Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Exodus 12

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 12

Dit hoofdstuk geeft een bericht van een van de gedenkwaardigste inzettingen en een van de gedenkwaardigste handelingen van Gods voorzienigheid, die in het Oude Testament vermeld zijn.

I. Geen van de inzettingen van de Joodse kerk was meer uitnemend dan die van het pesach en van geen er van wordt ook zo dikwijls melding gemaakt in het Nieuwe Testament, en wij hebben hier het bericht van de instelling er van. De inzetting bestond uit drie delen.

I. Het slachten en eten van het paaslam, Exodus 12:1, Exodus 12:8.

2. Het sprengen van het bloed op de deurposten, waarvan als een afzonderlijke zaak gesproken wordt, Hebrews 11:28, en dat bijzonder eigen was aan dit eerste Pesach Exodus 12:7, met de reden er voor, Exodus 12:13.

3. Het feest van de ongehevelde broden op de zeven volgende dagen. Dit wijst eigenlijk op hetgeen later voor het waarnemen van deze inzetting gedaan moest worden, Exodus 12:14 Deze inzetting wordt bekend gemaakt aan het volk, en zij worden onderricht omtrent de waarneming.

a. Van dit eerste Pesach, Exodus 12:21.

b. Van de latere Pesach's, Exodus 12:24. En de gehoorzaamheid van de Israelieten aan deze orders, Exodus 12:28.

II. Geen van de leidingen van Gods voorzienigheid betreffende de Joodse kerk was meer treffend, of wordt meer vaker vermeld, dan de bevrijding van de kinderen Israëls uit Egypte.

1.De eerstgeborenen van de Egyptenaren worden gedood, Exodus 12:29, Exodus 12:30.

2. Er worden terstond orders gegeven om hen vrij te laten, Exodus 12:31 Zij beginnen hun tocht:

a. Beladen met hun eigen goederen, Exodus 12:34.

b. Verrijkt met de buit van Egypte Exodus 12:35, Exodus 12:36.

c. Vergezeld door een gemengde schare Exodus 12:37, Exodus 12:33.

d. Zich moetende behelpen zo goed zij konden voor hun ogenblikkelijke behoeften, Exodus 12:39. Deze gebeurtenis is gedateerd Exodus 12:40 Eindelijk een korte herhaling ten besluite:

a. Van deze gedenkwaardige inzetting, met enige toevoegingen Exodus 12:43

b. Van die gedenkwaardige handeling van Gods voorzienigheid, Exodus 12:50, Exodus 12:51.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 12

Dit hoofdstuk geeft een bericht van een van de gedenkwaardigste inzettingen en een van de gedenkwaardigste handelingen van Gods voorzienigheid, die in het Oude Testament vermeld zijn.

I. Geen van de inzettingen van de Joodse kerk was meer uitnemend dan die van het pesach en van geen er van wordt ook zo dikwijls melding gemaakt in het Nieuwe Testament, en wij hebben hier het bericht van de instelling er van. De inzetting bestond uit drie delen.

I. Het slachten en eten van het paaslam, Exodus 12:1, Exodus 12:8.

2. Het sprengen van het bloed op de deurposten, waarvan als een afzonderlijke zaak gesproken wordt, Hebrews 11:28, en dat bijzonder eigen was aan dit eerste Pesach Exodus 12:7, met de reden er voor, Exodus 12:13.

3. Het feest van de ongehevelde broden op de zeven volgende dagen. Dit wijst eigenlijk op hetgeen later voor het waarnemen van deze inzetting gedaan moest worden, Exodus 12:14 Deze inzetting wordt bekend gemaakt aan het volk, en zij worden onderricht omtrent de waarneming.

a. Van dit eerste Pesach, Exodus 12:21.

b. Van de latere Pesach's, Exodus 12:24. En de gehoorzaamheid van de Israelieten aan deze orders, Exodus 12:28.

II. Geen van de leidingen van Gods voorzienigheid betreffende de Joodse kerk was meer treffend, of wordt meer vaker vermeld, dan de bevrijding van de kinderen Israëls uit Egypte.

1.De eerstgeborenen van de Egyptenaren worden gedood, Exodus 12:29, Exodus 12:30.

2. Er worden terstond orders gegeven om hen vrij te laten, Exodus 12:31 Zij beginnen hun tocht:

a. Beladen met hun eigen goederen, Exodus 12:34.

b. Verrijkt met de buit van Egypte Exodus 12:35, Exodus 12:36.

c. Vergezeld door een gemengde schare Exodus 12:37, Exodus 12:33.

d. Zich moetende behelpen zo goed zij konden voor hun ogenblikkelijke behoeften, Exodus 12:39. Deze gebeurtenis is gedateerd Exodus 12:40 Eindelijk een korte herhaling ten besluite:

a. Van deze gedenkwaardige inzetting, met enige toevoegingen Exodus 12:43

b. Van die gedenkwaardige handeling van Gods voorzienigheid, Exodus 12:50, Exodus 12:51.

Verzen 1-20

Exodus 12:1-20

Mozes en Aron ontvangen hier van de Heer wat zij daarna aan het volk zullen overleveren betreffende de inzetting van het pesach, waaraan een order voorafgaat voor een nieuwe tijdrekening in hun maanden, Exodus 12:1, Exodus 12:2. Deze zelfde maand zal ulieden het hoofd van de maanden zijn. Tot nu toe hadden zij het jaar omstreeks het midden van onze maand September laten aanvangen, maar van nu voortaan moeten zij het omstreeks het midden van onze maand Maart laten beginnen, tenminste voor hun kerkelijke rekeningen. Het is goed om de dag te beginnen, en het jaar te beginnen, en inzonderheid ons leven te beginnen met God. In deze nieuwe tijdrekening begon het jaar in de lente, die het gelaat van het aardrijk vernieuwt, en werd gebruikt als een beeld van de komst van Christus, Song of Solomon 2:11, Song of Solomon 2:12.

Wij kunnen veronderstellen dat Mozes, terwijl hij de tien plagen over Egypte bracht, de Israëlieten aanbevolen heeft om zich gereed te houden voor hun vertrek, waarvoor het bevel ieder ogenblik gegeven kon worden. Waarschijnlijk had hij hen langzamerhand van de plaatsen, waarheen zij verstrooid waren, bij elkaar gebracht, want zij worden hier de vergadering van Israël genoemd, Exodus 12:3, en aan hen, als vergadering, worden deze orders gezonden. Het is licht te begrijpen hoe groot hun verbazing en haast was, en toch moeten zij zich nu met de viering van eene godsdienstplechtigheid bezighouden tot eer van God. Als ons hoofd het volst is van zorg, en onze handen het volst zijn van werk, moeten wij toch onze godsdienst niet vergeten, en ons niet ongeschikt laten worden voor oefeningen van de godsvrucht.

1. God gebood dat in de nacht, wanneer zij uit Egypte gaan zullen, in al hun gezinnen een lam geslacht zou worden, of dat twee of drie gezinnen, als zij klein waren, tezamen een lam zouden slachten. Het lam moest vier dagen tevoren gereed gehouden zijn, en in die namiddag moesten zij het slachten, als een offer Exodus 12:6, niet in strikte zin, want het werd niet op het altaar geofferd, maar als een godsdienstige plechtigheid, Gods goedheid jegens hen erkennende, niet slechts door hen te bewaren voor, maar ook door hen te verlossen door, de plagen, die over Egypte gebracht werden. Let op de oudheid van de huisgodsdienst, en op het gerieflijke, dat kleine gezinnen zich kunnen samenvoegen voor de aanbidding van God, ten einde haar meer plechtig te maken.

II. Het lam, aldus geslacht zijnde, moest gebraden worden om het te eten, en het moest gegeten worden met ongezuurde broden en bittere kruiden, omdat zij het met haast moesten eten, Exodus 12:11, en er niets van moesten overlaten tot de morgen, want God wilde dat zij van Hem afhankelijk zouden zijn voor hun dagelijks brood, en niet bezorgd zouden zijn tegen de morgen. Hij, die hen leidde, zou hen ook voeden.

III. Eer zij het vlees aten van het lam, moesten zij van het bloed aan de deurposten strijken, Exodus 12:7. Hierdoor werden hun huizen onderscheiden van die van de Egyptenaren, en aldus hun eerstgeborenen beveiligd voor het zwaard van de verderfengel, Exodus 12:12, Exodus 12:13. Er moest in die nacht een verschrikkelijk werk gedaan worden in Egypte, al de eerstgeborenen van mensen en beesten moesten gedood worden, en er moest gericht geoefend worden aan de goden van Egypte. Mozes maakt in dit hoofdstuk geen melding van de vervulling hiervan, maar wel spreekt hij er van in Numbers 33:4. Het is zeer waarschijnlijk, dat de afgoden, die de Egyptenaren aanbaden, vernield werden, die uit metaal vervaardigd waren, smolten, die uit hout waren gemaakt, verbrandden, en die van steen werden vergruizeld, waaruit Jethro tot de gevolgtrekking komt, dat de Heer groter is dan alle goden. Dezelfde engel, die hun eerstgeborenen doodde, verbrak hun afgoden, die hun niet minder dierbaar waren. Om Israël te beschermen tegen deze plaag, werd hun geboden het bloed van het lam aan de deurposten te strijken, hun doen hiervan zal aangenomen worden als een blijk van hun geloof in de waarschuwingen van God en van hun gehoorzaamheid aan Zijn geboden. In tijden van algemene rampen zal God Zijn eigen volk beveiligen en een teken aan hen stellen, zij zullen verborgen worden of in de hemel, of onder de hemel, bewaard hetzij van de slag van het oordeel, of tenminste van de prikkel er van. In tijden van algemene rampen is het bloed van de besprenging de veiligheid van de heiligen, dat is het, hetwelk hen tekent voor God, het geweten bevredigt, en hun vrijmoedigheid geeft om toe te gaan tot de troon van de genade, en aldus een muur ter beschutting rondom hen wordt, en een muur ter afscheiding tussen hen en de kinderen van deze wereld.

IV. Het moest jaarlijks gehouden worden als een feest van de Heer in hun geslachten, waaraan het feest van de ongezuurde broden verbonden werd, gedurende hetwelk zij zeven dagen lang geen ander dan ongedesemd brood moesten eten, ter herinnering, dat zij gedurende vele dagen na hun uittocht uit Egypte, noodzakelijkerwijs tot zulk brood beperkt waren Exodus 12:14 Dit gebod werd hun ingeprent z, dat zij er geen vergissing mee konden begaan, en ook ter opwekking van hen, die in Egypte misschien over het algemeen wel stompzinnig en onverschillig zijn geworden omtrent de zaken van de godsdienst tot een naarstig onderhouden van de inzetting.

Nu was er ongetwijfeld veel van het evangelie in deze inzetting. In het Nieuwe Testament wordt er dikwijls naar verwezen en aan ons is het Evangelie er in verkondigd, en "niet alleen aan hen, die niet sterk zouden zien op het einde," Hebrews 4:2, 2 Corinthians 3:13.

1. Het paaslam was een type, Christus is ons Paaslam, 1 Corinthians 5:7.

a. Het moest een lam zijn, en Christus is het "Lam Gods," John 1:29, in de Openbaring dikwijls het Lam genoemd, zachtmoedig en onschuldig als een lam, stom voor het aangezicht van zijn scheerders, en voor die het slacht.

b. Het moest een mannetje zijn, een jaar oud, Exodus 12:5, in de bloei van zijn leven. Christus heeft zichzelf geofferd in het midden van zijn dagen, niet in Zijn kindsheid met de kinderen te Bethlehem. Het duidt de kracht en genoegzaamheid aan van de Heere Jezus, bij wie hulp was besteld.

c, Het moest een volkomen lam wezen Exodus 12:5, waarmee de reinheid van de Heer Jezus wordt aangeduid, een "onbevlekt" lam, 1 Peter 1:19. De rechter, die Hem veroordeelde (alsof Zijn terechtstaan slechts het onderzoek betrof, dat van de offers gedaan werd, namelijk of zij al of niet zonder gebrek waren) verklaarde Hem onschuldig.

d. Het moest vier dagen tevoren afgezonderd worden, Exodus 12:3. 6, aanduidende de bestemming van de Heer Jezus om een Zaligmaker te zijn, beide in voornemen en in belofte. Het is zeer opmerkelijk dat, gelijk Christus tijdens het paasfeest gekruisigd werd, zo heeft Hij ook vier dagen tevoren Zijn plechtige intocht gedaan in Jeruzalem, dus op dezelfde dag, dat het paaslam afgezonderd moest worden.

e. Het moest geslacht. worden, en aan het vuur gebraden worden, Exodus 12:6, aanduidende het vreeslijk lijden van de Heer Jezus tot aan de dood, ja de dood aan het kruis. De toorn Gods is als vuur, en Christus is een vloek voor ons geworden. f. Het moest door de gehele vergadering geslacht worden tussen de twee avonden, dat is: tussen drie uur en zes uur. Christus heeft geleden "in het einde der eeuwen," Hebrews 9:26, door de hand van van de Joden, door geheel de menigte van hen, Luke 23:18, en ten goede van geheel Zijn geestelijk Israël.

g. (geen been moest daaraan gebroken worden, Exodus 12:46, hetgeen uitdrukkelijk gezegd wordt vervuld te zijn in Christus, John 19:33, John 19:36, waarmee de onverbroken kracht van de Heer Jezus wordt aangeduid.

2. Het besprengen met het bloed was een type.

a. Het was niet genoeg, dat het bloed van het lam vergoten werd, het moest ook aan de deurposten gestreken worden, aanduidende de toepassing van Christus' verdiensten op onze ziel, wij moeten "de verzoening krijgen," Romans 5:11.

b. Het moest met een bundeltje hysop gedoopt in het bekken, aan de deurposten gestreken worden, Exodus 12:22. Het eeuwig verbond is, gelijk het bekken, de bewaarplaats van dit bloed, de voordelen en voorrechten, die er door verkregen zijn, zijn daar voor ons bewaard. Geloof is het bundeltje hysop, waarmee wij de beloften op onszelf toepassen en de voordelen van het bloed van Christus, die er in weggelegd zijn.

c. Het moest gestreken worden aan de deurposten, waarmee wordt aangeduid, dat wij openlijk ons geloof in Christus moeten belijden, en Hem moeten gehoorzamen, als degenen, die zich hun afhankelijkheid van Hem niet schamen. Het merkteken van het beest kan ontvangen worden in het voorhoofd of aan de hand, maar het zegel van het Lam is altijd in het voorhoofd, Revelation 7:3. Er is een bijweg naar de hel, maar geen bijweg naar de hemel, neen, dat is een verheven baan, Isaiah 35:8.

d. Het moest gestreken worden op de bovendorpel en de zijposten, maar niet op de drempel, Exodus 12:7, hetgeen een waarschuwing voor ons is om het bloed van het testament "niet onrein te achten," het niet te vertreden, Hebrews 10:29. Het is dierbaar bloed en moet ons dierbaar zijn.

e. Het bloed, aldus gesprengd, was een middel om de Israëlieten voor de verderfengel te bewaren, die geen werk had te verrichten waar het bloed was. Als het bloed van Christus gesprengd is op ons geweten, dan zal het ons beschermen tegen de toorn Gods, de vloek van de wet en de verdoemenis van de hel, Romans 8:1.

3. Het plechtig eten van het lam was een type van onze evangelieplicht jegens Christus.

a. Het paaslam werd geslacht niet om het alleen maar aan te zien, het moest gegeten worden, zo moeten wij door het geloof Christus tot ons eigendom maken, zoals wij doen met hetgeen wij eten, en wij moeten geestelijke kracht en voedsel van Hem ontvangen, verlustiging en verzadiging in Hem vinden, zoals wij hebben door te eten en te drinken als wij hongerig en dorstig zijn, zie John 6:53

b. Het moest geheel gegeten worden, zij, die door het geloof zich voeden met Christus, moeten zich voeden met de gehele Christus, zij moeten Christus nemen en Zijn juk, Christus en Zijn kruis, zowel als Christus en Zijn kroon. "Is Christus gedeeld?" Zij, die veel van Christus verzamelen, houden niets over. c. Het moest terstond gegeten worden, niet uitgesteld tot morgen, Exodus 12:10. Heden is Christus geofferd, en Hij moet aangenomen worden terwijl het nog heden genoemd is, eer wij de slaap van de doods slapen.

d. Het moest met bittere kruiden gegeten worden, Exodus 12:8, ter nagedachtenis aan de bitterheid van hun slavernij in Egypte, wij moeten ons voeden met Christus met smart en verbreking van het hart bij de herdenking van onze zonde, dat zal een heerlijken smaak geven aan het paaslam, als de zonde ons bitter is geworden, zal Christus ons zoet zijn.

e. Het moest in de houding van hen, die tot vertrekken gereed zijn, gegeten worden Exodus 12:11. Als wij door het geloof ons voeden met Christus, dan moeten wij volstrekt en voorgoed uitgaan van de heerschappij van de zonde, Farao's juk van ons afschudden, los zijn van de wereld en van alles, dat erin is, voor Christus alles verlaten, en dit als geen slechte koop beschouwen. Hebrews 13:13, Hebrews 13:14.

4. Het feest van de ongezuurde broden was een type of afschaduwing van het christelijk leven, 1 Corinthians 5:7,1 Corinthians 5:8. Christus Jezus, de Heer, ontvangen hebbende,

a. moeten wij een feest houden van heilige blijdschap, ons voortdurend verlustigende in Christus Jezus. Generlei werk moet gedaan worden, Exodus 12:16, geen zorg toegelaten of er aan toegegeven worden, die onbestaanbaar is met, of nadelig is aan, deze heilige blijdschap. Als ware gelovigen niet voortdurend feestvieren, dan is dit hun eigen schuld.

b. Het moet een feest zijn van ongezuurde broden, gevierd in liefde zonder het zuurdesem van de boosheid, en in oprechtheid, zonder de zuurdesem van de geveinsdheid. De wet op het paasfeest was zeer strikt en streng, en de Joden waren dit in hun gewoonten en gebruiken, zodat er geen zuurdesem in hun huizen gevonden werd, Exodus 12:19. Al het oude zuurdesem van de zonde moet ver weg van ons worden gedaan, met de uiterste zorg en met de grootste afschuw, zo wij het feest willen vieren van een heilig leven tot eer van Christus.

c. Het was een eeuwige inzetting, Exodus 12:17. Zolang wij leven moeten wij ons voeden met Christus, en ons altijd in Hem verblijden met een dankbaar melding maken van de grote dingen, die Hij voor ons gedaan heeft.

Verzen 1-20

Exodus 12:1-20

Mozes en Aron ontvangen hier van de Heer wat zij daarna aan het volk zullen overleveren betreffende de inzetting van het pesach, waaraan een order voorafgaat voor een nieuwe tijdrekening in hun maanden, Exodus 12:1, Exodus 12:2. Deze zelfde maand zal ulieden het hoofd van de maanden zijn. Tot nu toe hadden zij het jaar omstreeks het midden van onze maand September laten aanvangen, maar van nu voortaan moeten zij het omstreeks het midden van onze maand Maart laten beginnen, tenminste voor hun kerkelijke rekeningen. Het is goed om de dag te beginnen, en het jaar te beginnen, en inzonderheid ons leven te beginnen met God. In deze nieuwe tijdrekening begon het jaar in de lente, die het gelaat van het aardrijk vernieuwt, en werd gebruikt als een beeld van de komst van Christus, Song of Solomon 2:11, Song of Solomon 2:12.

Wij kunnen veronderstellen dat Mozes, terwijl hij de tien plagen over Egypte bracht, de Israëlieten aanbevolen heeft om zich gereed te houden voor hun vertrek, waarvoor het bevel ieder ogenblik gegeven kon worden. Waarschijnlijk had hij hen langzamerhand van de plaatsen, waarheen zij verstrooid waren, bij elkaar gebracht, want zij worden hier de vergadering van Israël genoemd, Exodus 12:3, en aan hen, als vergadering, worden deze orders gezonden. Het is licht te begrijpen hoe groot hun verbazing en haast was, en toch moeten zij zich nu met de viering van eene godsdienstplechtigheid bezighouden tot eer van God. Als ons hoofd het volst is van zorg, en onze handen het volst zijn van werk, moeten wij toch onze godsdienst niet vergeten, en ons niet ongeschikt laten worden voor oefeningen van de godsvrucht.

1. God gebood dat in de nacht, wanneer zij uit Egypte gaan zullen, in al hun gezinnen een lam geslacht zou worden, of dat twee of drie gezinnen, als zij klein waren, tezamen een lam zouden slachten. Het lam moest vier dagen tevoren gereed gehouden zijn, en in die namiddag moesten zij het slachten, als een offer Exodus 12:6, niet in strikte zin, want het werd niet op het altaar geofferd, maar als een godsdienstige plechtigheid, Gods goedheid jegens hen erkennende, niet slechts door hen te bewaren voor, maar ook door hen te verlossen door, de plagen, die over Egypte gebracht werden. Let op de oudheid van de huisgodsdienst, en op het gerieflijke, dat kleine gezinnen zich kunnen samenvoegen voor de aanbidding van God, ten einde haar meer plechtig te maken.

II. Het lam, aldus geslacht zijnde, moest gebraden worden om het te eten, en het moest gegeten worden met ongezuurde broden en bittere kruiden, omdat zij het met haast moesten eten, Exodus 12:11, en er niets van moesten overlaten tot de morgen, want God wilde dat zij van Hem afhankelijk zouden zijn voor hun dagelijks brood, en niet bezorgd zouden zijn tegen de morgen. Hij, die hen leidde, zou hen ook voeden.

III. Eer zij het vlees aten van het lam, moesten zij van het bloed aan de deurposten strijken, Exodus 12:7. Hierdoor werden hun huizen onderscheiden van die van de Egyptenaren, en aldus hun eerstgeborenen beveiligd voor het zwaard van de verderfengel, Exodus 12:12, Exodus 12:13. Er moest in die nacht een verschrikkelijk werk gedaan worden in Egypte, al de eerstgeborenen van mensen en beesten moesten gedood worden, en er moest gericht geoefend worden aan de goden van Egypte. Mozes maakt in dit hoofdstuk geen melding van de vervulling hiervan, maar wel spreekt hij er van in Numbers 33:4. Het is zeer waarschijnlijk, dat de afgoden, die de Egyptenaren aanbaden, vernield werden, die uit metaal vervaardigd waren, smolten, die uit hout waren gemaakt, verbrandden, en die van steen werden vergruizeld, waaruit Jethro tot de gevolgtrekking komt, dat de Heer groter is dan alle goden. Dezelfde engel, die hun eerstgeborenen doodde, verbrak hun afgoden, die hun niet minder dierbaar waren. Om Israël te beschermen tegen deze plaag, werd hun geboden het bloed van het lam aan de deurposten te strijken, hun doen hiervan zal aangenomen worden als een blijk van hun geloof in de waarschuwingen van God en van hun gehoorzaamheid aan Zijn geboden. In tijden van algemene rampen zal God Zijn eigen volk beveiligen en een teken aan hen stellen, zij zullen verborgen worden of in de hemel, of onder de hemel, bewaard hetzij van de slag van het oordeel, of tenminste van de prikkel er van. In tijden van algemene rampen is het bloed van de besprenging de veiligheid van de heiligen, dat is het, hetwelk hen tekent voor God, het geweten bevredigt, en hun vrijmoedigheid geeft om toe te gaan tot de troon van de genade, en aldus een muur ter beschutting rondom hen wordt, en een muur ter afscheiding tussen hen en de kinderen van deze wereld.

IV. Het moest jaarlijks gehouden worden als een feest van de Heer in hun geslachten, waaraan het feest van de ongezuurde broden verbonden werd, gedurende hetwelk zij zeven dagen lang geen ander dan ongedesemd brood moesten eten, ter herinnering, dat zij gedurende vele dagen na hun uittocht uit Egypte, noodzakelijkerwijs tot zulk brood beperkt waren Exodus 12:14 Dit gebod werd hun ingeprent z, dat zij er geen vergissing mee konden begaan, en ook ter opwekking van hen, die in Egypte misschien over het algemeen wel stompzinnig en onverschillig zijn geworden omtrent de zaken van de godsdienst tot een naarstig onderhouden van de inzetting.

Nu was er ongetwijfeld veel van het evangelie in deze inzetting. In het Nieuwe Testament wordt er dikwijls naar verwezen en aan ons is het Evangelie er in verkondigd, en "niet alleen aan hen, die niet sterk zouden zien op het einde," Hebrews 4:2, 2 Corinthians 3:13.

1. Het paaslam was een type, Christus is ons Paaslam, 1 Corinthians 5:7.

a. Het moest een lam zijn, en Christus is het "Lam Gods," John 1:29, in de Openbaring dikwijls het Lam genoemd, zachtmoedig en onschuldig als een lam, stom voor het aangezicht van zijn scheerders, en voor die het slacht.

b. Het moest een mannetje zijn, een jaar oud, Exodus 12:5, in de bloei van zijn leven. Christus heeft zichzelf geofferd in het midden van zijn dagen, niet in Zijn kindsheid met de kinderen te Bethlehem. Het duidt de kracht en genoegzaamheid aan van de Heere Jezus, bij wie hulp was besteld.

c, Het moest een volkomen lam wezen Exodus 12:5, waarmee de reinheid van de Heer Jezus wordt aangeduid, een "onbevlekt" lam, 1 Peter 1:19. De rechter, die Hem veroordeelde (alsof Zijn terechtstaan slechts het onderzoek betrof, dat van de offers gedaan werd, namelijk of zij al of niet zonder gebrek waren) verklaarde Hem onschuldig.

d. Het moest vier dagen tevoren afgezonderd worden, Exodus 12:3. 6, aanduidende de bestemming van de Heer Jezus om een Zaligmaker te zijn, beide in voornemen en in belofte. Het is zeer opmerkelijk dat, gelijk Christus tijdens het paasfeest gekruisigd werd, zo heeft Hij ook vier dagen tevoren Zijn plechtige intocht gedaan in Jeruzalem, dus op dezelfde dag, dat het paaslam afgezonderd moest worden.

e. Het moest geslacht. worden, en aan het vuur gebraden worden, Exodus 12:6, aanduidende het vreeslijk lijden van de Heer Jezus tot aan de dood, ja de dood aan het kruis. De toorn Gods is als vuur, en Christus is een vloek voor ons geworden. f. Het moest door de gehele vergadering geslacht worden tussen de twee avonden, dat is: tussen drie uur en zes uur. Christus heeft geleden "in het einde der eeuwen," Hebrews 9:26, door de hand van van de Joden, door geheel de menigte van hen, Luke 23:18, en ten goede van geheel Zijn geestelijk Israël.

g. (geen been moest daaraan gebroken worden, Exodus 12:46, hetgeen uitdrukkelijk gezegd wordt vervuld te zijn in Christus, John 19:33, John 19:36, waarmee de onverbroken kracht van de Heer Jezus wordt aangeduid.

2. Het besprengen met het bloed was een type.

a. Het was niet genoeg, dat het bloed van het lam vergoten werd, het moest ook aan de deurposten gestreken worden, aanduidende de toepassing van Christus' verdiensten op onze ziel, wij moeten "de verzoening krijgen," Romans 5:11.

b. Het moest met een bundeltje hysop gedoopt in het bekken, aan de deurposten gestreken worden, Exodus 12:22. Het eeuwig verbond is, gelijk het bekken, de bewaarplaats van dit bloed, de voordelen en voorrechten, die er door verkregen zijn, zijn daar voor ons bewaard. Geloof is het bundeltje hysop, waarmee wij de beloften op onszelf toepassen en de voordelen van het bloed van Christus, die er in weggelegd zijn.

c. Het moest gestreken worden aan de deurposten, waarmee wordt aangeduid, dat wij openlijk ons geloof in Christus moeten belijden, en Hem moeten gehoorzamen, als degenen, die zich hun afhankelijkheid van Hem niet schamen. Het merkteken van het beest kan ontvangen worden in het voorhoofd of aan de hand, maar het zegel van het Lam is altijd in het voorhoofd, Revelation 7:3. Er is een bijweg naar de hel, maar geen bijweg naar de hemel, neen, dat is een verheven baan, Isaiah 35:8.

d. Het moest gestreken worden op de bovendorpel en de zijposten, maar niet op de drempel, Exodus 12:7, hetgeen een waarschuwing voor ons is om het bloed van het testament "niet onrein te achten," het niet te vertreden, Hebrews 10:29. Het is dierbaar bloed en moet ons dierbaar zijn.

e. Het bloed, aldus gesprengd, was een middel om de Israëlieten voor de verderfengel te bewaren, die geen werk had te verrichten waar het bloed was. Als het bloed van Christus gesprengd is op ons geweten, dan zal het ons beschermen tegen de toorn Gods, de vloek van de wet en de verdoemenis van de hel, Romans 8:1.

3. Het plechtig eten van het lam was een type van onze evangelieplicht jegens Christus.

a. Het paaslam werd geslacht niet om het alleen maar aan te zien, het moest gegeten worden, zo moeten wij door het geloof Christus tot ons eigendom maken, zoals wij doen met hetgeen wij eten, en wij moeten geestelijke kracht en voedsel van Hem ontvangen, verlustiging en verzadiging in Hem vinden, zoals wij hebben door te eten en te drinken als wij hongerig en dorstig zijn, zie John 6:53

b. Het moest geheel gegeten worden, zij, die door het geloof zich voeden met Christus, moeten zich voeden met de gehele Christus, zij moeten Christus nemen en Zijn juk, Christus en Zijn kruis, zowel als Christus en Zijn kroon. "Is Christus gedeeld?" Zij, die veel van Christus verzamelen, houden niets over. c. Het moest terstond gegeten worden, niet uitgesteld tot morgen, Exodus 12:10. Heden is Christus geofferd, en Hij moet aangenomen worden terwijl het nog heden genoemd is, eer wij de slaap van de doods slapen.

d. Het moest met bittere kruiden gegeten worden, Exodus 12:8, ter nagedachtenis aan de bitterheid van hun slavernij in Egypte, wij moeten ons voeden met Christus met smart en verbreking van het hart bij de herdenking van onze zonde, dat zal een heerlijken smaak geven aan het paaslam, als de zonde ons bitter is geworden, zal Christus ons zoet zijn.

e. Het moest in de houding van hen, die tot vertrekken gereed zijn, gegeten worden Exodus 12:11. Als wij door het geloof ons voeden met Christus, dan moeten wij volstrekt en voorgoed uitgaan van de heerschappij van de zonde, Farao's juk van ons afschudden, los zijn van de wereld en van alles, dat erin is, voor Christus alles verlaten, en dit als geen slechte koop beschouwen. Hebrews 13:13, Hebrews 13:14.

4. Het feest van de ongezuurde broden was een type of afschaduwing van het christelijk leven, 1 Corinthians 5:7,1 Corinthians 5:8. Christus Jezus, de Heer, ontvangen hebbende,

a. moeten wij een feest houden van heilige blijdschap, ons voortdurend verlustigende in Christus Jezus. Generlei werk moet gedaan worden, Exodus 12:16, geen zorg toegelaten of er aan toegegeven worden, die onbestaanbaar is met, of nadelig is aan, deze heilige blijdschap. Als ware gelovigen niet voortdurend feestvieren, dan is dit hun eigen schuld.

b. Het moet een feest zijn van ongezuurde broden, gevierd in liefde zonder het zuurdesem van de boosheid, en in oprechtheid, zonder de zuurdesem van de geveinsdheid. De wet op het paasfeest was zeer strikt en streng, en de Joden waren dit in hun gewoonten en gebruiken, zodat er geen zuurdesem in hun huizen gevonden werd, Exodus 12:19. Al het oude zuurdesem van de zonde moet ver weg van ons worden gedaan, met de uiterste zorg en met de grootste afschuw, zo wij het feest willen vieren van een heilig leven tot eer van Christus.

c. Het was een eeuwige inzetting, Exodus 12:17. Zolang wij leven moeten wij ons voeden met Christus, en ons altijd in Hem verblijden met een dankbaar melding maken van de grote dingen, die Hij voor ons gedaan heeft.

Verzen 21-28

Exodus 12:21-28

Als een getrouw huisverzorger van God leert Mozes hier de kinderen Israëls te onderhouden alles, wat God hem had geboden, en ongetwijfeld heeft hij hun die instructies even ruim en uitvoerig gegeven als hij ze heeft ontvangen, hoewel zij niet zo uitvoerig vermeld zijn. Er wordt hier nog bijgevoegd:

1. Dat in die nacht, toen de eerstgeborenen van de Egyptenaren gedood werden, geen Israëliet v r de morgen buiten zijn huis moest gaan, dat is: niet voor tegen de morgen, wanneer zij geroepen zullen worden om uit Egypte te gaan, Exodus 12:22. Niet alsof de verderfengel een Israëliet niet ook op straat van een Egyptenaar zou kunnen onderscheiden maar God wilde hun te kennen geven, dat zij hun veiligheid verschuldigd waren aan het bloed van de besprenging, het was op hun gevaar zo zij zich buiten de bescherming daarvan stelden, en ook, dat zij, die door God als de Zijnen getekend zijn, zich niet met de boosdoeners moeten vermengen, zie Isaiah 26:20, Isaiah 26:21. Zij moesten niet uitgaan uit de deur van hun huizen, opdat zij niet zouden ronddwalen en uit zijn als het bevel tot vertrekken gegeven werd, zij moesten in huis blijven en wachten op het heil van de Heer, en het is goed om aldus te wachten.

2. Dat zij later hun kinderen zorgvuldig de betekenis van deze dienst moesten leren Exodus 12:26, Exodus 12:27.

Merk op:

a. De vraag, die de kinderen zullen doen betreffende deze plechtigheid, (die zij spoedig in het gezin zouden opmerken)" Wat hebt gij daar voor een dienst? Wat betekent al die zorg en nauwkeurigheid voor het eten van dit lam en dit ongezuurd brood meer dan voor gewoon voedsel? Waartoe zo'n verschil tussen die maaltijd en andere maaltijden?" Het is goed kinderen weetgierig te zien omtrent de dingen Gods, en het is te hopen dat zij, die zorgvuldig vragen naar de weg, hem zullen vinden. Christus zelf heeft toen Hij een kind was, de leraren "gehoord en ondervraagd," Luke 2:46. Het is voor ons allen nodig om de betekenis recht te verstaan van de heilige inzettingen, waarin wij God aanbidden, wat er de aard en het doel van is, wat betekend en wat bedoeld wordt, wat de plicht is, die er van ons in verwacht wordt, en wat de voordelen zijn, die wij er door kunnen verwachten. Iedere inzetting heeft een betekenis: van sommige inzettingen, zoals die van de sacramenten is de betekenis niet zo duidelijk en blijkbaar als van anderen, daarom is het ons nodig te onderzoeken, "opdat wij de Heer het blinde niet offeren", maar een redelijke dienst doen. Indien wij onwetend zijn omtrent heilige inzettingen, of er een verkeerd begrip van hebben, dan kunnen wij er God niet in behagen, en er voor onszelf geen nut of voordeel van hebben.

b. Het antwoord, dat de ouders op die vraag moeten geven, Exodus 12:27. Gij zult zeggen: Dit is een paasoffer voor de Heer, dat is: "Door het slachten en offeren van dit lam houden wij in gedachtenis het werk van wonder en genade, dat God voor onze vaderen gedaan heeft, toen Hij, om de weg te bereiden voor onze verlossing uit het diensthuis, de eerstgeborenen van de Egyptenaren heeft gedood, en hen aldus gedwongen heeft onze vrijlating te ondertekenen. En hoewel er ook bij ons zonden waren tegen de Heere, onze God, waarvoor de verderfengel toen hij uitging om gericht te oefenen, ook onze eerstgeborenen rechtvaardig had kunnen doden, heeft God genadig het familieoffer van een lam aangewezen en aangenomen in de plaats van de eerstgeborenen, zoals vanouds de ram in de plaats van Izak, en in elk huis, waar het lam geslacht werd, was de eerstgeborene behouden". De herhaling van deze plechtigheid met ieder wederkerend jaar was bestemd:

Ten eerste. Ter gedachtenis, om terug te zien, opdat zij zouden gedenken wat grote dingen God voor hen en hun vaderen gedaan heeft. Het woord pesach betekent een sprong of overgang, het is een voorbijgaan, want de verderfengel ging de huizen van de Israëlieten voorbij en heeft hun eerstgeborenen niet gedood. Als God een algeheel verderf brengt over Zijn volk, dan zegt Hij, "Ik zal het voortaan niet meer voorbijgaan" Amos 7:8, Amos 7:8, 2:aanduidende hoe dikwijls Hij het voorbijgegaan was, zoals nu de verderfengel hun huizen voorbijging. Onderscheidende gunsten leggen bijzondere verplichtingen op. Als "duizend vallen aan onze zijde en tienduizend aan onze rechterhand," terwijl wij gespaard blijven, en onze ziel-dat is ons leven-ons tot een buit zal zijn, dan behoren wij daar diep door getroffen te zijn. Als in oorlog of de pest de pijl van de dood ons voorbijging, over ons heenging, diegene trof, die naast ons stond, en ons heeft gemist, dan moeten wij niet zeggen, dat het toevallig was, dat wij gespaard bleven, maar door de leiding van de voorzienigheid van onze God. Vroegere gunsten jegens onszelf of jegens onze vaderen moeten niet vergeten worden maar in eeuwige gedachtenis worden gehouden, opdat God worde geprezen, ons geloof in Hem worde aangemoedigd. en ons hart verruimd worde in Zijn dienst.

Ten tweede. Zij was bedoeld om voorwaarts te doen zien als een onderpand van het grote offer van het Lam Gods in de volheid van de tijd, in de plaats van ons en onze eerstgeborenen. Wij waren blootgesteld aan het zwaard van de verderfengel, maar Christus, ons Pesach, was voor ons geofferd. Zijn dood was ons leven, en aldus was Hij "het Lam, geslacht van voor de grondlegging van de wereld," van de grondlegging van de Joodse kerk. Mozes hield het pesach door het geloof in Christus, want het einde van de wet is Christus tot rechtvaardigheid.

Het volk ontving deze instructies met eerbied en bereidwillige gehoorzaamheid.

1. Toen boog zich het volk en aanbad, Exodus 12:27, waarmee zij hun onderwerping te kennen gaven aan deze inzetting als een wet, en hun dankbaarheid er voor als een gunst en voorrecht. Als God ons een wet geeft, moeten wij Hem ere geven, als Hij spreekt, moeten wij het hoofd buigen en aanbidden.

2. Zij gingen en deden het, zoals het hun geboden was, Exodus 12:28. Hier was niets van die ontevredenheid en het murmureren onder hen, waarvan wij lazen in Exodus 5:20 De plagen van Egypte hadden hun goed gedaan, en hun verwachting opgewekt van een heerlijke bevrijding, waaraan zij tevoren gewanhoopt hadden, en nu gingen zij uit om haar op de voorgeschreven weg te ontmoeten. De vervulling van Gods goedertierenheden jegens ons moet gewacht worden in een ootmoedige waarneming van Zijn inzettingen.

Verzen 21-28

Exodus 12:21-28

Als een getrouw huisverzorger van God leert Mozes hier de kinderen Israëls te onderhouden alles, wat God hem had geboden, en ongetwijfeld heeft hij hun die instructies even ruim en uitvoerig gegeven als hij ze heeft ontvangen, hoewel zij niet zo uitvoerig vermeld zijn. Er wordt hier nog bijgevoegd:

1. Dat in die nacht, toen de eerstgeborenen van de Egyptenaren gedood werden, geen Israëliet v r de morgen buiten zijn huis moest gaan, dat is: niet voor tegen de morgen, wanneer zij geroepen zullen worden om uit Egypte te gaan, Exodus 12:22. Niet alsof de verderfengel een Israëliet niet ook op straat van een Egyptenaar zou kunnen onderscheiden maar God wilde hun te kennen geven, dat zij hun veiligheid verschuldigd waren aan het bloed van de besprenging, het was op hun gevaar zo zij zich buiten de bescherming daarvan stelden, en ook, dat zij, die door God als de Zijnen getekend zijn, zich niet met de boosdoeners moeten vermengen, zie Isaiah 26:20, Isaiah 26:21. Zij moesten niet uitgaan uit de deur van hun huizen, opdat zij niet zouden ronddwalen en uit zijn als het bevel tot vertrekken gegeven werd, zij moesten in huis blijven en wachten op het heil van de Heer, en het is goed om aldus te wachten.

2. Dat zij later hun kinderen zorgvuldig de betekenis van deze dienst moesten leren Exodus 12:26, Exodus 12:27.

Merk op:

a. De vraag, die de kinderen zullen doen betreffende deze plechtigheid, (die zij spoedig in het gezin zouden opmerken)" Wat hebt gij daar voor een dienst? Wat betekent al die zorg en nauwkeurigheid voor het eten van dit lam en dit ongezuurd brood meer dan voor gewoon voedsel? Waartoe zo'n verschil tussen die maaltijd en andere maaltijden?" Het is goed kinderen weetgierig te zien omtrent de dingen Gods, en het is te hopen dat zij, die zorgvuldig vragen naar de weg, hem zullen vinden. Christus zelf heeft toen Hij een kind was, de leraren "gehoord en ondervraagd," Luke 2:46. Het is voor ons allen nodig om de betekenis recht te verstaan van de heilige inzettingen, waarin wij God aanbidden, wat er de aard en het doel van is, wat betekend en wat bedoeld wordt, wat de plicht is, die er van ons in verwacht wordt, en wat de voordelen zijn, die wij er door kunnen verwachten. Iedere inzetting heeft een betekenis: van sommige inzettingen, zoals die van de sacramenten is de betekenis niet zo duidelijk en blijkbaar als van anderen, daarom is het ons nodig te onderzoeken, "opdat wij de Heer het blinde niet offeren", maar een redelijke dienst doen. Indien wij onwetend zijn omtrent heilige inzettingen, of er een verkeerd begrip van hebben, dan kunnen wij er God niet in behagen, en er voor onszelf geen nut of voordeel van hebben.

b. Het antwoord, dat de ouders op die vraag moeten geven, Exodus 12:27. Gij zult zeggen: Dit is een paasoffer voor de Heer, dat is: "Door het slachten en offeren van dit lam houden wij in gedachtenis het werk van wonder en genade, dat God voor onze vaderen gedaan heeft, toen Hij, om de weg te bereiden voor onze verlossing uit het diensthuis, de eerstgeborenen van de Egyptenaren heeft gedood, en hen aldus gedwongen heeft onze vrijlating te ondertekenen. En hoewel er ook bij ons zonden waren tegen de Heere, onze God, waarvoor de verderfengel toen hij uitging om gericht te oefenen, ook onze eerstgeborenen rechtvaardig had kunnen doden, heeft God genadig het familieoffer van een lam aangewezen en aangenomen in de plaats van de eerstgeborenen, zoals vanouds de ram in de plaats van Izak, en in elk huis, waar het lam geslacht werd, was de eerstgeborene behouden". De herhaling van deze plechtigheid met ieder wederkerend jaar was bestemd:

Ten eerste. Ter gedachtenis, om terug te zien, opdat zij zouden gedenken wat grote dingen God voor hen en hun vaderen gedaan heeft. Het woord pesach betekent een sprong of overgang, het is een voorbijgaan, want de verderfengel ging de huizen van de Israëlieten voorbij en heeft hun eerstgeborenen niet gedood. Als God een algeheel verderf brengt over Zijn volk, dan zegt Hij, "Ik zal het voortaan niet meer voorbijgaan" Amos 7:8, Amos 7:8, 2:aanduidende hoe dikwijls Hij het voorbijgegaan was, zoals nu de verderfengel hun huizen voorbijging. Onderscheidende gunsten leggen bijzondere verplichtingen op. Als "duizend vallen aan onze zijde en tienduizend aan onze rechterhand," terwijl wij gespaard blijven, en onze ziel-dat is ons leven-ons tot een buit zal zijn, dan behoren wij daar diep door getroffen te zijn. Als in oorlog of de pest de pijl van de dood ons voorbijging, over ons heenging, diegene trof, die naast ons stond, en ons heeft gemist, dan moeten wij niet zeggen, dat het toevallig was, dat wij gespaard bleven, maar door de leiding van de voorzienigheid van onze God. Vroegere gunsten jegens onszelf of jegens onze vaderen moeten niet vergeten worden maar in eeuwige gedachtenis worden gehouden, opdat God worde geprezen, ons geloof in Hem worde aangemoedigd. en ons hart verruimd worde in Zijn dienst.

Ten tweede. Zij was bedoeld om voorwaarts te doen zien als een onderpand van het grote offer van het Lam Gods in de volheid van de tijd, in de plaats van ons en onze eerstgeborenen. Wij waren blootgesteld aan het zwaard van de verderfengel, maar Christus, ons Pesach, was voor ons geofferd. Zijn dood was ons leven, en aldus was Hij "het Lam, geslacht van voor de grondlegging van de wereld," van de grondlegging van de Joodse kerk. Mozes hield het pesach door het geloof in Christus, want het einde van de wet is Christus tot rechtvaardigheid.

Het volk ontving deze instructies met eerbied en bereidwillige gehoorzaamheid.

1. Toen boog zich het volk en aanbad, Exodus 12:27, waarmee zij hun onderwerping te kennen gaven aan deze inzetting als een wet, en hun dankbaarheid er voor als een gunst en voorrecht. Als God ons een wet geeft, moeten wij Hem ere geven, als Hij spreekt, moeten wij het hoofd buigen en aanbidden.

2. Zij gingen en deden het, zoals het hun geboden was, Exodus 12:28. Hier was niets van die ontevredenheid en het murmureren onder hen, waarvan wij lazen in Exodus 5:20 De plagen van Egypte hadden hun goed gedaan, en hun verwachting opgewekt van een heerlijke bevrijding, waaraan zij tevoren gewanhoopt hadden, en nu gingen zij uit om haar op de voorgeschreven weg te ontmoeten. De vervulling van Gods goedertierenheden jegens ons moet gewacht worden in een ootmoedige waarneming van Zijn inzettingen.

Verzen 29-36

Exodus 12:29-36

1. Hier zien wij de zonen van de Egyptenaren namelijk hun eerstgeborenen, gedood, Exodus 12:29 Indien Farao de waarschuwing ter harte had willen nemen, die hem door deze plaag was gegeven, en Israël had losgelaten, hoeveel dierbare en kostelijke levens zouden dan niet gespaard zijn gebleven! Maar zie wat een hardnekkig ongeloof niet al brengt over de mensen.

Merk op:

1. De tijd, wanneer deze slag werd toegebracht, het was te middernacht, hetgeen er het ontzettende nog van vermeerderde. De drie vorige nachten waren verschrikkelijk gemaakt door de plaag van de duisternis, die getast kon worden en ongetwijfeld hun rust had verstoord, en toen zij nu op een rustige nachtrust hoopten, werd te middernacht het alarmsein gegeven. Toen de verderfengel zijn zwaard trok tegen Jeruzalem, was het dag, 2 Samuel 24:15, waardoor het minder ontzettend was, maar het verderf over de Egyptenaren was door "een pest die in de donkerheid wandelt," Psalms 91:6. Weldra zal te middernacht het geroep worden gehoord: Zie, de Bruidegom komt.

2. Op wie de plaag viel, op hun eerstgeborenen, de vreugde en hoop van hun gezinnen. Zij hadden de Hebreeuwse kinderen gedood, en nu doodde God die van hen. Aldus bezoekt Hij de ongerechtigheid van de vaderen aan de kinderen, en God is niet onrechtvaardig, als Hij toorn over ons brengt.

3. Hoe ver zij reikte, van de troon tot het gevangenhuis, vorst en boer staan gelijk voor Gods rechterstoel, want bij Hem is geen aanneming van een persoon: zie Job 34:19, Job 34:20. Nu "waren de verslagenen van de Heer vermenigvuldigd, menigten, menigten vallen in dit dal van de dorswagens" of van de "beslissing," toen de twist tussen God en Farao beslist moest worden.

4. Welk een kreet er toen opging, er was een groot geschrei in Egypte, een algemene klacht, een rouwbedrijf voor hun enige zonen (bij velen) en bij allen voor hun eerstgeborenen. Als iemand in de nachts plotseling ziek wordt, dan roept men de buren, maar voor de Egyptenaren was er geen hulp, geen troost bij hun buren, daar allen door dezelfde ramp waren getroffen. Laat ons hieruit leren:

a. Te beven voor God, en "te vrezen voor Zijn oordelen," Psalms 1:1-19:120. Wie kan voor Hem bestaan? Wie durft Hem weerstaan?

b. Gode dankbaar te wezen voor de dagelijkse bewaring van onszelf en ons gezin, aan zoveel gevaren blootgesteld zijnde, hebben wij reden te zeggen: "Het zijn de goedertierenheden van de Heer, dat wij niet vernield zijn."

II. Gods zonen, Zijn eerstgeborenen, behouden, verlost. Dit oordeel heeft Farao overwonnen, hem genoodzaakt zich op genade of ongenade over te geven. De mensen zouden beter doen met maar terstond Gods voorwaarden aan te nemen, want hoe lang zij ook tegenstand bieden, nooit zal Hij hun voorwaarden aannemen. Nu is Farao's hoogmoed neergeworpen, en hij bewilligt in alles wat Mozes had geëist: Dient de Heer, gelijk gijlieden gesproken hebt, Exodus 12:31, neemt ook met u uw schapen en uw runderen, zoals gij gesproken hebt, Exodus 12:32. Gods woord zal bestaan, en wij winnen niets met het te betwisten, of met dralen en uitstellen om ons er aan te onderwerpen. Tot nu toe was het de Israëlieten niet vergund heen te gaan, maar nu zijn de zaken tot het uiterste gekomen, en tengevolge daarvan:

1. Wordt hun bevolen heen te gaan, Exodus 12:31. Maakt u op, trekt uit het midden van mijn volk. Farao had aan Mozes gezegd dat hij zijn aangezicht niet meer zien zou, maar nu zond hij om hem, diegenen zullen God vroeg zoeken in hun benauwdheid, die Hem tevoren weerstaan hebben. Hij was nu in zo'n angst, dat hij in de nacht orders gaf voor hun vrijlating, vrezende dat, zo hij langer uitstelde hij zelf nu het eerst zou vallen. En dat hij hen wegzond, niet als mensen die gehaat waren, (gelijk de heidense geschiedschrijvers deze zaak hebben voorgesteld) maar als mensen die gevreesd waren, wordt duidelijk gezien in zijn nederig verzoek aan hen, Exodus 12:32 "en zegent mij ook. Bidt voor mij, dat mij geen plagen mogen treffen vanwege hetgeen geschied is, nadat gij zult heengegaan zijn." Zij, die vijanden zijn van de kerk van God, zijn vijanden van zichzelf, en vroeg of laat zal hen geleerd worden dit in te zien.

2. Zij worden door de Egyptenaren gedrongen om te vertrekken, Wij zijn allen dood! riepen zij, Exodus 12:33. Als de dood in ons huis komt, dan is het tijdig en gepast om aan onze eigen dood te denken. Zijn onze bloedverwanten gestorven? Hieruit is gemakkelijk af te leiden, dat wij stervende zijn, ja in eigenlijke zin reeds dood zijn. Op dit denkbeeld dringen zij de Israëlieten om te vertrekken, hetgeen aan de Israëlieten een groot voordeel gaf bij het eisen van hun gouden en zilveren vaten Exodus 12:35, Exodus 12:36. Toen de Egyptenaren hen drongen om heen te gaan, konden zij hun gemakkelijk zeggen dat zij hen arm hadden gehouden, en dat zij niet met een lege beurs zo'n reis konden ondernemen, als zij hun wilden geven hetgeen, waarmee zij de kosten er van konden bestrijden, dan wilden zij heengaan. En dit heeft de goddelijke wijsheid bedoeld met de dingen tot dit uiterste te laten komen, namelijk dat zij, door geducht te worden voor de Egyptenaren, van hen konden krijgen wat zij vroegen. De Heer heeft ook door Zijn invloed op de geest van de mensen het hart van de Egyptenaren geneigd om hun te geven wat zij begeerden, waarmee zij waarschijnlijk bedoelden verzoening te doen opdat de plaag zou ophouden, zoals de Filistijnen, toen zij de ark terugzonden er, met het oog op dit precedent, een geschenk mee gezonden hebben, als een zoenoffer, 1 Samuel 6:3. De Israëlieten mochten hetgeen zij van de Egyptenaren aldus eisten ontvangen en behouden:

a. Even rechtmatig, als dienstknechten loon ontvangen van hun meesters voor werk, dat zij verricht hebben, en het opeisen als het hun onthouden wordt.

b. Even rechtmatig als overwinnaars in de oorlog de buit nemen van de vijanden, die zij tenonder hebben gebracht. Farao was in opstand tegen de God van de Hebreeën, waardoor hij alles wat hij bezat, had verbeurd.

c. Even rechtmatig als onderdanen de goederen aannemen, die hun door hun vorst worden geschonken. God is de soevereine eigenaar van de aarde en van haar volheid, en als Hij iets van de een neemt en het aan de ander geeft, wie kan dan tot Hem zeggen: Wat doet gij? Het was op Gods uitdrukkelijk bevel en volgens Zijn aanwijzing, dat de Israëlieten deden wat zij deden, hetgeen voldoende was om hen te rechtvaardigen en te verdedigen, maar wat zij deden zal anderen (die zich op zo'n volmacht niet kunnen beroepen) het recht niet geven om hetzelfde te doen. Laat ons gedenken:

a.a. Dat de Koning van de koningen geen kwaad of onrecht kan doen. b.b. Dat Hij de verdrukte recht zal doen, Psalms 146:7. En zo is het dan, dat "het vermogen van de zondaar dikwijls blijkt weggelegd voor de rechtvaardige," Proverbs 13:22, Job 27:16, Job 27:17.

Verzen 29-36

Exodus 12:29-36

1. Hier zien wij de zonen van de Egyptenaren namelijk hun eerstgeborenen, gedood, Exodus 12:29 Indien Farao de waarschuwing ter harte had willen nemen, die hem door deze plaag was gegeven, en Israël had losgelaten, hoeveel dierbare en kostelijke levens zouden dan niet gespaard zijn gebleven! Maar zie wat een hardnekkig ongeloof niet al brengt over de mensen.

Merk op:

1. De tijd, wanneer deze slag werd toegebracht, het was te middernacht, hetgeen er het ontzettende nog van vermeerderde. De drie vorige nachten waren verschrikkelijk gemaakt door de plaag van de duisternis, die getast kon worden en ongetwijfeld hun rust had verstoord, en toen zij nu op een rustige nachtrust hoopten, werd te middernacht het alarmsein gegeven. Toen de verderfengel zijn zwaard trok tegen Jeruzalem, was het dag, 2 Samuel 24:15, waardoor het minder ontzettend was, maar het verderf over de Egyptenaren was door "een pest die in de donkerheid wandelt," Psalms 91:6. Weldra zal te middernacht het geroep worden gehoord: Zie, de Bruidegom komt.

2. Op wie de plaag viel, op hun eerstgeborenen, de vreugde en hoop van hun gezinnen. Zij hadden de Hebreeuwse kinderen gedood, en nu doodde God die van hen. Aldus bezoekt Hij de ongerechtigheid van de vaderen aan de kinderen, en God is niet onrechtvaardig, als Hij toorn over ons brengt.

3. Hoe ver zij reikte, van de troon tot het gevangenhuis, vorst en boer staan gelijk voor Gods rechterstoel, want bij Hem is geen aanneming van een persoon: zie Job 34:19, Job 34:20. Nu "waren de verslagenen van de Heer vermenigvuldigd, menigten, menigten vallen in dit dal van de dorswagens" of van de "beslissing," toen de twist tussen God en Farao beslist moest worden.

4. Welk een kreet er toen opging, er was een groot geschrei in Egypte, een algemene klacht, een rouwbedrijf voor hun enige zonen (bij velen) en bij allen voor hun eerstgeborenen. Als iemand in de nachts plotseling ziek wordt, dan roept men de buren, maar voor de Egyptenaren was er geen hulp, geen troost bij hun buren, daar allen door dezelfde ramp waren getroffen. Laat ons hieruit leren:

a. Te beven voor God, en "te vrezen voor Zijn oordelen," Psalms 1:1-19:120. Wie kan voor Hem bestaan? Wie durft Hem weerstaan?

b. Gode dankbaar te wezen voor de dagelijkse bewaring van onszelf en ons gezin, aan zoveel gevaren blootgesteld zijnde, hebben wij reden te zeggen: "Het zijn de goedertierenheden van de Heer, dat wij niet vernield zijn."

II. Gods zonen, Zijn eerstgeborenen, behouden, verlost. Dit oordeel heeft Farao overwonnen, hem genoodzaakt zich op genade of ongenade over te geven. De mensen zouden beter doen met maar terstond Gods voorwaarden aan te nemen, want hoe lang zij ook tegenstand bieden, nooit zal Hij hun voorwaarden aannemen. Nu is Farao's hoogmoed neergeworpen, en hij bewilligt in alles wat Mozes had geëist: Dient de Heer, gelijk gijlieden gesproken hebt, Exodus 12:31, neemt ook met u uw schapen en uw runderen, zoals gij gesproken hebt, Exodus 12:32. Gods woord zal bestaan, en wij winnen niets met het te betwisten, of met dralen en uitstellen om ons er aan te onderwerpen. Tot nu toe was het de Israëlieten niet vergund heen te gaan, maar nu zijn de zaken tot het uiterste gekomen, en tengevolge daarvan:

1. Wordt hun bevolen heen te gaan, Exodus 12:31. Maakt u op, trekt uit het midden van mijn volk. Farao had aan Mozes gezegd dat hij zijn aangezicht niet meer zien zou, maar nu zond hij om hem, diegenen zullen God vroeg zoeken in hun benauwdheid, die Hem tevoren weerstaan hebben. Hij was nu in zo'n angst, dat hij in de nacht orders gaf voor hun vrijlating, vrezende dat, zo hij langer uitstelde hij zelf nu het eerst zou vallen. En dat hij hen wegzond, niet als mensen die gehaat waren, (gelijk de heidense geschiedschrijvers deze zaak hebben voorgesteld) maar als mensen die gevreesd waren, wordt duidelijk gezien in zijn nederig verzoek aan hen, Exodus 12:32 "en zegent mij ook. Bidt voor mij, dat mij geen plagen mogen treffen vanwege hetgeen geschied is, nadat gij zult heengegaan zijn." Zij, die vijanden zijn van de kerk van God, zijn vijanden van zichzelf, en vroeg of laat zal hen geleerd worden dit in te zien.

2. Zij worden door de Egyptenaren gedrongen om te vertrekken, Wij zijn allen dood! riepen zij, Exodus 12:33. Als de dood in ons huis komt, dan is het tijdig en gepast om aan onze eigen dood te denken. Zijn onze bloedverwanten gestorven? Hieruit is gemakkelijk af te leiden, dat wij stervende zijn, ja in eigenlijke zin reeds dood zijn. Op dit denkbeeld dringen zij de Israëlieten om te vertrekken, hetgeen aan de Israëlieten een groot voordeel gaf bij het eisen van hun gouden en zilveren vaten Exodus 12:35, Exodus 12:36. Toen de Egyptenaren hen drongen om heen te gaan, konden zij hun gemakkelijk zeggen dat zij hen arm hadden gehouden, en dat zij niet met een lege beurs zo'n reis konden ondernemen, als zij hun wilden geven hetgeen, waarmee zij de kosten er van konden bestrijden, dan wilden zij heengaan. En dit heeft de goddelijke wijsheid bedoeld met de dingen tot dit uiterste te laten komen, namelijk dat zij, door geducht te worden voor de Egyptenaren, van hen konden krijgen wat zij vroegen. De Heer heeft ook door Zijn invloed op de geest van de mensen het hart van de Egyptenaren geneigd om hun te geven wat zij begeerden, waarmee zij waarschijnlijk bedoelden verzoening te doen opdat de plaag zou ophouden, zoals de Filistijnen, toen zij de ark terugzonden er, met het oog op dit precedent, een geschenk mee gezonden hebben, als een zoenoffer, 1 Samuel 6:3. De Israëlieten mochten hetgeen zij van de Egyptenaren aldus eisten ontvangen en behouden:

a. Even rechtmatig, als dienstknechten loon ontvangen van hun meesters voor werk, dat zij verricht hebben, en het opeisen als het hun onthouden wordt.

b. Even rechtmatig als overwinnaars in de oorlog de buit nemen van de vijanden, die zij tenonder hebben gebracht. Farao was in opstand tegen de God van de Hebreeën, waardoor hij alles wat hij bezat, had verbeurd.

c. Even rechtmatig als onderdanen de goederen aannemen, die hun door hun vorst worden geschonken. God is de soevereine eigenaar van de aarde en van haar volheid, en als Hij iets van de een neemt en het aan de ander geeft, wie kan dan tot Hem zeggen: Wat doet gij? Het was op Gods uitdrukkelijk bevel en volgens Zijn aanwijzing, dat de Israëlieten deden wat zij deden, hetgeen voldoende was om hen te rechtvaardigen en te verdedigen, maar wat zij deden zal anderen (die zich op zo'n volmacht niet kunnen beroepen) het recht niet geven om hetzelfde te doen. Laat ons gedenken:

a.a. Dat de Koning van de koningen geen kwaad of onrecht kan doen. b.b. Dat Hij de verdrukte recht zal doen, Psalms 146:7. En zo is het dan, dat "het vermogen van de zondaar dikwijls blijkt weggelegd voor de rechtvaardige," Proverbs 13:22, Job 27:16, Job 27:17.

Verzen 37-42

Exodus 12:37-42

Hier is het vertrek van de kinderen van Israël uit Egypte, daar zij hun vrijlating verkregen hebben. Zij vertrokken zonder uitstel of zonder een meer gelegen tijd af te wachten. Farao was nu in een goede gemoedsstemming, maar zij hadden reden te denken dat hij er niet lang in zou blijven, en daarom was het geen tijd van dralen. Wij hebben hier een bericht:

1. Van hun aantal, omtrent zes honderd duizend te voet, Exodus 12:37, behalve de vrouwen en kinderen, die wij, dunkt mij, op niet minder dan nog twaalf maal honderd duizend kunnen veronderstellen. Welk een machtige toeneming van zeventig zielen in weinig meer dan twee honderd jaren! Zie de kracht en uitwerking van die zegen, als God het gebiedt: "Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt." Dit was een type van de menigten, die in de evangeliekerk gebracht werden, toen zij gesticht werd, "alzo wies het woord van de Heer met macht, en nam de overhand."

2. Van hun gevolg. Exodus 12:38, veel vermengd volk trok ook met hen op, afhankelijken van die grote familie, sommigen misschien graag bereid om hun land te verlaten, omdat het verwoest was door de plagen, en zoals wij zeggen, hun fortuin te zoeken met de Israëlieten, anderen gingen mee uit nieuwsgierigheid, om de plechtigheden te zien van de offeranden van de Israëlieten aan hun God, waarvan zoveel gesproken was, en verwachtende heerlijke verschijningen van God aan hen te zien in het veld van Zoan, Psalms 78:12. Waarschijnlijk bestond het grootste deel van die gemengde menigte uit ruw, onnadenkend volk, die de schare volgden zonder te weten waarom, wij zullen later zien dat zij hun tot een strik waren, Numbers 11:4- en het is waarschijnlijk, dat zij spoedig daarna, toen zij begrepen dat de kinderen van Israël gedurende veertig jaren in de woestijn zullen blijven, hen verlaten hebben en naar Egypte zijn weergekeerd. Er zijn altijd onder de Israëlieten zulken geweest, die geen Israëlieten waren en nog zijn er geveinsden in de kerk, die veel kwaad doen, maar die ten slotte van haar afgeschud zullen worden.

3. Van hun goederen. Zij hadden schapen en runderen, zeer veel vee. Hiervan wordt nota genomen, omdat het lang duurde eer Farao hun wilde toestaan hun goederen mee te nemen, grotendeels bestaande uit vee, Genesis 46:32

4. Van hun provisie voor het kamp, die zeer armoedig en schaal was. Zij brachten in hun reiszakken, gebonden op hun schouders enig deeg mee uit Egypte, Exodus 12:34. Zij hadden het bereid om het de volgende dag te bakken met het oog op hun vertrek, dat zij begrepen nu zeer nabij te zijn, maar nog enige uren vroeger dan zij dachten, weggehaast zijnde namen zij het deeg zoals het was, ongezuurd en toen zij te Sukkoth, hun eerste pleisterplaats, kwamen, bakten zij er ongezuurde koeken van, en nu waren deze dus natuurlijk wel flauw van smaak, maar de vrijheid, waartoe zij gekomen waren, maakte het tot de meest vreugdevolle maaltijd, die zij ooit gehad hadden. De dienstknechten van God moeten geen slaven zijn van hun eetlust, en niet de genietingen van de zinnen tot de hoogste graad van volmaaktheid willen opvoeren. Wij moeten bereid zijn om ons met droog brood tevreden te houden, ja met ongezuurd brood, veeleer dan onze dienst voor God te veronachtzamen of uit te stellen, als degene voor wie spijs en drank het is Gods wil te doen.

5. Van de dagtekening van deze grote gebeurtenis. Het was juist vier honderd en dertig jaren sedert de belofte, gedaan aan Abraham (gelijk de apostel het verklaart Galatians 3:17) bij zijn eerste komst in Kanan, gedurende al welke tijd de kinderen van Israël, dat is de Hebreeën, het onderscheiden, verkoren zaad, vreemdelingen waren in een land, dat het hunne niet was, hetzij Kanan of Egypte. Zolang is de belofte van God aan Abraham van een vestiging onvervuld gebleven, maar nu begonnen de dingen mee te werken tot de vervulling er van. De eerste dag van de tocht van Abrahams zaad naar Kanan was (op de dag af naar het schijnt) juist vier honderd en dertig jaren na de belofte, gedaan aan Abraham, Genesis 12:2, "Ik zal u tot een groot volk maken." Zie hoe stipt God is op Zijn tijd, al worden Zijn beloften ook niet snel of spoedig vervuld, op hun tijd zullen zij vervuld worden.

6. Van het gedenkwaardige er van, Exodus 12:42. Deze nacht zal men de Heer op het ijverigst houden.

a. De leidingen van God van die eerste nacht waren zeer opmerkelijk, opmerkelijk was het verderf van de Egyptenaren, en van de Israëlieten bevrijding er door. God heeft zich hierdoor doen opmerken.

b. De inzettingen van die nacht moesten bij zijn jaarlijkse terugkeer zorgvuldig waargenomen worden. Dit is de nacht van de Heer, de merkwaardige nacht, die op het ijverigst moet gehouden worden van al de kinderen van Israël onder hun geslachten. De grote dingen, die God doet voor Zijn volk moeten hun niet wezen als het wonder van een dag, zoals wij zeggen, maar de gedachtenis er van moet bewaard blijven tot in alle eeuwen, in het bijzonder het werk van onze verlossing door Christus. Deze eerste paasnacht was een nacht van de Heer, die ijverig gehouden moest worden, maar de laatste paasnacht, waarin Christus verraden werd, (en waardoor het eerste pesach en al de andere ceremoniële inzettingen vervangen en opgeheven werden) was een nacht des Heeren, die nog veel ijveriger waargenomen moet worden, toen een juk, veel zwaarder dan dat van Egypte, van onze schouders werd genomen en ons een land, beter dan Kanan, werd voorgesteld. Dat was een tijdelijke bevrijding, die herdacht en gevierd moest worden in hun geslachten, deze is een eeuwige verlossing, die gevierd moet worden in de lof van de heiligen tot in alle eeuwigheid.

Verzen 37-42

Exodus 12:37-42

Hier is het vertrek van de kinderen van Israël uit Egypte, daar zij hun vrijlating verkregen hebben. Zij vertrokken zonder uitstel of zonder een meer gelegen tijd af te wachten. Farao was nu in een goede gemoedsstemming, maar zij hadden reden te denken dat hij er niet lang in zou blijven, en daarom was het geen tijd van dralen. Wij hebben hier een bericht:

1. Van hun aantal, omtrent zes honderd duizend te voet, Exodus 12:37, behalve de vrouwen en kinderen, die wij, dunkt mij, op niet minder dan nog twaalf maal honderd duizend kunnen veronderstellen. Welk een machtige toeneming van zeventig zielen in weinig meer dan twee honderd jaren! Zie de kracht en uitwerking van die zegen, als God het gebiedt: "Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt." Dit was een type van de menigten, die in de evangeliekerk gebracht werden, toen zij gesticht werd, "alzo wies het woord van de Heer met macht, en nam de overhand."

2. Van hun gevolg. Exodus 12:38, veel vermengd volk trok ook met hen op, afhankelijken van die grote familie, sommigen misschien graag bereid om hun land te verlaten, omdat het verwoest was door de plagen, en zoals wij zeggen, hun fortuin te zoeken met de Israëlieten, anderen gingen mee uit nieuwsgierigheid, om de plechtigheden te zien van de offeranden van de Israëlieten aan hun God, waarvan zoveel gesproken was, en verwachtende heerlijke verschijningen van God aan hen te zien in het veld van Zoan, Psalms 78:12. Waarschijnlijk bestond het grootste deel van die gemengde menigte uit ruw, onnadenkend volk, die de schare volgden zonder te weten waarom, wij zullen later zien dat zij hun tot een strik waren, Numbers 11:4- en het is waarschijnlijk, dat zij spoedig daarna, toen zij begrepen dat de kinderen van Israël gedurende veertig jaren in de woestijn zullen blijven, hen verlaten hebben en naar Egypte zijn weergekeerd. Er zijn altijd onder de Israëlieten zulken geweest, die geen Israëlieten waren en nog zijn er geveinsden in de kerk, die veel kwaad doen, maar die ten slotte van haar afgeschud zullen worden.

3. Van hun goederen. Zij hadden schapen en runderen, zeer veel vee. Hiervan wordt nota genomen, omdat het lang duurde eer Farao hun wilde toestaan hun goederen mee te nemen, grotendeels bestaande uit vee, Genesis 46:32

4. Van hun provisie voor het kamp, die zeer armoedig en schaal was. Zij brachten in hun reiszakken, gebonden op hun schouders enig deeg mee uit Egypte, Exodus 12:34. Zij hadden het bereid om het de volgende dag te bakken met het oog op hun vertrek, dat zij begrepen nu zeer nabij te zijn, maar nog enige uren vroeger dan zij dachten, weggehaast zijnde namen zij het deeg zoals het was, ongezuurd en toen zij te Sukkoth, hun eerste pleisterplaats, kwamen, bakten zij er ongezuurde koeken van, en nu waren deze dus natuurlijk wel flauw van smaak, maar de vrijheid, waartoe zij gekomen waren, maakte het tot de meest vreugdevolle maaltijd, die zij ooit gehad hadden. De dienstknechten van God moeten geen slaven zijn van hun eetlust, en niet de genietingen van de zinnen tot de hoogste graad van volmaaktheid willen opvoeren. Wij moeten bereid zijn om ons met droog brood tevreden te houden, ja met ongezuurd brood, veeleer dan onze dienst voor God te veronachtzamen of uit te stellen, als degene voor wie spijs en drank het is Gods wil te doen.

5. Van de dagtekening van deze grote gebeurtenis. Het was juist vier honderd en dertig jaren sedert de belofte, gedaan aan Abraham (gelijk de apostel het verklaart Galatians 3:17) bij zijn eerste komst in Kanan, gedurende al welke tijd de kinderen van Israël, dat is de Hebreeën, het onderscheiden, verkoren zaad, vreemdelingen waren in een land, dat het hunne niet was, hetzij Kanan of Egypte. Zolang is de belofte van God aan Abraham van een vestiging onvervuld gebleven, maar nu begonnen de dingen mee te werken tot de vervulling er van. De eerste dag van de tocht van Abrahams zaad naar Kanan was (op de dag af naar het schijnt) juist vier honderd en dertig jaren na de belofte, gedaan aan Abraham, Genesis 12:2, "Ik zal u tot een groot volk maken." Zie hoe stipt God is op Zijn tijd, al worden Zijn beloften ook niet snel of spoedig vervuld, op hun tijd zullen zij vervuld worden.

6. Van het gedenkwaardige er van, Exodus 12:42. Deze nacht zal men de Heer op het ijverigst houden.

a. De leidingen van God van die eerste nacht waren zeer opmerkelijk, opmerkelijk was het verderf van de Egyptenaren, en van de Israëlieten bevrijding er door. God heeft zich hierdoor doen opmerken.

b. De inzettingen van die nacht moesten bij zijn jaarlijkse terugkeer zorgvuldig waargenomen worden. Dit is de nacht van de Heer, de merkwaardige nacht, die op het ijverigst moet gehouden worden van al de kinderen van Israël onder hun geslachten. De grote dingen, die God doet voor Zijn volk moeten hun niet wezen als het wonder van een dag, zoals wij zeggen, maar de gedachtenis er van moet bewaard blijven tot in alle eeuwen, in het bijzonder het werk van onze verlossing door Christus. Deze eerste paasnacht was een nacht van de Heer, die ijverig gehouden moest worden, maar de laatste paasnacht, waarin Christus verraden werd, (en waardoor het eerste pesach en al de andere ceremoniële inzettingen vervangen en opgeheven werden) was een nacht des Heeren, die nog veel ijveriger waargenomen moet worden, toen een juk, veel zwaarder dan dat van Egypte, van onze schouders werd genomen en ons een land, beter dan Kanan, werd voorgesteld. Dat was een tijdelijke bevrijding, die herdacht en gevierd moest worden in hun geslachten, deze is een eeuwige verlossing, die gevierd moet worden in de lof van de heiligen tot in alle eeuwigheid.

Verzen 43-51

Exodus 12:43-51

Er worden hier nog enige voorschriften gegeven betreffende het pesach, zoals het in latere tijden gehouden moest worden.

1. De hele vergadering van Israëlieten moet het houden, Exodus 12:47. Allen, die delen in Gods goedertierenheden, moeten zich verenigen in lof en dankzegging er voor. Hoewel het in de afzonderlijke gezinnen gehouden werd, werd het toch beschouwd als de daad van de hele vergadering, want de kleinere gemeenten vormden tezamen de grote gemeente. Het Nieuw Testamentische pesach, het Avondmaal van de Heer, behoort door niemand verzuimd te worden, die instaat is het te vieren. Wie tevreden en gerust de gedachtenisviering van zo'n grote verlossing kan verzuimen of veronachtzamen, is de naam van Israëliet niet waardig.

2. Geen vreemdeling, die onbesneden was, mocht toegelaten worden om er van te eten Exodus 12:43, Exodus 12:45, Exodus 12:48. Niemand mocht aanzitten dan zij, die inkwamen door de deur, en zo mag ook niemand tot de versterkende inzetting van het avondmaal van de Heer naderen, die niet eerst onderworpen is aan de inzetting van de doop. Wij moeten wedergeboren zijn door het woord, eer wij er door gevoed kunnen worden. En niemand zal delen in het voordeel, de vrucht, van Christus' offerande die niet eerst besneden is van hart, Colossians 2:11.

3. Alle vreemdelingen, die besneden waren mochten toegelaten worden om van het paasmaal te eten, zelfs dienstknechten, Exodus 12:44. Indien zij door de besnijdenis zich schuldenaars wilden maken aan de wet in haar lasten, dan waren zij welkom om te delen in de blijdschap van haar plechtige feesten, maar niet anders. Slechts wordt te kennen gegeven, in Exodus 12:48, dat zij die hoofden van gezinnen waren, niet slechts zelf besneden moesten zijn, maar er voor moesten zorgen, dat ook al de mannelijke leden van hun gezin besneden waren. Indien wij ons in oprechtheid en met de ijver, die de zaak vereist en verdient aan God overgeven, dan zullen wij, met onszelf, Hem ook alles overgeven wat wij hebben, en al het mogelijke doen om al het onze ook het Zijne te doen wezen. Hierin is reeds vroeg een aanduiding van gunst jegens de arme heidenen, namelijk dat de vreemdeling, zo hij besneden is, op gelijke bodem staat met de geboren Israëliet. Enerlei wet voor de ingeborene en de vreemdeling, Exodus 12:49. Dit leerden de Joden, dat het hun toewijding was aan God, en niet hun afkomst van Abraham, die hun recht gaf op deze voorrechten. Een oprecht proseliet was even welkom voor het pesach als de ingeboren Israëliet, Isaiah 56:6, Isaiah 56:7.

4. In een huis zal het gegeten worden, Exodus 12:46, ter aangename gemeenschap, opdat zij zich samen verheugen, en elkaar onder het eten er van zouden stichten. Er mocht niets van naar een andere plaats gebracht worden of overgelaten worden voor een andere tijd, want God wilde niet dat zij z ingenomen zouden zijn door zorg voor hun vertrek, dat zij ongeschikt werden om er van te genieten, maar dat zij goedsmoeds Egypte zouden verlaten en de woestijn ingaan, en ten teken daarvan een goed maal zouden nuttigen. Als de papisten hun gewijde ouwel van huis tot huis dragen, is dit niet alleen bijgelovig op zichzelf, maar in tegenspraak met deze typische wet van het pesach, waarbij het verboden was om enig deel van het lam elders heen te brengen.

Het hoofdstuk eindigt met een herhaling van de gehele zaak, dat de kinderen van Israël deden zoals hun geboden was, en dat God voor hen deed wat Hij beloofd had, Exodus 12:50, Exodus 12:51, want Hij zal voorzeker allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak van eeuwige zaligheid worden.

Verzen 43-51

Exodus 12:43-51

Er worden hier nog enige voorschriften gegeven betreffende het pesach, zoals het in latere tijden gehouden moest worden.

1. De hele vergadering van Israëlieten moet het houden, Exodus 12:47. Allen, die delen in Gods goedertierenheden, moeten zich verenigen in lof en dankzegging er voor. Hoewel het in de afzonderlijke gezinnen gehouden werd, werd het toch beschouwd als de daad van de hele vergadering, want de kleinere gemeenten vormden tezamen de grote gemeente. Het Nieuw Testamentische pesach, het Avondmaal van de Heer, behoort door niemand verzuimd te worden, die instaat is het te vieren. Wie tevreden en gerust de gedachtenisviering van zo'n grote verlossing kan verzuimen of veronachtzamen, is de naam van Israëliet niet waardig.

2. Geen vreemdeling, die onbesneden was, mocht toegelaten worden om er van te eten Exodus 12:43, Exodus 12:45, Exodus 12:48. Niemand mocht aanzitten dan zij, die inkwamen door de deur, en zo mag ook niemand tot de versterkende inzetting van het avondmaal van de Heer naderen, die niet eerst onderworpen is aan de inzetting van de doop. Wij moeten wedergeboren zijn door het woord, eer wij er door gevoed kunnen worden. En niemand zal delen in het voordeel, de vrucht, van Christus' offerande die niet eerst besneden is van hart, Colossians 2:11.

3. Alle vreemdelingen, die besneden waren mochten toegelaten worden om van het paasmaal te eten, zelfs dienstknechten, Exodus 12:44. Indien zij door de besnijdenis zich schuldenaars wilden maken aan de wet in haar lasten, dan waren zij welkom om te delen in de blijdschap van haar plechtige feesten, maar niet anders. Slechts wordt te kennen gegeven, in Exodus 12:48, dat zij die hoofden van gezinnen waren, niet slechts zelf besneden moesten zijn, maar er voor moesten zorgen, dat ook al de mannelijke leden van hun gezin besneden waren. Indien wij ons in oprechtheid en met de ijver, die de zaak vereist en verdient aan God overgeven, dan zullen wij, met onszelf, Hem ook alles overgeven wat wij hebben, en al het mogelijke doen om al het onze ook het Zijne te doen wezen. Hierin is reeds vroeg een aanduiding van gunst jegens de arme heidenen, namelijk dat de vreemdeling, zo hij besneden is, op gelijke bodem staat met de geboren Israëliet. Enerlei wet voor de ingeborene en de vreemdeling, Exodus 12:49. Dit leerden de Joden, dat het hun toewijding was aan God, en niet hun afkomst van Abraham, die hun recht gaf op deze voorrechten. Een oprecht proseliet was even welkom voor het pesach als de ingeboren Israëliet, Isaiah 56:6, Isaiah 56:7.

4. In een huis zal het gegeten worden, Exodus 12:46, ter aangename gemeenschap, opdat zij zich samen verheugen, en elkaar onder het eten er van zouden stichten. Er mocht niets van naar een andere plaats gebracht worden of overgelaten worden voor een andere tijd, want God wilde niet dat zij z ingenomen zouden zijn door zorg voor hun vertrek, dat zij ongeschikt werden om er van te genieten, maar dat zij goedsmoeds Egypte zouden verlaten en de woestijn ingaan, en ten teken daarvan een goed maal zouden nuttigen. Als de papisten hun gewijde ouwel van huis tot huis dragen, is dit niet alleen bijgelovig op zichzelf, maar in tegenspraak met deze typische wet van het pesach, waarbij het verboden was om enig deel van het lam elders heen te brengen.

Het hoofdstuk eindigt met een herhaling van de gehele zaak, dat de kinderen van Israël deden zoals hun geboden was, en dat God voor hen deed wat Hij beloofd had, Exodus 12:50, Exodus 12:51, want Hij zal voorzeker allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak van eeuwige zaligheid worden.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Exodus 12". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/exodus-12.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile