Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Esther 5

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ESTHER 5

De laatste tijding die wij van Haman hoorden, liet hem bij de beker Hoofdst. 3:15. Ons laatste bericht van Esther liet haar in tranen, vastende en biddende. In dit hoofdstuk zien wij nu:

I. Esther in haar blijdschap, in gunst bij de koning, en vereerd met zijn tegenwoordigheid op haar maaltijd des wijns, Esther 5:1.

II. Haman in heftig verdriet, omdat hij Mordechai's eerbiedige begroeting niet kon verkrijgen, en in zijn grote toorn een galg voor hem oprichtende, Esther 5:9. Zo zullen zij, die in tranen zaaien, met gejuich maaien, terwijl het gejuich van de goddeloze van korten duur is.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ESTHER 5

De laatste tijding die wij van Haman hoorden, liet hem bij de beker Hoofdst. 3:15. Ons laatste bericht van Esther liet haar in tranen, vastende en biddende. In dit hoofdstuk zien wij nu:

I. Esther in haar blijdschap, in gunst bij de koning, en vereerd met zijn tegenwoordigheid op haar maaltijd des wijns, Esther 5:1.

II. Haman in heftig verdriet, omdat hij Mordechai's eerbiedige begroeting niet kon verkrijgen, en in zijn grote toorn een galg voor hem oprichtende, Esther 5:9. Zo zullen zij, die in tranen zaaien, met gejuich maaien, terwijl het gejuich van de goddeloze van korten duur is.

Verzen 1-8

Esther 5:1-8

I. Hier is Esthers stoutmoedig naderen tot de koning, Esther 5:1. Toen de tijd, bepaald voor het vasten, voorbij was, verloor zij geen tijd, maar ging op de derde dag, toen haar geest en gemoed nog onder de indruk waren van gebed en smeking tot God, tot de koning. Als het hart verruimd is door gemeenschapsoefening met God, dan zal het vrijmoedigheid hebben om voor Hem te doen en voor Hem te lijden. Sommigen denken dat het driedaags vasten slechts bestond in een hele dag en twee hele nachten, gedurende welke de hele tijd zij volstrekt geen voedsel tot zich namen, en dat dit drie dagen genoemd wordt, zoals Christus gedurende even lange tijd in het graf heeft gelegen. Deze uitlegging wordt gesteund door de overweging dat de koningin op de derde dag aan het hof verscheen. Besluiten, waaraan moeilijkheden en gevaren verbonden zijn, moeten zonder verwijl ten uitvoer worden gebracht, opdat zij niet verflauwen en verslappen. Wat gij doet, moet kloek en stout gedaan worden, doe hef haastelijk. Nu trok zij een koninklijk kleed aan, teneinde zich te meer de koning aan te bevelen, en legde haar kleed van de vastendag af. Zij deed haar fraaie klederen aan, niet om zichzelve maar om haar echtgenoot te behagen. In haar gebed, zoals wij het in het apocriefe boek vinden, Esther 14:1-16, spreekt zij aldus tot God: Heere, Gij weet dat ik het teken van mijn hogen staat verafschuw, dat op mijn hoofd is in de dagen, wanneer ik mij toon, enz. Laat hen, wier rang hen verplicht rijke klederen te dragen hieruit leren er aan gestorven te zijn, en ze niet tot hun versierselen te maken. Zij stond in het binnenste voorhof tegenover de koning, verwachtende, tussen hoop en vrees, haar oordeel, haar vonnis.

II. De gunstige ontvangst, die de koning haar gaf. Toen hij haar zag verkreeg zij genade in zijn ogen. De schrijver van het apocriefe boek en Josefus zeggen dat zij twee dienstmaagden had medegenomen, op de ene leunde zij, de andere droeg haar sleep, dat haar gelaat blijmoedig en zeer lieflijk was, maar haar hart vol was van bekommering en angst, dat de koning, zijn aangezicht opheffende, waarop een uitdrukking lag van majesteit, haar eerst zeer toornig aanzag, waarop zij verbleekte, in zwijm viel, zich buigende op het hoofd van de dienstmaagd, die bij haar stond, maar dat God toen de gemoedsgesteldheid des konings veranderde, dat hij toen geheel verschrikt van zijn troon sprong, haar in zijn armen nam, totdat zij weer tot zichzelve kwam, en haar toen met liefdevolle woorden vertroostte. Hier wordt ons slechts gezegd:

1. Dat hij haar beschermde tegen de wet en haar veiligheid verzekerde door haar de gouden scepter toe te reiken, Esther 5:2, waarvan zij de spits dankbaar aanroerde, waardoor zij zich als een nederige smekelinge aan hem voorstelde. Aldus macht bij God verkrijgende, en bij Hem overmocht hebbende, evenals Jakob, had zij ook macht bij de mensen. Die voor God zijn leven zal willen verliezen, zal het behouden, of het in een beter leven terugvinden.

2. Dat hij haar aanmoedigde in haar bede Esther 5:3. Wat is u, koningin Esther, of wat is uw verzoek? Zover was het van hem haar als een misdadige te beschouwen, dat hij verheugd scheen haar te zien en haar genoegen wenste te doen. Hij, die zich van de ene echtgenote had gescheiden, omdat zij niet kwam toen zij geroepen werd, wilde niet streng zijn jegens een andere, omdat zij kwam zonder geroepen te zijn. God kan het hart van de mensen, van de hoge, voorname mensen, van hen, die met de grootste willekeur handelen, omwenden naar het Hem behaagt. Esther vreesde dat zij zou omkomen, en nu wordt haar beloofd dat zij zal verkrijgen wat zij begeert, al was het ook de helft van het koninkrijk. In Zijn voorzienigheid voorkomt God dikwijls de vrees, en overtreft de hoop van Zijn volk, inzonderheid als zij zich wagen voor Zijn zaak. Laat ons, zoals onze Heiland, aan de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter de aanmoediging ontlenen dat wij altijd moeten bidden en niet vertragen Luke 18:6. Hoor wat deze hooghartige koning zegt: Wat is uw bede, en wat is uw verzoek? het zal u gegeven worden, en zeg: zal dan God het gebed van Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, niet horen en verhoren? Esther kwam tot een trots, heerszuchtig man, wij komen tot de God van liefde en genade. Zij was niet geroepen, wij wel, de Geest zegt: Kom, en de bruid zegt: Kom. Er was een wet tegen haar, wij hebben een belofte, menige belofte voor ons. Bid, en u zal gegeven worden. Zij had geen vriend om haar voor te stellen of voor haar te pleiten integendeel, hij, die toen des konings gunsteling was, was haar vijand, maar wij hebben een voorspraak bij de Vader, in wie Hij een welbehagen heeft. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon van de genade.

3. Dat alles, wat zij hem toen te verzoeken had, hierin bestond dat het hem mocht behagen om aan een feestmaal te komen, dat zij voor hem bereid had, en Haman mee te brengen Esther 5:4, Esther 5:5. Hiermede wilde zij:

a. Hem te kennen geven op hoe hoge prijs zij zijn gunst en zijn gezelschap stelde. Wat zij ook van hem te vragen had, die begeerde zij boven alles, wenste zij tot elke prijs te verkrijgen.

b. Zien, hoe zij stond in zijn genegenheid, want indien hij haar dit verzoek weigerde, dan zou het doelloos zijn hem haar ander verzoek voor te dragen.

c. Trachten hem in een aangename stemming te brengen, zijn geest verzachten, opdat zijn gemoed zoveel ontvankelijker zou zijn voor de indrukken van de klacht, die zij hem te doen had.

d. Hem behagen door ook zijn gunsteling Haman te nodigen, daar zij wist dat hij zeer gesteld was op zijn gezelschap, en die zij tegenwoordig wilde hebben als zij haar klacht ging doen want zij wilde niets van hem zeggen dat zij hem ook niet in zijn aangezicht zou durven zeggen. Zij hoopte op de maaltijd des wijns een betere gelegenheid te hebben om haar verzoek voor te dragen. Wijsheid is nuttig om ons te besturen in de omgang met mensen, die een moeilijk en eigenzinnig karakter hebben.

4. Dat hij bereidwillig was om te komen, en Haman gebood mee te gaan, Esther 5:5, hetgeen een aanduiding was van de genegenheid, die hij nog voor haar had behouden, indien hij wezenlijk het verderf van haar en haar volk bedoelde, hij zou aan haar maaltijd geen deel hebben willen nemen. Daar herhaalde hij zijn vriendelijke vraag: Wat is uw bede? en zijn edelmoedige belofte, dat zij toegestaan zou worden zelfs tot de helft van het koninkrijk, een spreekwoordelijke uitdrukking, waarmee hij haar verzekerde dat hij haar niets zou weigeren dat billijk was. Herodes gebruikte die uitdrukking, Mark 6:23.

5. Dat Esther het toen goed achtte om niet meer te vragen dan een belofte, dat het hem zou behagen om nog een uitnodiging voor een ander feestmaal aan te nemen op de volgende dag en wel in haar eigen vertrekken, en wederom Haman zou medebrengen, Esther 5:7, Esther 5:8, hem te kennen gevende dat zij hem dan zou zeggen wat haar verzoek was. Dit uitstellen van het doen van haar eigenlijk verzoek kan toegeschreven worden: a. Aan Esthers voorzichtigheid, daar zij hoopte dat zij zich dan nog verder aangenaam bij hem kon maken, en daardoor invloed op hem zou verkrijgen. Misschien heeft haar thans, nu zij haar verzoek wilde doen, de moed begeven, en wenste zij nog enige tijd te hebben voor gebed, dat God haar mond en wijsheid zou geven. Waarschijnlijk wist zij dat dit uitstellen om haar verzoek te doen, als een teken en bewijs opgenomen zou worden van haar groten eerbied voor de koning, en dat zij hem niet gaarne al te veel zou willen dringen. Wat haastig gevraagd wordt, wordt dikwijls haastig geweigerd, maar wat met bedaard overleg gevraagd wordt, verdient in overweging te worden genomen.

b. Aan Gods voorzienigheid, die het Esther in het hart gaf om haar bede nog een dag uit te stellen. Zij wist niet waarom, maar God wist het, Hij wist dat hetgeen er in die nacht tussen nu en morgen gebeuren zou, haar plan zou bevorderen, de weg zou banen voor haar voorspoed, dat Haman tot het toppunt van zijn boosaardigheid zou komen tegen Mordechai, en beginnen zou voor zijn aangezicht te vallen. De Joden hebben misschien gedacht dat Esther traag en vadsig was, en haar daarom gelaakt, haar oprechtheid, of tenminste haar ijver verdacht, maar de uitkomst weerlegde hun vrees, en toonde aan dat alles ten beste was geschied.

Verzen 1-8

Esther 5:1-8

I. Hier is Esthers stoutmoedig naderen tot de koning, Esther 5:1. Toen de tijd, bepaald voor het vasten, voorbij was, verloor zij geen tijd, maar ging op de derde dag, toen haar geest en gemoed nog onder de indruk waren van gebed en smeking tot God, tot de koning. Als het hart verruimd is door gemeenschapsoefening met God, dan zal het vrijmoedigheid hebben om voor Hem te doen en voor Hem te lijden. Sommigen denken dat het driedaags vasten slechts bestond in een hele dag en twee hele nachten, gedurende welke de hele tijd zij volstrekt geen voedsel tot zich namen, en dat dit drie dagen genoemd wordt, zoals Christus gedurende even lange tijd in het graf heeft gelegen. Deze uitlegging wordt gesteund door de overweging dat de koningin op de derde dag aan het hof verscheen. Besluiten, waaraan moeilijkheden en gevaren verbonden zijn, moeten zonder verwijl ten uitvoer worden gebracht, opdat zij niet verflauwen en verslappen. Wat gij doet, moet kloek en stout gedaan worden, doe hef haastelijk. Nu trok zij een koninklijk kleed aan, teneinde zich te meer de koning aan te bevelen, en legde haar kleed van de vastendag af. Zij deed haar fraaie klederen aan, niet om zichzelve maar om haar echtgenoot te behagen. In haar gebed, zoals wij het in het apocriefe boek vinden, Esther 14:1-16, spreekt zij aldus tot God: Heere, Gij weet dat ik het teken van mijn hogen staat verafschuw, dat op mijn hoofd is in de dagen, wanneer ik mij toon, enz. Laat hen, wier rang hen verplicht rijke klederen te dragen hieruit leren er aan gestorven te zijn, en ze niet tot hun versierselen te maken. Zij stond in het binnenste voorhof tegenover de koning, verwachtende, tussen hoop en vrees, haar oordeel, haar vonnis.

II. De gunstige ontvangst, die de koning haar gaf. Toen hij haar zag verkreeg zij genade in zijn ogen. De schrijver van het apocriefe boek en Josefus zeggen dat zij twee dienstmaagden had medegenomen, op de ene leunde zij, de andere droeg haar sleep, dat haar gelaat blijmoedig en zeer lieflijk was, maar haar hart vol was van bekommering en angst, dat de koning, zijn aangezicht opheffende, waarop een uitdrukking lag van majesteit, haar eerst zeer toornig aanzag, waarop zij verbleekte, in zwijm viel, zich buigende op het hoofd van de dienstmaagd, die bij haar stond, maar dat God toen de gemoedsgesteldheid des konings veranderde, dat hij toen geheel verschrikt van zijn troon sprong, haar in zijn armen nam, totdat zij weer tot zichzelve kwam, en haar toen met liefdevolle woorden vertroostte. Hier wordt ons slechts gezegd:

1. Dat hij haar beschermde tegen de wet en haar veiligheid verzekerde door haar de gouden scepter toe te reiken, Esther 5:2, waarvan zij de spits dankbaar aanroerde, waardoor zij zich als een nederige smekelinge aan hem voorstelde. Aldus macht bij God verkrijgende, en bij Hem overmocht hebbende, evenals Jakob, had zij ook macht bij de mensen. Die voor God zijn leven zal willen verliezen, zal het behouden, of het in een beter leven terugvinden.

2. Dat hij haar aanmoedigde in haar bede Esther 5:3. Wat is u, koningin Esther, of wat is uw verzoek? Zover was het van hem haar als een misdadige te beschouwen, dat hij verheugd scheen haar te zien en haar genoegen wenste te doen. Hij, die zich van de ene echtgenote had gescheiden, omdat zij niet kwam toen zij geroepen werd, wilde niet streng zijn jegens een andere, omdat zij kwam zonder geroepen te zijn. God kan het hart van de mensen, van de hoge, voorname mensen, van hen, die met de grootste willekeur handelen, omwenden naar het Hem behaagt. Esther vreesde dat zij zou omkomen, en nu wordt haar beloofd dat zij zal verkrijgen wat zij begeert, al was het ook de helft van het koninkrijk. In Zijn voorzienigheid voorkomt God dikwijls de vrees, en overtreft de hoop van Zijn volk, inzonderheid als zij zich wagen voor Zijn zaak. Laat ons, zoals onze Heiland, aan de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter de aanmoediging ontlenen dat wij altijd moeten bidden en niet vertragen Luke 18:6. Hoor wat deze hooghartige koning zegt: Wat is uw bede, en wat is uw verzoek? het zal u gegeven worden, en zeg: zal dan God het gebed van Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, niet horen en verhoren? Esther kwam tot een trots, heerszuchtig man, wij komen tot de God van liefde en genade. Zij was niet geroepen, wij wel, de Geest zegt: Kom, en de bruid zegt: Kom. Er was een wet tegen haar, wij hebben een belofte, menige belofte voor ons. Bid, en u zal gegeven worden. Zij had geen vriend om haar voor te stellen of voor haar te pleiten integendeel, hij, die toen des konings gunsteling was, was haar vijand, maar wij hebben een voorspraak bij de Vader, in wie Hij een welbehagen heeft. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon van de genade.

3. Dat alles, wat zij hem toen te verzoeken had, hierin bestond dat het hem mocht behagen om aan een feestmaal te komen, dat zij voor hem bereid had, en Haman mee te brengen Esther 5:4, Esther 5:5. Hiermede wilde zij:

a. Hem te kennen geven op hoe hoge prijs zij zijn gunst en zijn gezelschap stelde. Wat zij ook van hem te vragen had, die begeerde zij boven alles, wenste zij tot elke prijs te verkrijgen.

b. Zien, hoe zij stond in zijn genegenheid, want indien hij haar dit verzoek weigerde, dan zou het doelloos zijn hem haar ander verzoek voor te dragen.

c. Trachten hem in een aangename stemming te brengen, zijn geest verzachten, opdat zijn gemoed zoveel ontvankelijker zou zijn voor de indrukken van de klacht, die zij hem te doen had.

d. Hem behagen door ook zijn gunsteling Haman te nodigen, daar zij wist dat hij zeer gesteld was op zijn gezelschap, en die zij tegenwoordig wilde hebben als zij haar klacht ging doen want zij wilde niets van hem zeggen dat zij hem ook niet in zijn aangezicht zou durven zeggen. Zij hoopte op de maaltijd des wijns een betere gelegenheid te hebben om haar verzoek voor te dragen. Wijsheid is nuttig om ons te besturen in de omgang met mensen, die een moeilijk en eigenzinnig karakter hebben.

4. Dat hij bereidwillig was om te komen, en Haman gebood mee te gaan, Esther 5:5, hetgeen een aanduiding was van de genegenheid, die hij nog voor haar had behouden, indien hij wezenlijk het verderf van haar en haar volk bedoelde, hij zou aan haar maaltijd geen deel hebben willen nemen. Daar herhaalde hij zijn vriendelijke vraag: Wat is uw bede? en zijn edelmoedige belofte, dat zij toegestaan zou worden zelfs tot de helft van het koninkrijk, een spreekwoordelijke uitdrukking, waarmee hij haar verzekerde dat hij haar niets zou weigeren dat billijk was. Herodes gebruikte die uitdrukking, Mark 6:23.

5. Dat Esther het toen goed achtte om niet meer te vragen dan een belofte, dat het hem zou behagen om nog een uitnodiging voor een ander feestmaal aan te nemen op de volgende dag en wel in haar eigen vertrekken, en wederom Haman zou medebrengen, Esther 5:7, Esther 5:8, hem te kennen gevende dat zij hem dan zou zeggen wat haar verzoek was. Dit uitstellen van het doen van haar eigenlijk verzoek kan toegeschreven worden: a. Aan Esthers voorzichtigheid, daar zij hoopte dat zij zich dan nog verder aangenaam bij hem kon maken, en daardoor invloed op hem zou verkrijgen. Misschien heeft haar thans, nu zij haar verzoek wilde doen, de moed begeven, en wenste zij nog enige tijd te hebben voor gebed, dat God haar mond en wijsheid zou geven. Waarschijnlijk wist zij dat dit uitstellen om haar verzoek te doen, als een teken en bewijs opgenomen zou worden van haar groten eerbied voor de koning, en dat zij hem niet gaarne al te veel zou willen dringen. Wat haastig gevraagd wordt, wordt dikwijls haastig geweigerd, maar wat met bedaard overleg gevraagd wordt, verdient in overweging te worden genomen.

b. Aan Gods voorzienigheid, die het Esther in het hart gaf om haar bede nog een dag uit te stellen. Zij wist niet waarom, maar God wist het, Hij wist dat hetgeen er in die nacht tussen nu en morgen gebeuren zou, haar plan zou bevorderen, de weg zou banen voor haar voorspoed, dat Haman tot het toppunt van zijn boosaardigheid zou komen tegen Mordechai, en beginnen zou voor zijn aangezicht te vallen. De Joden hebben misschien gedacht dat Esther traag en vadsig was, en haar daarom gelaakt, haar oprechtheid, of tenminste haar ijver verdacht, maar de uitkomst weerlegde hun vrees, en toonde aan dat alles ten beste was geschied.

Verzen 9-14

Esther 5:9-14

Het bericht, hier van Haman gegeven, is een verklaring van het woord van Salomo, Proverbs 21:24 : " Een overmoedige en" "vermetele heet spotter hij die handelt in mateloze overmoed." Nooit heeft iemand meer aan die naam beantwoord, dan hier Haman, in wie hoogmoed en toorn zozeer de bovenhand hebben. Zie hem:

I. Opgeblazen van hoogmoed wegens de eer die hem was aangedaan door aan Esthers maaltijd genodigd te zijn. Hij was er vrolijk en goedsmoeds om, Esther 5:9.

Merk op met welk een genot hij ervan spreekt, Esther 5:12, hoe hij er zich op laat voorstaan, en hoe hij denkt daardoor tot het toppunt van geluk te komen, dat Esther, de koningin, niemand dan hem alleen met de koning tot de maaltijd heeft doen komen, en hij dacht, dat het was omdat zij ten zeerste bekoord was door zijn gesprekken, dat zij hem ook voor de volgende dag genodigd had om met de koning te komen, want niemand is zo geschikt als hij om de koning gezelschap te houden. Zij, die zichzelf bewonderen en zichzelf vleien, bedriegen slechts zichzelf. Haman vleide zich met het denkbeeld, dat de koningin met deze herhaalde uitnodiging bedoelde hem te eren, terwijl zij in werkelijkheid bedoelde hem te beschuldigen, met hem tot de maaltijd te roepen, riep zij hem slechts voor het gericht. In welke vergrootglazen beschouwen trotse mensen hun gelaat! En "hoe" "worden zij door de trotsheid van hun hart bedrogen!" Obadja: 3.

II. Zich kwellen en verbitteren wegens de minachting, die Mordechai hem betoonde, waardoor hij zichzelf en allen, die hem omringen, tot last wordt.

1. Mordechai was even vastbesloten als ooit tevoren, hij stond niet op, noch bewoog zich voor hem, Esther 5:9. Wat hij deed, deed hij uit een beginsel van nauwgezetheid van geweten, en daarom volhardde hij er in, wilde hij niet voor hem kruipen, neen, zelfs niet, toen hij reden had hem te vrezen en Esther zelf hem beleefdheid betoonde. Hij wist dat God hem en zijn volk van de woede van Haman kon en zou verlossen zonder enigerlei van die lage, kruipende hulpmiddeltjes om hem te vermurwen. Zij, die wandelen in heilige oprechtheid, kunnen wandelen in heilige gerustheid, en voortgaan met hun werk zonder te vrezen wat de mens hun zou kunnen doen. Die in oprechtheid wandelt, wandelt zeker.

2. Haman kan het even moeilijk als ooit dragen, ja hoe hoger hij verheven is, hoe minder hij minachting kan dragen en hoe meer verwoed hij er om is.

a. Het maakte hem onrustig in zijn gemoed, ontroerde en ontstelde hem, hij werd vervuld met grimmigheid, Esther 5:9, en toch bedwong hij zich, Esther 5:10. Zeer gaarne zou hij zijn zwaard getrokken hebben om Mordechai er mee te doorsteken, wijl hij hem dus beledigde, maar hij hoopte hem weldra met al de Joden te zien vallen, en daarom heeft hij zich met grote moeite bedwongen om hem niet terstond te doden. Welk een strijd was er in zijn hart tussen zijn toorn, die Mordechai's dood terstond eiste "Och of ik van zijn vlees had, ik zou" "niet verzadigd worden," Job 31:3, en zijn boosaardigheid, die hem deed besluiten om tot de algemene moord te wachten! Zo zijn er doornen en strikken op de weg des verkeerden. b. Het nam de smaak en de geur weg van al zijn genietingen. Deze kleine belediging, door Mordechai hem aangedaan, was de dode vlieg, die al zijn kostbare zalf bedierf. Hij erkende dit zelf in de tegenwoordigheid van zijn vrouw en zijn vrienden, tot eeuwige schande voor een hoogmoedig en ontevreden hart, dat hij geen genot kon smaken in zijn bezittingen, zijn bevordering, zijn gezin, zolang Mordechai leefde en een plaats had in de poort des konings, Esther 5:10 Esther 5:13. Hij nam nota van zijn rijkdom en zijn eer, de talrijkheid van zijn zonen, de hoge posten, waartoe hij bevorderd was, dat hij de lieveling was van zijn vorst, de afgod van het hof, en toch dit alles baat hem niet, zolang Mordechai niet gehangen is. Zij, die neiging hebben tot onrust, zullen nooit verlegen zijn om iets dat hen onrustig maakt. Zodanig zijn trotse mensen: hoewel zij veel hebben dat hun naar de zin is, betekent dit niets voor hen, als zij niet in alles hun zin kunnen hebben. Het duizendste deel van hetgeen Haman had zou een nederig, bescheiden man zo gelukkig maken, als hij verwachten kan in deze wereld te zullen zijn, en toch klaagt Haman even hartstochtelijk als wanneer hij tot de laagsten trap van armoede en schande ware vervallen.

III. Zinnende op wraak en hierin bijgestaan door zijn vrouw en zijn vrienden, Esther 5:14. Zij zagen hoe gaarne hij zijn besluit zou willen opgeven om de slachting uit te stellen tot aan de tijd, door het lot er voor aangewezen, en daarom raden zij hem aan, om al vast een voorproef en onderpand ervan te nemen in de snelle terdoodbrenging van Mordechai. Laat hem dat nu hebben, om hem voor het ogenblik tevreden te stellen, en daar de verdelging van al de Joden nu toch, naar hij dacht, zeker is op de daartoe bepaalde tijd, zal hij het niet versmaden om voor het ogenblik alleen aan Mordechai de hand te slaan.

1. Om zijn verbeelding te strelen raden zij hem aan een galg in gereedheid te laten brengen en haar voor zijn eigen deur te laten oprichten opdat er, zodra het vonnis door de koning getekend was, geen uitstel zou behoeven te zijn voor de voltrekking ervan, hij zou dan niet eens op het maken en oprichten van de galg behoeven te wachten. Dit behaagt Haman ten zeerste, onmiddellijk laat hij de galg maken en oprichten, zij moet vijftig ellen hoog zijn tot meerdere smaad van Mordechai, en om hem tot een schouwspel te maken voor allen, die zouden voorbijgaan, en zij moet voor Hamans deur staan, opdat allen zouden zien, dat het aan de afgod van zijn wraak was, dat Mordechai geofferd werd, en hij zijn ogen zou kunnen verlustigen aan dit gezicht.

2. Om hem zijn doel te doen bereiken, raden zij hem aan om vroeg in de morgen tot de koning te gaan, teneinde een order van hem te verkrijgen om Mordechai te hangen, hetgeen-zij twijfelden er niet aan geredelijk toegestaan zou worden aan iemand, die bij de koning zo hoog in gunst stond, en die zo gemakkelijk een edict had verkregen om het gehele volk van de Joden uit te roeien. Er was om die order te verkrijgen niets anders nodig dan de koning te doen weten dat Mordechai in minachting van het gebod van de koning, geweigerd had Haman eer te bewijzen. En nu laten wij Haman zich ter ruste begeven met de strelende gedachte van morgen Mordechai te zien hangen, en dan vrolijk en wel naar het feestmaal te gaan, zonder dat ook maar in het minst de gedachte bij hem opkwam dat hij die galg voor zichzelf heeft opgericht.

Verzen 9-14

Esther 5:9-14

Het bericht, hier van Haman gegeven, is een verklaring van het woord van Salomo, Proverbs 21:24 : " Een overmoedige en" "vermetele heet spotter hij die handelt in mateloze overmoed." Nooit heeft iemand meer aan die naam beantwoord, dan hier Haman, in wie hoogmoed en toorn zozeer de bovenhand hebben. Zie hem:

I. Opgeblazen van hoogmoed wegens de eer die hem was aangedaan door aan Esthers maaltijd genodigd te zijn. Hij was er vrolijk en goedsmoeds om, Esther 5:9.

Merk op met welk een genot hij ervan spreekt, Esther 5:12, hoe hij er zich op laat voorstaan, en hoe hij denkt daardoor tot het toppunt van geluk te komen, dat Esther, de koningin, niemand dan hem alleen met de koning tot de maaltijd heeft doen komen, en hij dacht, dat het was omdat zij ten zeerste bekoord was door zijn gesprekken, dat zij hem ook voor de volgende dag genodigd had om met de koning te komen, want niemand is zo geschikt als hij om de koning gezelschap te houden. Zij, die zichzelf bewonderen en zichzelf vleien, bedriegen slechts zichzelf. Haman vleide zich met het denkbeeld, dat de koningin met deze herhaalde uitnodiging bedoelde hem te eren, terwijl zij in werkelijkheid bedoelde hem te beschuldigen, met hem tot de maaltijd te roepen, riep zij hem slechts voor het gericht. In welke vergrootglazen beschouwen trotse mensen hun gelaat! En "hoe" "worden zij door de trotsheid van hun hart bedrogen!" Obadja: 3.

II. Zich kwellen en verbitteren wegens de minachting, die Mordechai hem betoonde, waardoor hij zichzelf en allen, die hem omringen, tot last wordt.

1. Mordechai was even vastbesloten als ooit tevoren, hij stond niet op, noch bewoog zich voor hem, Esther 5:9. Wat hij deed, deed hij uit een beginsel van nauwgezetheid van geweten, en daarom volhardde hij er in, wilde hij niet voor hem kruipen, neen, zelfs niet, toen hij reden had hem te vrezen en Esther zelf hem beleefdheid betoonde. Hij wist dat God hem en zijn volk van de woede van Haman kon en zou verlossen zonder enigerlei van die lage, kruipende hulpmiddeltjes om hem te vermurwen. Zij, die wandelen in heilige oprechtheid, kunnen wandelen in heilige gerustheid, en voortgaan met hun werk zonder te vrezen wat de mens hun zou kunnen doen. Die in oprechtheid wandelt, wandelt zeker.

2. Haman kan het even moeilijk als ooit dragen, ja hoe hoger hij verheven is, hoe minder hij minachting kan dragen en hoe meer verwoed hij er om is.

a. Het maakte hem onrustig in zijn gemoed, ontroerde en ontstelde hem, hij werd vervuld met grimmigheid, Esther 5:9, en toch bedwong hij zich, Esther 5:10. Zeer gaarne zou hij zijn zwaard getrokken hebben om Mordechai er mee te doorsteken, wijl hij hem dus beledigde, maar hij hoopte hem weldra met al de Joden te zien vallen, en daarom heeft hij zich met grote moeite bedwongen om hem niet terstond te doden. Welk een strijd was er in zijn hart tussen zijn toorn, die Mordechai's dood terstond eiste "Och of ik van zijn vlees had, ik zou" "niet verzadigd worden," Job 31:3, en zijn boosaardigheid, die hem deed besluiten om tot de algemene moord te wachten! Zo zijn er doornen en strikken op de weg des verkeerden. b. Het nam de smaak en de geur weg van al zijn genietingen. Deze kleine belediging, door Mordechai hem aangedaan, was de dode vlieg, die al zijn kostbare zalf bedierf. Hij erkende dit zelf in de tegenwoordigheid van zijn vrouw en zijn vrienden, tot eeuwige schande voor een hoogmoedig en ontevreden hart, dat hij geen genot kon smaken in zijn bezittingen, zijn bevordering, zijn gezin, zolang Mordechai leefde en een plaats had in de poort des konings, Esther 5:10 Esther 5:13. Hij nam nota van zijn rijkdom en zijn eer, de talrijkheid van zijn zonen, de hoge posten, waartoe hij bevorderd was, dat hij de lieveling was van zijn vorst, de afgod van het hof, en toch dit alles baat hem niet, zolang Mordechai niet gehangen is. Zij, die neiging hebben tot onrust, zullen nooit verlegen zijn om iets dat hen onrustig maakt. Zodanig zijn trotse mensen: hoewel zij veel hebben dat hun naar de zin is, betekent dit niets voor hen, als zij niet in alles hun zin kunnen hebben. Het duizendste deel van hetgeen Haman had zou een nederig, bescheiden man zo gelukkig maken, als hij verwachten kan in deze wereld te zullen zijn, en toch klaagt Haman even hartstochtelijk als wanneer hij tot de laagsten trap van armoede en schande ware vervallen.

III. Zinnende op wraak en hierin bijgestaan door zijn vrouw en zijn vrienden, Esther 5:14. Zij zagen hoe gaarne hij zijn besluit zou willen opgeven om de slachting uit te stellen tot aan de tijd, door het lot er voor aangewezen, en daarom raden zij hem aan, om al vast een voorproef en onderpand ervan te nemen in de snelle terdoodbrenging van Mordechai. Laat hem dat nu hebben, om hem voor het ogenblik tevreden te stellen, en daar de verdelging van al de Joden nu toch, naar hij dacht, zeker is op de daartoe bepaalde tijd, zal hij het niet versmaden om voor het ogenblik alleen aan Mordechai de hand te slaan.

1. Om zijn verbeelding te strelen raden zij hem aan een galg in gereedheid te laten brengen en haar voor zijn eigen deur te laten oprichten opdat er, zodra het vonnis door de koning getekend was, geen uitstel zou behoeven te zijn voor de voltrekking ervan, hij zou dan niet eens op het maken en oprichten van de galg behoeven te wachten. Dit behaagt Haman ten zeerste, onmiddellijk laat hij de galg maken en oprichten, zij moet vijftig ellen hoog zijn tot meerdere smaad van Mordechai, en om hem tot een schouwspel te maken voor allen, die zouden voorbijgaan, en zij moet voor Hamans deur staan, opdat allen zouden zien, dat het aan de afgod van zijn wraak was, dat Mordechai geofferd werd, en hij zijn ogen zou kunnen verlustigen aan dit gezicht.

2. Om hem zijn doel te doen bereiken, raden zij hem aan om vroeg in de morgen tot de koning te gaan, teneinde een order van hem te verkrijgen om Mordechai te hangen, hetgeen-zij twijfelden er niet aan geredelijk toegestaan zou worden aan iemand, die bij de koning zo hoog in gunst stond, en die zo gemakkelijk een edict had verkregen om het gehele volk van de Joden uit te roeien. Er was om die order te verkrijgen niets anders nodig dan de koning te doen weten dat Mordechai in minachting van het gebod van de koning, geweigerd had Haman eer te bewijzen. En nu laten wij Haman zich ter ruste begeven met de strelende gedachte van morgen Mordechai te zien hangen, en dan vrolijk en wel naar het feestmaal te gaan, zonder dat ook maar in het minst de gedachte bij hem opkwam dat hij die galg voor zichzelf heeft opgericht.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Esther 5". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/esther-5.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile