Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Spreuken 22

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 22

Proverbs 22:1.

OVER DEN GOEDEN NAAM EN EEN GOED GERUCHT; HOE BEIDEN VERKREGEN EN VERLOREN WORDEN.

XIII. Proverbs 22:1-Proverbs 22:16. In deze laatste afdeling aan de oud-Salomonische kern der Spreuken-verzameling is de hoge waarde van enen goeden naam het hoofdthema, dat in Proverbs 22:1 uitdrukkelijk wordt uitgesproken, terwijl de overige verzen als ene uitbreiding van dit eerste vers kunnen beschouwd worden, daar zij f de middelen tot bevordering, f de beletselen tot het behouden of verkrijgen van enen goeden naam aangeven. Men kan de volgende groepen onderscheiden: Proverbs 22:1-Proverbs 22:5 handelt daarover, dat de goede naam niet afhangt van rijkdom of schatten, maar van de wijsheid, nederigheid en oprechtheid, Proverbs 22:6-Proverbs 22:12, dat de goede naam bijzonder bewaard wordt door tucht, spaarzaamheid, gerechtigheid, liefde en trouw; Proverbs 22:13-Proverbs 22:16, dat traagheid, behaagzucht, dwaasheid en gierigheid de voornaamste beletselen van enen goeden naam zijn.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 22

Proverbs 22:1.

OVER DEN GOEDEN NAAM EN EEN GOED GERUCHT; HOE BEIDEN VERKREGEN EN VERLOREN WORDEN.

XIII. Proverbs 22:1-Proverbs 22:16. In deze laatste afdeling aan de oud-Salomonische kern der Spreuken-verzameling is de hoge waarde van enen goeden naam het hoofdthema, dat in Proverbs 22:1 uitdrukkelijk wordt uitgesproken, terwijl de overige verzen als ene uitbreiding van dit eerste vers kunnen beschouwd worden, daar zij f de middelen tot bevordering, f de beletselen tot het behouden of verkrijgen van enen goeden naam aangeven. Men kan de volgende groepen onderscheiden: Proverbs 22:1-Proverbs 22:5 handelt daarover, dat de goede naam niet afhangt van rijkdom of schatten, maar van de wijsheid, nederigheid en oprechtheid, Proverbs 22:6-Proverbs 22:12, dat de goede naam bijzonder bewaard wordt door tucht, spaarzaamheid, gerechtigheid, liefde en trouw; Proverbs 22:13-Proverbs 22:16, dat traagheid, behaagzucht, dwaasheid en gierigheid de voornaamste beletselen van enen goeden naam zijn.

Vers 1

1. a) De goede naam bij alle godvruchtige en wijze mensen is een uitgelezener schat, dan grote rijkdom, die toch slechts een onzeker, vergankelijk goed is, en den mens dikwijls onrust en ontevredenheid bereidt en in allerlei verzoekingen brengt; ook de goede gunst, de achting en de welwillendheid, vooral van de verstandigen, is beter dan zilver en dan goud, die men toch wel kan terugkrijgen, als zij zijn verloren gegaan; maar een eerlijke naam is niet weer te verkrijgen, wanneer die eens is verloren, en is alleen door veel moeite en zelfopoffering te bekomen.

a) Ecclesiastes 7:1. Job 30:8.

Handelen dus diegenen wel voorzichtig en verstandig, die elk ogenblik hun eer en hun goeden naam op het spel zetten, niet om grote rijkdommen te verwerven, -neen om een gering tijdelijk voordeel te hebben? -Ook het goed gerucht bij de wereld mag den gelovige niet onverschillig zijn, en hij moet zich van allen schijn des kwaads onthouden, ofschoon men ook nu nog den Heere een vraat en wijnzuiper, een metgezel van tollenaren en zondaren noemt. De wereld is immers de plaats van onze werkzaamheid en het ambt en de stand, waarin men gesteld is. Heeft Paulus te Filippi er op aangedrongen, dat dezelfde heren, die hem met Silas smadelijk in den kerker hadden laten werpen, hen nu weer openlijk en met ere door de stad zouden geleiden, dan mogen wij nog veel minder onzen goeden naam door de schijn des kwaads laten bevlekken. De naam van Jezus is als ene uitgestorte olie (Song of Solomon 1:3) en de naam van ieder Christen moet iets daarvan in zich dragen..

Vers 1

1. a) De goede naam bij alle godvruchtige en wijze mensen is een uitgelezener schat, dan grote rijkdom, die toch slechts een onzeker, vergankelijk goed is, en den mens dikwijls onrust en ontevredenheid bereidt en in allerlei verzoekingen brengt; ook de goede gunst, de achting en de welwillendheid, vooral van de verstandigen, is beter dan zilver en dan goud, die men toch wel kan terugkrijgen, als zij zijn verloren gegaan; maar een eerlijke naam is niet weer te verkrijgen, wanneer die eens is verloren, en is alleen door veel moeite en zelfopoffering te bekomen.

a) Ecclesiastes 7:1. Job 30:8.

Handelen dus diegenen wel voorzichtig en verstandig, die elk ogenblik hun eer en hun goeden naam op het spel zetten, niet om grote rijkdommen te verwerven, -neen om een gering tijdelijk voordeel te hebben? -Ook het goed gerucht bij de wereld mag den gelovige niet onverschillig zijn, en hij moet zich van allen schijn des kwaads onthouden, ofschoon men ook nu nog den Heere een vraat en wijnzuiper, een metgezel van tollenaren en zondaren noemt. De wereld is immers de plaats van onze werkzaamheid en het ambt en de stand, waarin men gesteld is. Heeft Paulus te Filippi er op aangedrongen, dat dezelfde heren, die hem met Silas smadelijk in den kerker hadden laten werpen, hen nu weer openlijk en met ere door de stad zouden geleiden, dan mogen wij nog veel minder onzen goeden naam door de schijn des kwaads laten bevlekken. De naam van Jezus is als ene uitgestorte olie (Song of Solomon 1:3) en de naam van ieder Christen moet iets daarvan in zich dragen..

Vers 2

2. a) Rijken en armen ontmoeten elkaar gedurig, zij hebben elkaar nodig, en kunnen elkaar in het geheel niet ontberen; want zij moeten den een den ander wederkerig helpen en ondersteunen in alle lichamelijke behoeften; de HEERE heeft hen allen gemaakt; maar ofschoon zij allen voor God gelijk zijn, bestaan er toch verschillende rangen en standen, en dat is de heilige en wijze beschikking van God, die men niet ongestraft mag verachten, en nog minder verstoren. Iedere stand heeft zijn eigene bijzondere roeping ontvangen en door deze trouw waar te nemen en te vervullen, bewerkt hij zijne zaligheid, en helpt het rijk van God opbouwen (Isaiah 34:14. Job 31:15. Proverbs 14:31; Proverbs 17:5).

a) Proverbs 29:13.

Is het echter Gods ordening, zo mort niet, gij, wien God in armoede laat leven; weest niet ontevreden met uw lot, en verbeeldt u niet, dat u ongelijk aangedaan wordt in vergelijking van anderen. Uw God en Vader, die u deze plaats aanwees, is de alwijze God, die het beste weet wat tijdelijk en eeuwig goed voor u is. Hij is een rechtvaardig God, die u zeker geen haarbreed van dien weg doet afgaan, die u waarlijk gelukkig maakt. -Is het Gods beschikking, dat rijken en armen op aarde onder elkaar wonen, weest daarom niet trots of gierig, niet hard of onbarmhartig, gij, aan wien God rijkdom heeft geschonken. Bedenkt, dat uwe aardse goederen u door God gegeven zijn, om daarover goed te beschikken, om daarmee in Zijnen naam en op Zijn bevel goed te doen, en dat Hij u rekenschap daarvoor zal afeisen, en het u streng zal vergelden wanneer gij het u toevertrouwde pand niet goed hebt aangewend. Maar de rijke wordt om zijn rijkdom niet veroordeeld, evenmin heeft ook de armoede den armen Lazarus zalig gemaakt. Abraham, Izak, Jakob, Jozef, David zijn ook rijk geweest, maar zij waren Gode aangenaam en welgevallig, omdat zij God vreesden. Daarentegen zijn vele profeten, apostelen en andere kinderen Gods zeer arm en ellendig geweest, en zijn toch dierbaar geweest in Gods ogen, omdat zij toch rijk waren in hun hart, dat met geestelijk goed vervuld was.

God heeft den mens geschapen, opdat hij Hem zou dienen, opdat hij onder Hem zijne ordinantiën zou onderdanig zijn, maar ook opdat zij elkaar zouden dienen. Waar de eerste mens God de gehoorzaamheid had opgezegd, daar was ook bij den mens de zucht tot heersen over elkaar opgekomen. Kaïn wilde over Abel heersen en waar hij bevreesd was, ja meende, dat Abel nu over hem, den oudere, dacht te heersen, omdat God zijn offer had aangenomen daar sloeg hij hem dood, hoewel God hem had gezegd, dat Abels begeerte tot hem, Kaïn, was, d.w.z. dat Abel hem wilde blijven dienen.

Hier wijst Salomo er duidelijk op, dat de rijke den arme te dienen heeft en de arme den rijke.

Vers 2

2. a) Rijken en armen ontmoeten elkaar gedurig, zij hebben elkaar nodig, en kunnen elkaar in het geheel niet ontberen; want zij moeten den een den ander wederkerig helpen en ondersteunen in alle lichamelijke behoeften; de HEERE heeft hen allen gemaakt; maar ofschoon zij allen voor God gelijk zijn, bestaan er toch verschillende rangen en standen, en dat is de heilige en wijze beschikking van God, die men niet ongestraft mag verachten, en nog minder verstoren. Iedere stand heeft zijn eigene bijzondere roeping ontvangen en door deze trouw waar te nemen en te vervullen, bewerkt hij zijne zaligheid, en helpt het rijk van God opbouwen (Isaiah 34:14. Job 31:15. Proverbs 14:31; Proverbs 17:5).

a) Proverbs 29:13.

Is het echter Gods ordening, zo mort niet, gij, wien God in armoede laat leven; weest niet ontevreden met uw lot, en verbeeldt u niet, dat u ongelijk aangedaan wordt in vergelijking van anderen. Uw God en Vader, die u deze plaats aanwees, is de alwijze God, die het beste weet wat tijdelijk en eeuwig goed voor u is. Hij is een rechtvaardig God, die u zeker geen haarbreed van dien weg doet afgaan, die u waarlijk gelukkig maakt. -Is het Gods beschikking, dat rijken en armen op aarde onder elkaar wonen, weest daarom niet trots of gierig, niet hard of onbarmhartig, gij, aan wien God rijkdom heeft geschonken. Bedenkt, dat uwe aardse goederen u door God gegeven zijn, om daarover goed te beschikken, om daarmee in Zijnen naam en op Zijn bevel goed te doen, en dat Hij u rekenschap daarvoor zal afeisen, en het u streng zal vergelden wanneer gij het u toevertrouwde pand niet goed hebt aangewend. Maar de rijke wordt om zijn rijkdom niet veroordeeld, evenmin heeft ook de armoede den armen Lazarus zalig gemaakt. Abraham, Izak, Jakob, Jozef, David zijn ook rijk geweest, maar zij waren Gode aangenaam en welgevallig, omdat zij God vreesden. Daarentegen zijn vele profeten, apostelen en andere kinderen Gods zeer arm en ellendig geweest, en zijn toch dierbaar geweest in Gods ogen, omdat zij toch rijk waren in hun hart, dat met geestelijk goed vervuld was.

God heeft den mens geschapen, opdat hij Hem zou dienen, opdat hij onder Hem zijne ordinantiën zou onderdanig zijn, maar ook opdat zij elkaar zouden dienen. Waar de eerste mens God de gehoorzaamheid had opgezegd, daar was ook bij den mens de zucht tot heersen over elkaar opgekomen. Kaïn wilde over Abel heersen en waar hij bevreesd was, ja meende, dat Abel nu over hem, den oudere, dacht te heersen, omdat God zijn offer had aangenomen daar sloeg hij hem dood, hoewel God hem had gezegd, dat Abels begeerte tot hem, Kaïn, was, d.w.z. dat Abel hem wilde blijven dienen.

Hier wijst Salomo er duidelijk op, dat de rijke den arme te dienen heeft en de arme den rijke.

Vers 3

3. a) Een kloekzinnig mens, door God geleerd en ervaren in het leven (Proverbs 8:12 ), ziet het kwaadkomen, en verbergt zich daarvoor onder de bescherming van God, en onder alle door Hem gegevene middelen ter bescherming; maar de slechten, de eenvoudigen en onhandigen zien niets, en menen altijd in zekerheid te zijn, en gaanvermetel en onvoorzichtig door alle gevaren henen, zonder zich te doen verontrusten door de dreigende rampen; maar weldra zien zij te laat, dat zij te gerust alles hebben aangezien, en zij worden gestraft voor de schuld voor hun vermeende zekerheid.

a) Proverbs 27:12. Luke 21:34,

Dit vers geselt weer de geestelijke blindheid en het dwaze vertrouwen van hen, die zich nog de ogen niet hebben doen verlichten door de goddelijke wijsheid, en die onvoorzichtiglijk daarheen leefden.. 4. De loon der nederigheid van hem, die waarlijk ootmoedig is, en tevens den Heere naar Zijn heilig woord, met het ganse hart dient in de vreze des HEEREN 1) wandelt, is rijkdom als een kostelijk genadeloon van den Heere, en eer van God en mensen, en een eeuwig zalig leven.Alzo is het levendig geloof, dat op de dagelijkse boetvaardigheid rust, de enige bron van een waarlijk gelukkig en eervol leven op aarde en hier namaals van het eeuwige zalige leven.

1) Als loon der nederigheid, aan waren ootmoed, die lieflijke vrucht der genade en des Geestes, wordt hier genoemd: Vreze des Heeren, het ootmoedig dienen en vereren van den Heere God en daarmee verbonden: rijkdom en eer een leven. Wie waarlijk God vreest, die ontvangt daarop ook zegen als genadeloon. Geldt dit niet altijd op tijdelijk, dit geldt zeker op geestelijk gebied. Rijkdom bestaat niet altijd in vele goederen te bezitten, maar ook in wat men bezit, te genieten als in de gunste Gods.

Vers 3

3. a) Een kloekzinnig mens, door God geleerd en ervaren in het leven (Proverbs 8:12 ), ziet het kwaadkomen, en verbergt zich daarvoor onder de bescherming van God, en onder alle door Hem gegevene middelen ter bescherming; maar de slechten, de eenvoudigen en onhandigen zien niets, en menen altijd in zekerheid te zijn, en gaanvermetel en onvoorzichtig door alle gevaren henen, zonder zich te doen verontrusten door de dreigende rampen; maar weldra zien zij te laat, dat zij te gerust alles hebben aangezien, en zij worden gestraft voor de schuld voor hun vermeende zekerheid.

a) Proverbs 27:12. Luke 21:34,

Dit vers geselt weer de geestelijke blindheid en het dwaze vertrouwen van hen, die zich nog de ogen niet hebben doen verlichten door de goddelijke wijsheid, en die onvoorzichtiglijk daarheen leefden.. 4. De loon der nederigheid van hem, die waarlijk ootmoedig is, en tevens den Heere naar Zijn heilig woord, met het ganse hart dient in de vreze des HEEREN 1) wandelt, is rijkdom als een kostelijk genadeloon van den Heere, en eer van God en mensen, en een eeuwig zalig leven.Alzo is het levendig geloof, dat op de dagelijkse boetvaardigheid rust, de enige bron van een waarlijk gelukkig en eervol leven op aarde en hier namaals van het eeuwige zalige leven.

1) Als loon der nederigheid, aan waren ootmoed, die lieflijke vrucht der genade en des Geestes, wordt hier genoemd: Vreze des Heeren, het ootmoedig dienen en vereren van den Heere God en daarmee verbonden: rijkdom en eer een leven. Wie waarlijk God vreest, die ontvangt daarop ook zegen als genadeloon. Geldt dit niet altijd op tijdelijk, dit geldt zeker op geestelijk gebied. Rijkdom bestaat niet altijd in vele goederen te bezitten, maar ook in wat men bezit, te genieten als in de gunste Gods.

Vers 5

5. Doornen en strikken, gedurige gevaren van allerlei aard, die met ongeluk en verderf dreigen, als rechtvaardige gevolgen van Gods toorn, zijn in den weg des verkeerden, die van waarheid en godzaligheid is afgeweken, en op kromme wegen, die voor het vlees aangenaam zijn, wandelt; dieechter zijne ziel liefheeft, en God wenst te dienen met vrezen en beven,bewaart zijn leven voor het verderf, en zal zich verre houden zowel van de gemeenschap met de goddelozen, als ook van de strikken, diezijnen weg gevaarlijk zouden maken 1) (Proverbs 16:17).

1) De weg der zonde is ene kwelling, verdriet en gevaar. Doornen van smart, wegens verleden zonden en strikken om hen in meer andere zonden in te willigen en te doen volharden, worden er op gevonden..

Vers 5

5. Doornen en strikken, gedurige gevaren van allerlei aard, die met ongeluk en verderf dreigen, als rechtvaardige gevolgen van Gods toorn, zijn in den weg des verkeerden, die van waarheid en godzaligheid is afgeweken, en op kromme wegen, die voor het vlees aangenaam zijn, wandelt; dieechter zijne ziel liefheeft, en God wenst te dienen met vrezen en beven,bewaart zijn leven voor het verderf, en zal zich verre houden zowel van de gemeenschap met de goddelozen, als ook van de strikken, diezijnen weg gevaarlijk zouden maken 1) (Proverbs 16:17).

1) De weg der zonde is ene kwelling, verdriet en gevaar. Doornen van smart, wegens verleden zonden en strikken om hen in meer andere zonden in te willigen en te doen volharden, worden er op gevonden..

Vers 6

6. Leer den jongen, van zijne vroegste jeugd af aan, de eerste beginselen naar den eis zijns wegs, naar de bijzondere behoeften, die hij heeft, naar de richting, die de opvoeding moet hebben voor elk in het bijzonder; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij meestal daarvan niet afwijken 1) (Proverbs 20:11).

1) Allernoodwendigst is het, dat men een kind in zijne kindsheid de waarheden der godzaligheid tracht in te prenten en hem, naar mate zijne vatbaarheid, de hoge Majesteit van God met eerbied leren kennen en vereren, en vooral hem zoeken voor dwalingen, onkunde, vooroordelen en bijgelovigheden te behoeden; wijders zijne lusten, neigingen en begeerlijkheden in het rechte spoor zoeken te leiden, te beperken en ze onbedwongen ten goede om te buigen..

Niet onopgemerkt mag voorbijgezien worden, dat de Heere God hier leert, om den jongen, het kind, naar den eis van zijn weg, dat is, naar mate van zijne bekwaamheid en vatbaarheid te onderwijzen. Op ene wijze, in overeenstemming met zijne behoeften moet het kind van zijne jeugd af aan, onderwezen worden in de eerste beginselen van den weg der zaligheid. Met toestand en behoefte moet gerekend worden. En dan zal het niet zelden blijken, dat wat in zijn jeugd geleerd wordt, in latere dagen nog door Gods genade vrucht draagt. 7. De rijke heerst over de armen; en die ontleent, is des leners knecht, en al heeft hij zich ook niet als slaaf verkocht, toch is hij steeds van hem afhankelijk.

Hiermede wordt ene natuurwet uitgesproken, die ten allen tijde bewaarheid is: armoede en schuld heeft altijd geestelijke en lichamelijke afhankelijkheid als onmisbaar gevolg. -Daarom koop bij tijds ware wijsheid, opdat gij niet tot armoede en dien ten gevolge tot afhankelijkheid geraakt! Hoe gewichtig voor den tijdelijken en eeuwigen welstand de bewaring van de uit- en inwendige onafhankelijkheid van den mens is, blijkt ten duidelijkste in vele opzichten. Het onafhankelijkste en daarom het gelukkigste en voordeligste van het inwendige leven is de middenstand in de maatschappij. Waar deze, zowel tengevolge van het toenemende fabriekwezen, als van de grotere behoeften van het leven al meer en meer vermindert, daar treedt ook weldra de heerszucht en dwingelandij van den rijkdom, tegelijk met de slaafse onderwerping der armoede aan den wil der vermogende meesters al meer en meer op den voorgrond; daar is de werkman niet meer dan een nummer of ene kracht van den arbeid. -Daarom, wie zalig wil worden, die trachte naar de ware onafhankelijkheid, die zo recht tegenover de valse hedendaagse vrijheid staat. -Elk mens staat naar de wijsheid; maar die misdadige middelen gebruiken wil om die vrijheid met geweld voor zich te verkrijgen, handelt daardoor tegen Gods geboden, en smeedt zelf de kluisters, die hem gebonden houden in de strikken des kwaads..

Vers 6

6. Leer den jongen, van zijne vroegste jeugd af aan, de eerste beginselen naar den eis zijns wegs, naar de bijzondere behoeften, die hij heeft, naar de richting, die de opvoeding moet hebben voor elk in het bijzonder; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij meestal daarvan niet afwijken 1) (Proverbs 20:11).

1) Allernoodwendigst is het, dat men een kind in zijne kindsheid de waarheden der godzaligheid tracht in te prenten en hem, naar mate zijne vatbaarheid, de hoge Majesteit van God met eerbied leren kennen en vereren, en vooral hem zoeken voor dwalingen, onkunde, vooroordelen en bijgelovigheden te behoeden; wijders zijne lusten, neigingen en begeerlijkheden in het rechte spoor zoeken te leiden, te beperken en ze onbedwongen ten goede om te buigen..

Niet onopgemerkt mag voorbijgezien worden, dat de Heere God hier leert, om den jongen, het kind, naar den eis van zijn weg, dat is, naar mate van zijne bekwaamheid en vatbaarheid te onderwijzen. Op ene wijze, in overeenstemming met zijne behoeften moet het kind van zijne jeugd af aan, onderwezen worden in de eerste beginselen van den weg der zaligheid. Met toestand en behoefte moet gerekend worden. En dan zal het niet zelden blijken, dat wat in zijn jeugd geleerd wordt, in latere dagen nog door Gods genade vrucht draagt. 7. De rijke heerst over de armen; en die ontleent, is des leners knecht, en al heeft hij zich ook niet als slaaf verkocht, toch is hij steeds van hem afhankelijk.

Hiermede wordt ene natuurwet uitgesproken, die ten allen tijde bewaarheid is: armoede en schuld heeft altijd geestelijke en lichamelijke afhankelijkheid als onmisbaar gevolg. -Daarom koop bij tijds ware wijsheid, opdat gij niet tot armoede en dien ten gevolge tot afhankelijkheid geraakt! Hoe gewichtig voor den tijdelijken en eeuwigen welstand de bewaring van de uit- en inwendige onafhankelijkheid van den mens is, blijkt ten duidelijkste in vele opzichten. Het onafhankelijkste en daarom het gelukkigste en voordeligste van het inwendige leven is de middenstand in de maatschappij. Waar deze, zowel tengevolge van het toenemende fabriekwezen, als van de grotere behoeften van het leven al meer en meer vermindert, daar treedt ook weldra de heerszucht en dwingelandij van den rijkdom, tegelijk met de slaafse onderwerping der armoede aan den wil der vermogende meesters al meer en meer op den voorgrond; daar is de werkman niet meer dan een nummer of ene kracht van den arbeid. -Daarom, wie zalig wil worden, die trachte naar de ware onafhankelijkheid, die zo recht tegenover de valse hedendaagse vrijheid staat. -Elk mens staat naar de wijsheid; maar die misdadige middelen gebruiken wil om die vrijheid met geweld voor zich te verkrijgen, handelt daardoor tegen Gods geboden, en smeedt zelf de kluisters, die hem gebonden houden in de strikken des kwaads..

Vers 8

8. a) Die onrecht zaait, zal moeite en ongeluk maaien; en de roede zijner verbolgenheid, waarmee hij anderen sloeg, zal een einde nemen; 1) want de Heere zelf zal hem die uit de hand slaan; vrees daarom niet voor hem, want weldra zult gij zien, dat hij zelf geslagen wordt.

a) Job 4:8. Hosea 10:13.

1) Dit wil zeggen, dat misbruik maken van macht, niet lang duurt, de roede zal gebroken worden, zodat de macht van den tiran spoedig een einde neemt. Waar de scepter in de hand der Overheid een roede wordt, daar zal het straks blijken, dat de Heere haar als een tegenpartijder ontmoet.

Vers 8

8. a) Die onrecht zaait, zal moeite en ongeluk maaien; en de roede zijner verbolgenheid, waarmee hij anderen sloeg, zal een einde nemen; 1) want de Heere zelf zal hem die uit de hand slaan; vrees daarom niet voor hem, want weldra zult gij zien, dat hij zelf geslagen wordt.

a) Job 4:8. Hosea 10:13.

1) Dit wil zeggen, dat misbruik maken van macht, niet lang duurt, de roede zal gebroken worden, zodat de macht van den tiran spoedig een einde neemt. Waar de scepter in de hand der Overheid een roede wordt, daar zal het straks blijken, dat de Heere haar als een tegenpartijder ontmoet.

Vers 9

9. a) Die goed van oog vriendelijk is, die zal, omdat hij zelf zegen om zich verspreid heeft, ook van den Heere gezegend worden; want hij heeft van zijn brood den armen gegeven (Proverbs 28:22; Proverbs 23:6. Matthew 20:15).

a) 2 Corinthians 9:6.

Vers 9

9. a) Die goed van oog vriendelijk is, die zal, omdat hij zelf zegen om zich verspreid heeft, ook van den Heere gezegend worden; want hij heeft van zijn brood den armen gegeven (Proverbs 28:22; Proverbs 23:6. Matthew 20:15).

a) 2 Corinthians 9:6.

Vers 10

10. Drijf den spotter, zo als eens Abraham Ismaël (Genesis 21:10) uit de raadsvergadering of uit het huis, en het gekijf zal weggaan; want de goddelozen hebben geen vrede, en houden dien ook niet, en het geschil, met de schande, die hij aandoet, zal ophouden 1) (Proverbs 21:24). 1) Onder spotter hebben wij hem te verstaan, die alles op schertsende wijze behandelt, een frivool mens, die letterlijk met alles de spot drijft en wien men daarom gedurig moet tegenstaan in zijn spotten en schertsen, met al wat u heilig en lief is.

Dezulken uit te drijven, zich van dezulken te ontdoen, is een heilige plicht voor ieder, die wenst te wandelen en te handelen naar Gods woord.

Vers 10

10. Drijf den spotter, zo als eens Abraham Ismaël (Genesis 21:10) uit de raadsvergadering of uit het huis, en het gekijf zal weggaan; want de goddelozen hebben geen vrede, en houden dien ook niet, en het geschil, met de schande, die hij aandoet, zal ophouden 1) (Proverbs 21:24). 1) Onder spotter hebben wij hem te verstaan, die alles op schertsende wijze behandelt, een frivool mens, die letterlijk met alles de spot drijft en wien men daarom gedurig moet tegenstaan in zijn spotten en schertsen, met al wat u heilig en lief is.

Dezulken uit te drijven, zich van dezulken te ontdoen, is een heilige plicht voor ieder, die wenst te wandelen en te handelen naar Gods woord.

Vers 11

11. a) Die de reinheid des harten liefheeft, en wiens lippen bovendien aangenaam zijn, door lieflijke redenen voort te brengen, diens vriend is zelfs de koning, waarom deze hem het liefst tot zijnen raadgever kiest (Proverbs 16:13).

a) Psalms 101:6.

De vereniging dezer beide eigenschappen vindt bij de meesten goedkeuring en aantrekkelijkheid; maar een rein en getrouw hart en lieflijke redenen worden zelden verenigd aangetroffen, en wel het minste aan de hoven der groten dezer aarde, waar maar al te veel huichelarij en ontrouw, die zich achter vleiende woorden verbergen, gevonden worden.

Oprechte lieden spreken dikwijls plomp en de fraaie redenaars liegen gewoonlijk. -In het bijzonder moesten deze beide eigenschappen in elken evangelieverkondiger verenigd zijn..

Vers 11

11. a) Die de reinheid des harten liefheeft, en wiens lippen bovendien aangenaam zijn, door lieflijke redenen voort te brengen, diens vriend is zelfs de koning, waarom deze hem het liefst tot zijnen raadgever kiest (Proverbs 16:13).

a) Psalms 101:6.

De vereniging dezer beide eigenschappen vindt bij de meesten goedkeuring en aantrekkelijkheid; maar een rein en getrouw hart en lieflijke redenen worden zelden verenigd aangetroffen, en wel het minste aan de hoven der groten dezer aarde, waar maar al te veel huichelarij en ontrouw, die zich achter vleiende woorden verbergen, gevonden worden.

Oprechte lieden spreken dikwijls plomp en de fraaie redenaars liegen gewoonlijk. -In het bijzonder moesten deze beide eigenschappen in elken evangelieverkondiger verenigd zijn..

Vers 12

12. De ogen des HEEREN bewaren degene, die de wetenschapen de wijsheid, die van God komt, in zijn hart bezit, en in het leven betoont; maar de woorden en zaken of plannen des trouwelozen zal Hij omkeren, 1) zodat zij geheel tot niet worden.

1) Salomo stelt hier de wetenschap, de woorden van den wijze, tegenover de woorden van den listige, van den trouweloze. De Heere God behoedt degenen, die in waarheid de ware wijsheid bezitten, terwijl Hij zich keert tegen degenen, die listig en trouweloos zijn in woord en daad, zodat hun plannen niet tot uitvoering komen.

Vers 12

12. De ogen des HEEREN bewaren degene, die de wetenschapen de wijsheid, die van God komt, in zijn hart bezit, en in het leven betoont; maar de woorden en zaken of plannen des trouwelozen zal Hij omkeren, 1) zodat zij geheel tot niet worden.

1) Salomo stelt hier de wetenschap, de woorden van den wijze, tegenover de woorden van den listige, van den trouweloze. De Heere God behoedt degenen, die in waarheid de ware wijsheid bezitten, terwijl Hij zich keert tegen degenen, die listig en trouweloos zijn in woord en daad, zodat hun plannen niet tot uitvoering komen.

Vers 13

13. a) De luiaard grijpt, om zijne traagheid te bemantelen, naar de onzinnigste en belachelijkste verontschuldigingen, en zegt: Er is een leeuw buiten; ik mocht, wanneer ik aan den arbeid ging, op het midden der straten gedood worden.

a) Proverbs 15:19; Proverbs 26:13.

Het belachelijke der verontschuldigingen van zulke mensen, die het zich niet moeilijk willen maken, en hun lichaam willen ontzien, moet in het bijzonder door de uitdrukking "op het midden der straten" uitkomen. Wanneer het huis van den luiaard eens nabij een eenzaam woud stond, dat hij moest doorgaan, om aan den arbeid te kunnen gaan, dan was zijne bezorgdheid nog te verontschuldigen; maar midden op de straat, waar vele mensen hem zouden kunnen bijstaan, geenszins. -Wie voor ongelegenheden en moeilijkheden vreest op den weg van Christus, en zijn leven, zijnen eer, zijnen dienst, goed, rust, vriendschap en goeden naam liefheeft en zoekt te behouden, die zie eens in den spiegel, die dit vers hem voorhoudt. Wat heeft men niet duizende uitvluchten, wanneer door iemand gezegd wordt: volg Christus na. Alle stegen en straten zijn vol ingebeelde leeuwen, die willen verscheuren. Maar wanneer zulk een luiaard half hoop heeft, om ene ereplaats, enen goeden dienst, enig voordeel te verkrijgen, of een goed huwelijk te doen, of wat het ook zij, wat het vlees streelt te erlangen, dan spreekt hij niet zo. Wat voor arbeid, moeite, kunsten, woorden, beden en verzoeken waagt hij niet te doen; hoe loopt en draaft hij, hoe vurig strijdt hij soms tot den bloede! Alleen als het Christus geldt moet alles zeer gemakkelijk gaan, en dan moet de oude Adam nog altijd zijn zin hebben.

Vers 13

13. a) De luiaard grijpt, om zijne traagheid te bemantelen, naar de onzinnigste en belachelijkste verontschuldigingen, en zegt: Er is een leeuw buiten; ik mocht, wanneer ik aan den arbeid ging, op het midden der straten gedood worden.

a) Proverbs 15:19; Proverbs 26:13.

Het belachelijke der verontschuldigingen van zulke mensen, die het zich niet moeilijk willen maken, en hun lichaam willen ontzien, moet in het bijzonder door de uitdrukking "op het midden der straten" uitkomen. Wanneer het huis van den luiaard eens nabij een eenzaam woud stond, dat hij moest doorgaan, om aan den arbeid te kunnen gaan, dan was zijne bezorgdheid nog te verontschuldigen; maar midden op de straat, waar vele mensen hem zouden kunnen bijstaan, geenszins. -Wie voor ongelegenheden en moeilijkheden vreest op den weg van Christus, en zijn leven, zijnen eer, zijnen dienst, goed, rust, vriendschap en goeden naam liefheeft en zoekt te behouden, die zie eens in den spiegel, die dit vers hem voorhoudt. Wat heeft men niet duizende uitvluchten, wanneer door iemand gezegd wordt: volg Christus na. Alle stegen en straten zijn vol ingebeelde leeuwen, die willen verscheuren. Maar wanneer zulk een luiaard half hoop heeft, om ene ereplaats, enen goeden dienst, enig voordeel te verkrijgen, of een goed huwelijk te doen, of wat het ook zij, wat het vlees streelt te erlangen, dan spreekt hij niet zo. Wat voor arbeid, moeite, kunsten, woorden, beden en verzoeken waagt hij niet te doen; hoe loopt en draaft hij, hoe vurig strijdt hij soms tot den bloede! Alleen als het Christus geldt moet alles zeer gemakkelijk gaan, en dan moet de oude Adam nog altijd zijn zin hebben.

Vers 14

14. a) De mond der vreemde, verlokkende vrouwen is ene diepe, door de jagers voor het wild gegravene gracht, die haren buit niet weer loslaat: op welken de HEERE, wegens zijne dwaasheid vergramd is, zal daarin vallen, 1) en alzo in lichamelijke en geestelijke ellende komen; want de Heere straft zonde met zonde.

a) Proverbs 2:16; Proverbs 5:3; Proverbs 7:5; Proverbs 23:27.

1) Het gebeurt zelden, dat zij zich weer herstellen, die in dezen afgrond zijn ingezonken. De diepte dezer gracht maakt de ontkoming, of uitredding zeer moeilijk, want de geest wordt er op verzot, het verstand wordt verdwaasd, de ziel besmet en het geweten verhard en ongewillig gemaakt, terwijl men zijn vleselijke lusten alleen streelt..

Vers 14

14. a) De mond der vreemde, verlokkende vrouwen is ene diepe, door de jagers voor het wild gegravene gracht, die haren buit niet weer loslaat: op welken de HEERE, wegens zijne dwaasheid vergramd is, zal daarin vallen, 1) en alzo in lichamelijke en geestelijke ellende komen; want de Heere straft zonde met zonde.

a) Proverbs 2:16; Proverbs 5:3; Proverbs 7:5; Proverbs 23:27.

1) Het gebeurt zelden, dat zij zich weer herstellen, die in dezen afgrond zijn ingezonken. De diepte dezer gracht maakt de ontkoming, of uitredding zeer moeilijk, want de geest wordt er op verzot, het verstand wordt verdwaasd, de ziel besmet en het geweten verhard en ongewillig gemaakt, terwijl men zijn vleselijke lusten alleen streelt..

Vers 15

15. a) De dwaasheid, de tegenzin om de wegen der waarheid en gerechtigheid te gaan, is in het hart des jongen knaaps, ja van een iegelijken jongen gebonden, ingedrongen; de roede der tucht zal ze, wanneer deze vlijtig wordt aangewend, verre van hem wegdoen.

a) Proverbs 13:24; Proverbs 19:18; Proverbs 23:14; Proverbs 29:15, Proverbs 29:17.

Maar de ijdele wereld meent altijd weer, dat de eigene kinderen enigermate ene uitzondering maken.

Valse gevoelens en dwaze genegenheden kleven soms zo vast in het verstand en den wil van een kind, en zijn daarin zo gevlochten, dat zulk ene hardnekkige dwaasheid niet kan verdreven worden door vermaningen, bestraffingen of verstandige redenen, maar alleen door ene voorzichtige tijdige kastijding.

Vers 15

15. a) De dwaasheid, de tegenzin om de wegen der waarheid en gerechtigheid te gaan, is in het hart des jongen knaaps, ja van een iegelijken jongen gebonden, ingedrongen; de roede der tucht zal ze, wanneer deze vlijtig wordt aangewend, verre van hem wegdoen.

a) Proverbs 13:24; Proverbs 19:18; Proverbs 23:14; Proverbs 29:15, Proverbs 29:17.

Maar de ijdele wereld meent altijd weer, dat de eigene kinderen enigermate ene uitzondering maken.

Valse gevoelens en dwaze genegenheden kleven soms zo vast in het verstand en den wil van een kind, en zijn daarin zo gevlochten, dat zulk ene hardnekkige dwaasheid niet kan verdreven worden door vermaningen, bestraffingen of verstandige redenen, maar alleen door ene voorzichtige tijdige kastijding.

Vers 16

16. a) Die den arme verdrukt, om het zijne te vermeerderen, en den rijke geeft, om hem voor zich te winnen, opdat hij oogluikend toelate, dat men zich aan de armen bezondigt, komt zeker tot gebrek; dit zal ene rechtvaardige vergelding zijn.

a) Proverbs 14:31; Proverbs 17:5.

Bij sommige mensen is zulk ene vermenging van kwade hoedanigheden, dat zij de armen hun goed zullen ontnemen om zich te verrijken, zelfs door bedrog en geweld; en aan de andere zijde van het hun geven aan de rijken, om hun onderdrukking ongestraft te kunnen voortzetten; maar alles is te vergeefs, want zulk een gedrag zal hem zeker tot den bedelstaf brengen.. 17.

Nu laat de wijze koning aan het slot van dit Boek nog Spreuken volgen van andere wijzen. Deze spreuken zijn reeds terstond door den vorm van die van het vorige deel onderscheiden. Terwijl deze enkel uit tweedelige, van elkaar afhankelijke, telkens ene volkomen afgestotene gedachte in zich bevattende verzen bestaat, elk vers ene tegenoverstelling uitdrukkende, bestaande uit langere zinspreuken, elk van twee tot acht verzen, meestal ene uitbreidende vergelijking voorstellende. Terwijl verder de Spreuken van Salomo, tot hiertoe zich door ene treffende, puntige kortheid, ene innerlijke volkomenheid en beknopte volledigheid onderscheiden; is in deze een meer uitgebreide vermanende of bestraffende toon heersende, die meer beschrijft en onderwijst, dan wel uit de ervaring put. Hierdoor komen deze meer overeen met de meer uitgebreide vermanende redenen en de zedelijke taferelen van de eerste 9 hoofdstukken. Wij hebben daarbij zeker te denken aan de beroemde wijzen, wier namen ons geboekt zijn in de gewijde Schriften zelf, zo als Heman, Ethan, Chalkol en anderen. (1 Kings 4:31).

I. Proverbs 22:17-Proverbs 24:22. Even als het eerste hoofddeel (Proverbs 1:1-9). beginnen den Spreuken met ene dringende uitnodiging, om die woorden der wijsheid aan te horen en te behartigen (Proverbs 22:17-Proverbs 22:21), dan wordt de gerechtigheid als de voornaamste vrucht der wijsheid aangeprezen (Proverbs 22:22-Proverbs 22:29); daarna de gematigdheid in alle begeerten, bijzonder in tegenwoordigheid van gevaarlijke getuigen aangeraden (Proverbs 23:1-Proverbs 23:11), verder wordt weer de vreze des Heeren in het streven naar de goddelijke wijsheid, in tegenoverstelling van de wereldse wijsheid, die de begeerlijkheid des vleses en de wellust der ogen niet vreest, in een schilderachtig beeld voor ogen gesteld (Proverbs 23:12-Proverbs 23:34); eindelijk wordt gewaarschuwd voor de menigvuldige gebreken en zonden, die al zeer licht een liefhebber van de wijsheid zouden kunnen bederven, namelijk tegen jaloersheid op de dwazen, voor blijdschap over het leed van anderen; voor oproer, enz. (Proverbs 24:1-Proverbs 24:22).

Vers 16

16. a) Die den arme verdrukt, om het zijne te vermeerderen, en den rijke geeft, om hem voor zich te winnen, opdat hij oogluikend toelate, dat men zich aan de armen bezondigt, komt zeker tot gebrek; dit zal ene rechtvaardige vergelding zijn.

a) Proverbs 14:31; Proverbs 17:5.

Bij sommige mensen is zulk ene vermenging van kwade hoedanigheden, dat zij de armen hun goed zullen ontnemen om zich te verrijken, zelfs door bedrog en geweld; en aan de andere zijde van het hun geven aan de rijken, om hun onderdrukking ongestraft te kunnen voortzetten; maar alles is te vergeefs, want zulk een gedrag zal hem zeker tot den bedelstaf brengen.. 17.

Nu laat de wijze koning aan het slot van dit Boek nog Spreuken volgen van andere wijzen. Deze spreuken zijn reeds terstond door den vorm van die van het vorige deel onderscheiden. Terwijl deze enkel uit tweedelige, van elkaar afhankelijke, telkens ene volkomen afgestotene gedachte in zich bevattende verzen bestaat, elk vers ene tegenoverstelling uitdrukkende, bestaande uit langere zinspreuken, elk van twee tot acht verzen, meestal ene uitbreidende vergelijking voorstellende. Terwijl verder de Spreuken van Salomo, tot hiertoe zich door ene treffende, puntige kortheid, ene innerlijke volkomenheid en beknopte volledigheid onderscheiden; is in deze een meer uitgebreide vermanende of bestraffende toon heersende, die meer beschrijft en onderwijst, dan wel uit de ervaring put. Hierdoor komen deze meer overeen met de meer uitgebreide vermanende redenen en de zedelijke taferelen van de eerste 9 hoofdstukken. Wij hebben daarbij zeker te denken aan de beroemde wijzen, wier namen ons geboekt zijn in de gewijde Schriften zelf, zo als Heman, Ethan, Chalkol en anderen. (1 Kings 4:31).

I. Proverbs 22:17-Proverbs 24:22. Even als het eerste hoofddeel (Proverbs 1:1-9). beginnen den Spreuken met ene dringende uitnodiging, om die woorden der wijsheid aan te horen en te behartigen (Proverbs 22:17-Proverbs 22:21), dan wordt de gerechtigheid als de voornaamste vrucht der wijsheid aangeprezen (Proverbs 22:22-Proverbs 22:29); daarna de gematigdheid in alle begeerten, bijzonder in tegenwoordigheid van gevaarlijke getuigen aangeraden (Proverbs 23:1-Proverbs 23:11), verder wordt weer de vreze des Heeren in het streven naar de goddelijke wijsheid, in tegenoverstelling van de wereldse wijsheid, die de begeerlijkheid des vleses en de wellust der ogen niet vreest, in een schilderachtig beeld voor ogen gesteld (Proverbs 23:12-Proverbs 23:34); eindelijk wordt gewaarschuwd voor de menigvuldige gebreken en zonden, die al zeer licht een liefhebber van de wijsheid zouden kunnen bederven, namelijk tegen jaloersheid op de dwazen, voor blijdschap over het leed van anderen; voor oproer, enz. (Proverbs 24:1-Proverbs 24:22).

Vers 17

17. Neig uw oor tot mij, en hoor de woorden der wijzen, 1) die ik u nu wil mededelen, en stel uw hart tot mijne wetenschap, die op goddelijke wijsheid rust:

1) Het is duidelijk dat Salomo hier wijst op uitspraken van andere wijzen, die in of v r zijn tijd leefden, en wier Spreuken evenzeer door Gods Geest waren ingegeven, om het volk wijsheid te leren en wetenschap te doen verstaan. Waar hij er bijvoegt, en stel uw hart tot mijne wetenschap, daar vereenzelvigt hij zich met hen, zodat het volk hun Spreuken als de zijne heeft aan te nemen, alsof God ze door zijn mond had gesproken.

Vers 17

17. Neig uw oor tot mij, en hoor de woorden der wijzen, 1) die ik u nu wil mededelen, en stel uw hart tot mijne wetenschap, die op goddelijke wijsheid rust:

1) Het is duidelijk dat Salomo hier wijst op uitspraken van andere wijzen, die in of v r zijn tijd leefden, en wier Spreuken evenzeer door Gods Geest waren ingegeven, om het volk wijsheid te leren en wetenschap te doen verstaan. Waar hij er bijvoegt, en stel uw hart tot mijne wetenschap, daar vereenzelvigt hij zich met hen, zodat het volk hun Spreuken als de zijne heeft aan te nemen, alsof God ze door zijn mond had gesproken.

Vers 18

18. Want het is lieflijk, als gij die spreuken der andere wijzen in uw binnenste, in de schatkameren uws harten, bewaart, en gebruikt waar gij die nodig hebt; zij zullen zamen u enen rijken voorraad verschaffen, en op uwe lippen zullen zij tot ene bron van wijze leringen worden, voor die u horen, en waar zij gepast kunnen aangewend worden.

Vers 18

18. Want het is lieflijk, als gij die spreuken der andere wijzen in uw binnenste, in de schatkameren uws harten, bewaart, en gebruikt waar gij die nodig hebt; zij zullen zamen u enen rijken voorraad verschaffen, en op uwe lippen zullen zij tot ene bron van wijze leringen worden, voor die u horen, en waar zij gepast kunnen aangewend worden.

Vers 19

19. Opdat uw vertrouwen alleen op den HEERE, den drieëenigen God, gevestigd zij, maak ik u die spreuken heden bekend; want dat moet het doel zijn van al uwe wijsheid, en gij ook, 1) die ze hoort, die ze leest, neem ze aan, en maak ze bekend, waar zij tot nut van u zelven en anderen kunnen aangewend worden.

1) In het Hebreeën Hodathika hajoom af-atthah. Beter: Heb ik heden u, ja u bekend gemaakt. De lezer moet het wel weten, dat hem van nu af aan, van af heden, dit alles is bekend gemaakt, opdat zijn vertrouwen op den Heere God zou wezen.

Vers 19

19. Opdat uw vertrouwen alleen op den HEERE, den drieëenigen God, gevestigd zij, maak ik u die spreuken heden bekend; want dat moet het doel zijn van al uwe wijsheid, en gij ook, 1) die ze hoort, die ze leest, neem ze aan, en maak ze bekend, waar zij tot nut van u zelven en anderen kunnen aangewend worden.

1) In het Hebreeën Hodathika hajoom af-atthah. Beter: Heb ik heden u, ja u bekend gemaakt. De lezer moet het wel weten, dat hem van nu af aan, van af heden, dit alles is bekend gemaakt, opdat zijn vertrouwen op den Heere God zou wezen.

Vers 20

20. Heb ik u niet heerlijke, 1) kernachtige dingen geschreven, heb ik u niet geschreven dat gij uw vertrouwen alleen op den Heere zoudt stellen, en heb voor u vele Spreuken doen horen, dien van Hem spreken, en die allerlei raad en wetenschap bevatten, even als de nu volgende Spreuken, waarin ik u de wijsheid, die uit God is, aanprijs, om uw hart daarvoor te winnen.

1) De heilige zaken, door Gods woord voorgeschreven, zijn niet aan te merken, als gestrenge bevelen van een harden meester aan zijn vernederenden slaaf, enkel om zijns Heeren voordeel er door te bevorderen, neen zij zijn aangename lessen en vermaningen en onderrichtingen, geschikt voor vrije weldenkende leerlingen, en enkel bedoelende hun eigen best en ere en voordeel en bestendig geluk; wij moeten ze dan wel bewaren, want zij zijn voor ons daarom geschreven..

Vers 20

20. Heb ik u niet heerlijke, 1) kernachtige dingen geschreven, heb ik u niet geschreven dat gij uw vertrouwen alleen op den Heere zoudt stellen, en heb voor u vele Spreuken doen horen, dien van Hem spreken, en die allerlei raad en wetenschap bevatten, even als de nu volgende Spreuken, waarin ik u de wijsheid, die uit God is, aanprijs, om uw hart daarvoor te winnen.

1) De heilige zaken, door Gods woord voorgeschreven, zijn niet aan te merken, als gestrenge bevelen van een harden meester aan zijn vernederenden slaaf, enkel om zijns Heeren voordeel er door te bevorderen, neen zij zijn aangename lessen en vermaningen en onderrichtingen, geschikt voor vrije weldenkende leerlingen, en enkel bedoelende hun eigen best en ere en voordeel en bestendig geluk; wij moeten ze dan wel bewaren, want zij zijn voor ons daarom geschreven..

Vers 21

21. En om u bekend te maken met de zekerheid van de redenen der waarheid, om u gene valse, ijdele of onzekere dingen te leren, zo als de leraars der heidenen doen; maar waarachtige en onfeilbare godspraken; opdat gij, door mij onderwezen zijnde, met die redenen der waarheidkort en krachtig antwoorden moogt, dengenen, die tot u zenden, om u te raadplegen in gewichtige en moeilijke gevallen, en zo gij mocht uitgezonden worden, waardig uwe taak zoudt vervullen.

Vers 21

21. En om u bekend te maken met de zekerheid van de redenen der waarheid, om u gene valse, ijdele of onzekere dingen te leren, zo als de leraars der heidenen doen; maar waarachtige en onfeilbare godspraken; opdat gij, door mij onderwezen zijnde, met die redenen der waarheidkort en krachtig antwoorden moogt, dengenen, die tot u zenden, om u te raadplegen in gewichtige en moeilijke gevallen, en zo gij mocht uitgezonden worden, waardig uwe taak zoudt vervullen.

Vers 22

22. a) Beroof den arme niet, omdat hij arm is, en daarom gene middelen heeft om u tegen te staan, waardoor uwe geweldenarij u gemakkelijk kan gelukken; en b) verbrijzel den ellendige niet in de poort, daar men het recht spreekt (Proverbs 14:31. Deuteronomy 16:18. Job 5:4), vooral, wanneer gij zelf rechter en bestuurder zijt.

a) Zechariah 7:10. b) Exodus 23:6. Job 31:13. Psalms 82:3,Psalms 82:4.

Vers 22

22. a) Beroof den arme niet, omdat hij arm is, en daarom gene middelen heeft om u tegen te staan, waardoor uwe geweldenarij u gemakkelijk kan gelukken; en b) verbrijzel den ellendige niet in de poort, daar men het recht spreekt (Proverbs 14:31. Deuteronomy 16:18. Job 5:4), vooral, wanneer gij zelf rechter en bestuurder zijt.

a) Zechariah 7:10. b) Exodus 23:6. Job 31:13. Psalms 82:3,Psalms 82:4.

Vers 23

23. a) Want, al staat hen ook geen mens bij, de HEERE zal hun twistzaak twisten, en Hij zal dengenen, die hen beroven, de ziel roven, 1) het leven ontnemen (Proverbs 23:11)

a) Exodus 22:22,Exodus 22:23. Psalms 10:18.

1) Hiermede wordt het uitgesproken dat de Heere een wreker en vergelder van de verdrukkers der armen is. Wie meent dat hij ongestraft, zich tegen den arme kan keren, omdat deze niet tegen hem zich kan verweren, hij zal ervaren, dat er een God in den Hemel is, die op het geschrei der ellendigen acht geeft. 24. Vergezelschap u niet met enen grammoedige, met een toornig man, en ga niet vertrouwelijk om met een zeer grimmig man; want zij doen niet wat recht is voor God. (Proverbs 15:18. James 1:20).

Vers 23

23. a) Want, al staat hen ook geen mens bij, de HEERE zal hun twistzaak twisten, en Hij zal dengenen, die hen beroven, de ziel roven, 1) het leven ontnemen (Proverbs 23:11)

a) Exodus 22:22,Exodus 22:23. Psalms 10:18.

1) Hiermede wordt het uitgesproken dat de Heere een wreker en vergelder van de verdrukkers der armen is. Wie meent dat hij ongestraft, zich tegen den arme kan keren, omdat deze niet tegen hem zich kan verweren, hij zal ervaren, dat er een God in den Hemel is, die op het geschrei der ellendigen acht geeft. 24. Vergezelschap u niet met enen grammoedige, met een toornig man, en ga niet vertrouwelijk om met een zeer grimmig man; want zij doen niet wat recht is voor God. (Proverbs 15:18. James 1:20).

Vers 25

25. Opdat gij door dien omgang zijne paden niet leert, zijne fouten niet verneemt, en daardoor enen strik over uwe ziel haalt, waaruit gij niet los zoudt kunnen komen.

Vers 25

25. Opdat gij door dien omgang zijne paden niet leert, zijne fouten niet verneemt, en daardoor enen strik over uwe ziel haalt, waaruit gij niet los zoudt kunnen komen.

Vers 26

26. a) Wees niet onder degenen, doe niet als dezulken, die lichtzinnig voor iemand, die zij niet goed kennen als trouw en eerlijk, ten teken, dat zij voor hem instaan, in de hand klappen, of onder degenen, die voor de schulden van vreemden borg zijn.

a) Proverbs 6:1; Proverbs 11:15; Proverbs 17:18; Proverbs 20:16.

Vers 26

26. a) Wees niet onder degenen, doe niet als dezulken, die lichtzinnig voor iemand, die zij niet goed kennen als trouw en eerlijk, ten teken, dat zij voor hem instaan, in de hand klappen, of onder degenen, die voor de schulden van vreemden borg zijn.

a) Proverbs 6:1; Proverbs 11:15; Proverbs 17:18; Proverbs 20:16.

Vers 27

27. Want zo gij niet hadt, om op den bepaalden tijd te betalen, waarom zoudt gij zelf de oorzaak zijn, dat gij tot straf van uwe pocherij en lichtzinnigheid u zelven armoede op den hals haaldet? Waarom zou men niet onbarmhartig, zelfs tegen de wet, uw bed van onder u wegnemen?Waartoe wilt gij voor u zelven zulk ene tuchtiging en schande bereiden?

a) Proverbs 20:16.

Vers 27

27. Want zo gij niet hadt, om op den bepaalden tijd te betalen, waarom zoudt gij zelf de oorzaak zijn, dat gij tot straf van uwe pocherij en lichtzinnigheid u zelven armoede op den hals haaldet? Waarom zou men niet onbarmhartig, zelfs tegen de wet, uw bed van onder u wegnemen?Waartoe wilt gij voor u zelven zulk ene tuchtiging en schande bereiden?

a) Proverbs 20:16.

Vers 28

28. a) Zet de oude palen van uw land niet terug, tot schade van uwen nabuur, en vergenoeg u met uwe bezitting; eerbiedig de verbintenissen, die uwe vaderen gemaakt hebben, door het houden van welke zij zegen voor zich en voor u ontvingen; eer hen door de onderhouding van hetgeen zij aan u overgeleverd hebben, zowel in zeden als in bezittingen; en vlied de zucht naar het nieuwe, die uit ijdelheid en hebzucht voortkomt (Job 24:2. Hosea 5:10).

a) Deuteronomy 19:14; Deuteronomy 27:17. Proverbs 23:10,

Bij het Israëlietische volk had het verbod nog deze bijzondere betekenis, dat door de verandering der oude grenzen de door God verordende, door het lot bepaalde verdeling van het heilige land tussen de families verstoord werd, hetgeen uitdrukkelijk door den Heere was verboden. (Deuteronomy 19:14 Aanm).

De Spreukenuk vindt zijne toepassing meer in het bijzonder op geestelijk gebied, waarbij men de oude, door de vaderen na een heftigen geestelijken strijd bepaalde grenzen tegen on- en bijgeloof niet moet verplaatsen door eigenwijsheid of hedendaagse zogenaamde verdraagzaamheid; onze tijd let niet zo nauw op de grenzen en rechten, en daardoor wordt de zo berispelijke onverschilligheid al groter en groter..

Het voorschrift, dat de palen niet verzet mogen worden, kan ook op zinnebeeldige wijze tot het verbod worden uitgebreid, dat in het algemeen de wetten, die door hare oudheid eerwaardig zijn geworden niet moeten veranderd worden, behalve in geval van nood, wanneer het dringend vereist wordt. 29. Hebt gij enen man gezien, die vaardig in zijn werk is?Door zijne uitstekende bekwaamheden en zijne beproefde trouw zal hij weldra algemeen bekend worden, ja hij zal voor het aangezicht der koningen gesteld worden, die hem gaarne in hun nabijheid zullen zien, om in hem enen vertrouwden raadgever en dienaar te bezitten; hij verdient in enen ruimen werkkring geplaatst te worden; daarom, voor het aangezicht der ongeachte lieden, den ruwen en onverstandigen hoop, die zijne bekwaamheid niet weet op prijs te stellen, zal hij niet gesteld worden, om hen te dienen en te gehoorzamen. De almachtige God weet trouwe vlijt reeds op aarde door de mensen te doen erkennen en belonen (1 Kings 10:8).

Wie ijverig en volhardend is op den weg der heiligmaking en in de vreze des Heeren, die zal eens met blijdschap voor Gods aangezicht staan, en uit genade beloond worden. (Luke 19:17. 1 Samuel 16:20).

Aan bijzondere bekwaamheid en geschiktheid zal God enen werkkring verschaffen, daarmee overeenkomstig..

Zulk een die vol vlijt en ernst in zijn werk voortgaat, en levendig en werkzaam is in alles, wordt hier, hij mag gering en arm wezen zo hij wil, als een gelukkig mens geprezen, die veel kan afdoen in weinig tijds, die bekwaam is om anderen door zijn voorbeeld tot gelijke naarstigheid te trekken, en die nooit het brood der luiheid eet, en zijn bescheiden deel nooit zal missen..

Vers 28

28. a) Zet de oude palen van uw land niet terug, tot schade van uwen nabuur, en vergenoeg u met uwe bezitting; eerbiedig de verbintenissen, die uwe vaderen gemaakt hebben, door het houden van welke zij zegen voor zich en voor u ontvingen; eer hen door de onderhouding van hetgeen zij aan u overgeleverd hebben, zowel in zeden als in bezittingen; en vlied de zucht naar het nieuwe, die uit ijdelheid en hebzucht voortkomt (Job 24:2. Hosea 5:10).

a) Deuteronomy 19:14; Deuteronomy 27:17. Proverbs 23:10,

Bij het Israëlietische volk had het verbod nog deze bijzondere betekenis, dat door de verandering der oude grenzen de door God verordende, door het lot bepaalde verdeling van het heilige land tussen de families verstoord werd, hetgeen uitdrukkelijk door den Heere was verboden. (Deuteronomy 19:14 Aanm).

De Spreukenuk vindt zijne toepassing meer in het bijzonder op geestelijk gebied, waarbij men de oude, door de vaderen na een heftigen geestelijken strijd bepaalde grenzen tegen on- en bijgeloof niet moet verplaatsen door eigenwijsheid of hedendaagse zogenaamde verdraagzaamheid; onze tijd let niet zo nauw op de grenzen en rechten, en daardoor wordt de zo berispelijke onverschilligheid al groter en groter..

Het voorschrift, dat de palen niet verzet mogen worden, kan ook op zinnebeeldige wijze tot het verbod worden uitgebreid, dat in het algemeen de wetten, die door hare oudheid eerwaardig zijn geworden niet moeten veranderd worden, behalve in geval van nood, wanneer het dringend vereist wordt. 29. Hebt gij enen man gezien, die vaardig in zijn werk is?Door zijne uitstekende bekwaamheden en zijne beproefde trouw zal hij weldra algemeen bekend worden, ja hij zal voor het aangezicht der koningen gesteld worden, die hem gaarne in hun nabijheid zullen zien, om in hem enen vertrouwden raadgever en dienaar te bezitten; hij verdient in enen ruimen werkkring geplaatst te worden; daarom, voor het aangezicht der ongeachte lieden, den ruwen en onverstandigen hoop, die zijne bekwaamheid niet weet op prijs te stellen, zal hij niet gesteld worden, om hen te dienen en te gehoorzamen. De almachtige God weet trouwe vlijt reeds op aarde door de mensen te doen erkennen en belonen (1 Kings 10:8).

Wie ijverig en volhardend is op den weg der heiligmaking en in de vreze des Heeren, die zal eens met blijdschap voor Gods aangezicht staan, en uit genade beloond worden. (Luke 19:17. 1 Samuel 16:20).

Aan bijzondere bekwaamheid en geschiktheid zal God enen werkkring verschaffen, daarmee overeenkomstig..

Zulk een die vol vlijt en ernst in zijn werk voortgaat, en levendig en werkzaam is in alles, wordt hier, hij mag gering en arm wezen zo hij wil, als een gelukkig mens geprezen, die veel kan afdoen in weinig tijds, die bekwaam is om anderen door zijn voorbeeld tot gelijke naarstigheid te trekken, en die nooit het brood der luiheid eet, en zijn bescheiden deel nooit zal missen..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 22". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-22.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile