Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jesaja 22

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 22

Wij zijn nu dichter bij huis gekomen, want dit hoofdstuk is DE LAST VAN HET DAL VAN HET GEZICHT, Jeruzalem, andere plaatsen hadden hun last, omdat zij op de een of andere wijze in betrekking stonden tot Jeruzalem, en er werd met haar afgerekend, hetzij als boosaardige vijanden, of als bedrieglijke vrienden van het volk van God, maar laat Jeruzalem nu haar eigen vonnis horen. Dit hoofdstuk betreft:

I. De stad Jeruzalem zelf, en de omliggende plaatsen, die haar aangingen. Hier is:

1. Een profetie van de zware benauwdheid, waarin zij weldra komen zal door Sanheribs inval in het land en zijn belegering van de stad, Isaiah 22:1.

2.Een bestraffing hun gegeven wegens hun verkeerd gedrag in die benauwdheid in twee opzichten:

a. Dat zij het oog niet hadden op God in de middelen, die zij gebruikten tot hun behoudenis, Isaiah 22:11.

b. Dat zij zich niet verootmoedigden onder Zijn sterke hand, Isaiah 22:12.

II. Het hof van Hizkia en de beambten van dat hof:

1. De ontzetting van Sebna, een slecht man uit zijn ambt van schatmeester, Isaiah 22:15.

2. De aanstelling van Eliakim in zijn plaats, die zijn land betere diensten zal bewijzen, Isaiah 22:20.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 22

Wij zijn nu dichter bij huis gekomen, want dit hoofdstuk is DE LAST VAN HET DAL VAN HET GEZICHT, Jeruzalem, andere plaatsen hadden hun last, omdat zij op de een of andere wijze in betrekking stonden tot Jeruzalem, en er werd met haar afgerekend, hetzij als boosaardige vijanden, of als bedrieglijke vrienden van het volk van God, maar laat Jeruzalem nu haar eigen vonnis horen. Dit hoofdstuk betreft:

I. De stad Jeruzalem zelf, en de omliggende plaatsen, die haar aangingen. Hier is:

1. Een profetie van de zware benauwdheid, waarin zij weldra komen zal door Sanheribs inval in het land en zijn belegering van de stad, Isaiah 22:1.

2.Een bestraffing hun gegeven wegens hun verkeerd gedrag in die benauwdheid in twee opzichten:

a. Dat zij het oog niet hadden op God in de middelen, die zij gebruikten tot hun behoudenis, Isaiah 22:11.

b. Dat zij zich niet verootmoedigden onder Zijn sterke hand, Isaiah 22:12.

II. Het hof van Hizkia en de beambten van dat hof:

1. De ontzetting van Sebna, een slecht man uit zijn ambt van schatmeester, Isaiah 22:15.

2. De aanstelling van Eliakim in zijn plaats, die zijn land betere diensten zal bewijzen, Isaiah 22:20.

Verzen 1-7

Jesaja 22:1-7

Het opschrift van deze profetie is zeer opmerkelijk, het is de last van het dal van het gezicht, van Juda en Jeruzalem, daarvoor wordt het algemeen gehouden. Jeruzalem wordt zeer juist een dal genoemd, want zij was omringd van bergen en het land van Juda was vol van vruchtbare valleien. En hoewel zij als een hoog verheven berg waren, zullen zij door de oordelen Gods naar beneden worden gebracht, diep neergedrukt, duister en vuil worden als een dal. Maar zeer nadrukkelijk wordt het een dal van het gezicht genoemd, omdat God daar bekend was en Zijn naam er groot was, daar werden de profeten door gezichten met Zijn wil bekend gemaakt, en daar zag het volk de gangen van hun God en Koning in Zijn heiligdom. Babel, een vreemdelinge zijnde voor God, werd, hoewel zij rijken groot was, de woestijn van de zee genoemd, maar Jeruzalem, aan welke Zijn orakelen waren toevertrouwd, is een dal van het gezicht, zalig zijn hun ogen want zij zien, en er zijn mannen onder hen, wier ambt het is zieners te wezen. Waar bijbels en leraren zijn, daar is een deel van het gezicht, waar in evenredigheid vrucht van verwacht wordt, maar hier is het een last van het dal van het gezicht, en het is een zware last. De voorrechten van de kerk zullen, als er geen gebruik van wordt gemaakt, de mensen niet vrijwaren tegen de oordelen Gods. Uit alle geslachten van aardbodem heb Ik ulieden alleen gekend, daarom zal Ik al uw ongerechtigheden over u bezoeken. Het dal van het gezicht heeft een bijzonderen last. Gij Kapernaum, Matthew 11:23. Hoe hoger de mensen opgeheven zijn door genademiddelen en zegeningen, hoe zwaarder hun oordeel zal zijn, als zij er misbruik van maken.

Nu is de last van het dal van het gezicht hier hetgeen niet geheel en al ten verderve zal brengen, maar het zal hen verschrikken, want hij verwijst niet naar de verwoesting van Jeruzalem door Nebukadnezar, maar naar de aanslag, die erop gedaan zal worden door Sanherib, waarvan wij de profetie gehad hebben in Isaiah 10:1, en de geschiedenis zullen hebben in Isaiah 36:1, hij wordt hier opnieuw geprofeteerd, wegens de verwoestingen van vele van de naburige landen, die in de vorige hoofdstukken voorzegd waren en door het Assyrische leger teweeggebracht zijn. Laat Jeruzalem nu weten dat, als de beker rondgaat, hij in haar handen gegeven zal worden, en hoewel hij voor haar geen noodlottige beker zal zijn, zal hij toch wel een drinkbeker van de zwijmeling zijn. Hier wordt voorzegd:

I. De ontsteltenis, waarin de stad zal zijn op de nadering van Sanheribs leger. Zij placht vol van gedruis te zijn, een woelige stad, waarin de mensen zich heen en weer spoedden om hun zaken te doen, een volkrijke, luidruchtige stad, waar veel handel, veel vertier is, daar is ook grote drukte en rumoer. Zij placht een vrolijke joelende stad te zijn, aldus gemaakt door het drukke en vrolijke deel van het mensdom, plaatsen van samenkomst zijn plaatsen van gedruis. "Maar wat is u nu dat de winkels verlaten zijn, dat er geen wandelaars meer zijn in de straten, maar dat gij allemaal op de daken, klimt, Isaiah 22:1, om in stilte en eenzaamheid te treuren, of om u te beveiligen tegen de vijand, of om u heen te zien uit te zien, of er ook hulp voor u komt opdagen, of waarheen de bewegingen van de vijand zich richten?" Laat zowel mannen van zaken als mannen van vermaak zich verblijden als niet blij zijnde, want er kan spoedig iets gebeuren, waaraan zij weinig denken, maar dat hun vreugde zal bederven en hun zaken zal doen stilstaan, en hen zal heen zenden om "te waken als een eenzame mus op het dak," Psalms 102:8. Maar waarom is Jeruzalem in zo'n ontsteltenis? Haar verslagenen zijn niet verslagen met het zwaard, Isaiah 22:2, maar

a. Verslagen door honger, aldus sommigen, want daar Sanheribs leger het land verwoest en de vruchten van de aarde vernield had, moeten de levensmiddelen noodzakelijkerwijs schaars en duur zijn in de stad, hetgeen voor velen uit de armere bevolking de dood ten gevolge zal hebben, daar zij zich genoodzaakt zien ongezond voedsel te nuttigen.

b. Verslagen door vrees, zij waren in die ontsteltenis gekomen, hoewel er geen enkel man van hen gedood was, maar zij waren zelf zo ontmoedigd, dat de vrees hen doodde even zeker alsof zij met een zwaard waren doorstoken.

II. De roemloze vlucht van de oversten van Juda, zij zijn van verre gevloden, uit alle delen van het land naar Jeruzalem, Isaiah 22:3, samen gevlucht, als met aller instemming, met gemeen overleg, en werden in Jeruzalem gevonden, hun verschillende steden verlaten hebbende, waarvoor zij hadden behoren te zorgen, en ze ten prooi gelaten hebbende aan het Assyrische leger, dat, geen tegenstand ontmoetende, toen het optoog tegen alle vaste steden van Juda, ze gemakkelijk innam, Isaiah 36:1. Deze oversten waren gebonden van de boog-aldus luidt het Hebreeuwse woord, zij hebben niet alleen als lafaards hun eigen steden verlaten, maar toen zij te Jeruzalem kwamen, waren zij daar van geen nut of dienst, het was alsof hun handen gebonden waren, zodat zij de boog niet konden gebruiken vanwege de verwarring en verbastering waarin zij zich bevonden. Zij beefden zo, dat zij de boog niet konden spannen. Zie hoe gemakkelijk God de mensen de moed kan benemen, en hoe stellig de vrees dit doen zal, als aan haar tirannie wordt toegegeven.

III. De grote smart, die dit aan alle ernstige, verstandige mensen zal veroorzaken, die voorgesteld wordt doordat de profeet zelf de zaak zozeer ter harte nam. Hij heeft dit beleefd, en hij was besloten om in de smart van de kinderen van zijn volk te delen, Isaiah 22:4, Isaiah 22:5. Hij wil zijn smart niet bekend maken, en daarom zegt hij aan hen, die bij hem zijn, dat zij hem niet moeten aanzien, hij wil zich overgeven aan zijn smart, hij wil in stilte wenen, maar bitterlijk wenen, en niemand moet beproeven hem te troosten, want zijn smart is hardnekkig, en zijn pijn behaagt hem. Maar wat is de reden van zijn smart? Een arme profeet had weinig te verliezen, en hij had zich gewend aan ontberingen toen hij naakt en barrevoets ging, maar het is over de verstoring van de dochter van zijn volk. Openbare grieven moeten onze persoonlijke grieven zijn. Het is een dag van beroering en vertreding en van verwarring, onze vijanden beroeren en vertreden ons, en onze vrienden zijn verbijsterd en weten niet wet voor maatregelen zij moeten nemen om ons goede diensten te bewijzen, de Heere van de heirscharen twist thans met het dal van het gezicht, de vijanden zijn bezig om met hun stormrammen de muren af te breken, tevergeefs roepen wij tot de bergen om de vijand af te weren, of op ons te vallen en ons te bedekken, tevergeefs zien wij uit naar hulp, die van over de bergen tot ons komen zal, of roepen wij, evenals God, de bergen om onze twist te horen, Micah 6:1, en te richten tussen ons en onze ons benadelende naburen

IV. Het grote aantal en de sterkte van de vijand, die in hun land zal vallen en hun stad zal belegeren, Isaiah 22:6, Isaiah 22:7, Elam, de Perzen, komen met hun pijlkoker vol van pijlen en met wagens van strijdende krijgslieden en met ruiters, Kir, de Meden monsteren hun heirscharen, zij trekken het zwaard uit de schede en ontbloten het schild, en maken alles gereed voor het gevecht, brengen alles in gereedheid voor het beleg van Jeruzalem-dan zullen de uitgelezen dalen, de dalen rondom Jeruzalem, die bekleed plachten te zijn met kudden, en bedekt met koren, vol zijn van krijgswagenen, en aan de poort van de stad zullen de ruiters zich in slagorde stellen, om te beletten dat levensmiddelen naar binnen gebracht worden, en om voor zichzelf een weg te banen om erbinnen te dringen. In welk een toestand moet een stad zich bevonden hebben, die aan alle zijden door zo'n leger omgeven was!

Verzen 1-7

Jesaja 22:1-7

Het opschrift van deze profetie is zeer opmerkelijk, het is de last van het dal van het gezicht, van Juda en Jeruzalem, daarvoor wordt het algemeen gehouden. Jeruzalem wordt zeer juist een dal genoemd, want zij was omringd van bergen en het land van Juda was vol van vruchtbare valleien. En hoewel zij als een hoog verheven berg waren, zullen zij door de oordelen Gods naar beneden worden gebracht, diep neergedrukt, duister en vuil worden als een dal. Maar zeer nadrukkelijk wordt het een dal van het gezicht genoemd, omdat God daar bekend was en Zijn naam er groot was, daar werden de profeten door gezichten met Zijn wil bekend gemaakt, en daar zag het volk de gangen van hun God en Koning in Zijn heiligdom. Babel, een vreemdelinge zijnde voor God, werd, hoewel zij rijken groot was, de woestijn van de zee genoemd, maar Jeruzalem, aan welke Zijn orakelen waren toevertrouwd, is een dal van het gezicht, zalig zijn hun ogen want zij zien, en er zijn mannen onder hen, wier ambt het is zieners te wezen. Waar bijbels en leraren zijn, daar is een deel van het gezicht, waar in evenredigheid vrucht van verwacht wordt, maar hier is het een last van het dal van het gezicht, en het is een zware last. De voorrechten van de kerk zullen, als er geen gebruik van wordt gemaakt, de mensen niet vrijwaren tegen de oordelen Gods. Uit alle geslachten van aardbodem heb Ik ulieden alleen gekend, daarom zal Ik al uw ongerechtigheden over u bezoeken. Het dal van het gezicht heeft een bijzonderen last. Gij Kapernaum, Matthew 11:23. Hoe hoger de mensen opgeheven zijn door genademiddelen en zegeningen, hoe zwaarder hun oordeel zal zijn, als zij er misbruik van maken.

Nu is de last van het dal van het gezicht hier hetgeen niet geheel en al ten verderve zal brengen, maar het zal hen verschrikken, want hij verwijst niet naar de verwoesting van Jeruzalem door Nebukadnezar, maar naar de aanslag, die erop gedaan zal worden door Sanherib, waarvan wij de profetie gehad hebben in Isaiah 10:1, en de geschiedenis zullen hebben in Isaiah 36:1, hij wordt hier opnieuw geprofeteerd, wegens de verwoestingen van vele van de naburige landen, die in de vorige hoofdstukken voorzegd waren en door het Assyrische leger teweeggebracht zijn. Laat Jeruzalem nu weten dat, als de beker rondgaat, hij in haar handen gegeven zal worden, en hoewel hij voor haar geen noodlottige beker zal zijn, zal hij toch wel een drinkbeker van de zwijmeling zijn. Hier wordt voorzegd:

I. De ontsteltenis, waarin de stad zal zijn op de nadering van Sanheribs leger. Zij placht vol van gedruis te zijn, een woelige stad, waarin de mensen zich heen en weer spoedden om hun zaken te doen, een volkrijke, luidruchtige stad, waar veel handel, veel vertier is, daar is ook grote drukte en rumoer. Zij placht een vrolijke joelende stad te zijn, aldus gemaakt door het drukke en vrolijke deel van het mensdom, plaatsen van samenkomst zijn plaatsen van gedruis. "Maar wat is u nu dat de winkels verlaten zijn, dat er geen wandelaars meer zijn in de straten, maar dat gij allemaal op de daken, klimt, Isaiah 22:1, om in stilte en eenzaamheid te treuren, of om u te beveiligen tegen de vijand, of om u heen te zien uit te zien, of er ook hulp voor u komt opdagen, of waarheen de bewegingen van de vijand zich richten?" Laat zowel mannen van zaken als mannen van vermaak zich verblijden als niet blij zijnde, want er kan spoedig iets gebeuren, waaraan zij weinig denken, maar dat hun vreugde zal bederven en hun zaken zal doen stilstaan, en hen zal heen zenden om "te waken als een eenzame mus op het dak," Psalms 102:8. Maar waarom is Jeruzalem in zo'n ontsteltenis? Haar verslagenen zijn niet verslagen met het zwaard, Isaiah 22:2, maar

a. Verslagen door honger, aldus sommigen, want daar Sanheribs leger het land verwoest en de vruchten van de aarde vernield had, moeten de levensmiddelen noodzakelijkerwijs schaars en duur zijn in de stad, hetgeen voor velen uit de armere bevolking de dood ten gevolge zal hebben, daar zij zich genoodzaakt zien ongezond voedsel te nuttigen.

b. Verslagen door vrees, zij waren in die ontsteltenis gekomen, hoewel er geen enkel man van hen gedood was, maar zij waren zelf zo ontmoedigd, dat de vrees hen doodde even zeker alsof zij met een zwaard waren doorstoken.

II. De roemloze vlucht van de oversten van Juda, zij zijn van verre gevloden, uit alle delen van het land naar Jeruzalem, Isaiah 22:3, samen gevlucht, als met aller instemming, met gemeen overleg, en werden in Jeruzalem gevonden, hun verschillende steden verlaten hebbende, waarvoor zij hadden behoren te zorgen, en ze ten prooi gelaten hebbende aan het Assyrische leger, dat, geen tegenstand ontmoetende, toen het optoog tegen alle vaste steden van Juda, ze gemakkelijk innam, Isaiah 36:1. Deze oversten waren gebonden van de boog-aldus luidt het Hebreeuwse woord, zij hebben niet alleen als lafaards hun eigen steden verlaten, maar toen zij te Jeruzalem kwamen, waren zij daar van geen nut of dienst, het was alsof hun handen gebonden waren, zodat zij de boog niet konden gebruiken vanwege de verwarring en verbastering waarin zij zich bevonden. Zij beefden zo, dat zij de boog niet konden spannen. Zie hoe gemakkelijk God de mensen de moed kan benemen, en hoe stellig de vrees dit doen zal, als aan haar tirannie wordt toegegeven.

III. De grote smart, die dit aan alle ernstige, verstandige mensen zal veroorzaken, die voorgesteld wordt doordat de profeet zelf de zaak zozeer ter harte nam. Hij heeft dit beleefd, en hij was besloten om in de smart van de kinderen van zijn volk te delen, Isaiah 22:4, Isaiah 22:5. Hij wil zijn smart niet bekend maken, en daarom zegt hij aan hen, die bij hem zijn, dat zij hem niet moeten aanzien, hij wil zich overgeven aan zijn smart, hij wil in stilte wenen, maar bitterlijk wenen, en niemand moet beproeven hem te troosten, want zijn smart is hardnekkig, en zijn pijn behaagt hem. Maar wat is de reden van zijn smart? Een arme profeet had weinig te verliezen, en hij had zich gewend aan ontberingen toen hij naakt en barrevoets ging, maar het is over de verstoring van de dochter van zijn volk. Openbare grieven moeten onze persoonlijke grieven zijn. Het is een dag van beroering en vertreding en van verwarring, onze vijanden beroeren en vertreden ons, en onze vrienden zijn verbijsterd en weten niet wet voor maatregelen zij moeten nemen om ons goede diensten te bewijzen, de Heere van de heirscharen twist thans met het dal van het gezicht, de vijanden zijn bezig om met hun stormrammen de muren af te breken, tevergeefs roepen wij tot de bergen om de vijand af te weren, of op ons te vallen en ons te bedekken, tevergeefs zien wij uit naar hulp, die van over de bergen tot ons komen zal, of roepen wij, evenals God, de bergen om onze twist te horen, Micah 6:1, en te richten tussen ons en onze ons benadelende naburen

IV. Het grote aantal en de sterkte van de vijand, die in hun land zal vallen en hun stad zal belegeren, Isaiah 22:6, Isaiah 22:7, Elam, de Perzen, komen met hun pijlkoker vol van pijlen en met wagens van strijdende krijgslieden en met ruiters, Kir, de Meden monsteren hun heirscharen, zij trekken het zwaard uit de schede en ontbloten het schild, en maken alles gereed voor het gevecht, brengen alles in gereedheid voor het beleg van Jeruzalem-dan zullen de uitgelezen dalen, de dalen rondom Jeruzalem, die bekleed plachten te zijn met kudden, en bedekt met koren, vol zijn van krijgswagenen, en aan de poort van de stad zullen de ruiters zich in slagorde stellen, om te beletten dat levensmiddelen naar binnen gebracht worden, en om voor zichzelf een weg te banen om erbinnen te dringen. In welk een toestand moet een stad zich bevonden hebben, die aan alle zijden door zo'n leger omgeven was!

Verzen 8-14

Jesaja 22:8-14

Wat bedoeld wordt met het deksel van Juda dat aan het begin van deze paragraaf gezegd wordt ontdekt te zullen worden, is onzeker. De versterkte steden van Juda waren een bedekking voor het land, maar daar zij door het leger van de Assyriërs ingenomen waren, hielden zij op een beschutting te zijn, zodat het gehele land bloot lag voor plundering. De zwakheid van Juda, zijn naaktheid en zijn onmacht om zichzelf te helpen, kwamen nu meer dan ooit uit en aldus was het deksel van Juda ontdekt. Zijn magazijnen en voorraadschuren, die gesloten waren geweest, werden nu voor het publiek opengesteld. Dr. Lightfoot geeft er een anderen zin aan, namelijk dat door deze benauwdheid, waarin Juda gebracht zal worden God hun deksel zal ontdekken, hun geveinsdheid aan het licht zal brengen, tonen zal al wat in hun hart is, zoals bij een andere gelegenheid van Hizkia gezegd wordt, 2 Chronicles 32:31. Nu ontdekten zij beide hun vleselijk vertrouwen, Isaiah 22:9, en hun vleselijke gerustheid Isaiah 22:13. Aldus zal op de een of andere wijze "Efraïms ongerechtigheid ontdekt worden, mitsgaders de boosheden van Samaria," Hosea 7:1.

Zij waren nu in groten angst, en in die angst ontdekten, dat is openbaarden, zij twee dingen, die zeer verkeerd waren.

I. Een grote geringachting van Godsgoedheid en van Zijn macht om hen te helpen. Zij maakten gebruik van alle middelen, die zij slechts konden bedenken tot hun behoud, en dat is het niet, waarvoor zij gelaakt worden, maar dit doende erkenden zij God niet.

Merk op:

1. Hoe zorgvuldig zij gebruik maakten van alle voordelen, die tot hun veiligheid konden bijdragen. Toen Sanherib zich meester had gemaakt van de versterkte steden van Juda, en Jeruzalem als een hutje in een wijngaard was gelaten, dachten zij dat het nu tijd was om eens rond te zien. Er werd onmiddellijk een raad bijeengeroepen, een krijgsraad, en er werd besloten verdedigingsmaatregelen te nemen, en zich niet gedwee te onderwerpen. Ingevolge dit besluit namen zij alle maatregelen, die zij konden bedenken voor hun veiligheid. Wij verzoeken God als wij in tijden van gevaar niet alles voor onszelf doen wat wij kunnen.

a. Zij inspecteerden hun magazijnen en pakhuizen om te zien, of die wel voorzien waren van wapens en munitie, zij zagen naar de wapenen in het huis van het bos, dat Salomo te Jeruzalem gebouwd had en ingericht had tot een tuighuis, 1 Kings 10:17, en daarvan gaven zij uit naar de behoefte was. Het is de wijsheid van de vorsten om zich in tijden van vrede te bereiden op de oorlog, opdat zij niet naar wapenen behoeven te zoeken als zij ze moeten gebruiken, misschien wel in plotseling opkomende omstandigheden.

b. Zij namen de fortificaties in ogenschouw, de reten van de stad Davids, zij gingen rondom de muren, en namen waar of zij ook hier en daar bouwvallig waren wegens verzuim van tijdige reparatie, of gebroken waren door vorige aanvallen, die er op gedaan werden. Er waren velen van die reten of scheuren, zoveel te schandelijker voor het huis van David dat zij de stad Davids aldus verwaarloosden. Zij hadden waarschijnlijk die scheuren wel vroeger gezien, maar nu bezagen zij ze om te overwegen wat er aan gedaan moest worden. Uit openbare rampen moeten wij dit goede ontvangen, dat zij ons opwekken om onze scheuren te herstellen en te verbeteren wat verkeerd is. c. Zij zorgden voor het water van de stad, en deden wat zij konden om de belegeraars verstoken ervan te houden. Gij verzamelt het water van de oude vijver, waarvan waarschijnlijk geen grote voorraad was, en waarmee zij dus des te meer spaarzaam waren. Zie welk een zegen het is, dat, gelijk niets meer noodzakelijk is dan water voor het onderhoud van het menselijk leven, er ook niets goedkoper en meer algemeen te verkrijgen is, maar het is voorzeker slecht gesteld voor de mensen, als het, zoals hier, schaars is geworden.

d. Zij telden de huizen van Jeruzalem, opdat ieder huis zijn contingent van manschappen zou leveren voor de openbare dienst of bijdragen in geld er voor zou geven, die zij hieven naar hoofdelijken omslag, zoveel per hoofd of zoveel per huis.

e. Omdat het particuliere eigendom behoort te wijken voor de openbare veiligheid, werden de huizen, die in hun weg stonden toen de muren versterkt moesten worden, afgebroken, hetgeen in zo'n geval niet meer een onrecht is aan de eigenaars, dan het in de lucht laten springen van huizen in geval van brand.

f. Zij maakten een gracht tussen de beide muren, de buitenste en de binnenste, tot grotere veiligheid voor de stad, en lieten er het water van de oude vijver in vloeien, opdat zij zelf overvloedig van water voorzien zouden zijn, en de belegeraars er van beroofd zouden wezen, want dat schijnt het plan geweest te zijn, immers, waarom zouden de Assyriërs komen en veel water vinden? 2 Chronicles 32:4, en daardoor in staat zijn om het beleg te rekken. Als het geoorloofd is om de fourage van een land te vernielen, veel meer nog is het dan geoorloofd om zijn waterstromen af te leiden om er de vijand gebrek aan te laten hebben.

2. Hoe weinig zij bij al deze maatregelen op God acht hebben geslagen: gij ziet niet opwaarts op die, die zulks gedaan heeft, die Jeruzalem gemaakt heeft-de stad, die gij zo in zorg zijt te verdedigen, -en van al de voordelen, waarvan de natuur haar tot haar verdediging voorzien had, de bergen, waarvan zij omringd is, Psalms 125:2, en de rivieren, die van zo'n aard waren, dat de inwoners ze heen konden leiden naar elke richting, die voor hen het gerieflijkst was. Het is God, die Zijn Jeruzalem heeft gemaakt, en het van verre tijden in Zijn raad heeft geformeerd. De Joodse schrijvers over deze plaats zeggen: Er zijn zeven dingen, die God gemaakt heeft, voordat Hij de wereld gemaakt heeft, bedoelende dat Hij ze op het oog had, toen Hij de wereld maakte: de hof van Eden, de wet, de rechtvaardigen, Israël, de troon van de heerlijkheid, Jeruzalem en Messias, de Vorst. De Evangeliekerk heeft God tot haar maker. Welke dienst wij te eniger tijd doen of pogen te doen voor Gods Jeruzalem, moeten wij doen met het oog op Hem als de maker ervan, en Hij neemt het euvel op, zo wij dit niet doen. Het wordt hun hier ten laste gelegd, dat zij niet op God zagen.

a. Zij begeerden Zijn eer en heerlijkheid niet in hetgeen zij deden. Zij versterkten Jeruzalem, omdat het een rijke stad was en hun eigen huizen erin waren, niet omdat het de heilige stad was en Gods huis erin was. In al onze zorgen voor de verdediging van de kerk, moeten wij meer zien op Gods belang erin dan op ons eigen belang erin.

b. Zij vertrouwden niet op Hem voor een zegen op hun pogingen, maar achtten hun eigen kracht en hun eigen beleid genoegzaam voor hen. Van Hizkia zelf wordt gezegd, dat hij "vertrouwde op de Heere," 2 Kings 18:5, inzonderheid bij deze gelegenheid, 2 Chronicles 32:8, maar er schijnen in zijn omgeving zodanigen te zijn geweest, die wel grote staatslieden en krijgslieden waren, maar in wie weinig Godsdienst was. c. Zij hebben Gode geen dank toegebracht voor de voordelen, die zij hadden om hun stad te versterken in de wateren van de oude vijver, die van verre tijden geformeerd waren, zoals de beek Kison de oude rivier wordt genoemd, Judges 5:21. In al wat ons in de natuur ooit tijd dienstig is, moeten wij de goedheid erkennen van de God van de natuur, die, toen Hij het lang tevoren geformeerd heeft, het aldus geschikt heeft, als het ware pasklaar heeft gemaakt, en naar Zijn ordening aldus in wezen liet tot op de huidige dag. Ieder schepsel is datgene voor ons, wat God het voor ons doet zijn, en daarom moeten wij voor het nut, dat het voor ons heeft, op Hem zien, die het geformeerd heeft, Hem er voor loven, en het voor Hem gebruiken.

II. Een grote minachting van Gods toorn en gerechtigheid in Zijn twisten met hen, Isaiah 22:12, waar wij hebben op te merken:

1. Wat Gods bedoeling was met deze ramp over hen te brengen: het was hen te verootmoedigen, hen tot berouw en bekering te brengen, hen ernstig te maken. In deze dag van benauwdheid, van vertreding en verwarring riep de Heere hen hierdoor tot wenen en rouwklagen en tot al de uitdrukkingen van smart zelfs tot kaalheid en omgording met de zak, en dit alles om hun zonden te betreuren, door welke zij deze oordelen over hun land gebracht hebben, en kracht bij te zetten aan hun gebeden ter afwending van de oordelen, die reeds gekomen zijn, en hen te neigen tot verbetering van hun leven door heilige ernst, en tederheid van gemoed onder het woord van God. Daartoe riep God hen door van Zijn profeten verklaring van de beschikkingen van Zijn voorzienigheid, en door hen op te wekken door die beschikkingen van Zijn voorzienigheid om acht te geven op hetgeen Zijn profeten zeiden. Als God ons dreigt met Zijn oordelen, dan verwacht en eist Hij dat wij ons vernederen onder Zijn machtige hand, dat wij sidderen als de leeuw brult, en ten dage van tegenspoed toezien.

2. Hoe zij in strijd handelen met deze bedoeling Gods, Isaiah 22:13. Maar ziet, er is vreugde en blijdschap, vrolijkheid en feestmaaltijden alle mogelijke pret, zij waren even gerust en op hun gemak als zij plachten te wezen, alsof er geen vijand binnen hun landpalen was alsof zij in geen gevaar waren om in zijn handen te vallen. Toen zij de nodige voorzorgsmaatregelen hadden genomen voor hun veiligheid, trotseerden zij alle gevaar en dood, en besloten zij om nu maar vrolijk te zijn, wat er ook mocht gebeuren. Zij, die hadden behoren te eten onder de rouwdragenden, waren onder de wijnzuipers en de vleesvraten, en let op hetgeen zij zeiden: Laat ons eten en drinken want morgen zullen wij sterven. Dit kan betrekking hebben, hetzij op het bijzondere gevaar, waarin zij zich nu bevonden en waarvoor de profeet hen had gewaarschuwd, of in het algemeen op de kortheid en onzekerheid van het menselijk leven en op de nabijheid van de dood in alle tijden. Dat was de taal van de onheilige spotters, die spotten met de boden Gods, en Zijn profeten mishandelden.

a. Zij schertsten met de dood. "De profeet zegt ons dat wij weldra moeten sterven, misschien wel morgen, en dat wij daarom heden moeten treuren en ons moeten bekeren, neen, laat ons veeleer eten en drinken, opdat wij vetgemest zijn voor de slachting en goedsmoeds ons lot tegemoet gaan, als wij dan een kort leven moeten hebben, laat het tenminste een vrolijk leven zijn."

b. Zij spotten met de leer van een toekomende staat aan gene zijde van de dood, want indien er zodanige staat niet is, dan geeft de apostel toe dat er iets redelijks is in hetgeen zij zeggen, 1 Corinthiers 15:32. Indien er als wij sterven een einde aan ons is, dan zou het goed zijn om het ons zo aangenaam en gemakkelijk mogelijk te maken terwijl wij leven, maar indien God om al deze dingen ons voor het gericht zal doen komen, dan is het op ons gevaar, voor onze verantwoording, zo wij "wandelen in de wegen onzes harten en in de aanschouwing van onze ogen", Ecclesiastes 11:9. Een practisch ongeloof in een leven na dit leven is op de bodem van de vleselijke gerustheid en beestachtige zinnelijkheid, die de zonde, de schande en het verderf zijn van zo groot een deel van het mensdom, zoals diegenen in de oude wereld, die etende en drinkende waren toen de zondvloed kwam.

3. Hoe misnoegd God hierover was, Hij gaf er Zijn toorn over te kennen aan de profeet Hij openbaarde zich voor zijn oren, opdat hij Gods misnoegen van de daken bekend zou maken: indien ulieden deze ongerechtigheid verzoend wordt totdat gij sterft! Isaiah 22:14. Zij zal nimmer verzoend worden door brandoffer of slachtoffer evenmin als de ongerechtigheid van het huis van Eli verzoend werd, 1 Samuel 3:14. Het is een zonde tegen het geneesmiddel, een verijdeling van alle middel ter overtuiging, een krachteloos maken ervan, en daarom is het niet waarschijnlijk dat zij er zich ooit van zullen bekeren en dat zij hun dus vergeven zal worden. De Chaldeër leest dit: "zij zal u niet vergeven worden totdat gij de tweeden dood sterft." Met hen die in tegenheid wandelen met God, zal Hij in tegenheid wandelen, bij de verkeerde bewijst Hij zich een worstelaar.

Verzen 8-14

Jesaja 22:8-14

Wat bedoeld wordt met het deksel van Juda dat aan het begin van deze paragraaf gezegd wordt ontdekt te zullen worden, is onzeker. De versterkte steden van Juda waren een bedekking voor het land, maar daar zij door het leger van de Assyriërs ingenomen waren, hielden zij op een beschutting te zijn, zodat het gehele land bloot lag voor plundering. De zwakheid van Juda, zijn naaktheid en zijn onmacht om zichzelf te helpen, kwamen nu meer dan ooit uit en aldus was het deksel van Juda ontdekt. Zijn magazijnen en voorraadschuren, die gesloten waren geweest, werden nu voor het publiek opengesteld. Dr. Lightfoot geeft er een anderen zin aan, namelijk dat door deze benauwdheid, waarin Juda gebracht zal worden God hun deksel zal ontdekken, hun geveinsdheid aan het licht zal brengen, tonen zal al wat in hun hart is, zoals bij een andere gelegenheid van Hizkia gezegd wordt, 2 Chronicles 32:31. Nu ontdekten zij beide hun vleselijk vertrouwen, Isaiah 22:9, en hun vleselijke gerustheid Isaiah 22:13. Aldus zal op de een of andere wijze "Efraïms ongerechtigheid ontdekt worden, mitsgaders de boosheden van Samaria," Hosea 7:1.

Zij waren nu in groten angst, en in die angst ontdekten, dat is openbaarden, zij twee dingen, die zeer verkeerd waren.

I. Een grote geringachting van Godsgoedheid en van Zijn macht om hen te helpen. Zij maakten gebruik van alle middelen, die zij slechts konden bedenken tot hun behoud, en dat is het niet, waarvoor zij gelaakt worden, maar dit doende erkenden zij God niet.

Merk op:

1. Hoe zorgvuldig zij gebruik maakten van alle voordelen, die tot hun veiligheid konden bijdragen. Toen Sanherib zich meester had gemaakt van de versterkte steden van Juda, en Jeruzalem als een hutje in een wijngaard was gelaten, dachten zij dat het nu tijd was om eens rond te zien. Er werd onmiddellijk een raad bijeengeroepen, een krijgsraad, en er werd besloten verdedigingsmaatregelen te nemen, en zich niet gedwee te onderwerpen. Ingevolge dit besluit namen zij alle maatregelen, die zij konden bedenken voor hun veiligheid. Wij verzoeken God als wij in tijden van gevaar niet alles voor onszelf doen wat wij kunnen.

a. Zij inspecteerden hun magazijnen en pakhuizen om te zien, of die wel voorzien waren van wapens en munitie, zij zagen naar de wapenen in het huis van het bos, dat Salomo te Jeruzalem gebouwd had en ingericht had tot een tuighuis, 1 Kings 10:17, en daarvan gaven zij uit naar de behoefte was. Het is de wijsheid van de vorsten om zich in tijden van vrede te bereiden op de oorlog, opdat zij niet naar wapenen behoeven te zoeken als zij ze moeten gebruiken, misschien wel in plotseling opkomende omstandigheden.

b. Zij namen de fortificaties in ogenschouw, de reten van de stad Davids, zij gingen rondom de muren, en namen waar of zij ook hier en daar bouwvallig waren wegens verzuim van tijdige reparatie, of gebroken waren door vorige aanvallen, die er op gedaan werden. Er waren velen van die reten of scheuren, zoveel te schandelijker voor het huis van David dat zij de stad Davids aldus verwaarloosden. Zij hadden waarschijnlijk die scheuren wel vroeger gezien, maar nu bezagen zij ze om te overwegen wat er aan gedaan moest worden. Uit openbare rampen moeten wij dit goede ontvangen, dat zij ons opwekken om onze scheuren te herstellen en te verbeteren wat verkeerd is. c. Zij zorgden voor het water van de stad, en deden wat zij konden om de belegeraars verstoken ervan te houden. Gij verzamelt het water van de oude vijver, waarvan waarschijnlijk geen grote voorraad was, en waarmee zij dus des te meer spaarzaam waren. Zie welk een zegen het is, dat, gelijk niets meer noodzakelijk is dan water voor het onderhoud van het menselijk leven, er ook niets goedkoper en meer algemeen te verkrijgen is, maar het is voorzeker slecht gesteld voor de mensen, als het, zoals hier, schaars is geworden.

d. Zij telden de huizen van Jeruzalem, opdat ieder huis zijn contingent van manschappen zou leveren voor de openbare dienst of bijdragen in geld er voor zou geven, die zij hieven naar hoofdelijken omslag, zoveel per hoofd of zoveel per huis.

e. Omdat het particuliere eigendom behoort te wijken voor de openbare veiligheid, werden de huizen, die in hun weg stonden toen de muren versterkt moesten worden, afgebroken, hetgeen in zo'n geval niet meer een onrecht is aan de eigenaars, dan het in de lucht laten springen van huizen in geval van brand.

f. Zij maakten een gracht tussen de beide muren, de buitenste en de binnenste, tot grotere veiligheid voor de stad, en lieten er het water van de oude vijver in vloeien, opdat zij zelf overvloedig van water voorzien zouden zijn, en de belegeraars er van beroofd zouden wezen, want dat schijnt het plan geweest te zijn, immers, waarom zouden de Assyriërs komen en veel water vinden? 2 Chronicles 32:4, en daardoor in staat zijn om het beleg te rekken. Als het geoorloofd is om de fourage van een land te vernielen, veel meer nog is het dan geoorloofd om zijn waterstromen af te leiden om er de vijand gebrek aan te laten hebben.

2. Hoe weinig zij bij al deze maatregelen op God acht hebben geslagen: gij ziet niet opwaarts op die, die zulks gedaan heeft, die Jeruzalem gemaakt heeft-de stad, die gij zo in zorg zijt te verdedigen, -en van al de voordelen, waarvan de natuur haar tot haar verdediging voorzien had, de bergen, waarvan zij omringd is, Psalms 125:2, en de rivieren, die van zo'n aard waren, dat de inwoners ze heen konden leiden naar elke richting, die voor hen het gerieflijkst was. Het is God, die Zijn Jeruzalem heeft gemaakt, en het van verre tijden in Zijn raad heeft geformeerd. De Joodse schrijvers over deze plaats zeggen: Er zijn zeven dingen, die God gemaakt heeft, voordat Hij de wereld gemaakt heeft, bedoelende dat Hij ze op het oog had, toen Hij de wereld maakte: de hof van Eden, de wet, de rechtvaardigen, Israël, de troon van de heerlijkheid, Jeruzalem en Messias, de Vorst. De Evangeliekerk heeft God tot haar maker. Welke dienst wij te eniger tijd doen of pogen te doen voor Gods Jeruzalem, moeten wij doen met het oog op Hem als de maker ervan, en Hij neemt het euvel op, zo wij dit niet doen. Het wordt hun hier ten laste gelegd, dat zij niet op God zagen.

a. Zij begeerden Zijn eer en heerlijkheid niet in hetgeen zij deden. Zij versterkten Jeruzalem, omdat het een rijke stad was en hun eigen huizen erin waren, niet omdat het de heilige stad was en Gods huis erin was. In al onze zorgen voor de verdediging van de kerk, moeten wij meer zien op Gods belang erin dan op ons eigen belang erin.

b. Zij vertrouwden niet op Hem voor een zegen op hun pogingen, maar achtten hun eigen kracht en hun eigen beleid genoegzaam voor hen. Van Hizkia zelf wordt gezegd, dat hij "vertrouwde op de Heere," 2 Kings 18:5, inzonderheid bij deze gelegenheid, 2 Chronicles 32:8, maar er schijnen in zijn omgeving zodanigen te zijn geweest, die wel grote staatslieden en krijgslieden waren, maar in wie weinig Godsdienst was. c. Zij hebben Gode geen dank toegebracht voor de voordelen, die zij hadden om hun stad te versterken in de wateren van de oude vijver, die van verre tijden geformeerd waren, zoals de beek Kison de oude rivier wordt genoemd, Judges 5:21. In al wat ons in de natuur ooit tijd dienstig is, moeten wij de goedheid erkennen van de God van de natuur, die, toen Hij het lang tevoren geformeerd heeft, het aldus geschikt heeft, als het ware pasklaar heeft gemaakt, en naar Zijn ordening aldus in wezen liet tot op de huidige dag. Ieder schepsel is datgene voor ons, wat God het voor ons doet zijn, en daarom moeten wij voor het nut, dat het voor ons heeft, op Hem zien, die het geformeerd heeft, Hem er voor loven, en het voor Hem gebruiken.

II. Een grote minachting van Gods toorn en gerechtigheid in Zijn twisten met hen, Isaiah 22:12, waar wij hebben op te merken:

1. Wat Gods bedoeling was met deze ramp over hen te brengen: het was hen te verootmoedigen, hen tot berouw en bekering te brengen, hen ernstig te maken. In deze dag van benauwdheid, van vertreding en verwarring riep de Heere hen hierdoor tot wenen en rouwklagen en tot al de uitdrukkingen van smart zelfs tot kaalheid en omgording met de zak, en dit alles om hun zonden te betreuren, door welke zij deze oordelen over hun land gebracht hebben, en kracht bij te zetten aan hun gebeden ter afwending van de oordelen, die reeds gekomen zijn, en hen te neigen tot verbetering van hun leven door heilige ernst, en tederheid van gemoed onder het woord van God. Daartoe riep God hen door van Zijn profeten verklaring van de beschikkingen van Zijn voorzienigheid, en door hen op te wekken door die beschikkingen van Zijn voorzienigheid om acht te geven op hetgeen Zijn profeten zeiden. Als God ons dreigt met Zijn oordelen, dan verwacht en eist Hij dat wij ons vernederen onder Zijn machtige hand, dat wij sidderen als de leeuw brult, en ten dage van tegenspoed toezien.

2. Hoe zij in strijd handelen met deze bedoeling Gods, Isaiah 22:13. Maar ziet, er is vreugde en blijdschap, vrolijkheid en feestmaaltijden alle mogelijke pret, zij waren even gerust en op hun gemak als zij plachten te wezen, alsof er geen vijand binnen hun landpalen was alsof zij in geen gevaar waren om in zijn handen te vallen. Toen zij de nodige voorzorgsmaatregelen hadden genomen voor hun veiligheid, trotseerden zij alle gevaar en dood, en besloten zij om nu maar vrolijk te zijn, wat er ook mocht gebeuren. Zij, die hadden behoren te eten onder de rouwdragenden, waren onder de wijnzuipers en de vleesvraten, en let op hetgeen zij zeiden: Laat ons eten en drinken want morgen zullen wij sterven. Dit kan betrekking hebben, hetzij op het bijzondere gevaar, waarin zij zich nu bevonden en waarvoor de profeet hen had gewaarschuwd, of in het algemeen op de kortheid en onzekerheid van het menselijk leven en op de nabijheid van de dood in alle tijden. Dat was de taal van de onheilige spotters, die spotten met de boden Gods, en Zijn profeten mishandelden.

a. Zij schertsten met de dood. "De profeet zegt ons dat wij weldra moeten sterven, misschien wel morgen, en dat wij daarom heden moeten treuren en ons moeten bekeren, neen, laat ons veeleer eten en drinken, opdat wij vetgemest zijn voor de slachting en goedsmoeds ons lot tegemoet gaan, als wij dan een kort leven moeten hebben, laat het tenminste een vrolijk leven zijn."

b. Zij spotten met de leer van een toekomende staat aan gene zijde van de dood, want indien er zodanige staat niet is, dan geeft de apostel toe dat er iets redelijks is in hetgeen zij zeggen, 1 Corinthiers 15:32. Indien er als wij sterven een einde aan ons is, dan zou het goed zijn om het ons zo aangenaam en gemakkelijk mogelijk te maken terwijl wij leven, maar indien God om al deze dingen ons voor het gericht zal doen komen, dan is het op ons gevaar, voor onze verantwoording, zo wij "wandelen in de wegen onzes harten en in de aanschouwing van onze ogen", Ecclesiastes 11:9. Een practisch ongeloof in een leven na dit leven is op de bodem van de vleselijke gerustheid en beestachtige zinnelijkheid, die de zonde, de schande en het verderf zijn van zo groot een deel van het mensdom, zoals diegenen in de oude wereld, die etende en drinkende waren toen de zondvloed kwam.

3. Hoe misnoegd God hierover was, Hij gaf er Zijn toorn over te kennen aan de profeet Hij openbaarde zich voor zijn oren, opdat hij Gods misnoegen van de daken bekend zou maken: indien ulieden deze ongerechtigheid verzoend wordt totdat gij sterft! Isaiah 22:14. Zij zal nimmer verzoend worden door brandoffer of slachtoffer evenmin als de ongerechtigheid van het huis van Eli verzoend werd, 1 Samuel 3:14. Het is een zonde tegen het geneesmiddel, een verijdeling van alle middel ter overtuiging, een krachteloos maken ervan, en daarom is het niet waarschijnlijk dat zij er zich ooit van zullen bekeren en dat zij hun dus vergeven zal worden. De Chaldeër leest dit: "zij zal u niet vergeven worden totdat gij de tweeden dood sterft." Met hen die in tegenheid wandelen met God, zal Hij in tegenheid wandelen, bij de verkeerde bewijst Hij zich een worstelaar.

Verzen 15-25

Jesaja 22:15-25

Wij hebben hier een profetie van ontzetting uit zijn ambt van Sebna, een grootwaardigheidsbekleder aan het hof, en de bevordering van Eljakim tot die post van eer en vertrouwen. Zulke veranderingen komen veelvuldig voor aan de hoven van de vorsten, en daarom is het vreemd dat er hier zoveel nota van wordt genomen door de profeet, maar door de vervulling van hetgeen voorzegd was nopens deze particuliere personen, bedoelde God Zijn woord te bevestigen in de mond van Jesaja betreffende andere en grotere gebeurtenissen, en het is ook om aan te tonen dat, gelijk God lasten heeft voor de volken en koninkrijken in de vreemde, die openbare vijanden zijn van Zijn kerk en Zijn volk, zo heeft Hij ze ook voor de particuliere personen in het eigen land, die valse vrienden van hen zijn en hen verraden. Het is ook een bevestiging in het algemeen dat de hand Gods in alle gebeurtenissen van die aard is, welke ons toevallig schijnen en afhankelijk van de wil en de luimen van vorsten. "Het verhogen komt niet uit het oosten noch uit het westen noch uit de woestijn, maar God is Rechter, Hij vernedert deze, en verhoogt gene," Psalms 75:7, Psalms 75:8. Het is waarschijnlijk dat deze profetie werd uitgesproken terzelfder tijd als die, vervat in het eerste gedeelte van dit hoofdstuk, en nog voor Sanheribs inval vervuld begon te worden, want nu was Sebna over het huis, maar toen Eljakim, Isaiah 36:3, en Sebna, trapsgewijze verlaagd zijnde, was toen slechts schrijver. Hier is:

I. De profetie van Sebna's ongenade, hij wordt die schatmeester genoemd, daar hem het bestuur over de inkomsten was opgedragen, en hij wordt ook gezegd hofmeester of over het huis te zijn, want zo onbegrensd was zijn eerzucht en hebzucht, dat minder dan twee posten aan het hof en die nog wel de belangrijkste waren, hem niet konden bevredigen, zelfzuchtige op eigen voordeel bedachte lieden grijpen gewoonlijk naar meer dan zij omvatten kunnen en zo wordt het werk van de post, die zij bekleden, veronachtzaamd, daar zij zich alleen om de pracht en het gewin ervan bekommeren. Het blijkt niet wat de bijzondere voorbeelden waren van Sebna's wanbeheer, waarvoor Jesaja hier gezonden wordt om tegen hem te profeteren, maar de Joden zeggen: "Hij voerde een verraderlijke briefwisseling met de koning van Assyrië, en had een verdrag met hem aangegaan om hem de stad over te leveren." Hoe dit nu zij, hij schijnt een vreemdeling geweest te zijn-want nergens lezen wij de naam van zijn vader-en dat hij aan de ware belangen van Juda en Jeruzalem vijandig gezind was, het is waarschijnlijk dat hij eerst door Achaz was benoemd en bevorderd. Hizkia zelf was een voortreffelijke vorst, maar de beste meesters kunnen zich niet altijd van goede dienaren verzekeren, het is ons nodig dat wij bidden voor vorsten, dat zij wijs en gelukkig mogen zijn in de keus van hen, in wie zij vertrouwen steller. Het was nu een tijd van reformatie, maar Sebna, een slecht man, heeft er zich in zoverre in geschikt, dat hij zijn plaats aan het hof kon behouden, en waarschijnlijk hebben vele anderen gedaan wat hij deed, en daarom wordt Sanherib gezegd gezonden te zijn tegen een huichelachtig volk, Isaiah 10:6. In deze boodschap aan Sebna hebben wij:

1. Een bestraffing van zijn hoogmoed, ijdelheid en valse gerustheid, Isaiah 22:16. Wat hebt gij hier, of wie hebt gij hier? Welk een geweldige beweging en gedruis maakt gij I Tot welke staat zijt gij hier geboren? Wien hebt gij hier, aan wie zijt gij hier verwant? Zijt gij niet van geringe afkomst, "filius populi-niets dan een plebejer," die men weet niet waar vandaan komt? Wat betekent het dan, dat gij u een fraai huis hebt gebouwd, u een woning bebouwen en gegraveerd hebt? Zo keurig en kunstig was het, dat het veeleer het werk van een beeldhouwer dan van een metselaar of timmerman scheen te zijn. En het scheen uitgehouwen te zijn in een rots, zo stevig was het gefundeerd, en zo oninneembaar was het. Ja meer, gij hebt u een graf uitgehouwen, alsof hij bedoelde dat zijn pracht zijn begrafenis zou overleven. Ofschoon Jeruzalem de plaats niet was van de begrafenissen zijner vaderen, zoals Nehemia haar aandoenlijk noemde, Nehemiah 2:3, wilde hij dat zij de plaats zal zijn van zijn eigen begrafenis, en daarom richtte hij reeds bij zijn leven een monument voor zich op, en hij richtte het hoog op. Zij, die statige monumenten oprichten voor hun hoogmoed, vergeten dat, hoe schoon die graven er nu ook van buiten uitzien, zij van binnen toch vol van doodsbeenderen zijn, het is jammer, dat de grafsteen het graf doet vergeten.

2. Een profetie van zijn val en het tanen van zijn heerlijkheid.

A. Dat hij nu spoedig uit zijn ambt ontzet en verlaagd zal worden, Isaiah 22:19. Ik zal u afstoten van uw staat. Hoge plaatsen zijn glibberig, en zij worden terecht van hun ere ambten beroofd, die er zich op verhovaardigen en er door opgeblazen worden, beroofd van hun macht die er kwaad mee doen. God zal dit doen, die zich toont God te zijn, door allen hoogmoedige te zien en hem tenonder te brengen, Job 40:7. Hiernaar verwijst Isaiah 22:25. De nagel, die nu aan een vaste plaats gestoken is, Sebna, die denkt onwrikbaar bevestigd te zijn in zijn ambt, zal weggenomen worden, en hij zal afgehouwen worden, en hij zal vallen. Diegenen dwalen, die denken dat enigerlei plaats in deze wereld een vaste plaats is, of zichzelf als nagelen beschouwen, die er vast in gestoken zijn, want er is hier op aarde niets dan onzekerheid. Als de nagel valt, wordt de last, die er op was, afgesneden, toen Sebna in ongenade viel, kwam er verachting over allen, die van hem afhankelijk waren. Zij, die hoge posten bekleden, zullen velen hebben, die op hen steunen, als gunstelingen op wie zij trots zijn op wie zij vertrouwen, maar zij zijn lasten op hen, en zullen misschien door hun gewicht de nagel doen breken, en dan zullen beide tezamen vallen, door misleiding elkaar in het verderf storten-het gewone lot van hoge personen en hun vleiers die meer van elkaar verwachten dan zij doen kunnen.

B. Dat hij na een wijle niet alleen afgestoten zal worden van zijn staat, maar weggedreven zal worden uit het land. De Heere zal u wegvoeren met de gevangenschap eens machtigen, Isaiah 22:17, Isaiah 22:18. Sommigen denken dat de Assyriërs hem grepen en wegvoerden, omdat hij beloofd had hen te zullen helpen, doch het niet had gedaan, maar tegen hen optrad, of, misschien heeft Hizkia, zijn verraad ontdekkende, hem verbannen en hem verboden om ooit terug te komen, of misschien heeft hij, zelf bevindende dat hij aanstotelijk was geworden voor het volk, zich naar een ander land teruggetrokken, om daar zijn overige dagen in geringheid en onbekendheid door te brengen. Hugo de Groot denkt dat hij door melaatsheid was aangetast, een ziekte, die algemeen verondersteld werd onmiddellijk van de hand Gods te komen, een teken zijnde van Zijn misnoegen inzonderheid als straf voor hoogmoed, zoals in het geval van Mirjam en van Uzzia, en vanwege deze ziekte werd hij als een bal uit Jeruzalem geworpen. Zij, die als zij macht hebben, anderen heen en weer werpen, zullen rechtvaardiglijk zelf weggeslingerd worden, als hun dag om te vallen gekomen is. Velen, die zichzelf bevestigd achtten als een nagel in een vaste plaats, kunnen er toe komen om als een bal weggeworpen te worden, want wij hebben hier geen blijvende stad. Sebna dacht dat zijn plaats te eng voor hem was, hij had geen ruimte genoeg om te groeien, daarom zal God hem in een groot land zenden, waar hij ruimte zal hebben om rond te dwalen, maar nooit de weg zal vinden om terug te keren, want daar zal hij sterven, daar zal zijn gebeente gelegd worden, en niet in het graf, dat hij zich had uitgehouwen en daar zullen zijn wagenen, waarin hij toen hij in zijn heerlijkheid was rondreed in de straten van Jeruzalem, en die hij medenam in zijn ballingschap, hem slechts zijn vroegere grootheid smadelijk in de herinnering brengen tot schande van het huis zijns heren, van het hof van Achaz, die hem tot ere ambten had verheven.

II. De profetie van Eljakims bevordering Isaiah 22:20 en verv. Hij is Gods dienstknecht, heeft zich als zodanig getrouw betoond in andere ambten of bedieningen, en daarom zal God hem tot die hoge staat roepen. Zij, die naarstig zijn in plichtsbetrachting in een lagere sfeer, zijn goed op weg om in Gods boeken te staan voor bevordering. Eljakim ondermijnt Sebna niet, heeft geen invloeden tegen hem aangewend, hij dringt zich ook niet in in zijn ambt, maar God roept hem er toe, en in hetgeen waartoe God ons roept, zal Hij ons ook erkennen.

Hier wordt voorzegd:

1. Dat Eljakim in Sebna's plaats gesteld zal worden van hofmeester, schatmeester en eerste staatsminister. De profeet moet dit aan Sebna zeggen, Isaiah 22:21. "Hij zal met uw rok bekleed worden, met het gewaad van de ere, hij zal met uw gordel, het teken van de macht, gesterkt worden, want hij zal uw heerschappij hebben." Dit te horen zal een grote vernedering zijn voor Sebna, en nog groter vernedering zal het voor hem wezen om het te zien. Voorname mannen kunnen, vooral als zij hoogmoedig zijn, hun opvolgers niet dulden of verdragen. God neemt het op zich om dit te doen, niet alleen omdat Hij het in het hart van Hizkia zal geven om het te doen, en Zijn hand erkend moet worden, die het hart van vorsten leidt en bestuurt in de aanstelling en de verwijdering van mensen, Proverbs 21:1, maar omdat de machten, de ondergeschikte zowel als de opperste, van God verordineerd zijn. Het is God, die de vorsten met hun gewaad bekleedt, en daarom moeten wij hun onderdanig zijn om des Heeren wil, en met het oog op Hem, 1 Peter 2:13. En daar Hij het is, die de regering in hun handen stelt, moeten zij regeren naar Zijn wil, tot Zijn eer en heerlijkheid, zij moeten richten voor Hem, door wie zij richten, en gerechtigheid stellen, Proverbs 8:15. En zij kunnen op Hem vertrouwen, dat Hij hen bekwaam zal maken voor hetgeen waartoe Hij hen roept, naar de belofte, die hier gedaan wordt: Ik zal hem bekleden, en dan volgt erop: Ik zal hem sterken. Zij, die geroepen worden tot posten van vertrouwen en macht, moeten God bidden om genade om hen in staat te stellen de plichten te volbrengen van hun ambt, want dat behoort hun voornaamste zorg te zijn.

Eljakims bevordering wordt verder beschreven door het leggen van de sleutel van het huis Davids op zijn schouder, Isaiah 22:22. Waarschijnlijk droeg hij een gouden sleutel op zijn schouder als een kenteken van zijn ambt, of was er een geborduurd op zijn rok of mantel, waarop dit een toespeling is. Daar hij over het huis gesteld is, en daar hem de sleutel is overgegeven, zoals de zegels overgegeven zijn aan de lord groot-zegelbewaarder, "zal hij opendoen en niemand zal sluiten, en zal hij sluiten en niemand zal opendoen." Hij had toegang tot het schathuis, het zilver en het goud, en de specerijen, en het wapenhuis en de schatten, Isaiah 39:2, en beschikte over hetgeen daar voorhanden was naar hij het goed oordeelde voor de openbare dienst. Hij stelde op mindere of ondergeschikte posten wie hij wilde, en verwijderde er uit wie hij wilde. Onze Heere Jezus beschrijft Zijn macht als Middelaar door een toespeling hierop Revelation 3:7, namelijk dat Hij "de sleutel Davids heeft, waarmee Hij opent en niemand sluit, en sluit en niemand opent." Zijn macht in het koninkrijk van de hemelen en in het regelen van alle zaken in dat koninkrijk is volstrekt, onweerstaanbaar en onbetwistbaar.

2. Dat hij in dat ambt bevestigd zal worden, hij zal het levenslang bekleden, en niet "durante beneplacito-gedurende het welbehagen," Isaiah 22:23. Hij zal hem als een nagel inslaan in een vaste plaats, om niet weggenomen of afgesneden te worden. Zo duurzaam zal de eer wezen, die van God komt, voor allen, die haar voor Hem aanwenden. Onze Heere Jezus is als een nagel in een vaste plaats, Zijn koninkrijk kan niet wankelen, en Hij zelf is nog dezelfde.

3. Dat hij in zijn ambt tot grote zegen zal zijn, en dat is het wat de gunsten kroont, die hem hier bewezen worden. God maakt zijn naam groot, want hij zal een zegen zijn, Genesis 12:2. A. Hij zal een zegen wezen voor zijn land, Isaiah 22:21. Hij zal de inwoners te Jeruzalem en de huize van Juda tot een vader zijn. Hij zal zorgdragen niet alleen voor de zaken van het huis des konings, maar voor al de openbare belangen in Jeruzalem en Juda. Regeerders moeten vaders wezen voor hen, die onder hun bestuur staan, om hen met wijsheid te onderwijzen, met liefde te regeren, en wat verkeerd is met tederheid te bestraffen, hen te beschermen en voor hen te zorgen, in zorg voor hen te zijn zoals een vader voor zijn eigen kinderen, voor zijn eigen gezin. Het is gelukkig voor een volk, als hof noch stad noch land afzonderlijke belangen hebben, maar aller belangen samenkomen in hetzelfde middelpunt, zodat de hovelingen ware patriotten zijn, en het land reden heeft om hen te zegenen, die door het hof gezegend worden, en als zij, die vaders zijn voor Jeruzalem, de koninklijke stad, dit niet minder zijn voor het huis van Juda.

B. Hij zal een zegen wezen voor zijn geslacht Isaiah 22:23, Isaiah 22:24. Hij zal wezen tot een stoel van de ere voor het huis zijns vaders, de hoge wijsheid en deugd, die hem voor die hoge waardigheid hebben aanbevolen, maakten hem tot een eer voor zijn geslacht, dat waarschijnlijk tevoren reeds zeer aanzienlijk was, maar nu tot nog veel hoger aanzien klom. Kinderen moeten er naar streven om een eer te zijn voor hun ouders en hun bloedverwanten. De eer, die de mensen doen afstralen op hun bloedverwanten door hun Godsvrucht en hun nuttige arbeid voor het openbare welzijn, is meer te waarderen, dan die welke zij aan hun geslacht ontlenen door hun naam en hun eretitels.

Eljakim bevorderd zijnde, zal men aan hem hangen alle heerlijkheid van het huis zijns vaders, allen maakten hem het hof, en de schoven van zijn broeders bogen zich neer voor de zijne.

Merk op: de eer van deze wereld geeft de mens geen innerlijke waardij of voortreffelijkheid, zij is slechts aan hem gehangen als iets bijkomends en zij zal spoedig van hem wegvallen. Eljakim werd vergeleken bij een nagel in een vaste plaats en naar deze vergelijking worden al de leden van zijn familie, die waarschijnlijk talrijk was-en dat was er de heerlijkheid van-gezegd van hem af te hangen, zoals in een huis de vaten, die handvatsels hebben, opgehangen worden aan nagelen. Het geeft ook te kennen dat hij edelmoediglijk zorg zal dragen voor hen allen, het gewicht van die zorg zal dragen, al de vaten, niet alleen de flessen, maar ook de bekers, alle kleine vaten, de minste, die tot zijn familie behoorden, zullen door hem verzorgd worden. Zie welk een last diegenen op zich nemen, die hoge posten bekleden, weinig denken zij hoevelen en hoeveel van hen afhankelijk zullen zijn, indien zij getrouw willen zijn in de uitoefening van hun plichten. Onze Heere Jezus, de sleutel van het huis Davids hebbende, is als een nagel in een vaste plaats, en al de heerlijkheid van het huis Zijns Vaders hangt aan Hem, is ontleend aan Hem, ook de geringsten, die tot Zijn kerk behoren, zijn Hem welkom, en Hij is in staat om de druk van hen allen te dragen. Die ziel kan niet omkomen, die zaak kan niet ter aarde vallen, hoe groot haar gewicht ook zij, die door het geloof aan Christus is gehangen.

Verzen 15-25

Jesaja 22:15-25

Wij hebben hier een profetie van ontzetting uit zijn ambt van Sebna, een grootwaardigheidsbekleder aan het hof, en de bevordering van Eljakim tot die post van eer en vertrouwen. Zulke veranderingen komen veelvuldig voor aan de hoven van de vorsten, en daarom is het vreemd dat er hier zoveel nota van wordt genomen door de profeet, maar door de vervulling van hetgeen voorzegd was nopens deze particuliere personen, bedoelde God Zijn woord te bevestigen in de mond van Jesaja betreffende andere en grotere gebeurtenissen, en het is ook om aan te tonen dat, gelijk God lasten heeft voor de volken en koninkrijken in de vreemde, die openbare vijanden zijn van Zijn kerk en Zijn volk, zo heeft Hij ze ook voor de particuliere personen in het eigen land, die valse vrienden van hen zijn en hen verraden. Het is ook een bevestiging in het algemeen dat de hand Gods in alle gebeurtenissen van die aard is, welke ons toevallig schijnen en afhankelijk van de wil en de luimen van vorsten. "Het verhogen komt niet uit het oosten noch uit het westen noch uit de woestijn, maar God is Rechter, Hij vernedert deze, en verhoogt gene," Psalms 75:7, Psalms 75:8. Het is waarschijnlijk dat deze profetie werd uitgesproken terzelfder tijd als die, vervat in het eerste gedeelte van dit hoofdstuk, en nog voor Sanheribs inval vervuld begon te worden, want nu was Sebna over het huis, maar toen Eljakim, Isaiah 36:3, en Sebna, trapsgewijze verlaagd zijnde, was toen slechts schrijver. Hier is:

I. De profetie van Sebna's ongenade, hij wordt die schatmeester genoemd, daar hem het bestuur over de inkomsten was opgedragen, en hij wordt ook gezegd hofmeester of over het huis te zijn, want zo onbegrensd was zijn eerzucht en hebzucht, dat minder dan twee posten aan het hof en die nog wel de belangrijkste waren, hem niet konden bevredigen, zelfzuchtige op eigen voordeel bedachte lieden grijpen gewoonlijk naar meer dan zij omvatten kunnen en zo wordt het werk van de post, die zij bekleden, veronachtzaamd, daar zij zich alleen om de pracht en het gewin ervan bekommeren. Het blijkt niet wat de bijzondere voorbeelden waren van Sebna's wanbeheer, waarvoor Jesaja hier gezonden wordt om tegen hem te profeteren, maar de Joden zeggen: "Hij voerde een verraderlijke briefwisseling met de koning van Assyrië, en had een verdrag met hem aangegaan om hem de stad over te leveren." Hoe dit nu zij, hij schijnt een vreemdeling geweest te zijn-want nergens lezen wij de naam van zijn vader-en dat hij aan de ware belangen van Juda en Jeruzalem vijandig gezind was, het is waarschijnlijk dat hij eerst door Achaz was benoemd en bevorderd. Hizkia zelf was een voortreffelijke vorst, maar de beste meesters kunnen zich niet altijd van goede dienaren verzekeren, het is ons nodig dat wij bidden voor vorsten, dat zij wijs en gelukkig mogen zijn in de keus van hen, in wie zij vertrouwen steller. Het was nu een tijd van reformatie, maar Sebna, een slecht man, heeft er zich in zoverre in geschikt, dat hij zijn plaats aan het hof kon behouden, en waarschijnlijk hebben vele anderen gedaan wat hij deed, en daarom wordt Sanherib gezegd gezonden te zijn tegen een huichelachtig volk, Isaiah 10:6. In deze boodschap aan Sebna hebben wij:

1. Een bestraffing van zijn hoogmoed, ijdelheid en valse gerustheid, Isaiah 22:16. Wat hebt gij hier, of wie hebt gij hier? Welk een geweldige beweging en gedruis maakt gij I Tot welke staat zijt gij hier geboren? Wien hebt gij hier, aan wie zijt gij hier verwant? Zijt gij niet van geringe afkomst, "filius populi-niets dan een plebejer," die men weet niet waar vandaan komt? Wat betekent het dan, dat gij u een fraai huis hebt gebouwd, u een woning bebouwen en gegraveerd hebt? Zo keurig en kunstig was het, dat het veeleer het werk van een beeldhouwer dan van een metselaar of timmerman scheen te zijn. En het scheen uitgehouwen te zijn in een rots, zo stevig was het gefundeerd, en zo oninneembaar was het. Ja meer, gij hebt u een graf uitgehouwen, alsof hij bedoelde dat zijn pracht zijn begrafenis zou overleven. Ofschoon Jeruzalem de plaats niet was van de begrafenissen zijner vaderen, zoals Nehemia haar aandoenlijk noemde, Nehemiah 2:3, wilde hij dat zij de plaats zal zijn van zijn eigen begrafenis, en daarom richtte hij reeds bij zijn leven een monument voor zich op, en hij richtte het hoog op. Zij, die statige monumenten oprichten voor hun hoogmoed, vergeten dat, hoe schoon die graven er nu ook van buiten uitzien, zij van binnen toch vol van doodsbeenderen zijn, het is jammer, dat de grafsteen het graf doet vergeten.

2. Een profetie van zijn val en het tanen van zijn heerlijkheid.

A. Dat hij nu spoedig uit zijn ambt ontzet en verlaagd zal worden, Isaiah 22:19. Ik zal u afstoten van uw staat. Hoge plaatsen zijn glibberig, en zij worden terecht van hun ere ambten beroofd, die er zich op verhovaardigen en er door opgeblazen worden, beroofd van hun macht die er kwaad mee doen. God zal dit doen, die zich toont God te zijn, door allen hoogmoedige te zien en hem tenonder te brengen, Job 40:7. Hiernaar verwijst Isaiah 22:25. De nagel, die nu aan een vaste plaats gestoken is, Sebna, die denkt onwrikbaar bevestigd te zijn in zijn ambt, zal weggenomen worden, en hij zal afgehouwen worden, en hij zal vallen. Diegenen dwalen, die denken dat enigerlei plaats in deze wereld een vaste plaats is, of zichzelf als nagelen beschouwen, die er vast in gestoken zijn, want er is hier op aarde niets dan onzekerheid. Als de nagel valt, wordt de last, die er op was, afgesneden, toen Sebna in ongenade viel, kwam er verachting over allen, die van hem afhankelijk waren. Zij, die hoge posten bekleden, zullen velen hebben, die op hen steunen, als gunstelingen op wie zij trots zijn op wie zij vertrouwen, maar zij zijn lasten op hen, en zullen misschien door hun gewicht de nagel doen breken, en dan zullen beide tezamen vallen, door misleiding elkaar in het verderf storten-het gewone lot van hoge personen en hun vleiers die meer van elkaar verwachten dan zij doen kunnen.

B. Dat hij na een wijle niet alleen afgestoten zal worden van zijn staat, maar weggedreven zal worden uit het land. De Heere zal u wegvoeren met de gevangenschap eens machtigen, Isaiah 22:17, Isaiah 22:18. Sommigen denken dat de Assyriërs hem grepen en wegvoerden, omdat hij beloofd had hen te zullen helpen, doch het niet had gedaan, maar tegen hen optrad, of, misschien heeft Hizkia, zijn verraad ontdekkende, hem verbannen en hem verboden om ooit terug te komen, of misschien heeft hij, zelf bevindende dat hij aanstotelijk was geworden voor het volk, zich naar een ander land teruggetrokken, om daar zijn overige dagen in geringheid en onbekendheid door te brengen. Hugo de Groot denkt dat hij door melaatsheid was aangetast, een ziekte, die algemeen verondersteld werd onmiddellijk van de hand Gods te komen, een teken zijnde van Zijn misnoegen inzonderheid als straf voor hoogmoed, zoals in het geval van Mirjam en van Uzzia, en vanwege deze ziekte werd hij als een bal uit Jeruzalem geworpen. Zij, die als zij macht hebben, anderen heen en weer werpen, zullen rechtvaardiglijk zelf weggeslingerd worden, als hun dag om te vallen gekomen is. Velen, die zichzelf bevestigd achtten als een nagel in een vaste plaats, kunnen er toe komen om als een bal weggeworpen te worden, want wij hebben hier geen blijvende stad. Sebna dacht dat zijn plaats te eng voor hem was, hij had geen ruimte genoeg om te groeien, daarom zal God hem in een groot land zenden, waar hij ruimte zal hebben om rond te dwalen, maar nooit de weg zal vinden om terug te keren, want daar zal hij sterven, daar zal zijn gebeente gelegd worden, en niet in het graf, dat hij zich had uitgehouwen en daar zullen zijn wagenen, waarin hij toen hij in zijn heerlijkheid was rondreed in de straten van Jeruzalem, en die hij medenam in zijn ballingschap, hem slechts zijn vroegere grootheid smadelijk in de herinnering brengen tot schande van het huis zijns heren, van het hof van Achaz, die hem tot ere ambten had verheven.

II. De profetie van Eljakims bevordering Isaiah 22:20 en verv. Hij is Gods dienstknecht, heeft zich als zodanig getrouw betoond in andere ambten of bedieningen, en daarom zal God hem tot die hoge staat roepen. Zij, die naarstig zijn in plichtsbetrachting in een lagere sfeer, zijn goed op weg om in Gods boeken te staan voor bevordering. Eljakim ondermijnt Sebna niet, heeft geen invloeden tegen hem aangewend, hij dringt zich ook niet in in zijn ambt, maar God roept hem er toe, en in hetgeen waartoe God ons roept, zal Hij ons ook erkennen.

Hier wordt voorzegd:

1. Dat Eljakim in Sebna's plaats gesteld zal worden van hofmeester, schatmeester en eerste staatsminister. De profeet moet dit aan Sebna zeggen, Isaiah 22:21. "Hij zal met uw rok bekleed worden, met het gewaad van de ere, hij zal met uw gordel, het teken van de macht, gesterkt worden, want hij zal uw heerschappij hebben." Dit te horen zal een grote vernedering zijn voor Sebna, en nog groter vernedering zal het voor hem wezen om het te zien. Voorname mannen kunnen, vooral als zij hoogmoedig zijn, hun opvolgers niet dulden of verdragen. God neemt het op zich om dit te doen, niet alleen omdat Hij het in het hart van Hizkia zal geven om het te doen, en Zijn hand erkend moet worden, die het hart van vorsten leidt en bestuurt in de aanstelling en de verwijdering van mensen, Proverbs 21:1, maar omdat de machten, de ondergeschikte zowel als de opperste, van God verordineerd zijn. Het is God, die de vorsten met hun gewaad bekleedt, en daarom moeten wij hun onderdanig zijn om des Heeren wil, en met het oog op Hem, 1 Peter 2:13. En daar Hij het is, die de regering in hun handen stelt, moeten zij regeren naar Zijn wil, tot Zijn eer en heerlijkheid, zij moeten richten voor Hem, door wie zij richten, en gerechtigheid stellen, Proverbs 8:15. En zij kunnen op Hem vertrouwen, dat Hij hen bekwaam zal maken voor hetgeen waartoe Hij hen roept, naar de belofte, die hier gedaan wordt: Ik zal hem bekleden, en dan volgt erop: Ik zal hem sterken. Zij, die geroepen worden tot posten van vertrouwen en macht, moeten God bidden om genade om hen in staat te stellen de plichten te volbrengen van hun ambt, want dat behoort hun voornaamste zorg te zijn.

Eljakims bevordering wordt verder beschreven door het leggen van de sleutel van het huis Davids op zijn schouder, Isaiah 22:22. Waarschijnlijk droeg hij een gouden sleutel op zijn schouder als een kenteken van zijn ambt, of was er een geborduurd op zijn rok of mantel, waarop dit een toespeling is. Daar hij over het huis gesteld is, en daar hem de sleutel is overgegeven, zoals de zegels overgegeven zijn aan de lord groot-zegelbewaarder, "zal hij opendoen en niemand zal sluiten, en zal hij sluiten en niemand zal opendoen." Hij had toegang tot het schathuis, het zilver en het goud, en de specerijen, en het wapenhuis en de schatten, Isaiah 39:2, en beschikte over hetgeen daar voorhanden was naar hij het goed oordeelde voor de openbare dienst. Hij stelde op mindere of ondergeschikte posten wie hij wilde, en verwijderde er uit wie hij wilde. Onze Heere Jezus beschrijft Zijn macht als Middelaar door een toespeling hierop Revelation 3:7, namelijk dat Hij "de sleutel Davids heeft, waarmee Hij opent en niemand sluit, en sluit en niemand opent." Zijn macht in het koninkrijk van de hemelen en in het regelen van alle zaken in dat koninkrijk is volstrekt, onweerstaanbaar en onbetwistbaar.

2. Dat hij in dat ambt bevestigd zal worden, hij zal het levenslang bekleden, en niet "durante beneplacito-gedurende het welbehagen," Isaiah 22:23. Hij zal hem als een nagel inslaan in een vaste plaats, om niet weggenomen of afgesneden te worden. Zo duurzaam zal de eer wezen, die van God komt, voor allen, die haar voor Hem aanwenden. Onze Heere Jezus is als een nagel in een vaste plaats, Zijn koninkrijk kan niet wankelen, en Hij zelf is nog dezelfde.

3. Dat hij in zijn ambt tot grote zegen zal zijn, en dat is het wat de gunsten kroont, die hem hier bewezen worden. God maakt zijn naam groot, want hij zal een zegen zijn, Genesis 12:2. A. Hij zal een zegen wezen voor zijn land, Isaiah 22:21. Hij zal de inwoners te Jeruzalem en de huize van Juda tot een vader zijn. Hij zal zorgdragen niet alleen voor de zaken van het huis des konings, maar voor al de openbare belangen in Jeruzalem en Juda. Regeerders moeten vaders wezen voor hen, die onder hun bestuur staan, om hen met wijsheid te onderwijzen, met liefde te regeren, en wat verkeerd is met tederheid te bestraffen, hen te beschermen en voor hen te zorgen, in zorg voor hen te zijn zoals een vader voor zijn eigen kinderen, voor zijn eigen gezin. Het is gelukkig voor een volk, als hof noch stad noch land afzonderlijke belangen hebben, maar aller belangen samenkomen in hetzelfde middelpunt, zodat de hovelingen ware patriotten zijn, en het land reden heeft om hen te zegenen, die door het hof gezegend worden, en als zij, die vaders zijn voor Jeruzalem, de koninklijke stad, dit niet minder zijn voor het huis van Juda.

B. Hij zal een zegen wezen voor zijn geslacht Isaiah 22:23, Isaiah 22:24. Hij zal wezen tot een stoel van de ere voor het huis zijns vaders, de hoge wijsheid en deugd, die hem voor die hoge waardigheid hebben aanbevolen, maakten hem tot een eer voor zijn geslacht, dat waarschijnlijk tevoren reeds zeer aanzienlijk was, maar nu tot nog veel hoger aanzien klom. Kinderen moeten er naar streven om een eer te zijn voor hun ouders en hun bloedverwanten. De eer, die de mensen doen afstralen op hun bloedverwanten door hun Godsvrucht en hun nuttige arbeid voor het openbare welzijn, is meer te waarderen, dan die welke zij aan hun geslacht ontlenen door hun naam en hun eretitels.

Eljakim bevorderd zijnde, zal men aan hem hangen alle heerlijkheid van het huis zijns vaders, allen maakten hem het hof, en de schoven van zijn broeders bogen zich neer voor de zijne.

Merk op: de eer van deze wereld geeft de mens geen innerlijke waardij of voortreffelijkheid, zij is slechts aan hem gehangen als iets bijkomends en zij zal spoedig van hem wegvallen. Eljakim werd vergeleken bij een nagel in een vaste plaats en naar deze vergelijking worden al de leden van zijn familie, die waarschijnlijk talrijk was-en dat was er de heerlijkheid van-gezegd van hem af te hangen, zoals in een huis de vaten, die handvatsels hebben, opgehangen worden aan nagelen. Het geeft ook te kennen dat hij edelmoediglijk zorg zal dragen voor hen allen, het gewicht van die zorg zal dragen, al de vaten, niet alleen de flessen, maar ook de bekers, alle kleine vaten, de minste, die tot zijn familie behoorden, zullen door hem verzorgd worden. Zie welk een last diegenen op zich nemen, die hoge posten bekleden, weinig denken zij hoevelen en hoeveel van hen afhankelijk zullen zijn, indien zij getrouw willen zijn in de uitoefening van hun plichten. Onze Heere Jezus, de sleutel van het huis Davids hebbende, is als een nagel in een vaste plaats, en al de heerlijkheid van het huis Zijns Vaders hangt aan Hem, is ontleend aan Hem, ook de geringsten, die tot Zijn kerk behoren, zijn Hem welkom, en Hij is in staat om de druk van hen allen te dragen. Die ziel kan niet omkomen, die zaak kan niet ter aarde vallen, hoe groot haar gewicht ook zij, die door het geloof aan Christus is gehangen.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 22". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-22.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile