Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jesaja 25

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 25

Isaiah 25:1.

DANKZEGGING VOOR DE UITBREIDING VAN HET RIJK VAN CHRISTUS.

Isaiah 25:1-Isaiah 25:12. Daar onze profeet, gelijk wij hem in Isaiah 12:1 hebben leren kennen, tevens een psalmist is, zo bezingt hij, wat hij in het vorige hoofdstuk heeft gezien, nu in een lied. Daarvoor stelt bij den toestand der zaken, gelijk die aan het einde der dingen zijn zal, voor als een toestand van lof en dank (Isaiah 25:1-Isaiah 25:5). Terwijl hij zich echter in het voorspelde zo verdiepte, gaat hij al voorspellende verder en leert hij ons dien toestand verder kennen, als een van zalig genot, dat door gene enkele inmenging van droefheid verstoord wordt (Isaiah 25:6-Isaiah 25:8). Zich op nieuw verheffende tot psalm- en lofgezang, maar aanstonds weer tot den toon der profetie overgaande, wijst hij dien toestand eindelijk aan als een toestand van bevrediging na lang wachten, en van beschermende tegenwoordigheid des Heren na langen smaad van de zijde der tegenstanders (Isaiah 25:9-Isaiah 25:12).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 25

Isaiah 25:1.

DANKZEGGING VOOR DE UITBREIDING VAN HET RIJK VAN CHRISTUS.

Isaiah 25:1-Isaiah 25:12. Daar onze profeet, gelijk wij hem in Isaiah 12:1 hebben leren kennen, tevens een psalmist is, zo bezingt hij, wat hij in het vorige hoofdstuk heeft gezien, nu in een lied. Daarvoor stelt bij den toestand der zaken, gelijk die aan het einde der dingen zijn zal, voor als een toestand van lof en dank (Isaiah 25:1-Isaiah 25:5). Terwijl hij zich echter in het voorspelde zo verdiepte, gaat hij al voorspellende verder en leert hij ons dien toestand verder kennen, als een van zalig genot, dat door gene enkele inmenging van droefheid verstoord wordt (Isaiah 25:6-Isaiah 25:8). Zich op nieuw verheffende tot psalm- en lofgezang, maar aanstonds weer tot den toon der profetie overgaande, wijst hij dien toestand eindelijk aan als een toestand van bevrediging na lang wachten, en van beschermende tegenwoordigheid des Heren na langen smaad van de zijde der tegenstanders (Isaiah 25:9-Isaiah 25:12).

Vers 1

1. HEERE! Gij zijt in den gehelen en vollen zin des woords, gelijk Gij mij hebt beloofd (Exodus 20:2. Psalms 81:11) mijn God (Psalms 118:28), U zal ik verhogen, daar ik de gevoelens en ervaringen wil uitdrukken dergenen, die den tijd bereiken van die straks beschrevene heerlijkheid (Isaiah 24:14, Isaiah 24:23); Uwen naam zal ik loven, want Gij hebt wonder gedaan, gelijk nu aan het einde van den tijd, in het helder licht is getreden (Psalms 77:12) Uwe raadslagen van verre, van ouds af, de raadsbesluiten, die gij lang te voren neemt en bekend maakte (Isaiah 46:9), zijn waarheid en vastigheid 1), zij zijn in zulk ene volheid volvoerd, als overeenkomstig Uwe trouw en waarheid is.

1) De Profeet wordt hier Psalmist. Hij prijst den Naam des Heren. Hij wil en zal den Heere loven. Want God heeft het getoond, dat Zijne raadsbesluiten vast en zeker zijn, letterlijk, waarachtigheid en trouw. De Profeet geeft hier de verloste Kerk, het verloste Zion, een heerlijk lied op de lippen.

Aan den eindpaal der eeuwen gekomen, overziet hij den strijd der Gode vijandige wereldmacht tegen God, den Heere en daarom tegen Zion, hetwelk Hij zich verkoren had.

Vreselijk en schrikkelijk had die wereldmacht zich geopenbaard. Ruwe stormen hadden gewoed over de gemeente des levenden Gods. Maar Gods Raadsbesluiten waren onwrikbaar vast. Wat de Heere had besloten in de nooit begonnen eeuwigheid, wat Hij zich had voorgenomen, dat zou geschieden. Aan het einde der eeuwen zal het blijken, dat niet de wereldmacht, maar de HEERE de overwinning had behaald.

Vers 1

1. HEERE! Gij zijt in den gehelen en vollen zin des woords, gelijk Gij mij hebt beloofd (Exodus 20:2. Psalms 81:11) mijn God (Psalms 118:28), U zal ik verhogen, daar ik de gevoelens en ervaringen wil uitdrukken dergenen, die den tijd bereiken van die straks beschrevene heerlijkheid (Isaiah 24:14, Isaiah 24:23); Uwen naam zal ik loven, want Gij hebt wonder gedaan, gelijk nu aan het einde van den tijd, in het helder licht is getreden (Psalms 77:12) Uwe raadslagen van verre, van ouds af, de raadsbesluiten, die gij lang te voren neemt en bekend maakte (Isaiah 46:9), zijn waarheid en vastigheid 1), zij zijn in zulk ene volheid volvoerd, als overeenkomstig Uwe trouw en waarheid is.

1) De Profeet wordt hier Psalmist. Hij prijst den Naam des Heren. Hij wil en zal den Heere loven. Want God heeft het getoond, dat Zijne raadsbesluiten vast en zeker zijn, letterlijk, waarachtigheid en trouw. De Profeet geeft hier de verloste Kerk, het verloste Zion, een heerlijk lied op de lippen.

Aan den eindpaal der eeuwen gekomen, overziet hij den strijd der Gode vijandige wereldmacht tegen God, den Heere en daarom tegen Zion, hetwelk Hij zich verkoren had.

Vreselijk en schrikkelijk had die wereldmacht zich geopenbaard. Ruwe stormen hadden gewoed over de gemeente des levenden Gods. Maar Gods Raadsbesluiten waren onwrikbaar vast. Wat de Heere had besloten in de nooit begonnen eeuwigheid, wat Hij zich had voorgenomen, dat zou geschieden. Aan het einde der eeuwen zal het blijken, dat niet de wereldmacht, maar de HEERE de overwinning had behaald.

