Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Kingcomments op de hele Bijbel Kingcomments
Auteursrechtverklaring
Kingcomments op de hele Bijbel © 2021 G. de Koning. Alle rechten voorbehouden. Gebruikt met toestemming van de auteur.
Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur.
Kingcomments op de hele Bijbel © 2021 G. de Koning. Alle rechten voorbehouden. Gebruikt met toestemming van de auteur.
Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur.
Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op Genesis 33". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/genesis-33.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
de Koning, Ger. Commentaar op Genesis 33". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Verzen 1-3
Voorbereiding op de ontmoeting
Is Jakob na zijn ontmoeting met de HEERE en de les die hij heeft geleerd, nu zover dat hij afziet van eigen vindingrijkheid? Zover blijkt hij nog niet te zijn. Als hij hoort dat Ezau komt, verdeelt hij het volk op een wijze dat Rachel en Jozef bij een eventuele wraakactie van Ezau nog zouden kunnen ontkomen.
De manier waarop Jakob zijn broer tegemoet gaat, getuigt ook niet van een rustig geweten. Hij lijkt hier op “een rechtvaardige die voor [de ogen van] een goddeloze wankelt” (Sp 25:26).
Verzen 1-3
Voorbereiding op de ontmoeting
Is Jakob na zijn ontmoeting met de HEERE en de les die hij heeft geleerd, nu zover dat hij afziet van eigen vindingrijkheid? Zover blijkt hij nog niet te zijn. Als hij hoort dat Ezau komt, verdeelt hij het volk op een wijze dat Rachel en Jozef bij een eventuele wraakactie van Ezau nog zouden kunnen ontkomen.
De manier waarop Jakob zijn broer tegemoet gaat, getuigt ook niet van een rustig geweten. Hij lijkt hier op “een rechtvaardige die voor [de ogen van] een goddeloze wankelt” (Sp 25:26).
Verzen 4-11
Jakob ontmoet Ezau
Jakob is nog steeds bang voor Ezau. Hij noemt zichzelf “uw dienaar” (Gn 33:5) en Ezau noemt hij “mijn heer” (Gn 33:8). Van enig besef van waardigheid, hem door God verleend, is geen sprake. Hij heeft zich daar ook niet naar gedragen. Door zijn eerdere stiekeme gedrag is hij nu zonder kracht.
Toch schemert in wat hij zegt door, dat hij met God rekent. Zo spreekt hij over zijn kinderen als hem door “God … in Zijn genade geschonken” (vgl. Ps 127:3). Dat is wel andere taal dan we vandaag horen als gesproken wordt over het ‘nemen’ van een kind.
De hartelijkheid van Ezau (Gn 33:4) is een voorbeeld, maar laten we ook niet vergeten dat het de hartelijkheid van de wereld is. Ezau heeft nooit naar God gevraagd en de Schrift noemt hem “een ongoddelijke” (Hb 12:16). Ezau zegt dat hij “veel” heeft (Gn 33:9). Jakob zegt dat hij door de genade van God “alles” heeft (Gn 33:11) en dat, terwijl hij er toch hard voor heeft moeten werken. Hij getuigt ervan dat de waarheid van het woord, dat Mozes later tot Israël spreekt, voor hem leeft: “Maar u moet de HEERE, uw God, in gedachten houden, dat Hij het is Die u kracht geeft om vermogen te verwerven” (Dt 8:18a). Jakob spreekt hier de taal van het geloof, dat zegt dat wie God heeft, alles heeft.
Die taal van het geloof horen we niet in Gn 33:10 als hij het aangezicht van Ezau vergelijkt met het aangezicht van God. En hij heeft zojuist nog, bij de Jabbok, het aangezicht van God gezien (Pniël). Door dit tegen Ezau te zeggen geeft hij als het ware Gods eer aan een mens en nog wel een ongoddelijk mens. Alsof Ezau alles ten goede heeft doen keren. Het kan echter ook zo zijn, dat Jakob in de manier waarop Ezau hem begroet de goede hand van God erkent en Hem de eer geeft voor deze wending in de gezindheid van Ezau.
Verzen 4-11
Jakob ontmoet Ezau
Jakob is nog steeds bang voor Ezau. Hij noemt zichzelf “uw dienaar” (Gn 33:5) en Ezau noemt hij “mijn heer” (Gn 33:8). Van enig besef van waardigheid, hem door God verleend, is geen sprake. Hij heeft zich daar ook niet naar gedragen. Door zijn eerdere stiekeme gedrag is hij nu zonder kracht.
Toch schemert in wat hij zegt door, dat hij met God rekent. Zo spreekt hij over zijn kinderen als hem door “God … in Zijn genade geschonken” (vgl. Ps 127:3). Dat is wel andere taal dan we vandaag horen als gesproken wordt over het ‘nemen’ van een kind.
De hartelijkheid van Ezau (Gn 33:4) is een voorbeeld, maar laten we ook niet vergeten dat het de hartelijkheid van de wereld is. Ezau heeft nooit naar God gevraagd en de Schrift noemt hem “een ongoddelijke” (Hb 12:16). Ezau zegt dat hij “veel” heeft (Gn 33:9). Jakob zegt dat hij door de genade van God “alles” heeft (Gn 33:11) en dat, terwijl hij er toch hard voor heeft moeten werken. Hij getuigt ervan dat de waarheid van het woord, dat Mozes later tot Israël spreekt, voor hem leeft: “Maar u moet de HEERE, uw God, in gedachten houden, dat Hij het is Die u kracht geeft om vermogen te verwerven” (Dt 8:18a). Jakob spreekt hier de taal van het geloof, dat zegt dat wie God heeft, alles heeft.
Die taal van het geloof horen we niet in Gn 33:10 als hij het aangezicht van Ezau vergelijkt met het aangezicht van God. En hij heeft zojuist nog, bij de Jabbok, het aangezicht van God gezien (Pniël). Door dit tegen Ezau te zeggen geeft hij als het ware Gods eer aan een mens en nog wel een ongoddelijk mens. Alsof Ezau alles ten goede heeft doen keren. Het kan echter ook zo zijn, dat Jakob in de manier waarop Ezau hem begroet de goede hand van God erkent en Hem de eer geeft voor deze wending in de gezindheid van Ezau.
Verzen 12-16
Jakob wil alleen verdergaan
Jakob blijft heen en weer zweven tussen geloof in God en angst voor mensen. Hij wil niet de bescherming van Ezau die deze hem aanbiedt. In plaats van hem ronduit te zeggen dat hij voor zijn bescherming op God vertrouwt, liegt hij Ezau voor dat hij in zijn eigen tempo zal reizen en dat ze elkaar in Seïr zullen ontmoeten. Als Ezau voorstelt dat dan toch in elk geval enkele mensen van zijn gezelschap mee zullen reizen, doet Jakob een beroep op de genegenheid van Ezau, dat deze hem maar gewoon zijn gang laat gaan.
Verzen 12-16
Jakob wil alleen verdergaan
Jakob blijft heen en weer zweven tussen geloof in God en angst voor mensen. Hij wil niet de bescherming van Ezau die deze hem aanbiedt. In plaats van hem ronduit te zeggen dat hij voor zijn bescherming op God vertrouwt, liegt hij Ezau voor dat hij in zijn eigen tempo zal reizen en dat ze elkaar in Seïr zullen ontmoeten. Als Ezau voorstelt dat dan toch in elk geval enkele mensen van zijn gezelschap mee zullen reizen, doet Jakob een beroep op de genegenheid van Ezau, dat deze hem maar gewoon zijn gang laat gaan.
Verzen 17-20
Jakob gaat in Sukkoth bij Sichem wonen
Als ze uit elkaar gaan, verzint Jakob weer een list om aan een nieuwe ontmoeting met Ezau te ontkomen. Hij gaat in Sukkoth, bij Sichem, in een huis wonen. Dat is niet wat de HEERE tegen hem heeft gezegd, het is niet Bethel. En wie heeft tegen hem gezegd dat hij een bezit moet kopen? En heeft God niet tegen hem gezegd in Bethel een altaar te bouwen?
Het altaar dat hij hier, bij Sichem, bouwt, zegt meer van Jakob dan van God. Het gaat hem nog niet om God alleen, maar om God als “de God van Israël”. Jakob noemt zichzelf hier met zijn nieuwe naam, terwijl zijn handelingen laten zien dat hij Jakob, de bedrieger of hielenlichter, is.
Onze verkeerde weg en daden kunnen ook wij goed camoufleren met vroom taalgebruik. We zeggen iets te doen in de Naam van de Heer, maar het is alleen om onze eigen zin door te zetten.
De gevolgen van Jakobs weg worden in het volgende hoofdstuk openbaar.
Verzen 17-20
Jakob gaat in Sukkoth bij Sichem wonen
Als ze uit elkaar gaan, verzint Jakob weer een list om aan een nieuwe ontmoeting met Ezau te ontkomen. Hij gaat in Sukkoth, bij Sichem, in een huis wonen. Dat is niet wat de HEERE tegen hem heeft gezegd, het is niet Bethel. En wie heeft tegen hem gezegd dat hij een bezit moet kopen? En heeft God niet tegen hem gezegd in Bethel een altaar te bouwen?
Het altaar dat hij hier, bij Sichem, bouwt, zegt meer van Jakob dan van God. Het gaat hem nog niet om God alleen, maar om God als “de God van Israël”. Jakob noemt zichzelf hier met zijn nieuwe naam, terwijl zijn handelingen laten zien dat hij Jakob, de bedrieger of hielenlichter, is.
Onze verkeerde weg en daden kunnen ook wij goed camoufleren met vroom taalgebruik. We zeggen iets te doen in de Naam van de Heer, maar het is alleen om onze eigen zin door te zetten.
De gevolgen van Jakobs weg worden in het volgende hoofdstuk openbaar.