Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Ruth 2

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, RUTH 2

Ruth 2:1.

RUTH LEEST OP HET VELD VAN BOAZ AREN OP.

I. Ruth 2:1-Ruth 2:23. De trouwe Ruth gaat om in het onderhoud van haar schoonmoeder te voorzien op het veld, omdat het juist de tijd van de gersteoogst is om volgens het recht van armen en vreemdelingen aren op te lezen. Toevallig, of liever door de bijzondere leiding van God, komt zij op het veld van Boaz, een bloedverwant van haar gestorven man die, haar trouw erkennende, haar zo vriendelijk mogelijk aanneemt, zodat zij `s avonds met een rijke opbrengst tot Naomi terugkeert. Als zij aan deze haar ondervindingen vertelt, maakt deze haar bekend met de betrekking, waarin die man tot het huis van Elimelech staat. Op haar raad houdt zij zich de gehele tijd van de gerste- en tarwe-oogst bij de mensen van Boaz, waartoe de laatste haar niet alleen toestemming gegeven heeft, maar ook alle overlast, die haar kon overkomen, zeer zorgvuldig voorgekomen is.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, RUTH 2

Ruth 2:1.

RUTH LEEST OP HET VELD VAN BOAZ AREN OP.

I. Ruth 2:1-Ruth 2:23. De trouwe Ruth gaat om in het onderhoud van haar schoonmoeder te voorzien op het veld, omdat het juist de tijd van de gersteoogst is om volgens het recht van armen en vreemdelingen aren op te lezen. Toevallig, of liever door de bijzondere leiding van God, komt zij op het veld van Boaz, een bloedverwant van haar gestorven man die, haar trouw erkennende, haar zo vriendelijk mogelijk aanneemt, zodat zij `s avonds met een rijke opbrengst tot Naomi terugkeert. Als zij aan deze haar ondervindingen vertelt, maakt deze haar bekend met de betrekking, waarin die man tot het huis van Elimelech staat. Op haar raad houdt zij zich de gehele tijd van de gerste- en tarwe-oogst bij de mensen van Boaz, waartoe de laatste haar niet alleen toestemming gegeven heeft, maar ook alle overlast, die haar kon overkomen, zeer zorgvuldig voorgekomen is.

Vers 1

1. Naomi nu had te Bethlehem een bloedvriend 1) van haar man, een man, geweldig van vermogen, 2) van het geslacht van Elimelech, een bloedverwant, die hem zeer na was (3:12); en zijn naam was a) Boaz (= in Hem is sterkte).

a) Matthew 1:5

1) Volgens de Rabbijnse overlevering, was Boaz een neef (oomzegger) van Elimelech..

2) Het Hebreeuwse woord doet zowel aan dapperheid als aan rijkdom denken..

Vers 1

1. Naomi nu had te Bethlehem een bloedvriend 1) van haar man, een man, geweldig van vermogen, 2) van het geslacht van Elimelech, een bloedverwant, die hem zeer na was (3:12); en zijn naam was a) Boaz (= in Hem is sterkte).

a) Matthew 1:5

1) Volgens de Rabbijnse overlevering, was Boaz een neef (oomzegger) van Elimelech..

2) Het Hebreeuwse woord doet zowel aan dapperheid als aan rijkdom denken..

Vers 2

2. En Ruth, 1)de Moabitische, gereed om voor het kleine gezin te arbeiden, was bekend met de wetten in Israël, die de arme en de vreemdeling de nalezing op de velden toekenden. Reeds spoedig na haar aankomst zei zij tot Naomi: Laat mij toch in het veld gaan en van de aren oplezen achter hem, in wiens ogen ik genade zal vinden, 2) op een akker, wiens eigenaar mij volgens de wet zal toestaan aren op te lezen (Ruth 2:8vv.). En zij, Naomi, zei tot haar: Ga heen, mijn dochter! 3)

1) Zalig is Ruth, die zozeer aan haar grijze schoonmoeder hing, dat zij deze tot aan haar dood niet wilde verlaten. Daarom wordt zij in de Schrift met recht zeer geprezen, en bij God in eeuwige tijden gezaligd. Daarentegen zal Hij in de opstanding richten en veroordelen alle boze en goddeloze schoondochters, die hun schoonouders smaad en onrecht aandoen, niet gedachtig, dat deze hun mannen gebaard en gevoed hebben. Wanneer gij uw man bemint, o vrouw, zo bemin ook degenen, die hem groot gebracht, en alzo voor zich een zoon, voor u een echtgenoot opgevoed hebben. Tracht niet de zoon van vader of moeder te scheiden. Tracht niet de zoon aan te zetten vader of moeder gering te achten, opdat gij bij de Heere niet in het gericht komt, op de dag van de vreselijke onderzoeking en het oordeel..

2) De Mozaïsche wet (Leviticus 9:9; Leviticus 23:22 vgl. Deuteronomy 24:19) gaf weliswaar de arme uitdrukkelijk het recht, op de velden de aren te lezen en verbood de bezitter zelfs de nalezing te houden, maar harde heren en maaiers beletten de arme dit recht uit te oefenen. Daarom wil Ruth bij hem lezen, die het haar welwillend zal toestaan..

3) Hoewel Ruth door de dood van haar man van de gehoorzaamheid aan haar schoonmoeder ontslagen was, blijft zij haar toch gehoorzaam en onderworpen. Wel een bewijs, dat zij in waarheid de God van Israël, de alleen ware God, had liefgekregen..

Vers 2

2. En Ruth, 1)de Moabitische, gereed om voor het kleine gezin te arbeiden, was bekend met de wetten in Israël, die de arme en de vreemdeling de nalezing op de velden toekenden. Reeds spoedig na haar aankomst zei zij tot Naomi: Laat mij toch in het veld gaan en van de aren oplezen achter hem, in wiens ogen ik genade zal vinden, 2) op een akker, wiens eigenaar mij volgens de wet zal toestaan aren op te lezen (Ruth 2:8vv.). En zij, Naomi, zei tot haar: Ga heen, mijn dochter! 3)

1) Zalig is Ruth, die zozeer aan haar grijze schoonmoeder hing, dat zij deze tot aan haar dood niet wilde verlaten. Daarom wordt zij in de Schrift met recht zeer geprezen, en bij God in eeuwige tijden gezaligd. Daarentegen zal Hij in de opstanding richten en veroordelen alle boze en goddeloze schoondochters, die hun schoonouders smaad en onrecht aandoen, niet gedachtig, dat deze hun mannen gebaard en gevoed hebben. Wanneer gij uw man bemint, o vrouw, zo bemin ook degenen, die hem groot gebracht, en alzo voor zich een zoon, voor u een echtgenoot opgevoed hebben. Tracht niet de zoon van vader of moeder te scheiden. Tracht niet de zoon aan te zetten vader of moeder gering te achten, opdat gij bij de Heere niet in het gericht komt, op de dag van de vreselijke onderzoeking en het oordeel..

2) De Mozaïsche wet (Leviticus 9:9; Leviticus 23:22 vgl. Deuteronomy 24:19) gaf weliswaar de arme uitdrukkelijk het recht, op de velden de aren te lezen en verbood de bezitter zelfs de nalezing te houden, maar harde heren en maaiers beletten de arme dit recht uit te oefenen. Daarom wil Ruth bij hem lezen, die het haar welwillend zal toestaan..

3) Hoewel Ruth door de dood van haar man van de gehoorzaamheid aan haar schoonmoeder ontslagen was, blijft zij haar toch gehoorzaam en onderworpen. Wel een bewijs, dat zij in waarheid de God van Israël, de alleen ware God, had liefgekregen..

Vers 3

3. Zo ging zij heen, en wel op de eerste akker, waar zij meende haar geluk te kunnen beproeven, en kwam en las op in het veld, achter de maaiers, die de schoven samenbonden,nadat zij eerst de opzichter (Ruth 2:5vv.) om toestemming daartoe gevraagd had; en haar viel bij geval 1) voor een deel van het veld van Boaz, die van het geslacht van Elimelech was. Van de eigenaar van de akker, of van zijn betrekking tot haar gestorven man wist zij niets; God had het alzo bestuurd.

1)Woordelijk: "en het toeval trof toevallig". Dit wordt zo herhaald om des te meer op de goddelijke leiding opmerkzaam te maken. Van een toeval in de zin van casualismus of van die wereldbeschouwing, die het leven met al zijn gebeurtenissen als een samenvoeging van blinde, onder geen Voorzienigheid staande lotgevallen beschouwt, weet de Schrift niets; integendeel werkt volgens de leer van de Schrift bij alles wat op aarde geschiedt, de levende God, ook bij elke zelfs schijnbaar geringe omstandigheid (Matthew 10:29 Luke 21:18). Wel kent zij het toeval in die zin dat het het tegenovergestelde betekent van zodanige voorvallen, die het menselijk denken of de menselijke berekening voorzien heeft. In deze zin wordt dit woord gebruikt, omdat men zich wel bewust is, dat achter die toevalligheden een persoonlijk bewuste wil is: die van die God, die de wereld regeert; daarom komt de eigenaardige uitdrukking voor: het toeval heeft gewild, dat enz. (1 Kings 12:15)..

Menige zaak van gewicht en aangelegenheid is ten einde gebracht door een kleine omwending, die slechts toevallig en als bij geluk scheen voor te vallen, maar echter door de Goddelijke Voorzienigheid met een bijzonder oogmerk uitgewerkt was (Ru 2:3)..

Vers 3

3. Zo ging zij heen, en wel op de eerste akker, waar zij meende haar geluk te kunnen beproeven, en kwam en las op in het veld, achter de maaiers, die de schoven samenbonden,nadat zij eerst de opzichter (Ruth 2:5vv.) om toestemming daartoe gevraagd had; en haar viel bij geval 1) voor een deel van het veld van Boaz, die van het geslacht van Elimelech was. Van de eigenaar van de akker, of van zijn betrekking tot haar gestorven man wist zij niets; God had het alzo bestuurd.

1)Woordelijk: "en het toeval trof toevallig". Dit wordt zo herhaald om des te meer op de goddelijke leiding opmerkzaam te maken. Van een toeval in de zin van casualismus of van die wereldbeschouwing, die het leven met al zijn gebeurtenissen als een samenvoeging van blinde, onder geen Voorzienigheid staande lotgevallen beschouwt, weet de Schrift niets; integendeel werkt volgens de leer van de Schrift bij alles wat op aarde geschiedt, de levende God, ook bij elke zelfs schijnbaar geringe omstandigheid (Matthew 10:29 Luke 21:18). Wel kent zij het toeval in die zin dat het het tegenovergestelde betekent van zodanige voorvallen, die het menselijk denken of de menselijke berekening voorzien heeft. In deze zin wordt dit woord gebruikt, omdat men zich wel bewust is, dat achter die toevalligheden een persoonlijk bewuste wil is: die van die God, die de wereld regeert; daarom komt de eigenaardige uitdrukking voor: het toeval heeft gewild, dat enz. (1 Kings 12:15)..

Menige zaak van gewicht en aangelegenheid is ten einde gebracht door een kleine omwending, die slechts toevallig en als bij geluk scheen voor te vallen, maar echter door de Goddelijke Voorzienigheid met een bijzonder oogmerk uitgewerkt was (Ru 2:3)..

Vers 4

4. En ziet, Boaz kwam van Bethlehem zijn woonplaats om naar zijn maaiers te zien, toen zij reeds van de vroege morgen af onvermoeid gearbeid hadden, en hij zei tot demaaiers, hen met de zegenwens van een vrome, gelovige Israëliet begroetende: De HEERE zij met u (Judges 6:12 Luke 1:28). En zij zeiden tot hem, zijn groet beantwoordende: De HEERE zegene U! 1)

1) Uit de tijd van de aartsvaders is bij het ontmoeten van anderen, of hij het intreden in een huis, de groet afkomstig: "Vrede (of heil) zij met u" (Judges 19:20; 1 Chronicles 12:18); hieraan was een nader omstandig ondervragen naar de welstand verbonden. Vandaar de uitdrukking: Mwlsl las = naar de welstand vragen, zoveel als groeten (Exodus 18:7 Judges 18:15). Daarnaast kwam, waarschijnlijk naar de Aronitische zegen (Numbers 6:24vv.) de bovenvermelde begroetingswijze in gebruik (daarom betekent het woord Krb = zegenen, zoveel als "groeten"; 2 Kings 4:29). Een waar gelovige is de beste patroon..

Vers 4

4. En ziet, Boaz kwam van Bethlehem zijn woonplaats om naar zijn maaiers te zien, toen zij reeds van de vroege morgen af onvermoeid gearbeid hadden, en hij zei tot demaaiers, hen met de zegenwens van een vrome, gelovige Israëliet begroetende: De HEERE zij met u (Judges 6:12 Luke 1:28). En zij zeiden tot hem, zijn groet beantwoordende: De HEERE zegene U! 1)

1) Uit de tijd van de aartsvaders is bij het ontmoeten van anderen, of hij het intreden in een huis, de groet afkomstig: "Vrede (of heil) zij met u" (Judges 19:20; 1 Chronicles 12:18); hieraan was een nader omstandig ondervragen naar de welstand verbonden. Vandaar de uitdrukking: Mwlsl las = naar de welstand vragen, zoveel als groeten (Exodus 18:7 Judges 18:15). Daarnaast kwam, waarschijnlijk naar de Aronitische zegen (Numbers 6:24vv.) de bovenvermelde begroetingswijze in gebruik (daarom betekent het woord Krb = zegenen, zoveel als "groeten"; 2 Kings 4:29). Een waar gelovige is de beste patroon..

Vers 6

6. En de jongen, die over de maaiers gezet was, antwoordde en zei: dit is de Moabitische jonge vrouw, die onlangs met Naomi teruggekomen is uit de velden van Moab. Ik heb haar toegelaten aren op te lezen, omdat ik wist, dat gij niet, als andere eigenaars, de nalezing aan iemand weigert.

De aankomst van Ruth was dus een algemeen bekende zaak en tevens blijkt hieruit, dat Boaz een goede patroon was, die zich aan de Wet hield en de arme geenszins wilde verbieden, om op zijn velden een nalezing te houden..

Vers 6

6. En de jongen, die over de maaiers gezet was, antwoordde en zei: dit is de Moabitische jonge vrouw, die onlangs met Naomi teruggekomen is uit de velden van Moab. Ik heb haar toegelaten aren op te lezen, omdat ik wist, dat gij niet, als andere eigenaars, de nalezing aan iemand weigert.

De aankomst van Ruth was dus een algemeen bekende zaak en tevens blijkt hieruit, dat Boaz een goede patroon was, die zich aan de Wet hield en de arme geenszins wilde verbieden, om op zijn velden een nalezing te houden..

Vers 7

7. En zij heeft gezegd, toen zij op de akker hierheen gekomen was: Laat mij toch oplezen en aren bij de schoven verzamelen achter de maaiers, de halmen zoeken, die bij het binden blijven liggen. Zij heeft van mijn vergunning gebruik gemaakt; zo is zij gekomen en heeft gestaan van `s morgens af tot nu toe, zodat ieder haar vlijt moet bewonderen; nu is haar thuis blijven weinig,1) "nu is het weinig, dat zij daarbinnen gezeten heeft", in de hut van het veld, waar men van de vermoeienis kan uitrusten.

1) Ruth heeft haar belijdenis van Israëls God niet alleen door woorden geopenbaard, zij betoont haar liefde ook door de daad. Zij heeft niet alleen lust om met Naomi te leven, maar ook om voor haar te arbeiden. Zij leerde niet alleen met haar tot God bidden, maar zij wil ook voor haar bij de mensen vragen. Wat Ruth nooit in Moab gedaan heeft, daartoe biedt zij zich in Israël aan. Wat de heidin niet behoefde te doen, daartoe voelde de nieuwe Israëlitische zich verplicht. Indien een Moabitische zuster van Ruth haar ontmoet had en het niet had kunnen begrijpen, wat haar drong zo te handelen, zo zou zij geantwoord hebben als Elger van Hohenstein. Toen deze zijn leven op het slot verliet om de armen te verplegen, en zijn broeder hem vraagde: "Ach mijn broeder wat doet gij, welk een nood dringt u daartoe?" antwoordde: "Mijnheer broeder, de nood dringt mij hiertoe niet, maar de liefde tot mijn Heere Christus dringt mij.".

Ziet, wat aan Ruth geschied is, stemt met onze toestand overeen. Zij was een vreemde, die in de hoogste nood geraakt was; maar Boaz, toen hij haar zag, verachtte haar armoede, noch versmaadde de nederigheid van haar geslacht. Zo nam ook Christus de Kerk op, en koos de vreemde tot Zijn bruid, haar die gebrek aan de hoogste goederen leed. Maar evenmin als Ruth, wanneer zij niet eerst haar ouders, haar vaderhuis, volk, land en bloedverwanten verlaten had, ooit zo'n huwelijk zou gesloten hebben, evenmin wordt de Kerk haar bruidegom lief en dierbaar, voordat zij de vaderlijke (heidense) zeden en gebruiken verlaten heeft..

Merk de nederigheid van Ruth op. Nu de Voorzienigheid haar arm gemaakt heeft, buigt zij zich met vreugde onder de geringheid van haar omstandigheden, en schikt zij zich in haar lot. Hoge geesten willen liever uithongeren dan zich vernederen. Ruth was geen van deze..

Vers 7

7. En zij heeft gezegd, toen zij op de akker hierheen gekomen was: Laat mij toch oplezen en aren bij de schoven verzamelen achter de maaiers, de halmen zoeken, die bij het binden blijven liggen. Zij heeft van mijn vergunning gebruik gemaakt; zo is zij gekomen en heeft gestaan van `s morgens af tot nu toe, zodat ieder haar vlijt moet bewonderen; nu is haar thuis blijven weinig,1) "nu is het weinig, dat zij daarbinnen gezeten heeft", in de hut van het veld, waar men van de vermoeienis kan uitrusten.

1) Ruth heeft haar belijdenis van Israëls God niet alleen door woorden geopenbaard, zij betoont haar liefde ook door de daad. Zij heeft niet alleen lust om met Naomi te leven, maar ook om voor haar te arbeiden. Zij leerde niet alleen met haar tot God bidden, maar zij wil ook voor haar bij de mensen vragen. Wat Ruth nooit in Moab gedaan heeft, daartoe biedt zij zich in Israël aan. Wat de heidin niet behoefde te doen, daartoe voelde de nieuwe Israëlitische zich verplicht. Indien een Moabitische zuster van Ruth haar ontmoet had en het niet had kunnen begrijpen, wat haar drong zo te handelen, zo zou zij geantwoord hebben als Elger van Hohenstein. Toen deze zijn leven op het slot verliet om de armen te verplegen, en zijn broeder hem vraagde: "Ach mijn broeder wat doet gij, welk een nood dringt u daartoe?" antwoordde: "Mijnheer broeder, de nood dringt mij hiertoe niet, maar de liefde tot mijn Heere Christus dringt mij.".

Ziet, wat aan Ruth geschied is, stemt met onze toestand overeen. Zij was een vreemde, die in de hoogste nood geraakt was; maar Boaz, toen hij haar zag, verachtte haar armoede, noch versmaadde de nederigheid van haar geslacht. Zo nam ook Christus de Kerk op, en koos de vreemde tot Zijn bruid, haar die gebrek aan de hoogste goederen leed. Maar evenmin als Ruth, wanneer zij niet eerst haar ouders, haar vaderhuis, volk, land en bloedverwanten verlaten had, ooit zo'n huwelijk zou gesloten hebben, evenmin wordt de Kerk haar bruidegom lief en dierbaar, voordat zij de vaderlijke (heidense) zeden en gebruiken verlaten heeft..

Merk de nederigheid van Ruth op. Nu de Voorzienigheid haar arm gemaakt heeft, buigt zij zich met vreugde onder de geringheid van haar omstandigheden, en schikt zij zich in haar lot. Hoge geesten willen liever uithongeren dan zich vernederen. Ruth was geen van deze..

Vers 9

9. Uw ogen zullen zijn, houd uw oog op dit veld, dat zij maaien zullen en gij behoeft niet de minste vrees voor de knechten te hebben; gij zult achter haar, achter mijn maagden gaan; heb ik de jongens (Ruth 2:8) niet geboden,dat men u niet aanraakt? 1) Als u dorst heeft, verzuim geen tijd om voor uw eigen behoefte te zorgen: maar ga tot de vaten 2) en drink van hetgeen de jongens geschept zullen hebben. 1) D.w.z. dat zij u geen leed doen. Alle bezwaren tracht Boaz bij haar weg te nemen, om op zijn veld te blijven en alles belooft hij haar te zullen doen, om het haar aangenaam te maken. Wat hem hier doet spreken is ongetwijfeld allereerst liefde tot zijn bloedverwant Nami, omwille van wie hij tevens voor haar schoondochter zo goed mogelijk wil zijn, maar toch ook (zoals blijkt uit Ruth 2:11) voelt hij zich aangetrokken tot Ruth, omdat zij een hartelijke liefde voor haar schoonmoeder openbaart..

2) Onder de dranken stond het water bovenaan; tot betere stilling van de dorst, dronk men ook een zure drank, of doopte bij de maaltijd het brood daarin; in Ruth 2:14 wordt deze "azijn" genoemd, uit zure wijn of wijnazijn bereid, die men met olie vermengde. Deze drank is nog heden in het Midden-Oosten zeer geliefd. De drank, die Matthew 27:34 Mark 15:23 vermeld wordt, en die men de Heere Jezus bij Zijn kruisiging toereikte, was zuurder, was een wijn, die uit het bezinksel bereid was, met mirre en andere bittere aftreksels van kruiden (bij Matthes "gal" genoemd) vermengd; deze had dronkenmakende kracht. Men bood die de misdadigers aan, voordat de doodstraf aan hen voltrokken werd, om hen tegen de smarten te verstompen (Proverbs 31:6). Jezus wilde echter met vol bewustzijn sterven, daarom nam Hij de drank niet aan. Daarentegen is de later Hem gereikte azijn (Matthew 27:48 Mark 14:36 John 18:29) enkel azijn, zonder die dronkenmakende bijvoegsels, zoals de soldaten die dronken (posca); die nam de Heere zonder bedenking en laafde zich nog eens v r het sterven in Zijn brandende dorst. Over het aanbieden van een dronk in Luke 23:26 vergel. bij de plaats zelf..

Vers 9

9. Uw ogen zullen zijn, houd uw oog op dit veld, dat zij maaien zullen en gij behoeft niet de minste vrees voor de knechten te hebben; gij zult achter haar, achter mijn maagden gaan; heb ik de jongens (Ruth 2:8) niet geboden,dat men u niet aanraakt? 1) Als u dorst heeft, verzuim geen tijd om voor uw eigen behoefte te zorgen: maar ga tot de vaten 2) en drink van hetgeen de jongens geschept zullen hebben. 1) D.w.z. dat zij u geen leed doen. Alle bezwaren tracht Boaz bij haar weg te nemen, om op zijn veld te blijven en alles belooft hij haar te zullen doen, om het haar aangenaam te maken. Wat hem hier doet spreken is ongetwijfeld allereerst liefde tot zijn bloedverwant Nami, omwille van wie hij tevens voor haar schoondochter zo goed mogelijk wil zijn, maar toch ook (zoals blijkt uit Ruth 2:11) voelt hij zich aangetrokken tot Ruth, omdat zij een hartelijke liefde voor haar schoonmoeder openbaart..

2) Onder de dranken stond het water bovenaan; tot betere stilling van de dorst, dronk men ook een zure drank, of doopte bij de maaltijd het brood daarin; in Ruth 2:14 wordt deze "azijn" genoemd, uit zure wijn of wijnazijn bereid, die men met olie vermengde. Deze drank is nog heden in het Midden-Oosten zeer geliefd. De drank, die Matthew 27:34 Mark 15:23 vermeld wordt, en die men de Heere Jezus bij Zijn kruisiging toereikte, was zuurder, was een wijn, die uit het bezinksel bereid was, met mirre en andere bittere aftreksels van kruiden (bij Matthes "gal" genoemd) vermengd; deze had dronkenmakende kracht. Men bood die de misdadigers aan, voordat de doodstraf aan hen voltrokken werd, om hen tegen de smarten te verstompen (Proverbs 31:6). Jezus wilde echter met vol bewustzijn sterven, daarom nam Hij de drank niet aan. Daarentegen is de later Hem gereikte azijn (Matthew 27:48 Mark 14:36 John 18:29) enkel azijn, zonder die dronkenmakende bijvoegsels, zoals de soldaten die dronken (posca); die nam de Heere zonder bedenking en laafde zich nog eens v r het sterven in Zijn brandende dorst. Over het aanbieden van een dronk in Luke 23:26 vergel. bij de plaats zelf..

Vers 10

10. Toen viel zij, getroffen door de welwillendheid van Boaz, die zij zich in haar nederigheid niet waardig achtte, op haar aangezicht en boog zich ter aarde, (Genesis 33:3) en zij zei tot hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent, 1) dat gij mij zo vriendelijk toespreekt en voor mij zorgt, omdat ik een vreemde ben, niet tot uw volk behoor?

1) Iemand kennen wil vaak in de Heilige Schrift zeggen: iemand gunstig zijn, iemand erkennen als degene, met wie men te doen wil hebben..

Vers 10

10. Toen viel zij, getroffen door de welwillendheid van Boaz, die zij zich in haar nederigheid niet waardig achtte, op haar aangezicht en boog zich ter aarde, (Genesis 33:3) en zij zei tot hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent, 1) dat gij mij zo vriendelijk toespreekt en voor mij zorgt, omdat ik een vreemde ben, niet tot uw volk behoor?

1) Iemand kennen wil vaak in de Heilige Schrift zeggen: iemand gunstig zijn, iemand erkennen als degene, met wie men te doen wil hebben..

Vers 11

11. En Boaz antwoordde en zei tot haar: Het is mij wel aangezegd alles, wat gij bij uw schoonmoeder gedaan hebt na de dood van uw man, dat gij op gelijke wijze als Abraham gedaan hebt (Genesis 12:11vv.), en hebt uw vader en uw moeder en het land van uw geboorte verlaten, en zijt heengegaan tot een volk, dat gij van te voren niet kende om zijn zeden en rechten met zijn geloof en zijn godsdienst in te ruilen tegen die van uw volk.

Vers 11

11. En Boaz antwoordde en zei tot haar: Het is mij wel aangezegd alles, wat gij bij uw schoonmoeder gedaan hebt na de dood van uw man, dat gij op gelijke wijze als Abraham gedaan hebt (Genesis 12:11vv.), en hebt uw vader en uw moeder en het land van uw geboorte verlaten, en zijt heengegaan tot een volk, dat gij van te voren niet kende om zijn zeden en rechten met zijn geloof en zijn godsdienst in te ruilen tegen die van uw volk.

Vers 12

12. De HEERE, onze God, vergelde u uw daad die gij aan een lid van dat volk gedaan hebt, en uw loon zij volkomen daarvoor, dat gij alles verlaten hebt om tot gemeenschap van het ware geloof te komen; uw loon zij van de HEERE, de God van Israël, onder wiens vleugels gij gekomen zijt om toevlucht te nemen. 1) Wat ik u doe is slechts een klein begin van dat loon, dat niet uitblijven zal. 2)

1) Haar grote toegenegenheid en trek tot het volk van Israël, voor wie zij van geboorte een vreemde was, vertoonde zo'n ongewoon werk van de Goddelijke genade in haar, dat het zonder twijfel met een volkomen loon bekroond zou worden door Hem onder Wiens vleugels zij gekomen was om toevlucht te nemen. Zij, die door het geloof zich onder de schaduw van de vleugels van de genade van God kunnen begeven, en een volkomen genoegen in en vertrouwen op die genade hebben, kunnen verzekerd wezen, dat zij een volkomen vergelding en beloning wegens dit doen ontvangen zullen (Ru 2:12)..

Onder de vleugels van God wordt verstaan: Zijn beschutting en bescherming. Deze uitdrukking komt dikwijls voor, o.a. in Psalms 17:8; Psalms 36:8; Psalms 57:2; Psalms 61:5; Psalms 72:7; Psalms 91:4. Zij is ontleend aan de gewoonte van de kloeken om haar vleugels uit te breiden ter bescherming en verzorging van haar kuikens. Sommigen zijn van mening, dat zij ontleend is aan de gedaante van de Cherubs bij de ark, die hun vleugels over de ark uitspreidden. O.i. ten onrechte..

Het is bekend, dat de joden aan deze woorden van Boaz de uitdrukking ontleend hebben, dat een jodengenoot iemand was, die onder de vleugels van de Goddelijke Majesteit zijn toevlucht zocht..

2) Ook dit hebben godzalige zielen van God dat, wanneer zij aan Hem overgegeven zijn, zij op verborgen wijze door Hem tot deze en gene handeling gedwongen worden, hoewel zij het dikwijls zelf niet opmerken. Men mag iemand wel te kennen geven, dat men wat liefde en lof in hem waardig is, wel opmerkt en op prijs stelt.

Vers 12

12. De HEERE, onze God, vergelde u uw daad die gij aan een lid van dat volk gedaan hebt, en uw loon zij volkomen daarvoor, dat gij alles verlaten hebt om tot gemeenschap van het ware geloof te komen; uw loon zij van de HEERE, de God van Israël, onder wiens vleugels gij gekomen zijt om toevlucht te nemen. 1) Wat ik u doe is slechts een klein begin van dat loon, dat niet uitblijven zal. 2)

1) Haar grote toegenegenheid en trek tot het volk van Israël, voor wie zij van geboorte een vreemde was, vertoonde zo'n ongewoon werk van de Goddelijke genade in haar, dat het zonder twijfel met een volkomen loon bekroond zou worden door Hem onder Wiens vleugels zij gekomen was om toevlucht te nemen. Zij, die door het geloof zich onder de schaduw van de vleugels van de genade van God kunnen begeven, en een volkomen genoegen in en vertrouwen op die genade hebben, kunnen verzekerd wezen, dat zij een volkomen vergelding en beloning wegens dit doen ontvangen zullen (Ru 2:12)..

Onder de vleugels van God wordt verstaan: Zijn beschutting en bescherming. Deze uitdrukking komt dikwijls voor, o.a. in Psalms 17:8; Psalms 36:8; Psalms 57:2; Psalms 61:5; Psalms 72:7; Psalms 91:4. Zij is ontleend aan de gewoonte van de kloeken om haar vleugels uit te breiden ter bescherming en verzorging van haar kuikens. Sommigen zijn van mening, dat zij ontleend is aan de gedaante van de Cherubs bij de ark, die hun vleugels over de ark uitspreidden. O.i. ten onrechte..

Het is bekend, dat de joden aan deze woorden van Boaz de uitdrukking ontleend hebben, dat een jodengenoot iemand was, die onder de vleugels van de Goddelijke Majesteit zijn toevlucht zocht..

2) Ook dit hebben godzalige zielen van God dat, wanneer zij aan Hem overgegeven zijn, zij op verborgen wijze door Hem tot deze en gene handeling gedwongen worden, hoewel zij het dikwijls zelf niet opmerken. Men mag iemand wel te kennen geven, dat men wat liefde en lof in hem waardig is, wel opmerkt en op prijs stelt.

Vers 13

13. En zij, die zich niet eens de vriendelijkheid van Boaz waardig achtte, veel minder een groter loon van de Heere, zei: Laat mij ook verder genade, onverdiende gunst, vinden in uw ogen, mijn heer! omdat gij mij getroost hebt in mijn droevige toestand, en omdat gij naar het hart van uw dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik, die tot een vreemd en heidens volk behoor, niet ben zoals een van uw dienstmaagden, 1) en ik mij daarom nog te veel eer aanmatig, wanneer ik mij uw dienstmaagd noem.

1) In het Hebreeuws komt het duidelijk uit, dat zij met de laatste woorden de verre afstand te kennen wil geven, die er bestaat tussen haar en de dienstmaagden van Boaz. Carpzovius tekent dan ook aan, dat zij hiermee zoveel heeft gezegd als: "Maar wat zeg ik, waar ik mij uw dienstmaagd genoemd heb. Ik, die toch niet waardig ben om met de minste van uw dienstmaagden vergeleken te worden.".

Vers 13

13. En zij, die zich niet eens de vriendelijkheid van Boaz waardig achtte, veel minder een groter loon van de Heere, zei: Laat mij ook verder genade, onverdiende gunst, vinden in uw ogen, mijn heer! omdat gij mij getroost hebt in mijn droevige toestand, en omdat gij naar het hart van uw dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik, die tot een vreemd en heidens volk behoor, niet ben zoals een van uw dienstmaagden, 1) en ik mij daarom nog te veel eer aanmatig, wanneer ik mij uw dienstmaagd noem.

1) In het Hebreeuws komt het duidelijk uit, dat zij met de laatste woorden de verre afstand te kennen wil geven, die er bestaat tussen haar en de dienstmaagden van Boaz. Carpzovius tekent dan ook aan, dat zij hiermee zoveel heeft gezegd als: "Maar wat zeg ik, waar ik mij uw dienstmaagd genoemd heb. Ik, die toch niet waardig ben om met de minste van uw dienstmaagden vergeleken te worden.".

Vers 14

14. Toen het nu etenstijd was, zei Boaz tot haar: Kom hierbij en eet van het brood, dat wij eten, en doop uw bete in de azijn (Ru 2:9"en Matthew 26:23). Zo zat zij, volgens de uitnodiging, neer aan de zijde van de maaiers, en hij of zijn jongen die over de maaiers gezet was, gaf haar bij het brood, dat hij haar gaf, geroost koren, dat zo beminde voedsel ten tijde van de oogst, om haar op alle mogelijke wijze te eren en met zijn huisgenoten gelijk te stellen (Joshua 10:29), en zij at en werd verzadigd, en hield over,1) zo goed was zij verzorgd.

1) Dat overblijvende bewaarde Ruth en bracht het later aan haar schoonmoeder (Ruth 2:18)..

Boaz was niet karig in het toekennen van voedsel aan zijn dienstvolk. Hij zond hun meer dan zij behoefden, opdat zij hun arbeid niet al zuchtende zouden verrichten of onbekwaam zijn tot langdurige arbeid.. 16. Ja, laat ook allengs van de aren voor haar wat vallen; trekt zelfs wat uit van de bossen, en laat het liggen, zodat zij het opleze, en bestraft haar niet, geeft haar geen hard woord. 1)

1) Dit bevel van Boaz overschreed ver de grenzen van weldadigheid en medelijden met de armen. Het toont, dat hij een bijzonder welgevallen in Ruth had, met wier toestand hij bekend was en die door haar ootmoed, haar trouwe zorg voor haar schoonmoeder en door haar liefde voor de God van Israël zijn hart had gewonnen, hetgeen voor de verdere ontwikkeling van de geschiedenis van belang is, om op te merken..

Vers 14

14. Toen het nu etenstijd was, zei Boaz tot haar: Kom hierbij en eet van het brood, dat wij eten, en doop uw bete in de azijn (Ru 2:9"en Matthew 26:23). Zo zat zij, volgens de uitnodiging, neer aan de zijde van de maaiers, en hij of zijn jongen die over de maaiers gezet was, gaf haar bij het brood, dat hij haar gaf, geroost koren, dat zo beminde voedsel ten tijde van de oogst, om haar op alle mogelijke wijze te eren en met zijn huisgenoten gelijk te stellen (Joshua 10:29), en zij at en werd verzadigd, en hield over,1) zo goed was zij verzorgd.

1) Dat overblijvende bewaarde Ruth en bracht het later aan haar schoonmoeder (Ruth 2:18)..

Boaz was niet karig in het toekennen van voedsel aan zijn dienstvolk. Hij zond hun meer dan zij behoefden, opdat zij hun arbeid niet al zuchtende zouden verrichten of onbekwaam zijn tot langdurige arbeid.. 16. Ja, laat ook allengs van de aren voor haar wat vallen; trekt zelfs wat uit van de bossen, en laat het liggen, zodat zij het opleze, en bestraft haar niet, geeft haar geen hard woord. 1)

1) Dit bevel van Boaz overschreed ver de grenzen van weldadigheid en medelijden met de armen. Het toont, dat hij een bijzonder welgevallen in Ruth had, met wier toestand hij bekend was en die door haar ootmoed, haar trouwe zorg voor haar schoonmoeder en door haar liefde voor de God van Israël zijn hart had gewonnen, hetgeen voor de verdere ontwikkeling van de geschiedenis van belang is, om op te merken..

Vers 18

18. En zij nam het op, en deed het in haar sluier (3:15 enzie DACHS "Exodus 12:34) en kwam daarmee in de stad, en haar schoonmoeder zag wat zij opgelezen had op die ene dag en verwonderde zich over het vele; ook haalde zij tot nog grotere verwondering van Naomi uit een zak van haar kleren voedsel, 1) en gaf haar, wat zij van haar verzadiging (Ruth 2:14) overgehouden had. 2)

1) In het Hebreeuws Wathtzee. Letterlijk: en zij trok uit. D.w.z. uit de tas, die zij bij zich had. Hetzelfde geeft ook de Chaldeeuwse vertaling..

2) Hoe zal het Naomi toch wel te moede zijn geweest, de gehele lange dag, dat haar schoondochter op het veld was. Zeker heeft zij in het verborgen in de binnenkamer met de God van Israël geworsteld, zeker ging zij in haar woning op en neer, eenmaal, tweemaal, zevenmaal misschien, en zuchtte daarbij tot haar God. Maar wat duurt het toch lang eer Ruth thuis komt! Zal er wel iets van de gehele zaak terecht komen? Daar gaat de deur open en zij zag wat zij opgelezen had, ook haalde zij tevoorschijn en gaf haar, wat zij van haar verzadiging overgehouden had. Zo verrast God, de Almachtige. Het overgehoudene brengt Ruth voort en geeft aan haar schoonmoeder, wat zij overgehouden had. Met weinig was zij verzadigd, maar wat zij meebracht was genoeg voor vijf hele dagen. Dit is nu de wonderbare gemeenschap der heiligen, die wij belijden.

Vers 18

18. En zij nam het op, en deed het in haar sluier (3:15 enzie DACHS "Exodus 12:34) en kwam daarmee in de stad, en haar schoonmoeder zag wat zij opgelezen had op die ene dag en verwonderde zich over het vele; ook haalde zij tot nog grotere verwondering van Naomi uit een zak van haar kleren voedsel, 1) en gaf haar, wat zij van haar verzadiging (Ruth 2:14) overgehouden had. 2)

1) In het Hebreeuws Wathtzee. Letterlijk: en zij trok uit. D.w.z. uit de tas, die zij bij zich had. Hetzelfde geeft ook de Chaldeeuwse vertaling..

2) Hoe zal het Naomi toch wel te moede zijn geweest, de gehele lange dag, dat haar schoondochter op het veld was. Zeker heeft zij in het verborgen in de binnenkamer met de God van Israël geworsteld, zeker ging zij in haar woning op en neer, eenmaal, tweemaal, zevenmaal misschien, en zuchtte daarbij tot haar God. Maar wat duurt het toch lang eer Ruth thuis komt! Zal er wel iets van de gehele zaak terecht komen? Daar gaat de deur open en zij zag wat zij opgelezen had, ook haalde zij tevoorschijn en gaf haar, wat zij van haar verzadiging overgehouden had. Zo verrast God, de Almachtige. Het overgehoudene brengt Ruth voort en geeft aan haar schoonmoeder, wat zij overgehouden had. Met weinig was zij verzadigd, maar wat zij meebracht was genoeg voor vijf hele dagen. Dit is nu de wonderbare gemeenschap der heiligen, die wij belijden.

Vers 19

19. Toen zei haar schoonmoeder tot haar, erkennende dat zij bij een weldoener geweest moest zijn: Waar hebt gij heden opgelezen en waar hebt gij gewerkt? Gezegend zijdie u gekend heeft, 1) die zo vriendelijk voor u gezorgd heeft (Ruth 2:10). En zij vertelde haar schoonmoeder bij wie zij gewerkt had, en zei, want zij had zijn naam van de opzichter vernomen: De naam van de man, bij wie ik heden gewerkt heb, is Boaz.

1)Ongetwijfeld heeft Naomi hier het oog op haar Moabitische afkomst en prijst daarom de man, die zich vriendelijk jegens Ruth heeft gedragen, hoewel zij van heidense afkomst was. Als zij straks verneemt, dat het Boaz is, wordt haar toon en zegenwens nog inniger en tederder, omdat zij dan zegt (Ruth 2:20): "Gezegend zij hij de Heere!" Zij brengt hier in vervulling, wat Job heeft uitgesproken (Job 29:13; Job 31:19,Job 31:20)..

Vers 19

19. Toen zei haar schoonmoeder tot haar, erkennende dat zij bij een weldoener geweest moest zijn: Waar hebt gij heden opgelezen en waar hebt gij gewerkt? Gezegend zijdie u gekend heeft, 1) die zo vriendelijk voor u gezorgd heeft (Ruth 2:10). En zij vertelde haar schoonmoeder bij wie zij gewerkt had, en zei, want zij had zijn naam van de opzichter vernomen: De naam van de man, bij wie ik heden gewerkt heb, is Boaz.

1)Ongetwijfeld heeft Naomi hier het oog op haar Moabitische afkomst en prijst daarom de man, die zich vriendelijk jegens Ruth heeft gedragen, hoewel zij van heidense afkomst was. Als zij straks verneemt, dat het Boaz is, wordt haar toon en zegenwens nog inniger en tederder, omdat zij dan zegt (Ruth 2:20): "Gezegend zij hij de Heere!" Zij brengt hier in vervulling, wat Job heeft uitgesproken (Job 29:13; Job 31:19,Job 31:20)..

Vers 20

20. Toen zei Naomi, die zich aanstonds de familiebetrekking van Boaz met Elimelech (Ruth 2:1) herinnerde, en hierin een bijzondere aanwijzing van de Heere zag, tot haar schoondochter: Gezegend zij hij, die u zo heeft welgedaande HEERE, die 1) zijn weldadigheid niet heeft nagelaten aan de levenden en aan de doden. Ik zie duidelijk, dat God uw weg tot die akker geleid heeft, en daardoor aan ons, die leven, en aan de doden, mijn man en mijn zonen nog zegen wil geven, door voor hun weduwen te zorgen. Voorts zei Naomi tot haar om de reden van haar vreugde te verklaren: Die man, bij wie gij gewerkt hebt, is onze nabestaande; hij is een van onze lossers. 2)

1) Dit die slaat niet op Boaz, zoals sommigen willen, maar op de Heere, die Zijn zorg in zoverre nog tot de doden hun uitgestrekt, dat Hij aan de nagelaten weduwen een hulp en verzorger had beschikt..

2) Tot goed begrip van de gedachten, die hier Naomi's hart bewegen en van het verder beloop van onze geschiedenis, moeten wij ons eerst de wettelijke bepalingen uit Leviticus 5:23-Leviticus 5:28 herinneren. Volgens deze was geen Israëliet onvoorwaardelijk meester van de grond, die hij bezat, maar had hij die slechts te leen van de Heere, aan wie het land toebehoorde, en die Zijn volk tot erfenis gegeven had; hij mocht daarom zijn bezittingen ook niet in de eigenlijke zin verkopen (1 Kings 21:2vv.), maar alleen, wanneer hij zelf niet meer in staat was ze te gebruiken, aan een ander tot het volgende jubeljaar (Leviticus 25:9) overgeven tegen een som, die berekend werd naar het getal van de jaren, dat nog verlopen moest (Leviticus 5:15,Leviticus 5:16). In dit jubeljaar, het vijftigste, kwamen de akkers weer aan de eigenaar in ongestoord bezit terug. Intussen stond het de verkoper, of liever verpachter vrij zijn akker te allen tijde, dat hij daartoe in staat was, terug te kopen, door teruggaaf van dat deel van de koop- of huurprijs, dat voor de overige tijd bepaald was; of wanneer de wettige eigenaar daartoe niet in staat was, mocht zijn naaste bloedverwant in zijn plaats de akker of wijngaard lossen. Deze naastbestaande heette om dat recht van te lossen, dat ook nog andere rechten en verplichtingen had (Leviticus 5:35-Leviticus 5:49 en "Numbers 35:12): "de losser" (Hebreeuws Goël). In dit geval heeft Elimelech, bij zijn vertrek (1:1vv.), of misschien door de nood gedwongen, reeds vroeger grondbezit aan een andere Bethlehemiet verkocht; noch hij zelf, noch een van zijn beide zonen had dit kunnen lossen; het was na langer dan 10 jaar (1:4,19) nog in het bezit van de koper. Nu kwam het op Naomi, de erfgenaam van haar man aan, wanneer zij dat erfgoed in het bezit van de naaste bloedverwant van haar man wilde laten overgaan, of nu of pas na haar dood (Numbers 36:9). Gebeurde dit nu al, dan mocht de bloedverwant, omdat de tijd van het jubeljaar nog niet daar was, het erfgoed eerst uit de handen van de koper lossen; werkelijk zien wij de naaste bloedverwant, van wie Boaz in 3:12 spreekt, zeer bereid daartoe, zolang hij nog niet weet, welke verplichting hij daardoor tevens op zich nemen moet, een verplichting, door de nakoming waarvan hij het offer niet in zijn, maar in het belang van een ander gebracht zou hebben (4:1vv.). Wat is nu deze verplichting? Wij moeten hier voor de tweede keer terugkomen op de bepalingen van de wet over de Leviraatsecht in Deuteronomy 25:5-Deuteronomy 25:10. Niet onmiddellijk was Naomi in het erfrecht van haar man ingetreden, maar na diens dood waren er nog twee zonen, van wie de een na de ander de wettige erfgenaam was; zij is dus eigenlijk slechts de voortplantster van het erfrecht van haar kinderen, en wel, omdat ook de tweede gestorven was, van de oudsten onder hen, van Machlon. Volgens die bepalingen had slechts de broeder van een kinderloos gestorven man de plicht, om de nagelaten weduwe te huwen, en de eerste zoon uit zo'n huwelijk in het geslachtsregister en de rechten op het bezit van de goederen van de gestorvene te laten inschrijven. Het gebruik, zoals wij reeds bij Deuteronomy 25:10 opmerkten, ging nog verder, en maakte bovendien die bloedverwant, die als losser van een stuk grond wilde optreden, dat anders aan een zijlinie zou vervallen, en dat hij voor de familie wilde behouden, verplicht tot een Leviraatsecht, om het stuk grond bijzonder voor de zonen en de kleinzonen van de eerste bezitter te bewaren. Dat gebruik had zoveel kracht, zoals wij uit 4:1vv. zien, dat zelfs de naaste bloedverwant als losser achter een meer verwijderd bloedverwant moest staan, wanneer deze zich aan de Leviraatsecht wilde onderwerpen, terwijl hij zelf die weigerde. Zo'n weigering lag zeer voor de hand, omdat aan de ene zijde die beschimpingen niet daaraan verbonden waren, van wie Mozes spreekt voor het geval, wanneer de eigen broeder van een kinderloos gestorven man, zou weigeren diens weduwe te huwen, en zijn broeders nageslacht te verwekken, en aan de andere zijde de losser bij het Leviraatshuwelijk niet voor zich en zijn eigen familie het losgeld gaf, maar ten gunste van de eerstgeboren zoon, die hij in dit huwelijk verwekken zou, en die hij in de geslachtsregisters van de gestorvene moest laten inschrijven..

Vers 20

20. Toen zei Naomi, die zich aanstonds de familiebetrekking van Boaz met Elimelech (Ruth 2:1) herinnerde, en hierin een bijzondere aanwijzing van de Heere zag, tot haar schoondochter: Gezegend zij hij, die u zo heeft welgedaande HEERE, die 1) zijn weldadigheid niet heeft nagelaten aan de levenden en aan de doden. Ik zie duidelijk, dat God uw weg tot die akker geleid heeft, en daardoor aan ons, die leven, en aan de doden, mijn man en mijn zonen nog zegen wil geven, door voor hun weduwen te zorgen. Voorts zei Naomi tot haar om de reden van haar vreugde te verklaren: Die man, bij wie gij gewerkt hebt, is onze nabestaande; hij is een van onze lossers. 2)

1) Dit die slaat niet op Boaz, zoals sommigen willen, maar op de Heere, die Zijn zorg in zoverre nog tot de doden hun uitgestrekt, dat Hij aan de nagelaten weduwen een hulp en verzorger had beschikt..

2) Tot goed begrip van de gedachten, die hier Naomi's hart bewegen en van het verder beloop van onze geschiedenis, moeten wij ons eerst de wettelijke bepalingen uit Leviticus 5:23-Leviticus 5:28 herinneren. Volgens deze was geen Israëliet onvoorwaardelijk meester van de grond, die hij bezat, maar had hij die slechts te leen van de Heere, aan wie het land toebehoorde, en die Zijn volk tot erfenis gegeven had; hij mocht daarom zijn bezittingen ook niet in de eigenlijke zin verkopen (1 Kings 21:2vv.), maar alleen, wanneer hij zelf niet meer in staat was ze te gebruiken, aan een ander tot het volgende jubeljaar (Leviticus 25:9) overgeven tegen een som, die berekend werd naar het getal van de jaren, dat nog verlopen moest (Leviticus 5:15,Leviticus 5:16). In dit jubeljaar, het vijftigste, kwamen de akkers weer aan de eigenaar in ongestoord bezit terug. Intussen stond het de verkoper, of liever verpachter vrij zijn akker te allen tijde, dat hij daartoe in staat was, terug te kopen, door teruggaaf van dat deel van de koop- of huurprijs, dat voor de overige tijd bepaald was; of wanneer de wettige eigenaar daartoe niet in staat was, mocht zijn naaste bloedverwant in zijn plaats de akker of wijngaard lossen. Deze naastbestaande heette om dat recht van te lossen, dat ook nog andere rechten en verplichtingen had (Leviticus 5:35-Leviticus 5:49 en "Numbers 35:12): "de losser" (Hebreeuws Goël). In dit geval heeft Elimelech, bij zijn vertrek (1:1vv.), of misschien door de nood gedwongen, reeds vroeger grondbezit aan een andere Bethlehemiet verkocht; noch hij zelf, noch een van zijn beide zonen had dit kunnen lossen; het was na langer dan 10 jaar (1:4,19) nog in het bezit van de koper. Nu kwam het op Naomi, de erfgenaam van haar man aan, wanneer zij dat erfgoed in het bezit van de naaste bloedverwant van haar man wilde laten overgaan, of nu of pas na haar dood (Numbers 36:9). Gebeurde dit nu al, dan mocht de bloedverwant, omdat de tijd van het jubeljaar nog niet daar was, het erfgoed eerst uit de handen van de koper lossen; werkelijk zien wij de naaste bloedverwant, van wie Boaz in 3:12 spreekt, zeer bereid daartoe, zolang hij nog niet weet, welke verplichting hij daardoor tevens op zich nemen moet, een verplichting, door de nakoming waarvan hij het offer niet in zijn, maar in het belang van een ander gebracht zou hebben (4:1vv.). Wat is nu deze verplichting? Wij moeten hier voor de tweede keer terugkomen op de bepalingen van de wet over de Leviraatsecht in Deuteronomy 25:5-Deuteronomy 25:10. Niet onmiddellijk was Naomi in het erfrecht van haar man ingetreden, maar na diens dood waren er nog twee zonen, van wie de een na de ander de wettige erfgenaam was; zij is dus eigenlijk slechts de voortplantster van het erfrecht van haar kinderen, en wel, omdat ook de tweede gestorven was, van de oudsten onder hen, van Machlon. Volgens die bepalingen had slechts de broeder van een kinderloos gestorven man de plicht, om de nagelaten weduwe te huwen, en de eerste zoon uit zo'n huwelijk in het geslachtsregister en de rechten op het bezit van de goederen van de gestorvene te laten inschrijven. Het gebruik, zoals wij reeds bij Deuteronomy 25:10 opmerkten, ging nog verder, en maakte bovendien die bloedverwant, die als losser van een stuk grond wilde optreden, dat anders aan een zijlinie zou vervallen, en dat hij voor de familie wilde behouden, verplicht tot een Leviraatsecht, om het stuk grond bijzonder voor de zonen en de kleinzonen van de eerste bezitter te bewaren. Dat gebruik had zoveel kracht, zoals wij uit 4:1vv. zien, dat zelfs de naaste bloedverwant als losser achter een meer verwijderd bloedverwant moest staan, wanneer deze zich aan de Leviraatsecht wilde onderwerpen, terwijl hij zelf die weigerde. Zo'n weigering lag zeer voor de hand, omdat aan de ene zijde die beschimpingen niet daaraan verbonden waren, van wie Mozes spreekt voor het geval, wanneer de eigen broeder van een kinderloos gestorven man, zou weigeren diens weduwe te huwen, en zijn broeders nageslacht te verwekken, en aan de andere zijde de losser bij het Leviraatshuwelijk niet voor zich en zijn eigen familie het losgeld gaf, maar ten gunste van de eerstgeboren zoon, die hij in dit huwelijk verwekken zou, en die hij in de geslachtsregisters van de gestorvene moest laten inschrijven..

Vers 21

21. En Ruth, de Moabitische, die, behalve de reeds ontvangen gunstbewijzen, ook nog beloften van Boaz voor de toekomst mee te delen had, zei: Ook omdat1) hij tot mij gezegd heeft: Gij zult u houden bij de jongens die ikheb, 2) totdat zij de gehele oogst, die ik heb, van linzen, wik, tarwe en spelt zullen hebben beëindigd. 3)

1) In het Hebreeuws Gam Ki. De Statenvertalers hebben letterlijk vertaald. Beter is het nog ertussen in te voegen, want dit is toch de kracht van de uitdrukking in de grondtekst: Ook, weet nog dat. Zij kan niet ophouden met uit te spreken wat voor goeds Boaz haar al niet heeft gedaan. Alles moet zij haar schoonmoeder van hem meedelen..

2) In het Hebreeuws Ascher li. Die ik heb, of, die bij mij zijn, In tegenstelling tot de knechten van de andere bezitters. Hierdoor dringt Boaz erop aan, dat zij op zijn landen zal blijven, om aren te lezen..

3) Ruth vertelde niet aan Naomi, hoe Boaz haar had geprezen. Nederigheid leert ons, niet alleen ons zelf niet te prijzen, maar ook niet ijverig bekend te maken andermans roem over ons..

Vers 21

21. En Ruth, de Moabitische, die, behalve de reeds ontvangen gunstbewijzen, ook nog beloften van Boaz voor de toekomst mee te delen had, zei: Ook omdat1) hij tot mij gezegd heeft: Gij zult u houden bij de jongens die ikheb, 2) totdat zij de gehele oogst, die ik heb, van linzen, wik, tarwe en spelt zullen hebben beëindigd. 3)

1) In het Hebreeuws Gam Ki. De Statenvertalers hebben letterlijk vertaald. Beter is het nog ertussen in te voegen, want dit is toch de kracht van de uitdrukking in de grondtekst: Ook, weet nog dat. Zij kan niet ophouden met uit te spreken wat voor goeds Boaz haar al niet heeft gedaan. Alles moet zij haar schoonmoeder van hem meedelen..

2) In het Hebreeuws Ascher li. Die ik heb, of, die bij mij zijn, In tegenstelling tot de knechten van de andere bezitters. Hierdoor dringt Boaz erop aan, dat zij op zijn landen zal blijven, om aren te lezen..

3) Ruth vertelde niet aan Naomi, hoe Boaz haar had geprezen. Nederigheid leert ons, niet alleen ons zelf niet te prijzen, maar ook niet ijverig bekend te maken andermans roem over ons..

Vers 22

22. En Naomi zei tot haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat gij met zijn maagden uitgaat, beter, dan dat gij op de akker van een ander gaat. Gij stelt uwellicht voor, dat alle Israëlieten als deze voor armen en vreemdelingen zijn; gij zoudt u teleurgesteld vinden. Blijf bij deze, opdat zij u niet tegenvallen in een ander veld. 1)

1) Niet tegenvallen moet hier opgevat worden in de meest ongunstige zin van het woord, in de zin van aanvallen, van mishandelen en daardoor dwingen van de velden zich te verwijderen..

Ruth zal gemeend hebben, dat al het volk van de Heere was, zoals zij het hier ontmoet had; daarom zou zij zich zeer teleurgesteld zien. Zo meent nog menigeen, die uit de wereld in de gemeente van God wordt overgebracht, maar helaas! Het valt hem dikwijls zeer tegen.. 23. Zo hield zij zich, volgens de raad van haar schoonmoeder, bij de maagden van Boaz, om op te lezen, totdat de gerste-oogst en de tarwe-oogst, die ongeveer drie weken later inviel, beëindigd waren, 1) en zij bleef 2) bij haar schoonmoeder, totdat later een keer in haar lot kwam, en zij Naomi in haar huis nemen en verzorgen kon. (4:13vv.).

1) Onze gezegende Heiland is onze God en Losser. Hij is het, die het recht heeft, om ons te lossen, en indien wij verwachten, die weldaad van hem te zullen genieten, laten wij Hem dan aankleven en Zijn velden en Zijn gezin; laat ons niet gaan tot de wereld en haar velden, noch enig geluk en vergenoegen in het schepsel zoeken (Ru 2:23)..

De gerste-oogst was de eerste en nam omtrent Pasen een aanvang, maar de rogge- en tarwe-oogst viel een maand daarna. Tegen Pinksteren was alles ingehaald en was de oogst beëindigd. Al die tijd genoot Ruth weldadigheid van Boaz in bijzondere mate..

2) Ruth geeft niet een ogenblik de moed op, maar volhardt in haar zware taak. Volharding is het beste kenmerk van geloof en liefde. Ach, menigeen is het kruis te zwaar en hij keert naar Moab terug..

Dina ging uit om de dochters van het land te bezien, haar ijdelheid eindigde in schande. Ruth bleef thuis en werkte voor haar moeder en ging niet uit, dan om voor haar voorraad te verzamelen; wij zullen later zien, hoe haar nederigheid en vlijt beloond zijn..

Vers 22

22. En Naomi zei tot haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat gij met zijn maagden uitgaat, beter, dan dat gij op de akker van een ander gaat. Gij stelt uwellicht voor, dat alle Israëlieten als deze voor armen en vreemdelingen zijn; gij zoudt u teleurgesteld vinden. Blijf bij deze, opdat zij u niet tegenvallen in een ander veld. 1)

1) Niet tegenvallen moet hier opgevat worden in de meest ongunstige zin van het woord, in de zin van aanvallen, van mishandelen en daardoor dwingen van de velden zich te verwijderen..

Ruth zal gemeend hebben, dat al het volk van de Heere was, zoals zij het hier ontmoet had; daarom zou zij zich zeer teleurgesteld zien. Zo meent nog menigeen, die uit de wereld in de gemeente van God wordt overgebracht, maar helaas! Het valt hem dikwijls zeer tegen.. 23. Zo hield zij zich, volgens de raad van haar schoonmoeder, bij de maagden van Boaz, om op te lezen, totdat de gerste-oogst en de tarwe-oogst, die ongeveer drie weken later inviel, beëindigd waren, 1) en zij bleef 2) bij haar schoonmoeder, totdat later een keer in haar lot kwam, en zij Naomi in haar huis nemen en verzorgen kon. (4:13vv.).

1) Onze gezegende Heiland is onze God en Losser. Hij is het, die het recht heeft, om ons te lossen, en indien wij verwachten, die weldaad van hem te zullen genieten, laten wij Hem dan aankleven en Zijn velden en Zijn gezin; laat ons niet gaan tot de wereld en haar velden, noch enig geluk en vergenoegen in het schepsel zoeken (Ru 2:23)..

De gerste-oogst was de eerste en nam omtrent Pasen een aanvang, maar de rogge- en tarwe-oogst viel een maand daarna. Tegen Pinksteren was alles ingehaald en was de oogst beëindigd. Al die tijd genoot Ruth weldadigheid van Boaz in bijzondere mate..

2) Ruth geeft niet een ogenblik de moed op, maar volhardt in haar zware taak. Volharding is het beste kenmerk van geloof en liefde. Ach, menigeen is het kruis te zwaar en hij keert naar Moab terug..

Dina ging uit om de dochters van het land te bezien, haar ijdelheid eindigde in schande. Ruth bleef thuis en werkte voor haar moeder en ging niet uit, dan om voor haar voorraad te verzamelen; wij zullen later zien, hoe haar nederigheid en vlijt beloond zijn..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Ruth 2". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/ruth-2.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile