Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Esther 5". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/esther-5.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Esther 5". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, ESTHER 5Esther 5:1.
ESTHER GAAT NAAR DEN KONING. HAMAN ZOEKT MORDECHAI OM TE BRENGEN.
I. Esther 5:1-Esther 5:8. Als Esther op den derden dag bij den koning komt, wordt zij door hem vriendelijk aangenomen; hij verzekert haar reeds, dat hij haar hare bede zal geven, v rdat hij hare begeerte weet. Zij verzoekt nu den koning, dat hij met Haman kome tot den maaltijd, dient zij bereid heeft. Als de koning op dien maaltijd naar haren wens vraagt, belooft zij, wanneer hij en Haman den volgenden dag weer bij haar het middagmaal wilden gebruiken, dien mede te delen.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, ESTHER 5Esther 5:1.
ESTHER GAAT NAAR DEN KONING. HAMAN ZOEKT MORDECHAI OM TE BRENGEN.
I. Esther 5:1-Esther 5:8. Als Esther op den derden dag bij den koning komt, wordt zij door hem vriendelijk aangenomen; hij verzekert haar reeds, dat hij haar hare bede zal geven, v rdat hij hare begeerte weet. Zij verzoekt nu den koning, dat hij met Haman kome tot den maaltijd, dient zij bereid heeft. Als de koning op dien maaltijd naar haren wens vraagt, belooft zij, wanneer hij en Haman den volgenden dag weer bij haar het middagmaal wilden gebruiken, dien mede te delen.
Vers 1
1. Het geschiedde nu aan den derden dag 1) waarop het vasten eindigde, dat Esther haar treurgewaad aflegde en een koninklijk kleed aantrok, en stond of ging, in het binnenste voorhof (vgl. Esther 4:11), van des konings huis 2), tegenover het huis des konings, om daar te wachten totdat de koning haar zou opmerken: de koning nu zat op zijnen koninklijken troon, in het koninklijk huis, tegenover de deur van het huis, in een voorportaal, waar de koning haar moest opmerken (zie Esther 2:19).1) Den derden dag is van den dag der onderhandeling van Mordechai met de koningin (4:14) af te tellen. De eerste dag is die, op welken Esther met Mordechai onderhandelde. Het vasten werd alzo eerst aan den namiddag begonnen; op den derden dag ging Esther tot den koning, om hem uit te nodigen, bij haar op dien dag ter maaltijd te komen, alzo zeker aan den voormiddag. Daarmee gerekend duurde het derde daags vasten van den namiddag van den eersten tot den voormiddag van den derden dag, ongeveer 40-45 uren..
2) Om dit wel te verstaan moet men een recht begrip hebben omtrent de gesteldheid van het koninklijk paleis. Ahasveros had, naar de wijze der Oosterse koningen, een paleis, hetwelk bestond uit voorhoven, de verblijfplaats van den koning en zijne vrouwen, en enen hof. Van den hof lezen wij in Esther 7:7. De verblijfplaats des konings was dat gedeelte van het paleis, waar de koning woonde en zijnen troon had. Dit gedeelte wordt het huis des konings genoemd, Esther 2:13. Hiervan waren twee andere gebouwen onderscheiden, het huis der maagden, onder het opzicht van Hege hetwelk een eigen voorhof had (Esther 2:13,Esther 2:14) en het huis der bijwijven, die bij den koning overnacht hadden, onder het opzicht van Sasgaz (Esther 2:14). Evenwel hadden deze twee gebouwen gemeenschap met het koninklijk verblijf (Esther 2:13,Esther 2:14). Voorts had het koninklijk paleis onderscheidene voorhoven of opene plaats, zo v r als om het paleis, met muren omgeven. Langs deze ringmuren waren gaanderijen, steunende op marmeren pilaren. In deze gaanderijen van het buitenvoorhof had de koning den zevendaagsen maaltijd gegeven (Esther 1:5). Van dit buitenvoorhof was het binnenvoorhof onderscheiden en daarvan afgesloten, onmiddellijk palende aan het verblijf des konings (Esther 6:4). Hiermede stemt de beschrijving van Diodorus Syculus overeen, die het paleis van Cyrus in Persepolis aftekent als een slot, met drie ringmuren voorzien, hoog en uitgebreid, met opene plaatsen tussenbeide. Ook berichten ons de latere schrijvers over het Perzische rijk, dat het koninklijk paleis te Ispahan, de tegenwoordige hofplaats, met zijne gebouwen en tuinen, wel een uur gaans in het rond beslaat. Men heeft eerst het koninklijk voorplein; daaruit komt men door ene poort langs vertrekken, waar het gerecht zit. Van daar gaat men door ene fraaie wandelplaats naar de zaal, waar de koning gehoor verleent. Bij de latere Perzen is deze gehoorzaam van den koning onderscheiden in drie delen. Het ene is hoger dan het andere, waarop de hovelingen naar hunnen rang staan. Op de derde hoogte staat de troon, zijnde omtrent acht voeten vierkant, en een voet of anderhalf boven den gewonen vloer, die met een kostbaar tapijt bedekt is. Hieruit zal men nu lichtelijk begrijpen, dat Esther zich zal begeven hebben in de wandelplaats of het binnenste voorhof..
Vers 1
1. Het geschiedde nu aan den derden dag 1) waarop het vasten eindigde, dat Esther haar treurgewaad aflegde en een koninklijk kleed aantrok, en stond of ging, in het binnenste voorhof (vgl. Esther 4:11), van des konings huis 2), tegenover het huis des konings, om daar te wachten totdat de koning haar zou opmerken: de koning nu zat op zijnen koninklijken troon, in het koninklijk huis, tegenover de deur van het huis, in een voorportaal, waar de koning haar moest opmerken (zie Esther 2:19).1) Den derden dag is van den dag der onderhandeling van Mordechai met de koningin (4:14) af te tellen. De eerste dag is die, op welken Esther met Mordechai onderhandelde. Het vasten werd alzo eerst aan den namiddag begonnen; op den derden dag ging Esther tot den koning, om hem uit te nodigen, bij haar op dien dag ter maaltijd te komen, alzo zeker aan den voormiddag. Daarmee gerekend duurde het derde daags vasten van den namiddag van den eersten tot den voormiddag van den derden dag, ongeveer 40-45 uren..
2) Om dit wel te verstaan moet men een recht begrip hebben omtrent de gesteldheid van het koninklijk paleis. Ahasveros had, naar de wijze der Oosterse koningen, een paleis, hetwelk bestond uit voorhoven, de verblijfplaats van den koning en zijne vrouwen, en enen hof. Van den hof lezen wij in Esther 7:7. De verblijfplaats des konings was dat gedeelte van het paleis, waar de koning woonde en zijnen troon had. Dit gedeelte wordt het huis des konings genoemd, Esther 2:13. Hiervan waren twee andere gebouwen onderscheiden, het huis der maagden, onder het opzicht van Hege hetwelk een eigen voorhof had (Esther 2:13,Esther 2:14) en het huis der bijwijven, die bij den koning overnacht hadden, onder het opzicht van Sasgaz (Esther 2:14). Evenwel hadden deze twee gebouwen gemeenschap met het koninklijk verblijf (Esther 2:13,Esther 2:14). Voorts had het koninklijk paleis onderscheidene voorhoven of opene plaats, zo v r als om het paleis, met muren omgeven. Langs deze ringmuren waren gaanderijen, steunende op marmeren pilaren. In deze gaanderijen van het buitenvoorhof had de koning den zevendaagsen maaltijd gegeven (Esther 1:5). Van dit buitenvoorhof was het binnenvoorhof onderscheiden en daarvan afgesloten, onmiddellijk palende aan het verblijf des konings (Esther 6:4). Hiermede stemt de beschrijving van Diodorus Syculus overeen, die het paleis van Cyrus in Persepolis aftekent als een slot, met drie ringmuren voorzien, hoog en uitgebreid, met opene plaatsen tussenbeide. Ook berichten ons de latere schrijvers over het Perzische rijk, dat het koninklijk paleis te Ispahan, de tegenwoordige hofplaats, met zijne gebouwen en tuinen, wel een uur gaans in het rond beslaat. Men heeft eerst het koninklijk voorplein; daaruit komt men door ene poort langs vertrekken, waar het gerecht zit. Van daar gaat men door ene fraaie wandelplaats naar de zaal, waar de koning gehoor verleent. Bij de latere Perzen is deze gehoorzaam van den koning onderscheiden in drie delen. Het ene is hoger dan het andere, waarop de hovelingen naar hunnen rang staan. Op de derde hoogte staat de troon, zijnde omtrent acht voeten vierkant, en een voet of anderhalf boven den gewonen vloer, die met een kostbaar tapijt bedekt is. Hieruit zal men nu lichtelijk begrijpen, dat Esther zich zal begeven hebben in de wandelplaats of het binnenste voorhof..
Vers 2
2. En het geschiedde, toen de koning de koningin Esther zag, staande of binnentredende in het voorhof, verkreeg zij genade in zijne ogen, zodat de koning den gouden scepter (Esther 4:11),die in zijne hand was, Esther toereikte; en Esther naderde, en roerde de spits des scepters aan, misschien door, gelijk de Latijnse overzetting daarbij voegt, dien eerbiedig te kussen.In plaats van deze eenvoudige mededeling tooit de Septuaginta het verschijnen van Esther voor den koning met allerlei onwaarschijnlijkheden, om het gevaarlijke van hare onderneming nog beter te laten uitkomen. Zie deze in het "aanhangsel"..
Vers 2
2. En het geschiedde, toen de koning de koningin Esther zag, staande of binnentredende in het voorhof, verkreeg zij genade in zijne ogen, zodat de koning den gouden scepter (Esther 4:11),die in zijne hand was, Esther toereikte; en Esther naderde, en roerde de spits des scepters aan, misschien door, gelijk de Latijnse overzetting daarbij voegt, dien eerbiedig te kussen.In plaats van deze eenvoudige mededeling tooit de Septuaginta het verschijnen van Esther voor den koning met allerlei onwaarschijnlijkheden, om het gevaarlijke van hare onderneming nog beter te laten uitkomen. Zie deze in het "aanhangsel"..
Vers 3
3. Toen zei de koning tot haar: Wat is u, koningin Esther! of wat is uw verzoek? want alleen ene dringende begeerte, een zaak van grote betekenis, heeft u bewogen tegen het gebod in tot mij te komen, het zal u gegeven worden, wat gij wenst, ook tot de helft des koninkrijks 1) (Mark 6:23).1) God kan de harten der grootste monarchen, al regeren zij nog zo volstrekt en willekeurig, neigen en buigen naar Zijn welbehagen. -en ten goede der onderdanen zelf. Esther vreesde, dat zij zou omkomen, maar verkrijgt nu integendeel de belofte van alles te zullen verkrijgen, wat ze maar gelieft te vragen, al was het de helft van het koninkrijk. Men merke hier op, dat God in Zijne Voorzienigheid dikwijls de vreze Zijns volks voorkomt en hen boven hope begunstigt, wanneer het bestaat iets ten zijnen behoeve te wagen..
Hoort wat deze trotse koning zegt: "Wat is u, of wat is uw verzoek? Het zal u gegeven worden" en zeg: zal God dan niet horen en niet antwoorden op de gebeden van Zijne uitverkorenen (Luke 18:6-Luke 18:8), die dag en nacht tot Hem roepen? Esther kwam tot een trots, heerszuchtig man, wij komen tot den God van liefde en van genade. Zij was niet geroepen, wij zijn het; de Geest zegt: Kom, en de bruid zegt: Kom. Zij had ene wet tegen zich, wij hebben ene belofte, menigte beloften ten onzen gunste-bidt en u zal gegeven worden. Zij had geen vriend om haar in te leiden of voor haar tussen beide te treden; integendeel hij, die `s konings gunsteling was, was haar vijand: maar wij hebben een Voorspraak bij den Vader, in wie Hij Zijn welbehagen heeft. Laat ons daarom vrijmoedig toegaan tot den troon der genade..
Vers 3
3. Toen zei de koning tot haar: Wat is u, koningin Esther! of wat is uw verzoek? want alleen ene dringende begeerte, een zaak van grote betekenis, heeft u bewogen tegen het gebod in tot mij te komen, het zal u gegeven worden, wat gij wenst, ook tot de helft des koninkrijks 1) (Mark 6:23).1) God kan de harten der grootste monarchen, al regeren zij nog zo volstrekt en willekeurig, neigen en buigen naar Zijn welbehagen. -en ten goede der onderdanen zelf. Esther vreesde, dat zij zou omkomen, maar verkrijgt nu integendeel de belofte van alles te zullen verkrijgen, wat ze maar gelieft te vragen, al was het de helft van het koninkrijk. Men merke hier op, dat God in Zijne Voorzienigheid dikwijls de vreze Zijns volks voorkomt en hen boven hope begunstigt, wanneer het bestaat iets ten zijnen behoeve te wagen..
Hoort wat deze trotse koning zegt: "Wat is u, of wat is uw verzoek? Het zal u gegeven worden" en zeg: zal God dan niet horen en niet antwoorden op de gebeden van Zijne uitverkorenen (Luke 18:6-Luke 18:8), die dag en nacht tot Hem roepen? Esther kwam tot een trots, heerszuchtig man, wij komen tot den God van liefde en van genade. Zij was niet geroepen, wij zijn het; de Geest zegt: Kom, en de bruid zegt: Kom. Zij had ene wet tegen zich, wij hebben ene belofte, menigte beloften ten onzen gunste-bidt en u zal gegeven worden. Zij had geen vriend om haar in te leiden of voor haar tussen beide te treden; integendeel hij, die `s konings gunsteling was, was haar vijand: maar wij hebben een Voorspraak bij den Vader, in wie Hij Zijn welbehagen heeft. Laat ons daarom vrijmoedig toegaan tot den troon der genade..
Vers 4
4. Esther nu, uit ervaring overtuigd, dat de tijd van het middageten de gunstigste tijd was, om den koning iets zo groots te vragen, als zij op het hart had, zei: Indien het den koning goeddunkt, zo kome de koning met Haman heden tot den maaltijd, dien ik hem bereid heb, zo zal ik hem dan mijne bede voordragen. 5. Toen zei de koning tot zijne dienaren: Doet Haman spoeden, dat hij kome en het bevel (het woord) van Esther doe! Als nu de koning met Haman tot den maaltijd, dien Esther bereid had, gekomen was,Vers 4
4. Esther nu, uit ervaring overtuigd, dat de tijd van het middageten de gunstigste tijd was, om den koning iets zo groots te vragen, als zij op het hart had, zei: Indien het den koning goeddunkt, zo kome de koning met Haman heden tot den maaltijd, dien ik hem bereid heb, zo zal ik hem dan mijne bede voordragen. 5. Toen zei de koning tot zijne dienaren: Doet Haman spoeden, dat hij kome en het bevel (het woord) van Esther doe! Als nu de koning met Haman tot den maaltijd, dien Esther bereid had, gekomen was,Vers 6
6. Zo zei de koning tot Esther op den maaltijd des wijns 1): Wat is uwe bede? en zij zal u gegeven worden, en wat is uw verzoek? het zal geschieden, ook tot de helft des koninkrijks.1) Om deze spreekwijze wel te verstaan, moet men weten, dat een Oosters koninklijk gastmaal doorgaans uit drie of vier maaltijden bestaat, waarvan de tafels in onderscheidene vertrekken worden aangericht, Niet eer, dan op den derden maaltijd gaat de wijn in bekers rond en deze wordt daarom de maaltijd des wijns genoemd..
Vers 6
6. Zo zei de koning tot Esther op den maaltijd des wijns 1): Wat is uwe bede? en zij zal u gegeven worden, en wat is uw verzoek? het zal geschieden, ook tot de helft des koninkrijks.1) Om deze spreekwijze wel te verstaan, moet men weten, dat een Oosters koninklijk gastmaal doorgaans uit drie of vier maaltijden bestaat, waarvan de tafels in onderscheidene vertrekken worden aangericht, Niet eer, dan op den derden maaltijd gaat de wijn in bekers rond en deze wordt daarom de maaltijd des wijns genoemd..
Vers 7
7. Toen antwoordde Esther, die intussen had opgemerkt, dat het nog de geschikte tijd voor hare bede niet was 1), en zei: Mijn bede en verzoek is:1) Door Gods bijzondere leiding merkt Esther op, dat het nog de rechte tijd niet is. Haar geloof ziet duidelijk, dat de hulp nabij is, maar overtuigt haar, dat zij met het beslissend woord nog moet wachten. En juist in den nacht tussen de twee maaltijden komt, door het herinnerd worden van den koning aan Mordechai, de eigenlijke wending in den toestand. Dat was de vinger Gods, die voor Zijn volk waakte. -Dat Esther beide keren Haman mede nodigt, is ene daad van grote schranderheid. Zij verhindert daardoor, dat Haman verdenkingen opvatte en tegenmiddelen berame; tevens wordt deze vijand van het rijk van God door deze dubbele hoge eerbetuiging van de zijde der koningin zo volkomen in zijnen hoogmoed en in zijne gerustheid ingewiegd, dat hij, geheel blind, zich zelven in de galg zijn verderf opbouwt..
Vers 7
7. Toen antwoordde Esther, die intussen had opgemerkt, dat het nog de geschikte tijd voor hare bede niet was 1), en zei: Mijn bede en verzoek is:1) Door Gods bijzondere leiding merkt Esther op, dat het nog de rechte tijd niet is. Haar geloof ziet duidelijk, dat de hulp nabij is, maar overtuigt haar, dat zij met het beslissend woord nog moet wachten. En juist in den nacht tussen de twee maaltijden komt, door het herinnerd worden van den koning aan Mordechai, de eigenlijke wending in den toestand. Dat was de vinger Gods, die voor Zijn volk waakte. -Dat Esther beide keren Haman mede nodigt, is ene daad van grote schranderheid. Zij verhindert daardoor, dat Haman verdenkingen opvatte en tegenmiddelen berame; tevens wordt deze vijand van het rijk van God door deze dubbele hoge eerbetuiging van de zijde der koningin zo volkomen in zijnen hoogmoed en in zijne gerustheid ingewiegd, dat hij, geheel blind, zich zelven in de galg zijn verderf opbouwt..
Vers 8
8. Indien ik genade gevonden heb in de ogen des konings, en indien het den koning goeddunkt, mij te geven mijne bede en mijn verzoek te doen, zo kome de koning met Haman morgen weer tot den maaltijd, dien ik hem bereiden zal; zo zal ik morgen doen naar het bevel des konings, en mijne begeerte uitspreken.9.
II. Esther 5:9-Esther 5:14. Haman, van den maaltijd der koningin komende, heeft de ergernis, dat hij Mordechai ziet, die niet eens voor hem opstaat. Daarop klaagt hij aan zijne vrouw en aan zijne vrienden, dat de gunst van den koning en van de koningin hem niet voldoen, zolang hij Mordechai nog moet zien. Deze raden hem reeds voorlopig ene hoge galg op te richten, en aanstonds, den volgenden morgen vroeg, `s konings toestemming te gaan vragen, om Mordechai daaraan te hangen, en dan, vrij van alle zorgen, tot den maaltijd der koningin te gaan.
Vers 8
8. Indien ik genade gevonden heb in de ogen des konings, en indien het den koning goeddunkt, mij te geven mijne bede en mijn verzoek te doen, zo kome de koning met Haman morgen weer tot den maaltijd, dien ik hem bereiden zal; zo zal ik morgen doen naar het bevel des konings, en mijne begeerte uitspreken.9.
II. Esther 5:9-Esther 5:14. Haman, van den maaltijd der koningin komende, heeft de ergernis, dat hij Mordechai ziet, die niet eens voor hem opstaat. Daarop klaagt hij aan zijne vrouw en aan zijne vrienden, dat de gunst van den koning en van de koningin hem niet voldoen, zolang hij Mordechai nog moet zien. Deze raden hem reeds voorlopig ene hoge galg op te richten, en aanstonds, den volgenden morgen vroeg, `s konings toestemming te gaan vragen, om Mordechai daaraan te hangen, en dan, vrij van alle zorgen, tot den maaltijd der koningin te gaan.
Vers 9
9. Toen ging Haman ten zelven dage, op welken hij bij de koningin ter maaltijd geweest was, uit het paleis, vrolijk en goeds moedsover zulk een hoog eerbewijs van de koningin; maar toen Haman Mordechai zag, die sedert de toezegging van Esther weer zijne treurklederen had afgelegd en in de poort des konings zijn ambt waarnam (Esther 4:2),en Haman zag, dat hij niet opstond, noch zich voor hem bewoog 1), geen den minsten eerbied betoonde, zo werd Haman vervuld met grimmigheid op Mordechai.1) Mordechai gedroeg zich zo, omdat Haman door den bloeddorstigen toeleg ter verdediging der Joden alle menselijke achting en eerbewijzen verbeurd had; tevens bleek hieruit, hoe weinig hij Haman vreesde, terwijl zijn vertrouwen was gevestigd op God, dat die hem en zijn volk uit dezen groten nood verlossen zou..
Vers 9
9. Toen ging Haman ten zelven dage, op welken hij bij de koningin ter maaltijd geweest was, uit het paleis, vrolijk en goeds moedsover zulk een hoog eerbewijs van de koningin; maar toen Haman Mordechai zag, die sedert de toezegging van Esther weer zijne treurklederen had afgelegd en in de poort des konings zijn ambt waarnam (Esther 4:2),en Haman zag, dat hij niet opstond, noch zich voor hem bewoog 1), geen den minsten eerbied betoonde, zo werd Haman vervuld met grimmigheid op Mordechai.1) Mordechai gedroeg zich zo, omdat Haman door den bloeddorstigen toeleg ter verdediging der Joden alle menselijke achting en eerbewijzen verbeurd had; tevens bleek hieruit, hoe weinig hij Haman vreesde, terwijl zijn vertrouwen was gevestigd op God, dat die hem en zijn volk uit dezen groten nood verlossen zou..
Vers 10
10. Doch Haman bedwong zich, van terstond zijne wraak uit te oefenen aan enen van dat volk, dat hem geheel gegeven was, en hij kwam tot zijn huis, en hij zond henen, en liet zijne vrienden komen, en Zeres, (= ster der aanbidding) zijne huisvrouw, om zijne ergernis aan hen te openbaren en met hen te raadplegen.Vers 10
10. Doch Haman bedwong zich, van terstond zijne wraak uit te oefenen aan enen van dat volk, dat hem geheel gegeven was, en hij kwam tot zijn huis, en hij zond henen, en liet zijne vrienden komen, en Zeres, (= ster der aanbidding) zijne huisvrouw, om zijne ergernis aan hen te openbaren en met hen te raadplegen.Vers 11
11. En Haman vertelde hun de heerlijkheid zijns rijkdoms, en de veelheid zijner zonen 1), (Esther 9:6), en alles, waarin de koning hem groot gemaakt had, en waarin hij hem verheven had boven de vorsten en knechten des konings.Herodotus bericht, dat de Perzen naast den oorlogsroem niets voor begerenswaardiger hielden, dan het bezit van een groot aantal zonen. Haman had tien zonen, dat den Joodse uitleggers niet genoeg scheen, waarom zij er 208 van gemaakt hebben..
Vers 11
11. En Haman vertelde hun de heerlijkheid zijns rijkdoms, en de veelheid zijner zonen 1), (Esther 9:6), en alles, waarin de koning hem groot gemaakt had, en waarin hij hem verheven had boven de vorsten en knechten des konings.Herodotus bericht, dat de Perzen naast den oorlogsroem niets voor begerenswaardiger hielden, dan het bezit van een groot aantal zonen. Haman had tien zonen, dat den Joodse uitleggers niet genoeg scheen, waarom zij er 208 van gemaakt hebben..
Vers 12
12. Verder zei Haman: Ook heeft de koningin Esther niemand met den koning doen komen tot den maaltijd, dien zij bereid heeft, dan mij; en ik ben ook tegen morgen van haar met den koning wederom genodigd.Vers 12
12. Verder zei Haman: Ook heeft de koningin Esther niemand met den koning doen komen tot den maaltijd, dien zij bereid heeft, dan mij; en ik ben ook tegen morgen van haar met den koning wederom genodigd.Vers 13
13. Doch dit alles baat mij niet 1), zo langen tijd als ik den Jood Mordechai zie zitten in de poort des konings, dien Jood, die in trotsheid mij elk eerbewijs weigert.1) Welk ene geringe zaak kan al het genoegen vergallen van hen, die tot het toppunt van aards geluk verheven zijn! Onmetelijke rijkdommen, gepaard met ere en heerlijkheid, gaven Haman zoveel vermaak niet, als hij smart gevoelde over het weigeren van eerbewijs door een man. Hij kon zich voldoen door slechts n woord bij den koning te spreken, met verzoek, dat Mordechai mocht afgezet of gedood worden, maar zijn hoogmoed en zijne wraakzucht wilden zich niet laten tevreden stellen, tenzij een geheel volk werd uitgedelgd..
Leer hieruit, dat God alleen onze begeerten bevredigen kan, terwijl de gehele schepping onze zielen niet kan vervullen noch tevreden stellen, maar altijd een pijnlijk ledig achterlaat. Menigeen roemt den rijke gelukkig, die luister en grootheid ontvouwt; dat is echter ene verkeerde mening. Menig arm hutbewoner ondervindt veel minder ongeluk, dan de rijke met zijne heerlijke voorrechten rondom zich..
Habakuk, Paulus en andere godvrezende mensen konden gelukkig zijn bij gemis van aardse vreugde, want God was het deel hunner erfenis; zij hadden in Hem, wat duizenden werelden niet konden geven. Maar zij, die God den Vader niet kennen, noch den Zoon Jezus Christus, in wie het licht en het leven der mensen is, weten den weg des vrede niet. Wat zij ook hebben, zij missen het ene nodige, zonder hetwelk alles ijdelheid en kwelling des geestes is. De gelovige in Christus moet rijk zijn te midden van armoede, want hij bezit goud, beproefd in het vuur. De mens, die Christus niet kent, is arm, hoewel hij rijk is, omdat hij ontbloot is van datgene, dat alleen waarlijk rijk maakt..
Al had gij, kind der wereld! zo vele akkers als Achab, nog zou er een Naboth's wijngaard zijn, die, u ontzegd, u verdrietig deed weigeren te eten en te drinken. Al had hij ere, gelijk Haman, iets zou u ergeren, al was het ook maar een Jood, die in de poort zat, en dat iets zo machtig, dat het al het andere tot niets voor u maakt. Een ding is nodig.
Vers 13
13. Doch dit alles baat mij niet 1), zo langen tijd als ik den Jood Mordechai zie zitten in de poort des konings, dien Jood, die in trotsheid mij elk eerbewijs weigert.1) Welk ene geringe zaak kan al het genoegen vergallen van hen, die tot het toppunt van aards geluk verheven zijn! Onmetelijke rijkdommen, gepaard met ere en heerlijkheid, gaven Haman zoveel vermaak niet, als hij smart gevoelde over het weigeren van eerbewijs door een man. Hij kon zich voldoen door slechts n woord bij den koning te spreken, met verzoek, dat Mordechai mocht afgezet of gedood worden, maar zijn hoogmoed en zijne wraakzucht wilden zich niet laten tevreden stellen, tenzij een geheel volk werd uitgedelgd..
Leer hieruit, dat God alleen onze begeerten bevredigen kan, terwijl de gehele schepping onze zielen niet kan vervullen noch tevreden stellen, maar altijd een pijnlijk ledig achterlaat. Menigeen roemt den rijke gelukkig, die luister en grootheid ontvouwt; dat is echter ene verkeerde mening. Menig arm hutbewoner ondervindt veel minder ongeluk, dan de rijke met zijne heerlijke voorrechten rondom zich..
Habakuk, Paulus en andere godvrezende mensen konden gelukkig zijn bij gemis van aardse vreugde, want God was het deel hunner erfenis; zij hadden in Hem, wat duizenden werelden niet konden geven. Maar zij, die God den Vader niet kennen, noch den Zoon Jezus Christus, in wie het licht en het leven der mensen is, weten den weg des vrede niet. Wat zij ook hebben, zij missen het ene nodige, zonder hetwelk alles ijdelheid en kwelling des geestes is. De gelovige in Christus moet rijk zijn te midden van armoede, want hij bezit goud, beproefd in het vuur. De mens, die Christus niet kent, is arm, hoewel hij rijk is, omdat hij ontbloot is van datgene, dat alleen waarlijk rijk maakt..
Al had gij, kind der wereld! zo vele akkers als Achab, nog zou er een Naboth's wijngaard zijn, die, u ontzegd, u verdrietig deed weigeren te eten en te drinken. Al had hij ere, gelijk Haman, iets zou u ergeren, al was het ook maar een Jood, die in de poort zat, en dat iets zo machtig, dat het al het andere tot niets voor u maakt. Een ding is nodig.
Vers 14
14. Toen zei zijne huisvrouw Zeres, als woordvoerdster namens de overigen, tot hem, mitsgaders al zijne vrienden: Men make nu spoedig ene galg, vijftig ellen hoog, en zeg gij, Haman! morgenv r den maaltijd aan den koning, dat men Mordechai openlijk voor aller ogen ter hoogste beschimping daaraan hange. Zonder twijfel zult gij daartoe `s konings toestemming verkrijgen; ga dan vrolijk met den koning tot dien maaltijd. Deze raad nu dacht Haman goed, daar hij gelijk alle vijanden Gods, door eerzucht bezeten, geheel verblind was, en hij deed nog diezelfden avond de galg maken.Wanneer der goddelozen geluk tijdelijk geheel en al vast en onbeweeglijk schijnt te zijn, en wanneer zij de onschuldigen het meest onderdrukken, dan is hun val en ondergang het meest nabij, en zij maken door hun onvoorzichtigheid en boosheid, dat het ongeluk slechts des te sneller over hen moet komen..
Vers 14
14. Toen zei zijne huisvrouw Zeres, als woordvoerdster namens de overigen, tot hem, mitsgaders al zijne vrienden: Men make nu spoedig ene galg, vijftig ellen hoog, en zeg gij, Haman! morgenv r den maaltijd aan den koning, dat men Mordechai openlijk voor aller ogen ter hoogste beschimping daaraan hange. Zonder twijfel zult gij daartoe `s konings toestemming verkrijgen; ga dan vrolijk met den koning tot dien maaltijd. Deze raad nu dacht Haman goed, daar hij gelijk alle vijanden Gods, door eerzucht bezeten, geheel verblind was, en hij deed nog diezelfden avond de galg maken.Wanneer der goddelozen geluk tijdelijk geheel en al vast en onbeweeglijk schijnt te zijn, en wanneer zij de onschuldigen het meest onderdrukken, dan is hun val en ondergang het meest nabij, en zij maken door hun onvoorzichtigheid en boosheid, dat het ongeluk slechts des te sneller over hen moet komen..