Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Genesis 10

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 10

Genesis 10:1.

GESLACHT EN NAKOMELINGEN VAN NOACH'S ZONEN.

I. Genesis 10:1-Genesis 10:5. Voordat bericht wordt, hoe de van Noach's zonen afstammende geslachten, ten gevolge van de spraakverwarring over de gehele aarde verstrooid en, behalve het van God uitverkoren geslacht, aan hun eigen wegen werden overgelaten (Acts 14:16) volgt een drievoudige geslachtstafel, welke de meest verschillende volken tot een stam terugleidt. Het eerst wordt die van Jafeth meegedeeld, de stamvader van volken, die plaatselijk wel het meest verwijderd woonden, maar tot een grote toekomst (Genesis 9:27) bestemd waren.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 10

Genesis 10:1.

GESLACHT EN NAKOMELINGEN VAN NOACH'S ZONEN.

I. Genesis 10:1-Genesis 10:5. Voordat bericht wordt, hoe de van Noach's zonen afstammende geslachten, ten gevolge van de spraakverwarring over de gehele aarde verstrooid en, behalve het van God uitverkoren geslacht, aan hun eigen wegen werden overgelaten (Acts 14:16) volgt een drievoudige geslachtstafel, welke de meest verschillende volken tot een stam terugleidt. Het eerst wordt die van Jafeth meegedeeld, de stamvader van volken, die plaatselijk wel het meest verwijderd woonden, maar tot een grote toekomst (Genesis 9:27) bestemd waren.

Vers 1

1. Dit nu zijn de geboorten van a) Noach's zonen: Sem, Cham en Jafeth: en hun werden zonen geboren na de vloed.

a) 1 Chronicles 1:4

Deze zinrijke aanhef van Genesis geeft een trouwe weerklank op de aanhef van het voorgenoemd hoofdstuk, op het woord des Heren, dat, bij de uittocht uit de ark tot Noach en diens zonen werd gesproken: "maar gijlieden weest vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde," het is de uitgesproken zegen Gods, die vervulling vindt in de vervulling van de aarde, de mensen..

Vers 1

1. Dit nu zijn de geboorten van a) Noach's zonen: Sem, Cham en Jafeth: en hun werden zonen geboren na de vloed.

a) 1 Chronicles 1:4

Deze zinrijke aanhef van Genesis geeft een trouwe weerklank op de aanhef van het voorgenoemd hoofdstuk, op het woord des Heren, dat, bij de uittocht uit de ark tot Noach en diens zonen werd gesproken: "maar gijlieden weest vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde," het is de uitgesproken zegen Gods, die vervulling vindt in de vervulling van de aarde, de mensen..

Vers 2

2. De a) zonen van Jafeth zijn: Gomer, de stamvader van de Cimmeriërs of Kelten aan de kusten van de Zwarte Zee, en Magog, stamvader van de Scyten, en Madbi, stamvader van de Meden, en Javan, stamvader van de Ioniërs, en Tubal, stamvader van de Tibarenen in het latere Pontus, en Mesech, stamvader van de Moschen op de bergen tussen Arafat en Kaukasus, en Thiras, stamvader van de Thraciërs.

a) 1 Chronicles 1:5

Vers 2

2. De a) zonen van Jafeth zijn: Gomer, de stamvader van de Cimmeriërs of Kelten aan de kusten van de Zwarte Zee, en Magog, stamvader van de Scyten, en Madbi, stamvader van de Meden, en Javan, stamvader van de Ioniërs, en Tubal, stamvader van de Tibarenen in het latere Pontus, en Mesech, stamvader van de Moschen op de bergen tussen Arafat en Kaukasus, en Thiras, stamvader van de Thraciërs.

a) 1 Chronicles 1:5

Vers 3

3. En de zonen van Gomer, de eerstgeborene van de bovengenoemde zeven zonen van Jafeth zijn: Askenaz, stamvader van de Asieniërs in noordelijk Frygië, van wie de Joden de Duitse voorvaders afleiden, en Rifath, stamvader van de Riphaeërs, tussen het Waldaigebergte en de Karpaten, en Togarma, stamvader van de Armeniërs, die zich nog heden Thorkomatsi noemen.

Vers 3

3. En de zonen van Gomer, de eerstgeborene van de bovengenoemde zeven zonen van Jafeth zijn: Askenaz, stamvader van de Asieniërs in noordelijk Frygië, van wie de Joden de Duitse voorvaders afleiden, en Rifath, stamvader van de Riphaeërs, tussen het Waldaigebergte en de Karpaten, en Togarma, stamvader van de Armeniërs, die zich nog heden Thorkomatsi noemen.

Vers 4

4. En de zonen van Javan, de vierde onder Jafeths zonen, zijn: Elisa, stamvader van de Elisaeërs of bewoners van de Peloponnesus, en Tarsis, stamvader van de Doriërs in Hellas, de Chittieten op Cyprus en de eilanden in de Egeïsche zee, en Dodanieten, in Epirus.

Vers 4

4. En de zonen van Javan, de vierde onder Jafeths zonen, zijn: Elisa, stamvader van de Elisaeërs of bewoners van de Peloponnesus, en Tarsis, stamvader van de Doriërs in Hellas, de Chittieten op Cyprus en de eilanden in de Egeïsche zee, en Dodanieten, in Epirus.

Vers 5

5. Van deze nakomelingen van Jafeth zijn verdeeld de eilanden van de volken, de heidense aan de Middellandse zee wonende stammen, die van daar verder naar Midden-Europa trokken, in hun landschappen, elk naar zijn spraak (de gemeenschappelijke taalstam van deze volken heet de Indo-Germaanse), naar hun huisgezinnen, onder hun volken. Alzo stammen van Jafeth af niet alleen de Indiërs, Meden, Armeniërs en de volken, die van de Kaspische zee tot aan de zee van Azof wonen, maar ook de Grieken, Spanjaarden, Galliërs, Brittanniërs en Germanen. "De nauwkeurigheid van de in deze aller oudste overlevering gegevene volksvertakkingen, wordt steeds door de nieuwste navorsingen meer bevestigd. Daarbij is nog op te merken, dat onze volkerenlijst slechts de oorspronkelijke volken aangeeft, uit wier vermenging de historische volken zijn voortgekomen.".

II. Genesis 10:6-Genesis 10:20. Hierop volgt de geslachtstafel van Cham, wiens nakomelingen dikwijls met het rijk Gods in aanraking kwamen, in ander opzicht er dus te verder van verwijderd waren, daar zij noch verwachtingen als Jafeth, noch beloften als Sem hadden, maar door de volkeren uit beide stammen werden overwonnen en onderdrukt. (Genesis 9:25).

Vers 5

5. Van deze nakomelingen van Jafeth zijn verdeeld de eilanden van de volken, de heidense aan de Middellandse zee wonende stammen, die van daar verder naar Midden-Europa trokken, in hun landschappen, elk naar zijn spraak (de gemeenschappelijke taalstam van deze volken heet de Indo-Germaanse), naar hun huisgezinnen, onder hun volken. Alzo stammen van Jafeth af niet alleen de Indiërs, Meden, Armeniërs en de volken, die van de Kaspische zee tot aan de zee van Azof wonen, maar ook de Grieken, Spanjaarden, Galliërs, Brittanniërs en Germanen. "De nauwkeurigheid van de in deze aller oudste overlevering gegevene volksvertakkingen, wordt steeds door de nieuwste navorsingen meer bevestigd. Daarbij is nog op te merken, dat onze volkerenlijst slechts de oorspronkelijke volken aangeeft, uit wier vermenging de historische volken zijn voortgekomen.".

II. Genesis 10:6-Genesis 10:20. Hierop volgt de geslachtstafel van Cham, wiens nakomelingen dikwijls met het rijk Gods in aanraking kwamen, in ander opzicht er dus te verder van verwijderd waren, daar zij noch verwachtingen als Jafeth, noch beloften als Sem hadden, maar door de volkeren uit beide stammen werden overwonnen en onderdrukt. (Genesis 9:25).

Vers 6

6. En de zonen van Cham, a) die zich, zoals de naam van de vader, Cham = hitte, aanduidt over de hetere landen hebben verbreid, zijn: Cusch, stamvader van de Ethiopiërs, en Mitsraïm, stamvader van de Egyptenaars, en Put, stamvader van de bewoners van Mauritanië en Lybië, en Kanan, stamvader van de Feniciërs en Kananieten.

a) 1 Chronicles 1:8

Vers 6

6. En de zonen van Cham, a) die zich, zoals de naam van de vader, Cham = hitte, aanduidt over de hetere landen hebben verbreid, zijn: Cusch, stamvader van de Ethiopiërs, en Mitsraïm, stamvader van de Egyptenaars, en Put, stamvader van de bewoners van Mauritanië en Lybië, en Kanan, stamvader van de Feniciërs en Kananieten.

a) 1 Chronicles 1:8

Vers 7

7. En de zonen van Cusch, de eersten onder deze vier, zijn: Scheba, stamvader van de bewoners van Meroë, een landschap van Ethiopië, omringd door armen van de Nijl, en Havila, stamvader van de Macrobische Ethiopiërs in het tegenwoordige Abyssinië, en Sabta, stamvader van de Astaboren, aan de Astaborar in Ethiopië, en Raëma, stamvader van de bewoners van een havenstad Rhegma, aan de Perzische golf, en Sabthecha, stamvader van de bewoners van Zingis, de oostelijke landtong van Ethiopië. En de zonen van de zo even genoemden Raëma zijn: Scheba, stamvader van de Sabaeërs in Zuid-Arabië en Dedan, stamvader van de Dedanieten, in het zuid-westelijke gedeelte van de Perzischen zeeboezem. Dedanieten zowel als Sabeërs breidden zich later verder uit naar het westen en noorden, en verenigden zich hier met de Joktanieten, Genesis 10:26-Genesis 10:28 en Abrahamieten (Genesis 25:1-Genesis 25:3) tot gemengde stammen.

Vers 7

7. En de zonen van Cusch, de eersten onder deze vier, zijn: Scheba, stamvader van de bewoners van Meroë, een landschap van Ethiopië, omringd door armen van de Nijl, en Havila, stamvader van de Macrobische Ethiopiërs in het tegenwoordige Abyssinië, en Sabta, stamvader van de Astaboren, aan de Astaborar in Ethiopië, en Raëma, stamvader van de bewoners van een havenstad Rhegma, aan de Perzische golf, en Sabthecha, stamvader van de bewoners van Zingis, de oostelijke landtong van Ethiopië. En de zonen van de zo even genoemden Raëma zijn: Scheba, stamvader van de Sabaeërs in Zuid-Arabië en Dedan, stamvader van de Dedanieten, in het zuid-westelijke gedeelte van de Perzischen zeeboezem. Dedanieten zowel als Sabeërs breidden zich later verder uit naar het westen en noorden, en verenigden zich hier met de Joktanieten, Genesis 10:26-Genesis 10:28 en Abrahamieten (Genesis 25:1-Genesis 25:3) tot gemengde stammen.

Vers 8

8. En Cuscha) gewon, had een nakomeling, behalve de genoemde stamvaders, ook Nimrod, die in de oudste geschiedenis een man van naam geworden is; zijn naam betekent: laat ons opstaan en wijst alzo een oproerigkarakter aan: deze begon, in navolging van de tirannen, die er v r de zondvloed waren (Genesis 6:4) geweldig te zijn op aarde.

a) 1 Chronicles 1:16

Vers 8

8. En Cuscha) gewon, had een nakomeling, behalve de genoemde stamvaders, ook Nimrod, die in de oudste geschiedenis een man van naam geworden is; zijn naam betekent: laat ons opstaan en wijst alzo een oproerigkarakter aan: deze begon, in navolging van de tirannen, die er v r de zondvloed waren (Genesis 6:4) geweldig te zijn op aarde.

a) 1 Chronicles 1:16

Vers 9

9. Hij was een geweldig jager, die door stoute daden zich een naam trachtte te maken, een geweldige op aarde, voor het aangezicht des HEEREN; 1) daarom wordt gezegd, bij wijze van een spreekwoord van iemand die tot stoute ondernemingen geneigd is en wel slaagt: gelijk Nimrod; een geweldig jager voor het aangezicht des Heren.

1) De Septuaginta vertaalt enantion Kuriou: tegenover de Heere. Calvijn tekent aan dat de uitdrukking zeggen wil, dat Nimrod beproefd heeft boven allen uit te steken, zoals trotse mensen zich openbaren in hun opgeblazen zelfvertrouwen als degenen, die op anderen als uit de wolken neerzien. De vertaling van de Septuaginta komt ons het meest waarschijnlijke voor. Gelijk zijn naam "Opstandeling" betekent, zo ook was zijn woelen en werken een tegenstaan van de wil van God, al deed God ook nog uit dit kwade het goede te voorschijn komen, niettegenstaande het verzet van de mens Zijn raad volvoerende. Nimrod was de Lamech na de zondvloed.

Op tweeërlei wijze kan Nimrod beschouwd worden als een man, die hoewel uit Cham gesproten, nochtans God als Verbondsgod erkende, en voor het aangezicht des Heren in waarheid wandelde, die bij zijn handelen in dienst van de mensen om het wild gedierte uit te roeien, met kracht van God werd bedeeld en daarin slaagde. De gewone beschouwing echter is, dat Nimrod, ten spijt, in het aangezicht van de Heere, die om de gewelddaden de zondvloed had laten komen, het woeste leven verkoos en onderdrukker van anderen werd..

Vers 9

9. Hij was een geweldig jager, die door stoute daden zich een naam trachtte te maken, een geweldige op aarde, voor het aangezicht des HEEREN; 1) daarom wordt gezegd, bij wijze van een spreekwoord van iemand die tot stoute ondernemingen geneigd is en wel slaagt: gelijk Nimrod; een geweldig jager voor het aangezicht des Heren.

1) De Septuaginta vertaalt enantion Kuriou: tegenover de Heere. Calvijn tekent aan dat de uitdrukking zeggen wil, dat Nimrod beproefd heeft boven allen uit te steken, zoals trotse mensen zich openbaren in hun opgeblazen zelfvertrouwen als degenen, die op anderen als uit de wolken neerzien. De vertaling van de Septuaginta komt ons het meest waarschijnlijke voor. Gelijk zijn naam "Opstandeling" betekent, zo ook was zijn woelen en werken een tegenstaan van de wil van God, al deed God ook nog uit dit kwade het goede te voorschijn komen, niettegenstaande het verzet van de mens Zijn raad volvoerende. Nimrod was de Lamech na de zondvloed.

Op tweeërlei wijze kan Nimrod beschouwd worden als een man, die hoewel uit Cham gesproten, nochtans God als Verbondsgod erkende, en voor het aangezicht des Heren in waarheid wandelde, die bij zijn handelen in dienst van de mensen om het wild gedierte uit te roeien, met kracht van God werd bedeeld en daarin slaagde. De gewone beschouwing echter is, dat Nimrod, ten spijt, in het aangezicht van de Heere, die om de gewelddaden de zondvloed had laten komen, het woeste leven verkoos en onderdrukker van anderen werd..

Vers 10

10. En het beginsel van zijn rijk, dat op daden van geweld gesticht was, was Babel aan de Eufraat en Erech, en Accad en Calne in het land Sinear, in het landschap Babylonië tussen Eufraat en Tiger.

Vers 10

10. En het beginsel van zijn rijk, dat op daden van geweld gesticht was, was Babel aan de Eufraat en Erech, en Accad en Calne in het land Sinear, in het landschap Babylonië tussen Eufraat en Tiger.

Vers 11

11. Uit hetzelfde land, Sinear, in Assur (Genesis 10:22, opm.) die zich met zijn volksplanting aan de oostzijde van de Tiger neerzette, uitgegaan, misschien met geweld uitgedreven, en heeft gebouwd Ninev en Rehoboth, Is en Kalach.

Vers 11

11. Uit hetzelfde land, Sinear, in Assur (Genesis 10:22, opm.) die zich met zijn volksplanting aan de oostzijde van de Tiger neerzette, uitgegaan, misschien met geweld uitgedreven, en heeft gebouwd Ninev en Rehoboth, Is en Kalach.

Vers 12

12. En Resen, tussen Ninev en tussen Kalach; deze, namelijk de vier genoemde steden, die later tot n stad verenigd werden, is die grote beroemde stad, 1) Ninev, de hoofdstad van het latere Assyrische rijk.

1) Zij had volgens Ktesias, een omvang van 480 stadiën (24 uren), waarmee de drie dagreizen (Jonah 3:3) overeenkomen, en bevatte de vier door Nimrod aangelegde plaatsen, welke de Assyrische koningen verenigden. De oude opgaven omtrent de omvang van de stad worden door opgravingen bevestigd..

Vers 12

12. En Resen, tussen Ninev en tussen Kalach; deze, namelijk de vier genoemde steden, die later tot n stad verenigd werden, is die grote beroemde stad, 1) Ninev, de hoofdstad van het latere Assyrische rijk.

1) Zij had volgens Ktesias, een omvang van 480 stadiën (24 uren), waarmee de drie dagreizen (Jonah 3:3) overeenkomen, en bevatte de vier door Nimrod aangelegde plaatsen, welke de Assyrische koningen verenigden. De oude opgaven omtrent de omvang van de stad worden door opgravingen bevestigd..

Vers 13

13. En Mitsraïm, de tweede onder Chams vier zonen, gewon de Ludieten, een Mauritanisch volk, en de Anamieten; bewoners van Delta, en de Lehabieten, ten westen hiervan laatsten, en de Naftuchieten, bewoners van de noordelijke grenzen van Egypte naar de zijden van Azië.

Vers 13

13. En Mitsraïm, de tweede onder Chams vier zonen, gewon de Ludieten, een Mauritanisch volk, en de Anamieten; bewoners van Delta, en de Lehabieten, ten westen hiervan laatsten, en de Naftuchieten, bewoners van de noordelijke grenzen van Egypte naar de zijden van Azië.

Vers 14

14. En de Pathrusieten, bewoners van het landschap Pathures in Opper-Egypte bij Thebe, en de Chasluchieten, bewoners van Cholchis aan de zuidoostelijke zijde van de Zwarte Zee, die van Egyptische oorsprong en van de overige volken van die landstreek werkelijk verschillend waren, vanwaar uit Colchis, de Filistijnen, d.i. aankomelingen, uitgekomen, uitgetrokken zijn en zich aan de zuidoostelijke kusten van de Middellandse Zee tussen Gaza (Genesis 10:19) en Pelusium hebben neergezet; en de Caftorieten, de Pontische Cappadociërs, welke zich eerst naast de Colchiërs nederzetten, later echter deels naar Kreta trokken, deels met de Filistijnen zich tot een volk verenigden (Amos 9:7) 15. En Kanan, Chams jongste zoon, gewon Sidon, de stamvader van de Sidoniërs of Feniciërs, zijn eerstgeborene, en Heth, stamvader van de Hethiten bij Hebron en Berseba.

Vers 14

14. En de Pathrusieten, bewoners van het landschap Pathures in Opper-Egypte bij Thebe, en de Chasluchieten, bewoners van Cholchis aan de zuidoostelijke zijde van de Zwarte Zee, die van Egyptische oorsprong en van de overige volken van die landstreek werkelijk verschillend waren, vanwaar uit Colchis, de Filistijnen, d.i. aankomelingen, uitgekomen, uitgetrokken zijn en zich aan de zuidoostelijke kusten van de Middellandse Zee tussen Gaza (Genesis 10:19) en Pelusium hebben neergezet; en de Caftorieten, de Pontische Cappadociërs, welke zich eerst naast de Colchiërs nederzetten, later echter deels naar Kreta trokken, deels met de Filistijnen zich tot een volk verenigden (Amos 9:7) 15. En Kanan, Chams jongste zoon, gewon Sidon, de stamvader van de Sidoniërs of Feniciërs, zijn eerstgeborene, en Heth, stamvader van de Hethiten bij Hebron en Berseba.

Vers 16

16. En de Jebusiet, de stamvader van de Jebusieten, die Jebus of Jeruzalem tot op David in bezit hadden, en de Amoriet, de stamvader van de Amorieten, een van de grootste Kananische volksstammen, die op het gebergte van Juda en aan de overzijde van de Jordaan woonden, en de Girgasiet, de stamvader van de Girgasieten, die aan het meer Gennesareth woonden.

Vers 16

16. En de Jebusiet, de stamvader van de Jebusieten, die Jebus of Jeruzalem tot op David in bezit hadden, en de Amoriet, de stamvader van de Amorieten, een van de grootste Kananische volksstammen, die op het gebergte van Juda en aan de overzijde van de Jordaan woonden, en de Girgasiet, de stamvader van de Girgasieten, die aan het meer Gennesareth woonden.

Vers 17

17. En de Hivviet, stamvader van de Hevitten aan de voet van de Libanon, en de Arkiet, stamvader van de Arkieten, en de Siniet, stamvader van de Sinieten, beide volksstammen, die eveneens aan de voet van de Libanon woonden.

Vers 17

17. En de Hivviet, stamvader van de Hevitten aan de voet van de Libanon, en de Arkiet, stamvader van de Arkieten, en de Siniet, stamvader van de Sinieten, beide volksstammen, die eveneens aan de voet van de Libanon woonden.

Vers 18

18. En de Arvadiet, de stamvader van de Aradiërs, de bewoners van het eiland Aradus aan de Noordkust van Fenicië, en de Tsemariet, de stamvader van de bewoners van Simyra, aan de voet van de Libanon, en de Hamathiet, de stamvader van de bewoners van Hamath in Syrië, en daarna zijn de gezinnen van de Kananieten verspreid.

Vers 18

18. En de Arvadiet, de stamvader van de Aradiërs, de bewoners van het eiland Aradus aan de Noordkust van Fenicië, en de Tsemariet, de stamvader van de bewoners van Simyra, aan de voet van de Libanon, en de Hamathiet, de stamvader van de bewoners van Hamath in Syrië, en daarna zijn de gezinnen van de Kananieten verspreid.

Vers 19

19. En de landpale, de grens van de Kananieten was in de lengte of in de richting van het Noorden naar het Zuiden, van Sidon, daar gij gaat naar Gerar tot Gaza toe, en van daar in de richting van het westen naar het oosten, daar gij gaat naar Sodom en Gomorra en Adama en Zeboïm (Genesis 15:2; Genesis 19:24) tot Lasa, Karrilhoë = Schoonbron, (om een warme zwavelbron dus genoemd), toe.

Vers 19

19. En de landpale, de grens van de Kananieten was in de lengte of in de richting van het Noorden naar het Zuiden, van Sidon, daar gij gaat naar Gerar tot Gaza toe, en van daar in de richting van het westen naar het oosten, daar gij gaat naar Sodom en Gomorra en Adama en Zeboïm (Genesis 15:2; Genesis 19:24) tot Lasa, Karrilhoë = Schoonbron, (om een warme zwavelbron dus genoemd), toe.

Vers 20

20. Deze zijn de zonen van Cham, naar hun gezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, in hun volken; door deze is waarschijnlijk ook Zuid- en Midden Amerika bevolkt.

III. Genesis 10:21-Genesis 10:23. Ten slotte wordt de geslachtstafel van Sem gemeld, bij wiens geslacht de kennis van de ware God het langst stand hield, totdat zij ook bij deze verloren ging en nog slechts door een enkele tak bewaard werd. Vervolgens worden die drie geslachtstafels nog eens in het geheel samengevat, opdat de oorspronkelijke eenheid van het gehele mensengeslacht vast zou staan v r de tijd, waarin zij zich onder zo vele volkeren verdeelden (Genesis 11:1).

Vers 20

20. Deze zijn de zonen van Cham, naar hun gezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, in hun volken; door deze is waarschijnlijk ook Zuid- en Midden Amerika bevolkt.

III. Genesis 10:21-Genesis 10:23. Ten slotte wordt de geslachtstafel van Sem gemeld, bij wiens geslacht de kennis van de ware God het langst stand hield, totdat zij ook bij deze verloren ging en nog slechts door een enkele tak bewaard werd. Vervolgens worden die drie geslachtstafels nog eens in het geheel samengevat, opdat de oorspronkelijke eenheid van het gehele mensengeslacht vast zou staan v r de tijd, waarin zij zich onder zo vele volkeren verdeelden (Genesis 11:1).

Vers 21

21. Voorts zijn Sem (naam), die de drager van de naam van God geworden is, zonen geboren; deze is ook de voorvader van alle zonen van Heber, 1) de stamvader der Ismaëlieten en Hebreeën of Israëlieten; en Sem is de broeder van Jafeth, de grootste, de eerstgeboren zoon van Noach, boven wie hij in geestelijk opzicht verheven is geworden. (Genesis 9:26, Genesis 9:27).

1) Over de zonen van Sem sprekende, gebruikt Mozes een kleine inleiding, hetwelk hij bij de anderen niet doet. En dat niet zonder bedoeling. Daar dit geslacht door God was uitverkoren, wilde hij het van de overige volken door een bijzonder teken afzonderen. Dit is ook de reden, waarom hij hem noemt bij name als de voorvader van de zonen van Heber, en als de broeder van Jafeth, de eerstgeborene. Want de zegening van Sem kwam niet tot alle volken zonder onderscheid, maar bepaalde zich bij n familie. Ofschoon ook de kleinkinderen zelf van Heber van de zuivere dienst van God afweken, zodat God naar recht hen kon verwerpen, heeft Hij echter de zegeningen niet geheel en al ingetrokken, maar slechts tijdelijk, totdat Hij Abram riep, om wie deze bijzondere eer aan dit geslacht en de naam van Heber wordt bewezen..

Het komt bij deze geslachtslijst voornamelijk op Heber aan, omdat in deze lijn de heilige taal en de beloften Gods zijn bewaard gebleven..

Vers 21

21. Voorts zijn Sem (naam), die de drager van de naam van God geworden is, zonen geboren; deze is ook de voorvader van alle zonen van Heber, 1) de stamvader der Ismaëlieten en Hebreeën of Israëlieten; en Sem is de broeder van Jafeth, de grootste, de eerstgeboren zoon van Noach, boven wie hij in geestelijk opzicht verheven is geworden. (Genesis 9:26, Genesis 9:27).

1) Over de zonen van Sem sprekende, gebruikt Mozes een kleine inleiding, hetwelk hij bij de anderen niet doet. En dat niet zonder bedoeling. Daar dit geslacht door God was uitverkoren, wilde hij het van de overige volken door een bijzonder teken afzonderen. Dit is ook de reden, waarom hij hem noemt bij name als de voorvader van de zonen van Heber, en als de broeder van Jafeth, de eerstgeborene. Want de zegening van Sem kwam niet tot alle volken zonder onderscheid, maar bepaalde zich bij n familie. Ofschoon ook de kleinkinderen zelf van Heber van de zuivere dienst van God afweken, zodat God naar recht hen kon verwerpen, heeft Hij echter de zegeningen niet geheel en al ingetrokken, maar slechts tijdelijk, totdat Hij Abram riep, om wie deze bijzondere eer aan dit geslacht en de naam van Heber wordt bewezen..

Het komt bij deze geslachtslijst voornamelijk op Heber aan, omdat in deze lijn de heilige taal en de beloften Gods zijn bewaard gebleven..

Vers 22

22. a) Sem's zonen, van welke, voor zo ver zij voor de heilige geschiedenis van betekenis zijn, Genesis 11:10, zal gesproken worden, waren Elam, stamvader van de Elamieten in het Oosten van Babylonië, tussen Medië, Perzië en de Perzische Golf, en Assur, stamvader van de Assyriërs aan de overzijde van de Tiger, en b) Arfachsad, stamvader van de oude Chaldeeën, in een landstreek bij de Grieken Arrhapachitis geheten, en Lud, stamvader van de Klein-Aziatische Lydiërs, en Aram, stamvader van de in Syrië en Mesopotamië wonende Aramaëers.

a) 1 Chronicles 1:17 b) Genesis 11:19

Vers 22

22. a) Sem's zonen, van welke, voor zo ver zij voor de heilige geschiedenis van betekenis zijn, Genesis 11:10, zal gesproken worden, waren Elam, stamvader van de Elamieten in het Oosten van Babylonië, tussen Medië, Perzië en de Perzische Golf, en Assur, stamvader van de Assyriërs aan de overzijde van de Tiger, en b) Arfachsad, stamvader van de oude Chaldeeën, in een landstreek bij de Grieken Arrhapachitis geheten, en Lud, stamvader van de Klein-Aziatische Lydiërs, en Aram, stamvader van de in Syrië en Mesopotamië wonende Aramaëers.

a) 1 Chronicles 1:17 b) Genesis 11:19

Vers 23

23. En Arams zonen waren Uz, wiens nakomelingen zich waarschijnlijk op de grenzen van Idumea en Arabië nederzetten (Job 1:1), en Hul, wiens nakomelingen de vruchtbare vlakte van de Anti-Libanon bewoonden in welke het meer Merom ligt, en Gether, stamvader van de Gindarenen, die ten noorden van Aleppo in Coelesyrië hun woonplaatsen hebben, en Maz, stamvader van de Maziërs, bewoners van het Mosiesch gebergte boven Nisibis.

Vers 23

23. En Arams zonen waren Uz, wiens nakomelingen zich waarschijnlijk op de grenzen van Idumea en Arabië nederzetten (Job 1:1), en Hul, wiens nakomelingen de vruchtbare vlakte van de Anti-Libanon bewoonden in welke het meer Merom ligt, en Gether, stamvader van de Gindarenen, die ten noorden van Aleppo in Coelesyrië hun woonplaatsen hebben, en Maz, stamvader van de Maziërs, bewoners van het Mosiesch gebergte boven Nisibis.

Vers 24

24. En Arfachsad, de meest gewichtige van Sem's vijf zonen, gewon Selah, dat is uitzending, waarschijnlijk, daar hij de aanvoerder van een uitgezonden Semietische volksplanting was, en Selah gewon Heber, dat is, iemand van de overkant, waarnaar Abrahams nakomelingen de naam Hebreeërs, de van de overzijde van de Eufraat gekomenen, verkregen.

Vers 24

24. En Arfachsad, de meest gewichtige van Sem's vijf zonen, gewon Selah, dat is uitzending, waarschijnlijk, daar hij de aanvoerder van een uitgezonden Semietische volksplanting was, en Selah gewon Heber, dat is, iemand van de overkant, waarnaar Abrahams nakomelingen de naam Hebreeërs, de van de overzijde van de Eufraat gekomenen, verkregen.

Vers 25

25. En Heber werden twee zonen geboren: de naam van de een was Peleg, dat is: verdeling, want in zijn dagen is, gelijk in Genesis 11:1-Genesis 11:9 nader verhaald zal worden, de bevolking van de aarde verdeeld, en de naam van zijn broeder was Joktan.

Vers 25

25. En Heber werden twee zonen geboren: de naam van de een was Peleg, dat is: verdeling, want in zijn dagen is, gelijk in Genesis 11:1-Genesis 11:9 nader verhaald zal worden, de bevolking van de aarde verdeeld, en de naam van zijn broeder was Joktan.

Vers 26

26. En Joktan, de stamvader van de oudste bewoners van Arabië, gewon Almdad, en Selef en Hatsarmaveth, van wie de landstreek Hadramuht in zuidoostelijk Arabië haar naam heeft, en Jarach d.i. maan, maanvereerder.

Vers 26

26. En Joktan, de stamvader van de oudste bewoners van Arabië, gewon Almdad, en Selef en Hatsarmaveth, van wie de landstreek Hadramuht in zuidoostelijk Arabië haar naam heeft, en Jarach d.i. maan, maanvereerder.

Vers 27

27. En Hadram en Usal en Dikla.

Vers 27

27. En Hadram en Usal en Dikla.

Vers 28

28. En Obal en Abimaël en Scheba, (zie "Genesis 10:7)

Vers 28

28. En Obal en Abimaël en Scheba, (zie "Genesis 10:7)

Vers 29

29. En Ofir: in het landschap Oman in Arabië vindt men nog heden een el Ofir, en Havila, het tegenwoordige Haulan, in Gelukkig Arabië en Jobab, stamvader van de Jobarieten aan de Sachalitische Golf, deze allen waren zonen van Joktan. 30. En hun woning was van Mescha, Mesene aan de Perzische Golf in het Noordwesten, af, daar gij gaat naar of tot aan Sefar, waarschijnlijk de oude koningsstad Thepharon, in het Zuidwesten, aan het gebergte van het Oosten, het Arabische hoogland Nedschid, dat midden door het Schiereiland loopt.

Vers 29

29. En Ofir: in het landschap Oman in Arabië vindt men nog heden een el Ofir, en Havila, het tegenwoordige Haulan, in Gelukkig Arabië en Jobab, stamvader van de Jobarieten aan de Sachalitische Golf, deze allen waren zonen van Joktan. 30. En hun woning was van Mescha, Mesene aan de Perzische Golf in het Noordwesten, af, daar gij gaat naar of tot aan Sefar, waarschijnlijk de oude koningsstad Thepharon, in het Zuidwesten, aan het gebergte van het Oosten, het Arabische hoogland Nedschid, dat midden door het Schiereiland loopt.

Vers 31

31. Deze zijn de zonen van Sem, naar hun gezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, naar hun volken.

Vers 31

31. Deze zijn de zonen van Sem, naar hun gezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, naar hun volken.

Vers 32

32. Deze zijn de gezinnen, nakomelingen van de zonen van Noach, naar hun geboorten, in hun volken; en van deze zijn de volken op de aarde verdeeld na de vloed.

In dit hoofdstuk ziet men de oorsprong van vele volkeren in alle delen van de wereld, en dus de kracht van de zegen, welke God na de zondvloed opnieuw over de mensen ten opzichte van hun vermeerdering en voortplanting gelegd heeft; zo ook uit welke vaders Christus naar het vlees afstamt. Noach, noch zijn kinderen hebben gedurende de zondvloed kinderen verkregen, evenmin zullen de dieren voortgeteeld hebben, die als in een duistere kerker opgesloten, als midden in de dood geplaatst, waren..

Veel lezers zijn gewoon, als zij aan dit hoofdstuk komen, het slechts in te zien; enkelen denken wel, dat het overtollig is en wegens zoveel onbekende namen tot weinig nut. Wij moeten het echter als een edelsteen aan de kroon van de Heilige Schrift opmerken, omdat niet een van de uit het oude heidendom overgeblevene schriften ons dit aanwijst of zal aanwijzen..

Reeds hebben de oude gereformeerde godgeleerden getracht aan te tonen, hoezeer de afstamming van alle mensen uit een enkel mensenpaar reeds waarschijnlijk wordt door de gewone spaarzaamheid Gods, die niets verkwist en steeds met de eenvoudigste middelen arbeidt. Deze eis, uit de aard van de goddelijke werkzaamheid genomen, wordt bevestigd door de grote vruchtbaarheid van de mensen, wordt door de verscheidenheid van de rassen eerder versterkt dan verzwakt, niet weersproken door de verspreiding van de mensen over de gehele aarde. Deze waarheid is de noodzakelijke grondslag voor de eis van de wederkerige mensenliefde, en is onmiskenbaar tot recht begrip van de erfzonde en van de algemeenheid van de zonde. Bij deze opvatting is er geen plaats voor het bestaan van mensen v r Adam (pr-adamieten), of tegelijk met Adam (co-adamieten), of tegelijk met de bodem van ieder afzonderlijk land (autochtonen)

Gelijk God de sterren roept bij name en ze hun plaatsen en banen wijst, zo kent de heere ook de namen van alle mensen en mensengeslachtenen wijst aan elk zijn woning..

Vers 32

32. Deze zijn de gezinnen, nakomelingen van de zonen van Noach, naar hun geboorten, in hun volken; en van deze zijn de volken op de aarde verdeeld na de vloed.

In dit hoofdstuk ziet men de oorsprong van vele volkeren in alle delen van de wereld, en dus de kracht van de zegen, welke God na de zondvloed opnieuw over de mensen ten opzichte van hun vermeerdering en voortplanting gelegd heeft; zo ook uit welke vaders Christus naar het vlees afstamt. Noach, noch zijn kinderen hebben gedurende de zondvloed kinderen verkregen, evenmin zullen de dieren voortgeteeld hebben, die als in een duistere kerker opgesloten, als midden in de dood geplaatst, waren..

Veel lezers zijn gewoon, als zij aan dit hoofdstuk komen, het slechts in te zien; enkelen denken wel, dat het overtollig is en wegens zoveel onbekende namen tot weinig nut. Wij moeten het echter als een edelsteen aan de kroon van de Heilige Schrift opmerken, omdat niet een van de uit het oude heidendom overgeblevene schriften ons dit aanwijst of zal aanwijzen..

Reeds hebben de oude gereformeerde godgeleerden getracht aan te tonen, hoezeer de afstamming van alle mensen uit een enkel mensenpaar reeds waarschijnlijk wordt door de gewone spaarzaamheid Gods, die niets verkwist en steeds met de eenvoudigste middelen arbeidt. Deze eis, uit de aard van de goddelijke werkzaamheid genomen, wordt bevestigd door de grote vruchtbaarheid van de mensen, wordt door de verscheidenheid van de rassen eerder versterkt dan verzwakt, niet weersproken door de verspreiding van de mensen over de gehele aarde. Deze waarheid is de noodzakelijke grondslag voor de eis van de wederkerige mensenliefde, en is onmiskenbaar tot recht begrip van de erfzonde en van de algemeenheid van de zonde. Bij deze opvatting is er geen plaats voor het bestaan van mensen v r Adam (pr-adamieten), of tegelijk met Adam (co-adamieten), of tegelijk met de bodem van ieder afzonderlijk land (autochtonen)

Gelijk God de sterren roept bij name en ze hun plaatsen en banen wijst, zo kent de heere ook de namen van alle mensen en mensengeslachtenen wijst aan elk zijn woning..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 10". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-10.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile