Lectionary Calendar
Friday, May 3rd, 2024
the Fifth Week after Easter
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 33

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, GENESIS 33

In het vorige hoofdstuk lazen wij hoe Jakob macht had bij God en overwonnen heeft, hier zien wij dat hij ook macht had bij mensen, hoe zijn broeder Ezau vertederd werd en zich plotseling met hem verzoende, want aldus is er geschreven: Proverbs 16:7. Als iemands wegen de Heer behagen, zo zal Hij ook zijn vijanden met hem verzoenen. Hier is:

I. Een zeer vriendelijke ontmoeting tussen Jakob en Ezau, Genesis 33:1.

II. Hun onderhoud bij die ontmoeting, waarin zij met elkaar wedijveren in uitdrukkingen van beleefdheid en vriendelijkheid. Hun gesprek loopt:

1. Over Jakob's gezin, Genesis 33:5.

2. Over het geschenk, dat hij had gezonden, Genesis 33:8.

3. Over hun reis, Genesis 33:12.

III. Jakob's vestiging in Kanan, zijn huis, zijn land, en zijn altaar. Genesis 33:16.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, GENESIS 33

In het vorige hoofdstuk lazen wij hoe Jakob macht had bij God en overwonnen heeft, hier zien wij dat hij ook macht had bij mensen, hoe zijn broeder Ezau vertederd werd en zich plotseling met hem verzoende, want aldus is er geschreven: Proverbs 16:7. Als iemands wegen de Heer behagen, zo zal Hij ook zijn vijanden met hem verzoenen. Hier is:

I. Een zeer vriendelijke ontmoeting tussen Jakob en Ezau, Genesis 33:1.

II. Hun onderhoud bij die ontmoeting, waarin zij met elkaar wedijveren in uitdrukkingen van beleefdheid en vriendelijkheid. Hun gesprek loopt:

1. Over Jakob's gezin, Genesis 33:5.

2. Over het geschenk, dat hij had gezonden, Genesis 33:8.

3. Over hun reis, Genesis 33:12.

III. Jakob's vestiging in Kanan, zijn huis, zijn land, en zijn altaar. Genesis 33:16.

Verzen 1-4

Genesis 33:1-4

I. Jakob ontdekt de nadering van Ezau, Genesis 33:1. Sommigen denken dat het opheffen zijn ogen aanduidt, dat hij goedsmoeds en vol vertrouwen was, in tegenstelling met een neergedrukt gelaat. Zijn zaak in het gebed Gode bevolen hebbende, ging hij zijns weegs, en zijn aangezicht was niet meer droevig, 1 Samuel 1:18. Zij, die hun zorgen op God hebben geworpen, kunnen met tevredenheid en kalmte van gemoed voor zich uitzien, en blijmoedig de uitkomst verbeiden, hoe die dan ook moge wezen. Wat er ook gebeure, geen kwaad kan hem wedervaren, wiens hart vast is, betrouwende op de Heer. Jakob stelt zich op zijn wachttoren, om te zien wat antwoord God hem zou geven op zijn gebeden.

II. Hij rangschikt zijn gezin in de beste orde, die hij kon, om zijn broer te ontvangen, hetzij deze als vriend kwam of als vijand, te rade gaande met de betamelijkheid voor hen, zo hij komt als vriend, en met hun veiligheid, zo hij komt als vijand, Genesis 33:1, Genesis 33:2. Let op het verschil in vertoning, die deze broers maakten. Ezau is vergezeld van een wacht van vier honderd man, en heeft een groot aanzien. Jakob wordt gevolgd door een lastige stoet van vrouwen en kinderen, voor wie hij heeft te zorgen, en is teder bezorgd voor hun veiligheid, toch heeft Jakob het geboorterecht en zal de heerschappij hebben, en hij is in ieder opzicht de groter en voornamer man. Het is voor zeer grote en godvruchtige mannen geen verkleining om persoonlijk zorg te dragen voor hun gezin en hun familiebelangen te behartigen. Jakob, aan het hoofd van zijn gezin, geeft een beter voorbeeld dan Ezau, aan het hoofd van zijn regiment.

III. Bij hun ontmoeting worden de best mogelijke uitdrukkingen van vriendelijkheid tussen hen gebruikt.

1. Jakob boog zich voor Ezau, Genesis 33:3. Hoewel hij Ezau vreesde als een vijand, betuigde hij hem toch de eerbied, verschuldigd aan een oudere broer, wetende en zich wellicht herinnerende, dat God toen Hij aan Abel de voorkeur gaf boven zijn oudere broer Kaïn, toch borg voor hem bleef, dat hij niet tekort zou komen in de gehoorzaamheid en de eerbied door een jongere broer verschuldigd aan een oudere broer, "Zijn begeerte is toch tot u en gij zult over hem heersen," Genesis 4:7. Het middel om de vrede te herstellen als hij verbroken werd, is onze plicht te doen, en bij alle gelegenheden onze achting te betuigen, alsof er nooit twist of onenigheid was geweest. Het is het gedenken en herhalen van de zaken, dat vrienden van elkaar scheidt en de scheiding doet aanhouden. Een nederige, onderworpen houding zal er zeer veel toe bijdragen om de toorn af te wenden. Velen redden en behouden zich door zich te verootmoedigen. Over hem, die zich bukt, vliegt de kogel heen.

2. Ezau omhelsde Jakob, Genesis 33:4. Hij liep hem tegemoet, niet in toorn, maar in liefde, en als van harte met hem verzoend zijnde, ontving hij hem met alle mogelijke tederheid, hij nam hem in zijn armen, viel hem om de hals en kuste hem. Sommigen denken dat Ezau, toen hij uittoog om Jakob tegemoet te gaan, geen boze bedoelingen had, dat hij zijn vierhonderd man slechts voor staatsie had meegenomen, om er zijn terugkerende broer grotere eer mede te bewijzen. Zeker is het dat Jakob het bericht van zijn boden anders heeft opgevat, Genesis 32:5. Jakob was een man van verstand en kloekmoedigheid, en wij kunnen niet veronderstellen, dat hij zich in zo grote mate aan ongegronde vrees overgaf, noch dat de Geest van God hem zou opwekken tot zulk een gebed om redding als hij gebeden heeft, redding namelijk uit een denkbeeldig gevaar, en indien er toen geen wonderbare verandering gewerkt was in de geest en het gemoed van Ezau, dan zie ik niet, hoe van Jakob door zijn worstelen gezegd kon worden dat hij zozeer had overmocht bij mensen, dat hij er een vorst om genoemd werd. God heeft het hart van alle mensen in Zijn hand, en kan het door een stille, maar onweerstaanbare, macht wenden waarheen Hij wil. Hij kan vijanden plotseling in vrienden verkeren, zoals Hij met de twee Sauls gedaan heeft, de ene door weerhoudende genade 1 Samuel 26:21, 1 Samuel 26:25, de andere door vernieuwende genade, Acts 9:21, Acts 9:22. Het is niet tevergeefs om op God te vertrouwen, en Hem aan te roepen in de dag van de benauwdheid, die dit doen bevinden de uitkomst veel beter dan zij verwacht hebben.

3. Beiden weenden. Jakob weende van blijdschap over de zo vriendelijke ontvangst door de broer, dien hij zozeer had gevreesd, en Ezau weende misschien van droefheid en schaamte bij de gedachte aan het boze voornemen, dat hij tegen zijn broer had gekoesterd, en in welks uitvoering hij op zo vreemde en onverklaarbare wijze verhinderd werd.

Verzen 1-4

Genesis 33:1-4

I. Jakob ontdekt de nadering van Ezau, Genesis 33:1. Sommigen denken dat het opheffen zijn ogen aanduidt, dat hij goedsmoeds en vol vertrouwen was, in tegenstelling met een neergedrukt gelaat. Zijn zaak in het gebed Gode bevolen hebbende, ging hij zijns weegs, en zijn aangezicht was niet meer droevig, 1 Samuel 1:18. Zij, die hun zorgen op God hebben geworpen, kunnen met tevredenheid en kalmte van gemoed voor zich uitzien, en blijmoedig de uitkomst verbeiden, hoe die dan ook moge wezen. Wat er ook gebeure, geen kwaad kan hem wedervaren, wiens hart vast is, betrouwende op de Heer. Jakob stelt zich op zijn wachttoren, om te zien wat antwoord God hem zou geven op zijn gebeden.

II. Hij rangschikt zijn gezin in de beste orde, die hij kon, om zijn broer te ontvangen, hetzij deze als vriend kwam of als vijand, te rade gaande met de betamelijkheid voor hen, zo hij komt als vriend, en met hun veiligheid, zo hij komt als vijand, Genesis 33:1, Genesis 33:2. Let op het verschil in vertoning, die deze broers maakten. Ezau is vergezeld van een wacht van vier honderd man, en heeft een groot aanzien. Jakob wordt gevolgd door een lastige stoet van vrouwen en kinderen, voor wie hij heeft te zorgen, en is teder bezorgd voor hun veiligheid, toch heeft Jakob het geboorterecht en zal de heerschappij hebben, en hij is in ieder opzicht de groter en voornamer man. Het is voor zeer grote en godvruchtige mannen geen verkleining om persoonlijk zorg te dragen voor hun gezin en hun familiebelangen te behartigen. Jakob, aan het hoofd van zijn gezin, geeft een beter voorbeeld dan Ezau, aan het hoofd van zijn regiment.

III. Bij hun ontmoeting worden de best mogelijke uitdrukkingen van vriendelijkheid tussen hen gebruikt.

1. Jakob boog zich voor Ezau, Genesis 33:3. Hoewel hij Ezau vreesde als een vijand, betuigde hij hem toch de eerbied, verschuldigd aan een oudere broer, wetende en zich wellicht herinnerende, dat God toen Hij aan Abel de voorkeur gaf boven zijn oudere broer Kaïn, toch borg voor hem bleef, dat hij niet tekort zou komen in de gehoorzaamheid en de eerbied door een jongere broer verschuldigd aan een oudere broer, "Zijn begeerte is toch tot u en gij zult over hem heersen," Genesis 4:7. Het middel om de vrede te herstellen als hij verbroken werd, is onze plicht te doen, en bij alle gelegenheden onze achting te betuigen, alsof er nooit twist of onenigheid was geweest. Het is het gedenken en herhalen van de zaken, dat vrienden van elkaar scheidt en de scheiding doet aanhouden. Een nederige, onderworpen houding zal er zeer veel toe bijdragen om de toorn af te wenden. Velen redden en behouden zich door zich te verootmoedigen. Over hem, die zich bukt, vliegt de kogel heen.

2. Ezau omhelsde Jakob, Genesis 33:4. Hij liep hem tegemoet, niet in toorn, maar in liefde, en als van harte met hem verzoend zijnde, ontving hij hem met alle mogelijke tederheid, hij nam hem in zijn armen, viel hem om de hals en kuste hem. Sommigen denken dat Ezau, toen hij uittoog om Jakob tegemoet te gaan, geen boze bedoelingen had, dat hij zijn vierhonderd man slechts voor staatsie had meegenomen, om er zijn terugkerende broer grotere eer mede te bewijzen. Zeker is het dat Jakob het bericht van zijn boden anders heeft opgevat, Genesis 32:5. Jakob was een man van verstand en kloekmoedigheid, en wij kunnen niet veronderstellen, dat hij zich in zo grote mate aan ongegronde vrees overgaf, noch dat de Geest van God hem zou opwekken tot zulk een gebed om redding als hij gebeden heeft, redding namelijk uit een denkbeeldig gevaar, en indien er toen geen wonderbare verandering gewerkt was in de geest en het gemoed van Ezau, dan zie ik niet, hoe van Jakob door zijn worstelen gezegd kon worden dat hij zozeer had overmocht bij mensen, dat hij er een vorst om genoemd werd. God heeft het hart van alle mensen in Zijn hand, en kan het door een stille, maar onweerstaanbare, macht wenden waarheen Hij wil. Hij kan vijanden plotseling in vrienden verkeren, zoals Hij met de twee Sauls gedaan heeft, de ene door weerhoudende genade 1 Samuel 26:21, 1 Samuel 26:25, de andere door vernieuwende genade, Acts 9:21, Acts 9:22. Het is niet tevergeefs om op God te vertrouwen, en Hem aan te roepen in de dag van de benauwdheid, die dit doen bevinden de uitkomst veel beter dan zij verwacht hebben.

3. Beiden weenden. Jakob weende van blijdschap over de zo vriendelijke ontvangst door de broer, dien hij zozeer had gevreesd, en Ezau weende misschien van droefheid en schaamte bij de gedachte aan het boze voornemen, dat hij tegen zijn broer had gekoesterd, en in welks uitvoering hij op zo vreemde en onverklaarbare wijze verhinderd werd.

Verzen 5-15

Genesis 33:5-15

Wij hebben hier het gesprek tussen de twee broers bij hun samentreffen, en het is zeer ongedwongen en vriendelijk, zonder de minste toespeling op hun oude twist. Het was het best om die niet aan te roeren. Zij spreken:

I. Over Jakob's gevolg, Genesis 33:5. Elf of twaalf kinderen volgden Jakob op den voet, de oudste van hen was nog geen veertien jaren. Wie zijn deze? vraagt Ezau. Jakob had hem bericht gezonden van de toeneming van zijn bezitting, Genesis 32:5, maar geen melding gemaakt van zijn kinderen, misschien wel omdat hij hen niet wilde blootstellen aan zijn woede, zo hij hem als vijand tegenkwam, of omdat hij hem er mee wilde verrassen, zo hij als vriend kwam. Ezau had dus reden te vragen: Wie zijn deze bij u? Op welke gewone vraag Jakob een ernstig antwoord geeft, zoals het zijn karakter betaamde. De kinderen die God uw knecht genadiglijk verleend heeft. Het zou een voldoend antwoord op de vraag geweest zijn, en wel gepast voor de onheilige Ezau, indien hij alleen maar gezegd had: "het zijn mijn kinderen," maar dan zou Jakob niet gesproken hebben naar zijn aard en hoedanigheid, als een man, wiens ogen gedurig op de Heer zijn. Het betaamt ons de gewone dingen niet alleen te doen, maar er ook van te spreken gelijk het waardig is voor God, 3 Johannes : 6.

Jakob spreekt van zijn kinderen:

1. Als gaven van God, zij zijn een erfdeel van de Heer, Psalms 127:3, Psalms 113:9, Psalms 107:41.

2. Als kostelijke gaven, Hij heeft ze genadig gegeven. Hoewel zij talrijk zijn, hem nu veel zorg geven, en er vooralsnog slechts karig voor hen voorzien is, acht hij ze toch grote zegeningen te zijn. Hierop komen zijn vrouwen en kinderen naar volgorde, en betuigen hun eerbied aan Ezau, gelijk hij zelf reeds v r hen gedaan had, want het betaamt een gezin eerbied te betuigen aan hen aan wie het hoofd van het gezin achting en eerbied bewijst.

II. Over het geschenk, dat hij hem had gezonden.

1. Ezau heeft het met bescheidenheid geweigerd, omdat hij genoeg had en het niet nodig had, Genesis 33:9. Zij, die voor mannen van eer willen gehouden worden, zullen niet inhalig willen schijnen in hun vriendschap. Wlke invloed het geschenk van Jacob op Ezau heeft geoefend om hem te bevredigen, hij wilde niet, dat men dit zou denken, en daarom weigerde hij het.

2. Zijn reden is: ik heb veel, z veel, dat hij niet geneigd is iets van zijn broer aan te nemen. Velen, die geen geestelijke zegeningen ontvangen en buiten het verbond zijn, hebben toch veel van de goederen van deze wereld. Ezau had wat hem beloofd was: de vettigheid van de aarde en levensonderhoud door zijn zwaard. Het is goed dat zij, die veel hebben, weten dat zij genoeg hebben, al hebben zij ook niet zoveel als sommige anderen hebben. Zelfs Ezau kan zeggen: Ik heb genoeg. Zij, die tevreden zijn met wat zij hebben, moeten dit tonen door niet te begeren wat anderen hebben. Ezau zegt aan Jakob te houden wat hij heeft, in de veronderstelling dat hij het meer nodig had. Ezau heeft het niet nodig, noch tot verzorging, want hij was rijk, noch om hem te bevredigen, want hij was al verzoend. Wij moeten acht geven, dat onze begeerlijkheid geen misbruik maakt van de beleefdheid of vrijgevigheid van anderen. 3. Met vriendelijkheid en liefde dringt Jakob hem om het aan te nemen, en heeft de overhand, Genesis 33:10, Genesis 33:11. Jakob zond het uit vrees, Genesis 32:20 maar de vrees voorbij zijnde, dringt hij nu uit liefde bij hem aan om het aan te nemen, om te tonen, dat hij de vriendschap van zijn broer begeerde, en niet bloot zijn toorn vreest. Twee dingen voert hij aan.

a. Zijn blijdschap, dat hij de gunst van zijn broer heeft gewonnen, waarvoor hij zich verplicht achtte hem dit bewijs van dankbaarheid te geven. Hij gebruikt een zeer sterke uitdrukking van achting en genegenheid: daarom dat ik uw aangezicht gezien heb als had ik Gods aangezicht gezien, dat is: "ik heb u verzoend met mij gezien en in vrede, zoals ik wens God met mij verzoend te zien." Of wel, de betekenis is, dat Jakob in Ezau's gunst de gunst van God over hem zag, het was hem een teken ten goede dat God zijn gebeden had verhoord. Aardse genietingen zijn ons in waarheid lieflijk, als zij ons in waarheid lieflijk, als zij ons geschonken worden op ons gebed en tekenen zijn van het welbehagen van God in ons. Het is voor hen, die vreedzaam en liefdevol van aard zijn, een oorzaak van grote blijdschap om de liefde en vriendschap te herwinnen van de bloedverwanten, met wie zij geschil hadden.

b. Zijn welgesteldheid: God heeft het mij genadig verleend. Indien hetgeen wij hebben in deze wereld onder onze handen toeneemt, dan moet dit met dankbaarheid door ons worden opgemerkt tot eer van God, en wij moeten erkennen dat Hij hierin genadig met ons heeft gehandeld, beter dan wij verdienen, Hij is het, "die kracht geeft om vermogen te verkrijgen," Deuteronomy 8:18. Hij voegt er bij: dewijl ik alles heb. Ezau had veel, maar Jakob had alles. Al heeft een godvruchtig man slechts weinig in de wereld kan hij toch in waarheid zeggen: "Ik kan alles."

a.a. Omdat hij de God heeft van alles, en in Hem alles heeft, "alles is het uwe, zo gij van Christus zijt,' 1 Corinthians 3:22, 1 Corinthians 3:23.

b.b. Omdat hij van alles de troost, de genieting heeft: "ik heb alles ontvangen, en ik heb overvloed" Philippians 4:18. Hij, die veel heeft, zou meer willen hebben, maar hij, die weet alles te hebben, is er zeker van genoeg te hebben. Hij heeft alles in het vooruitzicht binnenkort zal hij alles hebben, als hij in de hemel komt. Naar dit beginsel heeft Jakob bij Ezau aangedrongen om zijn geschenk aan te nemen. Het is kostelijk als de godsdienst de mens edelmoedig, ruimhartig en vrijgevig maakt, het verachtende om iets te doen, dat laag en gierig is.

III. Over het voortzetten hunner reis.

1. Ezau biedt zich aan als zijn gids en reisgezel, ten teken van zijn oprechte verzoening, Genesis 33:12. Nooit hebben wij Jakob en Ezau zo gezellig en vriendschappelijk bij elkaar gezien als nu. Het werk van God is volmaakt. Hij heeft Ezau's vijandschap niet slechts doen ophouden, maar een vriend van hem gemaakt. Het been dat gebroken was, goed gezet zijnde, is sterker dan ooit. Ezau is nu graag in Jakob's gezelschap, verzoekt hem om naar Seïr te komen, laat ons dan ooit aan iemand wanhopen, en God niet wantrouwen, die alle harten in Zijn handen heeft. Jakob vond echter reden om het aanbod met bescheidenheid af te wijzen Genesis 33:13, Genesis 33:14, in welke weigering hij tere bezorgdheid toont voor zijn gezin en zijn kudden, als een goed vader en een goed herder. Hij moet denken aan de kinderen en aan het zogende vee, en ze niet te snel laten voortgaan, het vee moet niet afgedreven worden. Deze voorzichtigheid en tederheid van Jakob moeten nagevolgd worden door hen, die met de zorg van de opvoeding en opleiding van jonge lieden in de dingen van God belast zijn. Zij moeten in het begin niet te snel voortgedreven, niet afgejaagd worden door een zware taak in godsdienstige werkzaamheden, of in oefeningen van de godsvrucht, maar naar zij het dragen kunnen worden geleid, hun werk moet hun zo gemakkelijk mogelijk worden gemaakt. Christus, de goede Herder, doet dit, Isaiah 40:11. "Hij zal Zijn kudden weiden gelijk een herder Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen en in Zijn schoot dragen, de zogenden zal Hij zachtkens leiden. Nu zal Jakob van Ezau niet verlangen, dat hij zijn voortgang vertraagt, noch zijn gezin dwingen hun schreden te verhaasten, en evenmin zal hij hen verlaten om zijn broer te vergezellen, zoals velen gedaan zouden hebben, die aan ieder gezelschap de voorkeur geven boven dat van hun eigen gezin. Hij wenst dus dat Ezau vooruit zal gaan, en hij belooft hem op zijn gemak te zullen volgen, naar de gang van het werk. Het is onredelijk om anderen aan onze gang te willen binden, wij kunnen ten slotte met genoegen en aangenaamheid aan hetzelfde einddoel van de reis komen, al reizen wij niet met anderen op hetzelfde pad of met dezelfde snelheid. Er zijn reizigers, met wie wij ons niet kunnen verenigen op de weg, zonder dat wij het daarom oneens met hen behoeven te zijn. Jakob geeft hem te kennen, dat het zijn voornemen was om te Seïr tot hem te komen, en wij kunnen denken dat hij dit ook gedaan heeft nadat hij zijn gezin gevestigd en zijn zaken geregeld had, hoewel er in de geschiedenis geen melding van wordt gemaakt. Als de vrede met onze vrienden hersteld is, dan moeten wij haar blijven aankweken, en in beleefdheid niet bij hen achterblijven.

2. Ezau biedt hem enige van zijn manschappen aan ten geleide, Genesis 33:15. Hij zag dat Jakob niet veel bedienden had, en in de mening dat hij, evenals hij zelf, wel een grote staat zou willen voeren, wil hij hem graag enige manschappen uit zijn gevolg lenen, opdat hij zich als zijn broer Ezau zou kunnen vertonen. Jakob slaat echter nederig dit aanbod af, slechts wensende dat Ezau het niet euvel zou duiden, dat hij het niet aannam.

Waartoe dat? a. Jakob is nederig en behoeft het niet voor staatsie, hij wenst geen schoon gelaat te tonen naar het vlees, door zich te belasten met een onnodig gevolg. Het is de ijdelheid van wereldse pracht en grootheid, waardoor velen zich omgeven, en waarvan men kan zeggen: Waartoe dat?

b. Jakob is onder de hoede en bescherming Gods, en behoeft dit dus niet voor zijn veiligheid. Diegenen zijn genoegzaam bewaard, die God tot hun wachter hebben en, evenals Jakob onder het geleide zijn van Zijne legerscharen. Zij behoeven geen verplichting te hebben aan een arm van vlees, die God tot hun arm hebben alle dagen. Jakob voegt er bij: "Alleenlijk, laat mij genade vinden in de ogen van mijn heer, uw gunst hebbende, heb ik alles wat ik behoef alles wat ik van u begeer." Indien nu Jakob de welwillendheid van een broer zo hoog schat, dan hebben wij nog veel meer reden om te achten, dat wij genoeg hebben, zo wij de welwillendheid van onze God hebben.

Verzen 5-15

Genesis 33:5-15

Wij hebben hier het gesprek tussen de twee broers bij hun samentreffen, en het is zeer ongedwongen en vriendelijk, zonder de minste toespeling op hun oude twist. Het was het best om die niet aan te roeren. Zij spreken:

I. Over Jakob's gevolg, Genesis 33:5. Elf of twaalf kinderen volgden Jakob op den voet, de oudste van hen was nog geen veertien jaren. Wie zijn deze? vraagt Ezau. Jakob had hem bericht gezonden van de toeneming van zijn bezitting, Genesis 32:5, maar geen melding gemaakt van zijn kinderen, misschien wel omdat hij hen niet wilde blootstellen aan zijn woede, zo hij hem als vijand tegenkwam, of omdat hij hem er mee wilde verrassen, zo hij als vriend kwam. Ezau had dus reden te vragen: Wie zijn deze bij u? Op welke gewone vraag Jakob een ernstig antwoord geeft, zoals het zijn karakter betaamde. De kinderen die God uw knecht genadiglijk verleend heeft. Het zou een voldoend antwoord op de vraag geweest zijn, en wel gepast voor de onheilige Ezau, indien hij alleen maar gezegd had: "het zijn mijn kinderen," maar dan zou Jakob niet gesproken hebben naar zijn aard en hoedanigheid, als een man, wiens ogen gedurig op de Heer zijn. Het betaamt ons de gewone dingen niet alleen te doen, maar er ook van te spreken gelijk het waardig is voor God, 3 Johannes : 6.

Jakob spreekt van zijn kinderen:

1. Als gaven van God, zij zijn een erfdeel van de Heer, Psalms 127:3, Psalms 113:9, Psalms 107:41.

2. Als kostelijke gaven, Hij heeft ze genadig gegeven. Hoewel zij talrijk zijn, hem nu veel zorg geven, en er vooralsnog slechts karig voor hen voorzien is, acht hij ze toch grote zegeningen te zijn. Hierop komen zijn vrouwen en kinderen naar volgorde, en betuigen hun eerbied aan Ezau, gelijk hij zelf reeds v r hen gedaan had, want het betaamt een gezin eerbied te betuigen aan hen aan wie het hoofd van het gezin achting en eerbied bewijst.

II. Over het geschenk, dat hij hem had gezonden.

1. Ezau heeft het met bescheidenheid geweigerd, omdat hij genoeg had en het niet nodig had, Genesis 33:9. Zij, die voor mannen van eer willen gehouden worden, zullen niet inhalig willen schijnen in hun vriendschap. Wlke invloed het geschenk van Jacob op Ezau heeft geoefend om hem te bevredigen, hij wilde niet, dat men dit zou denken, en daarom weigerde hij het.

2. Zijn reden is: ik heb veel, z veel, dat hij niet geneigd is iets van zijn broer aan te nemen. Velen, die geen geestelijke zegeningen ontvangen en buiten het verbond zijn, hebben toch veel van de goederen van deze wereld. Ezau had wat hem beloofd was: de vettigheid van de aarde en levensonderhoud door zijn zwaard. Het is goed dat zij, die veel hebben, weten dat zij genoeg hebben, al hebben zij ook niet zoveel als sommige anderen hebben. Zelfs Ezau kan zeggen: Ik heb genoeg. Zij, die tevreden zijn met wat zij hebben, moeten dit tonen door niet te begeren wat anderen hebben. Ezau zegt aan Jakob te houden wat hij heeft, in de veronderstelling dat hij het meer nodig had. Ezau heeft het niet nodig, noch tot verzorging, want hij was rijk, noch om hem te bevredigen, want hij was al verzoend. Wij moeten acht geven, dat onze begeerlijkheid geen misbruik maakt van de beleefdheid of vrijgevigheid van anderen. 3. Met vriendelijkheid en liefde dringt Jakob hem om het aan te nemen, en heeft de overhand, Genesis 33:10, Genesis 33:11. Jakob zond het uit vrees, Genesis 32:20 maar de vrees voorbij zijnde, dringt hij nu uit liefde bij hem aan om het aan te nemen, om te tonen, dat hij de vriendschap van zijn broer begeerde, en niet bloot zijn toorn vreest. Twee dingen voert hij aan.

a. Zijn blijdschap, dat hij de gunst van zijn broer heeft gewonnen, waarvoor hij zich verplicht achtte hem dit bewijs van dankbaarheid te geven. Hij gebruikt een zeer sterke uitdrukking van achting en genegenheid: daarom dat ik uw aangezicht gezien heb als had ik Gods aangezicht gezien, dat is: "ik heb u verzoend met mij gezien en in vrede, zoals ik wens God met mij verzoend te zien." Of wel, de betekenis is, dat Jakob in Ezau's gunst de gunst van God over hem zag, het was hem een teken ten goede dat God zijn gebeden had verhoord. Aardse genietingen zijn ons in waarheid lieflijk, als zij ons in waarheid lieflijk, als zij ons geschonken worden op ons gebed en tekenen zijn van het welbehagen van God in ons. Het is voor hen, die vreedzaam en liefdevol van aard zijn, een oorzaak van grote blijdschap om de liefde en vriendschap te herwinnen van de bloedverwanten, met wie zij geschil hadden.

b. Zijn welgesteldheid: God heeft het mij genadig verleend. Indien hetgeen wij hebben in deze wereld onder onze handen toeneemt, dan moet dit met dankbaarheid door ons worden opgemerkt tot eer van God, en wij moeten erkennen dat Hij hierin genadig met ons heeft gehandeld, beter dan wij verdienen, Hij is het, "die kracht geeft om vermogen te verkrijgen," Deuteronomy 8:18. Hij voegt er bij: dewijl ik alles heb. Ezau had veel, maar Jakob had alles. Al heeft een godvruchtig man slechts weinig in de wereld kan hij toch in waarheid zeggen: "Ik kan alles."

a.a. Omdat hij de God heeft van alles, en in Hem alles heeft, "alles is het uwe, zo gij van Christus zijt,' 1 Corinthians 3:22, 1 Corinthians 3:23.

b.b. Omdat hij van alles de troost, de genieting heeft: "ik heb alles ontvangen, en ik heb overvloed" Philippians 4:18. Hij, die veel heeft, zou meer willen hebben, maar hij, die weet alles te hebben, is er zeker van genoeg te hebben. Hij heeft alles in het vooruitzicht binnenkort zal hij alles hebben, als hij in de hemel komt. Naar dit beginsel heeft Jakob bij Ezau aangedrongen om zijn geschenk aan te nemen. Het is kostelijk als de godsdienst de mens edelmoedig, ruimhartig en vrijgevig maakt, het verachtende om iets te doen, dat laag en gierig is.

III. Over het voortzetten hunner reis.

1. Ezau biedt zich aan als zijn gids en reisgezel, ten teken van zijn oprechte verzoening, Genesis 33:12. Nooit hebben wij Jakob en Ezau zo gezellig en vriendschappelijk bij elkaar gezien als nu. Het werk van God is volmaakt. Hij heeft Ezau's vijandschap niet slechts doen ophouden, maar een vriend van hem gemaakt. Het been dat gebroken was, goed gezet zijnde, is sterker dan ooit. Ezau is nu graag in Jakob's gezelschap, verzoekt hem om naar Seïr te komen, laat ons dan ooit aan iemand wanhopen, en God niet wantrouwen, die alle harten in Zijn handen heeft. Jakob vond echter reden om het aanbod met bescheidenheid af te wijzen Genesis 33:13, Genesis 33:14, in welke weigering hij tere bezorgdheid toont voor zijn gezin en zijn kudden, als een goed vader en een goed herder. Hij moet denken aan de kinderen en aan het zogende vee, en ze niet te snel laten voortgaan, het vee moet niet afgedreven worden. Deze voorzichtigheid en tederheid van Jakob moeten nagevolgd worden door hen, die met de zorg van de opvoeding en opleiding van jonge lieden in de dingen van God belast zijn. Zij moeten in het begin niet te snel voortgedreven, niet afgejaagd worden door een zware taak in godsdienstige werkzaamheden, of in oefeningen van de godsvrucht, maar naar zij het dragen kunnen worden geleid, hun werk moet hun zo gemakkelijk mogelijk worden gemaakt. Christus, de goede Herder, doet dit, Isaiah 40:11. "Hij zal Zijn kudden weiden gelijk een herder Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen en in Zijn schoot dragen, de zogenden zal Hij zachtkens leiden. Nu zal Jakob van Ezau niet verlangen, dat hij zijn voortgang vertraagt, noch zijn gezin dwingen hun schreden te verhaasten, en evenmin zal hij hen verlaten om zijn broer te vergezellen, zoals velen gedaan zouden hebben, die aan ieder gezelschap de voorkeur geven boven dat van hun eigen gezin. Hij wenst dus dat Ezau vooruit zal gaan, en hij belooft hem op zijn gemak te zullen volgen, naar de gang van het werk. Het is onredelijk om anderen aan onze gang te willen binden, wij kunnen ten slotte met genoegen en aangenaamheid aan hetzelfde einddoel van de reis komen, al reizen wij niet met anderen op hetzelfde pad of met dezelfde snelheid. Er zijn reizigers, met wie wij ons niet kunnen verenigen op de weg, zonder dat wij het daarom oneens met hen behoeven te zijn. Jakob geeft hem te kennen, dat het zijn voornemen was om te Seïr tot hem te komen, en wij kunnen denken dat hij dit ook gedaan heeft nadat hij zijn gezin gevestigd en zijn zaken geregeld had, hoewel er in de geschiedenis geen melding van wordt gemaakt. Als de vrede met onze vrienden hersteld is, dan moeten wij haar blijven aankweken, en in beleefdheid niet bij hen achterblijven.

2. Ezau biedt hem enige van zijn manschappen aan ten geleide, Genesis 33:15. Hij zag dat Jakob niet veel bedienden had, en in de mening dat hij, evenals hij zelf, wel een grote staat zou willen voeren, wil hij hem graag enige manschappen uit zijn gevolg lenen, opdat hij zich als zijn broer Ezau zou kunnen vertonen. Jakob slaat echter nederig dit aanbod af, slechts wensende dat Ezau het niet euvel zou duiden, dat hij het niet aannam.

Waartoe dat? a. Jakob is nederig en behoeft het niet voor staatsie, hij wenst geen schoon gelaat te tonen naar het vlees, door zich te belasten met een onnodig gevolg. Het is de ijdelheid van wereldse pracht en grootheid, waardoor velen zich omgeven, en waarvan men kan zeggen: Waartoe dat?

b. Jakob is onder de hoede en bescherming Gods, en behoeft dit dus niet voor zijn veiligheid. Diegenen zijn genoegzaam bewaard, die God tot hun wachter hebben en, evenals Jakob onder het geleide zijn van Zijne legerscharen. Zij behoeven geen verplichting te hebben aan een arm van vlees, die God tot hun arm hebben alle dagen. Jakob voegt er bij: "Alleenlijk, laat mij genade vinden in de ogen van mijn heer, uw gunst hebbende, heb ik alles wat ik behoef alles wat ik van u begeer." Indien nu Jakob de welwillendheid van een broer zo hoog schat, dan hebben wij nog veel meer reden om te achten, dat wij genoeg hebben, zo wij de welwillendheid van onze God hebben.

Verzen 16-20

Genesis 33:16-20

1. Vriendschappelijk gescheiden zijnde van Ezau, die naar zijn eigen land terugkeerde, komt Jakob te Sukkoth, een plaats, waar hij enige tijd schijnt te blijven rusten, hij bouwt hutten voor zijn vee en maakt gerieflijkheden voor zich en zijn gezin. Die plaats was later bekend onder den naam van Sukkoth, een stad in de stam van Gad, aan de andere zijde van de Jordaan. Die naam betekent tenten, of hutten, opdat, als zijn nakomelingen later in stenen huizen zullen wonen, zij zullen gedenken, dat de bedorven Syriër hun vader was, die blij en tevreden was met hutten, Deuteronomy 26:5. Zodanig was de rotssteen, waar zij uit gehouwen waren.

2. Hij kwam te Sichem. Het Hebreeuws luidt: Hij kwam te Shalem, een stad van Sichem, doch de uitleggers zijn merendeels van gevoelen dat de betekenis is: Hij kwam behouden, of in vrede tot de stad Sichem, na een gevaarlijke reis, waarop hij veel moeilijkheden heeft ondervonden, kwam hij ten slotte veilig in Kanan. Ziekten en gevaren moeten ons leren gezondheid en veiligheid te waarderen, en er toe bijdragen om ons hart te verruimen in dankzegging, als wij bij ons uitgaan en ons inkomen Gods bewaring hebben ervaren.

Hier koopt hij een veld, Genesis 33:19. Hoewel hij door de belofte eigenaar was van het land Kanan is hij, terwijl de tijd van inbezitneming nog niet gekomen is, tevreden om voor wat het zijne is te betalen, teneinde twist met de tegenwoordige bezitters te voorkomen. Heerschappij is niet gegrond in genade. Die vrij van onkosten de hemel hebben, moeten niet verwachten dat zij op die wijze ook de aarde zullen hebben.

Hij bouwt een altaar, Genesis 33:20.

a. In dank aan God voor de goede hand van Zijn voorzienigheid over hem. Hij vergenoegde zich niet met een erkenning in woorden van Gods gunst over hem, maar deed het ook met de daad.

b. Ten einde de aanbidding van God in stand te houden in zijn gezin. Waar wij een tent hebben, moet God een altaar hebben, waar wij een huis hebben, moet Hij er een kerk in hebben. Hij wijdde zijn altaar aan de eer en heerlijkheid van "el elohiem jisraeel", aan God, de God van Israël, aan de eer van God in het algemeen de alleen levende en ware God, het beste van alle wezens en de eerste oorzaak van alles en aan de eer van de God van Israël, als God in verbond met hem. In onze aanbidding van God moeten wij geleid en geregeerd worden door de verenigde ontdekking van de natuurlijke en de geopenbaarde godsdienst. God had hem onlangs bij de naam Israël genoemd, en nu noemt hij God de God van Israël, hoewel hij een vorst van God wordt genoemd, zal God voor hem toch een vorst zijn, zijn Heer en zijn God. Onze eer wordt dan in waarheid eer voor ons, als zij toegewijd is aan Gods eer, Israël's God is Israël's heerlijkheid.

Verzen 16-20

Genesis 33:16-20

1. Vriendschappelijk gescheiden zijnde van Ezau, die naar zijn eigen land terugkeerde, komt Jakob te Sukkoth, een plaats, waar hij enige tijd schijnt te blijven rusten, hij bouwt hutten voor zijn vee en maakt gerieflijkheden voor zich en zijn gezin. Die plaats was later bekend onder den naam van Sukkoth, een stad in de stam van Gad, aan de andere zijde van de Jordaan. Die naam betekent tenten, of hutten, opdat, als zijn nakomelingen later in stenen huizen zullen wonen, zij zullen gedenken, dat de bedorven Syriër hun vader was, die blij en tevreden was met hutten, Deuteronomy 26:5. Zodanig was de rotssteen, waar zij uit gehouwen waren.

2. Hij kwam te Sichem. Het Hebreeuws luidt: Hij kwam te Shalem, een stad van Sichem, doch de uitleggers zijn merendeels van gevoelen dat de betekenis is: Hij kwam behouden, of in vrede tot de stad Sichem, na een gevaarlijke reis, waarop hij veel moeilijkheden heeft ondervonden, kwam hij ten slotte veilig in Kanan. Ziekten en gevaren moeten ons leren gezondheid en veiligheid te waarderen, en er toe bijdragen om ons hart te verruimen in dankzegging, als wij bij ons uitgaan en ons inkomen Gods bewaring hebben ervaren.

Hier koopt hij een veld, Genesis 33:19. Hoewel hij door de belofte eigenaar was van het land Kanan is hij, terwijl de tijd van inbezitneming nog niet gekomen is, tevreden om voor wat het zijne is te betalen, teneinde twist met de tegenwoordige bezitters te voorkomen. Heerschappij is niet gegrond in genade. Die vrij van onkosten de hemel hebben, moeten niet verwachten dat zij op die wijze ook de aarde zullen hebben.

Hij bouwt een altaar, Genesis 33:20.

a. In dank aan God voor de goede hand van Zijn voorzienigheid over hem. Hij vergenoegde zich niet met een erkenning in woorden van Gods gunst over hem, maar deed het ook met de daad.

b. Ten einde de aanbidding van God in stand te houden in zijn gezin. Waar wij een tent hebben, moet God een altaar hebben, waar wij een huis hebben, moet Hij er een kerk in hebben. Hij wijdde zijn altaar aan de eer en heerlijkheid van "el elohiem jisraeel", aan God, de God van Israël, aan de eer van God in het algemeen de alleen levende en ware God, het beste van alle wezens en de eerste oorzaak van alles en aan de eer van de God van Israël, als God in verbond met hem. In onze aanbidding van God moeten wij geleid en geregeerd worden door de verenigde ontdekking van de natuurlijke en de geopenbaarde godsdienst. God had hem onlangs bij de naam Israël genoemd, en nu noemt hij God de God van Israël, hoewel hij een vorst van God wordt genoemd, zal God voor hem toch een vorst zijn, zijn Heer en zijn God. Onze eer wordt dan in waarheid eer voor ons, als zij toegewijd is aan Gods eer, Israël's God is Israël's heerlijkheid.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Genesis 33". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://studylight.org/commentaries/dut/mhm/genesis-33.html. 1706.
adsFree icon
Ads FreeProfile