Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jesaja 24

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 24

Isaiah 24:1.

HET EINDGERICHT VAN DE GODE VIJANDIGE WERELDMACHT.

Zonder bijzonder opschrift sluit zich aan de rij der voorzeggingen in Isaiah 13:1-23 ene andere in Isaiah 24:1-27 aan, en wijst reeds daardoor haren nauwen samenhang met de vorige aan. De bijzondere gerichten, die daar tegen verschillende volken en steden en personen worden verkondigd en wel in ene algemeenheid, die de gehele wereld op zulk ene wijze omvat, dat het tegenwoordige en de toekomst, het vasteland en de zee, woestijn en bruikbaar land, de stad des heiligdoms en de stad van den afval, en nog vele andere zaken ter zelfde tijd worden gedacht, lopen hier in dit laatste gericht uit als in ene zee. Alle zegen, die daar den glinsterenden zoom van het orakel vormde, komt hier, gelijk Delitzsch treffend opmerkt, op de middagzon-hoogte verenigd te zamen.

I. Isaiah 24:1-Isaiah 24:23. Op de puinhopen van deze tegenwoordige wereld met al hare pracht en heerlijkheid moet zich als ene nieuwe schepping het rijk Gods verheffen; dat is het thema, dat aan onze afdeling ten grondslag ligt. Even als zo dikwijls, verplaatst de profeet ook hier ons aanstonds midden in de zaak en omschrijft in enige alles omvattende zinnen snel en levendig de laatste catastrofe, die de gehele afvallige en verbond brekende aarde treft, en slechts een klein overblijfsel van geredden zelfs in de Joodse theocratie overlaat, hoeveel te meer dan bij alle overige volken (Isaiah 24:1-Isaiah 24:13). Dat overblijfsel uit Israël zal vervolgens van het heilige land af zijne stem naar Oosten en Westen laten horen, prijzende de heerlijkheid des Heren, en van beide landen der aarde worden tegengezangen gehoord, die de ere der rechtvaardigen verkondigen (Isaiah 24:14-Isaiah 24:16a). Terwijl de profeet nog eens den laatsten tijd van het gericht voor ons oog laat gaan, wier lijdens- en schrikgebeurtenissen hij in den geest mede doorstrijdt, schildert hij het gericht als niet te ontvluchten en alomvattend, dat nog sterker dan in haren tijd de zondvloed de aarde verderft, de machten des hemels even goed als de machten der wereld omverstort en van den afgrond oplevert; maar in de plaats der tegenwoordige wereldorde ene geheel nieuwe plaatst, in welke des Heren bestuur alles in allen, en over de gehele wereld enkel Godsrijk is (Isaiah 24:16b-23).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 24

Isaiah 24:1.

HET EINDGERICHT VAN DE GODE VIJANDIGE WERELDMACHT.

Zonder bijzonder opschrift sluit zich aan de rij der voorzeggingen in Isaiah 13:1-23 ene andere in Isaiah 24:1-27 aan, en wijst reeds daardoor haren nauwen samenhang met de vorige aan. De bijzondere gerichten, die daar tegen verschillende volken en steden en personen worden verkondigd en wel in ene algemeenheid, die de gehele wereld op zulk ene wijze omvat, dat het tegenwoordige en de toekomst, het vasteland en de zee, woestijn en bruikbaar land, de stad des heiligdoms en de stad van den afval, en nog vele andere zaken ter zelfde tijd worden gedacht, lopen hier in dit laatste gericht uit als in ene zee. Alle zegen, die daar den glinsterenden zoom van het orakel vormde, komt hier, gelijk Delitzsch treffend opmerkt, op de middagzon-hoogte verenigd te zamen.

I. Isaiah 24:1-Isaiah 24:23. Op de puinhopen van deze tegenwoordige wereld met al hare pracht en heerlijkheid moet zich als ene nieuwe schepping het rijk Gods verheffen; dat is het thema, dat aan onze afdeling ten grondslag ligt. Even als zo dikwijls, verplaatst de profeet ook hier ons aanstonds midden in de zaak en omschrijft in enige alles omvattende zinnen snel en levendig de laatste catastrofe, die de gehele afvallige en verbond brekende aarde treft, en slechts een klein overblijfsel van geredden zelfs in de Joodse theocratie overlaat, hoeveel te meer dan bij alle overige volken (Isaiah 24:1-Isaiah 24:13). Dat overblijfsel uit Israël zal vervolgens van het heilige land af zijne stem naar Oosten en Westen laten horen, prijzende de heerlijkheid des Heren, en van beide landen der aarde worden tegengezangen gehoord, die de ere der rechtvaardigen verkondigen (Isaiah 24:14-Isaiah 24:16a). Terwijl de profeet nog eens den laatsten tijd van het gericht voor ons oog laat gaan, wier lijdens- en schrikgebeurtenissen hij in den geest mede doorstrijdt, schildert hij het gericht als niet te ontvluchten en alomvattend, dat nog sterker dan in haren tijd de zondvloed de aarde verderft, de machten des hemels even goed als de machten der wereld omverstort en van den afgrond oplevert; maar in de plaats der tegenwoordige wereldorde ene geheel nieuwe plaatst, in welke des Heren bestuur alles in allen, en over de gehele wereld enkel Godsrijk is (Isaiah 24:16b-23).

Vers 1

1. Ziet, de HEERE maakt in lateren tijd de aarde, of het land 1) ledig, en Hij maakt het woest, en Hij keert zijne gestaltenis om, en Hij verstrooit zijne inwoners.

1) De typische betekenis der woorden staat bij deze profetie zeer op den voorgrond. Wat daarin voorkomt met betrekking tot de geschiedenis des tijds is van zeer ondergeschikt belang, en dient alleen om een grotere aanschouwelijkheid te geven aan het grote en algemene werk Gods, welker strekking is om den weg te banen voor de verschijning der heerlijkheid Gods in de gereinigde mensheid door gerichten, die eenmaal mogen worden verwacht.

De spreekwijzen zijn ontleend aan ene fles, die men omkeert, opdat zij ledig lope. Het zinnebeeldig vertoog schildert ons af, hoe de Heere bezig was aan het land van Israël ene gehele ontlediging toe te brengen, zodat het gehele land zou omgekeerd en zijne bewoners op ene gewelddadige wijze allerwegen zouden verspreid worden, op ene soortgelijke wijze, als het water uit ene omgekeerde fles wordt gedreven. Onder het land, of beter vertaald, de aarde, heeft men niet enkel Israël te verstaan, maar de aarde in haar geheel, en de Profeet wijst er hier op, dat de Heere zelf zijn eindgericht zal uitoefenen over de Hem vijandige wereldmacht, opdat alsdan de verheerlijking en voleindiging van het Godsrijk zou kunnen komen.

Vers 1

1. Ziet, de HEERE maakt in lateren tijd de aarde, of het land 1) ledig, en Hij maakt het woest, en Hij keert zijne gestaltenis om, en Hij verstrooit zijne inwoners.

1) De typische betekenis der woorden staat bij deze profetie zeer op den voorgrond. Wat daarin voorkomt met betrekking tot de geschiedenis des tijds is van zeer ondergeschikt belang, en dient alleen om een grotere aanschouwelijkheid te geven aan het grote en algemene werk Gods, welker strekking is om den weg te banen voor de verschijning der heerlijkheid Gods in de gereinigde mensheid door gerichten, die eenmaal mogen worden verwacht.

De spreekwijzen zijn ontleend aan ene fles, die men omkeert, opdat zij ledig lope. Het zinnebeeldig vertoog schildert ons af, hoe de Heere bezig was aan het land van Israël ene gehele ontlediging toe te brengen, zodat het gehele land zou omgekeerd en zijne bewoners op ene gewelddadige wijze allerwegen zouden verspreid worden, op ene soortgelijke wijze, als het water uit ene omgekeerde fles wordt gedreven. Onder het land, of beter vertaald, de aarde, heeft men niet enkel Israël te verstaan, maar de aarde in haar geheel, en de Profeet wijst er hier op, dat de Heere zelf zijn eindgericht zal uitoefenen over de Hem vijandige wereldmacht, opdat alsdan de verheerlijking en voleindiging van het Godsrijk zou kunnen komen.

Vers 2

2. En gelijk het bij deze omkering en verstrooiing het volk gaat, alzo zal de priester wezen; gelijk de knecht zal zijn, alzo zijn heer; gelijk de dienstmaagd, alzo hare vrouw; a) gelijk de koper, alzo de verkoper; gelijk de lener, die omzet, alleen om het zijne later weer te ontvangen, alzo de ontlener; gelijk de woekeraar, die tegen renten uitgeeft, alzo die, van welken hij woeker ontvangt; het gericht omvat allen zonder enig onderscheid van stand of toestand.

a) Ezekiel 7:12, Ezekiel 7:13.

Vers 2

2. En gelijk het bij deze omkering en verstrooiing het volk gaat, alzo zal de priester wezen; gelijk de knecht zal zijn, alzo zijn heer; gelijk de dienstmaagd, alzo hare vrouw; a) gelijk de koper, alzo de verkoper; gelijk de lener, die omzet, alleen om het zijne later weer te ontvangen, alzo de ontlener; gelijk de woekeraar, die tegen renten uitgeeft, alzo die, van welken hij woeker ontvangt; het gericht omvat allen zonder enig onderscheid van stand of toestand.

a) Ezekiel 7:12, Ezekiel 7:13.

Vers 3

3. Het is een gericht, dat ene gehele zuivering bedoelt, want dat land (in den in Isaiah 24:1 genoemden zin, daar het niet alleen Israël, maar ook de gehele aarde betekent) zal ganselijk ledig gemaakt worden, en het zal ganselijk beroofd worden. 1) Dit zal ontwijfelbaar geschieden, want de HEERE heeft dit woord gesproken.

1) Personen van allerlei rang en toestand zijn deelgenoten in deze rampen, want als God Zijne oordelen op aarde uitstort, dan deelt de Priester, zowel als het volk, in de gemene onheilen.

Allen zijn we hier op aarde, ook aan de gewone rampen dezes levens onderhevig en delen in dezelfde ziekten des lichaams, dezelfde angsten en bekommeringen van het gemoed, dezelfde verdrukkingen en droefenissen, die wij lijden over het verlies van goederen en vrienden; en dit is ook somwijlen waar, als God zijne oordelen zendt over strafschuldige volken, want dan wordt er dikwijls tussen schuldigen en onschuldigen geen onderscheid gemaakt, de vromen bezuren met de goddelozen alsdan een gelijke ramp, en de kinderen lijden met de ouders om een zelfde schuld, die de straf hunner ouders vergroot en verzwaart.

Vers 3

3. Het is een gericht, dat ene gehele zuivering bedoelt, want dat land (in den in Isaiah 24:1 genoemden zin, daar het niet alleen Israël, maar ook de gehele aarde betekent) zal ganselijk ledig gemaakt worden, en het zal ganselijk beroofd worden. 1) Dit zal ontwijfelbaar geschieden, want de HEERE heeft dit woord gesproken.

1) Personen van allerlei rang en toestand zijn deelgenoten in deze rampen, want als God Zijne oordelen op aarde uitstort, dan deelt de Priester, zowel als het volk, in de gemene onheilen.

Allen zijn we hier op aarde, ook aan de gewone rampen dezes levens onderhevig en delen in dezelfde ziekten des lichaams, dezelfde angsten en bekommeringen van het gemoed, dezelfde verdrukkingen en droefenissen, die wij lijden over het verlies van goederen en vrienden; en dit is ook somwijlen waar, als God zijne oordelen zendt over strafschuldige volken, want dan wordt er dikwijls tussen schuldigen en onschuldigen geen onderscheid gemaakt, de vromen bezuren met de goddelozen alsdan een gelijke ramp, en de kinderen lijden met de ouders om een zelfde schuld, die de straf hunner ouders vergroot en verzwaart.

Vers 4

4. Het land treurt ten gevolge van den vloek, die het getroffen heeft, het verwelkt, in droefheid weggezonken; het aardrijk kweelt, smacht, het verwelkt; de hoogsten van het volk des lands kwelen, zij kwijnen weg zowel als de geringen.

Vers 4

4. Het land treurt ten gevolge van den vloek, die het getroffen heeft, het verwelkt, in droefheid weggezonken; het aardrijk kweelt, smacht, het verwelkt; de hoogsten van het volk des lands kwelen, zij kwijnen weg zowel als de geringen.

Vers 5

5. Want het land is geheel en al bevlekt van wege zijn inwoners, en zelf onheilig geworden onder hun onheilig leven; want zij, de mensen in `t algemeen, overtreden, hetgeen in Israël nog op bijzondere wijze zichtbaar wordt, de wetten; zij veranderen de inzettingen door het instellen van willekeurige plechtigheden, zij vernietigen het eeuwig verbond, 1) dat God met hen heeft opgericht (Genesis 9:9); Zij verkrachten de geboden, die God in hun geweten schreef (Romans 2:15).

1) Waarin bestond nu de zonde des volks, waarom God gezegd wordt de aarde als met den ban geslagen te hebben? Zij hadden de wetten van hun Wetgever geschonden en overtreden. Zij hadden niet beantwoord aan de bedoelingen van hun Schepper, en de voorschriften van hun Formeerder met voeten vertreden, de wetten der natuur verbroken en zich van alle zedelijke verplichtingen ontslagen. Zij hadden de inzettingen van den geopenbaarden godsdienst veranderd of verwaarloosd en dus zowel den uiterlijken eredienst versmaad als den inwendigen vertrapt. Dus hadden zij het eeuwig verbond, hetwelk alle mensen voor altoos tot de waarneming van Gods wetten verplicht en ene eeuwige vergelding verzekert aan de getrouwe aanklevers er van, vernietigd.

Onder het eeuwig verbond moet hier niet verstaan worden het verbond met Israël opgericht, maar het algemeen genadeverbond, hetwelk God, de Heere in Noach, den tweeden stamvader van het menselijk geslacht, met de gehele mensheid had opgericht.

Er staat dan ook in den grondtekst niet, haberith olam, dat zou zien op het verbond met Israël gesloten, maar berith olam, wat duidelijk heen wijst naar het Noachitisch verbond.

Vers 5

5. Want het land is geheel en al bevlekt van wege zijn inwoners, en zelf onheilig geworden onder hun onheilig leven; want zij, de mensen in `t algemeen, overtreden, hetgeen in Israël nog op bijzondere wijze zichtbaar wordt, de wetten; zij veranderen de inzettingen door het instellen van willekeurige plechtigheden, zij vernietigen het eeuwig verbond, 1) dat God met hen heeft opgericht (Genesis 9:9); Zij verkrachten de geboden, die God in hun geweten schreef (Romans 2:15).

1) Waarin bestond nu de zonde des volks, waarom God gezegd wordt de aarde als met den ban geslagen te hebben? Zij hadden de wetten van hun Wetgever geschonden en overtreden. Zij hadden niet beantwoord aan de bedoelingen van hun Schepper, en de voorschriften van hun Formeerder met voeten vertreden, de wetten der natuur verbroken en zich van alle zedelijke verplichtingen ontslagen. Zij hadden de inzettingen van den geopenbaarden godsdienst veranderd of verwaarloosd en dus zowel den uiterlijken eredienst versmaad als den inwendigen vertrapt. Dus hadden zij het eeuwig verbond, hetwelk alle mensen voor altoos tot de waarneming van Gods wetten verplicht en ene eeuwige vergelding verzekert aan de getrouwe aanklevers er van, vernietigd.

Onder het eeuwig verbond moet hier niet verstaan worden het verbond met Israël opgericht, maar het algemeen genadeverbond, hetwelk God, de Heere in Noach, den tweeden stamvader van het menselijk geslacht, met de gehele mensheid had opgericht.

Er staat dan ook in den grondtekst niet, haberith olam, dat zou zien op het verbond met Israël gesloten, maar berith olam, wat duidelijk heen wijst naar het Noachitisch verbond.

Vers 6

6. Daarom, omdat, wat Israël bedreigd is, wanneer het Gods verbond verbrak, nu in `t algemeen aan de mensheid moet worden vervuld, verteert de vloek het land als een verterend vuur, en die daarin wonen zullen verwoest worden. Daarom, omdat zij hun straf moeten lijden, zullen de inwoners des lands a) verbrand worden 1), en tot op een overblijfsel verdwijnen, en er zullen weinig mensen overig blijven.

a) Isaiah 9:18; Isaiah 10:16.

1) Zij zullen verteerd worden door den gloed van Gods heiligen toorn.

Eigenlijk "verdrogen door ene verzengende hitte, " gelijk ene beek in den zomer, die afneemt, vermindert en eindelijk geheel te niet wordt.

De vloek is hier de vloek Gods, waarmee de overtreders van Gods gebod gedreigd worden. Die vloek is een verterende vloek, want hij is het ijvervuur Gods, dat vernietigt.

Vers 6

6. Daarom, omdat, wat Israël bedreigd is, wanneer het Gods verbond verbrak, nu in `t algemeen aan de mensheid moet worden vervuld, verteert de vloek het land als een verterend vuur, en die daarin wonen zullen verwoest worden. Daarom, omdat zij hun straf moeten lijden, zullen de inwoners des lands a) verbrand worden 1), en tot op een overblijfsel verdwijnen, en er zullen weinig mensen overig blijven.

a) Isaiah 9:18; Isaiah 10:16.

1) Zij zullen verteerd worden door den gloed van Gods heiligen toorn.

Eigenlijk "verdrogen door ene verzengende hitte, " gelijk ene beek in den zomer, die afneemt, vermindert en eindelijk geheel te niet wordt.

De vloek is hier de vloek Gods, waarmee de overtreders van Gods gebod gedreigd worden. Die vloek is een verterende vloek, want hij is het ijvervuur Gods, dat vernietigt.

Vers 7

7. In plaats van den overvloed en de vreugde komt ontbering en treurigheid. De most treurt, 1) de wijnstok kweelt; die onder Gods gaven, welke het meest het hart verheugt (Psalms 104:15. Judges 9:13) ontbreekt geheel, of heeft niets aantrekkelijks meer (Joel 1:12, Joel 1:18); allen, die blijhartig waren en vol levensvreugde, zuchten.

1) De schilderij is elegisch op de manier van een treurlied en vertoeft juist bij den wijn zo lang, wijl de wijn als gewas en drank van alle natuurgaven Gods de meest hartvervrolijkende is (Psalms 104:15. Judges 9:13). Alle middelen der vreugde zijn vernietigd en al is het vervrolijkende nog in menigte voorhanden, zo is toch het genot der mensen vergald. De wereld met haar lust is geoordeeld, geoordeeld de wereldstad, waar zich met de wereldmacht ook de wereldlust als in n middelpunt verenigde.

Vers 7

7. In plaats van den overvloed en de vreugde komt ontbering en treurigheid. De most treurt, 1) de wijnstok kweelt; die onder Gods gaven, welke het meest het hart verheugt (Psalms 104:15. Judges 9:13) ontbreekt geheel, of heeft niets aantrekkelijks meer (Joel 1:12, Joel 1:18); allen, die blijhartig waren en vol levensvreugde, zuchten.

1) De schilderij is elegisch op de manier van een treurlied en vertoeft juist bij den wijn zo lang, wijl de wijn als gewas en drank van alle natuurgaven Gods de meest hartvervrolijkende is (Psalms 104:15. Judges 9:13). Alle middelen der vreugde zijn vernietigd en al is het vervrolijkende nog in menigte voorhanden, zo is toch het genot der mensen vergald. De wereld met haar lust is geoordeeld, geoordeeld de wereldstad, waar zich met de wereldmacht ook de wereldlust als in n middelpunt verenigde.

Vers 8

8. De a) vreugde der trommelen rust, omdat er niemand meer naar verlangt, het geluid der vrolijk huppelenden houdt op; de vreugde der harp rust.

a) Jeremiah 7:34; Jeremiah 16:9; Jeremiah 25:10. Hosea 2:10. 9. Zij zullen genen wijn drinken a), gelijk voorheen met gezang, want er is gene vreugde bij; de sterke drank, de vruchtenwijn, hoe men dien ook door allerlei kruiden smakelijk gemaakt heeft, zal bitter zijn degenen, die hem drinken. Wat van vorige jaren mocht overgehouden zijn, zal gene vreugde geven, de wereld met al hare vrolijkheid is vergald.

a) Isaiah 16:10.

Vers 8

8. De a) vreugde der trommelen rust, omdat er niemand meer naar verlangt, het geluid der vrolijk huppelenden houdt op; de vreugde der harp rust.

a) Jeremiah 7:34; Jeremiah 16:9; Jeremiah 25:10. Hosea 2:10. 9. Zij zullen genen wijn drinken a), gelijk voorheen met gezang, want er is gene vreugde bij; de sterke drank, de vruchtenwijn, hoe men dien ook door allerlei kruiden smakelijk gemaakt heeft, zal bitter zijn degenen, die hem drinken. Wat van vorige jaren mocht overgehouden zijn, zal gene vreugde geven, de wereld met al hare vrolijkheid is vergald.

a) Isaiah 16:10.

Vers 10

10. De woeste stad is verbroken, al de huizen, die er nog mochten zijn, staan gesloten, van wege de puinhopen, die den ingang versperren, dat er niemand inkomen kan.

Het is de centraalstad van de goddeloze wereld in haar einde geschetst, welke tohoe (d. i. woest of ledig) zal zijn, even als haar wezen tohoe was; haar wezen was verstoring van de harmonie der goddelijke orde, alzo zal haar einde verstoring van haar bestaan zijn, en weer terugstorting in den chaos van het eerste begin. (Genesis 1:2; "de aarde nu was woest en ledig").

Vers 10

10. De woeste stad is verbroken, al de huizen, die er nog mochten zijn, staan gesloten, van wege de puinhopen, die den ingang versperren, dat er niemand inkomen kan.

Het is de centraalstad van de goddeloze wereld in haar einde geschetst, welke tohoe (d. i. woest of ledig) zal zijn, even als haar wezen tohoe was; haar wezen was verstoring van de harmonie der goddelijke orde, alzo zal haar einde verstoring van haar bestaan zijn, en weer terugstorting in den chaos van het eerste begin. (Genesis 1:2; "de aarde nu was woest en ledig").

Vers 11

11. Er is een klagelijk geroep op de straten, wanneer zich nog iemand buiten de geslotene huizen waagt, om des wijns wil 1); alle blijdschap is verduisterd, de vreugde des lands is heen gevaren.

1) De wijn komt hier voor, gelijk meermalen bij Jesaja, als vertegenwoordigende alle bronnen van natuurlijke vreugde.

Dat is om het verlies of gebrek van wijn en het verderf der wijnstokken, waardoor hun benomen waren beide de middelen om vrolijk te wezen en om voordeel te doen. Hiermede vertoont de profeet hun grove wellustigheid en zotheid, dat zij, in plaats van te schreeuwen over hun zonde, en zich te vernederen onder de oordelen Gods, alleen huilden om hun koren, hunnen most en hun olie, gelijk Hosea 7:14.

Vers 11

11. Er is een klagelijk geroep op de straten, wanneer zich nog iemand buiten de geslotene huizen waagt, om des wijns wil 1); alle blijdschap is verduisterd, de vreugde des lands is heen gevaren.

1) De wijn komt hier voor, gelijk meermalen bij Jesaja, als vertegenwoordigende alle bronnen van natuurlijke vreugde.

Dat is om het verlies of gebrek van wijn en het verderf der wijnstokken, waardoor hun benomen waren beide de middelen om vrolijk te wezen en om voordeel te doen. Hiermede vertoont de profeet hun grove wellustigheid en zotheid, dat zij, in plaats van te schreeuwen over hun zonde, en zich te vernederen onder de oordelen Gods, alleen huilden om hun koren, hunnen most en hun olie, gelijk Hosea 7:14.

Vers 12

12. Enkel verwoesting is in de stad overgebleven, niets dan afgebroken paleizen en huizen zonder inwoners, en met gekraak wordt de poort in stukken verbroken, poorten en muren en vestingen, alles is verdelgd; de gehele stad is in een puinhoop veranderd.

Vers 12

12. Enkel verwoesting is in de stad overgebleven, niets dan afgebroken paleizen en huizen zonder inwoners, en met gekraak wordt de poort in stukken verbroken, poorten en muren en vestingen, alles is verdelgd; de gehele stad is in een puinhoop veranderd.

Vers 13

13. Want in het binnenste van het land, in het midden dezer volken, d. i. zowel in het land van Israël, als in den gehelen wijden omtrek der aarde, zal het alzo wezen, gelijk de afschudding des olijfbooms, gelijk de nalezingen, wanneer de wijnoogst geëindigd is, men zal slechts weinige mensen hier en daar vinden (Isaiah 17:5, Isaiah 17:6).

Dus gedenkt God in het midden Zijner oordelen altoos des ontfermens; schoon de Joden waren overstroomd van goddeloosheden en met recht mochten verwachten geheel verdelgd te worden, zou Hij echter een overblijfsel behouden om ene proef te nemen, of het lijden der landgenoten en de aandoening over zijne eigene behoudenis krachtig genoeg in de overgeblevenen zouden wezen, tot overwinning van hun geneigdheid tot de zonde.

Gelijk na den olijvenoogst slechts weinige vruchten aan de olijfbomen, gelijk na den wijnoogst slechts enkele druiven aan de wijnstokken overblijven, zo zijn er ook hier en daar slechts weinige inwoners in het land, (Isaiah 17:5, Isaiah 17:6). Hongersnood, pest en oorlog brengen ontvolking in het land, wanneer het volk volhardt in de ongehoorzaamheid tegen God, gelijk de Heere zulks te voren door deze verkondigd heeft. (Numbers 26:14-Numbers 26:35). Maar deze weinige zijn het "heilige zaad. " Isaiah 6:13

Schoon het grootste deel des mensdom, al zijn troost verliest door de verwoesting des lands of der aarde, zo zijn er toch anderen, die hun waar belang beter verstaan en voor zich schatten hebben opgelegd in den hemel en troost bij God verwachten, op Wie zij blijven vertrouwen, al ontzinkt hun al hun aardse troost, vreugde en genoegen, welk zij weten, dat maar kortdurende, ter leen van hun Heere ontvangen, zegeningen zijn.

Vers 13

13. Want in het binnenste van het land, in het midden dezer volken, d. i. zowel in het land van Israël, als in den gehelen wijden omtrek der aarde, zal het alzo wezen, gelijk de afschudding des olijfbooms, gelijk de nalezingen, wanneer de wijnoogst geëindigd is, men zal slechts weinige mensen hier en daar vinden (Isaiah 17:5, Isaiah 17:6).

Dus gedenkt God in het midden Zijner oordelen altoos des ontfermens; schoon de Joden waren overstroomd van goddeloosheden en met recht mochten verwachten geheel verdelgd te worden, zou Hij echter een overblijfsel behouden om ene proef te nemen, of het lijden der landgenoten en de aandoening over zijne eigene behoudenis krachtig genoeg in de overgeblevenen zouden wezen, tot overwinning van hun geneigdheid tot de zonde.

Gelijk na den olijvenoogst slechts weinige vruchten aan de olijfbomen, gelijk na den wijnoogst slechts enkele druiven aan de wijnstokken overblijven, zo zijn er ook hier en daar slechts weinige inwoners in het land, (Isaiah 17:5, Isaiah 17:6). Hongersnood, pest en oorlog brengen ontvolking in het land, wanneer het volk volhardt in de ongehoorzaamheid tegen God, gelijk de Heere zulks te voren door deze verkondigd heeft. (Numbers 26:14-Numbers 26:35). Maar deze weinige zijn het "heilige zaad. " Isaiah 6:13

Schoon het grootste deel des mensdom, al zijn troost verliest door de verwoesting des lands of der aarde, zo zijn er toch anderen, die hun waar belang beter verstaan en voor zich schatten hebben opgelegd in den hemel en troost bij God verwachten, op Wie zij blijven vertrouwen, al ontzinkt hun al hun aardse troost, vreugde en genoegen, welk zij weten, dat maar kortdurende, ter leen van hun Heere ontvangen, zegeningen zijn.

Vers 14

14. Die weinigen, zich verheugende over hun Apostolische roeping tot de gehele wereld en deze getrouw waarnemende, zullen hun stem opheffen, zij zullen vrolijk zingen; van wege de heerlijkheid des HEEREN 1), die in het vonnis en in de genade openbaar is geworden, zullen zij juichen van de Middellandse zee af, die het heilige land bespoelt.

1) Van dit overblijfsel wordt gezegd, dat zij zullen zingen van wege de heerlijkheid des Heren, dat is zij zullen God verheerlijken, en dat niet alleen omdat Hij zijne genade aan hen heeft geopenbaard, maar ook dewijl Hij zijne Majesteit en Macht en Zijne rechterlijke macht heeft betoond in het zenden van Zijne oordelen over de bozen.

Niet alleen de Goedheid Gods is onderwerp van des vromen lofzang, maar ook Zijne Rechtvaardigheid en Heiligheid.

Vers 14

14. Die weinigen, zich verheugende over hun Apostolische roeping tot de gehele wereld en deze getrouw waarnemende, zullen hun stem opheffen, zij zullen vrolijk zingen; van wege de heerlijkheid des HEEREN 1), die in het vonnis en in de genade openbaar is geworden, zullen zij juichen van de Middellandse zee af, die het heilige land bespoelt.

1) Van dit overblijfsel wordt gezegd, dat zij zullen zingen van wege de heerlijkheid des Heren, dat is zij zullen God verheerlijken, en dat niet alleen omdat Hij zijne genade aan hen heeft geopenbaard, maar ook dewijl Hij zijne Majesteit en Macht en Zijne rechterlijke macht heeft betoond in het zenden van Zijne oordelen over de bozen.

Niet alleen de Goedheid Gods is onderwerp van des vromen lofzang, maar ook Zijne Rechtvaardigheid en Heiligheid.

Vers 15

15. Daarom, zo roepen zij van hun land aan de Middellandse zee af, eert den HEERE in de valleien 1), eert in de eilanden der zee, de landen aan de kusten van het westen van Europa, den naam des HEEREN, des Gods van Israël, Zijn Wezen, openbaar geworden in gerichten en bewijzen van genade.

1) In het Hebreeën Berim. Beter: in de zonnelanden, in de landen van het Oosten. Onder de eilanden der zee hebben we het Westen, of Europa te verstaan. De roepstem gaat dus van Zion uit, want Palestina, waarin Zion lag, werd bespoelt door de Middellandse zee, tot het Oosten en het Westen om den Naam des Heren aan te roepen, den naam van den God van Israël.

Juist omdat de Profeet uitnodigt om den Naam, de openbaring van het Wezen van Israël's God te verheerlijken, daaruit blijkt duidelijk, dat die uitnodiging gaat tot hen, die buiten Israël staan, en Israël's God nog niet gediend hadden.

Vers 15

15. Daarom, zo roepen zij van hun land aan de Middellandse zee af, eert den HEERE in de valleien 1), eert in de eilanden der zee, de landen aan de kusten van het westen van Europa, den naam des HEEREN, des Gods van Israël, Zijn Wezen, openbaar geworden in gerichten en bewijzen van genade.

1) In het Hebreeën Berim. Beter: in de zonnelanden, in de landen van het Oosten. Onder de eilanden der zee hebben we het Westen, of Europa te verstaan. De roepstem gaat dus van Zion uit, want Palestina, waarin Zion lag, werd bespoelt door de Middellandse zee, tot het Oosten en het Westen om den Naam des Heren aan te roepen, den naam van den God van Israël.

Juist omdat de Profeet uitnodigt om den Naam, de openbaring van het Wezen van Israël's God te verheerlijken, daaruit blijkt duidelijk, dat die uitnodiging gaat tot hen, die buiten Israël staan, en Israël's God nog niet gediend hadden.

Vers 16

16. En die oproeping klinkt niet te vergeefs, maar vindt haar echo in dankbare tegenliederen van de zijde der geredden uit de gehele overige wereld. Van het uiterste einde der aarde, uit de landen ten oosten en westen horen wij, die thans reeds in waarheid Gods volk zijn, in den geest aan het einde der dingen en in dien heerlijken toestand der aarde psalmen der toekomstige gemeente Gods, tot verheerlijking des Rechtvaardigen. 1) Wij horen liederen, die het zalig lot roemen van die allen, die door het geloof gerechtvaardigd en de toekomstige heerlijkheid deelachtig geworden zijn (Isaiah 3:10; Isaiah 26:2, Isaiah 26:7. Habakuk2:4.) Doch nu zeg ik, de profeet, wanneer ik mij uit dien laatsten zegen, dien ik zo even zag, verplaats in het gericht, dat dien voorafging: Ik word mager van smart, daar ik dien strijd en het lijden meelijd, ik word mager, wee mij! de trouwelozen handelen trouwelooslijk, of rovers roven op roofzuchtige wijze, en met trouweloosheid handelen de trouwelozen trouwelooslijk 2).

1) In de treurige stilte des lands klinken luide jubelzangen op Gods gerechtigheid uit de verte van Oosten en Westen. Dat is de wonderbare vermenging in de geschiedenis van `t leven der mensen, hier klaagtonen van treurigheid of de dofheid der stomme smart; daar de jubelzangen der lust. Maar de profeet voert ons op de hoogten, waar zich alle wanklanken oplossen, en de tegenstrijdigheden in de diepten des aardsen levens zich ontwarren. "Heerlijkheid des Rechtvaardigen, " horen wij van `t eind der aarde, en in dezen grondtoon aller psalmen en hymnen klinkt de hemelse harmonie der mensen geschiedenis.

Sommigen verstaan onder den Rechtvaardige, den Heere God. Dit kan, maar in verband met Habakuk2:4 is hier veeleer onder rechtvaardige te verstaan, gemeente Gods, de rechtvaardige door het geloof.

De aarde wordt hier uit elkaar geslagen gedacht, daarom van uit het Oosten en het Westen, van beide kanten wordt als terugslag op hetgeen van uit Zion is toegeroepen, de gemeente Gods verheerlijkt en haar zalig lot geroemd-

2) Geen wonder, hij voorzag den voortgang en het toenemen van de zonde, en hoe alles van onrecht als overvloeide. De mensen handelden valselijk met elkaar; alle eerlijkheid en trouw schijnt uit de wereld verbannen, daar is geen deugd meer in den burger, en elk is er op uit, om den ander te bedotten of een kans af te zien. De waarheid, die geheiligde band der maatschappij, was verbroken en nergens meer te vinden (zie Jeremiah 9:1, Jeremiah 9:2), en daar ze dus verraderlijk jegens hun natuurgenoten te werk gaan, hoe zouden ze dan getrouw kunnen zijn omtrent God, wiens verbond zij even weinig achtten, en dies vermeerderden en vergrootten zij hun zonden telkens.

Isaiah 24:16-Isaiah 24:23. De profeet, gevoelig als die, wiens stem wij vroeger vernamen (Isaiah 21:3, Isaiah 21:4), is echter midden in het verbrijzelend gericht der gerechtigheid Gods geplaatst; hij zelf treedt wel ongedeerd in den storm, die om hem heen bruist, onder die bliksems, die om hem schitteren, voort, meer hij is ellendig bij de ellendigen, en roept zich zelven een "wee" toe. De aarde beeft en waggelt onder zijne voeten, als wilde zij voor eeuwig onder den last der zonde verzinken. De glansrijke koningsbeelden des hemels, de tot afgoden gemaakte gesternten vallen van hun altaren en de koningen der aarde van hun tronen. In donkere groeven gekerkerd wachten de hemelse gelijk de aardse machten op den dag des gerichts. Die God, die in een ontoegankelijk licht woont, en zon, maan en sterren geschapen heeft, zodat zij uit de hoogte de heerlijkheid des Scheppers doen stralen naar de diepte; de Gebieder der hemelse heirscharen viert als ene Koning der wereld, die Zijne aardse woning op Zion genomen heeft, Zijnen zege over de goden der heidenen en hun vereerders. 17. a) De vrees en de kuil en de strik 2) over u, o inwoners des lands, der aarde! even als over het wild, dat de jager eerst uit zijne rust opschrikt en dan in de valgroeve of in het garen drijft.

a) Jeremiah 48:43.

1) In `t Hebreeuws luiden deze drie woorden: "pachad, pachath, pach. " Het beeld is ontleend aan het wild, dat door de jagers in kuil of strik gevangen wordt. De Profeet wil zeggen, wanneer de vreze overvalt als de aankondiging van het onheil geschiedt als het gerucht van de op handen zijnde ellende wordt gehoord, dan zal men, indien, door de vreze overvallen, men zich wil redden, toch omkomen op de een of andere manier.

Er zal geen ontvlieden mogelijk zijn, dewijl de Heere zelf de uitvoerder dezer oordelen en van deze ellende is, gelijk Isaiah 24:18 duidelijk zegt.

Vers 16

16. En die oproeping klinkt niet te vergeefs, maar vindt haar echo in dankbare tegenliederen van de zijde der geredden uit de gehele overige wereld. Van het uiterste einde der aarde, uit de landen ten oosten en westen horen wij, die thans reeds in waarheid Gods volk zijn, in den geest aan het einde der dingen en in dien heerlijken toestand der aarde psalmen der toekomstige gemeente Gods, tot verheerlijking des Rechtvaardigen. 1) Wij horen liederen, die het zalig lot roemen van die allen, die door het geloof gerechtvaardigd en de toekomstige heerlijkheid deelachtig geworden zijn (Isaiah 3:10; Isaiah 26:2, Isaiah 26:7. Habakuk2:4.) Doch nu zeg ik, de profeet, wanneer ik mij uit dien laatsten zegen, dien ik zo even zag, verplaats in het gericht, dat dien voorafging: Ik word mager van smart, daar ik dien strijd en het lijden meelijd, ik word mager, wee mij! de trouwelozen handelen trouwelooslijk, of rovers roven op roofzuchtige wijze, en met trouweloosheid handelen de trouwelozen trouwelooslijk 2).

1) In de treurige stilte des lands klinken luide jubelzangen op Gods gerechtigheid uit de verte van Oosten en Westen. Dat is de wonderbare vermenging in de geschiedenis van `t leven der mensen, hier klaagtonen van treurigheid of de dofheid der stomme smart; daar de jubelzangen der lust. Maar de profeet voert ons op de hoogten, waar zich alle wanklanken oplossen, en de tegenstrijdigheden in de diepten des aardsen levens zich ontwarren. "Heerlijkheid des Rechtvaardigen, " horen wij van `t eind der aarde, en in dezen grondtoon aller psalmen en hymnen klinkt de hemelse harmonie der mensen geschiedenis.

Sommigen verstaan onder den Rechtvaardige, den Heere God. Dit kan, maar in verband met Habakuk2:4 is hier veeleer onder rechtvaardige te verstaan, gemeente Gods, de rechtvaardige door het geloof.

De aarde wordt hier uit elkaar geslagen gedacht, daarom van uit het Oosten en het Westen, van beide kanten wordt als terugslag op hetgeen van uit Zion is toegeroepen, de gemeente Gods verheerlijkt en haar zalig lot geroemd-

2) Geen wonder, hij voorzag den voortgang en het toenemen van de zonde, en hoe alles van onrecht als overvloeide. De mensen handelden valselijk met elkaar; alle eerlijkheid en trouw schijnt uit de wereld verbannen, daar is geen deugd meer in den burger, en elk is er op uit, om den ander te bedotten of een kans af te zien. De waarheid, die geheiligde band der maatschappij, was verbroken en nergens meer te vinden (zie Jeremiah 9:1, Jeremiah 9:2), en daar ze dus verraderlijk jegens hun natuurgenoten te werk gaan, hoe zouden ze dan getrouw kunnen zijn omtrent God, wiens verbond zij even weinig achtten, en dies vermeerderden en vergrootten zij hun zonden telkens.

Isaiah 24:16-Isaiah 24:23. De profeet, gevoelig als die, wiens stem wij vroeger vernamen (Isaiah 21:3, Isaiah 21:4), is echter midden in het verbrijzelend gericht der gerechtigheid Gods geplaatst; hij zelf treedt wel ongedeerd in den storm, die om hem heen bruist, onder die bliksems, die om hem schitteren, voort, meer hij is ellendig bij de ellendigen, en roept zich zelven een "wee" toe. De aarde beeft en waggelt onder zijne voeten, als wilde zij voor eeuwig onder den last der zonde verzinken. De glansrijke koningsbeelden des hemels, de tot afgoden gemaakte gesternten vallen van hun altaren en de koningen der aarde van hun tronen. In donkere groeven gekerkerd wachten de hemelse gelijk de aardse machten op den dag des gerichts. Die God, die in een ontoegankelijk licht woont, en zon, maan en sterren geschapen heeft, zodat zij uit de hoogte de heerlijkheid des Scheppers doen stralen naar de diepte; de Gebieder der hemelse heirscharen viert als ene Koning der wereld, die Zijne aardse woning op Zion genomen heeft, Zijnen zege over de goden der heidenen en hun vereerders. 17. a) De vrees en de kuil en de strik 2) over u, o inwoners des lands, der aarde! even als over het wild, dat de jager eerst uit zijne rust opschrikt en dan in de valgroeve of in het garen drijft.

a) Jeremiah 48:43.

1) In `t Hebreeuws luiden deze drie woorden: "pachad, pachath, pach. " Het beeld is ontleend aan het wild, dat door de jagers in kuil of strik gevangen wordt. De Profeet wil zeggen, wanneer de vreze overvalt als de aankondiging van het onheil geschiedt als het gerucht van de op handen zijnde ellende wordt gehoord, dan zal men, indien, door de vreze overvallen, men zich wil redden, toch omkomen op de een of andere manier.

Er zal geen ontvlieden mogelijk zijn, dewijl de Heere zelf de uitvoerder dezer oordelen en van deze ellende is, gelijk Isaiah 24:18 duidelijk zegt.

Vers 18

18. En het zal geschieden, zo wie voor de stem der vreze vlieden zal, die het eerste ontvlucht, a) die zal in den kuil vallen, in het tweede gevaar bezwijken, en die uit den kuil opklimt, ook dat nog ontkomt, die zal in den strik gevangen worden; men zal dus in elk geval den ondergang vinden; want de Heere zelf is het, die Zijne raadselachtige volvoerders van het gericht ter zijde staat. Komt er ook geen zondvloed gelijk de eerste (Genesis 9:11, Genesis 9:15), toch heeft de Heere dergelijke middelen in Zijne hand tot gehele uitroeiing, zowel als tot volkomen uitredding, de sluizen in de hoogte zijn opengedaan (Genesis 7:11), en de fondamenten der aarde zullen beven, om wat niet van boven af wordt vernietigd, van onderen te verslinden, even als bij het gericht over het rot van Korach (Numbers 16:31,.

a) Jeremiah 48:44. Amos 5:19.

Vers 18

18. En het zal geschieden, zo wie voor de stem der vreze vlieden zal, die het eerste ontvlucht, a) die zal in den kuil vallen, in het tweede gevaar bezwijken, en die uit den kuil opklimt, ook dat nog ontkomt, die zal in den strik gevangen worden; men zal dus in elk geval den ondergang vinden; want de Heere zelf is het, die Zijne raadselachtige volvoerders van het gericht ter zijde staat. Komt er ook geen zondvloed gelijk de eerste (Genesis 9:11, Genesis 9:15), toch heeft de Heere dergelijke middelen in Zijne hand tot gehele uitroeiing, zowel als tot volkomen uitredding, de sluizen in de hoogte zijn opengedaan (Genesis 7:11), en de fondamenten der aarde zullen beven, om wat niet van boven af wordt vernietigd, van onderen te verslinden, even als bij het gericht over het rot van Korach (Numbers 16:31,.

a) Jeremiah 48:44. Amos 5:19.

Vers 19

19. De aarde zelf zal dan in den algemenen ondergang delen, zij zal ganselijk verbroken worden, de aarde zal ganselijk vaneen gescheurd worden, de aarde zal ganselijk bewogen worden. Letterlijk: Barstend barst de aarde uiteen, brekend wordt de aarde verbroken, waggelend waggelt de aarde.

Vers 19

19. De aarde zelf zal dan in den algemenen ondergang delen, zij zal ganselijk verbroken worden, de aarde zal ganselijk vaneen gescheurd worden, de aarde zal ganselijk bewogen worden. Letterlijk: Barstend barst de aarde uiteen, brekend wordt de aarde verbroken, waggelend waggelt de aarde.

Vers 20

20. De aarde, aldus bewogen, is niet meer in staat zich in de hoogte te houden, zij zal ganselijk waggelen, zwaaien, a) gelijk een dronkaard, en zij zal heen en weer bewogen worden b) gelijk ene nachthut, ene hangmat; en hare overtreding 1) zal zwaar op haar zijn, zodat zij niet is (Psalms 38:5), en zij zal vallen en niet weer opstaan.

a) Isaiah 19:14. b) Job. 27:18. Isaiah 1:8.

1) De overtreding wordt hier voorgesteld, als een zware last, die op de aarde rust en die zo zwaar is, dat de aarde er onder bezwijkt. Zij zal vallen, er onder bezwijken en zo dat van opstaan geen sprake meer zal zijn.

Zo wordt hier aan de ene zijde de vrijmacht, de Soevereiniteit Gods gehandhaafd, maar ook aan de andere zijde de verantwoordelijkheid van het schepsel. 21. En het zal geschieden, te dien dage, dat de aarde zelf te gronde gaat, dat de HEERE met straffen en gerichten bezoeking doen zal, zowel in de hemelse als in de aardse sferen, over de heirscharen der hogen in de hoogte, en aan de andere zijde over de koningen des aardbodems op den aardbodem. 1)

1) Het is duidelijk dat we hier een tegenstelling hebben, een tegenstelling tussen de heirscharen in de hoogte en de koningen op de aarde.

Sommigen zijn van oordeel dat hier sprake is van machtige en minder machtige koningen. Anderen zien in de heirscharen, de hogen in de hoogte, de tot afgoden gemaakte sterren, en dan in de koningen degenen, die deze sterren aanbaden.

Men moet echter niet vergeten, dat hier van de vernietiging van de Gods vijandige wereldmacht sprake is, de wereldmacht die zich in en door de goddeloze koningen heeft geopenbaard.

Maar deze God vijandige wereldmacht was niet iets als uit de lucht gegrepen. Deze wereldmacht oefende haar heerschappij uit, door dat God, de Heere haar wilde gebruiken tot tuchtiging van Zijn volk, maar werd geïnspireerd door Satan, door "de geestelijke boosheden in de lucht", waarvan de Apostel Paulus spreekt.

En daarom, waar God, de Heere die wereldmacht oordeelt en straft, zoals ze zich openbaart in de koningen des aardbodems, daar zou de Heere ook tuchtigen de verleidende geesten in de geestenwereld, die op die macht inwerkten.

En hierop wijst de Heere door dit woord van den Profeet. Daarom volgt ook straks dat zij te zamen zullen vergaderd worden, als gevangen in een put.

Vers 20

20. De aarde, aldus bewogen, is niet meer in staat zich in de hoogte te houden, zij zal ganselijk waggelen, zwaaien, a) gelijk een dronkaard, en zij zal heen en weer bewogen worden b) gelijk ene nachthut, ene hangmat; en hare overtreding 1) zal zwaar op haar zijn, zodat zij niet is (Psalms 38:5), en zij zal vallen en niet weer opstaan.

a) Isaiah 19:14. b) Job. 27:18. Isaiah 1:8.

1) De overtreding wordt hier voorgesteld, als een zware last, die op de aarde rust en die zo zwaar is, dat de aarde er onder bezwijkt. Zij zal vallen, er onder bezwijken en zo dat van opstaan geen sprake meer zal zijn.

Zo wordt hier aan de ene zijde de vrijmacht, de Soevereiniteit Gods gehandhaafd, maar ook aan de andere zijde de verantwoordelijkheid van het schepsel. 21. En het zal geschieden, te dien dage, dat de aarde zelf te gronde gaat, dat de HEERE met straffen en gerichten bezoeking doen zal, zowel in de hemelse als in de aardse sferen, over de heirscharen der hogen in de hoogte, en aan de andere zijde over de koningen des aardbodems op den aardbodem. 1)

1) Het is duidelijk dat we hier een tegenstelling hebben, een tegenstelling tussen de heirscharen in de hoogte en de koningen op de aarde.

Sommigen zijn van oordeel dat hier sprake is van machtige en minder machtige koningen. Anderen zien in de heirscharen, de hogen in de hoogte, de tot afgoden gemaakte sterren, en dan in de koningen degenen, die deze sterren aanbaden.

Men moet echter niet vergeten, dat hier van de vernietiging van de Gods vijandige wereldmacht sprake is, de wereldmacht die zich in en door de goddeloze koningen heeft geopenbaard.

Maar deze God vijandige wereldmacht was niet iets als uit de lucht gegrepen. Deze wereldmacht oefende haar heerschappij uit, door dat God, de Heere haar wilde gebruiken tot tuchtiging van Zijn volk, maar werd geïnspireerd door Satan, door "de geestelijke boosheden in de lucht", waarvan de Apostel Paulus spreekt.

En daarom, waar God, de Heere die wereldmacht oordeelt en straft, zoals ze zich openbaart in de koningen des aardbodems, daar zou de Heere ook tuchtigen de verleidende geesten in de geestenwereld, die op die macht inwerkten.

En hierop wijst de Heere door dit woord van den Profeet. Daarom volgt ook straks dat zij te zamen zullen vergaderd worden, als gevangen in een put.

Vers 22

22. En zij zullen zamen vergaderd worden gelijk de gevangenen in enen put; hun zal het tegenovergestelde overkomen van `t geen zij meenden, zij zullen niet levende verbonden zijn (1 Samuel 25:29), maar te zamen in den afgrond worden neergestoten (2 Peter 2:4. Revelation 21:1), en zij zullen besloten worden in ene gevangenis, den kerker der eeuwige verdoemenis, maar na vele dagen weer bezocht worden. 1)

1) In het Hebreeën oemeroob jamim jippakeedoe. Beter: en na vele dagen zullen zij gestraft worden. Het woordje weer hetwelk onze Staten Overzetters er tussen in gevoegd hebben, staat niet in den grondtekst.

Het laatste woord betekent eigenlijk, bezocht worden, maar ten opzichte van den geoordeelde ten kwade bezocht worden, derhalve gestraft worden. In dien zin komt het ook voor Isaiah 29:6. Numbers 16:29 en Proverbs 19:23. Van een bezocht worden tot heil is hier geen sprake, wel tot verderf. Gelijk ook de mens eerst gevangen genomen wordt en dan later voor goed zijn vonnis ontvangt, zo wordt het ook hier voorgesteld ten opzichte van de goddelozen en van satan en zijne engelen. 2 Peter 2:4. Jude 1:1:6.

De Profeet geeft hier dan ook een vergezicht in den afloop der tijden.

Wat hier voorspeld wordt krijgt eerst zijn volle, zijne volkomen vervulling, als der tijden tijd vervuld is, en als het lied zal worden gehoord: de koninkrijken zijn geworden onzes Heren en van Zijnen Christus.

Vers 22

22. En zij zullen zamen vergaderd worden gelijk de gevangenen in enen put; hun zal het tegenovergestelde overkomen van `t geen zij meenden, zij zullen niet levende verbonden zijn (1 Samuel 25:29), maar te zamen in den afgrond worden neergestoten (2 Peter 2:4. Revelation 21:1), en zij zullen besloten worden in ene gevangenis, den kerker der eeuwige verdoemenis, maar na vele dagen weer bezocht worden. 1)

1) In het Hebreeën oemeroob jamim jippakeedoe. Beter: en na vele dagen zullen zij gestraft worden. Het woordje weer hetwelk onze Staten Overzetters er tussen in gevoegd hebben, staat niet in den grondtekst.

Het laatste woord betekent eigenlijk, bezocht worden, maar ten opzichte van den geoordeelde ten kwade bezocht worden, derhalve gestraft worden. In dien zin komt het ook voor Isaiah 29:6. Numbers 16:29 en Proverbs 19:23. Van een bezocht worden tot heil is hier geen sprake, wel tot verderf. Gelijk ook de mens eerst gevangen genomen wordt en dan later voor goed zijn vonnis ontvangt, zo wordt het ook hier voorgesteld ten opzichte van de goddelozen en van satan en zijne engelen. 2 Peter 2:4. Jude 1:1:6.

De Profeet geeft hier dan ook een vergezicht in den afloop der tijden.

Wat hier voorspeld wordt krijgt eerst zijn volle, zijne volkomen vervulling, als der tijden tijd vervuld is, en als het lied zal worden gehoord: de koninkrijken zijn geworden onzes Heren en van Zijnen Christus.

Vers 23

23. a) En de maan zal schaamrood worden en de zon zal beschaamd worden 1) van wege de heerschappij, die haar voor den tijd van den tegenwoordigen wereldloop was overgegeven (Genesis 1:16, Genesis 1:18), maar met het einde daarvan gedaan is (Isaiah 60:19, Revelation 1:23), als de HEERE der heirscharen, nadat de vorst dezer wereld is verwijderd en de heerschappij der zonde en des doods is geëindigd, in den vollen zin des woords regeren zal (1 Corinthians 15:28) op den berg Zion, en te Jeruzalem, het middelpunt van Zijn Godsrijk, dat de gehele wereld omvat (Isaiah 10:12) en voor Zijne oudsten zal heerlijkheid zijn. De oudsten der gemeente, die in de onmiddellijke nabijheid van hunnen hemelsen Koning leven, zullen deel hebben in die heerlijkheid en heerschappij (Exodus 23:9, Matthew 19:28. Openbaring :4).

a) Isaiah 13:10. Ezekiel 32:7. Joel 2:31; Joel 3:15.

1) Indien men deze uitdrukkingen naar de letter opvat, zo zal de mening wezen, dat ze beiden zouden worden verdonkerd en geen licht geven, hetwelk zeker zal geschieden ten laatste dage. Maar ik oordeel, dat men deze plaats veeleer moet vergelijken met Isaiah 60:19 en Revelation 1:23, waar gezegd wordt, dat, wanneer het koninkrijk van God gekomen is, Zijne heerlijkheid zo luisterrijk zal schijnen, dat het licht der zon en der maan niet nodig zal wezen; waarom zij hier worden vertoond als beschaamd en schaamrood over de verduistering van hun licht door een groter.

In dien luisterrijken dag ook, als God zich op zijn rechterstoel zal zetten, om de ganse aarde te oordelen, zal de zon, door dien Goddelijken luister dof geschenen, in duisternissen, de maan in bloed veranderen.

Vers 23

23. a) En de maan zal schaamrood worden en de zon zal beschaamd worden 1) van wege de heerschappij, die haar voor den tijd van den tegenwoordigen wereldloop was overgegeven (Genesis 1:16, Genesis 1:18), maar met het einde daarvan gedaan is (Isaiah 60:19, Revelation 1:23), als de HEERE der heirscharen, nadat de vorst dezer wereld is verwijderd en de heerschappij der zonde en des doods is geëindigd, in den vollen zin des woords regeren zal (1 Corinthians 15:28) op den berg Zion, en te Jeruzalem, het middelpunt van Zijn Godsrijk, dat de gehele wereld omvat (Isaiah 10:12) en voor Zijne oudsten zal heerlijkheid zijn. De oudsten der gemeente, die in de onmiddellijke nabijheid van hunnen hemelsen Koning leven, zullen deel hebben in die heerlijkheid en heerschappij (Exodus 23:9, Matthew 19:28. Openbaring :4).

a) Isaiah 13:10. Ezekiel 32:7. Joel 2:31; Joel 3:15.

1) Indien men deze uitdrukkingen naar de letter opvat, zo zal de mening wezen, dat ze beiden zouden worden verdonkerd en geen licht geven, hetwelk zeker zal geschieden ten laatste dage. Maar ik oordeel, dat men deze plaats veeleer moet vergelijken met Isaiah 60:19 en Revelation 1:23, waar gezegd wordt, dat, wanneer het koninkrijk van God gekomen is, Zijne heerlijkheid zo luisterrijk zal schijnen, dat het licht der zon en der maan niet nodig zal wezen; waarom zij hier worden vertoond als beschaamd en schaamrood over de verduistering van hun licht door een groter.

In dien luisterrijken dag ook, als God zich op zijn rechterstoel zal zetten, om de ganse aarde te oordelen, zal de zon, door dien Goddelijken luister dof geschenen, in duisternissen, de maan in bloed veranderen.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 24". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/isaiah-24.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile