Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Zacharia 12

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, ZACHARIA 12

Zechariah 12:1.

DE KERK IS IN CHRISTUS, DEN GEKRUISIGDE, DOOR DEN GEEST DER GENADE EN DER GEBEDEN ONOVERWINNELIJK, OOK TE MIDDEN VAN VERDRUKKING.

D. Het 4de en laatste hoofddeel van ons Boek (Zechariah 13:1-14), dat met het derde nauw zamenhangt, handelt insgelijks over Israëls toekomst en die van de volken, namelijk over het gericht, waardoor het volk Gods eens gelouterd, geheiligd en tot volmaaktheid geleid, maar de wereldmacht geheel en voor altijd vernietigd zal worden. Het is het laatste en hoogste doel van alle wegen Gods met zijn volk en rijk, de verwezenlijking van het gehele raadsbesluit van Gods genade, dat hier wordt voorgesteld, namelijk de overwinning van het rijk Gods over het gehele rijk der duisternis, en zijne volmaking in eeuwige heerlijkheid. Wij onderscheiden 2 delen. In het eerste van deze (Zechariah 12:1-Hoofdst 13:6) zien wij Israëls strijd en overwinning over het rijk der wereld, zijne gehele bekering en begenadiging; in het tweede (Zechariah 13:7-Zechariah 14:21) Israëls loutering en reiniging van zijne onechte leden, en de volmaking der heilige Godsstad Jeruzalem in heerlijkheid.

Zechariah 12:1-Hoofdst 13:6. Alle volken der aarde zullen zich eens verenigen en opstaan, om Jeruzalem, Gods volk en rijk geheel te verdelgen, maar de Heere zal Zijnen toorn over hen uitgieten, en hen met blindheid slaan (Zechariah 12:1-Zechariah 12:4). Israël en zijne vorsten zal Hij echter met wonderbare kracht van boven toerusten, zodat zij alle hun vijanden overwinnen (Zechariah 12:5-Zechariah 12:9 ). Dan zullen zij verlicht door Gods Geest en Zijne genade, die over hen zal worden uitgestort, met berouw en leedwezen erkennen, dat zij in den goeden Herder hunnen Messias hebben gedood (Zechariah 12:10-Zechariah 12:14), en zullen zich van alle afgoderij afscheiden en reinigen (Zechariah 13:1-Zechariah 13:6).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, ZACHARIA 12

Zechariah 12:1.

DE KERK IS IN CHRISTUS, DEN GEKRUISIGDE, DOOR DEN GEEST DER GENADE EN DER GEBEDEN ONOVERWINNELIJK, OOK TE MIDDEN VAN VERDRUKKING.

D. Het 4de en laatste hoofddeel van ons Boek (Zechariah 13:1-14), dat met het derde nauw zamenhangt, handelt insgelijks over Israëls toekomst en die van de volken, namelijk over het gericht, waardoor het volk Gods eens gelouterd, geheiligd en tot volmaaktheid geleid, maar de wereldmacht geheel en voor altijd vernietigd zal worden. Het is het laatste en hoogste doel van alle wegen Gods met zijn volk en rijk, de verwezenlijking van het gehele raadsbesluit van Gods genade, dat hier wordt voorgesteld, namelijk de overwinning van het rijk Gods over het gehele rijk der duisternis, en zijne volmaking in eeuwige heerlijkheid. Wij onderscheiden 2 delen. In het eerste van deze (Zechariah 12:1-Hoofdst 13:6) zien wij Israëls strijd en overwinning over het rijk der wereld, zijne gehele bekering en begenadiging; in het tweede (Zechariah 13:7-Zechariah 14:21) Israëls loutering en reiniging van zijne onechte leden, en de volmaking der heilige Godsstad Jeruzalem in heerlijkheid.

Zechariah 12:1-Hoofdst 13:6. Alle volken der aarde zullen zich eens verenigen en opstaan, om Jeruzalem, Gods volk en rijk geheel te verdelgen, maar de Heere zal Zijnen toorn over hen uitgieten, en hen met blindheid slaan (Zechariah 12:1-Zechariah 12:4). Israël en zijne vorsten zal Hij echter met wonderbare kracht van boven toerusten, zodat zij alle hun vijanden overwinnen (Zechariah 12:5-Zechariah 12:9 ). Dan zullen zij verlicht door Gods Geest en Zijne genade, die over hen zal worden uitgestort, met berouw en leedwezen erkennen, dat zij in den goeden Herder hunnen Messias hebben gedood (Zechariah 12:10-Zechariah 12:14), en zullen zich van alle afgoderij afscheiden en reinigen (Zechariah 13:1-Zechariah 13:6).

Vers 1

1. De last, de aankondiging des gerichts (Isaiah 13:1) van het woord des HEEREN over Israël, het volk van het rijk Gods. De HEERE, de almachtige Schepper, spreekt, die den hemel uitbreidt en de aarde grondvest, die dat in den beginne deed, en met Zijnen Geest en wil nog voortdurend deze Zijne ganse schepping onderhoudt en bestuurt, en die des mensen geest in zijn binnenste formeert, niet alleen dit deed bij den eersten mens, maar nog voortdurend door Zijnen Heiligen Geest schept en leidt, die dus ook zeker datgene kan vervullen, wat Hij Zijn volk in `t volgende belooft (Isaiah 42:6).

Dit opschrift boven de gehele afdeling komt juist overeen met het opschrift in Zechariah 9:1. Gelijk daar de verkondiging van Gods gericht over de vijandige wereldmacht, door te wijzen op het alziend oog des Heeren bekrachtigd was, zo hier de verkondiging van het gericht over Israël door het wijzen op de scheppende almacht Gods. Onze afdeling handelt werkelijk over Israël, en de toekomst van het rijk Gods, even als de vorige over de toekomst van de rijken der wereld. Daar echter beide, het rijk Gods en het rijk der wereld in voortdurenden strijd zijn en van dezen juist in beide afdelingen sprake is, zo wordt ook in `t volgende veel van het wereldrijk gesproken. Het is echter een gericht over Israël, dat wordt aangekondigd; want de leiding van Israël door lijden en strijd tot bekering, heiliging en volmaking in heerlijkheid is niets anders dan een gericht, zowel van genade als van toorn. Met deze woorden spreekt de Heere uit, wie Hij is, opdat Zijn volk, het geestelijk Israël, zal weten, dat Zijne belofte vast en zeker is, dat Hij is de werkmeester van alle genadeheil, Wien het niet aan macht ontbreekt. Hij is de Heere, de almachtige Schepper. Hij is degene, die altijd weer des mensen geest in zijn binnenste formeert. Hij is het derhalve Wien het evenmin aan macht als aan liefde ontbreekt, om te doen, wat Hem in Zijn wijsheid behaagt.

Vers 1

1. De last, de aankondiging des gerichts (Isaiah 13:1) van het woord des HEEREN over Israël, het volk van het rijk Gods. De HEERE, de almachtige Schepper, spreekt, die den hemel uitbreidt en de aarde grondvest, die dat in den beginne deed, en met Zijnen Geest en wil nog voortdurend deze Zijne ganse schepping onderhoudt en bestuurt, en die des mensen geest in zijn binnenste formeert, niet alleen dit deed bij den eersten mens, maar nog voortdurend door Zijnen Heiligen Geest schept en leidt, die dus ook zeker datgene kan vervullen, wat Hij Zijn volk in `t volgende belooft (Isaiah 42:6).

Dit opschrift boven de gehele afdeling komt juist overeen met het opschrift in Zechariah 9:1. Gelijk daar de verkondiging van Gods gericht over de vijandige wereldmacht, door te wijzen op het alziend oog des Heeren bekrachtigd was, zo hier de verkondiging van het gericht over Israël door het wijzen op de scheppende almacht Gods. Onze afdeling handelt werkelijk over Israël, en de toekomst van het rijk Gods, even als de vorige over de toekomst van de rijken der wereld. Daar echter beide, het rijk Gods en het rijk der wereld in voortdurenden strijd zijn en van dezen juist in beide afdelingen sprake is, zo wordt ook in `t volgende veel van het wereldrijk gesproken. Het is echter een gericht over Israël, dat wordt aangekondigd; want de leiding van Israël door lijden en strijd tot bekering, heiliging en volmaking in heerlijkheid is niets anders dan een gericht, zowel van genade als van toorn. Met deze woorden spreekt de Heere uit, wie Hij is, opdat Zijn volk, het geestelijk Israël, zal weten, dat Zijne belofte vast en zeker is, dat Hij is de werkmeester van alle genadeheil, Wien het niet aan macht ontbreekt. Hij is de Heere, de almachtige Schepper. Hij is degene, die altijd weer des mensen geest in zijn binnenste formeert. Hij is het derhalve Wien het evenmin aan macht als aan liefde ontbreekt, om te doen, wat Hem in Zijn wijsheid behaagt.

Vers 2

2. Ziet de tijd zal komen, dat alle volken in bittere vijandschap tegen Mijn rijk opstaan, welks middelpunt dan ook weer Jeruzalem zal zijn, en zij zullen dat belegeren; maar Ik zal Jeruzalem stellen tot ene drinkschaal der zwijmelingen allen volken rondom. Daaruit zullen zij toorn en gericht drinken, welke hen dronken maken, zodat zij niet meer kunnen staan, maar moeten nedervallen en omkomen (Isaiah 51:17). En niet alleen de stad Jeruzalem zal hun ter vernietiging zijn, ja ook zal zij, die poging om te vernietigen, zijn over Juda, in de belegering tegen Jeruzalem 1).

1) Of "wanneer hij zelf voor Juda zal wezen, voor Jeruzalem zal wezen ten bolwerk. " Door ene spoedige spraakwending, den Profeten zeer gewoon, wordt de eerste persoon door den derden afgewisseld. Voorts moet men hier het spreekwoord "Hij zal wezen" ook op Jeruzalem, en het woord "ten bolwerk" ook op Juda betrekkelijk maken; ene woordvoeging aan den stijl van Zacharia bijzonder eigen, en waarvan men in dit zelfde hoofdstuk nog twee voorbeelden aantreft, Zechariah 12:5 en Zechariah 12:10.

Vers 2

2. Ziet de tijd zal komen, dat alle volken in bittere vijandschap tegen Mijn rijk opstaan, welks middelpunt dan ook weer Jeruzalem zal zijn, en zij zullen dat belegeren; maar Ik zal Jeruzalem stellen tot ene drinkschaal der zwijmelingen allen volken rondom. Daaruit zullen zij toorn en gericht drinken, welke hen dronken maken, zodat zij niet meer kunnen staan, maar moeten nedervallen en omkomen (Isaiah 51:17). En niet alleen de stad Jeruzalem zal hun ter vernietiging zijn, ja ook zal zij, die poging om te vernietigen, zijn over Juda, in de belegering tegen Jeruzalem 1).

1) Of "wanneer hij zelf voor Juda zal wezen, voor Jeruzalem zal wezen ten bolwerk. " Door ene spoedige spraakwending, den Profeten zeer gewoon, wordt de eerste persoon door den derden afgewisseld. Voorts moet men hier het spreekwoord "Hij zal wezen" ook op Jeruzalem, en het woord "ten bolwerk" ook op Juda betrekkelijk maken; ene woordvoeging aan den stijl van Zacharia bijzonder eigen, en waarvan men in dit zelfde hoofdstuk nog twee voorbeelden aantreft, Zechariah 12:5 en Zechariah 12:10.

Vers 3

3. En nog meer; het zal te dien dage geschieden, dat Ik Jeruzalem stellen zal tot een lastigen steen allen volken, waaraan zij zich te vergeefs moede werken, en zichzelven slechts verderf veroorzaken; allen die zich daarmee beladen, zullen gewis doorsneden worden aan hun handen; en al de volken der aarde, die het rijk van God haten, zullen zich tegen haar verzamelen 1).

1) Alle de volken der aarde worden hier ondersteld te zamen vergaderd te zijn tegen haar, sommigen den enen tijd, sommigen den ander; daar is ene opvolging van vijanden geweest van eeuw tot eeuw; die de Kerk oorlog aandeden; ja, alhoewel zij allen tegelijk in ene verbittering waren tegen haar, en een besluit gevormd hadden, om den naam van Israël af te snijden, opdat dezen niet meer geacht zou worden (Psalms 83:4). Zij zullen dit eenmaal te zware taak voor zich vinden; zij, die er voor zijn, om het koninkrijk der zonde in de wereld op te houden en te bevorderen, beschouwen Jeruzalem, zelfs Gods Kerk, als de grootste hindernis voor hun oogmerken, en zij moeten haar uit den weg hebben, doch zij zullen het zwaarder vinden, dan zij denken, zodat zij haar niet kunnen wegruimen. God wil een Kerk in de wereld hebben, in spijt van hen.

Vers 3

3. En nog meer; het zal te dien dage geschieden, dat Ik Jeruzalem stellen zal tot een lastigen steen allen volken, waaraan zij zich te vergeefs moede werken, en zichzelven slechts verderf veroorzaken; allen die zich daarmee beladen, zullen gewis doorsneden worden aan hun handen; en al de volken der aarde, die het rijk van God haten, zullen zich tegen haar verzamelen 1).

1) Alle de volken der aarde worden hier ondersteld te zamen vergaderd te zijn tegen haar, sommigen den enen tijd, sommigen den ander; daar is ene opvolging van vijanden geweest van eeuw tot eeuw; die de Kerk oorlog aandeden; ja, alhoewel zij allen tegelijk in ene verbittering waren tegen haar, en een besluit gevormd hadden, om den naam van Israël af te snijden, opdat dezen niet meer geacht zou worden (Psalms 83:4). Zij zullen dit eenmaal te zware taak voor zich vinden; zij, die er voor zijn, om het koninkrijk der zonde in de wereld op te houden en te bevorderen, beschouwen Jeruzalem, zelfs Gods Kerk, als de grootste hindernis voor hun oogmerken, en zij moeten haar uit den weg hebben, doch zij zullen het zwaarder vinden, dan zij denken, zodat zij haar niet kunnen wegruimen. God wil een Kerk in de wereld hebben, in spijt van hen.

Vers 4

4. Te dien dage, spreekt de HEERE, zal Ik zelf de beslissing tussen Mijn rijk en de volken, die er op aanstormen, teweegbrengen, dan zal Ik op ene wonderbare, door gene menselijke macht veroorzaakte wijze, alle paarden met schuwigheid slaan, en hun ruiters met zinneloosheid, zodat de gehele legermacht, in plaats van Jeruzalem te beschadigen, integendeel blindelings in hun eigen verderf zal lopen; maar over het huis van Juda zal Ik Mijne ogen openen, om ze te beschermen voor als kwaad, en alle paarden der volken zal Ik, als in Elisa's tijden (2 Kings 6:18) met geestelijke blindheid slaan, zodat zij tegen elkaar aanrennen, en hun ruiters elkaar doden, zoals dat geschiedde, toen Gideon de Midianieten bij het gebergte van Gilboa sloeg (Judges 7:22. 1 Samuel 14:20

Vers 4

4. Te dien dage, spreekt de HEERE, zal Ik zelf de beslissing tussen Mijn rijk en de volken, die er op aanstormen, teweegbrengen, dan zal Ik op ene wonderbare, door gene menselijke macht veroorzaakte wijze, alle paarden met schuwigheid slaan, en hun ruiters met zinneloosheid, zodat de gehele legermacht, in plaats van Jeruzalem te beschadigen, integendeel blindelings in hun eigen verderf zal lopen; maar over het huis van Juda zal Ik Mijne ogen openen, om ze te beschermen voor als kwaad, en alle paarden der volken zal Ik, als in Elisa's tijden (2 Kings 6:18) met geestelijke blindheid slaan, zodat zij tegen elkaar aanrennen, en hun ruiters elkaar doden, zoals dat geschiedde, toen Gideon de Midianieten bij het gebergte van Gilboa sloeg (Judges 7:22. 1 Samuel 14:20

Vers 5

5. Dan zullen de leidslieden van Juda, die als ware helden Gods door het geloof het leger Mijner gelovigen in dien laatsten tijd der beslissing tussen Mijn rijk en het rijk der duisternis aanvoeren, in hun hart zeggen: De inwoners van Jeruzalem zullen Mij ene sterkte zijn, en mij goddelijken moed en onverwinbare kracht schenken in den HEERE der heirscharen, hunnen God, daarom dat Hij Zijne woning in deze Zijne heilige stad heeft gevestigd, en Zion heeft verkoren, dat het `t middelpunt van Zijn rijk zal zijn.

Vers 5

5. Dan zullen de leidslieden van Juda, die als ware helden Gods door het geloof het leger Mijner gelovigen in dien laatsten tijd der beslissing tussen Mijn rijk en het rijk der duisternis aanvoeren, in hun hart zeggen: De inwoners van Jeruzalem zullen Mij ene sterkte zijn, en mij goddelijken moed en onverwinbare kracht schenken in den HEERE der heirscharen, hunnen God, daarom dat Hij Zijne woning in deze Zijne heilige stad heeft gevestigd, en Zion heeft verkoren, dat het `t middelpunt van Zijn rijk zal zijn.

Vers 6

6. Dit hartelijk vertrouwen van de hoofden Mijns volks op Mijne belofte zal Ik ook rijkelijk belonen; want te dien dage zal Ik de leidslieden van Juda stellen als een vurigen haard, die onder het houtbrandt, en als een vurigen fakkel onder de schoven; en zij zullen ter rechter- en ter linkerzijde alle volken, die rondom Jeruzalem zullen verzameld zijn, verteren 1), zodat hun niets tegen Mijn rijk zal gelukken, en Jeruzalem zal nog onveroverd en onverwoest blijven in hare plaats te Jeruzalem 2).

1) Juist, omdat de vorsten op Jeruzalem hun vertrouwen stellen, omdat deze stad door den Heere is verkozen tot Zijn woning, zullen zij zijn als een vurige haard en een brandende fakkel. Niet omdat zij op mensen steunden, maar omdat zij in Jeruzalem steeds er hun sterkte stelden op den Heere God.

2) Het eerste Jeruzalem wordt genomen voor de inwoners, het tweede voor de stad zelf.

Vers 6

6. Dit hartelijk vertrouwen van de hoofden Mijns volks op Mijne belofte zal Ik ook rijkelijk belonen; want te dien dage zal Ik de leidslieden van Juda stellen als een vurigen haard, die onder het houtbrandt, en als een vurigen fakkel onder de schoven; en zij zullen ter rechter- en ter linkerzijde alle volken, die rondom Jeruzalem zullen verzameld zijn, verteren 1), zodat hun niets tegen Mijn rijk zal gelukken, en Jeruzalem zal nog onveroverd en onverwoest blijven in hare plaats te Jeruzalem 2).

1) Juist, omdat de vorsten op Jeruzalem hun vertrouwen stellen, omdat deze stad door den Heere is verkozen tot Zijn woning, zullen zij zijn als een vurige haard en een brandende fakkel. Niet omdat zij op mensen steunden, maar omdat zij in Jeruzalem steeds er hun sterkte stelden op den Heere God.

2) Het eerste Jeruzalem wordt genomen voor de inwoners, het tweede voor de stad zelf.

Vers 7

7. En de HEERE zal de onbeschermde tenten van Juda, Zijn gezamenlijk verbondsvolk, ten voorste, in de eerste plaats nog voor het welbeschermde Jeruzalem, voor den aandrang van het grote leger der volken behouden, opdat de heerlijkheid van het huis Davids, dat dan volgens Mijne belofte in Zechariah 4:6-Zechariah 4:10 :Zechariah 4:14. Haggai 2:23, in den Davids-spruit zal verhoogd zijn, en de heerlijkheid der inwoners van Jeruzalem, dat dan weer tot woonplaats des Heeren verkozen zal zijn (Zechariah 1:16 v. 2:8, 10), zich nietop zijne hoge begenadiging verheffe tegen Juda, alsof zij een voorrang boven Juda hadden; want de hun gegevene en dan vervulde belofte komen op gelijke wijze ten goede voor het ganse volk van God.

Vers 7

7. En de HEERE zal de onbeschermde tenten van Juda, Zijn gezamenlijk verbondsvolk, ten voorste, in de eerste plaats nog voor het welbeschermde Jeruzalem, voor den aandrang van het grote leger der volken behouden, opdat de heerlijkheid van het huis Davids, dat dan volgens Mijne belofte in Zechariah 4:6-Zechariah 4:10 :Zechariah 4:14. Haggai 2:23, in den Davids-spruit zal verhoogd zijn, en de heerlijkheid der inwoners van Jeruzalem, dat dan weer tot woonplaats des Heeren verkozen zal zijn (Zechariah 1:16 v. 2:8, 10), zich nietop zijne hoge begenadiging verheffe tegen Juda, alsof zij een voorrang boven Juda hadden; want de hun gegevene en dan vervulde belofte komen op gelijke wijze ten goede voor het ganse volk van God.

Vers 8

8. Te dien dage, in dien laatsten tijd, zal de HEEREniet minder dan het overige volk van God, de inwoners van Jeruzalem beschutten; en die, die onder hen struikelen zou, die van nature zwak is en ongeschikt om aan vijanden tegenstand te bieden, zal te dien dage zijn als David 1) de dapperste held in Israël, die in Zijnen naam enen Goliath velde 1 Samuel 17:34, 1 Samuel 17:2 Samuël 17:8 en de sterke onder zijne burgers, die reeds van nature kracht bezit, die als het huis Davids is, zal door toerusting met Mijne wonderbare kracht zijn als goden (God), als een wezen van bovenmenselijken oorsprong, ja van zulk ene alles overweldigende macht, als de Engel des HEEREN als Hij, in wien God zelf woonde, en die eens voor hun aangezicht heentrok, en hen uit Egypte naar Kanan heeft geleid, daar Hij allen tegenstand vernietigde (Exodus 23:20 v. Isaiah 5:13) 1) In den grond is het huis van David, dat te dien tijde als God zelf in macht en heerlijkheid zal schitteren, ja aan den Engel des Heeren in de wolkkolom, aan de verborgene heerlijkheid Gods zal gelijken, niemand anders dan de Spreukenit van David, Jezus Christus, die als Koning aller koningen Zich aan Zijn volk zal hebben geopenbaard. Zijn beeld dragen de gelovigen in zich, en door deze gelijkvormigheid aan Hem zullen zij ene zo grote heldenkracht betogen. Hoger kan de Messiaanse verwachting in de verheerlijking van het koninklijk hart niet stijgen; want wij zien den verwachten Gezalfde in de bovenmenselijke grootheid van goddelijke volkomenheid van macht wandelen.

Alle burgers van het nieuwe Jeruzalem zullen zonder onderscheid met hun Hoofd, den verheerlijkten Mensenzoon, helden Gods zijn, aangedaan met de heerlijkheid van hunnen Koning. "Omdat zij allen denzelfden Christus en Zijnen Geest hebben, zal ieder, hoewel Hij de geringste en zwakste is, evenveel vermogen als de allersterkste. Want zij zullen allen de zonde, dood en wereld overwinnen. Enerlei overwinning hebben zij allen, hoe ongelijk zij ook zijn. Want in hen allen is n Geest en n Christus, die hen beschermt en hen bijstaat, zodat, hoewel Hij voor de wereld niets dan struikelende en zwakke mensen schijnen, die voor ieder wijken moeten, toch enkel helden en overwinnaars zullen zijn. Zwak zijn de Christenen, wanneer zij in lijden en in droefheid zijn, zoals Paulus zegt: "als ik zwak ben, dan ben ik machtig. " .

Vers 8

8. Te dien dage, in dien laatsten tijd, zal de HEEREniet minder dan het overige volk van God, de inwoners van Jeruzalem beschutten; en die, die onder hen struikelen zou, die van nature zwak is en ongeschikt om aan vijanden tegenstand te bieden, zal te dien dage zijn als David 1) de dapperste held in Israël, die in Zijnen naam enen Goliath velde 1 Samuel 17:34, 1 Samuel 17:2 Samuël 17:8 en de sterke onder zijne burgers, die reeds van nature kracht bezit, die als het huis Davids is, zal door toerusting met Mijne wonderbare kracht zijn als goden (God), als een wezen van bovenmenselijken oorsprong, ja van zulk ene alles overweldigende macht, als de Engel des HEEREN als Hij, in wien God zelf woonde, en die eens voor hun aangezicht heentrok, en hen uit Egypte naar Kanan heeft geleid, daar Hij allen tegenstand vernietigde (Exodus 23:20 v. Isaiah 5:13) 1) In den grond is het huis van David, dat te dien tijde als God zelf in macht en heerlijkheid zal schitteren, ja aan den Engel des Heeren in de wolkkolom, aan de verborgene heerlijkheid Gods zal gelijken, niemand anders dan de Spreukenit van David, Jezus Christus, die als Koning aller koningen Zich aan Zijn volk zal hebben geopenbaard. Zijn beeld dragen de gelovigen in zich, en door deze gelijkvormigheid aan Hem zullen zij ene zo grote heldenkracht betogen. Hoger kan de Messiaanse verwachting in de verheerlijking van het koninklijk hart niet stijgen; want wij zien den verwachten Gezalfde in de bovenmenselijke grootheid van goddelijke volkomenheid van macht wandelen.

Alle burgers van het nieuwe Jeruzalem zullen zonder onderscheid met hun Hoofd, den verheerlijkten Mensenzoon, helden Gods zijn, aangedaan met de heerlijkheid van hunnen Koning. "Omdat zij allen denzelfden Christus en Zijnen Geest hebben, zal ieder, hoewel Hij de geringste en zwakste is, evenveel vermogen als de allersterkste. Want zij zullen allen de zonde, dood en wereld overwinnen. Enerlei overwinning hebben zij allen, hoe ongelijk zij ook zijn. Want in hen allen is n Geest en n Christus, die hen beschermt en hen bijstaat, zodat, hoewel Hij voor de wereld niets dan struikelende en zwakke mensen schijnen, die voor ieder wijken moeten, toch enkel helden en overwinnaars zullen zijn. Zwak zijn de Christenen, wanneer zij in lijden en in droefheid zijn, zoals Paulus zegt: "als ik zwak ben, dan ben ik machtig. " .

Vers 9

9. En alsdan zal Ik Mijn werk tot redding van Mijn verlost volk volbrengen, niet alleen Jeruzalem en Juda voor elke schade en onbillijkheid bewaren, ook niet alleen de tot verdelging van Mijn rijk verzamelde volken met verwarring, verblinding en angst slaan, enkelen doden en het leger op de vlucht slaan, maar het zal te dien dage geschieden, dat Ik zal zoeken te verdelgen alle legers dezer Heidenen, die tegen Jeruzalem aankomen, om de vijandschap tegen Mijne heiligen uit te roeien. Zij zelven zullen echter het loon en het einde hunner boosheid in den eeuwigen dood vinden.

Alles is bepaald verloren, wat tegen Gods rijk strijdt; alles moet omkomen wat Christus wil ombrengen. Volbreng dus uwen laatsten strijd, o Jeruzalem! en strijd mannelijk, gij zult toch overwinnen en vrolijk zingen na de overwinning! Trek uwe sterkte aan, en wapen u met uwen God. Hij zal ere geven, zodat gij u zult verwonderen. Houd u slechts aan Hem. Zij zullen aan alle zijden op u aandringen, van alle kanten zullen zij op u aanlopen. Maar zij weten niet, dat zij moeten verzameld worden als de garven op den dorsvloer, dat zijn onder u moeten worden gedorst. Dan zult gij den roof uitdelen van hun goederen.

Onze Profeet zegt ons ook, hoe dit volk zulke wonderen doet, en welke zijne macht tegenover al zijne vijanden zal zijn. Wanneer de Heere alle volken, die tegen Jeruzalem optrekken, zal vernietigen, en een einde aan hun verdrukking zal maken, wat zal er dan geschieden? Is het misschien ene krijgshaftige geestdrift, welke bij dit volk zal ontwaken? Is het een natuurlijke heldenmoed, welke vlees tot zijnen arm stelt? Wij vernemen het geheel anders.

Vers 9

9. En alsdan zal Ik Mijn werk tot redding van Mijn verlost volk volbrengen, niet alleen Jeruzalem en Juda voor elke schade en onbillijkheid bewaren, ook niet alleen de tot verdelging van Mijn rijk verzamelde volken met verwarring, verblinding en angst slaan, enkelen doden en het leger op de vlucht slaan, maar het zal te dien dage geschieden, dat Ik zal zoeken te verdelgen alle legers dezer Heidenen, die tegen Jeruzalem aankomen, om de vijandschap tegen Mijne heiligen uit te roeien. Zij zelven zullen echter het loon en het einde hunner boosheid in den eeuwigen dood vinden.

Alles is bepaald verloren, wat tegen Gods rijk strijdt; alles moet omkomen wat Christus wil ombrengen. Volbreng dus uwen laatsten strijd, o Jeruzalem! en strijd mannelijk, gij zult toch overwinnen en vrolijk zingen na de overwinning! Trek uwe sterkte aan, en wapen u met uwen God. Hij zal ere geven, zodat gij u zult verwonderen. Houd u slechts aan Hem. Zij zullen aan alle zijden op u aandringen, van alle kanten zullen zij op u aanlopen. Maar zij weten niet, dat zij moeten verzameld worden als de garven op den dorsvloer, dat zijn onder u moeten worden gedorst. Dan zult gij den roof uitdelen van hun goederen.

Onze Profeet zegt ons ook, hoe dit volk zulke wonderen doet, en welke zijne macht tegenover al zijne vijanden zal zijn. Wanneer de Heere alle volken, die tegen Jeruzalem optrekken, zal vernietigen, en een einde aan hun verdrukking zal maken, wat zal er dan geschieden? Is het misschien ene krijgshaftige geestdrift, welke bij dit volk zal ontwaken? Is het een natuurlijke heldenmoed, welke vlees tot zijnen arm stelt? Wij vernemen het geheel anders.

Vers 10

10. Doch niet alleen uit uitwendigen nood en druk door de goddeloze wereld van volken zal Ik Mijn volk Israël in dien laatsten tijd redden (Zechariah 12:1-Zechariah 12:9), maar vooral ook uit den nood der zonde, uit verblinding en ongeloof, over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, over groten en geringen, overheid en onderdanen van Mijn volk, over de hoofdstad en het gehele volk, dat daarin vertegenwoordigd is, zal Ik in dien tijd, wanneer Ik alles zal voleindigen, en Mijn rijk der heerlijkheid zal oprichten a), uitstorten, rijkelijk laten nederdalen den geest der genade en der gebeden 1). Door Mijne scheppende almacht maak Ik hun een nieuw hart en enen nieuwen Geest, een hart dat naar Mijne genade verlangt, en die begerig in zich opneemt, een hart, dat met ernstig bidden en smeken genade en vergeving der zonden en Mij vraagt, een hart, dat zich in diepen rouw en in boete tot Mij wendt. En Zij zullenmet de ogen van dien nieuwen Geest in bittere smart en droefheid Mij, den Heere b), aanschouwen, en met smekingen om vergeving tot Mij opzien. Door den enigen goeden Herder, dien Ik hun zond, om hen uit alle zonde, uit nood en ellende te verlossen (Zechariah 11:13), openbaarde Ik Mij aan hen, en stelde Ik Mij voor hen, maar zij hebben dien snood verstoten, veracht, schandelijk beloond, Hij is het, dien zij zelfs doorstoken hebben, met marteling en pijn ter dood gebracht, zo als reeds de Profeet Jesaja in Isaiah 53:8 v. had voorzegd. En zij zullen over Hem, den door hun misdaad gedoden goeden Herder, hunnen Verlosser, in wien Ik zelf tegenwoordig was, maar die toch weer van Mij onderscheiden was, met zulk ene bittere droefheid rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen door den dood ontrukten zoon; en zij zullen over Hem, en daarin over hun zonde, misdaad en lang aangekleefd ongeloof, bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over enen eerstgeborene, die door den dood is weggerukt.

1) Hiermede is bewezen, dat in het Oude Testament zelfs de profetische overtuiging leefde. De bedeling, die zij thans van den Heiligen Geest hebben, is nog slechts uiterst gebrekkig. De eigenlijke bedeling van den Heiligen Geest toeft nog. En eerst in de dagen van Messias zal die volle en eigenlijke bedeling van den Heiligen Geest komen.

Wat de Heere God hier voorspelt is vervuld op den Pinksterdag volkomen. Toen is de Heilige Geest uitgestort, toen heeft de derde Persoon van het Goddelijke Wezen bezit genomen van het lichaam van Christus. Hij is de Geest der Genade en der gebeden. Hij doet zien, wat het betekent, tegen Christus gezondigd te hebben. Hij verwekt de ware droefheid naar God, die alleen de berouwelijke bekering tot zaligheid werkt.

Vers 10

10. Doch niet alleen uit uitwendigen nood en druk door de goddeloze wereld van volken zal Ik Mijn volk Israël in dien laatsten tijd redden (Zechariah 12:1-Zechariah 12:9), maar vooral ook uit den nood der zonde, uit verblinding en ongeloof, over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, over groten en geringen, overheid en onderdanen van Mijn volk, over de hoofdstad en het gehele volk, dat daarin vertegenwoordigd is, zal Ik in dien tijd, wanneer Ik alles zal voleindigen, en Mijn rijk der heerlijkheid zal oprichten a), uitstorten, rijkelijk laten nederdalen den geest der genade en der gebeden 1). Door Mijne scheppende almacht maak Ik hun een nieuw hart en enen nieuwen Geest, een hart dat naar Mijne genade verlangt, en die begerig in zich opneemt, een hart, dat met ernstig bidden en smeken genade en vergeving der zonden en Mij vraagt, een hart, dat zich in diepen rouw en in boete tot Mij wendt. En Zij zullenmet de ogen van dien nieuwen Geest in bittere smart en droefheid Mij, den Heere b), aanschouwen, en met smekingen om vergeving tot Mij opzien. Door den enigen goeden Herder, dien Ik hun zond, om hen uit alle zonde, uit nood en ellende te verlossen (Zechariah 11:13), openbaarde Ik Mij aan hen, en stelde Ik Mij voor hen, maar zij hebben dien snood verstoten, veracht, schandelijk beloond, Hij is het, dien zij zelfs doorstoken hebben, met marteling en pijn ter dood gebracht, zo als reeds de Profeet Jesaja in Isaiah 53:8 v. had voorzegd. En zij zullen over Hem, den door hun misdaad gedoden goeden Herder, hunnen Verlosser, in wien Ik zelf tegenwoordig was, maar die toch weer van Mij onderscheiden was, met zulk ene bittere droefheid rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen door den dood ontrukten zoon; en zij zullen over Hem, en daarin over hun zonde, misdaad en lang aangekleefd ongeloof, bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over enen eerstgeborene, die door den dood is weggerukt.

1) Hiermede is bewezen, dat in het Oude Testament zelfs de profetische overtuiging leefde. De bedeling, die zij thans van den Heiligen Geest hebben, is nog slechts uiterst gebrekkig. De eigenlijke bedeling van den Heiligen Geest toeft nog. En eerst in de dagen van Messias zal die volle en eigenlijke bedeling van den Heiligen Geest komen.

Wat de Heere God hier voorspelt is vervuld op den Pinksterdag volkomen. Toen is de Heilige Geest uitgestort, toen heeft de derde Persoon van het Goddelijke Wezen bezit genomen van het lichaam van Christus. Hij is de Geest der Genade en der gebeden. Hij doet zien, wat het betekent, tegen Christus gezondigd te hebben. Hij verwekt de ware droefheid naar God, die alleen de berouwelijke bekering tot zaligheid werkt.

Vers 11

11. Te dien dage zal over de door Mijn volk erkende grote misdaad van het verwerpen en het vermoorden van hunnen Messias en Verlosser, te Jeruzalem de rouwklage groot zijn, ene zo diepe en algemene klacht, gelijk de rouwklage was van het volk over hunnen godvruchtigen, rechtvaardigen koning Josia te Hadadrimmon 1) (= het bersten van den granaatappel), ten westen van Jizreël, als hij in den slag tegen Fara werd overwonnen, en in het dal van Megiddon dodelijk werd gewond, zodat hij daarop den geest gaf, waardoor Israël in dienstbaarheid werd gebracht (2 Kings 23:29. 2 Chronicles 35:22

Hiëronymus bericht, dat Hadadrimmon in zijnen tijd ene stad nabij Jizreël, de vroegere residentie der koningen van het rijk Israëls geweest is, en benevens dezen Kananietischen of Hebreeuwsen naam ook den Romeinsen naam Maxinianopolis droeg. In de nabijheid daarvan bevond zich het slagveld Megiddo. "Deze mededeling van Hiëronymus wordt daardoor bevestigd, dat de oude naam der stad in Rumoeni, een dorpje 3/4 uur ten zuiden van Ledsjun (Legio Megiddo, Joshua 12:21) bewaard is. De dood van Josia, den vroomsten van alle koningen van Juda, werd door het volk, ten minste door de vromen, met zoveel smart beweend, dat niet alleen de Profeet Jeremia een klaagzang op zijnen dood maakte, maar ook andere zangers en zangeressen in treurzangen hem beklaagden, welke, in ene verzameling van klaagliederen opgenomen, nog lang na de ballingschap in Israël zijn bewaard gebleven (2 Chronicles 35:25).

Vers 11

11. Te dien dage zal over de door Mijn volk erkende grote misdaad van het verwerpen en het vermoorden van hunnen Messias en Verlosser, te Jeruzalem de rouwklage groot zijn, ene zo diepe en algemene klacht, gelijk de rouwklage was van het volk over hunnen godvruchtigen, rechtvaardigen koning Josia te Hadadrimmon 1) (= het bersten van den granaatappel), ten westen van Jizreël, als hij in den slag tegen Fara werd overwonnen, en in het dal van Megiddon dodelijk werd gewond, zodat hij daarop den geest gaf, waardoor Israël in dienstbaarheid werd gebracht (2 Kings 23:29. 2 Chronicles 35:22

Hiëronymus bericht, dat Hadadrimmon in zijnen tijd ene stad nabij Jizreël, de vroegere residentie der koningen van het rijk Israëls geweest is, en benevens dezen Kananietischen of Hebreeuwsen naam ook den Romeinsen naam Maxinianopolis droeg. In de nabijheid daarvan bevond zich het slagveld Megiddo. "Deze mededeling van Hiëronymus wordt daardoor bevestigd, dat de oude naam der stad in Rumoeni, een dorpje 3/4 uur ten zuiden van Ledsjun (Legio Megiddo, Joshua 12:21) bewaard is. De dood van Josia, den vroomsten van alle koningen van Juda, werd door het volk, ten minste door de vromen, met zoveel smart beweend, dat niet alleen de Profeet Jeremia een klaagzang op zijnen dood maakte, maar ook andere zangers en zangeressen in treurzangen hem beklaagden, welke, in ene verzameling van klaagliederen opgenomen, nog lang na de ballingschap in Israël zijn bewaard gebleven (2 Chronicles 35:25).

Vers 12

12. En het ganse land zal rouwklagen in smart over den dood van zijn Messias, en de oorzaak daarvan; de rouw zal zo algemeen zijn, dat iedere familie en elk geslacht bijzonder rouwklachten zal aanheffen, en daardoor tonen hoe diep bij ieder van hen de smart is; en niet alleen de hoofdgeslachten, maar alle bijzondere takken daarvan, niet alleen de mannelijke maar ook de vrouwelijke leden daarvan zullen zo doen; het geslacht van het huis Davids bijzonder, en hunlieder vrouwen bijzonder, en het geslacht van het huis Nathan, den zoon van David, uit welken Zerubbabel en Jezus Christus afstamden (Luke 3:38) bijzonder, en hun vrouwen bijzonder.

Vers 12

12. En het ganse land zal rouwklagen in smart over den dood van zijn Messias, en de oorzaak daarvan; de rouw zal zo algemeen zijn, dat iedere familie en elk geslacht bijzonder rouwklachten zal aanheffen, en daardoor tonen hoe diep bij ieder van hen de smart is; en niet alleen de hoofdgeslachten, maar alle bijzondere takken daarvan, niet alleen de mannelijke maar ook de vrouwelijke leden daarvan zullen zo doen; het geslacht van het huis Davids bijzonder, en hunlieder vrouwen bijzonder, en het geslacht van het huis Nathan, den zoon van David, uit welken Zerubbabel en Jezus Christus afstamden (Luke 3:38) bijzonder, en hun vrouwen bijzonder.

Vers 13

13. Het priesterlijk hoofdgeslacht van het huis vanden aartsvader Levi bijzonder, en hun vrouwen bijzonder; het eveneens priesterlijk zijgeslacht van Simeï 1), den kleinzoon van Levi (Numbers 3:17 v.) bijzonder, en hun vrouwen bijzonder.

1) Eerst worden twee Koninklijke en daarna twee Priesterlijke geslachten genoemd, om daarmee aan te duiden, dat uit alle standen de Heere Zijn volk zou voortbrengen, maar ook om daarmee aan te duiden, dat het aardse Koninkrijk en het tijdelijk Priesterschap moest plaats maken voor de Priesterlijk-Koninkijke heerschappij van den groten Davids Zoon.

Vers 13

13. Het priesterlijk hoofdgeslacht van het huis vanden aartsvader Levi bijzonder, en hun vrouwen bijzonder; het eveneens priesterlijk zijgeslacht van Simeï 1), den kleinzoon van Levi (Numbers 3:17 v.) bijzonder, en hun vrouwen bijzonder.

1) Eerst worden twee Koninklijke en daarna twee Priesterlijke geslachten genoemd, om daarmee aan te duiden, dat uit alle standen de Heere Zijn volk zou voortbrengen, maar ook om daarmee aan te duiden, dat het aardse Koninkrijk en het tijdelijk Priesterschap moest plaats maken voor de Priesterlijk-Koninkijke heerschappij van den groten Davids Zoon.

Vers 14

14. Alzo zullen al de overige geslachten of families op gelijke wijze doen, elk geslacht bijzonder, en hunlieder vrouwen bijzonder.

"Evenals in koren bij grote rouwfeesten treden de bijzondere geslachten op en laten hun klagende stemmen, onder welke de hartverscheurende der vrouwen nog in `t bijzonder worden onderscheiden, luide klinken. "

Ieder moet zijn eigen kruis voor zich dragen, zoals Christus het Zijne gedragen heeft; een ieder zal voor zich in berouw en boete zich bekeren, en op het kruis van Christus leren zien. Zien wij nog eens terug op de heerlijke voorzegging van deze verzen 10-14. Wij zien binnen Jeruzalem ene nieuwe schepping, gewerkt door den Geest van God, die over het huis van David, en over de inwoners der stad wordt uitgestort. Het is de Geest der genade, die dit wonder ener gehele en volkomene omkering te weeg brengt. Van God stroomt de zachte en vruchtbaarmakende regen der genade op groten en geringen neer, en maakt de harde harten week, dat zij, zich openen en kinderlijk vertrouwen op den Vader in den hemel en gebeden in sterk smekende woorden tot Hem opstijgen. Welk een liefelijk verbond is dat! Van boven genade, en van beneden smeken om genade! Waar dit ontbreekt, wanneer de mens met zijne verdienste en aanspraak op loon voor het aangezicht van den Heilige treedt, en bij den nauwgezetsten arbeid van heiliging van Zijnen wil, van alle aanspraak afstand doet, en om genade bidt tot Hem, wiens vergevende liefde groter is dan de schuld des mensen, daar is alle godsdienstig leven zonder zijne eigenaardige wijding en waarheid. De Heilige Geest openbaart eerst 1) de noodzakelijkheid der genade; 2) hare zekerheid; 3) heerlijkheid, en 4) den weg daartoe door gebed; de Heilige Geest 2) drijft tot gebed; 2) leert ons bidden en bidt zelf in ons en voor ons (Romans 8:1); 3) sterkt tot gebed en bewaart daarbij; 4) Hij reinigt en heiligt ons gebed. En dat alles in gemeenschap met Christus.

Zo in dus het voornaamste werk van den Geest der genade om Jezus te verheerlijken, de bedekselen weg te doen, de verbinding der zinnen te verdrijven, en als een Geest des gebeds dan ook de ware schuldbelijdenis en de gelovige verklaringen in hart en mond te leggen.

Door de uitstorting van dezen Geest der genade en der gebeden zien wij de bewoners van Jeruzalem niet meer omzien naar vreemde goden, die niet kunnen helpen, niet naar zich zelven en hun ijdele macht en sterkte, maar op den waren God des heils. Zij zien op Hem met berouw en smart, want zij hebben zich aan de vreselijkste misdaad schuldig gemaakt; zij hebben enen moord aan God zelven begaan, daar zij Hem, in wien Hij zelf verschenen was, Jezus Christus, den eeuwigen Zoon Gods, gedood hebben. Hoogst merkwaardig zijn de woorden: "Zij zullen Mij aanschouwen, dien zij doorstoken hebben. " De spreker is volgens Zechariah 12:1 de Heere, de Schepper des hemels en der aarde. Hem gaat dus de moord aan, dien Israël aan zijnen Heer en Verlosser misdreven heeft, en toch onderscheidt de Heere Zich weer in het volgende: "Zij zullen over Hem rouwklagen, " van den gedode.

Deze waarachtige tweede persoon der Godheid is tevens, zoals Zacharia reeds weet, de knecht Gods, de nieuwe David, die doorboord en gedood is. Hier is het brandpunt, waar het nederdalen Gods tot aanneming van het vlees, en het verheven worden der mensheid tot het inwonen Gods in enen Godmenselijken persoon wordt volbracht en verwezenlijkt.

Merkt op, dat het dezelfde persoon is, die tot hiertoe heeft gesproken, en nu belijdt, dat Hij doorstoken werd (dat is gekruisigd), en dat men Hem beklagen zal als enen dode, dat is, dat Hij aan het kruis is gestorven. Zo wordt ons uit deze plaats duidelijk, dat Christus, waar God en waar mens heeft moeten lijden en sterven. Maar omdat Hij zo veel nog moet doen, dat Hij gesproken heeft en den Geest geven, moet Hij niet in den dood blijven, maar opstaan en weer leven in eeuwigheid.

Toen Jezus, in wien de Heere persoonlijk onder Zijn volk verschenen was, gekruisigd werd, werd vervuld wat Zacharia bij zijne profetie veronderstelt, dat namelijk Israël zijnen Messias, den door Jehova gezonden Middelaar der zaligheid zou doden. Toen Jezus zijde met ene speer werd geopend, werd die veronderstelling van Zacharia van het vermoorden van den Messias ook naar den klank der woorden, waarin Zacharia die uitspreekt (John 19:37), vermeld. Toen het hart dier drieduizend, die zich op het eerste Pinksterfeest tot Jezus bekeerden, door smart van rouw en boete doorboord werd (Acts 2:37-Acts 2:41), begon de eigenlijk op onze plaats uitgesprokene voorzegging verwezenlijkt te worden; volledig zal zij zich echter verwezenlijken, wanneer eens ook het gehele Israël, Israël als volk, zich tot den verworpenen Messias zal bekeren. Want alleen van ene latere bekering van geheel Israël kan Zechariah 12:10 #Zec worden verstaan. (Revelation 1:11 v.). Dit is ene belofte, dat menigten uit aanneming van den dood van Christus, krachtdadig tot droefenis over hun zonden zullen gebracht worden en zich tot God bekeren; het zal zulk een algemene genade-vervulling zijn, alsof het ganse huis Israëls den Heere achterna wandelt.

Vers 14

14. Alzo zullen al de overige geslachten of families op gelijke wijze doen, elk geslacht bijzonder, en hunlieder vrouwen bijzonder.

"Evenals in koren bij grote rouwfeesten treden de bijzondere geslachten op en laten hun klagende stemmen, onder welke de hartverscheurende der vrouwen nog in `t bijzonder worden onderscheiden, luide klinken. "

Ieder moet zijn eigen kruis voor zich dragen, zoals Christus het Zijne gedragen heeft; een ieder zal voor zich in berouw en boete zich bekeren, en op het kruis van Christus leren zien. Zien wij nog eens terug op de heerlijke voorzegging van deze verzen 10-14. Wij zien binnen Jeruzalem ene nieuwe schepping, gewerkt door den Geest van God, die over het huis van David, en over de inwoners der stad wordt uitgestort. Het is de Geest der genade, die dit wonder ener gehele en volkomene omkering te weeg brengt. Van God stroomt de zachte en vruchtbaarmakende regen der genade op groten en geringen neer, en maakt de harde harten week, dat zij, zich openen en kinderlijk vertrouwen op den Vader in den hemel en gebeden in sterk smekende woorden tot Hem opstijgen. Welk een liefelijk verbond is dat! Van boven genade, en van beneden smeken om genade! Waar dit ontbreekt, wanneer de mens met zijne verdienste en aanspraak op loon voor het aangezicht van den Heilige treedt, en bij den nauwgezetsten arbeid van heiliging van Zijnen wil, van alle aanspraak afstand doet, en om genade bidt tot Hem, wiens vergevende liefde groter is dan de schuld des mensen, daar is alle godsdienstig leven zonder zijne eigenaardige wijding en waarheid. De Heilige Geest openbaart eerst 1) de noodzakelijkheid der genade; 2) hare zekerheid; 3) heerlijkheid, en 4) den weg daartoe door gebed; de Heilige Geest 2) drijft tot gebed; 2) leert ons bidden en bidt zelf in ons en voor ons (Romans 8:1); 3) sterkt tot gebed en bewaart daarbij; 4) Hij reinigt en heiligt ons gebed. En dat alles in gemeenschap met Christus.

Zo in dus het voornaamste werk van den Geest der genade om Jezus te verheerlijken, de bedekselen weg te doen, de verbinding der zinnen te verdrijven, en als een Geest des gebeds dan ook de ware schuldbelijdenis en de gelovige verklaringen in hart en mond te leggen.

Door de uitstorting van dezen Geest der genade en der gebeden zien wij de bewoners van Jeruzalem niet meer omzien naar vreemde goden, die niet kunnen helpen, niet naar zich zelven en hun ijdele macht en sterkte, maar op den waren God des heils. Zij zien op Hem met berouw en smart, want zij hebben zich aan de vreselijkste misdaad schuldig gemaakt; zij hebben enen moord aan God zelven begaan, daar zij Hem, in wien Hij zelf verschenen was, Jezus Christus, den eeuwigen Zoon Gods, gedood hebben. Hoogst merkwaardig zijn de woorden: "Zij zullen Mij aanschouwen, dien zij doorstoken hebben. " De spreker is volgens Zechariah 12:1 de Heere, de Schepper des hemels en der aarde. Hem gaat dus de moord aan, dien Israël aan zijnen Heer en Verlosser misdreven heeft, en toch onderscheidt de Heere Zich weer in het volgende: "Zij zullen over Hem rouwklagen, " van den gedode.

Deze waarachtige tweede persoon der Godheid is tevens, zoals Zacharia reeds weet, de knecht Gods, de nieuwe David, die doorboord en gedood is. Hier is het brandpunt, waar het nederdalen Gods tot aanneming van het vlees, en het verheven worden der mensheid tot het inwonen Gods in enen Godmenselijken persoon wordt volbracht en verwezenlijkt.

Merkt op, dat het dezelfde persoon is, die tot hiertoe heeft gesproken, en nu belijdt, dat Hij doorstoken werd (dat is gekruisigd), en dat men Hem beklagen zal als enen dode, dat is, dat Hij aan het kruis is gestorven. Zo wordt ons uit deze plaats duidelijk, dat Christus, waar God en waar mens heeft moeten lijden en sterven. Maar omdat Hij zo veel nog moet doen, dat Hij gesproken heeft en den Geest geven, moet Hij niet in den dood blijven, maar opstaan en weer leven in eeuwigheid.

Toen Jezus, in wien de Heere persoonlijk onder Zijn volk verschenen was, gekruisigd werd, werd vervuld wat Zacharia bij zijne profetie veronderstelt, dat namelijk Israël zijnen Messias, den door Jehova gezonden Middelaar der zaligheid zou doden. Toen Jezus zijde met ene speer werd geopend, werd die veronderstelling van Zacharia van het vermoorden van den Messias ook naar den klank der woorden, waarin Zacharia die uitspreekt (John 19:37), vermeld. Toen het hart dier drieduizend, die zich op het eerste Pinksterfeest tot Jezus bekeerden, door smart van rouw en boete doorboord werd (Acts 2:37-Acts 2:41), begon de eigenlijk op onze plaats uitgesprokene voorzegging verwezenlijkt te worden; volledig zal zij zich echter verwezenlijken, wanneer eens ook het gehele Israël, Israël als volk, zich tot den verworpenen Messias zal bekeren. Want alleen van ene latere bekering van geheel Israël kan Zechariah 12:10 #Zec worden verstaan. (Revelation 1:11 v.). Dit is ene belofte, dat menigten uit aanneming van den dood van Christus, krachtdadig tot droefenis over hun zonden zullen gebracht worden en zich tot God bekeren; het zal zulk een algemene genade-vervulling zijn, alsof het ganse huis Israëls den Heere achterna wandelt.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Zechariah 12". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/zechariah-12.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile