Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Esther 7

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ESTHER 7

Wij moeten nu de tweeden maaltijd bijwonen, waarop de koning en Haman genodigd zijn, en daar:

I. Heeft Esther de koning haar bede voorgedragen om haar leven en het leven van haar volk, Esther 7:1.

II. Zij zegt de koning ronduit dat Haman de man was, die het op haar verderf en het verderf al haar vrienden toelegde, Esther 7:5,Esther 7:6.

III. Hierop gaf de koning bevel om Haman aan de galg te hangen, die hij voor Mordechai bereid had, hetgeen geschiedde, Esther 7:7. En zo werd door het verderf van hem, die het komplot gemaakt had, een goede stap gedaan voor de vernietiging van het komplot.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ESTHER 7

Wij moeten nu de tweeden maaltijd bijwonen, waarop de koning en Haman genodigd zijn, en daar:

I. Heeft Esther de koning haar bede voorgedragen om haar leven en het leven van haar volk, Esther 7:1.

II. Zij zegt de koning ronduit dat Haman de man was, die het op haar verderf en het verderf al haar vrienden toelegde, Esther 7:5,Esther 7:6.

III. Hierop gaf de koning bevel om Haman aan de galg te hangen, die hij voor Mordechai bereid had, hetgeen geschiedde, Esther 7:7. En zo werd door het verderf van hem, die het komplot gemaakt had, een goede stap gedaan voor de vernietiging van het komplot.

Verzen 1-6

Esther 7:1-6

De koning in goeden luim en Haman in neerslachtige stemming, ontmoeten elkaar aan Esthers tafel. Hier nu:

I. Dringt de koning Esther voor de derde maal om hem te zeggen wat haar verzoek is, want hij verlangde dit te weten te komen, en herhaalt zijn belofte, dat het haar toegestaan zal worden, Esther 7:2. Indien de koning vergeten had dat Esther hem iets te verzoeken heeft en haar niet nogmaals had gevraagd wat het was, dan zou zij nauwelijks geweten hebben hoe er nu over te beginnen, maar hij had het niet vergeten, en nu was hij door het drievoudig snoer van een driemaal gedane belofte verbonden haar gunst te bewijzen.

II. Eindelijk verrast Esther de koning met een bede, niet om rijkdom of eer, of om de verhoging van sommigen harer vrienden tot een hoge post, dat de koning verwachtte, maar dat zij zelf en haar stamgenoten voor dood en verderf bewaard zullen worden, Esther 7:3, Esther 7:4. Zelfs aan een vreemdeling, aan een misdadiger zal het vergund worden om zijn leven te smeken, maar dat een vriend, een echtgenote, het nodig zou hebben zo'n bede te doen, was zeer aandoenlijk: men geve mij mijn leven terwille van mijn gebed, en mijn volk ter wille van mijn verzoek wil. Twee dingen duiden aan dat die levens zeer kostbaar zijn, en dat het betaamt die, zo zij onschuldig zijn, tot elke prijs te redden.

1. Majesteit. Als het een gekroond hoofd is, waarop de slag gericht wordt, dan is het tijd om er voor in de bres te springen. Zo was het met Esther. "Men geve mij mijn leven. Indien gij enige liefde hebt voor de huisvrouw van uw schoot, dan is het nu tijd om dit te tonen, want haar leven staat op het spel."

2. Veelheid. Indien er vele levens zijn, zeer vele levens, en die op generlei wijze verbeurd zijn, op welke men het gemunt heeft om ze te verderven, dan moet geen tijd worden verloren geen moeite worden gespaard om dit kwaad te voorkomen. "Het zijn niet maar een paar vrienden, maar mijn volk, een gehele natie, een natie, die mij dierbaar is, om welks behoud ik thans voorbede doe."

Om de koning nog meer te treffen, zegt zij:

a. Dat zij en haar volk verkocht zijn. Zij hadden zichzelf niet verkocht door enigerlei misdrijf tegen de regering, maar zijn verkocht om de hoogmoed en de wraakzucht te bevredigen van een enkele man.

b. Dat het niet maar hun vrijheid, doch hun leven was, dat men verkocht had. "Indien wij tot slaven waren verkocht," zegt zij, "ik zou niet geklaagd hebben, want mettertijd zouden wij onze vrijheid hebben kunnen herkrijgen, hoewel de koning er verliezen door geleden zou hebben, hij zou zijn rijkdom niet vermeerderd hebben door onze prijs. Wat ook voor ons betaald zou zijn geworden, het verlies van zoveel vlijtige handen uit zijn rijk zou aan de schatkist meer schade hebben toegebracht dan de voor hen betaalde prijs vergoed zou hebben." Goede mensen te vervolgen is even onstaatkundig als slecht en een blijkbaar onrecht aan de belangen van vorsten en staten, zij worden er door verzwak" en verarmd. Maar dit was het geval niet. Wij zijn verkocht, zegt zij, om verdelgd, gedood en omgebracht te worden, en zo is het dan nu tijd om te spreken. Zij verwijst naar de bewoording van het decreet, Hoofdst. 3:13, dat niets minder dan hun verdelging bedoelde. Dit zal een gevoelige plek-indien er zo'n plek in het hart des konings is-aanraken en hem vermurwen.

III. De koning staat verbaasd over dit vertoog en vraagt, Esther 7:5. "Wie is die en waar is hij, die het in zijn hart heeft durven bestaan om alzo te doen? Hoe! de moord te beramen van de koningin en van al haar volk? Is er zo'n man, of liever zo'n monster, in de natuur?" Of, wie is het, die zijn hart vervuld heeft? Hij verbaast er zich over:

1. Dat iemand slecht genoeg kon zijn om zo iets te bedenken, Satan moet zijn hart vervuld hebben.

2. Dat iemand zo vermetel kon zijn om zo iets te doen, zijn hart zo volkomen erop gezet kan hebben om zo slecht te doen, het zou durven. Het is moeilijk om zich voor te stellen dat er zo afschuwelijke slechtheid in de wereld gepleegd wordt. Wie, waar is hij, die het bestaan van God en Zijn voorzienigheid in twijfel durft trekken, Zijn orakels durft bespotten Zijn naam durft ontheiligen, Zijn volk durft vervolgen, en toch Zijn toorn durft trotseren? Er zijn van de zodanigen, aan wie te denken genoeg is om ons door "grote beroering te doen" "bevangen," Psalms 119:53. Soms schrikken wij op de vermelding van kwaad, dat onszelf ten laste gelegd kan worden. Ahasveros is verbaasd over de boosheid, waaraan hijzelf schuldig was want hij heeft het bloedig edict tegen de doden getekend. Gij zijt die man, zou Esther hebben kunnen zeggen, en het zou maar al te waar zijn geweest.

IV. Vast en duidelijk beschuldigt Esther Haman ervan in zijn aangezicht. "Hier is hij, laat hem zich verantwoorden, want daarom is hij genodigd. De man, de onderdrukker en vijand is deze boze Haman, Esther 7:6. Hij is het, die de moord op ons beraamd heeft, en wet erger is, er de koning in betrokken heeft om particeps criminis-in de misdaad te delen, daar hij er onwetend in toegestemd heeft.

V. Haman krijgt spoedig besef van zijn gevaar, hij verschrikte voor het aangezicht van de koning en van de koningin, en het was tijd voor hem om verschrikt te zijn en te vrezen, nu de koningin zijn aanklaagster, de koning zijn rechter was, en zijn eigen geweten tegen hem getuigde, en het kon niet anders, of de verbazingwekkende werkingen van Gods voorzienigheid tegen hem op die eigen morgen moesten zijn vrees nog doen toenemen. Nu smaakt hij er weinig genoegen in tot de maaltijd des wijns te zijn genodigd, want nu hij denkt dat zijn genoegzaamheid vol is, is hij bang, door zijn eigen voeten is hij in het net geworpen.

Verzen 1-6

Esther 7:1-6

De koning in goeden luim en Haman in neerslachtige stemming, ontmoeten elkaar aan Esthers tafel. Hier nu:

I. Dringt de koning Esther voor de derde maal om hem te zeggen wat haar verzoek is, want hij verlangde dit te weten te komen, en herhaalt zijn belofte, dat het haar toegestaan zal worden, Esther 7:2. Indien de koning vergeten had dat Esther hem iets te verzoeken heeft en haar niet nogmaals had gevraagd wat het was, dan zou zij nauwelijks geweten hebben hoe er nu over te beginnen, maar hij had het niet vergeten, en nu was hij door het drievoudig snoer van een driemaal gedane belofte verbonden haar gunst te bewijzen.

II. Eindelijk verrast Esther de koning met een bede, niet om rijkdom of eer, of om de verhoging van sommigen harer vrienden tot een hoge post, dat de koning verwachtte, maar dat zij zelf en haar stamgenoten voor dood en verderf bewaard zullen worden, Esther 7:3, Esther 7:4. Zelfs aan een vreemdeling, aan een misdadiger zal het vergund worden om zijn leven te smeken, maar dat een vriend, een echtgenote, het nodig zou hebben zo'n bede te doen, was zeer aandoenlijk: men geve mij mijn leven terwille van mijn gebed, en mijn volk ter wille van mijn verzoek wil. Twee dingen duiden aan dat die levens zeer kostbaar zijn, en dat het betaamt die, zo zij onschuldig zijn, tot elke prijs te redden.

1. Majesteit. Als het een gekroond hoofd is, waarop de slag gericht wordt, dan is het tijd om er voor in de bres te springen. Zo was het met Esther. "Men geve mij mijn leven. Indien gij enige liefde hebt voor de huisvrouw van uw schoot, dan is het nu tijd om dit te tonen, want haar leven staat op het spel."

2. Veelheid. Indien er vele levens zijn, zeer vele levens, en die op generlei wijze verbeurd zijn, op welke men het gemunt heeft om ze te verderven, dan moet geen tijd worden verloren geen moeite worden gespaard om dit kwaad te voorkomen. "Het zijn niet maar een paar vrienden, maar mijn volk, een gehele natie, een natie, die mij dierbaar is, om welks behoud ik thans voorbede doe."

Om de koning nog meer te treffen, zegt zij:

a. Dat zij en haar volk verkocht zijn. Zij hadden zichzelf niet verkocht door enigerlei misdrijf tegen de regering, maar zijn verkocht om de hoogmoed en de wraakzucht te bevredigen van een enkele man.

b. Dat het niet maar hun vrijheid, doch hun leven was, dat men verkocht had. "Indien wij tot slaven waren verkocht," zegt zij, "ik zou niet geklaagd hebben, want mettertijd zouden wij onze vrijheid hebben kunnen herkrijgen, hoewel de koning er verliezen door geleden zou hebben, hij zou zijn rijkdom niet vermeerderd hebben door onze prijs. Wat ook voor ons betaald zou zijn geworden, het verlies van zoveel vlijtige handen uit zijn rijk zou aan de schatkist meer schade hebben toegebracht dan de voor hen betaalde prijs vergoed zou hebben." Goede mensen te vervolgen is even onstaatkundig als slecht en een blijkbaar onrecht aan de belangen van vorsten en staten, zij worden er door verzwak" en verarmd. Maar dit was het geval niet. Wij zijn verkocht, zegt zij, om verdelgd, gedood en omgebracht te worden, en zo is het dan nu tijd om te spreken. Zij verwijst naar de bewoording van het decreet, Hoofdst. 3:13, dat niets minder dan hun verdelging bedoelde. Dit zal een gevoelige plek-indien er zo'n plek in het hart des konings is-aanraken en hem vermurwen.

III. De koning staat verbaasd over dit vertoog en vraagt, Esther 7:5. "Wie is die en waar is hij, die het in zijn hart heeft durven bestaan om alzo te doen? Hoe! de moord te beramen van de koningin en van al haar volk? Is er zo'n man, of liever zo'n monster, in de natuur?" Of, wie is het, die zijn hart vervuld heeft? Hij verbaast er zich over:

1. Dat iemand slecht genoeg kon zijn om zo iets te bedenken, Satan moet zijn hart vervuld hebben.

2. Dat iemand zo vermetel kon zijn om zo iets te doen, zijn hart zo volkomen erop gezet kan hebben om zo slecht te doen, het zou durven. Het is moeilijk om zich voor te stellen dat er zo afschuwelijke slechtheid in de wereld gepleegd wordt. Wie, waar is hij, die het bestaan van God en Zijn voorzienigheid in twijfel durft trekken, Zijn orakels durft bespotten Zijn naam durft ontheiligen, Zijn volk durft vervolgen, en toch Zijn toorn durft trotseren? Er zijn van de zodanigen, aan wie te denken genoeg is om ons door "grote beroering te doen" "bevangen," Psalms 119:53. Soms schrikken wij op de vermelding van kwaad, dat onszelf ten laste gelegd kan worden. Ahasveros is verbaasd over de boosheid, waaraan hijzelf schuldig was want hij heeft het bloedig edict tegen de doden getekend. Gij zijt die man, zou Esther hebben kunnen zeggen, en het zou maar al te waar zijn geweest.

IV. Vast en duidelijk beschuldigt Esther Haman ervan in zijn aangezicht. "Hier is hij, laat hem zich verantwoorden, want daarom is hij genodigd. De man, de onderdrukker en vijand is deze boze Haman, Esther 7:6. Hij is het, die de moord op ons beraamd heeft, en wet erger is, er de koning in betrokken heeft om particeps criminis-in de misdaad te delen, daar hij er onwetend in toegestemd heeft.

V. Haman krijgt spoedig besef van zijn gevaar, hij verschrikte voor het aangezicht van de koning en van de koningin, en het was tijd voor hem om verschrikt te zijn en te vrezen, nu de koningin zijn aanklaagster, de koning zijn rechter was, en zijn eigen geweten tegen hem getuigde, en het kon niet anders, of de verbazingwekkende werkingen van Gods voorzienigheid tegen hem op die eigen morgen moesten zijn vrees nog doen toenemen. Nu smaakt hij er weinig genoegen in tot de maaltijd des wijns te zijn genodigd, want nu hij denkt dat zijn genoegzaamheid vol is, is hij bang, door zijn eigen voeten is hij in het net geworpen.

Verzen 7-10

Esther 7:7-10

I. De koning trekt zich terug in toorn. In hevige verontwaardiging stond hij van tafel op, en ging naar de hof van het paleis om tot bedaren te komen en te overwegen wat er gedaan moest worden, vers7. Hij zond niet om zijn zeven wijzen, die de tijden verstonden, daar hij zich schaamde om met hen te beraadslagen over het ongedaan maken van hetgeen hij zonder hun raad of voorkennis roekeloos gedaan had, maar hij ging voor een wijle in de tuin op en neer om in zijn gedachten te vergelijken wat Esther hem nu had meegedeeld met hetgeen vroeger tussen hem en Haman was voorgevallen. En wij kunnen veronderstellen dat hij:

1. Vertoornd was op zichzelf, dat hij zo'n dwaas was geweest om een onschuldig volk ten verderve te doemen, en onder hen zijn echtgenote, op het laaghartige voorstel van een zelfzuchtig man, zonder een onderzoek in te stellen naar de waarheid van hetgeen hij tegen hen had aangevoerd. Zij, die eigenwillig de dingen doen, zullen er later met zelfverwijt aan moeten denken.

2. Vertoornd was op Haman, die hij aan zijn boezem had gekoesterd, en die nu bleek zo'n snodaard te zijn, dat hij zijn invloed op hem misbruikt heeft om hem te bewegen zijn toestemming te geven tot zo afschuwelijk een maatregel. Toen hij zich verraden zag door de man, die hij had geliefkoosd, werd hij van toorn en verontwaardiging jegens hem vervuld, maar toch wilde hij niets zeggen, v r hij tijd had gehad om na te denken, om te zien of door dit nadenken de zaak zich in een beter of een nog slechter licht zou voordoen dan op de eersten aanblik ervan, om dan dienovereenkomstig te handelen. Als wij toornig zijn, moeten wij een ogenblik stilstaan, een weinig wachten, eer wij tot een besluit komen, als degenen, die over hun eigen geest heersen en zich door verstand laten leiden.

II. Haman wordt een nederig smekeling bij de koningin om zijn leven. Aan het haastig heengaan van de koning uit het vertrek kon hij gemakkelijk bemerken dat het kwaad van de koning ten volle over hem besloten was. Want de gramschaps eens konings, van zo'n koning, is als het brullen van een jonge leeuw, en als boden des doods, en zie nu:

1. Hoe min Hamans voorkomen is, als hij eerst opstaat en dan aan Esthers voeten valt, om haar te smeken zijn leven te redden, en daarvoor alles te nemen wat hij had. Zij, die het hoogst, het onbeschoftst en gebiedendst zijn als zij macht en voorspoed hebben, zijn gewoonlijk het laagst en lafhartigst als het hun tegenloopt. Lafaards, zegt men, zijn het wreedst, en dan maakt de bewustheid hunner wreedheid hen lafhartig.

2. Welk een groot aanzien Esther heeft die in de laatste tijd veronachtzaamd was geworden en ter slachting gedoemd, tanquam ovis-als een schaap, nu haar gezworen vijand erkent dat hij in haar macht is en haar om zijn leven smeekt. Zo heeft God "de nederheid" "van Zijn dienstmaagd aangezien, en de hoogmoedigen verstrooid in" "de gedachten van hun harten," Luke 1:48, Luke 1:51. Vergelijk hiermede de belofte aan de gemeente te Filadelfia: "Ik zal" "maken dat enigen uit de synagoge des Satans zullen komen en" "aanbidden voor uw voeten, en bekennen dat Ik u liefheb," Revelation 3:9. De dag komt, wanneer zij, die Gods uitverkorenen haten en vervolgen, hun zeer gaarne verplicht zouden willen wezen, Geeft ons van uw olie, Vader Abraham, zend Lazarus. De oprechten zullen over hen heersen in de morgenstond. III. De koning keert nog meer verbitterd tegen Haman terug. Hoe meer hij aan hem denkt, hoe slechter hij van hem denkt en van hetgeen hij gedaan heeft. Het was nog maar kort geleden, dat alles wat Haman zei en deed, zelfs wat het misdadigst was, goed werd opgenomen en te zijnen gunste werd uitgelegd. Nu integendeel wordt hetgeen Haman deed, dat niet slechts onschuldig maar een teken van berouw was z slecht opgenomen, dat het zonder een schijn zelfs van reden, te zijnen nadele wordt uitgelegd. Hij lag in angst en verschrikking aan Esthers voeten, smekende om zijn leven. Hoe! zegt de koning, zou hij ook wel de koningin verkrachten bij mij in het huis? Niet dat hij dacht dat hij deze bedoeling had, maar gepeinsd hebbende aan Hamans plan om de koningin te doden en hem in die houding vindende, neemt hij er aanleiding uit om aan zijn toorn tegen Haman lucht te geven als tegen een man, die ook voor de slechtste, schandelijkste daad niet terug zou deinzen. "Hij had plan de koningin te doden, haar bij mij in het huis te doden, zal hij haar nu evenzo willen verkrachten? Hoe! haar eerst onteren, en dan vermoorden? Hij, die het op haar leven toelegde, kan er wel van verdacht worden, het ook op haar kuisheid toe te leggen."

IV. Zij, die hem omringden, waren bereid de werktuigen te zijn van zijn toorn. De hovelingen, die Haman aanbaden toen hij de opgaande zon was, kanten zich even sterk tegen hem nu hij een vallende ster is, en zijn zelfs blij met een gelegenheid om hem ten val te brengen, zo weinig zeker kunnen hoogmoedige mensen zijn van de invloed, die zij denken te hebben.

1. Zodra de koning een toornig woord had gesproken, bedekten zij Hamans aangezicht als van een ter dood veroordeelde, die niet meer waardig is de koning te zien, of door hem gezien te worden, zij tekenden hem voor de executie. Aan gehangenen wordt gewoonlijk het gelaat bedekt. Zie hoe gereed de dienaren waren om op de eerste wenk van de koning aangaande deze zaak te letten. Turbe Romae sequitur fortunam, ut semper et odit damnatos-Het Romeinse gepeupel verandert met het aanzien van de fortuin en verdekt steeds de gevallenen. Als Haman valt, roepen allen: "Weg met hem!"

2. En hunner, die naar Hamans huis was gezonden om hem naar het feestmaal te halen, gewaagde voor de koning van de galg, die Haman voor Mordechai bereid had, Esther 7:9. Nu Mordechai de gunsteling is, juicht de kamerling hem toe, hij heeft goed voor de koning gesproken, en Haman in ongenade zijnde, wordt nu van alles notitie genomen, dat tegen hem ingebracht kan worden, de koning tegen hem kan innemen, en de mate van zijn ongerechtigheid vol kan doen worden.

V. De koning geeft bevel dat hij aan zijn eigen galg opgehangen zal worden, dienovereenkomstig geschiedde het, zonder dat hem zelfs gevraagd werd wat hij tot zijn verdediging had aan te voeren, weshalve dit doodvonnis niet aan hem voltrokken behoorde te worden. Het vonnis is van korte inhoud: Hangt hem daaraan, en het wordt spoedig voltrokken: Alzo hingen zij Haman aan de galg, Esther 7:10. Zie hier:

1. Hoogmoed naar beneden gebracht. Hij, die eiste en verwachtte dat iedereen hem eer zou bewijzen, zich voor hem zou buigen, is nu tot een smadelijk schouwspel voor de wereld gemaakt, en hij zelf geofferd aan de gerechtigheid, die het versmaadde dat minder dan een geheel volk aan zijn wraak geofferd zou worden. God wederstaat de hovaardigen, en die Hij wederstaat, zullen Hem onweerstaanbaar vinden. 2. Vervolging gestraft. Haman was in velerlei opzicht een slecht man, maar zijn vijandschap tegen de kerk Gods was zijn zwaarste misdaad, het is daarvoor dat God, wiens de wrake is, hier met hem afrekent en hoewel zijn aanslag verijdeld was, "geeft hij hem toch naar zijn doen," "naar de boosheid zijner handelingen," Psalm. 28:4.

3. Het kwaad wedergekeerd op hem, die het bedacht heeft, "de" "goddeloze verstrikt in het werk van zijn handen," Psalms 7:16, Psalms 7:17, Psalms 9:16,Psalms 9:17. Haman wordt rechtvaardiglijk gehangen aan dezelfde galg, die hij onrechtvaardiglijk voor Mordechai bereid had. Indien hij die galg niet had opgericht, zou de koning misschien er niet aan gedacht hebben om te bevelen, dat hij gehangen zou worden, maar als hij een galg bereidt voor de man tot wiens eer de koning een welbehagen heeft, dan komt de gedachte als vanzelf bij hem op, te bevelen dat hij zelf er de proef van moet nemen, moet zien. hoe het hem bevalt. De vijanden van Gods kerk zijn dikwijls aldus in hun eigen arglistigheid gevangen. In de morgen bereidt Haman voor zichzelf staatsieklederen en voor Mordechai de galg, maar het blaadje is gekeerd, Mordechai heeft de kroon, Haman het kruis. "De Heere is" "bekend geworden, Hij heeft recht gedaan." Zie Proverbs 11:8, Proverbs 21:18.

Eindelijk. De voldoening, die de koning in deze executie smaakte. Toen, en niet eerder was de grimmigheid van de koning gestild. Het heeft hem evenveel genoegen gedaan te bevelen dat Haman gehangen, als te bevelen dat Mordechai geëerd zal worden. Aldus zal men die man doen, op wie het de koning behaagt wrake te doen. God heeft van de bozen gezegd, Ezechiël 5:13, "Ik zal Mijn" "grimmigheid op hen doen rusten, en Mij troosten."

Verzen 7-10

Esther 7:7-10

I. De koning trekt zich terug in toorn. In hevige verontwaardiging stond hij van tafel op, en ging naar de hof van het paleis om tot bedaren te komen en te overwegen wat er gedaan moest worden, vers7. Hij zond niet om zijn zeven wijzen, die de tijden verstonden, daar hij zich schaamde om met hen te beraadslagen over het ongedaan maken van hetgeen hij zonder hun raad of voorkennis roekeloos gedaan had, maar hij ging voor een wijle in de tuin op en neer om in zijn gedachten te vergelijken wat Esther hem nu had meegedeeld met hetgeen vroeger tussen hem en Haman was voorgevallen. En wij kunnen veronderstellen dat hij:

1. Vertoornd was op zichzelf, dat hij zo'n dwaas was geweest om een onschuldig volk ten verderve te doemen, en onder hen zijn echtgenote, op het laaghartige voorstel van een zelfzuchtig man, zonder een onderzoek in te stellen naar de waarheid van hetgeen hij tegen hen had aangevoerd. Zij, die eigenwillig de dingen doen, zullen er later met zelfverwijt aan moeten denken.

2. Vertoornd was op Haman, die hij aan zijn boezem had gekoesterd, en die nu bleek zo'n snodaard te zijn, dat hij zijn invloed op hem misbruikt heeft om hem te bewegen zijn toestemming te geven tot zo afschuwelijk een maatregel. Toen hij zich verraden zag door de man, die hij had geliefkoosd, werd hij van toorn en verontwaardiging jegens hem vervuld, maar toch wilde hij niets zeggen, v r hij tijd had gehad om na te denken, om te zien of door dit nadenken de zaak zich in een beter of een nog slechter licht zou voordoen dan op de eersten aanblik ervan, om dan dienovereenkomstig te handelen. Als wij toornig zijn, moeten wij een ogenblik stilstaan, een weinig wachten, eer wij tot een besluit komen, als degenen, die over hun eigen geest heersen en zich door verstand laten leiden.

II. Haman wordt een nederig smekeling bij de koningin om zijn leven. Aan het haastig heengaan van de koning uit het vertrek kon hij gemakkelijk bemerken dat het kwaad van de koning ten volle over hem besloten was. Want de gramschaps eens konings, van zo'n koning, is als het brullen van een jonge leeuw, en als boden des doods, en zie nu:

1. Hoe min Hamans voorkomen is, als hij eerst opstaat en dan aan Esthers voeten valt, om haar te smeken zijn leven te redden, en daarvoor alles te nemen wat hij had. Zij, die het hoogst, het onbeschoftst en gebiedendst zijn als zij macht en voorspoed hebben, zijn gewoonlijk het laagst en lafhartigst als het hun tegenloopt. Lafaards, zegt men, zijn het wreedst, en dan maakt de bewustheid hunner wreedheid hen lafhartig.

2. Welk een groot aanzien Esther heeft die in de laatste tijd veronachtzaamd was geworden en ter slachting gedoemd, tanquam ovis-als een schaap, nu haar gezworen vijand erkent dat hij in haar macht is en haar om zijn leven smeekt. Zo heeft God "de nederheid" "van Zijn dienstmaagd aangezien, en de hoogmoedigen verstrooid in" "de gedachten van hun harten," Luke 1:48, Luke 1:51. Vergelijk hiermede de belofte aan de gemeente te Filadelfia: "Ik zal" "maken dat enigen uit de synagoge des Satans zullen komen en" "aanbidden voor uw voeten, en bekennen dat Ik u liefheb," Revelation 3:9. De dag komt, wanneer zij, die Gods uitverkorenen haten en vervolgen, hun zeer gaarne verplicht zouden willen wezen, Geeft ons van uw olie, Vader Abraham, zend Lazarus. De oprechten zullen over hen heersen in de morgenstond. III. De koning keert nog meer verbitterd tegen Haman terug. Hoe meer hij aan hem denkt, hoe slechter hij van hem denkt en van hetgeen hij gedaan heeft. Het was nog maar kort geleden, dat alles wat Haman zei en deed, zelfs wat het misdadigst was, goed werd opgenomen en te zijnen gunste werd uitgelegd. Nu integendeel wordt hetgeen Haman deed, dat niet slechts onschuldig maar een teken van berouw was z slecht opgenomen, dat het zonder een schijn zelfs van reden, te zijnen nadele wordt uitgelegd. Hij lag in angst en verschrikking aan Esthers voeten, smekende om zijn leven. Hoe! zegt de koning, zou hij ook wel de koningin verkrachten bij mij in het huis? Niet dat hij dacht dat hij deze bedoeling had, maar gepeinsd hebbende aan Hamans plan om de koningin te doden en hem in die houding vindende, neemt hij er aanleiding uit om aan zijn toorn tegen Haman lucht te geven als tegen een man, die ook voor de slechtste, schandelijkste daad niet terug zou deinzen. "Hij had plan de koningin te doden, haar bij mij in het huis te doden, zal hij haar nu evenzo willen verkrachten? Hoe! haar eerst onteren, en dan vermoorden? Hij, die het op haar leven toelegde, kan er wel van verdacht worden, het ook op haar kuisheid toe te leggen."

IV. Zij, die hem omringden, waren bereid de werktuigen te zijn van zijn toorn. De hovelingen, die Haman aanbaden toen hij de opgaande zon was, kanten zich even sterk tegen hem nu hij een vallende ster is, en zijn zelfs blij met een gelegenheid om hem ten val te brengen, zo weinig zeker kunnen hoogmoedige mensen zijn van de invloed, die zij denken te hebben.

1. Zodra de koning een toornig woord had gesproken, bedekten zij Hamans aangezicht als van een ter dood veroordeelde, die niet meer waardig is de koning te zien, of door hem gezien te worden, zij tekenden hem voor de executie. Aan gehangenen wordt gewoonlijk het gelaat bedekt. Zie hoe gereed de dienaren waren om op de eerste wenk van de koning aangaande deze zaak te letten. Turbe Romae sequitur fortunam, ut semper et odit damnatos-Het Romeinse gepeupel verandert met het aanzien van de fortuin en verdekt steeds de gevallenen. Als Haman valt, roepen allen: "Weg met hem!"

2. En hunner, die naar Hamans huis was gezonden om hem naar het feestmaal te halen, gewaagde voor de koning van de galg, die Haman voor Mordechai bereid had, Esther 7:9. Nu Mordechai de gunsteling is, juicht de kamerling hem toe, hij heeft goed voor de koning gesproken, en Haman in ongenade zijnde, wordt nu van alles notitie genomen, dat tegen hem ingebracht kan worden, de koning tegen hem kan innemen, en de mate van zijn ongerechtigheid vol kan doen worden.

V. De koning geeft bevel dat hij aan zijn eigen galg opgehangen zal worden, dienovereenkomstig geschiedde het, zonder dat hem zelfs gevraagd werd wat hij tot zijn verdediging had aan te voeren, weshalve dit doodvonnis niet aan hem voltrokken behoorde te worden. Het vonnis is van korte inhoud: Hangt hem daaraan, en het wordt spoedig voltrokken: Alzo hingen zij Haman aan de galg, Esther 7:10. Zie hier:

1. Hoogmoed naar beneden gebracht. Hij, die eiste en verwachtte dat iedereen hem eer zou bewijzen, zich voor hem zou buigen, is nu tot een smadelijk schouwspel voor de wereld gemaakt, en hij zelf geofferd aan de gerechtigheid, die het versmaadde dat minder dan een geheel volk aan zijn wraak geofferd zou worden. God wederstaat de hovaardigen, en die Hij wederstaat, zullen Hem onweerstaanbaar vinden. 2. Vervolging gestraft. Haman was in velerlei opzicht een slecht man, maar zijn vijandschap tegen de kerk Gods was zijn zwaarste misdaad, het is daarvoor dat God, wiens de wrake is, hier met hem afrekent en hoewel zijn aanslag verijdeld was, "geeft hij hem toch naar zijn doen," "naar de boosheid zijner handelingen," Psalm. 28:4.

3. Het kwaad wedergekeerd op hem, die het bedacht heeft, "de" "goddeloze verstrikt in het werk van zijn handen," Psalms 7:16, Psalms 7:17, Psalms 9:16,Psalms 9:17. Haman wordt rechtvaardiglijk gehangen aan dezelfde galg, die hij onrechtvaardiglijk voor Mordechai bereid had. Indien hij die galg niet had opgericht, zou de koning misschien er niet aan gedacht hebben om te bevelen, dat hij gehangen zou worden, maar als hij een galg bereidt voor de man tot wiens eer de koning een welbehagen heeft, dan komt de gedachte als vanzelf bij hem op, te bevelen dat hij zelf er de proef van moet nemen, moet zien. hoe het hem bevalt. De vijanden van Gods kerk zijn dikwijls aldus in hun eigen arglistigheid gevangen. In de morgen bereidt Haman voor zichzelf staatsieklederen en voor Mordechai de galg, maar het blaadje is gekeerd, Mordechai heeft de kroon, Haman het kruis. "De Heere is" "bekend geworden, Hij heeft recht gedaan." Zie Proverbs 11:8, Proverbs 21:18.

Eindelijk. De voldoening, die de koning in deze executie smaakte. Toen, en niet eerder was de grimmigheid van de koning gestild. Het heeft hem evenveel genoegen gedaan te bevelen dat Haman gehangen, als te bevelen dat Mordechai geëerd zal worden. Aldus zal men die man doen, op wie het de koning behaagt wrake te doen. God heeft van de bozen gezegd, Ezechiël 5:13, "Ik zal Mijn" "grimmigheid op hen doen rusten, en Mij troosten."

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Esther 7". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/esther-7.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile