Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Chronicles 18". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/1-chronicles-18.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Chronicles 18". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KRONIEKEN 18In het vorige hoofdstuk hadden wij een bericht van Davids Godsvrucht en gebed, nu volgt hier onmiddellijk wat redelijkerwijs verwacht kan worden, een bericht namelijk van zijn voorspoed, want aan hen, die eerst het koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid zoeken, zullen andere dingen worden toegeworpen, in zoverre God het goed voor hen oordeelt. Hier is
I. Zijn voorspoed buitenslands: Hij bracht de Filistijnen ten onder, 1 Chronicles 18:1 , sloeg de Moabieten, 1 Chronicles 18:2, de koning van Zoba, 1 Chronicles 18:3, 1 Chronicles 18:4, , de Syriërs 1 Chronicles 18:6, , maakte de koning van Hamath schatplichtig, 1 Chronicles 18:9, en de Edomieten, 1 Chronicles 18:12, 1 Chronicles 18:13.
II. Zijn voorspoed binnenslands. Zijn hof en zijn koninkrijk bloeiden, 1 Chronicles 18:14. Van dit alles hebben wij tevoren reeds bericht gehad in 2 Samuel 8:1.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KRONIEKEN 18In het vorige hoofdstuk hadden wij een bericht van Davids Godsvrucht en gebed, nu volgt hier onmiddellijk wat redelijkerwijs verwacht kan worden, een bericht namelijk van zijn voorspoed, want aan hen, die eerst het koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid zoeken, zullen andere dingen worden toegeworpen, in zoverre God het goed voor hen oordeelt. Hier is
I. Zijn voorspoed buitenslands: Hij bracht de Filistijnen ten onder, 1 Chronicles 18:1 , sloeg de Moabieten, 1 Chronicles 18:2, de koning van Zoba, 1 Chronicles 18:3, 1 Chronicles 18:4, , de Syriërs 1 Chronicles 18:6, , maakte de koning van Hamath schatplichtig, 1 Chronicles 18:9, en de Edomieten, 1 Chronicles 18:12, 1 Chronicles 18:13.
II. Zijn voorspoed binnenslands. Zijn hof en zijn koninkrijk bloeiden, 1 Chronicles 18:14. Van dit alles hebben wij tevoren reeds bericht gehad in 2 Samuel 8:1.
Verzen 1-8
1 Kronieken 18:1-8"Na dezen", zegt 1 Chronicles 18:1, heeft David deze grote krijgsbedrijven verricht. Na de lieflijke gemeenschap, die hij geoefend heeft met God en waarvan wij in het vorige hoofdstuk gelezen hebben, ging hij voort met zijn werk met buitengewone kracht en moed, "overwinnende en opdat hij overwonne".
Aldus heeft Jakob na zijn visioen zijn voeten opgeheven, Genesis 29:1.
Over deze overwinningen hebben wij tevoren gesproken, nu zullen wij slechts opmerken:
1. Zij, die lang vijanden zijn geweest van het Israël Gods, zullen ten laatste nedergeworpen worden. De Filistijnen hadden gedurende eeuwen Israël gekweld, maar nu "heeft David hen ten ondergebracht", 1 Chronicles 18:1.
Alle Hem tegenstaande "heerschappij, kracht en macht" zullen aan het einde des tijds door de Zone Davids teniet gedaan worden, en de onverzoenlijkste vijanden zullen voor Hem vallen.
2. Zodanig is de wisselvalligheid, het ongestadige van deze wereld, dat mensen dikwijls hun rijkdom en macht verliezen, als zij denken haar te zullen bevestigen. Hadar-ezer werd geslagen, "toen hij heentoog om zijn hand te stellen", 1 Chronicles 18:3, dat is (naar de Engelse overzetting) toen hij heentoog om zijn heerschappij te vestigen.
3. Een paard is ijdel of leugenachtig tot behoudenis, zei David, Psalms 33:17, en hij schijnt te geloven wat hij gezegd heeft, want hij "ontzenuwde al de wagenpaarden", 1 Chronicles 18:4. Vast besloten zijnde er niet op te vertrouwen, Psalms 20:8, wilde hij ze niet gebruiken.
4. De vijanden van Gods kerk worden dikwijls ten verderve gebracht door elkaar te helpen, 1 Chronicles 18:5. De Syriërs van Damascus werden geslagen toen zij Hadar-ezer te hulp kwamen.
Hand aan hand zullen de bozen niet slechts niet onschuldig zijn, dat is niet ongestraft blijven, maar er door vergaderd worden "als garven tot de dorsvloer", Micah 4:11,Micah 4:12.
5. "Het vermogen des zondaars" blijkt soms "weggelegd voor de rechtvaardige". De Syriërs brachten geschenken, 1 Chronicles 18:6.
Hun gouden schilden en hun koper werden naar Jeruzalem gebracht, 1 Chronicles 18:7, 1 Chronicles 18:8.
Gelijk de tabernakel gebouwd werd van de roof van de Egyptenaren, zo werd de tempel gebouwd van de roof van andere heidense volken. Een gelukkig voorteken van het deel, dat de heidenen zullen hebben in de Evangeliekerk.
Verzen 1-8
1 Kronieken 18:1-8"Na dezen", zegt 1 Chronicles 18:1, heeft David deze grote krijgsbedrijven verricht. Na de lieflijke gemeenschap, die hij geoefend heeft met God en waarvan wij in het vorige hoofdstuk gelezen hebben, ging hij voort met zijn werk met buitengewone kracht en moed, "overwinnende en opdat hij overwonne".
Aldus heeft Jakob na zijn visioen zijn voeten opgeheven, Genesis 29:1.
Over deze overwinningen hebben wij tevoren gesproken, nu zullen wij slechts opmerken:
1. Zij, die lang vijanden zijn geweest van het Israël Gods, zullen ten laatste nedergeworpen worden. De Filistijnen hadden gedurende eeuwen Israël gekweld, maar nu "heeft David hen ten ondergebracht", 1 Chronicles 18:1.
Alle Hem tegenstaande "heerschappij, kracht en macht" zullen aan het einde des tijds door de Zone Davids teniet gedaan worden, en de onverzoenlijkste vijanden zullen voor Hem vallen.
2. Zodanig is de wisselvalligheid, het ongestadige van deze wereld, dat mensen dikwijls hun rijkdom en macht verliezen, als zij denken haar te zullen bevestigen. Hadar-ezer werd geslagen, "toen hij heentoog om zijn hand te stellen", 1 Chronicles 18:3, dat is (naar de Engelse overzetting) toen hij heentoog om zijn heerschappij te vestigen.
3. Een paard is ijdel of leugenachtig tot behoudenis, zei David, Psalms 33:17, en hij schijnt te geloven wat hij gezegd heeft, want hij "ontzenuwde al de wagenpaarden", 1 Chronicles 18:4. Vast besloten zijnde er niet op te vertrouwen, Psalms 20:8, wilde hij ze niet gebruiken.
4. De vijanden van Gods kerk worden dikwijls ten verderve gebracht door elkaar te helpen, 1 Chronicles 18:5. De Syriërs van Damascus werden geslagen toen zij Hadar-ezer te hulp kwamen.
Hand aan hand zullen de bozen niet slechts niet onschuldig zijn, dat is niet ongestraft blijven, maar er door vergaderd worden "als garven tot de dorsvloer", Micah 4:11,Micah 4:12.
5. "Het vermogen des zondaars" blijkt soms "weggelegd voor de rechtvaardige". De Syriërs brachten geschenken, 1 Chronicles 18:6.
Hun gouden schilden en hun koper werden naar Jeruzalem gebracht, 1 Chronicles 18:7, 1 Chronicles 18:8.
Gelijk de tabernakel gebouwd werd van de roof van de Egyptenaren, zo werd de tempel gebouwd van de roof van andere heidense volken. Een gelukkig voorteken van het deel, dat de heidenen zullen hebben in de Evangeliekerk.
Verzen 9-17
1 Kronieken 18:9-17Laat ons hier leren:
1. Dat het in ons belang is diegenen tot onze vrienden te maken, met wie God is. De koning van Hamath, van Davids grote voorspoed horende, zond zijn zoon om hem geluk te wensen en zijn gunst te winnen door een zeer belangrijk geschenk 1 Chronicles 18:9, 1 Chronicles 18:10.
Het is tevergeefs om met de Zone Davids te strijden en daarom: "Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne". Laat de koningen en richters van de aarde, en ook alle mindere lieden, verstandig handelen, zich laten tuchtigen, dat is: zich laten onderrichten.
De geschenken, die wij Hem moeten brengen, bestaan niet zoals hier in "gouden en zilveren vaten" (diegenen zullen Hem welkom wezen, die niet bij machte zijn zulke geschenken te brengen, omdat zij ze niet hebben), maar in ons hart en onze warme liefde, in onszelf, geheel onszelf, deze moeten wij als levende offeranden tot Hem brengen.
2. Dat wij met hetgeen, waar God ons mee zegent, Hem moeten eren. David heeft de geschenken van zijn vrienden, zowel als de roof van zijn vijanden, "de Heere geheiligd", 1 Chronicles 18:11, dat is: hij legde ze op voor het bouwen en verrijken van de tempel. Datgene is in waarheid en op liefelijke wijze het onze, hetwelk wij de Heere gewijd hebben en gebruiken tot Zijn eer. Laat "onze koophandel en ons hoerenloon de Heere heilig zijn", Isaiah 23:18.
3. Dat zij, die God medenemen overal waar zij heengaan, verwachten kunnen voorspoedig te zijn en waar zij ook heengaan bewaard te zullen worden.
Het was tevoren gezegd, in 1 Chronicles 18:6, en nu wederom hier in 1 Chronicles 18:13, dat "de Heere David behoedde overal waar hij heenging". Diegenen zijn altijd onder het oog van God, die hun ogen altijd op God gericht houden.
4. God geeft de mensen macht, niet opdat zij er een groot aanzien door zullen hebben maar opdat zij er goed mee doen zullen. Toen David over geheel Israël regeerde "deed hij zijn gehele volk recht en gerechtigheid", en beantwoordde aldus aan het doel van zijn verheffing.
Hij was niet zo ijverig bezig met zijn veroveringen buitenslands, dat hij er de bedeling des rechts door verwaarloosde in het eigen land.
Hierin diende hij de doeleinden van het rijk van de voorzienigheid en van die God die "gezeten is op de troon, richtende gerechtigheid", Psalms 9:5, en zo was hij een uitnemend type van de Messias, "de scepter van wiens koninkrijk een scepter is van de rechtmatigheid."
Verzen 9-17
1 Kronieken 18:9-17Laat ons hier leren:
1. Dat het in ons belang is diegenen tot onze vrienden te maken, met wie God is. De koning van Hamath, van Davids grote voorspoed horende, zond zijn zoon om hem geluk te wensen en zijn gunst te winnen door een zeer belangrijk geschenk 1 Chronicles 18:9, 1 Chronicles 18:10.
Het is tevergeefs om met de Zone Davids te strijden en daarom: "Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne". Laat de koningen en richters van de aarde, en ook alle mindere lieden, verstandig handelen, zich laten tuchtigen, dat is: zich laten onderrichten.
De geschenken, die wij Hem moeten brengen, bestaan niet zoals hier in "gouden en zilveren vaten" (diegenen zullen Hem welkom wezen, die niet bij machte zijn zulke geschenken te brengen, omdat zij ze niet hebben), maar in ons hart en onze warme liefde, in onszelf, geheel onszelf, deze moeten wij als levende offeranden tot Hem brengen.
2. Dat wij met hetgeen, waar God ons mee zegent, Hem moeten eren. David heeft de geschenken van zijn vrienden, zowel als de roof van zijn vijanden, "de Heere geheiligd", 1 Chronicles 18:11, dat is: hij legde ze op voor het bouwen en verrijken van de tempel. Datgene is in waarheid en op liefelijke wijze het onze, hetwelk wij de Heere gewijd hebben en gebruiken tot Zijn eer. Laat "onze koophandel en ons hoerenloon de Heere heilig zijn", Isaiah 23:18.
3. Dat zij, die God medenemen overal waar zij heengaan, verwachten kunnen voorspoedig te zijn en waar zij ook heengaan bewaard te zullen worden.
Het was tevoren gezegd, in 1 Chronicles 18:6, en nu wederom hier in 1 Chronicles 18:13, dat "de Heere David behoedde overal waar hij heenging". Diegenen zijn altijd onder het oog van God, die hun ogen altijd op God gericht houden.
4. God geeft de mensen macht, niet opdat zij er een groot aanzien door zullen hebben maar opdat zij er goed mee doen zullen. Toen David over geheel Israël regeerde "deed hij zijn gehele volk recht en gerechtigheid", en beantwoordde aldus aan het doel van zijn verheffing.
Hij was niet zo ijverig bezig met zijn veroveringen buitenslands, dat hij er de bedeling des rechts door verwaarloosde in het eigen land.
Hierin diende hij de doeleinden van het rijk van de voorzienigheid en van die God die "gezeten is op de troon, richtende gerechtigheid", Psalms 9:5, en zo was hij een uitnemend type van de Messias, "de scepter van wiens koninkrijk een scepter is van de rechtmatigheid."