Vers 2

2. Want Gij 1) hebt van de stad 2) een a) steenhoop gemaakt, zodat zij niets meer van ene stad heeft, de vaste stad, die een hoge, onbedwingbare burg geleek, tot een vervallen hoop, ene ruïne; het paleis der vreemdelingen, de stad van de vijanden van het volk Gods, die n pracht gebouw, n uitgestrekt paleis scheen te zijn, hebt Gij verwoest, dat het gene stad meer zij (Isaiah 17:1); in eeuwigheid zal zij niet herbouwd worden 2).

a) Isaiah 21:9; Isaiah 23:13. Revelation 4:8; Revelation 18:2. 1) Niet Zion had overwonnen, maar God had voor zijn volk de macht, die tegen Zion zo vijandig over stond, vernietigd.

Als dan ook gesproken wordt van de stad, die tot een steen-, tot een puinhoop is gemaakt, dan wordt daarmee niet zozeer Jeruzalem bedoeld, zoals sommigen menen, die toch zou voor den profeet geen reden van vreugde zijn geweest, maar die stad is de wereldstad, de vertegenwoordiger der wereldmacht.

Veeleer hebben we dan ook te denken aan Babylon, dewijl immer Babylon het inbegrip van alle vijandige macht en woede tegen God en zijn volk in de H. Schrift mag heten.

2) Men kan het woord in zijne algemeenheid opnemen en onbepaald laten, zonder aan enige bijzondere stad te denken. Het ligt toch in den aard der zaak, dat het wezen der wereld zich ten allen tijde meer of min als wereldstad geconcentreerd voordoet.

In de Openbaring an Johannes wordt ook van Babylon gesproken, dat zij is gevallen. Ook daar is deze stad, de vertegenwoordiger van al wat tegen God en zijn Zion, tegen God en zijn Christus vijandig over staat.

Vers 2

2. Want Gij 1) hebt van de stad 2) een a) steenhoop gemaakt, zodat zij niets meer van ene stad heeft, de vaste stad, die een hoge, onbedwingbare burg geleek, tot een vervallen hoop, ene ruïne; het paleis der vreemdelingen, de stad van de vijanden van het volk Gods, die n pracht gebouw, n uitgestrekt paleis scheen te zijn, hebt Gij verwoest, dat het gene stad meer zij (Isaiah 17:1); in eeuwigheid zal zij niet herbouwd worden 2).

a) Isaiah 21:9; Isaiah 23:13. Revelation 4:8; Revelation 18:2. 1) Niet Zion had overwonnen, maar God had voor zijn volk de macht, die tegen Zion zo vijandig over stond, vernietigd.

Als dan ook gesproken wordt van de stad, die tot een steen-, tot een puinhoop is gemaakt, dan wordt daarmee niet zozeer Jeruzalem bedoeld, zoals sommigen menen, die toch zou voor den profeet geen reden van vreugde zijn geweest, maar die stad is de wereldstad, de vertegenwoordiger der wereldmacht.

Veeleer hebben we dan ook te denken aan Babylon, dewijl immer Babylon het inbegrip van alle vijandige macht en woede tegen God en zijn volk in de H. Schrift mag heten.

2) Men kan het woord in zijne algemeenheid opnemen en onbepaald laten, zonder aan enige bijzondere stad te denken. Het ligt toch in den aard der zaak, dat het wezen der wereld zich ten allen tijde meer of min als wereldstad geconcentreerd voordoet.

In de Openbaring an Johannes wordt ook van Babylon gesproken, dat zij is gevallen. Ook daar is deze stad, de vertegenwoordiger van al wat tegen God en zijn Zion, tegen God en zijn Christus vijandig over staat.

Vers 3

3. Daarom, omdat Uwe oordelen nu openbaar zijn geworden (Revelation 5:4), zal U een machtig volk 1) eren, door Uwe grote en wonderbare werken van Uwe almacht overtuigd, de stad der titanische volken, die in despotische onderwerpen van anderen haren roem vond, zal U vrezen, zich voortaan U geheel onderwerpende (Revelation 1:13).

1) Of "een harde volkstam, " die zich slechts met moeite order de gehoorzaamheid des geloofs kon buigen.

Zelfs de machtigste volken en de meest vermaarde steden, ja de hoogmoedigste dwingelanden zullen Gods onbeperkt Alvermogen met vrees en ontzeg opmerken.

De vernietiging van de wereldmacht zal de bekering der Heidenen ten gevolge hebben.

Wij hebben in dit vers hetzelfde, wat we ook Revelation 5:3 en vlg. lezen.

Waar de Heere zich openbaart als degene, Wiens troon boven allen staat, en die is de Koning der koningen en de Heere der Heren, daar zullen de Heidenen, de woeste volken, zich Hem leren onderwerpen.

Vers 3

3. Daarom, omdat Uwe oordelen nu openbaar zijn geworden (Revelation 5:4), zal U een machtig volk 1) eren, door Uwe grote en wonderbare werken van Uwe almacht overtuigd, de stad der titanische volken, die in despotische onderwerpen van anderen haren roem vond, zal U vrezen, zich voortaan U geheel onderwerpende (Revelation 1:13).

1) Of "een harde volkstam, " die zich slechts met moeite order de gehoorzaamheid des geloofs kon buigen.

Zelfs de machtigste volken en de meest vermaarde steden, ja de hoogmoedigste dwingelanden zullen Gods onbeperkt Alvermogen met vrees en ontzeg opmerken.

De vernietiging van de wereldmacht zal de bekering der Heidenen ten gevolge hebben.

Wij hebben in dit vers hetzelfde, wat we ook Revelation 5:3 en vlg. lezen.

Waar de Heere zich openbaart als degene, Wiens troon boven allen staat, en die is de Koning der koningen en de Heere der Heren, daar zullen de Heidenen, de woeste volken, zich Hem leren onderwerpen.

Vers 4

4. Want Gij zijt, en dit is het bewijs Uwer heerlijkheid, die in alle gebeurtenissen van den voorafgeganen tijd is openbaar geworden-den arme ene sterkte geweest, ene sterkte den nooddruftige, als hem bange was; voor Uwe bedrukte en vervolgde gemeente waart Gij een bolwerk in den nood, dien zij van hare tegenstanders had te lijden. Gij waart ene toevlucht tegen den vloed (Isaiah 4:6), ene schaduw tegen de hitte, ene zo vaste bescherming, dat al hun woeden te vergeefs is; want het blazen der tirannen, de woede der dwingelanden is als een vloed tegen enen wand 2), die vast gegrondvest is. Al het pogen is ijdel, alles stuit daartegen machteloos af.

1) Letterlijk staat er, dat de Heere den arme en nooddruftige ene vesting is geweest.

De Kerk zingt er hiervan, hoe de Heere God, voor alle degenen, die het leven bij zich zelf niet konden houden, een sterke toevlucht en hoog vertrek is geweest, ten dage als de vijand het er op toelegde, om haar geheel te overwinnen en te vernietigen.

2) Het blazen der tirannen, der geweldhebbers dezer aarde, het woeden der machtigen wordt hier vergeleken bij het slaan der regenstromen tegen een muur, die wel gefundeerd is. Evenmin als zulk een muur door de regenstromen kan vernietigd en vernield worden, evenmin kan al het woeden der vijanden de Kerk, die wel gefundeerd is, en opgekomen is uit het eeuwig Raadsbesluit Gods, vernietigen.

Vers 4

4. Want Gij zijt, en dit is het bewijs Uwer heerlijkheid, die in alle gebeurtenissen van den voorafgeganen tijd is openbaar geworden-den arme ene sterkte geweest, ene sterkte den nooddruftige, als hem bange was; voor Uwe bedrukte en vervolgde gemeente waart Gij een bolwerk in den nood, dien zij van hare tegenstanders had te lijden. Gij waart ene toevlucht tegen den vloed (Isaiah 4:6), ene schaduw tegen de hitte, ene zo vaste bescherming, dat al hun woeden te vergeefs is; want het blazen der tirannen, de woede der dwingelanden is als een vloed tegen enen wand 2), die vast gegrondvest is. Al het pogen is ijdel, alles stuit daartegen machteloos af.

1) Letterlijk staat er, dat de Heere den arme en nooddruftige ene vesting is geweest.

De Kerk zingt er hiervan, hoe de Heere God, voor alle degenen, die het leven bij zich zelf niet konden houden, een sterke toevlucht en hoog vertrek is geweest, ten dage als de vijand het er op toelegde, om haar geheel te overwinnen en te vernietigen.

2) Het blazen der tirannen, der geweldhebbers dezer aarde, het woeden der machtigen wordt hier vergeleken bij het slaan der regenstromen tegen een muur, die wel gefundeerd is. Evenmin als zulk een muur door de regenstromen kan vernietigd en vernield worden, evenmin kan al het woeden der vijanden de Kerk, die wel gefundeerd is, en opgekomen is uit het eeuwig Raadsbesluit Gods, vernietigen.

Vers 5

5. Gelijk de hitte in ene dorre plaats alles verschroeit en vernietigt, zult Gij de onstuimigheid der vreemdelingen 1), het woeden der vijanden tegen Uwe kerk, neerdrukken. Gelijk de hitte daarentegen door de schaduw ener dikke wolk wordt weggenomen, zo zullen ook de aanslagen tegen de Kerk (Isaiah 17:10) te schande worden gemaakt, en zal het gezang der tirannen vernederd worden 2), hun vrolijkheid zal bitter worden teleurgesteld, daar Gij de Uwen als onder ene wolk verbergt.

1) De onderdrukkers der vromen worden vreemdelingen genoemd, omdat ze hun medemensen behandelen als lieden, die hun vreemd zijn en alsof deze niet hun medemensen en natuurgenoten, en dus van gelijke vlees en bloed met hen waren. Zij worden verschrikkelijken, geweldenaars en tirannen geheten, omdat zij liever willen gevreesd, dan bemind zijn. Ook gaat hun boosheid en geweldenarij zeer verre en maakt een groot gedruis en geraas. Maar welhaast is al hun geschreeuw over en al hun hoop in het voetpad geworpen, ja alle hun ere zal in het stof vertreden zijn.

2) In het Hebreeën ja'ä h. Beter: zal onderdrukt worden. De betekenis is, dat tengevolge de macht en werking des Heren, die voor zijne gemeente opkomt en haar de overwinning geeft, het gezang der tirannen zal ophouden.

Er zal voor de geweldhebbers der eeuw geen reden meer zijn om zich hoogmoedig te verheffen en hun triomfzangen te zingen, dewijl niet zij, maar de Kerk van Christus, in en door haar Hoofd, de overwinning heeft behaald.

Vers 5

5. Gelijk de hitte in ene dorre plaats alles verschroeit en vernietigt, zult Gij de onstuimigheid der vreemdelingen 1), het woeden der vijanden tegen Uwe kerk, neerdrukken. Gelijk de hitte daarentegen door de schaduw ener dikke wolk wordt weggenomen, zo zullen ook de aanslagen tegen de Kerk (Isaiah 17:10) te schande worden gemaakt, en zal het gezang der tirannen vernederd worden 2), hun vrolijkheid zal bitter worden teleurgesteld, daar Gij de Uwen als onder ene wolk verbergt.

1) De onderdrukkers der vromen worden vreemdelingen genoemd, omdat ze hun medemensen behandelen als lieden, die hun vreemd zijn en alsof deze niet hun medemensen en natuurgenoten, en dus van gelijke vlees en bloed met hen waren. Zij worden verschrikkelijken, geweldenaars en tirannen geheten, omdat zij liever willen gevreesd, dan bemind zijn. Ook gaat hun boosheid en geweldenarij zeer verre en maakt een groot gedruis en geraas. Maar welhaast is al hun geschreeuw over en al hun hoop in het voetpad geworpen, ja alle hun ere zal in het stof vertreden zijn.

2) In het Hebreeën ja'ä h. Beter: zal onderdrukt worden. De betekenis is, dat tengevolge de macht en werking des Heren, die voor zijne gemeente opkomt en haar de overwinning geeft, het gezang der tirannen zal ophouden.

Er zal voor de geweldhebbers der eeuw geen reden meer zijn om zich hoogmoedig te verheffen en hun triomfzangen te zingen, dewijl niet zij, maar de Kerk van Christus, in en door haar Hoofd, de overwinning heeft behaald.

Vers 6

6. En de HEERE der heirscharen, wanneer Hij na die verootmoediging der vijanden en na die redding Zijner gelovigen op de (in Isaiah 24:23) beschrevene wijze koning is, zal op dezen berg 1), de plaats Zijner tegenwoordigheid en der aanbidding, allen volken, zo vele zich door het geloof met Zijne verbondsgemeente hebben verenigd, een vetten maaltijd maken, een maal, dat in spijzen en dranken het voortreflijkste aanbiedt, wat ergens kan worden gevonden, een maaltijd van reinen, van den edelsten en onvermengden wijn 2). Maar deze uitdrukkingen zijn zelfs nog niet voldoende, om de heerlijkheid en den bijzonderen overvloed van dezen maaltijd aan te wijzen. Wij moeten het noemen een maal van vet vol mergs 3), vet, waarin het merg nog gevonden wordt, van reine wijnen, die gezuiverd zijn, die niet alleen goed zijn gegist, maar v r het drinken nog gefiltreerd zijn.

1) Deze berg is Zion, de plaats der tegenwoordigheid Gods, maar dan hier in geestelijken zin opgevat, gelijk ook de maaltijd van reinen zuiveren wijn en van vet vol mergs geestelijk moet verstaan worden.

Het dien maaltijd wordt geprofeteerd, het werkelijk genot der zaligheid, de volle heerlijkheid van Gods zalige gemeenschap, de gemeenschap en de heiligheid waaraan niets zal ontbreken, welke niet zal ophouden maar tot in eeuwigheid zal duren.

2) Vergeleken met reine wijnen, die gezuiverd zijn. 1e. om de uitnemendheid van de Genade die in Christus Jezus is aan te tonen; gelijk gezuiverde wijnen gemeenlijk voor de allerbeste en waardigste geschat worden, want immers is er in de zegeningen van het Evangelium een dierbaarheid, een kostelijkheid, die alles overtreft en die de ziele moet doen uitroepen: Hoe dierbaar is uwe goedertierenheid o God! (Psalms 36:8). 2e. om de smakelijkheid en de aangenaamheid van de genade, gelijk als reine wijn voor het oog en voor den smaak de allerbevalligste is. 3e. om de zuiverheid en de onvermengde reinheid van de genade die daarom ook reinen en gezuiverden wijn gelijk is, dat zij een zuiverheid heeft, waaraan alle besmetting verre vreemd is.

Meermalen wordt geestelijk genot voorgesteld onder het beeld van eten en drinken (Isaiah 55:1. Psalms 23:1 v. 5; 36:9 v. Openbaring :20); nog meer geschiedt dit, wanneer de belofte der grote toekomst onder dezen vorm is uitgesproken (Isaiah 65:13. Psalms 22:27, Psalms 22:30. Matthew 8:11; Matthew 22:1 v. 26:29. Openbaring , 19:9; 22:2). Ene voorafbeelding van dit maal was elke grote offermaaltijd der oud-Testamentische gelovigen (zie bij Exodus 20:24; Leviticus 3:17). Vergelijk verder Exodus 24:11. 1 Chronicles 17:3.

3) In het Hebreeën Schemanim memuchajim. D. w. z. toebereid uit het merg, uit de beenderen gehaald, een maaltijd waarop derhalve het kostbaarst vet werd gebruikt. Weer een beeld van het volheerlijk genot der zaligheid, hetwelk God zijne gelovigen schenkt.

Vers 6

6. En de HEERE der heirscharen, wanneer Hij na die verootmoediging der vijanden en na die redding Zijner gelovigen op de (in Isaiah 24:23) beschrevene wijze koning is, zal op dezen berg 1), de plaats Zijner tegenwoordigheid en der aanbidding, allen volken, zo vele zich door het geloof met Zijne verbondsgemeente hebben verenigd, een vetten maaltijd maken, een maal, dat in spijzen en dranken het voortreflijkste aanbiedt, wat ergens kan worden gevonden, een maaltijd van reinen, van den edelsten en onvermengden wijn 2). Maar deze uitdrukkingen zijn zelfs nog niet voldoende, om de heerlijkheid en den bijzonderen overvloed van dezen maaltijd aan te wijzen. Wij moeten het noemen een maal van vet vol mergs 3), vet, waarin het merg nog gevonden wordt, van reine wijnen, die gezuiverd zijn, die niet alleen goed zijn gegist, maar v r het drinken nog gefiltreerd zijn.

1) Deze berg is Zion, de plaats der tegenwoordigheid Gods, maar dan hier in geestelijken zin opgevat, gelijk ook de maaltijd van reinen zuiveren wijn en van vet vol mergs geestelijk moet verstaan worden.

Het dien maaltijd wordt geprofeteerd, het werkelijk genot der zaligheid, de volle heerlijkheid van Gods zalige gemeenschap, de gemeenschap en de heiligheid waaraan niets zal ontbreken, welke niet zal ophouden maar tot in eeuwigheid zal duren.

2) Vergeleken met reine wijnen, die gezuiverd zijn. 1e. om de uitnemendheid van de Genade die in Christus Jezus is aan te tonen; gelijk gezuiverde wijnen gemeenlijk voor de allerbeste en waardigste geschat worden, want immers is er in de zegeningen van het Evangelium een dierbaarheid, een kostelijkheid, die alles overtreft en die de ziele moet doen uitroepen: Hoe dierbaar is uwe goedertierenheid o God! (Psalms 36:8). 2e. om de smakelijkheid en de aangenaamheid van de genade, gelijk als reine wijn voor het oog en voor den smaak de allerbevalligste is. 3e. om de zuiverheid en de onvermengde reinheid van de genade die daarom ook reinen en gezuiverden wijn gelijk is, dat zij een zuiverheid heeft, waaraan alle besmetting verre vreemd is.

Meermalen wordt geestelijk genot voorgesteld onder het beeld van eten en drinken (Isaiah 55:1. Psalms 23:1 v. 5; 36:9 v. Openbaring :20); nog meer geschiedt dit, wanneer de belofte der grote toekomst onder dezen vorm is uitgesproken (Isaiah 65:13. Psalms 22:27, Psalms 22:30. Matthew 8:11; Matthew 22:1 v. 26:29. Openbaring , 19:9; 22:2). Ene voorafbeelding van dit maal was elke grote offermaaltijd der oud-Testamentische gelovigen (zie bij Exodus 20:24; Leviticus 3:17). Vergelijk verder Exodus 24:11. 1 Chronicles 17:3.

3) In het Hebreeën Schemanim memuchajim. D. w. z. toebereid uit het merg, uit de beenderen gehaald, een maaltijd waarop derhalve het kostbaarst vet werd gebruikt. Weer een beeld van het volheerlijk genot der zaligheid, hetwelk God zijne gelovigen schenkt.

Vers 7

7. En Hij zal op dezen berg, door de prediking van het Evangelie, verslinden het bewindsel des aangezichts. Hij zal de verblinding en de tegenkanting tegen de leer der genade wegnemen, waarmee alle volken bewonden zijn in hunnen natuurstaat, en het deksel van domheid en dood voor `t geestelijke, waarmee alle natiën bedekt zijn 1); ook Israël (Isaiah 29:10. 2 Corinthians 3:15,

1) Hij voorzegt hier, dat de wereld uit de duisternis van onkunde en dwaling, waarin zij tot hiertoe bedolven lag, gered zou worden. Alles wat hen belemmerde om duidelijk te zien, en hetgeen hen deed blijven zitten en zuchten in duisternis, zodat zelfs de Joden, die den Heere kenden een deksel op hun harten hadden (2 Corinthians 3:15), dat alles zou Heere verslinden, wegnemen en doen wijken voor het Licht van Zijn Evangelie, en door de kracht Zijns Geestes, die de harten en ogen der zondaren zou openen, en gereed en gewillig maken om dat licht te ontvangen, zodat God diegenen ten geestelijken leven weer verwekken zou, die lang waren dood geweest in zonden en misdaden.

Allen, die in waarheid uit de duisternis tot het licht zijn overgebracht, zullen, als eenmaal de loop der eeuwen is vervuld, den Koning in zijn volle schoonheid zien. Aller oog zal Hem zien, ook die Hem doorstoken hebben. Wat nu nog verborgen is, of niet wordt begrepen, zal alsdan volkomen tot volle openbaring worden gebracht.

Vers 7

7. En Hij zal op dezen berg, door de prediking van het Evangelie, verslinden het bewindsel des aangezichts. Hij zal de verblinding en de tegenkanting tegen de leer der genade wegnemen, waarmee alle volken bewonden zijn in hunnen natuurstaat, en het deksel van domheid en dood voor `t geestelijke, waarmee alle natiën bedekt zijn 1); ook Israël (Isaiah 29:10. 2 Corinthians 3:15,

1) Hij voorzegt hier, dat de wereld uit de duisternis van onkunde en dwaling, waarin zij tot hiertoe bedolven lag, gered zou worden. Alles wat hen belemmerde om duidelijk te zien, en hetgeen hen deed blijven zitten en zuchten in duisternis, zodat zelfs de Joden, die den Heere kenden een deksel op hun harten hadden (2 Corinthians 3:15), dat alles zou Heere verslinden, wegnemen en doen wijken voor het Licht van Zijn Evangelie, en door de kracht Zijns Geestes, die de harten en ogen der zondaren zou openen, en gereed en gewillig maken om dat licht te ontvangen, zodat God diegenen ten geestelijken leven weer verwekken zou, die lang waren dood geweest in zonden en misdaden.

Allen, die in waarheid uit de duisternis tot het licht zijn overgebracht, zullen, als eenmaal de loop der eeuwen is vervuld, den Koning in zijn volle schoonheid zien. Aller oog zal Hem zien, ook die Hem doorstoken hebben. Wat nu nog verborgen is, of niet wordt begrepen, zal alsdan volkomen tot volle openbaring worden gebracht.

Vers 8

8. Hij zal den dood verslinden tot overwinning 1); de bezoldiging der zonde (Romans 6:23) zal hij te niet doen, daar de zonde nu is uitgedelgd en Zijn toorn is weggenomen door den verzoenenden dood van den Messias; hij, die alles verslond, wordt ten laatste zelf overwonnen, om nooit meer te verschijnen (1 Corinthians 15:53, Revelation 0:14). En de Heere HEERE zal de tranen van alle aangezichten van hen, die zich door Zijne genade hebben laten redden, afwissen (Isaiah 35:10. Openbaring :17; 21:4), alle ramp en leed zal ophouden; en Hij zal de smaadheid Zijns volks, van het geestelijk Israël, door bijzondere betoningen van genade, van de ganse aarde wegnemen; was het verstrooid, en leed dit volk den meesten smaad en de zwaarste mishandeling, in het rijk der heerlijkheid zal het op den hoogsten trap der ere gezeten zijn. En in `t algemeen zullen allen, die den Heere liefhebben, eertijds veracht en vervolgd, verheerlijkt worden (Isaiah 24:23). 2) Dit alles zal zeker geschieden, want de HEERE heeft het gesproken.

1) In den grondtekst staat: la-netsach. Hier is het dat een der diepzinnigste woorden, die in de Heilige Schrift worden gevonden, in `t helderst licht treedt: "geheel, waarheid, kracht, overwinning, eeuwigheid, " ziet daar verschillende betekenissen (Psalms 31:1. Habakuk1:4. Job. 34:36); zelfs betekent het hun in `t Syrisch 1e. glinsteren 2e. overwinnen) "een reine glans; " alles verenigt zich om de overwinning der heerlijkheid aan te duiden tegenover Maweth, dood.

2) Even als, nadat de mens van den boom der kennis had gegeten, verduistering in `t geestelijke plaats had, en aan `t einde de dood, zo zullen zij eens eten van den boom des levens, daar dan het zintuig voor het goddelijke ontsloten is, en er zal heerlijkheid zonder einde zijn. (Revelation 2:2 v.) .

Is het niet, alsof den profeet zelven het bewindsel van zijn aangezicht viel, en zijn oog in de verste tijden doordrong, waarin "het volk, dat in duisternis wandelt, een nieuw licht ziet?" Want duidelijk is het, dat hij het voorhangsel doorbreekt, dat tussen het Oude en Nieuwe Verbond getrokken is. "Hij vernietigt den dood voor eeuwig. " Dat had onze ziener nimmer kunnen beloven, indien hij slechts van een opnemen der blinde heidenen in het lichtrijk der Mozaïsche instellingen gesproken had, want daar binnen heerst nog de wet der zonde en des doods, gelijk in de aandoenlijkste tonen, Psalms 90:1 daarvan weet te zingen. Zo draagt ons de voorzeggende Geest van den profeet over in de tijden des Nieuwen Verbonds, dat Hij gesticht heeft, die meer dan Mozes is, de Beginner en de Voleinder des eeuwigen levens, "die den dood de macht ontnomen en de onverderflijkheid aan `t licht gebracht heeft. " Wij kennen Hem, den geweldigen Overwinnaar over de verschrikkingen des doods, den zachten Trooster, die de tranen van alle aangezichten afwist. Willen wij dit profetenwoord in zijne geheimzinnige volheid van waarheid onthullen, zo keren wij ons tot den groten Heidenapostel in den brief aan de Romeinen, waar hij met de goddelijke kracht van zijn Christelijk-verlichten geest en zijner van dezen wonderlijk doordrongen kunst van overtuigende taal ook het deksel wegneemt, dat over ons gedekt is en de tranen der smarten wegens den prikkel des doods afwist. De onverbreekbare samenhang tussen zonde en hare bezoldiging, den dood, en niet bloot naar zijn fysisch begrip, lag gewis ook in `t bewustzijn van onzen profeet verborgen; want het moet ons toch bevreemden, dat Hij aan de zondenuitdelging der heidenen niet in `t bijzonder gedacht heeft; maar hij laat met den dood de zonde vernietigen. Het Apostolische woord ontdekt, wat het profetische bedekt en bevat.

Hier blijkt het wel zo duidelijk mogelijk, dat er gesproken wordt van het heil, hetwelk de overwinnende Kerk zal genieten. De strijdende Kerk is in de overwinnende overgegaan.

De laatste vijand, die te niet gedaan moest worden, is te niet gedaan. De dood is verslonden tot overwinning (1 Corinthians 15:54). maar ook alle zuchten zullen weg vlieden. Met den dood is ook elke traan, om het lijden en om de zonde geweend, weggevaagd. Als God verlost, verlost hij volkomen, niet alleen van den dood, maar ook van het lijden des doods en ook van het treuren en zuchten, om der zonden wille.

Was bovenal Gods volk hier, tengevolge van de macht der wereld, van lijden en strijden, een verdrukt en versmaad volk, alsdan zal voor aller oog het duidelijk worden, dat wat hier veeltijds "aller mensen afschraapsel" was, daar Gods oogappel blijkt te zijn.

De dag der toekomst is de dag der volle ontplooiing van de heerlijkheid der kinderen Gods.

Vers 8

8. Hij zal den dood verslinden tot overwinning 1); de bezoldiging der zonde (Romans 6:23) zal hij te niet doen, daar de zonde nu is uitgedelgd en Zijn toorn is weggenomen door den verzoenenden dood van den Messias; hij, die alles verslond, wordt ten laatste zelf overwonnen, om nooit meer te verschijnen (1 Corinthians 15:53, Revelation 0:14). En de Heere HEERE zal de tranen van alle aangezichten van hen, die zich door Zijne genade hebben laten redden, afwissen (Isaiah 35:10. Openbaring :17; 21:4), alle ramp en leed zal ophouden; en Hij zal de smaadheid Zijns volks, van het geestelijk Israël, door bijzondere betoningen van genade, van de ganse aarde wegnemen; was het verstrooid, en leed dit volk den meesten smaad en de zwaarste mishandeling, in het rijk der heerlijkheid zal het op den hoogsten trap der ere gezeten zijn. En in `t algemeen zullen allen, die den Heere liefhebben, eertijds veracht en vervolgd, verheerlijkt worden (Isaiah 24:23). 2) Dit alles zal zeker geschieden, want de HEERE heeft het gesproken.

1) In den grondtekst staat: la-netsach. Hier is het dat een der diepzinnigste woorden, die in de Heilige Schrift worden gevonden, in `t helderst licht treedt: "geheel, waarheid, kracht, overwinning, eeuwigheid, " ziet daar verschillende betekenissen (Psalms 31:1. Habakuk1:4. Job. 34:36); zelfs betekent het hun in `t Syrisch 1e. glinsteren 2e. overwinnen) "een reine glans; " alles verenigt zich om de overwinning der heerlijkheid aan te duiden tegenover Maweth, dood.

2) Even als, nadat de mens van den boom der kennis had gegeten, verduistering in `t geestelijke plaats had, en aan `t einde de dood, zo zullen zij eens eten van den boom des levens, daar dan het zintuig voor het goddelijke ontsloten is, en er zal heerlijkheid zonder einde zijn. (Revelation 2:2 v.) .

Is het niet, alsof den profeet zelven het bewindsel van zijn aangezicht viel, en zijn oog in de verste tijden doordrong, waarin "het volk, dat in duisternis wandelt, een nieuw licht ziet?" Want duidelijk is het, dat hij het voorhangsel doorbreekt, dat tussen het Oude en Nieuwe Verbond getrokken is. "Hij vernietigt den dood voor eeuwig. " Dat had onze ziener nimmer kunnen beloven, indien hij slechts van een opnemen der blinde heidenen in het lichtrijk der Mozaïsche instellingen gesproken had, want daar binnen heerst nog de wet der zonde en des doods, gelijk in de aandoenlijkste tonen, Psalms 90:1 daarvan weet te zingen. Zo draagt ons de voorzeggende Geest van den profeet over in de tijden des Nieuwen Verbonds, dat Hij gesticht heeft, die meer dan Mozes is, de Beginner en de Voleinder des eeuwigen levens, "die den dood de macht ontnomen en de onverderflijkheid aan `t licht gebracht heeft. " Wij kennen Hem, den geweldigen Overwinnaar over de verschrikkingen des doods, den zachten Trooster, die de tranen van alle aangezichten afwist. Willen wij dit profetenwoord in zijne geheimzinnige volheid van waarheid onthullen, zo keren wij ons tot den groten Heidenapostel in den brief aan de Romeinen, waar hij met de goddelijke kracht van zijn Christelijk-verlichten geest en zijner van dezen wonderlijk doordrongen kunst van overtuigende taal ook het deksel wegneemt, dat over ons gedekt is en de tranen der smarten wegens den prikkel des doods afwist. De onverbreekbare samenhang tussen zonde en hare bezoldiging, den dood, en niet bloot naar zijn fysisch begrip, lag gewis ook in `t bewustzijn van onzen profeet verborgen; want het moet ons toch bevreemden, dat Hij aan de zondenuitdelging der heidenen niet in `t bijzonder gedacht heeft; maar hij laat met den dood de zonde vernietigen. Het Apostolische woord ontdekt, wat het profetische bedekt en bevat.

Hier blijkt het wel zo duidelijk mogelijk, dat er gesproken wordt van het heil, hetwelk de overwinnende Kerk zal genieten. De strijdende Kerk is in de overwinnende overgegaan.

De laatste vijand, die te niet gedaan moest worden, is te niet gedaan. De dood is verslonden tot overwinning (1 Corinthians 15:54). maar ook alle zuchten zullen weg vlieden. Met den dood is ook elke traan, om het lijden en om de zonde geweend, weggevaagd. Als God verlost, verlost hij volkomen, niet alleen van den dood, maar ook van het lijden des doods en ook van het treuren en zuchten, om der zonden wille.

Was bovenal Gods volk hier, tengevolge van de macht der wereld, van lijden en strijden, een verdrukt en versmaad volk, alsdan zal voor aller oog het duidelijk worden, dat wat hier veeltijds "aller mensen afschraapsel" was, daar Gods oogappel blijkt te zijn.

De dag der toekomst is de dag der volle ontplooiing van de heerlijkheid der kinderen Gods.

Vers 9

9. En men zal te dien dage, wanneer de Heere openlijk wordt aanschouwd als Overwinnaar des doods, als Droger der tranen, als Redder Zijns volks, de verloste kinderen Gods (Isaiah 25:8) zeggen: Ziet, deze is onze God; deze, die tot ons is neergekomen en ons bezocht heeft als de Opgang uit de hoogte (Luke 1:78); wij, de gelovigen uit Israël van de tijden der vaderen af (Genesis 49:18) en door alle tijden heen uit de Heidenen (Psalms 42:6, Psalms 42:12. Isaiah 8:17), hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijne zaligheid 1) met ene nog geheel andere vreugde en zaligheid, dan te voren onze harten vervulde, toen wij dachten aan Zijne vroegere wonderen. (Psalms 118:24).

1) Met zulke zegepralende gezangen als deze zijn, zullen de heiligen hier op aarde, ook eens ingaan in de volheid aller vreugde van dien God, die het enig voorwerp van alle hun verwachting en hun deel is in eeuwigheid, die het werk ook Zijner handen niet zal laten varen, maar het volmaken tot Zijne ere.

Had Jakob stervende gezegd: "op Uwe zaligheid wacht ik, o Heere!" de geestelijke Jakob's, de worstelende Jakob's, in het Hemelse Kanan gekomen, spreken het hier uit, dat zij God hebben verwacht en Zijne zaligheid, hebben verwacht, dat Hij hen zou zalig maken. Zij waren hier in hope zalig, die hope is niet beschaamd geworden, maar eeuwige blijdschap en heerlijkheid is nu het deel der verlosten.

Vers 9

9. En men zal te dien dage, wanneer de Heere openlijk wordt aanschouwd als Overwinnaar des doods, als Droger der tranen, als Redder Zijns volks, de verloste kinderen Gods (Isaiah 25:8) zeggen: Ziet, deze is onze God; deze, die tot ons is neergekomen en ons bezocht heeft als de Opgang uit de hoogte (Luke 1:78); wij, de gelovigen uit Israël van de tijden der vaderen af (Genesis 49:18) en door alle tijden heen uit de Heidenen (Psalms 42:6, Psalms 42:12. Isaiah 8:17), hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijne zaligheid 1) met ene nog geheel andere vreugde en zaligheid, dan te voren onze harten vervulde, toen wij dachten aan Zijne vroegere wonderen. (Psalms 118:24).

1) Met zulke zegepralende gezangen als deze zijn, zullen de heiligen hier op aarde, ook eens ingaan in de volheid aller vreugde van dien God, die het enig voorwerp van alle hun verwachting en hun deel is in eeuwigheid, die het werk ook Zijner handen niet zal laten varen, maar het volmaken tot Zijne ere.

Had Jakob stervende gezegd: "op Uwe zaligheid wacht ik, o Heere!" de geestelijke Jakob's, de worstelende Jakob's, in het Hemelse Kanan gekomen, spreken het hier uit, dat zij God hebben verwacht en Zijne zaligheid, hebben verwacht, dat Hij hen zou zalig maken. Zij waren hier in hope zalig, die hope is niet beschaamd geworden, maar eeuwige blijdschap en heerlijkheid is nu het deel der verlosten.

Vers 10

10. Op die wijze zal ook in het land der belofte aan deze zijde van den Jordaan gejubel en vrolijk gezang zijn over tijdelijke verlossing; want de hand des HEEREN zal zegenend en helpend en beschermend op dezen berg, op dezen Zion en te Jeruzalem, waar Hij Koning is, rusten 1), en voor Zijne oudsten zal heerlijkheid zijn (Isaiah 24:23); maar Moab 2), in het land aan gene zijde van den Jordaan, dat volk, dat Gods volk wilde vervloeken, en daarna tot afval van God en tot ontucht zocht te verleiden (Numbers 22:1, Numbers 25:1), en alzo een hoofdvertegenwoordiger is van de vijanden van het Godsrijk, zal onder Hem, onder de voeten van diezelfden Heere, die Zijne hand zegenend en beschermend over het geredde Israël wil uitstrekken, verdorst, vertreden worden, gelijk het stro verdorst, vertreden wordt tot mest.

1) Gods Kerk en volk zal geduriglijk bewijzen van Zijne tegenwoordigheid en woning onder hen genieten, Zijne hand zal geduriglijk over hen zijn om hen te beschermen en te bewaren, en Hij zal die geduriglijk ter hunner hulpe en ondersteuning uitstrekken.

2) Moab in hier niet het beeld van de tirannieke macht, die de kerk belemmerde in haar bloei en haar ontwikkeling, maar van de honende omgeving, waarin Gods volk leefde. Moab was Israël's nabuur, Moab had Israël geplaagd en gehoond; had Israël willen vloeken had God het niet laten zegenen door Bileam. Moab is hier de hoogmoedige bespotter van Gods kinderen. En van dat Moab wordt hier gezegd dat het zal verdorst worden, zodat er niets van overblijft, dan wat enkel weggeworpen wordt.

Vers 10

10. Op die wijze zal ook in het land der belofte aan deze zijde van den Jordaan gejubel en vrolijk gezang zijn over tijdelijke verlossing; want de hand des HEEREN zal zegenend en helpend en beschermend op dezen berg, op dezen Zion en te Jeruzalem, waar Hij Koning is, rusten 1), en voor Zijne oudsten zal heerlijkheid zijn (Isaiah 24:23); maar Moab 2), in het land aan gene zijde van den Jordaan, dat volk, dat Gods volk wilde vervloeken, en daarna tot afval van God en tot ontucht zocht te verleiden (Numbers 22:1, Numbers 25:1), en alzo een hoofdvertegenwoordiger is van de vijanden van het Godsrijk, zal onder Hem, onder de voeten van diezelfden Heere, die Zijne hand zegenend en beschermend over het geredde Israël wil uitstrekken, verdorst, vertreden worden, gelijk het stro verdorst, vertreden wordt tot mest.

1) Gods Kerk en volk zal geduriglijk bewijzen van Zijne tegenwoordigheid en woning onder hen genieten, Zijne hand zal geduriglijk over hen zijn om hen te beschermen en te bewaren, en Hij zal die geduriglijk ter hunner hulpe en ondersteuning uitstrekken.

2) Moab in hier niet het beeld van de tirannieke macht, die de kerk belemmerde in haar bloei en haar ontwikkeling, maar van de honende omgeving, waarin Gods volk leefde. Moab was Israël's nabuur, Moab had Israël geplaagd en gehoond; had Israël willen vloeken had God het niet laten zegenen door Bileam. Moab is hier de hoogmoedige bespotter van Gods kinderen. En van dat Moab wordt hier gezegd dat het zal verdorst worden, zodat er niets van overblijft, dan wat enkel weggeworpen wordt.

Vers 11

11. En Hij 1) zal Zijne handen uitstrekken in het midden van hen, die zich evenmin als de bruisende golven aan banden wil laten leggen, gelijk een zwemmer die uitbreidt om te zwemmen, om de wateren naar beneden te drukken en zelf daarboven te blijven, en a) Hij zal hunnen hoogmoed, van welke in Isaiah 16:6 sprake was, vernederen, naar beneden in de diepte dwingen, met de lagen hunner handen 2), zodat zij niet weer kan bovenkomen.

a) Isaiah 16:6.

1) Wie is die Hij. Sommigen zijn van gevoelen zoals ook onze Staten-Overzetters, Vitringa e. a. dat hier van God gesproken wordt. Anderen, zoals Delitzsch, Cheyne e. a. dat hier Moab bedoeld wordt.

Met de laatste mening verenigen we ons het liefst. De Profeet zegt dan, dat Moab alle pogingen zal doen om boven water te komen en te blijven, maar het zal hem niet gelukken, want, zoals het tweede gedeelte zegt. Hij zal hun hoogmoed vernederen. Hij zal het niet toelaten, n. l. God, dat Moab eeuwig zijn volk haat en bespot.

2) In het Hebreeën Im arboth jadaw. Beter: trots de lagen, de bewegingen, hunner handen. Trots alles wat Moab in het werk stelde om het van God te winnen, zou God, de Heere zijn hoogmoed vernederen en onschadelijk maken, ten behoeve van Zijn volk. 12. En Hij zal de hoge vesten uwer muren, o Moabieten! waarin gij meende veilig te zijn, buigen, vernederen, ja, Hij zal ze ter aarde tot het stof toe doen reiken, zodat zij nooit meer opstaan.

Vers 11

11. En Hij 1) zal Zijne handen uitstrekken in het midden van hen, die zich evenmin als de bruisende golven aan banden wil laten leggen, gelijk een zwemmer die uitbreidt om te zwemmen, om de wateren naar beneden te drukken en zelf daarboven te blijven, en a) Hij zal hunnen hoogmoed, van welke in Isaiah 16:6 sprake was, vernederen, naar beneden in de diepte dwingen, met de lagen hunner handen 2), zodat zij niet weer kan bovenkomen.

a) Isaiah 16:6.

1) Wie is die Hij. Sommigen zijn van gevoelen zoals ook onze Staten-Overzetters, Vitringa e. a. dat hier van God gesproken wordt. Anderen, zoals Delitzsch, Cheyne e. a. dat hier Moab bedoeld wordt.

Met de laatste mening verenigen we ons het liefst. De Profeet zegt dan, dat Moab alle pogingen zal doen om boven water te komen en te blijven, maar het zal hem niet gelukken, want, zoals het tweede gedeelte zegt. Hij zal hun hoogmoed vernederen. Hij zal het niet toelaten, n. l. God, dat Moab eeuwig zijn volk haat en bespot.

2) In het Hebreeën Im arboth jadaw. Beter: trots de lagen, de bewegingen, hunner handen. Trots alles wat Moab in het werk stelde om het van God te winnen, zou God, de Heere zijn hoogmoed vernederen en onschadelijk maken, ten behoeve van Zijn volk. 12. En Hij zal de hoge vesten uwer muren, o Moabieten! waarin gij meende veilig te zijn, buigen, vernederen, ja, Hij zal ze ter aarde tot het stof toe doen reiken, zodat zij nooit meer opstaan.

Vers 12

12. En Hij zal de hoge vesten uwer muren, o Moabieten! waarin gij meende veilig te zijn, buigen, vernederen, ja, Hij zal ze ter aarde tot het stof toe doen reiken, zodat zij nooit meer opstaan.

12. En Hij zal de hoge vesten uwer muren, o Moabieten! waarin gij meende veilig te zijn, buigen, vernederen, ja, Hij zal ze ter aarde tot het stof toe doen reiken, zodat zij nooit meer opstaan.

Vers 12

12. En Hij zal de hoge vesten uwer muren, o Moabieten! waarin gij meende veilig te zijn, buigen, vernederen, ja, Hij zal ze ter aarde tot het stof toe doen reiken, zodat zij nooit meer opstaan.

12. En Hij zal de hoge vesten uwer muren, o Moabieten! waarin gij meende veilig te zijn, buigen, vernederen, ja, Hij zal ze ter aarde tot het stof toe doen reiken, zodat zij nooit meer opstaan.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 25". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/isaiah-25.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile