Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Hooglied 6

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, HOOGLIED 6

Song of Solomon 6:1.

DE KERK WORDT, NA HARE BELIJDENIS VAN DEN CHRISTUS, GEPREZEN EN BEZOCHT.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, HOOGLIED 6

Song of Solomon 6:1.

DE KERK WORDT, NA HARE BELIJDENIS VAN DEN CHRISTUS, GEPREZEN EN BEZOCHT.

Vers 1

1. De dochteren Jeruzalems, bieden zich nu aan om met of voor haar, haren liefste te zoeken en zeggen daarom tot Sulamith: Waar in de wereld is dan uw liefste, dien ge ons daar als een zo buitengewoon man schilderdet, heengegaan, en waarom heeft hij u dan verlaten, gelijk gij ons verteld hebt, o, gij schoonste onder de vrouwen? waarheen toch heeft uw liefste het aangezicht van u gewend?Zeg het ons, opdat wij hem met u zoeken. 1)

1) Wat beduidt deze vraag? Wordt zij gedaan om haar te krenken, zoals sommigen menen? In genen dele. Of uit onkunde? Evenmin. Zij wordt gedaan om Sulamith tot nadenken te stemmen, om haar op het rechte pad te brengen. Het is opdat zij zelf moge inzien, dat zij hem aldaar heeft te zoeken, waar zij Hem vinden kan. Of beter, opdat zij zich zelf bewust worde, dat niet Hij haar, maar zij Hem heeft verlaten. Dat Hij nog altijd is, waar zij Hem vinden kan, n.l. in Zijn hof.

Vers 1

1. De dochteren Jeruzalems, bieden zich nu aan om met of voor haar, haren liefste te zoeken en zeggen daarom tot Sulamith: Waar in de wereld is dan uw liefste, dien ge ons daar als een zo buitengewoon man schilderdet, heengegaan, en waarom heeft hij u dan verlaten, gelijk gij ons verteld hebt, o, gij schoonste onder de vrouwen? waarheen toch heeft uw liefste het aangezicht van u gewend?Zeg het ons, opdat wij hem met u zoeken. 1)

1) Wat beduidt deze vraag? Wordt zij gedaan om haar te krenken, zoals sommigen menen? In genen dele. Of uit onkunde? Evenmin. Zij wordt gedaan om Sulamith tot nadenken te stemmen, om haar op het rechte pad te brengen. Het is opdat zij zelf moge inzien, dat zij hem aldaar heeft te zoeken, waar zij Hem vinden kan. Of beter, opdat zij zich zelf bewust worde, dat niet Hij haar, maar zij Hem heeft verlaten. Dat Hij nog altijd is, waar zij Hem vinden kan, n.l. in Zijn hof.

Vers 2

2. Sulamith herneemt hierop: Mijn liefste is afgegaan in zijnen hof, 1) tot de specerijbedden, om te weiden in de hoven, en om de lelies te verzamelen, 2) te plukken en te vergaderen.

1) Hieruit blijkt dat de dochteren van Jeruzalem haar doel hebben bereikt. Sulamith merkt het nu al zelf, dat haar Koning zijn hof niet heeft verlaten. Geestelijk opgevat, dat Christus Jezus immer bij Zijn Kerk blijft, haar niet verlaat, niet anders wordt al worden ook de zijnen trouweloos.

En waar Sulamith dit weer leert verstaan, dit weer leert belijden, daar treedt de verzekering van zijn eigendom te zijn ook weer in overvloedige mate op den voorgrond, zodat zij het moet uitroepen, (Song of Solomon 6:3) Ik ben mijns liefsten en mijn liefste is mijn.

Waar weer de rechte kennis van den persoon van Christus en het rechte inzicht in Zijne trouw te voorschijn treedt, daar treedt ook weer de geloofsverzekering krachtig te voorschijn.

2) Dit wijst aan de zorg van Jezus om alle de lelies, die Hem van eeuwigheid door verkiezing gegeven zijn, elk op hun tijd in zijne Kerk bij elkaar te brengen en die toe te vergaderen tot Zijn volk, door middel van Zijn Geest en Woord, en onder Zijne weiding aldaar tot geestelijke lelieplanten Zijner genade..

Vers 2

2. Sulamith herneemt hierop: Mijn liefste is afgegaan in zijnen hof, 1) tot de specerijbedden, om te weiden in de hoven, en om de lelies te verzamelen, 2) te plukken en te vergaderen.

1) Hieruit blijkt dat de dochteren van Jeruzalem haar doel hebben bereikt. Sulamith merkt het nu al zelf, dat haar Koning zijn hof niet heeft verlaten. Geestelijk opgevat, dat Christus Jezus immer bij Zijn Kerk blijft, haar niet verlaat, niet anders wordt al worden ook de zijnen trouweloos.

En waar Sulamith dit weer leert verstaan, dit weer leert belijden, daar treedt de verzekering van zijn eigendom te zijn ook weer in overvloedige mate op den voorgrond, zodat zij het moet uitroepen, (Song of Solomon 6:3) Ik ben mijns liefsten en mijn liefste is mijn.

Waar weer de rechte kennis van den persoon van Christus en het rechte inzicht in Zijne trouw te voorschijn treedt, daar treedt ook weer de geloofsverzekering krachtig te voorschijn.

2) Dit wijst aan de zorg van Jezus om alle de lelies, die Hem van eeuwigheid door verkiezing gegeven zijn, elk op hun tijd in zijne Kerk bij elkaar te brengen en die toe te vergaderen tot Zijn volk, door middel van Zijn Geest en Woord, en onder Zijne weiding aldaar tot geestelijke lelieplanten Zijner genade..

Vers 3

3. En daarom het blijft onveranderlijk waar Ik ben mijns liefsten, en mijn liefste is mijn, die onder de lelies weidt 1) (Song of Solomon 2:16).

1) Zie hier dan weer de heerlijke uitdrukking van haar geloof. Waar zij met de dochteren Jeruzalems naar den hof toetrad en den Heere zoekt, daar, waar Hij te vinden is, en Hem haar ziet tegemoetkomen, beschrijft zij Hem met deze woorden, waaruit blijkt dat de gemeenschap weer hersteld is, en dat zij alles ziet, wat zij moet hebben om in waarheid gelukkig en zalig te zijn.

Vers 3

3. En daarom het blijft onveranderlijk waar Ik ben mijns liefsten, en mijn liefste is mijn, die onder de lelies weidt 1) (Song of Solomon 2:16).

1) Zie hier dan weer de heerlijke uitdrukking van haar geloof. Waar zij met de dochteren Jeruzalems naar den hof toetrad en den Heere zoekt, daar, waar Hij te vinden is, en Hem haar ziet tegemoetkomen, beschrijft zij Hem met deze woorden, waaruit blijkt dat de gemeenschap weer hersteld is, en dat zij alles ziet, wat zij moet hebben om in waarheid gelukkig en zalig te zijn.

Vers 4

4. a) Gij zijt schoon, mijne vriendin! gelijk het bevallig gelegene Thirza, in noordelijk Palestina, later de hofplaats der koningen van het Rijk Israël, lieflijk als Jeruzalem; 1) schrikkelijk alsin triomf binnentrekkende slagorden met banieren. 1)

a) Psalms 45:12. Song of Solomon 1:15; Song of Solomon 4:1.

1) Men hoort in deze lofprijzing van hare schoonheid den koning. De steden welke de grootste sieraden van zijn rijk zijn, dienen hem als maatstaf van hare schoonheid..

2) De heiligen overwinnen de wereld door het geloof, en hebben macht zelfs in en bij God, en kunnen zelfs met een Jakob het in den strijd bij en met Jehova uithouden..

De vergelijking die er in den tekst is, bij slagorden met banieren, sluit in: op zich zelf zijn slagorden met banieren geen ofschoon, onzienlijk en onaangenaam gezicht, maar wil men ze te na komen en vijandig aandoen, dan bijten zij van zich. Dit schrikkelijke van de bruid heeft daarom zijne betrekking alleen op de wereld, op satan, op ongelovige volken en koninkrijken, op alle openbare en bedekte vijanden van de Kerk en van waarheid en godzaligheid, die zich kanten tegen Jezus volk..

Het is volkomen waar dat dit schrikkelijk als slagorden zoals er letterlijk staat, ook ziet op de vijanden, maar hier moet het o.i. ook toegepast worden op den Koning zelven. Zoals Sulamith daar staat voor haar koning vol geloof en hope, is zij onweerstaanbaar voor hem. Al haar schuld is vergeven, al haar zonde verzoend, al haar ontrouw vergeten.

Vers 4

4. a) Gij zijt schoon, mijne vriendin! gelijk het bevallig gelegene Thirza, in noordelijk Palestina, later de hofplaats der koningen van het Rijk Israël, lieflijk als Jeruzalem; 1) schrikkelijk alsin triomf binnentrekkende slagorden met banieren. 1)

a) Psalms 45:12. Song of Solomon 1:15; Song of Solomon 4:1.

1) Men hoort in deze lofprijzing van hare schoonheid den koning. De steden welke de grootste sieraden van zijn rijk zijn, dienen hem als maatstaf van hare schoonheid..

2) De heiligen overwinnen de wereld door het geloof, en hebben macht zelfs in en bij God, en kunnen zelfs met een Jakob het in den strijd bij en met Jehova uithouden..

De vergelijking die er in den tekst is, bij slagorden met banieren, sluit in: op zich zelf zijn slagorden met banieren geen ofschoon, onzienlijk en onaangenaam gezicht, maar wil men ze te na komen en vijandig aandoen, dan bijten zij van zich. Dit schrikkelijke van de bruid heeft daarom zijne betrekking alleen op de wereld, op satan, op ongelovige volken en koninkrijken, op alle openbare en bedekte vijanden van de Kerk en van waarheid en godzaligheid, die zich kanten tegen Jezus volk..

Het is volkomen waar dat dit schrikkelijk als slagorden zoals er letterlijk staat, ook ziet op de vijanden, maar hier moet het o.i. ook toegepast worden op den Koning zelven. Zoals Sulamith daar staat voor haar koning vol geloof en hope, is zij onweerstaanbaar voor hem. Al haar schuld is vergeven, al haar zonde verzoend, al haar ontrouw vergeten.

Vers 5

5. Wend uwe zo ernstig ziende ogen van mij af, 1) want zij doen mij geweld aan 2) en brengen mij het binnenste des harten in beroering. Salomo na enig stilzwijgen voortgaande: Uw haar is als ene kudde geiten, die het gras van Gilead afscheren. (Song of Solomon 4:1).

1) De Bruid ziet sterk op haar koning met een innig geloofsverlangen om zich te baden in zijne liefde. En nu spreekt Hij: wend uwe ogen van mij af! Was dat om haar te verwijten hare ontrouw, om haar te zeggen dat Hij niets meer van haar wilde weten? In genen dele! Deze uitdrukking diende om haar aan te zetten tot sterker zien, tot sterker geloofsverlangen.

2) Dit gebod is ene stille goedkeuring van hetgeen Hij schijnt te verbieden, want onder het geweld van de overmacht harer geestelijke ogen, en van de sterke aandoening, welke Hij daardoor had, was er echter een stil genoegen in zijn hart in al die gestalten, welke zij daardoor uitdrukte, en hij wenst niets anders of zij waren in haar..

Vers 5

5. Wend uwe zo ernstig ziende ogen van mij af, 1) want zij doen mij geweld aan 2) en brengen mij het binnenste des harten in beroering. Salomo na enig stilzwijgen voortgaande: Uw haar is als ene kudde geiten, die het gras van Gilead afscheren. (Song of Solomon 4:1).

1) De Bruid ziet sterk op haar koning met een innig geloofsverlangen om zich te baden in zijne liefde. En nu spreekt Hij: wend uwe ogen van mij af! Was dat om haar te verwijten hare ontrouw, om haar te zeggen dat Hij niets meer van haar wilde weten? In genen dele! Deze uitdrukking diende om haar aan te zetten tot sterker zien, tot sterker geloofsverlangen.

2) Dit gebod is ene stille goedkeuring van hetgeen Hij schijnt te verbieden, want onder het geweld van de overmacht harer geestelijke ogen, en van de sterke aandoening, welke Hij daardoor had, was er echter een stil genoegen in zijn hart in al die gestalten, welke zij daardoor uitdrukte, en hij wenst niets anders of zij waren in haar..

Vers 6

6. Uwe tanden zijn als ene kudde schapen, die uit de wasstede opkomen, die al te zamen tweelingen voortbrengen en onder deze is gene jongeloos (Song of Solomon 4:2). 7. Uwe wangen zijn als een stuk van enen granaatappel tussen uwe vlechten. (Song of Solomon 4:3).

Het was hier Salomo slechts te doen om Sulamith den lof op den bruiloftsdag haar toegezwaaid te herinneren; daarom herhaalt hij zijne schildering in Song of Solomon 4:1 woordelijk, maar toch alleen dezen en genen trek daarvan, terwijl hij andere hem minder gewichtig toeschijnende, zo als die der lippen en der spraak voorbijgaat, waarin derhalve gene bijzondere bedoeling te zoeken is..

Sulamith verschijnt den koning noch immer zo schoon als ten dage toen zij als bruid Hem werd toegevoerd. Zijne liefde, -dat zal zij, dat zal de lezer of hoorder van deze vernemen-is onveranderlijk dezelfde. Er is gene onder de vrouwen des hofs, welke hij boven haar voortrok, deze zelf moeten haar den voorrang toekennen..

Vers 6

6. Uwe tanden zijn als ene kudde schapen, die uit de wasstede opkomen, die al te zamen tweelingen voortbrengen en onder deze is gene jongeloos (Song of Solomon 4:2). 7. Uwe wangen zijn als een stuk van enen granaatappel tussen uwe vlechten. (Song of Solomon 4:3).

Het was hier Salomo slechts te doen om Sulamith den lof op den bruiloftsdag haar toegezwaaid te herinneren; daarom herhaalt hij zijne schildering in Song of Solomon 4:1 woordelijk, maar toch alleen dezen en genen trek daarvan, terwijl hij andere hem minder gewichtig toeschijnende, zo als die der lippen en der spraak voorbijgaat, waarin derhalve gene bijzondere bedoeling te zoeken is..

Sulamith verschijnt den koning noch immer zo schoon als ten dage toen zij als bruid Hem werd toegevoerd. Zijne liefde, -dat zal zij, dat zal de lezer of hoorder van deze vernemen-is onveranderlijk dezelfde. Er is gene onder de vrouwen des hofs, welke hij boven haar voortrok, deze zelf moeten haar den voorrang toekennen..

Vers 8

8. Er zijn zestig koninginnen, mijne eigenlijke gemalinnen,en tachtig bijwijven, die tot mijnen dienst zijn, en wijders maagden zonder getal, die de beide eerste dienen, en die ik ook tot mijne bijvrouwen kan nemen.

Wanneer in 1 Kings 11:3 in plaats van 60 koninginnen 700 en in plaats van 80 bijwijven 300 aangegeven worden, dan kan dit f zo verstaan worden, dat de kleinere getallen van het Hooglied de bestendige vrouwen aangeven, de grotere van het Boek der Koningen daarentegen het gezamenlijke aantal aller vrouwen, die Salomo achtereen volgens gehad heeft, f ook, wat wellicht natuurlijker is, dat die kleinere getallen van het Hooglied op den beteren, vroegeren tijd van Salomo's leven, toen zijn hart nog niet geheel in wellust en afgodendienst verzonken was, betrekking hebben, de grotere getallen van het Boek der koningen daarentegen op den zeer bedroevenden tijd tegen het einde van zijn leven doelen; waaruit onze stelling versterkt wordt, dat ons lied van Salomo in den beteren, naar verhouding nog reinerer tijd zijnes levens, toen hij ook nog in het volle bezit van zijnen rijken dichterlijken geest was, vervaardigd werd..

Vers 8

8. Er zijn zestig koninginnen, mijne eigenlijke gemalinnen,en tachtig bijwijven, die tot mijnen dienst zijn, en wijders maagden zonder getal, die de beide eerste dienen, en die ik ook tot mijne bijvrouwen kan nemen.

Wanneer in 1 Kings 11:3 in plaats van 60 koninginnen 700 en in plaats van 80 bijwijven 300 aangegeven worden, dan kan dit f zo verstaan worden, dat de kleinere getallen van het Hooglied de bestendige vrouwen aangeven, de grotere van het Boek der Koningen daarentegen het gezamenlijke aantal aller vrouwen, die Salomo achtereen volgens gehad heeft, f ook, wat wellicht natuurlijker is, dat die kleinere getallen van het Hooglied op den beteren, vroegeren tijd van Salomo's leven, toen zijn hart nog niet geheel in wellust en afgodendienst verzonken was, betrekking hebben, de grotere getallen van het Boek der koningen daarentegen op den zeer bedroevenden tijd tegen het einde van zijn leven doelen; waaruit onze stelling versterkt wordt, dat ons lied van Salomo in den beteren, naar verhouding nog reinerer tijd zijnes levens, toen hij ook nog in het volle bezit van zijnen rijken dichterlijken geest was, vervaardigd werd..

Vers 9

9. Een enige slechts is mijne duive, ne slechts mijne volmaakte, (Song of Solomon 5:2) de enige slechts harer moeder, zij is de zuivere, de uitverkorene dergene, die haar gebaard heeft; en deze uitverkorene is ook mijne enig geliefde gemalin en vriendin; als de dochters, de maagden van mijn hof voor de eerste keer haar zien, zo zullen zij haar welgelukzalig roemen; de koninginnen en de bijwijven; en zij zullen haar prijzen d.i. als de dochters van mijn hof haar voor de eerste maal zagen, zo noemden zij haar welgelukzalig, de koninginnen en de bijvrouwen prezen en roemden haar. Al te gader zijn zij zozeer vervuld van hare deugd en lieflijkheid, dat zij vrijwillig den eersten en hoogsten rang aan mijne zijde toekennen en inruimen.

1) De vermelding van de koninginnen en bijwijven dient alleen om te doen uitkomen, dat Sulamith die alle overtreft, wat meer zegt, dat zij de uitverkorene van zijn hart is.

Geestelijk opgevat: dat de Kerk van Christus geheel het hart van haar Koning heeft. Zeker Hij heerst en regeert ook over de wereld. Ook de wereld ontvangt nog van Zijne goedertierenheid, uit kracht van Zijn zoenverdiensten, maar niet tot zaligmaking; maar de Kerk ontvangt uit Zijne volheid van genade, genade voor genade. Zij is Zijne volmaakte, die in Hem volkomen gerechtvaardigd voor haar God staat.

10.

V. Song of Solomon 6:10-Song of Solomon 8:4. In dit vijfde tafereel wordt op bijzondere wijze de schoonheid van Sulamith beschreven, maar toch ook hoe zij, ofschoon tot de hoogste eer verheven, de ootmoedige en deemoedige blijft. Hoe de genade haar in waarheid ootmoedig heeft gemaakt. En waar de genade haar waarlijk ootmoedig had gemaakt, daar verneemt zij uit des Konings mond, van Zijne heilige lippen, de hoogste lofspraak.

Vers 9

9. Een enige slechts is mijne duive, ne slechts mijne volmaakte, (Song of Solomon 5:2) de enige slechts harer moeder, zij is de zuivere, de uitverkorene dergene, die haar gebaard heeft; en deze uitverkorene is ook mijne enig geliefde gemalin en vriendin; als de dochters, de maagden van mijn hof voor de eerste keer haar zien, zo zullen zij haar welgelukzalig roemen; de koninginnen en de bijwijven; en zij zullen haar prijzen d.i. als de dochters van mijn hof haar voor de eerste maal zagen, zo noemden zij haar welgelukzalig, de koninginnen en de bijvrouwen prezen en roemden haar. Al te gader zijn zij zozeer vervuld van hare deugd en lieflijkheid, dat zij vrijwillig den eersten en hoogsten rang aan mijne zijde toekennen en inruimen.

1) De vermelding van de koninginnen en bijwijven dient alleen om te doen uitkomen, dat Sulamith die alle overtreft, wat meer zegt, dat zij de uitverkorene van zijn hart is.

Geestelijk opgevat: dat de Kerk van Christus geheel het hart van haar Koning heeft. Zeker Hij heerst en regeert ook over de wereld. Ook de wereld ontvangt nog van Zijne goedertierenheid, uit kracht van Zijn zoenverdiensten, maar niet tot zaligmaking; maar de Kerk ontvangt uit Zijne volheid van genade, genade voor genade. Zij is Zijne volmaakte, die in Hem volkomen gerechtvaardigd voor haar God staat.

10.

V. Song of Solomon 6:10-Song of Solomon 8:4. In dit vijfde tafereel wordt op bijzondere wijze de schoonheid van Sulamith beschreven, maar toch ook hoe zij, ofschoon tot de hoogste eer verheven, de ootmoedige en deemoedige blijft. Hoe de genade haar in waarheid ootmoedig heeft gemaakt. En waar de genade haar waarlijk ootmoedig had gemaakt, daar verneemt zij uit des Konings mond, van Zijne heilige lippen, de hoogste lofspraak.

Vers 10

10. Wie, is zij, die daar onder alle hare gelijken er uitziet als de van den hemel over de bergen in het land nederziende dageraad, en ons allen bestraalt, schoon en vlekkeloos rein gelijk dezilveren maan, zuiver schoon en lichten glans stralende als dealles veranderende zon en daarbij toch schrikkelijk alstriumferende slagorden met banieren? 1)

1) Sulamith verschijnt gelijk het morgenrood, welke het donkere verbreekt. Schoon als de zilveren maan, die in stille majesteit aan den hemel staat. Rein als de zon, vier licht het reinst der reinen is. Imponerend als de legerscharen met hun banieren..

Hiermede wordt op geestelijke wijze aangeduid, de aangenaamheid, de schoonheid of zuiverheid en de heiligheid der Kerk en van allen die tot haar behoren, maar ook hoe onweerstaanbaar zij is voor hare vijanden. In zich zelf niets, is zij alles in haar Koning en Heere, die haar dan ook niet aanziet in haar zelf, maar zoals zij staat in het verbond met Hem, Zijne gerechtigheid en heiligheid deelachtig.

Vers 10

10. Wie, is zij, die daar onder alle hare gelijken er uitziet als de van den hemel over de bergen in het land nederziende dageraad, en ons allen bestraalt, schoon en vlekkeloos rein gelijk dezilveren maan, zuiver schoon en lichten glans stralende als dealles veranderende zon en daarbij toch schrikkelijk alstriumferende slagorden met banieren? 1)

1) Sulamith verschijnt gelijk het morgenrood, welke het donkere verbreekt. Schoon als de zilveren maan, die in stille majesteit aan den hemel staat. Rein als de zon, vier licht het reinst der reinen is. Imponerend als de legerscharen met hun banieren..

Hiermede wordt op geestelijke wijze aangeduid, de aangenaamheid, de schoonheid of zuiverheid en de heiligheid der Kerk en van allen die tot haar behoren, maar ook hoe onweerstaanbaar zij is voor hare vijanden. In zich zelf niets, is zij alles in haar Koning en Heere, die haar dan ook niet aanziet in haar zelf, maar zoals zij staat in het verbond met Hem, Zijne gerechtigheid en heiligheid deelachtig.

Vers 11

11. Sulamith, antwoordt hierop: Ik ben in het dal tot den notenhof afgegaan om met vreugde en innerlijk bevredigde zielsrust de groene vruchten der vallei of: de groenende struiken aan de beek te zien, om te zien, of de wijnstok reeds bloeide, de granaatbomen reeds uitbotten.

In dit en in het volgende vers, beschrijft Sulamith haar toestand van vroeger en van nu. Beschrijft zij hoe Salomo haar vond en hoe zij de zijne werd, in ongekunstelde eenvoudigheid, om, waar Hij haar in Song of Solomon 6:10. prijst en verheerlijkt, het daarmee te betuigen, dat zij zelf van nederige geboorte, van kleinen, onaanzienlijken stand was. Niet zij was tot Hem gekomen, maar Hij had haar gevonden en wat zij was, dat was zij door Hem.

Vers 11

11. Sulamith, antwoordt hierop: Ik ben in het dal tot den notenhof afgegaan om met vreugde en innerlijk bevredigde zielsrust de groene vruchten der vallei of: de groenende struiken aan de beek te zien, om te zien, of de wijnstok reeds bloeide, de granaatbomen reeds uitbotten.

In dit en in het volgende vers, beschrijft Sulamith haar toestand van vroeger en van nu. Beschrijft zij hoe Salomo haar vond en hoe zij de zijne werd, in ongekunstelde eenvoudigheid, om, waar Hij haar in Song of Solomon 6:10. prijst en verheerlijkt, het daarmee te betuigen, dat zij zelf van nederige geboorte, van kleinen, onaanzienlijken stand was. Niet zij was tot Hem gekomen, maar Hij had haar gevonden en wat zij was, dat was zij door Hem.

Vers 12

12. Eer ik het wist, zette mij mijne ziel op de wagens van mijn a) vrijwillig volk. 1)

1) In het Hebreeën bydn yme (Ammi nadib). Beter: van mijn volk, een edele. Want wel kan het woord vrijwillig betekenen, maar in verband met het vorige vers moet het hier de betekenis van edele, vorstelijke hebben, gelijk ook Job 34:18. Psalms 118:9 e.a. In het vorige vers beschrijft zij haar onwaardigheid, hier de ere, waartoe zij verheven werd. Zij zegt: eer ik het wist, zette mij mijne ziele op de wagens van mijn volk van een vorst. Niet gedwongen derhalve, maar gewillig gemaakt.

Ook hier is de geestelijke strekking weer zeer duidelijk. Want toch wie tot het volk Gods wordt verzameld, wordt gewillig gemaakt, Zijn wil wordt overgebogen door de overredende kracht der genade en des Geestes om den Heere te volgen. Het gaat niet buiten den persoon des mensen om.

Vers 12

12. Eer ik het wist, zette mij mijne ziel op de wagens van mijn a) vrijwillig volk. 1)

1) In het Hebreeën bydn yme (Ammi nadib). Beter: van mijn volk, een edele. Want wel kan het woord vrijwillig betekenen, maar in verband met het vorige vers moet het hier de betekenis van edele, vorstelijke hebben, gelijk ook Job 34:18. Psalms 118:9 e.a. In het vorige vers beschrijft zij haar onwaardigheid, hier de ere, waartoe zij verheven werd. Zij zegt: eer ik het wist, zette mij mijne ziele op de wagens van mijn volk van een vorst. Niet gedwongen derhalve, maar gewillig gemaakt.

Ook hier is de geestelijke strekking weer zeer duidelijk. Want toch wie tot het volk Gods wordt verzameld, wordt gewillig gemaakt, Zijn wil wordt overgebogen door de overredende kracht der genade en des Geestes om den Heere te volgen. Het gaat niet buiten den persoon des mensen om.

Vers 13

13. Salomo roept haar nu toe: Keer weer, keer weer, o Sulamith! 1) Keer weer, keer weer, dat wij u nog langer mogen aanzien en onze ogen met het gezicht van uwe schoonheid en beminnelijkheid verlustigen. En waar anderen haar wellicht medelijdend of enigzins permant aanzien voegt hij deze toe: Wat ziet gijlieden de Sulamith aan? 2) Denkt gij dat zij mij niet meer dierbaar is, dat mijne liefde verkoeld is, nu zij van mij afzwierf? Neen. Zij is als een rei-dans 3) van de twee engelen-heiren, die eenmaal Jakob bij zijn terugkeer uit Mesopotamië te Mahanaïn verschenen (Genesis 32:1).

1) Dit is de enige plaats in ons lied, waar Sulamith met dezen naam genoemd wordt. Juist uit deze omstandigheid reeds kan men opmaken, dat "Sulamith" niet de eigenlijke naam van Salomo's bruid en gade en ook geen zuiver vrouwelijke naam is; immers de hofvrouwen noemen de door haar toegesproken ganselijk op dezelfde wijze naar de plaats harer afkomst, gelijk deze haar daarnaar genoemd had. De meeste oude uitleggers houden den naam voor een eigennaam in de betekenis van: "beminnelijke, kind des vredes, begenadigde." Maar het bepalend lidwoord de, dat beide keren in het oorspronkelijke voorafgaat en de gewone uitgang ith bij geslachts-namen duidt aan, dat het hier veeleer een volksnaam is, waardoor de afkomst uit Salam, Sulem, Sunem wordt betekend. (Joshua 19:18. 1 Kings 1:3. 2 Kings 4:8).

In den Hebreeën Bijbel begint met dit vers Song of Solomon 7:1. Het past dan ook geheel bij het volgende hoofdstuk, dewijl de Koning het hier uitspreekt, dat zijne liefde geen ogenblik is verkoeld, al was Sulamith ook enigszins van hem afgeweken. Hij roept haar nu om weer bij hem te blijven, geheel en al zich af te wenden van haar verkeerden weg. Ja, in dat keer weer, tot viermalen toe herhaald, legt Salomo zijn geheel liefdehart voor Sulamith open. Hij is dezelfde gebleven ook bij haar ogenblikkelijke ontrouw.

Heerlijk beeld van de liefde van Christus voor zijn Kerk. Ook dan als zij in een afgezakten toestand verkeerd, wordt Zijn trouw niet teniet gedaan. De meerdere dan Salomo blijft tot al de zijnen immer door roepen van: Keer weer!

2) Wie zegt dit? Sulamith? zoals sommigen menen? In gene dele. Salomo zelf. Uit de volgende woorden, waarin Sulamith op het meest verheerlijkt wordt door haar Koning, en waarmee de Koning al haar smaadheid wegneemt, blijkt dat in deze woorden ligt, een bedekt verwijt over een meer of min verachtelijken blik, waarmee de omstanders Sulamith aanzien. Zij zelf heeft het uitgesproken, dat zij uit de diepte tot de hoogte was opgeleid. De omstanders wisten dat zij van haar bruidegom was afgeweken. En daarom zien zij haar wellicht aan met medelijden of met een min of meer verachtelijken blik.

Maar ziet de Koning komt voor haar op. Hij laat niet toe, dat zij door de wereld veracht wordt, en waar de wereld in haar niets ziet, daar zegt de Koning, dat zij is als een rei van twee heiren.

De geestelijke betekenis is niet onduidelijk. Tegenover de wereld, die voor Gods volk niets over heeft dan verachting en verguizing, neemt de Heere het op, of hier of in den dag aller dagen.

3) Ongetwijfeld moet deze uitdrukking dienen om de schoonheid in het algemeen van Sulamith uit te drukken, om hare bovenaardse schoonheid met een enkel woord te zeggen. Zij staat daar voor Hem in haar vernieuwde gestalte, teruggekeerd tot Hem. En daarom zal Hij nu ook weer haar schoonheid beschrijven.

De Heere ziet zijn volk niet aan anders dan bekleed met den mantel des heils, omhangen met het kleed der gerechtigheid Hij ziet in hen geen zonde en geen schuld, dewijl zij gereinigd zijn door het bloed des Lams.

Vers 13

13. Salomo roept haar nu toe: Keer weer, keer weer, o Sulamith! 1) Keer weer, keer weer, dat wij u nog langer mogen aanzien en onze ogen met het gezicht van uwe schoonheid en beminnelijkheid verlustigen. En waar anderen haar wellicht medelijdend of enigzins permant aanzien voegt hij deze toe: Wat ziet gijlieden de Sulamith aan? 2) Denkt gij dat zij mij niet meer dierbaar is, dat mijne liefde verkoeld is, nu zij van mij afzwierf? Neen. Zij is als een rei-dans 3) van de twee engelen-heiren, die eenmaal Jakob bij zijn terugkeer uit Mesopotamië te Mahanaïn verschenen (Genesis 32:1).

1) Dit is de enige plaats in ons lied, waar Sulamith met dezen naam genoemd wordt. Juist uit deze omstandigheid reeds kan men opmaken, dat "Sulamith" niet de eigenlijke naam van Salomo's bruid en gade en ook geen zuiver vrouwelijke naam is; immers de hofvrouwen noemen de door haar toegesproken ganselijk op dezelfde wijze naar de plaats harer afkomst, gelijk deze haar daarnaar genoemd had. De meeste oude uitleggers houden den naam voor een eigennaam in de betekenis van: "beminnelijke, kind des vredes, begenadigde." Maar het bepalend lidwoord de, dat beide keren in het oorspronkelijke voorafgaat en de gewone uitgang ith bij geslachts-namen duidt aan, dat het hier veeleer een volksnaam is, waardoor de afkomst uit Salam, Sulem, Sunem wordt betekend. (Joshua 19:18. 1 Kings 1:3. 2 Kings 4:8).

In den Hebreeën Bijbel begint met dit vers Song of Solomon 7:1. Het past dan ook geheel bij het volgende hoofdstuk, dewijl de Koning het hier uitspreekt, dat zijne liefde geen ogenblik is verkoeld, al was Sulamith ook enigszins van hem afgeweken. Hij roept haar nu om weer bij hem te blijven, geheel en al zich af te wenden van haar verkeerden weg. Ja, in dat keer weer, tot viermalen toe herhaald, legt Salomo zijn geheel liefdehart voor Sulamith open. Hij is dezelfde gebleven ook bij haar ogenblikkelijke ontrouw.

Heerlijk beeld van de liefde van Christus voor zijn Kerk. Ook dan als zij in een afgezakten toestand verkeerd, wordt Zijn trouw niet teniet gedaan. De meerdere dan Salomo blijft tot al de zijnen immer door roepen van: Keer weer!

2) Wie zegt dit? Sulamith? zoals sommigen menen? In gene dele. Salomo zelf. Uit de volgende woorden, waarin Sulamith op het meest verheerlijkt wordt door haar Koning, en waarmee de Koning al haar smaadheid wegneemt, blijkt dat in deze woorden ligt, een bedekt verwijt over een meer of min verachtelijken blik, waarmee de omstanders Sulamith aanzien. Zij zelf heeft het uitgesproken, dat zij uit de diepte tot de hoogte was opgeleid. De omstanders wisten dat zij van haar bruidegom was afgeweken. En daarom zien zij haar wellicht aan met medelijden of met een min of meer verachtelijken blik.

Maar ziet de Koning komt voor haar op. Hij laat niet toe, dat zij door de wereld veracht wordt, en waar de wereld in haar niets ziet, daar zegt de Koning, dat zij is als een rei van twee heiren.

De geestelijke betekenis is niet onduidelijk. Tegenover de wereld, die voor Gods volk niets over heeft dan verachting en verguizing, neemt de Heere het op, of hier of in den dag aller dagen.

3) Ongetwijfeld moet deze uitdrukking dienen om de schoonheid in het algemeen van Sulamith uit te drukken, om hare bovenaardse schoonheid met een enkel woord te zeggen. Zij staat daar voor Hem in haar vernieuwde gestalte, teruggekeerd tot Hem. En daarom zal Hij nu ook weer haar schoonheid beschrijven.

De Heere ziet zijn volk niet aan anders dan bekleed met den mantel des heils, omhangen met het kleed der gerechtigheid Hij ziet in hen geen zonde en geen schuld, dewijl zij gereinigd zijn door het bloed des Lams.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Song of Solomon 6". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/song-of-solomon-6.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile