Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Spreuken 4

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 4

Proverbs 4:1.

MEN MOET DE GELEGENHEID OM TE ZONDIGEN VERMIJDEN.

VII. Proverbs 4:4:1-27-5:5. De zes vorige redenen vermaanden hoofdzakelijk om naar Wijsheid en godsvrucht te trachten, de volgende zeven redenen (tot aan het slot van Proverbs 7:1) zijn namelijk van waarschuwenden inhoud. Het begin van deze waarschuwingen aan den discipel der wijsheid, vinden wij in de voor ons liggende zevende rede, waarin de Schrijver voorstelt, welke goede lessen hij zelf als kind van zijnen vader ontvangen heeft, om vervolgens in de volgende rede den waarschuwenden inhoud dier leringen zijns vaders nader uiteen te zetten. Het gehele hoofdstuk is in de volgende afdelingen verdeeld: Nieuwe dringende oproeping van den leraar der wijsheid, om aan zijne woorden, in welke hij hun tucht en gehoorzaamheid leerde, gehoor te schenken; want ook hij zelf heeft de ware leer van zijnen vader ontvangen en aangenomen (Proverbs 4:1-Proverbs 4:4), de hoofdsom van die leer is geweest: houd vast aan zijne woorden; wijsheid is de kostbaarste parel, die men boven alles en met opoffering van have en goed moet verwerven (Proverbs 4:5-Proverbs 4:9), verlaat de tucht niet, want zij is en geeft leven; de weg der goddelozen is duisternis, de weg der vromen is licht (Proverbs 4:10-Proverbs 4:19); bewaar echter niet alleen het woord der waarheid in een oprecht en goed hart, maar ook uw hart zelf, de bron van alle leven en levensgeluk, zo zult gij ook een wandel leiden in verstandigheid en oprechtheid, en noch ter rechter- noch ter linkerhand afdwalen (Proverbs 4:20-Proverbs 4:27). Proverbs 5:1-Proverbs 5:6. Wacht u voor de vreemde vrouw; voorwaar hare paden zijn paden des doods.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 4

Proverbs 4:1.

MEN MOET DE GELEGENHEID OM TE ZONDIGEN VERMIJDEN.

VII. Proverbs 4:4:1-27-5:5. De zes vorige redenen vermaanden hoofdzakelijk om naar Wijsheid en godsvrucht te trachten, de volgende zeven redenen (tot aan het slot van Proverbs 7:1) zijn namelijk van waarschuwenden inhoud. Het begin van deze waarschuwingen aan den discipel der wijsheid, vinden wij in de voor ons liggende zevende rede, waarin de Schrijver voorstelt, welke goede lessen hij zelf als kind van zijnen vader ontvangen heeft, om vervolgens in de volgende rede den waarschuwenden inhoud dier leringen zijns vaders nader uiteen te zetten. Het gehele hoofdstuk is in de volgende afdelingen verdeeld: Nieuwe dringende oproeping van den leraar der wijsheid, om aan zijne woorden, in welke hij hun tucht en gehoorzaamheid leerde, gehoor te schenken; want ook hij zelf heeft de ware leer van zijnen vader ontvangen en aangenomen (Proverbs 4:1-Proverbs 4:4), de hoofdsom van die leer is geweest: houd vast aan zijne woorden; wijsheid is de kostbaarste parel, die men boven alles en met opoffering van have en goed moet verwerven (Proverbs 4:5-Proverbs 4:9), verlaat de tucht niet, want zij is en geeft leven; de weg der goddelozen is duisternis, de weg der vromen is licht (Proverbs 4:10-Proverbs 4:19); bewaar echter niet alleen het woord der waarheid in een oprecht en goed hart, maar ook uw hart zelf, de bron van alle leven en levensgeluk, zo zult gij ook een wandel leiden in verstandigheid en oprechtheid, en noch ter rechter- noch ter linkerhand afdwalen (Proverbs 4:20-Proverbs 4:27). Proverbs 5:1-Proverbs 5:6. Wacht u voor de vreemde vrouw; voorwaar hare paden zijn paden des doods.

Vers 1

1. Hoort, gij kinderen! de tucht 1), de onderwijzing des geestelijken vaders, door welke hij u, gelijk eens zijn vader hem deed, tot de ware godsvrucht en wijsheid wil leiden, en merkt nauwkeurig op, om verstand te weten u toe te eigenen, en den smallen weg steeds van den breden te onderscheiden.

1) De tucht is de hoofdzaak, waarop de wijsheid, de kennis, het inzicht, of het hemelse verstand rust; zij overtuigt den mens van de nietigheid van alle pogingen buiten God en straft hem om zijner zonden wil (Titus 2:11 v.). Slechts wie zich aan zodanige tucht wil onderwerpen, zijne eigene wijsheid en zijn lust in eigene wegen wil vaarwel zeggen, en zich geheel en al aan de wijsheid, die aan hem uit `s Heren mond geopenbaard wordt, wil overgeven, die kan den geest der wijsheid ontvangen en hare woorden verstaan..

Vers 1

1. Hoort, gij kinderen! de tucht 1), de onderwijzing des geestelijken vaders, door welke hij u, gelijk eens zijn vader hem deed, tot de ware godsvrucht en wijsheid wil leiden, en merkt nauwkeurig op, om verstand te weten u toe te eigenen, en den smallen weg steeds van den breden te onderscheiden.

1) De tucht is de hoofdzaak, waarop de wijsheid, de kennis, het inzicht, of het hemelse verstand rust; zij overtuigt den mens van de nietigheid van alle pogingen buiten God en straft hem om zijner zonden wil (Titus 2:11 v.). Slechts wie zich aan zodanige tucht wil onderwerpen, zijne eigene wijsheid en zijn lust in eigene wegen wil vaarwel zeggen, en zich geheel en al aan de wijsheid, die aan hem uit `s Heren mond geopenbaard wordt, wil overgeven, die kan den geest der wijsheid ontvangen en hare woorden verstaan..

Vers 2

2. Dewijl ik ulieden, niet wat menselijk verstand en eigen mening uitvond, maar goede uit de openbaring van God en de ervaring der ouden geputte leer geve; verlaat mijne wet niet, die ik u in het volgende wil geven.

Vers 2

2. Dewijl ik ulieden, niet wat menselijk verstand en eigen mening uitvond, maar goede uit de openbaring van God en de ervaring der ouden geputte leer geve; verlaat mijne wet niet, die ik u in het volgende wil geven.

Vers 3

3. Neemt een voorbeeld aan mij; want ik was mijns vaders zoon, een geestelijke zoon van mijnen lichamelijken vader, gelijk ik nu uw vaderlijke leermeester hen a) teder, en een enige, teder bemind en zorgvuldig verzorgd voor het aangezicht mijner moeder.

Vers 3

3. Neemt een voorbeeld aan mij; want ik was mijns vaders zoon, een geestelijke zoon van mijnen lichamelijken vader, gelijk ik nu uw vaderlijke leermeester hen a) teder, en een enige, teder bemind en zorgvuldig verzorgd voor het aangezicht mijner moeder.

Vers 4

4. a) Hij 1) nu leerde mij, en zei tot mij: Uw hart, en niet slechts uw verstand, houde mijne woorden vast, want meer dan de gewilligheid om gehoorzaam te zijn is tot het begrip daarvan niet nodig; onderhoud mijne geboden, van ganser harte, en leef hier op aarde gelukkig en eens eeuwig zalig (Leviticus 18:5. Luke 10:28).

a) 1 Chronicles 28:9.

1) Het moet tot ere van den godsdienst worden aangemerkt, dat de wijste en de beste mensen in alle eeuwen de ijverigsten zijn geweest voor zich zelve en des zelfs beoefening, maar ook in de voortplanting er van onder anderen..

Wie deze voorwaarde tot de wijsheid vervult, dien zal de Heilige Geest bestraffen en vertroosten, en wie deze bestraft en vertroost, die is reeds in het eeuwige leven, terwijl hij, die den Geest niet heeft, slechts een schijnleven leidt..

Vers 4

4. a) Hij 1) nu leerde mij, en zei tot mij: Uw hart, en niet slechts uw verstand, houde mijne woorden vast, want meer dan de gewilligheid om gehoorzaam te zijn is tot het begrip daarvan niet nodig; onderhoud mijne geboden, van ganser harte, en leef hier op aarde gelukkig en eens eeuwig zalig (Leviticus 18:5. Luke 10:28).

a) 1 Chronicles 28:9.

1) Het moet tot ere van den godsdienst worden aangemerkt, dat de wijste en de beste mensen in alle eeuwen de ijverigsten zijn geweest voor zich zelve en des zelfs beoefening, maar ook in de voortplanting er van onder anderen..

Wie deze voorwaarde tot de wijsheid vervult, dien zal de Heilige Geest bestraffen en vertroosten, en wie deze bestraft en vertroost, die is reeds in het eeuwige leven, terwijl hij, die den Geest niet heeft, slechts een schijnleven leidt..

Vers 5

5. Verkrijg, verwerf u met opoffering van alle uwe gaven en krachten wijsheid, verkrijg hemels verstand 1), zodat gij recht kunt onderscheiden tussen waarheid en leugen, recht en onrecht, vergeet niet, en wijk niet naar de neiging van uw oud lichtvaardig en oppervlakkig hart, noch ter rechter- noch ter linkerzijde van de redenen mijns monds.

1) Wijsheid en verstand worden hier voorgesteld als wat men tegen elke prijs moet zien te verkrijgen, als hetgeen waarvoor men alle schatten moet over hebben. Gelijk de Heere in de gelijkenissen het hoogste goed vergelijkt bij een schat en een parel, zo ook stelt de Spreukendichter hier wijsheid en verstand voor als het voornaamste wat het mensenkind kan bekomen, de Goddelijke wijsheid en het Goddelijk verstand. -

Vers 5

5. Verkrijg, verwerf u met opoffering van alle uwe gaven en krachten wijsheid, verkrijg hemels verstand 1), zodat gij recht kunt onderscheiden tussen waarheid en leugen, recht en onrecht, vergeet niet, en wijk niet naar de neiging van uw oud lichtvaardig en oppervlakkig hart, noch ter rechter- noch ter linkerzijde van de redenen mijns monds.

1) Wijsheid en verstand worden hier voorgesteld als wat men tegen elke prijs moet zien te verkrijgen, als hetgeen waarvoor men alle schatten moet over hebben. Gelijk de Heere in de gelijkenissen het hoogste goed vergelijkt bij een schat en een parel, zo ook stelt de Spreukendichter hier wijsheid en verstand voor als het voornaamste wat het mensenkind kan bekomen, de Goddelijke wijsheid en het Goddelijk verstand. -

Vers 6

6. Ik houd u de waarheid voor, verlaat ze niet, en zij zal u behoeden, dat gij niet tot schande wordt, noch in het gericht komt; heb ze op het innigste lief, als ene schone bruid, en zij zal u bewaren, gedurende den strijd dezer wereld, totdat gij in het eeuwige leven ingaat.

Vers 6

6. Ik houd u de waarheid voor, verlaat ze niet, en zij zal u behoeden, dat gij niet tot schande wordt, noch in het gericht komt; heb ze op het innigste lief, als ene schone bruid, en zij zal u bewaren, gedurende den strijd dezer wereld, totdat gij in het eeuwige leven ingaat.

Vers 7

7. De wijsheid is het voornaamste, a) het hoogste en onmisbaarste; verkrijg dan wijsheid, verlang naar haar en zoek haar met inspanning van alle krachten; en verkrijg verstand, het hogere, hemelse verstand (Proverbs 4:5) met voor den prijs van al uwe bezitting, verkoop gaarne alles voor haar en laat om het ene nodige alle paarlen der aarde varen (Matthew 13:45), verwerf ze u, al moest gij er alles voor geven.

a) Proverbs 23:23.

De Schrijver spreekt van tweeërlei toestanden, van den aanvang des geestelijken levens en van zijn voortgang. Het begin bestaat daarin, dat men er zich op toelegt de wijsheid, die in God is, te verkrijgen en te vinden. En als zij dan gevonden is, zo moet men zich ook aan haar vasthouden en haar niet weer verlaten. Wanneer men ze niet moedwillig verlaat, begint deze Goddelijke wijsheid de ziel te bewaren, en indien men haar op reine wijze lief heeft, zo onderhoudt zij de ziel door die liefde in liefde, reinheid en oprechtheid. -Gelijk de zon de dampen der aarde tot zich trekt, en de aarde daarbij niets meer doet, dan dat zij die dampen uit zich en haren schoot wegstoot, zo doet dit ook de wijsheid. Wanneer zij echter de ziel tot zich heeft getrokken, om zich met haar te verenigen, zo wordt zij zelf voorzulk ene ziel de hoogste eer, die nu niet meer, gelijk te voren, hare eer stelt in haar eigen werk, maar in de goddelijke wijsheid, aan welke men alles, zich zelven echter niets toeschrijft.

Vers 7

7. De wijsheid is het voornaamste, a) het hoogste en onmisbaarste; verkrijg dan wijsheid, verlang naar haar en zoek haar met inspanning van alle krachten; en verkrijg verstand, het hogere, hemelse verstand (Proverbs 4:5) met voor den prijs van al uwe bezitting, verkoop gaarne alles voor haar en laat om het ene nodige alle paarlen der aarde varen (Matthew 13:45), verwerf ze u, al moest gij er alles voor geven.

a) Proverbs 23:23.

De Schrijver spreekt van tweeërlei toestanden, van den aanvang des geestelijken levens en van zijn voortgang. Het begin bestaat daarin, dat men er zich op toelegt de wijsheid, die in God is, te verkrijgen en te vinden. En als zij dan gevonden is, zo moet men zich ook aan haar vasthouden en haar niet weer verlaten. Wanneer men ze niet moedwillig verlaat, begint deze Goddelijke wijsheid de ziel te bewaren, en indien men haar op reine wijze lief heeft, zo onderhoudt zij de ziel door die liefde in liefde, reinheid en oprechtheid. -Gelijk de zon de dampen der aarde tot zich trekt, en de aarde daarbij niets meer doet, dan dat zij die dampen uit zich en haren schoot wegstoot, zo doet dit ook de wijsheid. Wanneer zij echter de ziel tot zich heeft getrokken, om zich met haar te verenigen, zo wordt zij zelf voorzulk ene ziel de hoogste eer, die nu niet meer, gelijk te voren, hare eer stelt in haar eigen werk, maar in de goddelijke wijsheid, aan welke men alles, zich zelven echter niets toeschrijft.

Vers 8

8. Verhef ze 1), houd die goddelijke wijsheid hoog, en leg van die hoogachting door woorden en werken getuigenis af, en zij zal u verhogen, tot de waardigheid van het kindschap van God, en ook uitwendig in de wereld; zij zal u vereren, u met geestelijke voorrechten versieren, die u ook in de wereld eer verwerven, en eindelijk op den dag des Heren de hoogste eer zullen doen toekomen, als gij, gelijk ene hemelse bruid, haar met armen der liefde omhelzen zult 2); maar hoe minder gij haar acht, des te minder zegen hebt gij van haar.

1) Want de wijsheid bevordert en verheerlijkt zowel zijne kinderen, als zij zelf door hen gerechtvaardigd en verheerlijkt wordt. Allen toch, die den Heere vrezen, en de ware wijsheid tonen te bezitten, zijn, hoe gering en armelijk hun stand in de wereld ook moge zijn, de eerwaarste personen die er leven..

2) Dat is verenig u zo nauw met de wijsheid en wind er u derwijze om heen, dat gij aan dezelve, evenals de klimop aan de wijnrank u vastklemt en er als mede opgroeit en uwe levenssappen van erlangt..

Vers 8

8. Verhef ze 1), houd die goddelijke wijsheid hoog, en leg van die hoogachting door woorden en werken getuigenis af, en zij zal u verhogen, tot de waardigheid van het kindschap van God, en ook uitwendig in de wereld; zij zal u vereren, u met geestelijke voorrechten versieren, die u ook in de wereld eer verwerven, en eindelijk op den dag des Heren de hoogste eer zullen doen toekomen, als gij, gelijk ene hemelse bruid, haar met armen der liefde omhelzen zult 2); maar hoe minder gij haar acht, des te minder zegen hebt gij van haar.

1) Want de wijsheid bevordert en verheerlijkt zowel zijne kinderen, als zij zelf door hen gerechtvaardigd en verheerlijkt wordt. Allen toch, die den Heere vrezen, en de ware wijsheid tonen te bezitten, zijn, hoe gering en armelijk hun stand in de wereld ook moge zijn, de eerwaarste personen die er leven..

2) Dat is verenig u zo nauw met de wijsheid en wind er u derwijze om heen, dat gij aan dezelve, evenals de klimop aan de wijnrank u vastklemt en er als mede opgroeit en uwe levenssappen van erlangt..

Vers 9

9. a) Zij zal uwen hoofde een aangenaam toevoegsel, een lieflijk sieraad, geven, zo als beminnenswaardige bruiden dragen; ene sierlijke kroon, die u een koninklijk aanzien schenkt, zal zij u leveren1).

a) Proverbs 1:9.

1) Hier wordt geprezen op de vrucht van het vasthouden en het betrachten der wijsheid. Zij zal nl. ere, en aanzien en achting brengen. Zij zal u voor tijd en eeuwigheid beide geven, wat gij nodig hebt om gelukkig te leven en zalig te sterven.

Vers 9

9. a) Zij zal uwen hoofde een aangenaam toevoegsel, een lieflijk sieraad, geven, zo als beminnenswaardige bruiden dragen; ene sierlijke kroon, die u een koninklijk aanzien schenkt, zal zij u leveren1).

a) Proverbs 1:9.

1) Hier wordt geprezen op de vrucht van het vasthouden en het betrachten der wijsheid. Zij zal nl. ere, en aanzien en achting brengen. Zij zal u voor tijd en eeuwigheid beide geven, wat gij nodig hebt om gelukkig te leven en zalig te sterven.

Vers 10

10. Hoor nu verder, mijn zoon! en neem met zachtmoedigheid mijne redenen aan, in welke ik u den smallen weg ten eeuwigen leven wil beschrijven, en de jaren des levens 1) zullen u vermenigvuldigd worden (Proverbs 3:2 ), ja onverderflijk leven zal uw heerlijk lot zijn.

1) Onder jaren des levens, of Hebreeën jaren van leven hebben wij niet alleen te verstaan, een lang leven dus, maar wel jaren van waar leven, van levensgenot en levensvreugd. Ook in het Boek der Spreuken komt het zo glashelder uit, dat dit alleen leven kan heten, wanneer het doorleefd wordt in de vreze Gods. Al wat andere leven heet, is feitelijk de dood, gelijk het geen leven meer kan heten, wanneer de boom nog wel groene scheutjes voortbrengt, maar toch reeds van den wortel is gescheiden.

Vers 10

10. Hoor nu verder, mijn zoon! en neem met zachtmoedigheid mijne redenen aan, in welke ik u den smallen weg ten eeuwigen leven wil beschrijven, en de jaren des levens 1) zullen u vermenigvuldigd worden (Proverbs 3:2 ), ja onverderflijk leven zal uw heerlijk lot zijn.

1) Onder jaren des levens, of Hebreeën jaren van leven hebben wij niet alleen te verstaan, een lang leven dus, maar wel jaren van waar leven, van levensgenot en levensvreugd. Ook in het Boek der Spreuken komt het zo glashelder uit, dat dit alleen leven kan heten, wanneer het doorleefd wordt in de vreze Gods. Al wat andere leven heet, is feitelijk de dood, gelijk het geen leven meer kan heten, wanneer de boom nog wel groene scheutjes voortbrengt, maar toch reeds van den wortel is gescheiden.

Vers 11

11. Ik onderwijs of, Ik heb u onderwezen u in den weg der wijsheid, den weg, dien zij zelf bewandelt, en dien gij in haar gezelschap door het leven moet gaan, opdat gij de verderfelijke paden der goddelozen mijdt; ik doe u of, Ik heb u doen treden in de rechte sporen, in de sporen, die recht uitgaan, zodat gij de kronkelpaden der boosheid ontkomt. 12. In uw gaan op dezen weg der wijsheid, zal uw tred niet benauwd worden, niet door allerlei uit- en inwendige hindernissen belemmering ondervinden, gelijk twijfel of vrees benauwen; en indien gij loopt, het van God u aangewezen werk verricht a) zult gij niet struikelen 1), gene hindernissen zullen u, den discipel der waarheid, doen vallen.

a) Psalms 91:11.

1) Die Gods woord altijd zich zelf ten regel voorzetten, kunnen en zullen steeds vrijelijk en veilig voortgaan op den rechten weg ten hemel; de eenvoud en oprechtheid zal de wijzen en vromen op dien weg voor struikelen behoeden en voor alles wat verderfelijk is bewaren..

Vers 11

11. Ik onderwijs of, Ik heb u onderwezen u in den weg der wijsheid, den weg, dien zij zelf bewandelt, en dien gij in haar gezelschap door het leven moet gaan, opdat gij de verderfelijke paden der goddelozen mijdt; ik doe u of, Ik heb u doen treden in de rechte sporen, in de sporen, die recht uitgaan, zodat gij de kronkelpaden der boosheid ontkomt. 12. In uw gaan op dezen weg der wijsheid, zal uw tred niet benauwd worden, niet door allerlei uit- en inwendige hindernissen belemmering ondervinden, gelijk twijfel of vrees benauwen; en indien gij loopt, het van God u aangewezen werk verricht a) zult gij niet struikelen 1), gene hindernissen zullen u, den discipel der waarheid, doen vallen.

a) Psalms 91:11.

1) Die Gods woord altijd zich zelf ten regel voorzetten, kunnen en zullen steeds vrijelijk en veilig voortgaan op den rechten weg ten hemel; de eenvoud en oprechtheid zal de wijzen en vromen op dien weg voor struikelen behoeden en voor alles wat verderfelijk is bewaren..

Vers 13

13. Voor alle andere dingen dan grijp de tucht aan (Proverbs 4:1 ), wil gewaarschuwd, wil geleerd worden, laat niet af, hoe verleidend ook de zijpaden mogen wezen; bewaar ze als een dierbaar kleinood, want zij is uw leven het leven van uw leven, en schenkt u geestelijk en eeuwig leven.

Wanneer gij dus de tucht verliest, zo verliest gij het leven zelf, dat Gods rijk in zich bevat en het nieuwe schepsel moet onderhouden, dat daarom ook in niets anders zijn welzijn kan zoeken en vinden, even als in de natuur den schepselen niets kostelijkers of hoger is, dan het bezit en het genot, de langdurigheid en de vreugde aan het natuurlijke leven.

De macht der verleiding is groot; de tondel der zonde is van nature in ons, reeds een klein vonkje kan dien in brand steken.

Vers 13

13. Voor alle andere dingen dan grijp de tucht aan (Proverbs 4:1 ), wil gewaarschuwd, wil geleerd worden, laat niet af, hoe verleidend ook de zijpaden mogen wezen; bewaar ze als een dierbaar kleinood, want zij is uw leven het leven van uw leven, en schenkt u geestelijk en eeuwig leven.

Wanneer gij dus de tucht verliest, zo verliest gij het leven zelf, dat Gods rijk in zich bevat en het nieuwe schepsel moet onderhouden, dat daarom ook in niets anders zijn welzijn kan zoeken en vinden, even als in de natuur den schepselen niets kostelijkers of hoger is, dan het bezit en het genot, de langdurigheid en de vreugde aan het natuurlijke leven.

De macht der verleiding is groot; de tondel der zonde is van nature in ons, reeds een klein vonkje kan dien in brand steken.

Vers 14

14. Kom niet op het pad der goddelozen, om gemeenschap te hebben met hun duistere werken, en treed niet op den weg der bozen, die God en Zijne wijsheid verachten (Psalms 1:1. Proverbs 1:10,Proverbs 1:15).

Zo onmogelijk als het is dat een steen, die in het water valt, droog blijft, evenzo onmogelijk is het, dat een beminnaar aan kwade gezelschappen niet zou verleid worden (1 Corinthians 15:33 1 Corinthians 15:33).

Wordt in Proverbs 4:11 gewezen op het rechte pad, in dit vers en in de volgende wordt gewezen op de kronkelwegen, op de bijpaden der zonde en der ongerechtigheid Tegen die paden heeft de vader den zoon evenzeer gewaarschuwd en wat hij daaromtrent gezegd heeft, deelt de zoon nu mede.

Vers 14

14. Kom niet op het pad der goddelozen, om gemeenschap te hebben met hun duistere werken, en treed niet op den weg der bozen, die God en Zijne wijsheid verachten (Psalms 1:1. Proverbs 1:10,Proverbs 1:15).

Zo onmogelijk als het is dat een steen, die in het water valt, droog blijft, evenzo onmogelijk is het, dat een beminnaar aan kwade gezelschappen niet zou verleid worden (1 Corinthians 15:33 1 Corinthians 15:33).

Wordt in Proverbs 4:11 gewezen op het rechte pad, in dit vers en in de volgende wordt gewezen op de kronkelwegen, op de bijpaden der zonde en der ongerechtigheid Tegen die paden heeft de vader den zoon evenzeer gewaarschuwd en wat hij daaromtrent gezegd heeft, deelt de zoon nu mede.

Vers 15

15. Verwerp dien met afschuw, ga er niet door; wijk er van met haast, wanneer gij ooit in de nabijheid komt, en ga voorbij, hoe bekoorlijk die ook moge zijn, en hoe velen er ook op wandelen (Matthew 7:14).

Hoe groter het gevaar is, waarin men door de verleiding geraakt, des te ernstiger waarschuwt de koning daarvoor, en dat doet hij met zoveel nadruk, om daarmee zijne grote liefde en ook der mensen lichtzinnigheid te kennen te geven, daar zij er niet afkerig van zijn om zich in de wegen der zonde te bewegen. 16. Want zij 1), de goddelozen, zijn als ene onstuimige zee zonder rust, wier golven voortdurend slijk en modder opwerpen (Isaiah 57:20 v.); zij slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben, en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet vooraf iemand hebben doen struikelen, iemand hebben verleid of ten val gebracht; daartoe drijft hen zonder ophouden hun rusteloos hart aan.

1) In Proverbs 4:16, Proverbs 4:17 wordt het karakter geschetst der goddelozen, waartegen hij waarschuwt. Niet alleen dat zij zondaren zijn gelijk alle mensen, maar het is hun lust en hun begeerte om zonde te doen. Het is hun vermaak om kwaad te doen, en dat omdat zij de boosheid beminnen. De goddeloosheid is in hun natuur ingeweven. Zij is hun dagelijks brood, hun geliefkoosd handwerk. Zij zijn niet alleen slaven of slachtoffers, maar werktuigen der zonde.

Vers 15

15. Verwerp dien met afschuw, ga er niet door; wijk er van met haast, wanneer gij ooit in de nabijheid komt, en ga voorbij, hoe bekoorlijk die ook moge zijn, en hoe velen er ook op wandelen (Matthew 7:14).

Hoe groter het gevaar is, waarin men door de verleiding geraakt, des te ernstiger waarschuwt de koning daarvoor, en dat doet hij met zoveel nadruk, om daarmee zijne grote liefde en ook der mensen lichtzinnigheid te kennen te geven, daar zij er niet afkerig van zijn om zich in de wegen der zonde te bewegen. 16. Want zij 1), de goddelozen, zijn als ene onstuimige zee zonder rust, wier golven voortdurend slijk en modder opwerpen (Isaiah 57:20 v.); zij slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben, en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet vooraf iemand hebben doen struikelen, iemand hebben verleid of ten val gebracht; daartoe drijft hen zonder ophouden hun rusteloos hart aan.

1) In Proverbs 4:16, Proverbs 4:17 wordt het karakter geschetst der goddelozen, waartegen hij waarschuwt. Niet alleen dat zij zondaren zijn gelijk alle mensen, maar het is hun lust en hun begeerte om zonde te doen. Het is hun vermaak om kwaad te doen, en dat omdat zij de boosheid beminnen. De goddeloosheid is in hun natuur ingeweven. Zij is hun dagelijks brood, hun geliefkoosd handwerk. Zij zijn niet alleen slaven of slachtoffers, maar werktuigen der zonde.

Vers 17

17. Want zij eten brood der goddeloosheid, zij voeden zich met slechtheid, gelijk anderen met brood, ongerechtigheid is hun spijze, enzij drinken wijn van enkel geweld, hun dagelijkse drank, wanneer zij smachten naar de misdaad; de zonde is hun vreugde en lust (Job 15:16).

Vers 17

17. Want zij eten brood der goddeloosheid, zij voeden zich met slechtheid, gelijk anderen met brood, ongerechtigheid is hun spijze, enzij drinken wijn van enkel geweld, hun dagelijkse drank, wanneer zij smachten naar de misdaad; de zonde is hun vreugde en lust (Job 15:16).

Vers 18

18. Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht 1), van wege den glans der genade Gods, die hen verlicht, even als de zon, voortgaande en altijd helderder lichtende tot den vollen dag toe, wanneer het zijnen hoogsten glans bereikt heeft; alzo wordt ook het levenspad der vromen, die in wijsheid en heiligmaking toenemen, steeds lieflijker, vreugdevoller en heerlijker, totdat het tot den vollen middag der eeuwigheid komt (2 Peter 1:19).

1) Is de gehele weg licht, heldere en duidelijke kennis der zaligheid, een schitteren door het hemelse licht der Goddelijke openbaring (Isaiah 2:5), zo kan er natuurlijk van struikelen en vallen geen sprake zijn (John 11:9,John 11:10), integendeel zal hij, die daarop wandelt, hoe langer hoe meer tot volle helderheid aan den inwendigen toestand van zijn hart en geweten komen, en juist daardoor ook in toenemende mate tot inwendig levensgeluk.

In het Hebreeën Keoor nogah. Hieronder hebben wij te verstaan het licht van zonsopgang, hetwelk zich reeds aankondigt als het begint te dagen, en eerst zijn volle kracht heeft als de zon hare middaghoogte heeft bereikt. Vandaar dat er ook staat: voortgaande en lichtende, d.w.z. immer in kracht toenemende. Dit sluit op de toeneming in genade op het steeds meer en inniger ervaren van de gemeenschap Gods, totdat de vreemdelingreis ten einde is en alle gelovigen in het volle licht zullen staan, als de onverderflijke en onverwelklijke kroon wordt verkregen in den hemel.

Vers 18

18. Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht 1), van wege den glans der genade Gods, die hen verlicht, even als de zon, voortgaande en altijd helderder lichtende tot den vollen dag toe, wanneer het zijnen hoogsten glans bereikt heeft; alzo wordt ook het levenspad der vromen, die in wijsheid en heiligmaking toenemen, steeds lieflijker, vreugdevoller en heerlijker, totdat het tot den vollen middag der eeuwigheid komt (2 Peter 1:19).

1) Is de gehele weg licht, heldere en duidelijke kennis der zaligheid, een schitteren door het hemelse licht der Goddelijke openbaring (Isaiah 2:5), zo kan er natuurlijk van struikelen en vallen geen sprake zijn (John 11:9,John 11:10), integendeel zal hij, die daarop wandelt, hoe langer hoe meer tot volle helderheid aan den inwendigen toestand van zijn hart en geweten komen, en juist daardoor ook in toenemende mate tot inwendig levensgeluk.

In het Hebreeën Keoor nogah. Hieronder hebben wij te verstaan het licht van zonsopgang, hetwelk zich reeds aankondigt als het begint te dagen, en eerst zijn volle kracht heeft als de zon hare middaghoogte heeft bereikt. Vandaar dat er ook staat: voortgaande en lichtende, d.w.z. immer in kracht toenemende. Dit sluit op de toeneming in genade op het steeds meer en inniger ervaren van de gemeenschap Gods, totdat de vreemdelingreis ten einde is en alle gelovigen in het volle licht zullen staan, als de onverderflijke en onverwelklijke kroon wordt verkregen in den hemel.

Vers 19

19. De weg der goddelozen is echter het tegendeel van dien der rechtvaardigen, namelijk als donkerheid, waarin men voortdurend in gevaar is van te vallen, en als in den blinde moet voortgaan; zij weten niet, omdat hun alle licht van God ontbreekt, waarover zij struikelen zullen, en wanneer het oordeel Gods over hen zal komen (Proverbs 1:27; Proverbs 2:18,Proverbs 2:22; Proverbs 3:35).

Vers 19

19. De weg der goddelozen is echter het tegendeel van dien der rechtvaardigen, namelijk als donkerheid, waarin men voortdurend in gevaar is van te vallen, en als in den blinde moet voortgaan; zij weten niet, omdat hun alle licht van God ontbreekt, waarover zij struikelen zullen, en wanneer het oordeel Gods over hen zal komen (Proverbs 1:27; Proverbs 2:18,Proverbs 2:22; Proverbs 3:35).

Vers 20

20. Daarom mijn zoon! merk op mijne woorden, waarmee ik u nogmaals waarschuwen ga; neig uw oor met hartelijke begeerte tot mijne redenen, waarmee ik u de tucht aanprijs. 21. Laat ze niet door het bedrog der zonde en de arglistigheid van den bozen vijand wijken van uwe ogen, maar zie daarop onophoudelijk, behoud ze in het midden uws harten, in het middelpunt van uw bestaan, opdat alle krachten en werkzaamheden van uw lichaam en ziel, licht en kracht door hen ontvangen.

Vers 20

20. Daarom mijn zoon! merk op mijne woorden, waarmee ik u nogmaals waarschuwen ga; neig uw oor met hartelijke begeerte tot mijne redenen, waarmee ik u de tucht aanprijs. 21. Laat ze niet door het bedrog der zonde en de arglistigheid van den bozen vijand wijken van uwe ogen, maar zie daarop onophoudelijk, behoud ze in het midden uws harten, in het middelpunt van uw bestaan, opdat alle krachten en werkzaamheden van uw lichaam en ziel, licht en kracht door hen ontvangen.

Vers 22

22. Want zij zijn en geven het ware, Goddelijke leven degenen, die ze vinden, in hen de eeuwige wijsheid ontdekken, en zich door deze laten leiden; zij zijn ene medicijn, die geneest en leven geeft, voor hun gehele vlees, zodat zij aan alle leden gezond en door de tucht des Heiligen Geestes geheiligd worden (Proverbs 3:8; Proverbs 4:13).

Zo toont ons de gehele Heilige Schrift, even als op onze plaats, dat zij even zo ver van het verwoestende spiritualismus als van het moderne materialismus verwijderd is, en geeft aan het gezonde realismus onzer belijdenis de getuigenis der volle waarheid. De heilzame leer des Woords (1 Timothy 1:10) houdt toch ook terug van overmatig eten en drinken, van ontucht en alle daarmee verwante schandelijke en schadelijke lusten en begeerlijkheden des vleses, matigt ook de begeerlijkheden en hartstochten van toorn en onwil, de vrees enz., hetgeen alles het lichaam mede aangrijpt en ongezond voor den mens is.

Voor den gehelen mens, wier lichaam er door beveiligd en bewaard blijft en wier ziele er door genezen wordt van de geestelijke melaatsheid. Al het bederf des mensen, alle zijne smetten en alle zijne smarten en kwellingen kunnen genezen, want Gods woord begrijpt in zich de gepaste middelen tegen alle geestelijke kwalen..

Vers 22

22. Want zij zijn en geven het ware, Goddelijke leven degenen, die ze vinden, in hen de eeuwige wijsheid ontdekken, en zich door deze laten leiden; zij zijn ene medicijn, die geneest en leven geeft, voor hun gehele vlees, zodat zij aan alle leden gezond en door de tucht des Heiligen Geestes geheiligd worden (Proverbs 3:8; Proverbs 4:13).

Zo toont ons de gehele Heilige Schrift, even als op onze plaats, dat zij even zo ver van het verwoestende spiritualismus als van het moderne materialismus verwijderd is, en geeft aan het gezonde realismus onzer belijdenis de getuigenis der volle waarheid. De heilzame leer des Woords (1 Timothy 1:10) houdt toch ook terug van overmatig eten en drinken, van ontucht en alle daarmee verwante schandelijke en schadelijke lusten en begeerlijkheden des vleses, matigt ook de begeerlijkheden en hartstochten van toorn en onwil, de vrees enz., hetgeen alles het lichaam mede aangrijpt en ongezond voor den mens is.

Voor den gehelen mens, wier lichaam er door beveiligd en bewaard blijft en wier ziele er door genezen wordt van de geestelijke melaatsheid. Al het bederf des mensen, alle zijne smetten en alle zijne smarten en kwellingen kunnen genezen, want Gods woord begrijpt in zich de gepaste middelen tegen alle geestelijke kwalen..

Vers 23

23. Behoed uw hart, het middelpunt van alle krachten van lichaam en ziel, van alle gevoelens, levensaanschouwingen en begeerten, boven al wat te bewaren is 1), door gebed en zelfverloochening, want even als daaruit, uit het vlesen hart het bloed naar alle delen des lichaams stroomt en leven aanbrengt, zo zijn ook van het hart de uitgangen desgeestelijken levens 2), waarvan uwe zaligheid of eeuwig ongeluk afhangen (Matthew 15:19); in het hart ontspringen de wellen des levens.

1) Er is ene dubbele levensspreuk in dit gezegde, dat misschien den hoogsten top van fraaiheid en vernuft in den spreuk-stijl bereikt. Vooreerst is de gelijkenis ontleend van het wacht houden in ene vesting, waarin men gedurig besprongen kan worden. De belangrijkste post is daar die, waar de bron ontspringt, uit welke de belegerden hun water hebben. Valt die in `s vijands macht, dan is dikwijls alle verdediging nutteloos, en de vesting moet bezwijken Ten tweede wordt er gezinspeeld op het hart in het menselijk lichaam, de enige bron, waaruit het leven welt, de plaats, waar elke wonde ene dood-wonde is. En dit alles wordt overgebracht op het hart in den geestelijken zin, welks neigingen en beginselen de bron zijn van het leven der ziel, hetwelk men niet zorgvuldig genoeg bewaken kan, om verderf en onheil af te wenden! Rijker, nuttiger, heerlijker spreuk kan men zich nauwelijks voorstellen..

Even als het hart zo teder is, dat het, wanneer het ook maar het allerminste gewond wordt, aanstonds met het leven van den mens gedaan is, zo is het ook in het geestelijke. Wel is waar maken niet alle dwalingen in het verstand den mens onbekwaam tot geestelijk leven, alleen wanneer de wil verdorven en de neigingen verkeerd zijn, zo is er geen geestelijk leven in den mens mogelijk. Hoeveel reden heeft dus de mens, om op de gesteldheid van zijn hart acht te slaan! Verwaarloos uw hart niet, want het is een kostbaar goed. Wel met recht een kostbaar, want zijne vrucht is niet vergankelijk en tijdelijk, maar bestendig en van eeuwig leven.

Het hart moet de leer bewaren en de leer het hart. Het ene is zo nauw aan het andere verbonden, dat het niet alleen kan zijn. Want hoe zal hij het woord der wijsheid bewaren, die zelfs zijn hart niet weet te bewaren, waarin hij dien schat moest bewaren? De natuur zelf toont aan het natuurlijke hart, met welk ene zorgvuldigheid wij het verstandelijke hart moeten bewaren. Want het heeft een sterk vel tot zijne bedekking om zich, dat het kastje van het hart wordt genoemd, en daarom heen gaat een sterke muur van ribben, het borstblad, tot zijne bewaring. Hoe veel te meer moeten wij dan nu het hart der ziele, ons gemoed, onzen wil en geneigdheid boven alles wat te bewaren is, bewaren. Hierin kunnen wij niet te nauwkeurig, te zorgvuldig en te vlijtig zijn. Want de vijand is in ons, de verrader; ons van nature boos hart houdt het met onze vijanden. Wanneer wij ons huis bewaren, zo moet het hart des te meer bewaard en de wachters verdubbeld worden. Wanneer wij tot bewaring onzer schatten sloten gebruiken, zo moeten dubbele sloten en grendels ter bescherming voor ons hart geplaatst worden. Het moet ook mogelijk zijn, dat wij ons alzo kunnen bewaren, anders zou die raad ons niet zijn gegeven als een raad der wijsheid. Hierin zijn alle plichten van enen deurwaarder vervat, die ons herinneren, dat wij acht moeten geven, wie in- en uitgaat, welke gedachten in het hart ingaan en welke begeerten en lusten naar buiten lopen; dat wij het hart binnen en te huis houden, dat het zijne ogen niet nawandele, dat wij de verzoekingen afwijzen en er ons niet mede inlaten. De zelfverloochening is hiertoe het beste middel en moet als een deurwaarder voor de deur des harten worden gesteld; en het kruis en het geduld van Christus is daartoe de beste deur, wel bewaard met sloten en grendels tegen alle geweldadige inbraak. Een onafgebroken gebed, overgave en opoffering van ons zelven aan den besten Wachter doet ook veel daartoe.

2) Onder uitgangen des levens hebben we te verstaan de levensverrichtingen. De gezondheid des lichaams staat in het nauwste verband met de gezondheid der ziele, maar zo is het ook op geestelijk gebied. Uit een boos goddeloos hart komen allerlei verkeerdheden voort en uit een aanvankelijk gereinigd hart de vrucht des nieuwen levens. Maar gelijk het hart door alle schadelijke invloeden van buiten ongesteld kan worden, zodat de levensfuncties niet naar hare eisen kunnen plaats hebben, zo ook heeft de vijand van buiten een verleidende kracht op het hart, op den geestelijken mens. En het is daarom dat de gelovige inzonderheid geroepen wordt om zijn hart wel te bewaren, en als een goed poortwachter de vijanden geen toegang te verlenen tot de veste daarbinnen.

Vers 23

23. Behoed uw hart, het middelpunt van alle krachten van lichaam en ziel, van alle gevoelens, levensaanschouwingen en begeerten, boven al wat te bewaren is 1), door gebed en zelfverloochening, want even als daaruit, uit het vlesen hart het bloed naar alle delen des lichaams stroomt en leven aanbrengt, zo zijn ook van het hart de uitgangen desgeestelijken levens 2), waarvan uwe zaligheid of eeuwig ongeluk afhangen (Matthew 15:19); in het hart ontspringen de wellen des levens.

1) Er is ene dubbele levensspreuk in dit gezegde, dat misschien den hoogsten top van fraaiheid en vernuft in den spreuk-stijl bereikt. Vooreerst is de gelijkenis ontleend van het wacht houden in ene vesting, waarin men gedurig besprongen kan worden. De belangrijkste post is daar die, waar de bron ontspringt, uit welke de belegerden hun water hebben. Valt die in `s vijands macht, dan is dikwijls alle verdediging nutteloos, en de vesting moet bezwijken Ten tweede wordt er gezinspeeld op het hart in het menselijk lichaam, de enige bron, waaruit het leven welt, de plaats, waar elke wonde ene dood-wonde is. En dit alles wordt overgebracht op het hart in den geestelijken zin, welks neigingen en beginselen de bron zijn van het leven der ziel, hetwelk men niet zorgvuldig genoeg bewaken kan, om verderf en onheil af te wenden! Rijker, nuttiger, heerlijker spreuk kan men zich nauwelijks voorstellen..

Even als het hart zo teder is, dat het, wanneer het ook maar het allerminste gewond wordt, aanstonds met het leven van den mens gedaan is, zo is het ook in het geestelijke. Wel is waar maken niet alle dwalingen in het verstand den mens onbekwaam tot geestelijk leven, alleen wanneer de wil verdorven en de neigingen verkeerd zijn, zo is er geen geestelijk leven in den mens mogelijk. Hoeveel reden heeft dus de mens, om op de gesteldheid van zijn hart acht te slaan! Verwaarloos uw hart niet, want het is een kostbaar goed. Wel met recht een kostbaar, want zijne vrucht is niet vergankelijk en tijdelijk, maar bestendig en van eeuwig leven.

Het hart moet de leer bewaren en de leer het hart. Het ene is zo nauw aan het andere verbonden, dat het niet alleen kan zijn. Want hoe zal hij het woord der wijsheid bewaren, die zelfs zijn hart niet weet te bewaren, waarin hij dien schat moest bewaren? De natuur zelf toont aan het natuurlijke hart, met welk ene zorgvuldigheid wij het verstandelijke hart moeten bewaren. Want het heeft een sterk vel tot zijne bedekking om zich, dat het kastje van het hart wordt genoemd, en daarom heen gaat een sterke muur van ribben, het borstblad, tot zijne bewaring. Hoe veel te meer moeten wij dan nu het hart der ziele, ons gemoed, onzen wil en geneigdheid boven alles wat te bewaren is, bewaren. Hierin kunnen wij niet te nauwkeurig, te zorgvuldig en te vlijtig zijn. Want de vijand is in ons, de verrader; ons van nature boos hart houdt het met onze vijanden. Wanneer wij ons huis bewaren, zo moet het hart des te meer bewaard en de wachters verdubbeld worden. Wanneer wij tot bewaring onzer schatten sloten gebruiken, zo moeten dubbele sloten en grendels ter bescherming voor ons hart geplaatst worden. Het moet ook mogelijk zijn, dat wij ons alzo kunnen bewaren, anders zou die raad ons niet zijn gegeven als een raad der wijsheid. Hierin zijn alle plichten van enen deurwaarder vervat, die ons herinneren, dat wij acht moeten geven, wie in- en uitgaat, welke gedachten in het hart ingaan en welke begeerten en lusten naar buiten lopen; dat wij het hart binnen en te huis houden, dat het zijne ogen niet nawandele, dat wij de verzoekingen afwijzen en er ons niet mede inlaten. De zelfverloochening is hiertoe het beste middel en moet als een deurwaarder voor de deur des harten worden gesteld; en het kruis en het geduld van Christus is daartoe de beste deur, wel bewaard met sloten en grendels tegen alle geweldadige inbraak. Een onafgebroken gebed, overgave en opoffering van ons zelven aan den besten Wachter doet ook veel daartoe.

2) Onder uitgangen des levens hebben we te verstaan de levensverrichtingen. De gezondheid des lichaams staat in het nauwste verband met de gezondheid der ziele, maar zo is het ook op geestelijk gebied. Uit een boos goddeloos hart komen allerlei verkeerdheden voort en uit een aanvankelijk gereinigd hart de vrucht des nieuwen levens. Maar gelijk het hart door alle schadelijke invloeden van buiten ongesteld kan worden, zodat de levensfuncties niet naar hare eisen kunnen plaats hebben, zo ook heeft de vijand van buiten een verleidende kracht op het hart, op den geestelijken mens. En het is daarom dat de gelovige inzonderheid geroepen wordt om zijn hart wel te bewaren, en als een goed poortwachter de vijanden geen toegang te verlenen tot de veste daarbinnen.

Vers 24

24. Doe ook de verkeerdheid, het leugenachtige des monds, die gaarne het goede kwaad, het licht duisternis en de duisternis licht noemt, van u weg, en doe de verdraaidheid der lippen, het hard en onrechtvaardig oordelen over den naaste, verre van u; daardoor zult gij tevens uw hart bewaren; want de mond is de deur tot het hart, en waarvan het hart vol is daarvan loopt de mond over (Matthew 12:34. 1 Peter 3:10. James 3:5).

Vers 24

24. Doe ook de verkeerdheid, het leugenachtige des monds, die gaarne het goede kwaad, het licht duisternis en de duisternis licht noemt, van u weg, en doe de verdraaidheid der lippen, het hard en onrechtvaardig oordelen over den naaste, verre van u; daardoor zult gij tevens uw hart bewaren; want de mond is de deur tot het hart, en waarvan het hart vol is daarvan loopt de mond over (Matthew 12:34. 1 Peter 3:10. James 3:5).

Vers 25

25. Laat uwe ogen, wier besturing tot bewaring van het hart eveneens hoog nodig is, rechtuit zien, op den weg van uwen u van God gegevene roeping en op het doel van het hemelse kleinood, en laat uwe oogleden zich recht voor u heen houden, niet vals, nijdig, jaloers ter zijde op uwen naaste geslagen worden met de gedachte, hoe gij hem in handel en wandel zoudt kunnen bedriegen, of onder u brengen Proverbs 6:13; Proverbs 10:10; Proverbs 16:30. Matthew 6:23).

Ergert u dus uw oog, zo ruk het uit (MATTHEUS 18:8) en wacht u voor rondzwervende ogen, niet alleen die op het kwade zien en zich aan de ijdelheid vergapen, maar ook voor die, welke de nieuwsgierigheid drijft, om op iets anders te zien, dan op het ene nodige, dat wij altijd voor ogen moesten hebben, zodat ons geen tijd overbleef om naar vreemde dingen te gapen.

Vers 25

25. Laat uwe ogen, wier besturing tot bewaring van het hart eveneens hoog nodig is, rechtuit zien, op den weg van uwen u van God gegevene roeping en op het doel van het hemelse kleinood, en laat uwe oogleden zich recht voor u heen houden, niet vals, nijdig, jaloers ter zijde op uwen naaste geslagen worden met de gedachte, hoe gij hem in handel en wandel zoudt kunnen bedriegen, of onder u brengen Proverbs 6:13; Proverbs 10:10; Proverbs 16:30. Matthew 6:23).

Ergert u dus uw oog, zo ruk het uit (MATTHEUS 18:8) en wacht u voor rondzwervende ogen, niet alleen die op het kwade zien en zich aan de ijdelheid vergapen, maar ook voor die, welke de nieuwsgierigheid drijft, om op iets anders te zien, dan op het ene nodige, dat wij altijd voor ogen moesten hebben, zodat ons geen tijd overbleef om naar vreemde dingen te gapen.

Vers 26

26. Weeg 1) den gang uws voets, geef er nauwkeurig acht op, dat op uwen weg u niets in het voortgaan verhindert, doe niets dan met rijp beraad, en laat al uwe wegen wel gevestigd zijn, zo zult gij zekere, vaste schreden doen en het eeuwig doel niet missen (Psalms 119:133. Hebrews 12:28).

1) In het Hebreeën Phallees. Dit betekent wel een enkele maal, wegen, maar in den regel, zoals Isaiah 26:7, Isaiah 40:12 betekent het veeleer, vlak, effen maken. En deze betekenis moeten we hier hebben. Het doel dezer vermaning is, om er op te wijzen, dat niets het voorgestelde doel des levens in den weg mag en moet staan, dat alle oneffenheden moeten vlak gemaakt worden, de wegen moeten, dit wijst het tweede deel aan, vooral recht zijn. Op geen kromme wegen mag de voet worden gezet.

Vers 26

26. Weeg 1) den gang uws voets, geef er nauwkeurig acht op, dat op uwen weg u niets in het voortgaan verhindert, doe niets dan met rijp beraad, en laat al uwe wegen wel gevestigd zijn, zo zult gij zekere, vaste schreden doen en het eeuwig doel niet missen (Psalms 119:133. Hebrews 12:28).

1) In het Hebreeën Phallees. Dit betekent wel een enkele maal, wegen, maar in den regel, zoals Isaiah 26:7, Isaiah 40:12 betekent het veeleer, vlak, effen maken. En deze betekenis moeten we hier hebben. Het doel dezer vermaning is, om er op te wijzen, dat niets het voorgestelde doel des levens in den weg mag en moet staan, dat alle oneffenheden moeten vlak gemaakt worden, de wegen moeten, dit wijst het tweede deel aan, vooral recht zijn. Op geen kromme wegen mag de voet worden gezet.

Vers 27

27. a) Wijk alzo niet van dezen rechten weg ter rechterhand, tot Farizese eigengerechtigheid, of ter linkerhand in openbare zonden en ongerechtigheden; wend uwen wil met zijne neigingen en begeerten, uwen voet af van het kwade 1), zodat gij ook geen enkel ogenblik toegeeft. Zo volkomen moet de wijsheid en zo alleen moet zij in het hart heersen, want daaruit zijn de bronnen des levens (Proverbs 4:23), gelijk uit de wijsheid het leven en het licht in alle harten stroomt.

a) Deuteronomy 5:32; Deuteronomy 28:14.

1) Zorgvuldig moet onze voet van alle kwaad afgekeerd blijven, en wij in het rechte spoor het ware midden blijven behouden, teneinde wij als recht waakzame en wijze mensen de goedkeuring van onze eigene harten en den lof van onzen Schepper, met de toejuiching onzer medegelovigen in het einde eens erlangen mogen..

Vers 27

27. a) Wijk alzo niet van dezen rechten weg ter rechterhand, tot Farizese eigengerechtigheid, of ter linkerhand in openbare zonden en ongerechtigheden; wend uwen wil met zijne neigingen en begeerten, uwen voet af van het kwade 1), zodat gij ook geen enkel ogenblik toegeeft. Zo volkomen moet de wijsheid en zo alleen moet zij in het hart heersen, want daaruit zijn de bronnen des levens (Proverbs 4:23), gelijk uit de wijsheid het leven en het licht in alle harten stroomt.

a) Deuteronomy 5:32; Deuteronomy 28:14.

1) Zorgvuldig moet onze voet van alle kwaad afgekeerd blijven, en wij in het rechte spoor het ware midden blijven behouden, teneinde wij als recht waakzame en wijze mensen de goedkeuring van onze eigene harten en den lof van onzen Schepper, met de toejuiching onzer medegelovigen in het einde eens erlangen mogen..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 4". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-4.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile