Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 21". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-21.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 21". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 21In dit hoofdstuk hebben wij een profetie van treurige tijden, die komen zullen, en van zware lasten:
I. Over Babel, hier DE WOESTIJN DER ZEE genoemd dat zij verwoest en vernield zal worden door de Meden en Perzen met een verschrikkelijk verderf, waarvan Gods volk echter voordeel zal hebben, Isaiah 21:1.
II. Over Duma, of Idumea, Isaiah 21:11, Isaiah 21:12.
III. Over Arabië of Kedar, de verwoesting van dat land was zeer nabij, Isaiah 21:13. Tot deze en andere natiën, waarmee de vorsten en het volk van Israël zoveel te doen hadden, moesten Israëls profeten wel iets te zeggen hebben, er moet van buitenlandse zaken nota worden genomen zowel als van binnenlandse aangelegenheden, en naar tijdingen van buitenslands moet gevraagd worden zowel als naar berichten uit het eigen land.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 21In dit hoofdstuk hebben wij een profetie van treurige tijden, die komen zullen, en van zware lasten:
I. Over Babel, hier DE WOESTIJN DER ZEE genoemd dat zij verwoest en vernield zal worden door de Meden en Perzen met een verschrikkelijk verderf, waarvan Gods volk echter voordeel zal hebben, Isaiah 21:1.
II. Over Duma, of Idumea, Isaiah 21:11, Isaiah 21:12.
III. Over Arabië of Kedar, de verwoesting van dat land was zeer nabij, Isaiah 21:13. Tot deze en andere natiën, waarmee de vorsten en het volk van Israël zoveel te doen hadden, moesten Israëls profeten wel iets te zeggen hebben, er moet van buitenlandse zaken nota worden genomen zowel als van binnenlandse aangelegenheden, en naar tijdingen van buitenslands moet gevraagd worden zowel als naar berichten uit het eigen land.
Verzen 1-10
Jesaja 21:1-10Een last van Babel hebben wij tevoren reeds gehad, Isaiah 13:1, hier hebben wij wederom een voorzegging van haar val. God oordeelde het geschikt om Zijn volk het geloof aan deze gebeurtenis in te prenten door regel op regel, omdat Babel soms voorgaf hun vriendelijk gezind te zijn zoals Isaiah 39:1, en God wilde hen hierdoor waarschuwen om niet te vertrouwen op die vriendschap, en soms hun wezenlijk vijandig was, en God wilde hen hierdoor waarschuwen om die vijandschap niet te vrezen. Babel is getekend voor het verderf, en allen, die Gods profeten geloven, kunnen in die spiegel haar zien wankelen, haar zien tuimelen zelfs dan, als zij haar met het oog van de zinnen of van het verstand, zien bloeien, haar zien neerzitten als een koningin.
Babel wordt hier de woestijn van de vlakte, of van de zee genoemd, want het was een vlak land, vol van meren als kleine zeeën, en was overvloedig bewaterd door de vele zijstromen van de Eufraat. Babel begon pas onlangs vermaard te worden, daar Nineve haar in glans overtrof, terwijl de monarchie in de Assyrische handen was, maar binnen weinig tijds werd ze de koningin van de koninkrijken en voordat zij op dat toppunt van grootheid was gekomen in de tijd van Nebukadnezar, heeft God door deze profeet reeds haar val voorzegd, telkens en nogmaals, opdat Zijn volk niet verschrikt zou zijn door haar opkomst en bloei, noch aan hulp en uitredding zou wanhopen, als zij er ter bestemder tijd de gevangenen van zullen zijn, Job 5:3, Psalms 37:35, Psalms 37:36. Soms wordt zij hier een woestijn genoemd, omdat zij, hoewel zij nu een volkrijke stad was, in verloop van tijd tot een woestijn zal gemaakt worden. En het verderf, de ondergang van Babel wordt daarom zo dikwijls door deze evangelischen profeet geprofeteerd, omdat het een type en afschaduwing was van het verderf van de mens van de zonde de grote vijand van de nieuw-testamentische kerk, die voorzegd is in de Openbaring in vele uitdrukkingen, die aan deze profetieën zijn ontleend, en daarom door hen, die de profetieën van dat boek willen verstaan, geraadpleegd en vergeleken moeten worden. Hier is:
I. De krachtige aanval, die de Meden en Perzen op Babel doen zullen, Isaiah 21:1, Isaiah 21:2. Zij zullen komen uit de woestijn, uit een vreselijk land. Het noordelijk deel van Medie en Perzië waar hun soldaten meestal opgeleid werden was woest en bergachtig, vreselijk voor vreemdelingen, die er doortrokken, en krijgslieden voortbrengende, die zeer geducht waren. Elam, Perzië, wordt opgeroepen, om op te rukken tegen Babel, en gezamenlijk met de krijgsmacht van de Meden haar te belegeren. Als God werk van dien aard te doen heeft, dan zal Hij de geschikte werktuigen er voor vinden, al is het ook in een woestijn, een vreselijk land. Deze troepen komen als wervelwinden in het zuiden zo plotseling, zo krachtig en zo vreselijk zo'n geweldig gedruis zullen zij maken en zo zullen zij alles wat hun in de weg is terneerwerpen. Zoals dit gewoonlijk gaat in zo'n geval, sommige deserteurs zullen tot hen overlopen, de trouweloze handelt trouwelooslijk. De geschiedschrijvers verhalen ons van Gadatas en Gobryas, twee grootwaardigheidbekleders van het Babylonische rijk, die naar Cyrus overliepen, en wl bekend zijnde met al de toegangen tot de stad, een bende direct heenvoerden naar het paleis, waar Belsazar gedood werd. Zo heeft met behulp van de trouweloze die trouwelooslijk handelde, de verstoorder verstoord. Sommigen lezen dit aldus: Er zal een bedrieger zijn van die bedrieger, Babel, en een verstoorder van die verstoorder. Of- hetgeen op hetzelfde neerkomt- de trouweloze heeft n gevonden, die trouwelooslijk handelt, en de verstoorder n, die verstoort, zoals het verklaard wordt in Isaiah 33:1. De Perzen zullen de Babyloniërs betalen in hun eigen munt. Ze, die door bedrog en geweld, misleiding en plundering, onrechtvaardige oorlogen en bedrieglijke verdragen, een prooi hebben gemaakt van hun buren, zullen hun gelijke ontmoeten, n, die tegen hen opgewassen is, en door dezelfde methode zal nu van hen een prooi gemaakt worden.
II. De verschillende indruk, die hierdoor gemaakt werd op hen, die er in Babel belang bij hadden.
1. Voor de arme verdrukte gevangenen zal het een zeer welkome tijding wezen, want hun was lang tevoren gezegd, dat Babels verwoester hun bevrijder zal wezen en daarom zullen, als zij horen dat Elam en Medie gekomen zijn om Babel te belegeren, al hun zuchtingen ophouden, zij zullen niet langer hun banen met de wateren van de Eufraat vermengen, maar hun harpen weer ter hand nemen, en glimlachen als zij Zion gedenken, terwijl zij tevoren bij de gedachte er aan geweend hebben. Want om het kermen van de nooddruftige zal de ontfermende God ter bestemder tijd opstaan, Psalms 12:6. Hij zal hun juk van hun hals verbreken, de roede van de goddeloosheid van hun lot wegnemen, en aldus hun zuchtingen doen ophouden.
2. Voor de trotse verdrukkers zal het een hard gezicht zijn, Isaiah 21:2, inzonderheid voor de koning van Babel, en het schijnt dat hij het is, die hier voorgesteld wordt als treurende over zijn onvermijdelijk lot, Isaiah 21:3, Isaiah 21:4. Daarom zijn mijn lenden vol van grote ziekte, bange weeën hebben mij aangegrepen enz, hetgeen letterlijk vervuld is in Belsazar, want in dezelfde nacht, waarin zijn stad ingenomen en hij zelf gedood werd, veranderde zich op het zien van een hand, die mystieke letters op de muur schreef, de glans van de koning, en zijn gedachten verschrikten hem, en de banden van zijn lenden werden los, en zijn knieën stieten tegen elkaar aan, Daniel 5:6. En toch was dit slechts het begin van de smarten, het kon niet anders of Daniëls ontcijfering van het schrift moest zijn verschrikking vermeerderen, en het alarmsein, dat onmiddellijk volgde, dat de uitvoerders van het vonnis aan de deur waren, zal er de voltooiing van zijn. En de woorden "de nacht van mijn vermaak heeft Hij in verschrikking voor mij omgekeerd", Isaiah 21:4, verwijzen duidelijk naar deze verzwarende omstandigheid van Belsazars val, namelijk dat hij gedood werd toen hij aan zijn maaltijd was en zijn feestvreugde op het hoogst was, met zijn wijnbekers en zijn bijvrouwen om zich heen, en duizend van zijn rijksgroten met hem feestvierende, die nacht van zijn vermaak, toen hij zich het grootste genot voorstelde in de voldoening van zijn lusten, met een bijzondere trotsering daarbij van God en godsdienst in de ontwijding van de tempelvaten-dat was de nacht, die in al deze verschrikking werd veranderd. Laat dit een krachtige aansporing voor ons zijn, om ons terug te houden van ijdele vrolijkheid en zinnelijke genietingen, en ons verbieden om er de vrije teugel aan te vieren, dat wij niet weten in welke rouw onze vrolijkheid zal eindigen, noch hoe spoedig het lachen in wenen veranderd zal worden-maar dit weten wij, dat om al deze dingen God ons in het gericht zal doen komen, zo laat ons dan altijd beving met onze blijdschap vermengen.
III. Een voorstelling van de houding, waarin Babel zal zijn, als zij door de vijand verrast en overvallen zal worden, geheel en al in feest, vrolijkheid, Isaiah 21:5. "Bereid de tafel, met alle soorten van lekkernijen. Zie toe, gij wachter, laat de wachters in de wachttoren gesteld worden, terwijl wij eten en drinken in alle gerustheid en veiligheid en ons vrolijk maken, en als er een alarmsein gegeven wordt, dan zullen de vorsten opslaan en het schild bestrijken en aldus gereed zijn om de vijand een warme ontvangst te bieden." Zo gerust zijn zij, en zo gorden zij zich met evenveel vreugde, alsof zij zich al losmaakten.
IV. Een beschrijving van het alarm, dat aan Babel gegeven zal worden, als Cyrus en Darius er binnen gedrongen zullen zijn. De Heer toonde aan de profeet in een visioen, de wachters, die op de wachttoren gesteld waren, nabij het paleis, zoals het de gewoonte is in tijden van gevaar. De koning gebood aan hen, die hem omringden, dat zij een schildwacht meesten uitzetten, op de plaats, waar het best een naderende vijand ontdekt kon worden, en laat dezen, overeenkomstig de plicht van een wachter, aanzeggen wat hij ziet, Isaiah 21:6. Wij lezen in de geschiedenis van David van een wachter, die aldus was uitgezet om tijding te ontvangen, 2 Samuel 18:24, en in de geschiedenis van Jehu, 2 Kings 9:17. De wachter hier ontdekte een wagen, vergezeld van een paar ruiters, waarin, naar wij kunnen veronderstellen, de opperbevelhebber zich bevond, daarna zag hij nog een wagen, getrokken door ezels, of muilezels, die zeer veel gebruikt werden onder de Perzen, en een wagen, getrokken door kamelen, die evenzo veel gebruikt werden onder de Meden, zodat-naar Hugo de Groot denkt- deze twee wagenen betekenden de twee volken, die verenigd waren tegen Babel, of liever, deze wagenen komen om berichten te brengen naar het paleis, vergelijk Jeremiah 51:31, Jeremiah 51:32. De loper zal de loper tegemoet lopen, en de kondschappen de kondschappen, om de koning van Babel bekend te maken, dat zijn stad van het einde is ingenomen, terwijl hij zijn brasserij houdt aan het andere einde, en niets van de zaak afweet. Deze wachter, die wagens op een afstand ziende merkte hij er zeer nauwkeurig op met grote opmerking om de eerste berichten te ontvangen. En, Isaiah 21:8,. hij riep: "een leeuw". Dit woord, komende uit de mond van een wachter, gaf hun ongetwijfeld een zekere klank, waarvan iedereen de betekenis wist, hoewel wij haar thans niet weten. Waarschijnlijk was het bedoeld, om de aandacht op te wekken, die oren heeft om te horen, dat hij hore, zoals wanneer een leeuw brult. Of, hij riep als een leeuw, zeer luid en in volle ernst, daar de zaak zeer dringend was. En wat heeft hij te zeggen?
1. Hij betuigt zijn trouwe standvastigheid op de hem aangewezen post, "Heer, ik sta voortdurend op mijn wachttoren, en heb niets van belang ontdekt, tot nu voor een ogenblik, alles scheen veilig en rustig." Sommigen houden het voor een klacht van het volk van God, dat zij lang de val van Babel hadden verwacht, overeenkomstig de profetie, en die val was nog niet gekomen, maar daarbij het besluit te kennen gevende om te blijven wachten, zoals Habakkuk 2:1. Ik stond op mijn wachttoren, en stelde mij op de sterkte, om te zien waarop de tegenwoordige beschikking van Gods voorzienigheid zal uitlopen.
2. Hij geeft kennis van de ontdekking, die hij gedaan heeft, Isaiah 21:9, daar komt een wagen met mannen en een paar ruiters, een visioen voorstellende de intocht van de vijand in de stad met geheel zijn krijgsmacht, of de tijding ervan die naar het koninklijke paleis wordt gebracht.
V. Er wordt ten laatste een stellig bericht gegeven van de omverwerping van Babel. Die in de wagen was, antwoordde en zei: (toen hij de wachter hoorde spreken) Babel is gevallen, zij is gevallen! Of, God antwoordde aldus aan de profeet, die naar de uitkomst van deze zaken vroeg. "Het is nu hiertoe gekomen: Babel is gewis en onherroepelijk gevallen, de zaak van Babel is nu afgedaan." Al de gesneden beelden van haar goden heeft Hij verbroken tegen de aarde." Babel was de moeder van de hoererijen, hetgeen n van de oorzaken was van Gods twist met haar, maar haar afgoden zullen haar nu zo weinig beschermen, dat sommigen ervan verbroken worden tegen de aarde en anderen, die van de moeite waard waren om weggevoerd te worden, in gevangenschap zullen gaan en een last zullen wezen voor de dieren, die ze dragen, Isaiah 46:1,Isaiah 46:2.
VI. Er wordt kennis gegeven aan het volk van God, die toen in Babel gevangen waren, dat deze profetie van de val van Babel inzonderheid bedoeld was tot hun vertroosting en bemoediging, en dat zij er op aan konden, dat zij ter bestemder tijd vervuld zal worden, Isaiah 21:10. Merk op:
1. De titel, die de profeet hun in de naam van God geeft: "o mijn dorsing, en de tarwe van mijn dorsvloer". De profeet noemt hen de zonen, omdat zij zijn landgenoten waren, in wie hij een bijzondere belangstelling had, en over wie hij in zorg was, maar hij zegt het als van Godswege, en richt zijn rede tot hen die waarlijk Israëlieten waren, de getrouwe in den lande. De kerk is Gods dorsvloer, waarin de kostelijkste vruchten en voortbrengselen van deze aarde zijn, bijeenvergaderd als het ware en opgelegd. Ware gelovigen zijn de tarwe van Gods dorsvloer, geveinsden zijn slechts als kaf en stro, die heel veel plaats innemen, maar van weinig waarde zijn, waarmee de tarwe nu vermengd is, maar waarvan zij weldra voor altijd gescheiden zal worden. De tarwe van Gods dorsvloer moet verwachten gedorst te zullen worden door beproevingen en vervolgingen. Gods Israël vanouds was beproefd van zijn jeugd af aan, ploegers hebben op zijn rug geploegd, Psalms 129:3. Zelfs dan erkent God het als Zijn dorsing, nog is het het Zijne, ja de dorsing is door Hem bepaalden aangewezen, zij is onder Zijn leiding en toezicht. De dorsers konden er geen macht tegen hebben, dan die hun van boven gegeven is.
2. De verzekering, die hij hun geeft van de waarheid van hetgeen hij hun heeft overgeleverd, waarop zij dus hun hoop konden bouwen: wat ik gehoord heb van de Heer der heerscharen, de God van Israël, dat, en niets anders, dat en geen fictie, geen verbeelding van mijzelf dat heb ik ulieden aangezegd. In alle gebeurtenissen, die betrekking hebben op de kerk in het verleden, in het tegenwoordige, of in de top komst, moeten wij het oog hebben op God beide als de Heer der heerscharen en als de God van Israël, die macht genoeg heeft om alles te doen voor Zijn kerk, en genade genoeg om alles te doen, wat tot haar heil en welzijn dient. Laat ons ook naarstig acht geven op de woorden van Zijn profeten, als woorden, ontvangen van de Heer. Gelijk zij niets durven smoren van hetgeen Hij hun opgedragen heeft bekend te maken, zo durven zij ook niets bekend maken als van Zijnentwege, dat Hij hun niet bekend heeft gemaakt, 1 Corinthiers 11:23.
Verzen 1-10
Jesaja 21:1-10Een last van Babel hebben wij tevoren reeds gehad, Isaiah 13:1, hier hebben wij wederom een voorzegging van haar val. God oordeelde het geschikt om Zijn volk het geloof aan deze gebeurtenis in te prenten door regel op regel, omdat Babel soms voorgaf hun vriendelijk gezind te zijn zoals Isaiah 39:1, en God wilde hen hierdoor waarschuwen om niet te vertrouwen op die vriendschap, en soms hun wezenlijk vijandig was, en God wilde hen hierdoor waarschuwen om die vijandschap niet te vrezen. Babel is getekend voor het verderf, en allen, die Gods profeten geloven, kunnen in die spiegel haar zien wankelen, haar zien tuimelen zelfs dan, als zij haar met het oog van de zinnen of van het verstand, zien bloeien, haar zien neerzitten als een koningin.
Babel wordt hier de woestijn van de vlakte, of van de zee genoemd, want het was een vlak land, vol van meren als kleine zeeën, en was overvloedig bewaterd door de vele zijstromen van de Eufraat. Babel begon pas onlangs vermaard te worden, daar Nineve haar in glans overtrof, terwijl de monarchie in de Assyrische handen was, maar binnen weinig tijds werd ze de koningin van de koninkrijken en voordat zij op dat toppunt van grootheid was gekomen in de tijd van Nebukadnezar, heeft God door deze profeet reeds haar val voorzegd, telkens en nogmaals, opdat Zijn volk niet verschrikt zou zijn door haar opkomst en bloei, noch aan hulp en uitredding zou wanhopen, als zij er ter bestemder tijd de gevangenen van zullen zijn, Job 5:3, Psalms 37:35, Psalms 37:36. Soms wordt zij hier een woestijn genoemd, omdat zij, hoewel zij nu een volkrijke stad was, in verloop van tijd tot een woestijn zal gemaakt worden. En het verderf, de ondergang van Babel wordt daarom zo dikwijls door deze evangelischen profeet geprofeteerd, omdat het een type en afschaduwing was van het verderf van de mens van de zonde de grote vijand van de nieuw-testamentische kerk, die voorzegd is in de Openbaring in vele uitdrukkingen, die aan deze profetieën zijn ontleend, en daarom door hen, die de profetieën van dat boek willen verstaan, geraadpleegd en vergeleken moeten worden. Hier is:
I. De krachtige aanval, die de Meden en Perzen op Babel doen zullen, Isaiah 21:1, Isaiah 21:2. Zij zullen komen uit de woestijn, uit een vreselijk land. Het noordelijk deel van Medie en Perzië waar hun soldaten meestal opgeleid werden was woest en bergachtig, vreselijk voor vreemdelingen, die er doortrokken, en krijgslieden voortbrengende, die zeer geducht waren. Elam, Perzië, wordt opgeroepen, om op te rukken tegen Babel, en gezamenlijk met de krijgsmacht van de Meden haar te belegeren. Als God werk van dien aard te doen heeft, dan zal Hij de geschikte werktuigen er voor vinden, al is het ook in een woestijn, een vreselijk land. Deze troepen komen als wervelwinden in het zuiden zo plotseling, zo krachtig en zo vreselijk zo'n geweldig gedruis zullen zij maken en zo zullen zij alles wat hun in de weg is terneerwerpen. Zoals dit gewoonlijk gaat in zo'n geval, sommige deserteurs zullen tot hen overlopen, de trouweloze handelt trouwelooslijk. De geschiedschrijvers verhalen ons van Gadatas en Gobryas, twee grootwaardigheidbekleders van het Babylonische rijk, die naar Cyrus overliepen, en wl bekend zijnde met al de toegangen tot de stad, een bende direct heenvoerden naar het paleis, waar Belsazar gedood werd. Zo heeft met behulp van de trouweloze die trouwelooslijk handelde, de verstoorder verstoord. Sommigen lezen dit aldus: Er zal een bedrieger zijn van die bedrieger, Babel, en een verstoorder van die verstoorder. Of- hetgeen op hetzelfde neerkomt- de trouweloze heeft n gevonden, die trouwelooslijk handelt, en de verstoorder n, die verstoort, zoals het verklaard wordt in Isaiah 33:1. De Perzen zullen de Babyloniërs betalen in hun eigen munt. Ze, die door bedrog en geweld, misleiding en plundering, onrechtvaardige oorlogen en bedrieglijke verdragen, een prooi hebben gemaakt van hun buren, zullen hun gelijke ontmoeten, n, die tegen hen opgewassen is, en door dezelfde methode zal nu van hen een prooi gemaakt worden.
II. De verschillende indruk, die hierdoor gemaakt werd op hen, die er in Babel belang bij hadden.
1. Voor de arme verdrukte gevangenen zal het een zeer welkome tijding wezen, want hun was lang tevoren gezegd, dat Babels verwoester hun bevrijder zal wezen en daarom zullen, als zij horen dat Elam en Medie gekomen zijn om Babel te belegeren, al hun zuchtingen ophouden, zij zullen niet langer hun banen met de wateren van de Eufraat vermengen, maar hun harpen weer ter hand nemen, en glimlachen als zij Zion gedenken, terwijl zij tevoren bij de gedachte er aan geweend hebben. Want om het kermen van de nooddruftige zal de ontfermende God ter bestemder tijd opstaan, Psalms 12:6. Hij zal hun juk van hun hals verbreken, de roede van de goddeloosheid van hun lot wegnemen, en aldus hun zuchtingen doen ophouden.
2. Voor de trotse verdrukkers zal het een hard gezicht zijn, Isaiah 21:2, inzonderheid voor de koning van Babel, en het schijnt dat hij het is, die hier voorgesteld wordt als treurende over zijn onvermijdelijk lot, Isaiah 21:3, Isaiah 21:4. Daarom zijn mijn lenden vol van grote ziekte, bange weeën hebben mij aangegrepen enz, hetgeen letterlijk vervuld is in Belsazar, want in dezelfde nacht, waarin zijn stad ingenomen en hij zelf gedood werd, veranderde zich op het zien van een hand, die mystieke letters op de muur schreef, de glans van de koning, en zijn gedachten verschrikten hem, en de banden van zijn lenden werden los, en zijn knieën stieten tegen elkaar aan, Daniel 5:6. En toch was dit slechts het begin van de smarten, het kon niet anders of Daniëls ontcijfering van het schrift moest zijn verschrikking vermeerderen, en het alarmsein, dat onmiddellijk volgde, dat de uitvoerders van het vonnis aan de deur waren, zal er de voltooiing van zijn. En de woorden "de nacht van mijn vermaak heeft Hij in verschrikking voor mij omgekeerd", Isaiah 21:4, verwijzen duidelijk naar deze verzwarende omstandigheid van Belsazars val, namelijk dat hij gedood werd toen hij aan zijn maaltijd was en zijn feestvreugde op het hoogst was, met zijn wijnbekers en zijn bijvrouwen om zich heen, en duizend van zijn rijksgroten met hem feestvierende, die nacht van zijn vermaak, toen hij zich het grootste genot voorstelde in de voldoening van zijn lusten, met een bijzondere trotsering daarbij van God en godsdienst in de ontwijding van de tempelvaten-dat was de nacht, die in al deze verschrikking werd veranderd. Laat dit een krachtige aansporing voor ons zijn, om ons terug te houden van ijdele vrolijkheid en zinnelijke genietingen, en ons verbieden om er de vrije teugel aan te vieren, dat wij niet weten in welke rouw onze vrolijkheid zal eindigen, noch hoe spoedig het lachen in wenen veranderd zal worden-maar dit weten wij, dat om al deze dingen God ons in het gericht zal doen komen, zo laat ons dan altijd beving met onze blijdschap vermengen.
III. Een voorstelling van de houding, waarin Babel zal zijn, als zij door de vijand verrast en overvallen zal worden, geheel en al in feest, vrolijkheid, Isaiah 21:5. "Bereid de tafel, met alle soorten van lekkernijen. Zie toe, gij wachter, laat de wachters in de wachttoren gesteld worden, terwijl wij eten en drinken in alle gerustheid en veiligheid en ons vrolijk maken, en als er een alarmsein gegeven wordt, dan zullen de vorsten opslaan en het schild bestrijken en aldus gereed zijn om de vijand een warme ontvangst te bieden." Zo gerust zijn zij, en zo gorden zij zich met evenveel vreugde, alsof zij zich al losmaakten.
IV. Een beschrijving van het alarm, dat aan Babel gegeven zal worden, als Cyrus en Darius er binnen gedrongen zullen zijn. De Heer toonde aan de profeet in een visioen, de wachters, die op de wachttoren gesteld waren, nabij het paleis, zoals het de gewoonte is in tijden van gevaar. De koning gebood aan hen, die hem omringden, dat zij een schildwacht meesten uitzetten, op de plaats, waar het best een naderende vijand ontdekt kon worden, en laat dezen, overeenkomstig de plicht van een wachter, aanzeggen wat hij ziet, Isaiah 21:6. Wij lezen in de geschiedenis van David van een wachter, die aldus was uitgezet om tijding te ontvangen, 2 Samuel 18:24, en in de geschiedenis van Jehu, 2 Kings 9:17. De wachter hier ontdekte een wagen, vergezeld van een paar ruiters, waarin, naar wij kunnen veronderstellen, de opperbevelhebber zich bevond, daarna zag hij nog een wagen, getrokken door ezels, of muilezels, die zeer veel gebruikt werden onder de Perzen, en een wagen, getrokken door kamelen, die evenzo veel gebruikt werden onder de Meden, zodat-naar Hugo de Groot denkt- deze twee wagenen betekenden de twee volken, die verenigd waren tegen Babel, of liever, deze wagenen komen om berichten te brengen naar het paleis, vergelijk Jeremiah 51:31, Jeremiah 51:32. De loper zal de loper tegemoet lopen, en de kondschappen de kondschappen, om de koning van Babel bekend te maken, dat zijn stad van het einde is ingenomen, terwijl hij zijn brasserij houdt aan het andere einde, en niets van de zaak afweet. Deze wachter, die wagens op een afstand ziende merkte hij er zeer nauwkeurig op met grote opmerking om de eerste berichten te ontvangen. En, Isaiah 21:8,. hij riep: "een leeuw". Dit woord, komende uit de mond van een wachter, gaf hun ongetwijfeld een zekere klank, waarvan iedereen de betekenis wist, hoewel wij haar thans niet weten. Waarschijnlijk was het bedoeld, om de aandacht op te wekken, die oren heeft om te horen, dat hij hore, zoals wanneer een leeuw brult. Of, hij riep als een leeuw, zeer luid en in volle ernst, daar de zaak zeer dringend was. En wat heeft hij te zeggen?
1. Hij betuigt zijn trouwe standvastigheid op de hem aangewezen post, "Heer, ik sta voortdurend op mijn wachttoren, en heb niets van belang ontdekt, tot nu voor een ogenblik, alles scheen veilig en rustig." Sommigen houden het voor een klacht van het volk van God, dat zij lang de val van Babel hadden verwacht, overeenkomstig de profetie, en die val was nog niet gekomen, maar daarbij het besluit te kennen gevende om te blijven wachten, zoals Habakkuk 2:1. Ik stond op mijn wachttoren, en stelde mij op de sterkte, om te zien waarop de tegenwoordige beschikking van Gods voorzienigheid zal uitlopen.
2. Hij geeft kennis van de ontdekking, die hij gedaan heeft, Isaiah 21:9, daar komt een wagen met mannen en een paar ruiters, een visioen voorstellende de intocht van de vijand in de stad met geheel zijn krijgsmacht, of de tijding ervan die naar het koninklijke paleis wordt gebracht.
V. Er wordt ten laatste een stellig bericht gegeven van de omverwerping van Babel. Die in de wagen was, antwoordde en zei: (toen hij de wachter hoorde spreken) Babel is gevallen, zij is gevallen! Of, God antwoordde aldus aan de profeet, die naar de uitkomst van deze zaken vroeg. "Het is nu hiertoe gekomen: Babel is gewis en onherroepelijk gevallen, de zaak van Babel is nu afgedaan." Al de gesneden beelden van haar goden heeft Hij verbroken tegen de aarde." Babel was de moeder van de hoererijen, hetgeen n van de oorzaken was van Gods twist met haar, maar haar afgoden zullen haar nu zo weinig beschermen, dat sommigen ervan verbroken worden tegen de aarde en anderen, die van de moeite waard waren om weggevoerd te worden, in gevangenschap zullen gaan en een last zullen wezen voor de dieren, die ze dragen, Isaiah 46:1,Isaiah 46:2.
VI. Er wordt kennis gegeven aan het volk van God, die toen in Babel gevangen waren, dat deze profetie van de val van Babel inzonderheid bedoeld was tot hun vertroosting en bemoediging, en dat zij er op aan konden, dat zij ter bestemder tijd vervuld zal worden, Isaiah 21:10. Merk op:
1. De titel, die de profeet hun in de naam van God geeft: "o mijn dorsing, en de tarwe van mijn dorsvloer". De profeet noemt hen de zonen, omdat zij zijn landgenoten waren, in wie hij een bijzondere belangstelling had, en over wie hij in zorg was, maar hij zegt het als van Godswege, en richt zijn rede tot hen die waarlijk Israëlieten waren, de getrouwe in den lande. De kerk is Gods dorsvloer, waarin de kostelijkste vruchten en voortbrengselen van deze aarde zijn, bijeenvergaderd als het ware en opgelegd. Ware gelovigen zijn de tarwe van Gods dorsvloer, geveinsden zijn slechts als kaf en stro, die heel veel plaats innemen, maar van weinig waarde zijn, waarmee de tarwe nu vermengd is, maar waarvan zij weldra voor altijd gescheiden zal worden. De tarwe van Gods dorsvloer moet verwachten gedorst te zullen worden door beproevingen en vervolgingen. Gods Israël vanouds was beproefd van zijn jeugd af aan, ploegers hebben op zijn rug geploegd, Psalms 129:3. Zelfs dan erkent God het als Zijn dorsing, nog is het het Zijne, ja de dorsing is door Hem bepaalden aangewezen, zij is onder Zijn leiding en toezicht. De dorsers konden er geen macht tegen hebben, dan die hun van boven gegeven is.
2. De verzekering, die hij hun geeft van de waarheid van hetgeen hij hun heeft overgeleverd, waarop zij dus hun hoop konden bouwen: wat ik gehoord heb van de Heer der heerscharen, de God van Israël, dat, en niets anders, dat en geen fictie, geen verbeelding van mijzelf dat heb ik ulieden aangezegd. In alle gebeurtenissen, die betrekking hebben op de kerk in het verleden, in het tegenwoordige, of in de top komst, moeten wij het oog hebben op God beide als de Heer der heerscharen en als de God van Israël, die macht genoeg heeft om alles te doen voor Zijn kerk, en genade genoeg om alles te doen, wat tot haar heil en welzijn dient. Laat ons ook naarstig acht geven op de woorden van Zijn profeten, als woorden, ontvangen van de Heer. Gelijk zij niets durven smoren van hetgeen Hij hun opgedragen heeft bekend te maken, zo durven zij ook niets bekend maken als van Zijnentwege, dat Hij hun niet bekend heeft gemaakt, 1 Corinthiers 11:23.
Verzen 11-12
Jesaja 21:11-12Deze profetie betreffende Duma is zeer kort, en daarbij duister en moeilijk te verstaan. Sommigen denken dat Duma een deel van Arabië is, en dat de inwoners afstammelingen waren van Duma, de zesde zoon van Ismaël, zoals die van Kedar, Isaiah 21:16, Isaiah 21:17 van Ismaëls tweeden zoon, Genesis 25:13, Genesis 25:14. Omdat Seïr hier echter genoemd wordt, wordt Duma door anderen voor Idumea gehouden, het land van de Edomieten. Zeker zijn sommigen van Israëls naburen bedoeld, wier nood en benauwdheid voorzegd worden, niet alleen om hen te waarschuwen en er hen op voor te bereiden, maar ook tot waarschuwing aan Israël, om niet op hen te steunen of op enigerlei ander volk, voor hulp maar alleen op God. Wij moeten zien dat alle vertrouwen op schepselen ons faalt, wij moeten gevoelen dat zij onder ons breken of wegzinken, opdat wij niet meer gewicht op hen leggen, dan zij kunnen dragen. Maar hoewel de verklaring van deze profetie moeilijk is omdat wij geen geschiedenis hebben, waarin wij de vervulling ervan vinden, zal de toepassing ervan toch gemakkelijk wezen. Wij hebben hier:
1. Een vraag van een Edomiet aan de wachter. Iemand roept uit Seïr, iemand aan wie het openbare welzijn meer ter harte ging dan aan anderen, die zorgeloos en gerust waren. Gelijk de Macedonische man in het visioen Paulus riep om over te komen en hen te helpen Acts 16:9, zo heeft deze man uit Seïr in een visioen van de profeet begeerd om hem in te lichten en te onderwijzen. Hij roept niet velen, het is gelukkig dat er nog enigen zijn, die niet even onbekommerd en onverschillig zijn voor hetgeen tot de openbare vrede en de openbare veiligheid dient. Sommigen uit Seïr vragen Gods profeten om raad, en willen onderricht worden, als velen uit Gods Israël nergens acht op slaan. De vraag is ernstig. Wat is er van de nacht? Zij wordt gedaan aan een geschikt persoon, aan de wachter, wiens ambt het is antwoord te geven op zulke vragen. Hij herhaalt de vraag als iemand, die in zorg is, wie het ernst is, en die een antwoord wenst te ontvangen. Gods profeten en leraren zijn gesteld als wachters, en wij moeten hen als zodanig beschouwen. Zij zijn als wachters in de stad in tijd van vrede, om toe te zien dat alles veilig is, door persoonlijk vragen aan ieders deur te kloppen. Is zij wel gesloten? Is het vuur veilig en in orde? Om hen te besturen, de weg te wijzen die in verlegenheid zijn, en hen te bedwingen, in toom te houden, die onordelijk zijn, Song of Solomon 3:3, Song of Solomon 5:7. Zij zijn als wachters in het legerkamp in tijd van oorlog, Ezechiël 33:7, zij moeten acht geven op de bewegingen van de vijand, en kennis er van geven, ontdekkingen doen, en dan waarschuwen, en hierin moeten zij zichzelf verloochenen. Het is onze plicht om navraag te doen bij de wachters, inzonderheid om hun telkens en nogmaals te vragen: Wat is er van de nacht? Want wachters waken als anderen slapen.
a. Welk uur van de nacht is het? Is het na een langdurige slaap in zonde en vleselijke gerustheid niet tijd om op te staan? niet hoog tijd om uit de slaap te ontwaken? Romans 13:11. Wij hebben zeer veel werk te doen, een lange reis af te leggen, is het niet tijd om in beweging te komen? Wachter, hoe laat is het? Is er na een lange donkeren nacht hoop, dat de morgen aanbreekt?
b. Welke tijdingen zijn er van de nacht? Aldus sommigen. "Welk visioen heeft de profeet van nacht gehad? Wij zijn bereid om het te horen, te ontvangen." Of liever: "Wat valt er voor vannacht? Wat is het voor weer? Welke tijdingen zijn er?" Wij moeten een alarmsein verwachten, en nooit gerust zijn, ons aan geen vleselijke gerustheid overgeven, de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht, wij moeten ons bereiden om het alarmsein te horen en besluiten stand te houden, en dan op de eerste wenk letten dat er gevaar is, en terstond te wapen te gaan en onze geestelijke wapenen te gebruiken. 2. Des wachters antwoord op deze vraag. De wachter was noch in slaap, noch stom, ofschoon het een man uit Seïr was, die hem riep, was hij toch bereid hem te antwoorden: De morgenstond komt. Hij antwoordt:
a. Bij wijze van voorzegging. "Er komt eerst een morgen van licht en vrede en goede gelegenheid, gij zult nog een dag van aangenaamheid hebben, maar daarna komt een nacht van benauwdheid en ramp." In de loop van Gods voorzienigheid wisselen nacht en morgen gewoonlijk elkaar af, volgen zij elkaar op. Is het nacht? De morgen komt toch, en de Opgang uit de hoogte kent zijn plaats. Psalms 30:6. Is het dag? Maar ook de nacht komt als er een morgen is van jeugd en gezondheid, er zal een nacht komen van ziekte en ouderdom, als het een morgen is van voorspoed, voor het gezin, voor het publiek, dan moeten wij ons toch bereiden op veranderingen. Maar gewoonlijk geeft God een morgen van goede gelegenheden, eer Hij een nacht zendt van tegenspoed en ramp, opdat Zijn eigen volk bereid zou zijn voor de storm, en anderen zonder verontschuldiging worden gelaten.
b. Bij wijze van opwekking: Wilt gijlieden vragen, vraagt. Het is onze wijsheid om van de tegenwoordige morgen gebruik te maken, om ons te bereiden voor de komende nacht, " vraagt, keert weer, komt!" Zijt weetgierig, zijt boetvaardig zijt gewillig en gehoorzaam. De wijze van uitdrukking is zeer opmerkelijk, want het wordt aan onze keus overgelaten wat wij zullen doen. "indien gij wilt vragen, vraagt, indien niet het is voor uw verantwoording, gij kunt niet anders zeggen dan dat u een oprecht aanbod is gedaan." Wij worden ook gedrongen om tot een beslissing te komen. Indien gij het wilt, zegt het, en aarzelt niet, wat gij doen wilt, doe het haastig, want er is geen tijd om te beuzelen. Zij, die weerkeren en tot God komen, zullen bevinden dat er zeer veel voor hen te doen is, en zeer weinig tijd om het in te doen, en daarom is het nodig dat zij ijverig bezig zijn.
Verzen 11-12
Jesaja 21:11-12Deze profetie betreffende Duma is zeer kort, en daarbij duister en moeilijk te verstaan. Sommigen denken dat Duma een deel van Arabië is, en dat de inwoners afstammelingen waren van Duma, de zesde zoon van Ismaël, zoals die van Kedar, Isaiah 21:16, Isaiah 21:17 van Ismaëls tweeden zoon, Genesis 25:13, Genesis 25:14. Omdat Seïr hier echter genoemd wordt, wordt Duma door anderen voor Idumea gehouden, het land van de Edomieten. Zeker zijn sommigen van Israëls naburen bedoeld, wier nood en benauwdheid voorzegd worden, niet alleen om hen te waarschuwen en er hen op voor te bereiden, maar ook tot waarschuwing aan Israël, om niet op hen te steunen of op enigerlei ander volk, voor hulp maar alleen op God. Wij moeten zien dat alle vertrouwen op schepselen ons faalt, wij moeten gevoelen dat zij onder ons breken of wegzinken, opdat wij niet meer gewicht op hen leggen, dan zij kunnen dragen. Maar hoewel de verklaring van deze profetie moeilijk is omdat wij geen geschiedenis hebben, waarin wij de vervulling ervan vinden, zal de toepassing ervan toch gemakkelijk wezen. Wij hebben hier:
1. Een vraag van een Edomiet aan de wachter. Iemand roept uit Seïr, iemand aan wie het openbare welzijn meer ter harte ging dan aan anderen, die zorgeloos en gerust waren. Gelijk de Macedonische man in het visioen Paulus riep om over te komen en hen te helpen Acts 16:9, zo heeft deze man uit Seïr in een visioen van de profeet begeerd om hem in te lichten en te onderwijzen. Hij roept niet velen, het is gelukkig dat er nog enigen zijn, die niet even onbekommerd en onverschillig zijn voor hetgeen tot de openbare vrede en de openbare veiligheid dient. Sommigen uit Seïr vragen Gods profeten om raad, en willen onderricht worden, als velen uit Gods Israël nergens acht op slaan. De vraag is ernstig. Wat is er van de nacht? Zij wordt gedaan aan een geschikt persoon, aan de wachter, wiens ambt het is antwoord te geven op zulke vragen. Hij herhaalt de vraag als iemand, die in zorg is, wie het ernst is, en die een antwoord wenst te ontvangen. Gods profeten en leraren zijn gesteld als wachters, en wij moeten hen als zodanig beschouwen. Zij zijn als wachters in de stad in tijd van vrede, om toe te zien dat alles veilig is, door persoonlijk vragen aan ieders deur te kloppen. Is zij wel gesloten? Is het vuur veilig en in orde? Om hen te besturen, de weg te wijzen die in verlegenheid zijn, en hen te bedwingen, in toom te houden, die onordelijk zijn, Song of Solomon 3:3, Song of Solomon 5:7. Zij zijn als wachters in het legerkamp in tijd van oorlog, Ezechiël 33:7, zij moeten acht geven op de bewegingen van de vijand, en kennis er van geven, ontdekkingen doen, en dan waarschuwen, en hierin moeten zij zichzelf verloochenen. Het is onze plicht om navraag te doen bij de wachters, inzonderheid om hun telkens en nogmaals te vragen: Wat is er van de nacht? Want wachters waken als anderen slapen.
a. Welk uur van de nacht is het? Is het na een langdurige slaap in zonde en vleselijke gerustheid niet tijd om op te staan? niet hoog tijd om uit de slaap te ontwaken? Romans 13:11. Wij hebben zeer veel werk te doen, een lange reis af te leggen, is het niet tijd om in beweging te komen? Wachter, hoe laat is het? Is er na een lange donkeren nacht hoop, dat de morgen aanbreekt?
b. Welke tijdingen zijn er van de nacht? Aldus sommigen. "Welk visioen heeft de profeet van nacht gehad? Wij zijn bereid om het te horen, te ontvangen." Of liever: "Wat valt er voor vannacht? Wat is het voor weer? Welke tijdingen zijn er?" Wij moeten een alarmsein verwachten, en nooit gerust zijn, ons aan geen vleselijke gerustheid overgeven, de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht, wij moeten ons bereiden om het alarmsein te horen en besluiten stand te houden, en dan op de eerste wenk letten dat er gevaar is, en terstond te wapen te gaan en onze geestelijke wapenen te gebruiken. 2. Des wachters antwoord op deze vraag. De wachter was noch in slaap, noch stom, ofschoon het een man uit Seïr was, die hem riep, was hij toch bereid hem te antwoorden: De morgenstond komt. Hij antwoordt:
a. Bij wijze van voorzegging. "Er komt eerst een morgen van licht en vrede en goede gelegenheid, gij zult nog een dag van aangenaamheid hebben, maar daarna komt een nacht van benauwdheid en ramp." In de loop van Gods voorzienigheid wisselen nacht en morgen gewoonlijk elkaar af, volgen zij elkaar op. Is het nacht? De morgen komt toch, en de Opgang uit de hoogte kent zijn plaats. Psalms 30:6. Is het dag? Maar ook de nacht komt als er een morgen is van jeugd en gezondheid, er zal een nacht komen van ziekte en ouderdom, als het een morgen is van voorspoed, voor het gezin, voor het publiek, dan moeten wij ons toch bereiden op veranderingen. Maar gewoonlijk geeft God een morgen van goede gelegenheden, eer Hij een nacht zendt van tegenspoed en ramp, opdat Zijn eigen volk bereid zou zijn voor de storm, en anderen zonder verontschuldiging worden gelaten.
b. Bij wijze van opwekking: Wilt gijlieden vragen, vraagt. Het is onze wijsheid om van de tegenwoordige morgen gebruik te maken, om ons te bereiden voor de komende nacht, " vraagt, keert weer, komt!" Zijt weetgierig, zijt boetvaardig zijt gewillig en gehoorzaam. De wijze van uitdrukking is zeer opmerkelijk, want het wordt aan onze keus overgelaten wat wij zullen doen. "indien gij wilt vragen, vraagt, indien niet het is voor uw verantwoording, gij kunt niet anders zeggen dan dat u een oprecht aanbod is gedaan." Wij worden ook gedrongen om tot een beslissing te komen. Indien gij het wilt, zegt het, en aarzelt niet, wat gij doen wilt, doe het haastig, want er is geen tijd om te beuzelen. Zij, die weerkeren en tot God komen, zullen bevinden dat er zeer veel voor hen te doen is, en zeer weinig tijd om het in te doen, en daarom is het nodig dat zij ijverig bezig zijn.
Verzen 13-17
Jesaja 21:13-17Arabië was een groot land, dat ten oosten en zuiden van Kanan was gelegen, veel ervan was in het bezit van de nakomelingen van Abraham. De Dedanieten, hier vermeld, vers l3 stamden af van Dedan, Abrahams zoon bij Ketura, de inwoners van Thema en Kedar stamden af van Ismaël, Genesis 25:3, Genesis 25:13, Genesis 25:15. Over het algemeen woonden de Arabieren in tenten en hielden vee, zij waren een gehard stoutmoedig volk, aan de arbeid, waarschijnlijk hebben de Joden op hen gesteund als een soort van muur tussen hen en de krijgszuchtiger Oosterse volken, om hen nu te verschrikken, zullen zij daarom de last horen tegen Arabië, en het zien wegzinken onder zijn eigen last.
I. Een verwoestend leger zal op hen afkomen met een zwaard, een uitgetrokken zwaard, met een gespannen boog, en met al de moeiten van de strijd, Isaiah 21:15. Het is waarschijnlijk dat de koning van Assyrië op een van de tochten van zijn geducht en zegevierend leger, onderweg Arabië heeft veroverd, en geen of weinig weerstand ontmoetende, het tot een gemakkelijke prooi voor zich heeft gemaakt. De gedachte aan de moeiten van de strijd behoort ons dankbaar te maken voor de zegeningen van de vrede.
2. Het arme landvolk zat hierdoor genoodzaakt zijn om hier of daar heen te vluchten om een schuilplaats te vinden, zodat de reizende gezelschappen van Dedanieten, die met hun karavanen op de grote weg plachten te blijven, verplicht zullen zijn die te verlatenen in het woud van Arabië te gaan overnachten Isaiah 21:13, en de gerieflijkheid van hun tenten zullen moeten missen, hoe armoedig die ook zijn.
3. Zij zullen verkwikking nodig hebben daar zij bijna omkomen van gebrek er aan op hun vlucht voor het invallende leger, o gij inwoners van het land van Thema-die waarschijnlijk de naaste buren waren van de reizende gezelschappen van de Dedanieten, "brengt water" - aldus de lezing van de kanttekening, -Tot de dorstige, en voorkomt met uw brood hen, die vluchten, want zij zijn voorwerpen van uw medelijden, zij dwalen niet om voor het genoegen van om te dolen, en zij zijn ook niet tot die ellende, dat gebrek, gekomen door enigerlei buitensporigheid van henzelf, maar zij vluchten voor het zwaard. Thema was een land waar het water soms schaars was, zoals wij zien in Job 6:19, en wij kunnen denken dat het zeer bijzonder aangenaam was voor deze arme, in benauwdheid verkerende vluchtelingen. Laat ons hieruit leren:
a. Om voor onszelf moeite en benauwdheid te verwachten, wij weten niet tot welke ellende wij nog kunnen komen eer we sterven. Zij, die in steden wonen kunnen genoodzaakt zijn om in bossen te overnachten, en diegenen kunnen gebrek hebben aan het nodige voedsel, die zich thans verzadigen met brood. Onze berg staat niet zo vast, of hij kan nog wankelen, verheft zich niet zo hoog, of hij kan nog beklommen worden Deze Arabieren zullen die rampen zoveel beter kunnen dragen, omdat zij zich in hun wijze van leven aan ontberingen hadden gewend.
b. Om met medelijden te zien op hen, die in benauwdheid zijn, en hun met alle blijmoedigheid te hulp te komen, niet wetende hoe spoedig wij zelf in hun omstandigheden kunnen zijn. Brengt water voor de dorstigen, en geeft brood niet alleen aan hen, die het nodig hebben en er om vragen, maar ook aan hen, die het nodig hebben zonder dat zij er om vragen. Zij, die dit doen, zullen bevinden dat het herdacht wordt tot hun lof, gelijk het hier, naar onze lezing van de tekst, herdacht wordt tot lof van het land van Thema, dat zij water brachten aan de dorstigen, en zelfs diegenen te hulp kwamen, die aan de kant van de verliezers waren. 4. Al wat de heerlijkheid was van Kedar zal verdwijnen, wegvallen. Roemden zij in hun talrijke kudden? Zij zullen allen door de vijand weggedreven worden. Zij schijnen boven andere volken vermaard te zijn geweest voor het gebruik van de boog in de strijd, maar hun boogschutters zullen in plaats van de vijand te verslaan, zelf vallen, en het overgebleven getal van de schutters zal minder worden, Isaiah 21:17, hun helden, kloeke mannen van krachten bekwaamheid, zullen zeer weinig in aantal zijn want daar zij het ijverigst zijn in de verdediging van hun landen, het meest aan gevaar waren blootgesteld, vielen zij het eerst, hetzij door het zwaard van de-vijand of in de handen van de vijand. Noch de bekwaamheid van boogschutters, noch de kloekmoedigheid van de helden kan een volk beschermen tegen de oordelen Gods als zij komen met een opdracht, veeleer brengen zij hen in gevaar. Het is wel een armzalige heerlijkheid, die aldus snel teniet gaat.
5. Dit alles zal binnen weinig tijds gedaan worden. "Binnen een jaar, gelijk de jaren van een dagloner" -binnen, precies een jaar, nauwkeurig berekend-"zal dit oordeel over Kedar komen." Als deze tijdsbepaling thans van weinig nut is voor ons, (omdat wij noch vinden wanneer de profetie werd uitgesproken, noch wanneer zij vervuld werd), kan het toch van groot nut zijn geweest voor de Arabieren van toen, om hen op te wekken tot berouw en bekering opdat zij, gelijk de mannen van Nineve, het oordeel zouden voorkomen, nu hun gezegd werd dat het aan de deur was. Of, als het begint vervuld te worden, dan zal de zaak geschied zijn, binnen een jaar tijds begonnen en voleindigd. Als het God behaagt, kan Hij in weinig tijd een groot werk doen
6. Het is alles bekrachtigd door de waarheid Gods, Isaiah 21:16. Alzo heeft de Heere tot mij gezegd, gij kunt er mijn woord voor nemen dat het Zijn woord is, en wij kunnen er zeker van zijn, dat geen woord van Hem ter aarde zal vallen. En wederom, Isaiah 21:17, de Heere, de God Israëls heeft het gesproken, als de God van Israël, ingevolge van Zijn genaderijke doeleinden met hen, en wij kunnen er zeker van zijn dat de sterkte Israëls niet liegt," 1 Samuel 15:29.
Verzen 13-17
Jesaja 21:13-17Arabië was een groot land, dat ten oosten en zuiden van Kanan was gelegen, veel ervan was in het bezit van de nakomelingen van Abraham. De Dedanieten, hier vermeld, vers l3 stamden af van Dedan, Abrahams zoon bij Ketura, de inwoners van Thema en Kedar stamden af van Ismaël, Genesis 25:3, Genesis 25:13, Genesis 25:15. Over het algemeen woonden de Arabieren in tenten en hielden vee, zij waren een gehard stoutmoedig volk, aan de arbeid, waarschijnlijk hebben de Joden op hen gesteund als een soort van muur tussen hen en de krijgszuchtiger Oosterse volken, om hen nu te verschrikken, zullen zij daarom de last horen tegen Arabië, en het zien wegzinken onder zijn eigen last.
I. Een verwoestend leger zal op hen afkomen met een zwaard, een uitgetrokken zwaard, met een gespannen boog, en met al de moeiten van de strijd, Isaiah 21:15. Het is waarschijnlijk dat de koning van Assyrië op een van de tochten van zijn geducht en zegevierend leger, onderweg Arabië heeft veroverd, en geen of weinig weerstand ontmoetende, het tot een gemakkelijke prooi voor zich heeft gemaakt. De gedachte aan de moeiten van de strijd behoort ons dankbaar te maken voor de zegeningen van de vrede.
2. Het arme landvolk zat hierdoor genoodzaakt zijn om hier of daar heen te vluchten om een schuilplaats te vinden, zodat de reizende gezelschappen van Dedanieten, die met hun karavanen op de grote weg plachten te blijven, verplicht zullen zijn die te verlatenen in het woud van Arabië te gaan overnachten Isaiah 21:13, en de gerieflijkheid van hun tenten zullen moeten missen, hoe armoedig die ook zijn.
3. Zij zullen verkwikking nodig hebben daar zij bijna omkomen van gebrek er aan op hun vlucht voor het invallende leger, o gij inwoners van het land van Thema-die waarschijnlijk de naaste buren waren van de reizende gezelschappen van de Dedanieten, "brengt water" - aldus de lezing van de kanttekening, -Tot de dorstige, en voorkomt met uw brood hen, die vluchten, want zij zijn voorwerpen van uw medelijden, zij dwalen niet om voor het genoegen van om te dolen, en zij zijn ook niet tot die ellende, dat gebrek, gekomen door enigerlei buitensporigheid van henzelf, maar zij vluchten voor het zwaard. Thema was een land waar het water soms schaars was, zoals wij zien in Job 6:19, en wij kunnen denken dat het zeer bijzonder aangenaam was voor deze arme, in benauwdheid verkerende vluchtelingen. Laat ons hieruit leren:
a. Om voor onszelf moeite en benauwdheid te verwachten, wij weten niet tot welke ellende wij nog kunnen komen eer we sterven. Zij, die in steden wonen kunnen genoodzaakt zijn om in bossen te overnachten, en diegenen kunnen gebrek hebben aan het nodige voedsel, die zich thans verzadigen met brood. Onze berg staat niet zo vast, of hij kan nog wankelen, verheft zich niet zo hoog, of hij kan nog beklommen worden Deze Arabieren zullen die rampen zoveel beter kunnen dragen, omdat zij zich in hun wijze van leven aan ontberingen hadden gewend.
b. Om met medelijden te zien op hen, die in benauwdheid zijn, en hun met alle blijmoedigheid te hulp te komen, niet wetende hoe spoedig wij zelf in hun omstandigheden kunnen zijn. Brengt water voor de dorstigen, en geeft brood niet alleen aan hen, die het nodig hebben en er om vragen, maar ook aan hen, die het nodig hebben zonder dat zij er om vragen. Zij, die dit doen, zullen bevinden dat het herdacht wordt tot hun lof, gelijk het hier, naar onze lezing van de tekst, herdacht wordt tot lof van het land van Thema, dat zij water brachten aan de dorstigen, en zelfs diegenen te hulp kwamen, die aan de kant van de verliezers waren. 4. Al wat de heerlijkheid was van Kedar zal verdwijnen, wegvallen. Roemden zij in hun talrijke kudden? Zij zullen allen door de vijand weggedreven worden. Zij schijnen boven andere volken vermaard te zijn geweest voor het gebruik van de boog in de strijd, maar hun boogschutters zullen in plaats van de vijand te verslaan, zelf vallen, en het overgebleven getal van de schutters zal minder worden, Isaiah 21:17, hun helden, kloeke mannen van krachten bekwaamheid, zullen zeer weinig in aantal zijn want daar zij het ijverigst zijn in de verdediging van hun landen, het meest aan gevaar waren blootgesteld, vielen zij het eerst, hetzij door het zwaard van de-vijand of in de handen van de vijand. Noch de bekwaamheid van boogschutters, noch de kloekmoedigheid van de helden kan een volk beschermen tegen de oordelen Gods als zij komen met een opdracht, veeleer brengen zij hen in gevaar. Het is wel een armzalige heerlijkheid, die aldus snel teniet gaat.
5. Dit alles zal binnen weinig tijds gedaan worden. "Binnen een jaar, gelijk de jaren van een dagloner" -binnen, precies een jaar, nauwkeurig berekend-"zal dit oordeel over Kedar komen." Als deze tijdsbepaling thans van weinig nut is voor ons, (omdat wij noch vinden wanneer de profetie werd uitgesproken, noch wanneer zij vervuld werd), kan het toch van groot nut zijn geweest voor de Arabieren van toen, om hen op te wekken tot berouw en bekering opdat zij, gelijk de mannen van Nineve, het oordeel zouden voorkomen, nu hun gezegd werd dat het aan de deur was. Of, als het begint vervuld te worden, dan zal de zaak geschied zijn, binnen een jaar tijds begonnen en voleindigd. Als het God behaagt, kan Hij in weinig tijd een groot werk doen
6. Het is alles bekrachtigd door de waarheid Gods, Isaiah 21:16. Alzo heeft de Heere tot mij gezegd, gij kunt er mijn woord voor nemen dat het Zijn woord is, en wij kunnen er zeker van zijn, dat geen woord van Hem ter aarde zal vallen. En wederom, Isaiah 21:17, de Heere, de God Israëls heeft het gesproken, als de God van Israël, ingevolge van Zijn genaderijke doeleinden met hen, en wij kunnen er zeker van zijn dat de sterkte Israëls niet liegt," 1 Samuel 15:29.