Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Genesis 10". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/genesis-10.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Genesis 10". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, GENESIS 10Dit hoofdstuk toont meer in het bijzonder wat in Genesis 9:19 in het algemeen betreffende de drie zonen van Noach gezegd was, nl. dat van deze de gehele aarde overspreid werd, en de vrucht van de zegen, Genesis 9:1, Genesis 9:7, de aarde te vervullen. Het is het enig zeker bericht van de oorsprong van de volken, en toch is er, buiten de Joden, geen enkele natie, die zeker kan weten uit welke van deze zeventig bronnen (want zo velen zijn er hier) zij haar stroom kan afleiden. vanwege het gebrek aan vroege registers of archieven, de vermenging van de volken, de omwentelingen, die er onder hen plaats hadden en de afstand van tijd is de kennis van de afkomst in rechte lijn van de tegenwoordige bewoners van de aarde verloren, ook zijn er geen andere geslachtslijsten bewaard gebleven dan die van de Joden, om de wille van de Messias. Alleen in dit hoofdstuk hebben wij een kort bericht: van het nageslacht van Jafeth, Genesis 10:2.
II. van de nakomelingen van Cham, Genesis 10:6, waarin bijzonder nota wordt genomen van Nimrod Genesis 10:8.
III. De nakomelingen van Sem, Genesis 10:21.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, GENESIS 10Dit hoofdstuk toont meer in het bijzonder wat in Genesis 9:19 in het algemeen betreffende de drie zonen van Noach gezegd was, nl. dat van deze de gehele aarde overspreid werd, en de vrucht van de zegen, Genesis 9:1, Genesis 9:7, de aarde te vervullen. Het is het enig zeker bericht van de oorsprong van de volken, en toch is er, buiten de Joden, geen enkele natie, die zeker kan weten uit welke van deze zeventig bronnen (want zo velen zijn er hier) zij haar stroom kan afleiden. vanwege het gebrek aan vroege registers of archieven, de vermenging van de volken, de omwentelingen, die er onder hen plaats hadden en de afstand van tijd is de kennis van de afkomst in rechte lijn van de tegenwoordige bewoners van de aarde verloren, ook zijn er geen andere geslachtslijsten bewaard gebleven dan die van de Joden, om de wille van de Messias. Alleen in dit hoofdstuk hebben wij een kort bericht: van het nageslacht van Jafeth, Genesis 10:2.
II. van de nakomelingen van Cham, Genesis 10:6, waarin bijzonder nota wordt genomen van Nimrod Genesis 10:8.
III. De nakomelingen van Sem, Genesis 10:21.
Verzen 1-5
Genesis 10:1-5Mozes begint met het geslacht van Jafeth, hetzij omdat hij de oudste was, of omdat zijn geslacht het verst verwijderd was van Israël en het minst met hen te doen had in de tijd toen Mozes schreef, daarom maakt hij slechts kort melding van dat geslacht, zich haastende om tot de nakomelingen van Cham te komen, die Israël's vijanden waren, en tot die van Sem, die Israël's voorouders zijn geweest, want de Schrift is bestemd om de geschiedenis van de kerk te wezen, en van de volken van de wereld slechts in zoverre, als zij op de een of andere wijze in betrekking stonden tot Israël, en bij Israël's zaken belang hadden.
Merk op:
1. Dat er nota van genomen wordt, dat aan de zonen van Noach zonen geboren werden na de vloed ten einde de wereld van het mensdom die door de vloed verwoest was, te herstellen en weer op te bouwen. Hij, die gedood had maakte nu weer levend.
2. Aan de nakomelingen van Jafeth waren de eilanden van de volken toebedeeld, Genesis 10:5, die, na een overzicht er van, plechtig door het lot onder hen verdeeld werden, dit ons eiland waarschijnlijk onder de overige. Alle plaatsen aan gene zijde van de zee, van Judea af gezien worden eilanden genoemd, en dit leidt er ons toe om de belofte te verstaan: "De eilanden zullen naar zijn leer wachten," Isaiah 42:4, van de bekering van de heidenen tot het geloof van Christus.
Verzen 1-5
Genesis 10:1-5Mozes begint met het geslacht van Jafeth, hetzij omdat hij de oudste was, of omdat zijn geslacht het verst verwijderd was van Israël en het minst met hen te doen had in de tijd toen Mozes schreef, daarom maakt hij slechts kort melding van dat geslacht, zich haastende om tot de nakomelingen van Cham te komen, die Israël's vijanden waren, en tot die van Sem, die Israël's voorouders zijn geweest, want de Schrift is bestemd om de geschiedenis van de kerk te wezen, en van de volken van de wereld slechts in zoverre, als zij op de een of andere wijze in betrekking stonden tot Israël, en bij Israël's zaken belang hadden.
Merk op:
1. Dat er nota van genomen wordt, dat aan de zonen van Noach zonen geboren werden na de vloed ten einde de wereld van het mensdom die door de vloed verwoest was, te herstellen en weer op te bouwen. Hij, die gedood had maakte nu weer levend.
2. Aan de nakomelingen van Jafeth waren de eilanden van de volken toebedeeld, Genesis 10:5, die, na een overzicht er van, plechtig door het lot onder hen verdeeld werden, dit ons eiland waarschijnlijk onder de overige. Alle plaatsen aan gene zijde van de zee, van Judea af gezien worden eilanden genoemd, en dit leidt er ons toe om de belofte te verstaan: "De eilanden zullen naar zijn leer wachten," Isaiah 42:4, van de bekering van de heidenen tot het geloof van Christus.
Verzen 6-14
Genesis 10:6-14Hetgeen opmerkelijk en leerrijk is in deze verzen is het bericht omtrent Nimrod, Genesis 10:8. Hij wordt hier voorgesteld als een voornaam man in zijn tijd. Hij begon geweldig te zijn op de aarde, dat is: terwijl zijn voorgangers tevreden waren om de gelijken te wezen van hun naburen, en ieder man wel heerste in zijn eigen huis, maar niemand aanspraak maakte om ook nog over anderen te heersen kon Nimrods eerzuchtige geest daar niet in blijven rusten. Hij was besloten zich boven zijn naburen te verheffen, en dat niet alleen maar ook over hen te heersen. De geest, die de reuzen v r de vloed had bezield, (die geweldigen zijn geweest en mannen van naam, Genesis 6:4) herleefde nu in hem. Zo spoedig reeds was het ontzettend oordeel vergeten, dat de hoogmoed en de tirannie van die geweldigen over de wereld gebracht hadden. Er zijn sommigen in wie eerzucht en heerszucht in het bloed is, de zodanigen zijn er geweest en zullen er zijn, in weerwil van de toorn Gods, die dikwijls van de hemel tegen hen geopenbaard wordt. Aan deze zijde van de hel is er niets dat het hoogmoedige hart van sommige mensen kan verootmoedigen en verbreken, en hierin zijn zij gelijk aan die morgenster, waarvan wij lezen in Isaiah 14:14, Isaiah 14:15.
I. Deze Nimrod was een groot jager. Daarmee begon hij, en hierom werd hij spreekwoordelijk vermaard, ieder groot jager wordt ter gedachtenis aan hem een Nimrod genoemd.
1. Sommigen denken, dat hij met dit jagen goed gedaan heeft, zijn land heeft gediend door het te bevrijden van wild gedierte, waardoor het verontrust werd. Op die wijze heeft hij de gunst en genegenheid van zijn naburen weten te verkrijgen, zodat hij hun vorst werd. Zij, die gezag en macht uitoefenen, zijn, of willen ten minste gehouden worden voor, weldadige heren, Luke 22:25.
2. Anderen denken, dat hij, onder voorwendsel van ter jacht te gaan, manschappen bijeenbracht onder zijn aanvoering om ter jacht te gaan op een ander wild, dat is: om zich meester te maken van het land en het aan zich te onderwerpen. Hij was een geweldig jager, dat is: hij was een groot overweldiger van zijns naasten rechten en bezittingen, en een vervolger van onschuldigen, in alles zijn eigen zin en wil doordrijvende, en zich door kracht en geweld van alles meester makende. Hij achtte zich een groot vorst te zijn, maar voor het aangezicht des Heeren, dat is in Gods schatting, was hij slechts een geweldig jager. Grote veroveraars zijn slechts grote jagers. Van Alexander en Caesar zou in de gewijde geschiedenis niet met zo grote lof zijn gesproken, als in de ongewijde geschiedenis van hen gesproken wordt. De eerste wordt in de profetie slechts voorgesteld als een stotende geitebok, Daniel 8:5. Nimrod was een geweldig jager tegen de Heere, aldus de LXX. Dat is:
a. Hij voerde de afgodendienst in, zoals Jerobeam gedaan heeft, ter bevestiging van zijn door overweldiging verkregen heerschappij. Om een nieuwe regering te kunnen vestigen, heeft hij een nieuwe godsdienst opgericht op het puin van de oorspronkelijke instelling van beide. Het grote Babylon is de moeder van de hoererijen. Of:
b. Hij ging voort met zijn verdrukking en zijn geweld in trotsering van God zelf met zijn goddeloosheden de hemel tartende, alsof hij en zijn jagers de Almachtige konden tarten, de Heere van de heirscharen gemakkelijk konden weerstaan. Het was alsof het hem te weinig was dat hij de mensen moede maakte, dat hij ook God moede maakte, Isaiah 7:13. II. Nimrod was een groot heerser, Genesis 10:10. Het begin zijns rijks was Babel. Op de een of andere wijze, door list of geweld, geraakte hij tot macht, hetzij dat hij er toe verkoren werd, of er zich met geweld de weg toe baande, en zo heeft hij de grondslagen gelegd van een monarchie, die later een hoofd was van goud en de schrik van de machtigen, en goed op weg was om een wereldrijk te worden. Het blijkt niet, dat hij door geboorte recht had om te heersen, maar hij is tot de regering gekomen, hetzij, zoals sommigen denken, dat hij er wegens zijn geschiktheid en bekwaamheid toe verkozen werd, of dat hij zich door list en geweld langzamerhand en misschien onbemerkt de weg heeft gebaand tot de troon. Zie hier de hoge oudheid van het burgerlijk bestuur inzonderheid die vorm er van, waardoor de soevereiniteit bij een enkel persoon berust. Hebben Nimrod en zijn naburen begonnen, ook andere volken hebben spoedig geleerd om zich tot algemene veiligheid en welvaren onder een hoofd tot een maatschappij te formeren, hetgeen, hoe het nu ook moge begonnen zijn, zo'n grote zegen bleek te wezen voor de wereld, dat de zaken geacht werden zeer slecht te gaan, toen er geen koning was in Israël.
III. Nimrod was een groot bouwer. Waarschijnlijk is hij de architect geweest voor de bouw van Babel, en daar begon hij zijn rijk. Maar toen hij in zijn plan om over al de zonen van Noach te heersen teleurgesteld was door de spraakverwarring, is hij uit dat land uitgegaan naar Assyrië, en heeft gebouwd Ninev, enz. opdat hij, deze steden gebouwd hebbende, er ook over zou heersen. Zie in Nimrod de aard van de eerzucht.
1. Zij is grenzeloos, veel wil meer hebben, en roept nog altijd: Geef! geef!
2. Zij is rusteloos. Toen Nimrod vier steden onder zijn bevel had, kon hij niet meer tevreden wezen, v r hij er nog vier bij had.
3. Zij is kostbaar. Nimrod wil liever de kosten hebben van steden te stichten, dan niet de eer te hebben van ze te regeren. Zucht om te bouwen is de gewone uitwerking van hoogmoed.
4. Zij is vermetel en deinst nergens voor niets terug. Nimrods naam betekent oproer, hetgeen (indien hij wezenlijk zijn macht misbruikt heeft ter verdrukking van zijn naburen) ons leert, dat tirannen voor mensen rebellen zijn tegen God, en rebellie-weerspannigheid, is een zonde van de toverij.
Verzen 6-14
Genesis 10:6-14Hetgeen opmerkelijk en leerrijk is in deze verzen is het bericht omtrent Nimrod, Genesis 10:8. Hij wordt hier voorgesteld als een voornaam man in zijn tijd. Hij begon geweldig te zijn op de aarde, dat is: terwijl zijn voorgangers tevreden waren om de gelijken te wezen van hun naburen, en ieder man wel heerste in zijn eigen huis, maar niemand aanspraak maakte om ook nog over anderen te heersen kon Nimrods eerzuchtige geest daar niet in blijven rusten. Hij was besloten zich boven zijn naburen te verheffen, en dat niet alleen maar ook over hen te heersen. De geest, die de reuzen v r de vloed had bezield, (die geweldigen zijn geweest en mannen van naam, Genesis 6:4) herleefde nu in hem. Zo spoedig reeds was het ontzettend oordeel vergeten, dat de hoogmoed en de tirannie van die geweldigen over de wereld gebracht hadden. Er zijn sommigen in wie eerzucht en heerszucht in het bloed is, de zodanigen zijn er geweest en zullen er zijn, in weerwil van de toorn Gods, die dikwijls van de hemel tegen hen geopenbaard wordt. Aan deze zijde van de hel is er niets dat het hoogmoedige hart van sommige mensen kan verootmoedigen en verbreken, en hierin zijn zij gelijk aan die morgenster, waarvan wij lezen in Isaiah 14:14, Isaiah 14:15.
I. Deze Nimrod was een groot jager. Daarmee begon hij, en hierom werd hij spreekwoordelijk vermaard, ieder groot jager wordt ter gedachtenis aan hem een Nimrod genoemd.
1. Sommigen denken, dat hij met dit jagen goed gedaan heeft, zijn land heeft gediend door het te bevrijden van wild gedierte, waardoor het verontrust werd. Op die wijze heeft hij de gunst en genegenheid van zijn naburen weten te verkrijgen, zodat hij hun vorst werd. Zij, die gezag en macht uitoefenen, zijn, of willen ten minste gehouden worden voor, weldadige heren, Luke 22:25.
2. Anderen denken, dat hij, onder voorwendsel van ter jacht te gaan, manschappen bijeenbracht onder zijn aanvoering om ter jacht te gaan op een ander wild, dat is: om zich meester te maken van het land en het aan zich te onderwerpen. Hij was een geweldig jager, dat is: hij was een groot overweldiger van zijns naasten rechten en bezittingen, en een vervolger van onschuldigen, in alles zijn eigen zin en wil doordrijvende, en zich door kracht en geweld van alles meester makende. Hij achtte zich een groot vorst te zijn, maar voor het aangezicht des Heeren, dat is in Gods schatting, was hij slechts een geweldig jager. Grote veroveraars zijn slechts grote jagers. Van Alexander en Caesar zou in de gewijde geschiedenis niet met zo grote lof zijn gesproken, als in de ongewijde geschiedenis van hen gesproken wordt. De eerste wordt in de profetie slechts voorgesteld als een stotende geitebok, Daniel 8:5. Nimrod was een geweldig jager tegen de Heere, aldus de LXX. Dat is:
a. Hij voerde de afgodendienst in, zoals Jerobeam gedaan heeft, ter bevestiging van zijn door overweldiging verkregen heerschappij. Om een nieuwe regering te kunnen vestigen, heeft hij een nieuwe godsdienst opgericht op het puin van de oorspronkelijke instelling van beide. Het grote Babylon is de moeder van de hoererijen. Of:
b. Hij ging voort met zijn verdrukking en zijn geweld in trotsering van God zelf met zijn goddeloosheden de hemel tartende, alsof hij en zijn jagers de Almachtige konden tarten, de Heere van de heirscharen gemakkelijk konden weerstaan. Het was alsof het hem te weinig was dat hij de mensen moede maakte, dat hij ook God moede maakte, Isaiah 7:13. II. Nimrod was een groot heerser, Genesis 10:10. Het begin zijns rijks was Babel. Op de een of andere wijze, door list of geweld, geraakte hij tot macht, hetzij dat hij er toe verkoren werd, of er zich met geweld de weg toe baande, en zo heeft hij de grondslagen gelegd van een monarchie, die later een hoofd was van goud en de schrik van de machtigen, en goed op weg was om een wereldrijk te worden. Het blijkt niet, dat hij door geboorte recht had om te heersen, maar hij is tot de regering gekomen, hetzij, zoals sommigen denken, dat hij er wegens zijn geschiktheid en bekwaamheid toe verkozen werd, of dat hij zich door list en geweld langzamerhand en misschien onbemerkt de weg heeft gebaand tot de troon. Zie hier de hoge oudheid van het burgerlijk bestuur inzonderheid die vorm er van, waardoor de soevereiniteit bij een enkel persoon berust. Hebben Nimrod en zijn naburen begonnen, ook andere volken hebben spoedig geleerd om zich tot algemene veiligheid en welvaren onder een hoofd tot een maatschappij te formeren, hetgeen, hoe het nu ook moge begonnen zijn, zo'n grote zegen bleek te wezen voor de wereld, dat de zaken geacht werden zeer slecht te gaan, toen er geen koning was in Israël.
III. Nimrod was een groot bouwer. Waarschijnlijk is hij de architect geweest voor de bouw van Babel, en daar begon hij zijn rijk. Maar toen hij in zijn plan om over al de zonen van Noach te heersen teleurgesteld was door de spraakverwarring, is hij uit dat land uitgegaan naar Assyrië, en heeft gebouwd Ninev, enz. opdat hij, deze steden gebouwd hebbende, er ook over zou heersen. Zie in Nimrod de aard van de eerzucht.
1. Zij is grenzeloos, veel wil meer hebben, en roept nog altijd: Geef! geef!
2. Zij is rusteloos. Toen Nimrod vier steden onder zijn bevel had, kon hij niet meer tevreden wezen, v r hij er nog vier bij had.
3. Zij is kostbaar. Nimrod wil liever de kosten hebben van steden te stichten, dan niet de eer te hebben van ze te regeren. Zucht om te bouwen is de gewone uitwerking van hoogmoed.
4. Zij is vermetel en deinst nergens voor niets terug. Nimrods naam betekent oproer, hetgeen (indien hij wezenlijk zijn macht misbruikt heeft ter verdrukking van zijn naburen) ons leert, dat tirannen voor mensen rebellen zijn tegen God, en rebellie-weerspannigheid, is een zonde van de toverij.
Verzen 15-20
Genesis 10:15-20Merk hier op:
1. Dat het bericht omtrent de nakomelingschap van Kanan, de geslachten en volken, die van hem afstamden, en van het land, dat zij in bezit hadden, meer bijzonderheden bevat dan alle andere in dit hoofdstuk, omdat zij de natiën waren, die door Israël onderworpen moesten worden, en in het vervolg van tijd hun land het Heilige Land, Immanuels Land moest worden, en dit was de bedoeling Gods toen Hij aan dat gevloekte geslacht intussen die plek gronds ten deel liet vallen, welke Hij voor Zijn eigen volk bestemd had. Mozes wijst hierop, Deuteronomy 32:8. Toen de Allerhoogste de volken de erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij de landpalen van de volken gesteld naar het getal van de kinderen Israël's.
2. Dat uit dit bericht blijkt dat de nakomelingen van Kanan beide talrijk en rijk zijn geweest, en zeer aangenaam gevestigd, en toch lag Kanan onder een vloek, een vloek Gods en dat wel niet zonder oorzaak. Zij, die onder de vloek Gods zijn, kunnen misschien toch wel veel voorspoed hebben, het kan hun soms zeer goed gaan in de wereld, want wij kunnen liefde of haat, de zegen of de vloek niet kennen uit hetgeen voor ons is, maar uit hetgeen in ons is, Ecclesiastes 9:1. De vloek Gods werkt altijd wezenlijk, en altijd vreeslijk, maar het is wellicht een verborgen vloek, een vloek op de ziel, en werkt niet zichtbaar, of een langzame vloek, en werkt niet onmiddellijk, en dan worden de zondaren er door bewaard voor een dag de: toorns. Kanan heeft hier een beter land dan hetzij Sem of Jafeth, en toch hebben zij een beter deel, want zij beërven de zegen.
Verzen 15-20
Genesis 10:15-20Merk hier op:
1. Dat het bericht omtrent de nakomelingschap van Kanan, de geslachten en volken, die van hem afstamden, en van het land, dat zij in bezit hadden, meer bijzonderheden bevat dan alle andere in dit hoofdstuk, omdat zij de natiën waren, die door Israël onderworpen moesten worden, en in het vervolg van tijd hun land het Heilige Land, Immanuels Land moest worden, en dit was de bedoeling Gods toen Hij aan dat gevloekte geslacht intussen die plek gronds ten deel liet vallen, welke Hij voor Zijn eigen volk bestemd had. Mozes wijst hierop, Deuteronomy 32:8. Toen de Allerhoogste de volken de erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij de landpalen van de volken gesteld naar het getal van de kinderen Israël's.
2. Dat uit dit bericht blijkt dat de nakomelingen van Kanan beide talrijk en rijk zijn geweest, en zeer aangenaam gevestigd, en toch lag Kanan onder een vloek, een vloek Gods en dat wel niet zonder oorzaak. Zij, die onder de vloek Gods zijn, kunnen misschien toch wel veel voorspoed hebben, het kan hun soms zeer goed gaan in de wereld, want wij kunnen liefde of haat, de zegen of de vloek niet kennen uit hetgeen voor ons is, maar uit hetgeen in ons is, Ecclesiastes 9:1. De vloek Gods werkt altijd wezenlijk, en altijd vreeslijk, maar het is wellicht een verborgen vloek, een vloek op de ziel, en werkt niet zichtbaar, of een langzame vloek, en werkt niet onmiddellijk, en dan worden de zondaren er door bewaard voor een dag de: toorns. Kanan heeft hier een beter land dan hetzij Sem of Jafeth, en toch hebben zij een beter deel, want zij beërven de zegen.
Verzen 21-32
Genesis 10:21-32In dit bericht omtrent de nakomelingen van Sem zijn twee dingen op te merken.
I. De beschrijving van Sem, Genesis 10:21. Wij hebben niet slechts zijn naam, Sem, die een naam betekent, maar nog twee titels om hem te onderscheiden.
1. Hij was de vader aller zonen van Heber. Heber was zijn achterkleinzoon, maar waarom moet hij nu de vader van al diens kinderen genoemd worden, meer dan die van alle kinderen van Arpachsad of van Selah enz.? Waarschijnlijk omdat Abraham en zijn zaad, Gods verbondsvolk, niet alleen van Heber afstamden maar naar hem Hebreeën werden genoemd, Genesis 14:13. Abram de Hebreeër. Paulus beschouwde het als zijn voorrecht, dat hij een Hebreeër uit de Hebreeën was, Philippians 3:5. Wij kunnen onderstellen, dat Heber zelf een man was van ongemene Godsvrucht In een tijd van algemene afval, en een groot voorbeeld van vroomheid voor zijn gezin, en daar de heilige taal naar hem gewoonlijk Hebreeuws wordt genoemd, is het waarschijnlijk dat hij haar in zijn gezin heeft bewaard bij de spraakverwarring van Babel, als een bijzonder teken van Gods gunst jegens hem. En naar hem zijn de belijders van de Godsdienst zonen van Heber genoemd. Toen nu de door Gods Geest gedreven schrijver hem een eervoller titel wilde geven, noemt hij hem de vader van de Hebreeën hoewel zij, toen Mozes dit schreef, een arm veracht volk waren, slaven in Egypte, maar, Gods volk zijnde, was het een eer voor een man om aan hen verwant te zijn. Gelijk Cham hoewel hij vele kinderen had, verloochend werd door de vader van Kanan genoemd te worden op wiens zaad de vloek erfelijk overging Genesis 9:22, zo wordt Sem, hoewel hij vele zonen had, geëerd met de titel van vader van Heber, op wiens zaad de zegen erfelijk is overgegaan. Een geslacht van heiligen is in waarheid en werkelijkheid meer eervol dan een geslacht van edellieden, Sems heilig zaad meer dan Chams koninklijk zaad, Jakob's twaalf patriarchen meer dan Ismaëls twaalf vorsten, Genesis 17:20. Godsvrucht is ware grootheid.
2. Hij was de broeder van Jafeth, de grootste, waaruit blijkt, dat Sem, hoewel hij gewoonlijk het eerst genoemd wordt, toch niet Noach's eerstgeborene was, maar dat Jafeth de oudste was. Maar waarom wordt dit ook als behorende tot Sems titel en beschrijving vermeld dat hij de broeder van Jafeth was, daar dit toch al dikwijls tevoren gezegd was? En was hij niet ook de broeder van Cham? Waarschijnlijk is dit bedoeld om de vereniging aan te duiden van de heidenen met de Joden in de kerk. Hij had het als Sems eer genoemd, dat hij de vader was van de Hebreeën, maar opdat nu Jafeths zaad niet beschouwd zou worden als voor altijd buitengesloten te zijn van de kerk herinnert hij er ons hier aan, dat hij de broeder was van Jafeth, niet slechts naar geboorte, maar ook naar de zegen, want Jafeth was bestemd om in Sems tenten te wonen. Diegenen zijn in de beste zin broeders, die het zijn door genade, en die zich ontmoeten in het verbond van God en in de gemeenschap van de heiligen. In het verlenen van Zijn genade geeft God geen acht op meerderheid in jaren, maar gaat de jongere soms de oudere voor in het komen tot de kerk, zo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten.
II. De reden, die aangeduid wordt voor de naam Peleg, Genesis 10:25, want in zijn dagen, ( dat is omstreeks de tijd van zijn geboorte, toen hem zijn naam gegeven werd) is de aarde verdeeld onder de kinderen van de mensen, die haar moesten bewonen, hetzij, toen Noach haar verdeelde door een ordelijke uitdeling er van zoals Jozua het land Kanan verdeelde door het lot, of dat God, op hun weigering om met die verdeling genoegen te nemen, hen verdeelde door de spraakverwarring. Welke van die twee oorzaken het nu was, de Godvruchtige Heber zag er een reden in om er de herinnering van te bewaren in de naam van zijn zoon. En met recht kunnen onze zonen bij die naam genoemd worden, want in onze dagen is, in een andere zin, de aarde en de kerk op de allerongelukkigste wijze verdeeld.
Verzen 21-32
Genesis 10:21-32In dit bericht omtrent de nakomelingen van Sem zijn twee dingen op te merken.
I. De beschrijving van Sem, Genesis 10:21. Wij hebben niet slechts zijn naam, Sem, die een naam betekent, maar nog twee titels om hem te onderscheiden.
1. Hij was de vader aller zonen van Heber. Heber was zijn achterkleinzoon, maar waarom moet hij nu de vader van al diens kinderen genoemd worden, meer dan die van alle kinderen van Arpachsad of van Selah enz.? Waarschijnlijk omdat Abraham en zijn zaad, Gods verbondsvolk, niet alleen van Heber afstamden maar naar hem Hebreeën werden genoemd, Genesis 14:13. Abram de Hebreeër. Paulus beschouwde het als zijn voorrecht, dat hij een Hebreeër uit de Hebreeën was, Philippians 3:5. Wij kunnen onderstellen, dat Heber zelf een man was van ongemene Godsvrucht In een tijd van algemene afval, en een groot voorbeeld van vroomheid voor zijn gezin, en daar de heilige taal naar hem gewoonlijk Hebreeuws wordt genoemd, is het waarschijnlijk dat hij haar in zijn gezin heeft bewaard bij de spraakverwarring van Babel, als een bijzonder teken van Gods gunst jegens hem. En naar hem zijn de belijders van de Godsdienst zonen van Heber genoemd. Toen nu de door Gods Geest gedreven schrijver hem een eervoller titel wilde geven, noemt hij hem de vader van de Hebreeën hoewel zij, toen Mozes dit schreef, een arm veracht volk waren, slaven in Egypte, maar, Gods volk zijnde, was het een eer voor een man om aan hen verwant te zijn. Gelijk Cham hoewel hij vele kinderen had, verloochend werd door de vader van Kanan genoemd te worden op wiens zaad de vloek erfelijk overging Genesis 9:22, zo wordt Sem, hoewel hij vele zonen had, geëerd met de titel van vader van Heber, op wiens zaad de zegen erfelijk is overgegaan. Een geslacht van heiligen is in waarheid en werkelijkheid meer eervol dan een geslacht van edellieden, Sems heilig zaad meer dan Chams koninklijk zaad, Jakob's twaalf patriarchen meer dan Ismaëls twaalf vorsten, Genesis 17:20. Godsvrucht is ware grootheid.
2. Hij was de broeder van Jafeth, de grootste, waaruit blijkt, dat Sem, hoewel hij gewoonlijk het eerst genoemd wordt, toch niet Noach's eerstgeborene was, maar dat Jafeth de oudste was. Maar waarom wordt dit ook als behorende tot Sems titel en beschrijving vermeld dat hij de broeder van Jafeth was, daar dit toch al dikwijls tevoren gezegd was? En was hij niet ook de broeder van Cham? Waarschijnlijk is dit bedoeld om de vereniging aan te duiden van de heidenen met de Joden in de kerk. Hij had het als Sems eer genoemd, dat hij de vader was van de Hebreeën, maar opdat nu Jafeths zaad niet beschouwd zou worden als voor altijd buitengesloten te zijn van de kerk herinnert hij er ons hier aan, dat hij de broeder was van Jafeth, niet slechts naar geboorte, maar ook naar de zegen, want Jafeth was bestemd om in Sems tenten te wonen. Diegenen zijn in de beste zin broeders, die het zijn door genade, en die zich ontmoeten in het verbond van God en in de gemeenschap van de heiligen. In het verlenen van Zijn genade geeft God geen acht op meerderheid in jaren, maar gaat de jongere soms de oudere voor in het komen tot de kerk, zo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten.
II. De reden, die aangeduid wordt voor de naam Peleg, Genesis 10:25, want in zijn dagen, ( dat is omstreeks de tijd van zijn geboorte, toen hem zijn naam gegeven werd) is de aarde verdeeld onder de kinderen van de mensen, die haar moesten bewonen, hetzij, toen Noach haar verdeelde door een ordelijke uitdeling er van zoals Jozua het land Kanan verdeelde door het lot, of dat God, op hun weigering om met die verdeling genoegen te nemen, hen verdeelde door de spraakverwarring. Welke van die twee oorzaken het nu was, de Godvruchtige Heber zag er een reden in om er de herinnering van te bewaren in de naam van zijn zoon. En met recht kunnen onze zonen bij die naam genoemd worden, want in onze dagen is, in een andere zin, de aarde en de kerk op de allerongelukkigste wijze verdeeld.