hier hoe God in het midden van de toorn aan het ontfermen gedenkt. Als Juda en Jeruzalem en de omliggende landen oververmeesterd zullen zijn door de vijand, Sanherib of Nebukadnezar, dan zal daar een overblijfsel zijn, dat behouden wordt van het algemene verderf, en het zal een vroom, een Godvruchtig overblijfsel zijn. God volgt gewoonlijk deze methode als Zijn oordelen zijn uitgegaan, Hij maakt geen voleinding, Isaiah 6:13. Of, wij kunnen het aldus opvatten: hoewel van het grootste deel van het mensdom genot en vertroosting is weggenomen door het ledigmaken van de aarde en de verwoesting ervan, zijn er toch enige weinigen, die zichzelf beter verstaan, hun schat opgelegd hebben in de hemel, en niet in de dingen van hier beneden, en daarom hun vertroosting en blijdschap in God kunnen behouden, zelfs als de aarde treurt en kwijnt.

Merk op:

1. Het kleine tal van dit overblijfsel, Isaiah 24:13. Als alles ten verderve gaat, dan zal er als de afschudding des olijfbooms wezen, en gelijk de nalezingen wanneer de wijnoogst geëindigd is, hier en daar een, die aan de algemene ramp zal ontkomen (zoals Noach en zijn gezin toen de oude wereld onder de zondvloed werd bedolven), die in staat zullen zijn neer te zitten op de puinhopen van de dingen, die hun het leven hebben veraangenaamd en zelfs dan zich kunnen verblijden in de Heere, Habakkuk 3:16, die als alle aangezichten somber en treurig zijn, "hun hoofd kunnen opheffen met blijdschap", Luke 21:26, Luke 21:28. Deze weinigen zijn verstrooid, op een afstand van elkaar, zoals de afschuddingen van de olijfboom, en zij zijn verborgen, verscholen onder de bladeren. De Heere alleen kent degenen, die de Zijnen zijn, de wereld kent hen niet.

2. De grote Godsvrucht van dit overblijfsel, die zoveel groter is omdat zij zo ternauwernood aan deze grote verwoesting ontkomen zijn, Isaiah 24:14. Zij zullen hun stem opheffen, zij zullen vrolijk zingen.

a. Zij zullen zingen van blijdschap over hun verlossing, als de vrolijkheid van vleselijk-gezinde wereldlingen ophoudt, is de blijdschap van de heiligen even levendig als ooit, als de blijhartigen zuchten omdat de wijnstok kwijnt, dan zullen de oprechten van hart zingen omdat het verbond van de genade, de fontein van hun vertroostingen en het fundament van hun hoop, nooit faalt, zij, die zich verblijden in de Heere, kunnen zich verblijden in verdrukking, en door het geloof kunnen zij juichen als allen rondom hen in tranen zijn.

b. Zij zullen zingen tot eer en lof van God, zij zullen zingen, niet alleen van de goedertierenheid, maar van de heerlijkheid des Heeren, hun liederen zijn ernstig en ontzagwekkend, en in hun geestelijke blijdschap hebben zij een eerbiedig besef van de grootheid van God, en houden zij zich nederig op een afstand als zij tot Hem komen met hun lof. De heerlijkheid des Heeren, die een oorzaak van verschrikking is voor de goddelozen, voorziet de heiligen van liederen des lofs. Zij zullen zingen van de grootheid of alles overtreffende heerlijkheid des Heeren, tentoon gespreid beide in Zijn oordelen en in Zijn goedertierenheden, want van beide moeten wij zingen, , moeten wij Hem zingen, Psalms 101:1. Zij, die van het land, dat ledig gemaakt en verwoest werd ontkomen zijn, of nog ontkomen zullen naar de zee, zullen vandaar luid roepen, zij zullen juichen, hun verstrooiing zal er toe bijdragen om de kennis van God te verspreiden, en zij zullen zelfs op ver verwijderde kusten Zijn lof doen weerklinken. Het strekt zeer tot eer van God, als zij, die Hem vrezen, zich in Hem verblijden en Hem loven zelfs in de donkerste, treurigste tijden.

3. Hun heilige ijver om anderen op te wekken tot dezelfde Godsvrucht, Isaiah 24:15. Ze moedigen hun lotgenoten in het lijden aan om evenzo te doen.

a. Zij, die in de vuren zijn, in de smeltkroes van de beproeving, de vuren, door welke de inwoners van de aarde verbrand worden, Isaiah 24:6. Of in de valleien, in de lage, duistere, vuile plaatsen.

b. Zij, die op de eilanden in de zee zijn, waarheen zij verbannen werden, of genoodzaakt werden er heen te vluchten, om er een schuilplaats te vinden, ver verwijderd van al hun vrienden, zij "waren in het vuur en in het water gekomen," Psalms 66:12, maar laat hen in beide de Heere verheerlijken, Hem verheerlijken als de Heere, de God Israëls. Zij, die door het geloof kunnen roemen in verdrukking, behoren God te verheerlijken in verdrukking en Hem te danken voor de vertroostingen, die overvloedig zijn, gelijk als hun beproeving overvloedig is. Wij moeten in ieder vuur, ook in het heetste, op ieder eiland, zelfs in het afgelegenste, onze goede gedachten van God behouden, als wij, ofschoon Hii, ons zou doden, toch op Hem betrouwen, al worden wij om Zijnentwil de gehele dag gedood, en toch op geen van deze dingen achten, dan eren wij de Heere in de vuren, Isaiah 24:15, zoals de drie jongelingen en de martelaars, die op de brandstapel hebben gezongen.

Verzen 13-15

Jesaja 24:13-15

Wij zien hier hoe God in het midden van de toorn aan het ontfermen gedenkt. Als Juda en Jeruzalem en de omliggende landen oververmeesterd zullen zijn door de vijand, Sanherib of Nebukadnezar, dan zal daar een overblijfsel zijn, dat behouden wordt van het algemene verderf, en het zal een vroom, een Godvruchtig overblijfsel zijn. God volgt gewoonlijk deze methode als Zijn oordelen zijn uitgegaan, Hij maakt geen voleinding, Isaiah 6:13. Of, wij kunnen het aldus opvatten: hoewel van het grootste deel van het mensdom genot en vertroosting is weggenomen door het ledigmaken van de aarde en de verwoesting ervan, zijn er toch enige weinigen, die zichzelf beter verstaan, hun schat opgelegd hebben in de hemel, en niet in de dingen van hier beneden, en daarom hun vertroosting en blijdschap in God kunnen behouden, zelfs als de aarde treurt en kwijnt.

Merk op:

1. Het kleine tal van dit overblijfsel, Isaiah 24:13. Als alles ten verderve gaat, dan zal er als de afschudding des olijfbooms wezen, en gelijk de nalezingen wanneer de wijnoogst geëindigd is, hier en daar een, die aan de algemene ramp zal ontkomen (zoals Noach en zijn gezin toen de oude wereld onder de zondvloed werd bedolven), die in staat zullen zijn neer te zitten op de puinhopen van de dingen, die hun het leven hebben veraangenaamd en zelfs dan zich kunnen verblijden in de Heere, Habakkuk 3:16, die als alle aangezichten somber en treurig zijn, "hun hoofd kunnen opheffen met blijdschap", Luke 21:26, Luke 21:28. Deze weinigen zijn verstrooid, op een afstand van elkaar, zoals de afschuddingen van de olijfboom, en zij zijn verborgen, verscholen onder de bladeren. De Heere alleen kent degenen, die de Zijnen zijn, de wereld kent hen niet.

2. De grote Godsvrucht van dit overblijfsel, die zoveel groter is omdat zij zo ternauwernood aan deze grote verwoesting ontkomen zijn, Isaiah 24:14. Zij zullen hun stem opheffen, zij zullen vrolijk zingen.

a. Zij zullen zingen van blijdschap over hun verlossing, als de vrolijkheid van vleselijk-gezinde wereldlingen ophoudt, is de blijdschap van de heiligen even levendig als ooit, als de blijhartigen zuchten omdat de wijnstok kwijnt, dan zullen de oprechten van hart zingen omdat het verbond van de genade, de fontein van hun vertroostingen en het fundament van hun hoop, nooit faalt, zij, die zich verblijden in de Heere, kunnen zich verblijden in verdrukking, en door het geloof kunnen zij juichen als allen rondom hen in tranen zijn.

b. Zij zullen zingen tot eer en lof van God, zij zullen zingen, niet alleen van de goedertierenheid, maar van de heerlijkheid des Heeren, hun liederen zijn ernstig en ontzagwekkend, en in hun geestelijke blijdschap hebben zij een eerbiedig besef van de grootheid van God, en houden zij zich nederig op een afstand als zij tot Hem komen met hun lof. De heerlijkheid des Heeren, die een oorzaak van verschrikking is voor de goddelozen, voorziet de heiligen van liederen des lofs. Zij zullen zingen van de grootheid of alles overtreffende heerlijkheid des Heeren, tentoon gespreid beide in Zijn oordelen en in Zijn goedertierenheden, want van beide moeten wij zingen, , moeten wij Hem zingen, Psalms 101:1. Zij, die van het land, dat ledig gemaakt en verwoest werd ontkomen zijn, of nog ontkomen zullen naar de zee, zullen vandaar luid roepen, zij zullen juichen, hun verstrooiing zal er toe bijdragen om de kennis van God te verspreiden, en zij zullen zelfs op ver verwijderde kusten Zijn lof doen weerklinken. Het strekt zeer tot eer van God, als zij, die Hem vrezen, zich in Hem verblijden en Hem loven zelfs in de donkerste, treurigste tijden.

3. Hun heilige ijver om anderen op te wekken tot dezelfde Godsvrucht, Isaiah 24:15. Ze moedigen hun lotgenoten in het lijden aan om evenzo te doen.

a. Zij, die in de vuren zijn, in de smeltkroes van de beproeving, de vuren, door welke de inwoners van de aarde verbrand worden, Isaiah 24:6. Of in de valleien, in de lage, duistere, vuile plaatsen.

b. Zij, die op de eilanden in de zee zijn, waarheen zij verbannen werden, of genoodzaakt werden er heen te vluchten, om er een schuilplaats te vinden, ver verwijderd van al hun vrienden, zij "waren in het vuur en in het water gekomen," Psalms 66:12, maar laat hen in beide de Heere verheerlijken, Hem verheerlijken als de Heere, de God Israëls. Zij, die door het geloof kunnen roemen in verdrukking, behoren God te verheerlijken in verdrukking en Hem te danken voor de vertroostingen, die overvloedig zijn, gelijk als hun beproeving overvloedig is. Wij moeten in ieder vuur, ook in het heetste, op ieder eiland, zelfs in het afgelegenste, onze goede gedachten van God behouden, als wij, ofschoon Hii, ons zou doden, toch op Hem betrouwen, al worden wij om Zijnentwil de gehele dag gedood, en toch op geen van deze dingen achten, dan eren wij de Heere in de vuren, Isaiah 24:15, zoals de drie jongelingen en de martelaars, die op de brandstapel hebben gezongen.

Verzen 16-23

Jesaja 24:16-23

Deze verzen spreken, evenals de vorige, duidelijk

I. Van vertroosting tot de heiligen. Zij kunnen door de rampen van de plaatsen, waar zij wonen, tot de uiterste delen van de aarde gedreven worden, of misschien ter wille van hun Godsdienst genoodzaakt zijn daarheen te gaan, maar daar zullen zij zingen, niet zuchten, van daar hebben wij psalmen gehoord, en het is ons een troost ze te horen, te horen dat Godvruchtige mensen hun Godsdienst met zich medenemen zelfs tot in de verste landen, te horen dat God hen daar bezoekt, en hen aanmoedigt om te hopen dat Hij hen vandaar vergaderen zal, Deuteronomy 30:1, 4, en aldus is hun lied tot verheerlijking des Rechtvaardigen, het woord staat in het enkelvoud, en er kan de rechtvaardige God mee bedoeld zijn, die rechtvaardig is in alles wat Hij over ons gebracht heeft, dit is de Heere te verheerlijken in de vuren-of, de bedoeling kan ook wezen: Deze psalmen strekken tot eer of tot sieraad van hen, die ze zingen. Wij doen onszelf de grootst mogelijke eer aan als wij ons bezighouden met God te eren en te verheerlijken. Dit kan zien op het zenden van het Evangelie tot de uiterste einden van de aarde. zo ver als dit door ons bewoonde eiland in de dagen van de Messias waarvan de blijde boodschap wederkaatst wordt in psalmen, die vandaar gehoord worden, uit kerken, die daar geplant zijn, tot eer en heerlijkheid van de rechtvaardigen God, in overeenstemming met het lied van de engelen: Ere zij God in de hoogste hemelen, en ere zij allen rechtvaardigen mensen, want het werk van de verlossing was verordineerd tot onze ere eer de wereld was.

II. Van verschrikking tot de zondaren, zichzelf en anderen vertroost hebbende met het vooruitzicht op een behouden overblijfsel, keert hij nu terug om te treuren over de ellende, die als een machtige bergstroom zal losbreken over de aarde. Edoch nu zeg ik: Ik word mager, ik word mager, wee mij! Isaiah 24:16. De blote gedachte eraan verteert mij, maakt mij mager. Hij voorziet:

1. Het algemeen heersen van de zonde, dat de ongerechtigheid de overhand zal hebben Isaiah 24:16. De trouwelozen handelen trouwelooslijk, dat is zelf reeds een oordeel, en het brengt God er toe om nog andere oordelen te zenden

a. De mensen zich trouweloos jegens elkaar, er is geen trouw in de mens, er heerst een algemene oneerlijkheid. De waarheid, die heilige band van de samenleving, is weggegaan, en er is niets dan trouweloosheid in van de mensen handelingen. Zie Jeremia 9:l, 2.

b. Zij zijn allen trouweloos jegens hun God, met betrekking tot Hem en hun verbond met Hem zijn de kinderen van de mensen allen trouweloos in hun handelingen, en hebben zeer trouwelooslijk gehandeld met hun God door van hun trouw aan Hem af te wijken, dit is de oorsprong en dit is de verzwaring van de zonde van de wereld. En als de mensen trouweloos zijn geweest jegens hun God, hoe kunnen zij dan trouw zijn jegens elkaar?

2. Het algemeen heersen van de toorn en van Gods oordelen wegens deze zonde.

A. Van tijd tot tijd zullen de inwoners van de aarde vervolgd worden van de ene plaats naar de andere, door het een of ander onheil, Isaiah 24:17, Isaiah 24:18. De vrees en de kuil en de strik, vrees voor de kuil en de strik is over hen, waar zij ook zijn, want de kinderen van de mensen weten niet in welk kwaad zij plotseling verstrikt kunnen worden, Ecclesiastes 9:12. Deze drie woorden schijnen gekozen te zijn als een sierlijke woordspeling, of, zoals wij het nu minachtend noemen, een gerinkink van woorden: pachad, pachas, pach, zo luiden zij in het Hebreeuws, maar de betekenis is duidelijk Isaiah 24:18, namelijk, dat "het kwaad de zondaars zal vervolgen," Proverbs 13:21, dat de vloek de ongehoorzamen zal treffen, Deuteronomy 28:15, dat zij die gerust zijn omdat zij aan het een oordeel zijn ontkomen, niet weten hoe spoedig een ander over hen komen kan. Hetgeen, waarmee deze profeet al de inwoners van de aarde dreigt, wordt door een andere profeet tot een deel gemaakt van de oordelen over Moab, Jeremiah 48:43, Jeremiah 48:44. Maar het is een gewoon voorbeeld van de rampspoedige staat van het menselijk leven, dat, als wij het een kwaad zoeken te vermijden wij in een ander vervallen, dat nog erger is, en dat het einde van de ene moeilijkheid, de ene benauwdheid, dikwijls het begin is van een andere, zodat wij het minst veilig zijn, als wij het meest gerust zijn.

B. De aarde zelf zal in stukken geschud worden, het zal letterlijk zo wezen aan het einde, als alle de werken daarop verbrand zullen worden, en dikwijls is het zo in overdrachtelijken zin, eer dat dit einde er is, "de sluizen in de hoogte zijn opengedaan, om" toorn neer te gieten, zoals in de algemenen zondvloed, "Hij regent op de goddelozen vurige kolen en zwavel," Psalms 11:6, en de fonteinen van de grote afgrond opengebroken zijnde, zullen de grondvesten van de aarde natuurlijk wankelen, de natuur is uit haar voegen geraakt, alles is in verwarring. Zie hoe sierlijk dit is uitgedrukt, Isaiah 24:19,. "De aarde zal ganselijk verbroken worden, de aarde zal ganselijk vaneen gescheurd worden, de aarde zal ganselijk bewogen worden, uit haar plaats worden bewogen, God zal de hemelen en de aarde doen beven", Haggai 2:6. Zie de ellende van hen, die hun schat opleggen in de dingen van de aarde en om die dingen geven, er hun hart op stellen, zij stellen hun vertrouwen in hetgeen weldra ganselijk verbroken, ganselijk vaneen gescheurd zal worden, de aarde zal waggelen gelijk een dronkaard, zo ongestadig, zo onzeker zijn al de bewegingen van deze dingen. Wereldlingen wonen erin als in een paleis, als in een kasteel, als in een oninneembaren toren, maar zij zal heen en weer bewogen worden gelijk een nachthut, zo gemakkelijk, zo snel, en met zo weinig verlies voor de groten landheer. Het afbreken van de aarde zal slechts wezen als het afbreken van een nachthut, die het land wel gaarne kwijt wil wezen, omdat zij slechts bedelaars herbergt, weshalve geen zorg wordt gedragen om haar weer op te bouwen, zij zal vallen en niet weer opstaan, maar er zal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zijn, waarin niets dan gerechtigheid zal wonen.

Maat wat is het, dat aldus de aarde beweegt en haar doet verzinken? Het is haar overtreding, die zwaar op haar zal zijn. Zonde is een last voor geheel de schepping, zij is een zware last, een last onder welke zij thans zucht, en die haar ten slotte zal doen verzinken. Zonde is het verderf van staten) koninkrijken en geslachten, zij vallen onder het gewicht van die "plaat van lood," Zacheria 5:7, 8.

C. God zal een bijzonderen twist hebben met de koningen en de groten van de aarde, Isaiah 24:2t. Hij zal bezoeking doen over de heirscharen des hogen in de hoogte, heirscharen van vorsten zijn voor God niet meer dan heirscharen van gewone mensen, wat kon een heirschaar van groten doen met hun verenigde strijdkrachten, als de Allerhoogste, de Heere van de heirscharen, met hen twist, om hun hoogte te vernederen, hun heirscharen te verstrooien en hun bondgenootschappen te verbreken? De hogen, die in de hoogte zijn, die opgeblazen zijn door hun hoogheid en hun grootheid, die denken zo hoog te zijn, dat zij buiten het bereik zijn van alle gevaar, zullen gewaar worden dat God al hun hoogmoed en al hun wreedheid aan hen zal bezoeken, waarmee zij hun naburen hebben geschaad en hun onderdanen hebben verdrukt, zodat deze nu op hun eigen hoofd zal weerkeren. Met de koningen van de aarde zal nu op aarde worden afgerekend, om te tonen dat er waarlijk een God is, die richt op de aarde en aan de hoogmoedigsten van de koningen vergelden zal naar hun doen. Laat hen, die vertreden worden door de hogen van de aarde, zich hiermede vertroosten, dat, hoewel zij hen niet kunnen, niet durven, niet moeten weerstaan, er toch een God is, die rekenschap van hen zal afeisen, en over hen op hun eigen mesthoop zal zegevieren, want de aarde, waarvan zij de koningen zijn, is in Zijn ogen niets meer of niets beters dan dat. Dit is alleen in het algemeen, in het bijzonder wordt voorzegd, Isaiah 24:22 dat zij tezamen vergaderd zullen worden, gelijk de gevangenen, gelijk schuldig verklaarde, veroordeelde gevangenen tezamen vergaderd worden in een put, of kerkerhol, en daarin strenge gevangenschap opgesloten zijn, de koningen en hogen, die voor zichzelf alle mogelijke vrijheid namen, en er vermaak in vonden om anderen op te sluiten, zullen nu zelf opgesloten worden. Laat de vrije zich niet beroemen op zijn vrijheid evenmin als de sterke zich moet beroemen op zijn kracht, want hij weet niet in welk bedwang hij nog komen kan. Maar na veel dagen zullen zij weer bezocht worden, hetzij:

a. Dat zij bezocht zullen worden in toorn-het is hetzelfde woord in een anderen vorm, dat gebruikt is in Isaiah 24:21. De Heere zal hen straffen, zij zullen bewaard worden voor de dag van de voltrekking van het vonnis, zoals ter dood veroordeelde gevangenen, en zoals de gevallen engelen "met eeuwige banden onder de duisternis bewaard worden tot het oordeel van de grote dag." Judas, Isaiah 24:6. Laat dit een verklaring zijn van het uitstel van de goddelijke wraak, het vonnis wordt niet snel voltrokken, omdat de dag van de voltrekking nog niet gekomen is, en misschien niet komen zal dan na vele dagen, maar het is zeker dat de goddeloze bewaard wordt voor de dag des verderfs, en intussen bewaard, behoed blijft, maar "ten dage van de verbolgenheid te voorschijn gebracht zal worden," Job 21:30, x) zo laat ons dan over niets voor de tijd oordelen.

b. Zij zullen bezocht worden in genade, en uit hun gevangenschap worden bevrijd, en zullen wederom-zo niet hun waardigheid-maar dan toch hun vrijheid herkrijgen. Bij zijn veroveringen heeft Nebukadnezar veel koningen en vorsten tot zijn gevangenen gemaakt, en hen in de gevangenis te Babel opgesloten, onder anderen ook Jojachin, koning van Juda, maar na veel dagen, toen hij het hoofd had neergelegd, heeft zijn zoon hem bezocht en hem in zijn dienstbaarheid enige vriendelijkheid betoond, want het wordt als een voorbeeld van zijn bijzondere vriendelijkheid voor Jojachin genoemd, dat hij "zijn stoel stelde boven de stoel van de koningen, die bij hem te Babel waren," Jeremiah 52:32. Als wij het toepassen op de algemene staat van het mensdom, dan wordt er een omwenteling van toestand mee te kennen gegeven, zij, die hoog waren, zijn gestraft, zij, die gestraft waren, hebben verademing na vele dagen, opdat niemand in deze wereld gerust zij, al is zijn toestand ook nog zo bloeiend, en opdat niemand zal wanhopen, in hoe treurigen toestand hij zich ook moge bevinden.

3. In dit alles eer en heerlijkheid aan God Isaiah 24:23. Als dit alles plaats heeft, als de trotse vijanden van Gods kerk vernederd worden naar beneden gebracht zijn, dan zal het buiten alle tegenspraak blijken dat de Heere regeert, hetgeen altijd waar is, maar niet altijd even merkbaar is. Als de koningen van de aarde gestraft zijn voor hun tirannie en verdrukking, dan wordt aan geheel de wereld bekend gemaakt dat God de Koning van de koningen is, Koning is boven hen, door wie zij verwinbaar zijn, Koning over hen, aan wie zij verantwoordelijk zijn, dat Hij heerst als Heere van de heirscharen, van alle heirscharen, van hun heirscharen, dat Hij regeert op de berg Zion en in Zijn kerk, tot haar eer en haar welzijn, ingevolge de belofte waarop zij gegrond is, regeert in Zijn Woord en in Zijn inzettingen dat Hij regeert voor Zijn oudsten en voor al Zijn heiligen, inzonderheid voor Zijn dienstknechten, de ouderlingen van Zijn kerk, die hun oog gericht hebben op al de uitgangen van Zijn macht en voorzienigheid, en in al deze gebeurtenissen Zijn hand opmerken. Gods oudsten de oudste discipelen, de ervaren Christenen, die dikwijls als zij in verwarring en verlegenheid waren, in het heiligdom zijn gegaan, in Gods heiligdom in Zion en Jeruzalem, en zich bekend hebben gemaakt met Zijn openbaringen van zichzelf aldaar, zij zullen meer dan anderen zien van Gods heerschappij en soevereiniteit in deze werkingen van Zijn voorzienigheid.

b. Dan zal het blijken dat Hij heerlijk regeert, regeert in zo'n glans en luister, dat de maan schaamrood zal worden en de zon beschaamd zal worden, gelijk de kleinere lichten verduisterd en uitgeblust worden door de grotere. Hoge, aanzienlijke mannen, die dachten zo glansrijk en zo groot een heerschappij te hebben als de zon en de maan, zullen beschaamd worden, als God zal blijken boven hen te zijn, en nog veel meer als Hij tegen hen verschijnt, dan zal hun aangezicht schaamrood zijn, zodat zij Gods naam zullen zoeken. De Oosterse volken aanbaden de zon en de maan, maar als God zo heerlijk zal verschijnen voor Zijn volk tegen Zijn en hun vijanden, dan zullen al deze voorgewende godheden zich er over schamen, dat zij ooit de hulde van hun misleide en verblinde aanbidders hebben ontvangen. De heerlijkheid van de Schepper overtreft oneindig ver de heerlijkheid van het luisterrijkste schepsel. Op de grote dag, wanneer de Rechter van hemel en aarde verschijnen zal in Zijn heerlijkheid, dan zal door Zijn alles overtreffenden glans de zon in duisternis veranderd worden en de maan in bloed.

Verzen 16-23

Jesaja 24:16-23

Deze verzen spreken, evenals de vorige, duidelijk

I. Van vertroosting tot de heiligen. Zij kunnen door de rampen van de plaatsen, waar zij wonen, tot de uiterste delen van de aarde gedreven worden, of misschien ter wille van hun Godsdienst genoodzaakt zijn daarheen te gaan, maar daar zullen zij zingen, niet zuchten, van daar hebben wij psalmen gehoord, en het is ons een troost ze te horen, te horen dat Godvruchtige mensen hun Godsdienst met zich medenemen zelfs tot in de verste landen, te horen dat God hen daar bezoekt, en hen aanmoedigt om te hopen dat Hij hen vandaar vergaderen zal, Deuteronomy 30:1, 4, en aldus is hun lied tot verheerlijking des Rechtvaardigen, het woord staat in het enkelvoud, en er kan de rechtvaardige God mee bedoeld zijn, die rechtvaardig is in alles wat Hij over ons gebracht heeft, dit is de Heere te verheerlijken in de vuren-of, de bedoeling kan ook wezen: Deze psalmen strekken tot eer of tot sieraad van hen, die ze zingen. Wij doen onszelf de grootst mogelijke eer aan als wij ons bezighouden met God te eren en te verheerlijken. Dit kan zien op het zenden van het Evangelie tot de uiterste einden van de aarde. zo ver als dit door ons bewoonde eiland in de dagen van de Messias waarvan de blijde boodschap wederkaatst wordt in psalmen, die vandaar gehoord worden, uit kerken, die daar geplant zijn, tot eer en heerlijkheid van de rechtvaardigen God, in overeenstemming met het lied van de engelen: Ere zij God in de hoogste hemelen, en ere zij allen rechtvaardigen mensen, want het werk van de verlossing was verordineerd tot onze ere eer de wereld was.

II. Van verschrikking tot de zondaren, zichzelf en anderen vertroost hebbende met het vooruitzicht op een behouden overblijfsel, keert hij nu terug om te treuren over de ellende, die als een machtige bergstroom zal losbreken over de aarde. Edoch nu zeg ik: Ik word mager, ik word mager, wee mij! Isaiah 24:16. De blote gedachte eraan verteert mij, maakt mij mager. Hij voorziet:

1. Het algemeen heersen van de zonde, dat de ongerechtigheid de overhand zal hebben Isaiah 24:16. De trouwelozen handelen trouwelooslijk, dat is zelf reeds een oordeel, en het brengt God er toe om nog andere oordelen te zenden

a. De mensen zich trouweloos jegens elkaar, er is geen trouw in de mens, er heerst een algemene oneerlijkheid. De waarheid, die heilige band van de samenleving, is weggegaan, en er is niets dan trouweloosheid in van de mensen handelingen. Zie Jeremia 9:l, 2.

b. Zij zijn allen trouweloos jegens hun God, met betrekking tot Hem en hun verbond met Hem zijn de kinderen van de mensen allen trouweloos in hun handelingen, en hebben zeer trouwelooslijk gehandeld met hun God door van hun trouw aan Hem af te wijken, dit is de oorsprong en dit is de verzwaring van de zonde van de wereld. En als de mensen trouweloos zijn geweest jegens hun God, hoe kunnen zij dan trouw zijn jegens elkaar?

2. Het algemeen heersen van de toorn en van Gods oordelen wegens deze zonde.

A. Van tijd tot tijd zullen de inwoners van de aarde vervolgd worden van de ene plaats naar de andere, door het een of ander onheil, Isaiah 24:17, Isaiah 24:18. De vrees en de kuil en de strik, vrees voor de kuil en de strik is over hen, waar zij ook zijn, want de kinderen van de mensen weten niet in welk kwaad zij plotseling verstrikt kunnen worden, Ecclesiastes 9:12. Deze drie woorden schijnen gekozen te zijn als een sierlijke woordspeling, of, zoals wij het nu minachtend noemen, een gerinkink van woorden: pachad, pachas, pach, zo luiden zij in het Hebreeuws, maar de betekenis is duidelijk Isaiah 24:18, namelijk, dat "het kwaad de zondaars zal vervolgen," Proverbs 13:21, dat de vloek de ongehoorzamen zal treffen, Deuteronomy 28:15, dat zij die gerust zijn omdat zij aan het een oordeel zijn ontkomen, niet weten hoe spoedig een ander over hen komen kan. Hetgeen, waarmee deze profeet al de inwoners van de aarde dreigt, wordt door een andere profeet tot een deel gemaakt van de oordelen over Moab, Jeremiah 48:43, Jeremiah 48:44. Maar het is een gewoon voorbeeld van de rampspoedige staat van het menselijk leven, dat, als wij het een kwaad zoeken te vermijden wij in een ander vervallen, dat nog erger is, en dat het einde van de ene moeilijkheid, de ene benauwdheid, dikwijls het begin is van een andere, zodat wij het minst veilig zijn, als wij het meest gerust zijn.

B. De aarde zelf zal in stukken geschud worden, het zal letterlijk zo wezen aan het einde, als alle de werken daarop verbrand zullen worden, en dikwijls is het zo in overdrachtelijken zin, eer dat dit einde er is, "de sluizen in de hoogte zijn opengedaan, om" toorn neer te gieten, zoals in de algemenen zondvloed, "Hij regent op de goddelozen vurige kolen en zwavel," Psalms 11:6, en de fonteinen van de grote afgrond opengebroken zijnde, zullen de grondvesten van de aarde natuurlijk wankelen, de natuur is uit haar voegen geraakt, alles is in verwarring. Zie hoe sierlijk dit is uitgedrukt, Isaiah 24:19,. "De aarde zal ganselijk verbroken worden, de aarde zal ganselijk vaneen gescheurd worden, de aarde zal ganselijk bewogen worden, uit haar plaats worden bewogen, God zal de hemelen en de aarde doen beven", Haggai 2:6. Zie de ellende van hen, die hun schat opleggen in de dingen van de aarde en om die dingen geven, er hun hart op stellen, zij stellen hun vertrouwen in hetgeen weldra ganselijk verbroken, ganselijk vaneen gescheurd zal worden, de aarde zal waggelen gelijk een dronkaard, zo ongestadig, zo onzeker zijn al de bewegingen van deze dingen. Wereldlingen wonen erin als in een paleis, als in een kasteel, als in een oninneembaren toren, maar zij zal heen en weer bewogen worden gelijk een nachthut, zo gemakkelijk, zo snel, en met zo weinig verlies voor de groten landheer. Het afbreken van de aarde zal slechts wezen als het afbreken van een nachthut, die het land wel gaarne kwijt wil wezen, omdat zij slechts bedelaars herbergt, weshalve geen zorg wordt gedragen om haar weer op te bouwen, zij zal vallen en niet weer opstaan, maar er zal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zijn, waarin niets dan gerechtigheid zal wonen.

Maat wat is het, dat aldus de aarde beweegt en haar doet verzinken? Het is haar overtreding, die zwaar op haar zal zijn. Zonde is een last voor geheel de schepping, zij is een zware last, een last onder welke zij thans zucht, en die haar ten slotte zal doen verzinken. Zonde is het verderf van staten) koninkrijken en geslachten, zij vallen onder het gewicht van die "plaat van lood," Zacheria 5:7, 8.

C. God zal een bijzonderen twist hebben met de koningen en de groten van de aarde, Isaiah 24:2t. Hij zal bezoeking doen over de heirscharen des hogen in de hoogte, heirscharen van vorsten zijn voor God niet meer dan heirscharen van gewone mensen, wat kon een heirschaar van groten doen met hun verenigde strijdkrachten, als de Allerhoogste, de Heere van de heirscharen, met hen twist, om hun hoogte te vernederen, hun heirscharen te verstrooien en hun bondgenootschappen te verbreken? De hogen, die in de hoogte zijn, die opgeblazen zijn door hun hoogheid en hun grootheid, die denken zo hoog te zijn, dat zij buiten het bereik zijn van alle gevaar, zullen gewaar worden dat God al hun hoogmoed en al hun wreedheid aan hen zal bezoeken, waarmee zij hun naburen hebben geschaad en hun onderdanen hebben verdrukt, zodat deze nu op hun eigen hoofd zal weerkeren. Met de koningen van de aarde zal nu op aarde worden afgerekend, om te tonen dat er waarlijk een God is, die richt op de aarde en aan de hoogmoedigsten van de koningen vergelden zal naar hun doen. Laat hen, die vertreden worden door de hogen van de aarde, zich hiermede vertroosten, dat, hoewel zij hen niet kunnen, niet durven, niet moeten weerstaan, er toch een God is, die rekenschap van hen zal afeisen, en over hen op hun eigen mesthoop zal zegevieren, want de aarde, waarvan zij de koningen zijn, is in Zijn ogen niets meer of niets beters dan dat. Dit is alleen in het algemeen, in het bijzonder wordt voorzegd, Isaiah 24:22 dat zij tezamen vergaderd zullen worden, gelijk de gevangenen, gelijk schuldig verklaarde, veroordeelde gevangenen tezamen vergaderd worden in een put, of kerkerhol, en daarin strenge gevangenschap opgesloten zijn, de koningen en hogen, die voor zichzelf alle mogelijke vrijheid namen, en er vermaak in vonden om anderen op te sluiten, zullen nu zelf opgesloten worden. Laat de vrije zich niet beroemen op zijn vrijheid evenmin als de sterke zich moet beroemen op zijn kracht, want hij weet niet in welk bedwang hij nog komen kan. Maar na veel dagen zullen zij weer bezocht worden, hetzij:

a. Dat zij bezocht zullen worden in toorn-het is hetzelfde woord in een anderen vorm, dat gebruikt is in Isaiah 24:21. De Heere zal hen straffen, zij zullen bewaard worden voor de dag van de voltrekking van het vonnis, zoals ter dood veroordeelde gevangenen, en zoals de gevallen engelen "met eeuwige banden onder de duisternis bewaard worden tot het oordeel van de grote dag." Judas, Isaiah 24:6. Laat dit een verklaring zijn van het uitstel van de goddelijke wraak, het vonnis wordt niet snel voltrokken, omdat de dag van de voltrekking nog niet gekomen is, en misschien niet komen zal dan na vele dagen, maar het is zeker dat de goddeloze bewaard wordt voor de dag des verderfs, en intussen bewaard, behoed blijft, maar "ten dage van de verbolgenheid te voorschijn gebracht zal worden," Job 21:30, x) zo laat ons dan over niets voor de tijd oordelen.

b. Zij zullen bezocht worden in genade, en uit hun gevangenschap worden bevrijd, en zullen wederom-zo niet hun waardigheid-maar dan toch hun vrijheid herkrijgen. Bij zijn veroveringen heeft Nebukadnezar veel koningen en vorsten tot zijn gevangenen gemaakt, en hen in de gevangenis te Babel opgesloten, onder anderen ook Jojachin, koning van Juda, maar na veel dagen, toen hij het hoofd had neergelegd, heeft zijn zoon hem bezocht en hem in zijn dienstbaarheid enige vriendelijkheid betoond, want het wordt als een voorbeeld van zijn bijzondere vriendelijkheid voor Jojachin genoemd, dat hij "zijn stoel stelde boven de stoel van de koningen, die bij hem te Babel waren," Jeremiah 52:32. Als wij het toepassen op de algemene staat van het mensdom, dan wordt er een omwenteling van toestand mee te kennen gegeven, zij, die hoog waren, zijn gestraft, zij, die gestraft waren, hebben verademing na vele dagen, opdat niemand in deze wereld gerust zij, al is zijn toestand ook nog zo bloeiend, en opdat niemand zal wanhopen, in hoe treurigen toestand hij zich ook moge bevinden.

3. In dit alles eer en heerlijkheid aan God Isaiah 24:23. Als dit alles plaats heeft, als de trotse vijanden van Gods kerk vernederd worden naar beneden gebracht zijn, dan zal het buiten alle tegenspraak blijken dat de Heere regeert, hetgeen altijd waar is, maar niet altijd even merkbaar is. Als de koningen van de aarde gestraft zijn voor hun tirannie en verdrukking, dan wordt aan geheel de wereld bekend gemaakt dat God de Koning van de koningen is, Koning is boven hen, door wie zij verwinbaar zijn, Koning over hen, aan wie zij verantwoordelijk zijn, dat Hij heerst als Heere van de heirscharen, van alle heirscharen, van hun heirscharen, dat Hij regeert op de berg Zion en in Zijn kerk, tot haar eer en haar welzijn, ingevolge de belofte waarop zij gegrond is, regeert in Zijn Woord en in Zijn inzettingen dat Hij regeert voor Zijn oudsten en voor al Zijn heiligen, inzonderheid voor Zijn dienstknechten, de ouderlingen van Zijn kerk, die hun oog gericht hebben op al de uitgangen van Zijn macht en voorzienigheid, en in al deze gebeurtenissen Zijn hand opmerken. Gods oudsten de oudste discipelen, de ervaren Christenen, die dikwijls als zij in verwarring en verlegenheid waren, in het heiligdom zijn gegaan, in Gods heiligdom in Zion en Jeruzalem, en zich bekend hebben gemaakt met Zijn openbaringen van zichzelf aldaar, zij zullen meer dan anderen zien van Gods heerschappij en soevereiniteit in deze werkingen van Zijn voorzienigheid.

b. Dan zal het blijken dat Hij heerlijk regeert, regeert in zo'n glans en luister, dat de maan schaamrood zal worden en de zon beschaamd zal worden, gelijk de kleinere lichten verduisterd en uitgeblust worden door de grotere. Hoge, aanzienlijke mannen, die dachten zo glansrijk en zo groot een heerschappij te hebben als de zon en de maan, zullen beschaamd worden, als God zal blijken boven hen te zijn, en nog veel meer als Hij tegen hen verschijnt, dan zal hun aangezicht schaamrood zijn, zodat zij Gods naam zullen zoeken. De Oosterse volken aanbaden de zon en de maan, maar als God zo heerlijk zal verschijnen voor Zijn volk tegen Zijn en hun vijanden, dan zullen al deze voorgewende godheden zich er over schamen, dat zij ooit de hulde van hun misleide en verblinde aanbidders hebben ontvangen. De heerlijkheid van de Schepper overtreft oneindig ver de heerlijkheid van het luisterrijkste schepsel. Op de grote dag, wanneer de Rechter van hemel en aarde verschijnen zal in Zijn heerlijkheid, dan zal door Zijn alles overtreffenden glans de zon in duisternis veranderd worden en de maan in bloed.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 24". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-24.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile