Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Spreuken 17

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 17

Proverbs 17:1.

VOORSCHRIFTEN TER REGELING VAN HET GEDRAG IN VERSCHEIDENE OMSTANDIGHEDEN, VOORAL BIJ TWIST EN KRAKEEL.

VIII. Zo als reeds terstond in het eerste vers de tevredenheid als bron en grondslag van een vreedzaam gemoed en enen verdraagzamen wandel wordt aanbevolen, zo komt ook in verscheidene andere verzen deze aanbeveling terug. Ook de eis, om niet enkel met den mond, door tevredenheid, maar ook met de tong, door waarheid, zachtmoedigheid en stilzwijgendheid te vasten, wordt dikwijls herhaald, zodat men de aanbeveling tot tevredenheid en vredelievendheid als de grondgedachte kan beschouwen, die alles beheerst. Ofschoon anders tussen de verzen op zich zelven weinig zamenhang bestaat, kan men ze toch omtrent in de volgende groepen onderscheiden: vermaningen tot tevredenheid en wijze gematigdheid in het bezit van aards goed en in het gebruiken van de tong (Proverbs 17:1-Proverbs 17:9), vermaningen tot vredesgezindheid, waarschuwingen tegen strijdzucht en liefdeloos handelen (Proverbs 17:10-Proverbs 17:20), spreuken van onderscheidenen inhoud, bijzonder tegen onverstandigheid en praatzucht gericht (Proverbs 17:21-Proverbs 17:28).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 17

Proverbs 17:1.

VOORSCHRIFTEN TER REGELING VAN HET GEDRAG IN VERSCHEIDENE OMSTANDIGHEDEN, VOORAL BIJ TWIST EN KRAKEEL.

VIII. Zo als reeds terstond in het eerste vers de tevredenheid als bron en grondslag van een vreedzaam gemoed en enen verdraagzamen wandel wordt aanbevolen, zo komt ook in verscheidene andere verzen deze aanbeveling terug. Ook de eis, om niet enkel met den mond, door tevredenheid, maar ook met de tong, door waarheid, zachtmoedigheid en stilzwijgendheid te vasten, wordt dikwijls herhaald, zodat men de aanbeveling tot tevredenheid en vredelievendheid als de grondgedachte kan beschouwen, die alles beheerst. Ofschoon anders tussen de verzen op zich zelven weinig zamenhang bestaat, kan men ze toch omtrent in de volgende groepen onderscheiden: vermaningen tot tevredenheid en wijze gematigdheid in het bezit van aards goed en in het gebruiken van de tong (Proverbs 17:1-Proverbs 17:9), vermaningen tot vredesgezindheid, waarschuwingen tegen strijdzucht en liefdeloos handelen (Proverbs 17:10-Proverbs 17:20), spreuken van onderscheidenen inhoud, bijzonder tegen onverstandigheid en praatzucht gericht (Proverbs 17:21-Proverbs 17:28).

Vers 1

1. Ene a) droge bete broods, zonder verkwikkend water, of versterkenden wijn, of andere aangename toespijs, en rust en tevredenheid daarbij, is beter, dan een huis vol van geslachte beesten, zodat er overvloed van spijze is, wanneer men die gebruikt met twist, onrust en ontevredenheid in het hart en tussen de huisgenoten.

a) Proverbs 15:17; Proverbs 16:8.

Vers 1

1. Ene a) droge bete broods, zonder verkwikkend water, of versterkenden wijn, of andere aangename toespijs, en rust en tevredenheid daarbij, is beter, dan een huis vol van geslachte beesten, zodat er overvloed van spijze is, wanneer men die gebruikt met twist, onrust en ontevredenheid in het hart en tussen de huisgenoten.

a) Proverbs 15:17; Proverbs 16:8.

Vers 2

2. Een onaanzienlijk, maar verstandig knecht, die de Goddelijke wijsheid in het hart draagt, zal zich verheffen door zijn verstand, en ten laatste door aanzien, ja door rijkdom zelfs, heersen over enen zoon, die door zijn verstand zich zelven en zijnen vader beschaamd maakt, die zijn vermogen verkwist, ofschoon hij door geboorte en andere voorrechten boven genen stond; en in het midden der broederen zal hij, als even veel recht hebbende onder hen, mede van de erfenis delen (Genesis 15:3).

Dit is reeds in betrekking tot het wereldse waar, dat oordeel en verstand over de door geboorte geschonkene voorrechten heersen; in het rijk Gods is dit nog beter op te merken. Nederige geboorte en lage stand schaden u niet, wanneer gij slechts wijsheid wilt leren, want die maakt aanzienlijk, machtig en rijk. -Wien houdt gij dus voor vrijer? Alleen de wijsheid is vrij, want zij verheft de armen boven de rijken, zij maakt de heren zelfs tot schuldenaars van hun slaven, tot schuldenaars niet door het geld, maar door doorzicht, door het "pond, het talent" uit dien goddelijken, eeuwigen schat, die nooit bederft. De wijze is altijd vrij, schrijft altijd de wetten voor en komt tot ere. (vergel. de geschiedenis van Jozef in Egypte. Genesis 41:1).

Vers 2

2. Een onaanzienlijk, maar verstandig knecht, die de Goddelijke wijsheid in het hart draagt, zal zich verheffen door zijn verstand, en ten laatste door aanzien, ja door rijkdom zelfs, heersen over enen zoon, die door zijn verstand zich zelven en zijnen vader beschaamd maakt, die zijn vermogen verkwist, ofschoon hij door geboorte en andere voorrechten boven genen stond; en in het midden der broederen zal hij, als even veel recht hebbende onder hen, mede van de erfenis delen (Genesis 15:3).

Dit is reeds in betrekking tot het wereldse waar, dat oordeel en verstand over de door geboorte geschonkene voorrechten heersen; in het rijk Gods is dit nog beter op te merken. Nederige geboorte en lage stand schaden u niet, wanneer gij slechts wijsheid wilt leren, want die maakt aanzienlijk, machtig en rijk. -Wien houdt gij dus voor vrijer? Alleen de wijsheid is vrij, want zij verheft de armen boven de rijken, zij maakt de heren zelfs tot schuldenaars van hun slaven, tot schuldenaars niet door het geld, maar door doorzicht, door het "pond, het talent" uit dien goddelijken, eeuwigen schat, die nooit bederft. De wijze is altijd vrij, schrijft altijd de wetten voor en komt tot ere. (vergel. de geschiedenis van Jozef in Egypte. Genesis 41:1).

Vers 3

3. a) De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; beiden worden alzo van vreemde bestanddelen en van schuim gereinigd; b) maar de HEERE proeft de harten, door al, wat Hem mishaagt, door rampen en tegenspoeden daaruit weg te nemen, en de kracht tot het goede te versterken.

a) Proverbs 27:21. b) Jeremiah 17:10.

De menselijke kunst heeft geleerd om zilver en goud in hun oorspronkelijke bestanddelen op te lossen, om hun inwendige zamenstelling te kennen en het echte van het onechte te onderscheiden; maar de Heere alleen kent de verborgenste gedachten, en kan het goede van het kwade, den bedriegelijken schijn van de waarheid onderscheiden. Gene menselijke kunst vermag dit; gene zielkunde kan die onderscheiding leren kennen, de Heere alleen is de hartenkenner. (Proverbs 15:11; Proverbs 16:2; Proverbs 21:2; Proverbs 24:12..

Hoe kunstig de mensen zich weten te vermommen, hoe voortreflijk zij zich met de kleuren der deugd weten te verwennen, om anderen daardoor te bedriegen, -hoe weinig daarom een mens de diepten huns harten kan doorgronden, de hoge God ziet tot op den bodem van het hart. Hij weet het valse en bedrieglijke van het ware en oprechte in het hart te onderscheiden. Hij onderzoekt de mate der reinheid; Hij ruimt het schuim en de onreinheid, tot heil des mensen, geheel weg; Hij verhoogt door het vuur der ellende en der aanvechting den glans der deugd.

Het is God alleen die de harten proeft. De mensen mogen goud en zilver in den smeltkroes aan den toets van zuiver- of onzuiverheid onderwerpen, maar over huns naasten harten kunnen zij in dit opzicht niet oordelen, ook is hun dat verboden en zij moeten dit overlaten aan Hem, die alle de harten, zelfs die der koningen in Zijn hand houdt en ze kan buigen werwaarts Hij wil, en beproeven naar Zijn welgevallen..

Vers 3

3. a) De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; beiden worden alzo van vreemde bestanddelen en van schuim gereinigd; b) maar de HEERE proeft de harten, door al, wat Hem mishaagt, door rampen en tegenspoeden daaruit weg te nemen, en de kracht tot het goede te versterken.

a) Proverbs 27:21. b) Jeremiah 17:10.

De menselijke kunst heeft geleerd om zilver en goud in hun oorspronkelijke bestanddelen op te lossen, om hun inwendige zamenstelling te kennen en het echte van het onechte te onderscheiden; maar de Heere alleen kent de verborgenste gedachten, en kan het goede van het kwade, den bedriegelijken schijn van de waarheid onderscheiden. Gene menselijke kunst vermag dit; gene zielkunde kan die onderscheiding leren kennen, de Heere alleen is de hartenkenner. (Proverbs 15:11; Proverbs 16:2; Proverbs 21:2; Proverbs 24:12..

Hoe kunstig de mensen zich weten te vermommen, hoe voortreflijk zij zich met de kleuren der deugd weten te verwennen, om anderen daardoor te bedriegen, -hoe weinig daarom een mens de diepten huns harten kan doorgronden, de hoge God ziet tot op den bodem van het hart. Hij weet het valse en bedrieglijke van het ware en oprechte in het hart te onderscheiden. Hij onderzoekt de mate der reinheid; Hij ruimt het schuim en de onreinheid, tot heil des mensen, geheel weg; Hij verhoogt door het vuur der ellende en der aanvechting den glans der deugd.

Het is God alleen die de harten proeft. De mensen mogen goud en zilver in den smeltkroes aan den toets van zuiver- of onzuiverheid onderwerpen, maar over huns naasten harten kunnen zij in dit opzicht niet oordelen, ook is hun dat verboden en zij moeten dit overlaten aan Hem, die alle de harten, zelfs die der koningen in Zijn hand houdt en ze kan buigen werwaarts Hij wil, en beproeven naar Zijn welgevallen..

Vers 4

4. De boosdoener, die een inwendig bedorven hart heeft, merkt, let gaarne op de ongerechtige woorden, die de goddeloze lippenspreken, en volgt de leugenachtige en valse woorden der verleiding; en een leugenaar, die een vals en huichelachtig hart heeft, neigt gaarne het oor tot de verkeerde tong, die hem leert zijne eigene boze gedachten met woorden uit te drukken, en deze weer tot kwade aanslagen te doen overgaan.

Zo als de echo tot degene, die roept, terstond terugklinkt, zo keert de schande tot enen ongerechtigen, schandelijken mens terug.

Vers 4

4. De boosdoener, die een inwendig bedorven hart heeft, merkt, let gaarne op de ongerechtige woorden, die de goddeloze lippenspreken, en volgt de leugenachtige en valse woorden der verleiding; en een leugenaar, die een vals en huichelachtig hart heeft, neigt gaarne het oor tot de verkeerde tong, die hem leert zijne eigene boze gedachten met woorden uit te drukken, en deze weer tot kwade aanslagen te doen overgaan.

Zo als de echo tot degene, die roept, terstond terugklinkt, zo keert de schande tot enen ongerechtigen, schandelijken mens terug.

Vers 5

5. a) Die den arme bespot, smaadt deszelfs Maker, 1) die beide, rijken en armen, geschapen heeft, en het zo heeft ingericht, dat zij elkaar zouden dienen; die zich verblijdt in het verderf van een mens, waarmee hem God om zijner zonden wil straft, zal ook niet onschuldig zijn, want door zijne blijdschap over het ongeluk van anderen, haalt hij zich Gods toorn op den hals (Job 31:29).

a) Proverbs 14:31.

1) Duidelijk wordt het hier uitgesproken, dat God de Schepper is van den arme, niet alleen van den arme als mens, maar ook van den arme als arme. Arme komt hier voor dan als tegenstelling van den rijke (Proverbs 14:31a). Dit heft niet op de schuld van hem, die door eigen toedoen arm werd, want dezulken heeft de dichter hier niet in de eerste plaats op het oog. Hij doelt hier op hen, die in armoede geboren worden, arm ter wereld komen. Het bespotten van den arme stelt hij op n lijn, met het zich verblijden in het verderf van een ander. Een verblijden, dat zijn grond niet heeft in de rechtvaardigheid der straf van den goddeloze, maar in de boosheid des harten, die zich verheugt over eens anders ongeluk.

Vers 5

5. a) Die den arme bespot, smaadt deszelfs Maker, 1) die beide, rijken en armen, geschapen heeft, en het zo heeft ingericht, dat zij elkaar zouden dienen; die zich verblijdt in het verderf van een mens, waarmee hem God om zijner zonden wil straft, zal ook niet onschuldig zijn, want door zijne blijdschap over het ongeluk van anderen, haalt hij zich Gods toorn op den hals (Job 31:29).

a) Proverbs 14:31.

1) Duidelijk wordt het hier uitgesproken, dat God de Schepper is van den arme, niet alleen van den arme als mens, maar ook van den arme als arme. Arme komt hier voor dan als tegenstelling van den rijke (Proverbs 14:31a). Dit heft niet op de schuld van hem, die door eigen toedoen arm werd, want dezulken heeft de dichter hier niet in de eerste plaats op het oog. Hij doelt hier op hen, die in armoede geboren worden, arm ter wereld komen. Het bespotten van den arme stelt hij op n lijn, met het zich verblijden in het verderf van een ander. Een verblijden, dat zijn grond niet heeft in de rechtvaardigheid der straf van den goddeloze, maar in de boosheid des harten, die zich verheugt over eens anders ongeluk.

Vers 6

6. De kroon der ouden, die hen doet eren door anderen, zijn de kindskinderen, die doen hopen op ene verzekerde en eervolle toekomst van hun geslacht, en ene rij van nakomelingen, kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen; en der kinderen sieraad zijn hun vaderen, zo zij in een ver verwijderd verleden op ene reeks van voorvaderen kunnen wijzen.

Dit is ene waarheid voor alle tijden, in zoverre kleinzonen den grijsaard eerwaardig maken, en zijn persoon doen eerbiedigen. Het meeste gewicht heeft zij echter in het oosten, waar ene grote familie het sieraad der ouders is, en de mindere zekerheid, ook in de burgerlijke maatschappij, toch nog een nauweren band tussen huisgezinnen nodig maakt. Hoe groter de mannelijke stam is, des te groter is de zekerheid en instandhouding der familierechten. Daarom zijn de voorvaderen een sieraad voor de zonen, omdat een ver opklimmend geslachtregister de meeste aanspraak op eer geeft." Deze Spreukenuk komt eerst in hare volle waarheid uit wanneer het huisgezin als ene plaats der bewaring en voortplanting van het geloof, van de kennis van God, van de eeuwige goederen, naar de betekenis der Heilige Schrift, wordt opgevat. Ene lange rij van vaderen, die in hetzelfde geloof geleefd, en daarin zalig gestorven zijn, ene rijke verzameling van ervaringen in het leven uit God, die zij ons overlevert, geeft ons billijken hoogmoed, vastheid en zekerheid tegenover de nietigheid en den leugengeest des tijds; ene lange rij van dezulken, die het eeuwige erfdeel hunner voorvaderen in zich opgenomen heeft, geeft hier reeds enen voorsmaak der hemelse vreugde..

Vers 6

6. De kroon der ouden, die hen doet eren door anderen, zijn de kindskinderen, die doen hopen op ene verzekerde en eervolle toekomst van hun geslacht, en ene rij van nakomelingen, kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen; en der kinderen sieraad zijn hun vaderen, zo zij in een ver verwijderd verleden op ene reeks van voorvaderen kunnen wijzen.

Dit is ene waarheid voor alle tijden, in zoverre kleinzonen den grijsaard eerwaardig maken, en zijn persoon doen eerbiedigen. Het meeste gewicht heeft zij echter in het oosten, waar ene grote familie het sieraad der ouders is, en de mindere zekerheid, ook in de burgerlijke maatschappij, toch nog een nauweren band tussen huisgezinnen nodig maakt. Hoe groter de mannelijke stam is, des te groter is de zekerheid en instandhouding der familierechten. Daarom zijn de voorvaderen een sieraad voor de zonen, omdat een ver opklimmend geslachtregister de meeste aanspraak op eer geeft." Deze Spreukenuk komt eerst in hare volle waarheid uit wanneer het huisgezin als ene plaats der bewaring en voortplanting van het geloof, van de kennis van God, van de eeuwige goederen, naar de betekenis der Heilige Schrift, wordt opgevat. Ene lange rij van vaderen, die in hetzelfde geloof geleefd, en daarin zalig gestorven zijn, ene rijke verzameling van ervaringen in het leven uit God, die zij ons overlevert, geeft ons billijken hoogmoed, vastheid en zekerheid tegenover de nietigheid en den leugengeest des tijds; ene lange rij van dezulken, die het eeuwige erfdeel hunner voorvaderen in zich opgenomen heeft, geeft hier reeds enen voorsmaak der hemelse vreugde..

Vers 7

7. Ene voortreflijke lip, een mond, die schone dingen spreekt, maar gene kennis van God en goddelijke zaken heeft, en daarom van al het waarlijk schone en goede niets verstaat, past enen dwaze niet, ja, het walgt zelfs zulke huichelachtige holle woorden te horen; omgekeerd past veel min enen prins, die wijs is en God lief heeft, ene leugenachtige lip, waardoor hij zich met dwazen gelijk stelt; dat kwetst evenzeer den zin voor de nodige overeenstemming van het in- en uitwendige (Isaiah 32:5).

Vers 7

7. Ene voortreflijke lip, een mond, die schone dingen spreekt, maar gene kennis van God en goddelijke zaken heeft, en daarom van al het waarlijk schone en goede niets verstaat, past enen dwaze niet, ja, het walgt zelfs zulke huichelachtige holle woorden te horen; omgekeerd past veel min enen prins, die wijs is en God lief heeft, ene leugenachtige lip, waardoor hij zich met dwazen gelijk stelt; dat kwetst evenzeer den zin voor de nodige overeenstemming van het in- en uitwendige (Isaiah 32:5).

Vers 8

8. Het geschenk, dat gegeven wordt om iemand gunstig voor zich te stemmen, is in de ogen zijner heren, dergenen die het ontvangen, als een aangenaam edel gesteente, dat door zijnen glans de ogen verblindt, en door de schoonheid en de grote waarde zich spoedig gunst en welgevallen verwerft; waarhenen het gaat, tot wien het zich zal wenden, zal het wel gedijen; het geeft welgevallen, verschaft vrienden en beschermers, en het gaat er mede als met een echten, schonen, welgeslepen edelsteen, die glanst, hoe men hem draait of van welke zijde men hem beschouwt.

Vers 8

8. Het geschenk, dat gegeven wordt om iemand gunstig voor zich te stemmen, is in de ogen zijner heren, dergenen die het ontvangen, als een aangenaam edel gesteente, dat door zijnen glans de ogen verblindt, en door de schoonheid en de grote waarde zich spoedig gunst en welgevallen verwerft; waarhenen het gaat, tot wien het zich zal wenden, zal het wel gedijen; het geeft welgevallen, verschaft vrienden en beschermers, en het gaat er mede als met een echten, schonen, welgeslepen edelsteen, die glanst, hoe men hem draait of van welke zijde men hem beschouwt.

Vers 9

9. Die de overtreding (Proverbs 10:12)toedekt, handelt waarlijk liefderijk, en zoekt liefde te verwerven (James 5:20. 1 Peter 4:8. 1 Corinthians 13:4 die de zaak weer ophaalt, als zij reeds lang vergeten is, scheidt den besten, den voornaamsten vriend 1) van zijnen vriend. 1) Het ophalen van fouten, het vernieuwen van voorheen plaats gehad hebbende krakelen is het uitrukken der liefde en het verdoen van alle achting en genegenheid, en niets strekt meer om vrienden van elkaar te verwijderen en tegen elkaar op te stoken en te verbitteren, dan het herhalen van zaken, die voorheen stof tot twist gaven..

Vers 9

9. Die de overtreding (Proverbs 10:12)toedekt, handelt waarlijk liefderijk, en zoekt liefde te verwerven (James 5:20. 1 Peter 4:8. 1 Corinthians 13:4 die de zaak weer ophaalt, als zij reeds lang vergeten is, scheidt den besten, den voornaamsten vriend 1) van zijnen vriend. 1) Het ophalen van fouten, het vernieuwen van voorheen plaats gehad hebbende krakelen is het uitrukken der liefde en het verdoen van alle achting en genegenheid, en niets strekt meer om vrienden van elkaar te verwijderen en tegen elkaar op te stoken en te verbitteren, dan het herhalen van zaken, die voorheen stof tot twist gaven..

Vers 10

10. De bestraffing al is het slechts door ene zachte berisping, met vriendelijkheid uitgesproken, gaat dieper in het hart vanden verstandige, die de tucht liefheeft, dan den zot honderdmaalgevoelig te slaan, 1) omdat hij zijne zonde loochent en de boetvaardigheid verwerpt.

1) David wordt vertederd door het enkel woord van Nathan: Gij zijt die man. Farao verhardt zijn hart, niettegenstaande vele waarschuwingen Gods, door den mond van Mozes.

Vers 10

10. De bestraffing al is het slechts door ene zachte berisping, met vriendelijkheid uitgesproken, gaat dieper in het hart vanden verstandige, die de tucht liefheeft, dan den zot honderdmaalgevoelig te slaan, 1) omdat hij zijne zonde loochent en de boetvaardigheid verwerpt.

1) David wordt vertederd door het enkel woord van Nathan: Gij zijt die man. Farao verhardt zijn hart, niettegenstaande vele waarschuwingen Gods, door den mond van Mozes.

Vers 11

11. Zeker de weerspannige tegen God, en zijne meerderen, tegen alle heilige instellingen op aarde, zoekt het kwaad, dat zeker niet uitblijven zal; maar een wrede bode zal door den Heere, die Zijne instellingen niet ongestraft laat overtreden, tegen hem gezonden worden, om hem den toorn en het gericht te komen aanzeggen (Romans 13:12).

De algemene ervaring bevestigt het, dat de pogingen om de Goddelijke verordeningen op aarde, zowel in de Kerk en in den Staat, als in het huisgezin door woorden en daden omver te werpen, reeds hier op aarde door zware straffen van God zullen bezocht worden. Deze ordeningen zijn zo heilig, en voor den geregelden loop van het wereldbestuur zo noodzakelijk, dat God niet toelaat, dat iemand daarin stoornis zoekt te brengen..

Vers 11

11. Zeker de weerspannige tegen God, en zijne meerderen, tegen alle heilige instellingen op aarde, zoekt het kwaad, dat zeker niet uitblijven zal; maar een wrede bode zal door den Heere, die Zijne instellingen niet ongestraft laat overtreden, tegen hem gezonden worden, om hem den toorn en het gericht te komen aanzeggen (Romans 13:12).

De algemene ervaring bevestigt het, dat de pogingen om de Goddelijke verordeningen op aarde, zowel in de Kerk en in den Staat, als in het huisgezin door woorden en daden omver te werpen, reeds hier op aarde door zware straffen van God zullen bezocht worden. Deze ordeningen zijn zo heilig, en voor den geregelden loop van het wereldbestuur zo noodzakelijk, dat God niet toelaat, dat iemand daarin stoornis zoekt te brengen..

Vers 12

12. Het is beter, dat een beer, of liever ene berin, die van hare jongen beroofd is, enen man tegemoet kome; daar zij, ofschoon in wilde woede, toch immer binnen de perken harer natuur blijft, dan door een dwaas aangerand te worden. De beer is te temmen in zijne woede, maar niet een zot in zijne dwaasheid. 1)

1) De zot in zijne dwaasheid, wil zeggen, dat een waanzinnige, wanneer hij helemaal het verstand heeft verloren en dan tot alles in staat is, zich nog erger en woester openbaart dan ene berin, die van hare jongen beroofd is.

Vers 12

12. Het is beter, dat een beer, of liever ene berin, die van hare jongen beroofd is, enen man tegemoet kome; daar zij, ofschoon in wilde woede, toch immer binnen de perken harer natuur blijft, dan door een dwaas aangerand te worden. De beer is te temmen in zijne woede, maar niet een zot in zijne dwaasheid. 1)

1) De zot in zijne dwaasheid, wil zeggen, dat een waanzinnige, wanneer hij helemaal het verstand heeft verloren en dan tot alles in staat is, zich nog erger en woester openbaart dan ene berin, die van hare jongen beroofd is.

Vers 13

13. a) Die kwaad voor goed vergeldt, het kwaad zal van zijn huis niet wijken; ongeluk en straf zal hem voor zulk ene ondankbaarheid zeker toekomen (Jeremiah 18:20. Psalms 109:5).

a) Deuteronomy 32:35. Proverbs 20:22; Proverbs 24:29. Romans 12:17. 1 Thessalonians 5:15. 1 Peter 3:9.

Kwaad voor kwaad vergelden is dom; maar kwaad voor goed vergelden is duivels. Die dat doet brengt een vloek over zijn huisgezin. De Joden stenigden Christus, omdat Hij goed gedaan had (John 8:59); Zijn bloed is op hen en hun kinderen gekomen..

Vers 13

13. a) Die kwaad voor goed vergeldt, het kwaad zal van zijn huis niet wijken; ongeluk en straf zal hem voor zulk ene ondankbaarheid zeker toekomen (Jeremiah 18:20. Psalms 109:5).

a) Deuteronomy 32:35. Proverbs 20:22; Proverbs 24:29. Romans 12:17. 1 Thessalonians 5:15. 1 Peter 3:9.

Kwaad voor kwaad vergelden is dom; maar kwaad voor goed vergelden is duivels. Die dat doet brengt een vloek over zijn huisgezin. De Joden stenigden Christus, omdat Hij goed gedaan had (John 8:59); Zijn bloed is op hen en hun kinderen gekomen..

Vers 14

14. a) Het begin des krakeels is gelijk een, die den dam openscheurt, en het water opening geeft; hij zal niet in staat zijn den vloed des waters te keren, daarom verlaat den twist, eer hij zichuitbreidt; bemoeit u er niet mede, en vermengt u niet met den twistende, want hij wordt even als een brand al feller en feller, zodat er aan geen blussen meer is te denken.

a) Proverbs 20:3.

Vers 14

14. a) Het begin des krakeels is gelijk een, die den dam openscheurt, en het water opening geeft; hij zal niet in staat zijn den vloed des waters te keren, daarom verlaat den twist, eer hij zichuitbreidt; bemoeit u er niet mede, en vermengt u niet met den twistende, want hij wordt even als een brand al feller en feller, zodat er aan geen blussen meer is te denken.

a) Proverbs 20:3.

Vers 15

15. a) Wie, om eigenbaat den goddeloze rechtvaardigt, voor onschuldig houdt, en den rechtvaardige verdoemt, als ware die de schuldige, beiden zijn den HEERE een gruwel, ja, want die beiden1) veranderen Gods heilige verordening op aarde juist in het tegendeel.

a) Exodus 23:7. Proverbs 24:24. Isaiah 5:23.

1) Deze Spreukenuk veroordeelt het doen dier rechters die het geschenk aannemen en daarom partijdig zijn, het recht niet handhaven, maar om valse beweegredenen het recht verkrommen. (Isaiah 5:23).

Vers 15

15. a) Wie, om eigenbaat den goddeloze rechtvaardigt, voor onschuldig houdt, en den rechtvaardige verdoemt, als ware die de schuldige, beiden zijn den HEERE een gruwel, ja, want die beiden1) veranderen Gods heilige verordening op aarde juist in het tegendeel.

a) Exodus 23:7. Proverbs 24:24. Isaiah 5:23.

1) Deze Spreukenuk veroordeelt het doen dier rechters die het geschenk aannemen en daarom partijdig zijn, het recht niet handhaven, maar om valse beweegredenen het recht verkrommen. (Isaiah 5:23).

Vers 16

16. Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn, om wijsheid te kopen, dewijl hij geen verstand heeft. Hij is immers niet geschikt om ze in zich op te nemen. Zonder de rechte gezindheid des harten zou ook de voor veel geld verkregene kennis, zelfs door de beste leermeesters, nog niets baten.

Wat goeds doet ene grote bezitting in de handen van enen zot? Kan hij daarvoor wijsheid kopen, om zijn goed wel te gebruiken? Helaas! hem ontbreekt verstand om wijsheid te begeren, en om zich te voorzien van goed onderwijs. Welk ene vreugde zou hij door zijne schatten kunnen genieten, indien zijn hart goed ware.

Vers 16

16. Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn, om wijsheid te kopen, dewijl hij geen verstand heeft. Hij is immers niet geschikt om ze in zich op te nemen. Zonder de rechte gezindheid des harten zou ook de voor veel geld verkregene kennis, zelfs door de beste leermeesters, nog niets baten.

Wat goeds doet ene grote bezitting in de handen van enen zot? Kan hij daarvoor wijsheid kopen, om zijn goed wel te gebruiken? Helaas! hem ontbreekt verstand om wijsheid te begeren, en om zich te voorzien van goed onderwijs. Welk ene vreugde zou hij door zijne schatten kunnen genieten, indien zijn hart goed ware.

Vers 17

17. Een waar vriend heeft te aller tijd zijn vriend lief, niet alleen in voorspoed maar ook in tegenspoed, wanneer valse vrienden den mens verlaten; en een broeder, die dit niet alleen is in naam, en door het bloed, maar ook door liefde en genegenheid, wordt in de benauwdheid geboren; want ook kan hij een broeder genoemd worden, die in den nood, wanneer hij geen voordeel meer door de vriendschap geniet, toch zijnen vriend blijft aankleven; dan verandert de vriend als in een broeder, hij wordt als broeder geboren.

Niemand weet, waar hij vrienden heeft, behalve wanneer zijn welzijn en zijne eer op het spel staan, dan leert men den waren vriend kennen, en de valse vrienden verlaten hem Daniël

Zonder reden is het spreekwoord: "In den nood leert men de vrienden kennen," niet in gebruik gekomen, want niemand kan immers zeggen, dat hij een vertrouwd vriend heeft, voordat deze hem in enen ellendigen toestand heeft gezien, en hem blijken heeft gegeven, hem ook dan niet te willen verlaten. Zo wordt de vriendschap op de proef gesteld, en leert men den vriend uit- en inwendig kennen. Men kan iemand wel gelukkig achten, die nooit in de gelegenheid is gekomen, om zijnen vriend te kunnen beproeven door den tegenspoed; maar het is zelfs ene genade van God te noemen, door den nood, waarin men komt, er van verzekerd te worden, dat men een waren vriend heeft, die in nood en dood ons wel ter zijde staat. 18. Een verstandeloos mens, is het die klapt in de hand, zich borg stellende bij zijnen naaste, zonder hem goed als een trouw en godvruchtig mens te kennen (Proverbs 6:1-Proverbs 6:5; Proverbs 11:15).

Vertrouw u niet te licht aan enen mens toe, dien gij niet kent; dit is nog veel meer toepasselijk op het geestelijke dan op het wereldse. Wordt nooit een knecht der mensen..

Vers 17

17. Een waar vriend heeft te aller tijd zijn vriend lief, niet alleen in voorspoed maar ook in tegenspoed, wanneer valse vrienden den mens verlaten; en een broeder, die dit niet alleen is in naam, en door het bloed, maar ook door liefde en genegenheid, wordt in de benauwdheid geboren; want ook kan hij een broeder genoemd worden, die in den nood, wanneer hij geen voordeel meer door de vriendschap geniet, toch zijnen vriend blijft aankleven; dan verandert de vriend als in een broeder, hij wordt als broeder geboren.

Niemand weet, waar hij vrienden heeft, behalve wanneer zijn welzijn en zijne eer op het spel staan, dan leert men den waren vriend kennen, en de valse vrienden verlaten hem Daniël

Zonder reden is het spreekwoord: "In den nood leert men de vrienden kennen," niet in gebruik gekomen, want niemand kan immers zeggen, dat hij een vertrouwd vriend heeft, voordat deze hem in enen ellendigen toestand heeft gezien, en hem blijken heeft gegeven, hem ook dan niet te willen verlaten. Zo wordt de vriendschap op de proef gesteld, en leert men den vriend uit- en inwendig kennen. Men kan iemand wel gelukkig achten, die nooit in de gelegenheid is gekomen, om zijnen vriend te kunnen beproeven door den tegenspoed; maar het is zelfs ene genade van God te noemen, door den nood, waarin men komt, er van verzekerd te worden, dat men een waren vriend heeft, die in nood en dood ons wel ter zijde staat. 18. Een verstandeloos mens, is het die klapt in de hand, zich borg stellende bij zijnen naaste, zonder hem goed als een trouw en godvruchtig mens te kennen (Proverbs 6:1-Proverbs 6:5; Proverbs 11:15).

Vertrouw u niet te licht aan enen mens toe, dien gij niet kent; dit is nog veel meer toepasselijk op het geestelijke dan op het wereldse. Wordt nooit een knecht der mensen..

Vers 19

19. Die het gekijf liefheeft, heeft de overtreding lief, want de toorn des mensen doet niet wat recht is voor God (James 1:20); a) die zijne deur verhoogt, in hovaardigheid zich een groter huis bouwt, zoekt de verbreking van het pas gebouwde huis en van zijn geluk.

a) Proverbs 16:18. 2 Kings 14:10.

"Die zijne deur verhoogt, zoekt verbreking." Dit is thans nog letterlijk waar in het Oosten; maar of deze letterlijke verklaring de door den heiligen Schrijver bedoelde zij, laat zich moeilijk beslissen. Men zal zich herinneren, dat de Oosterse huizen geen front of gevel naar de straat hebben, doch dat de ingang van daar naar een voorhof leidt, waar, of in de nabijheid waarvan, in een ander voorhof, het front van het hoofdgebouw zich vertoont. Van daar dat men in de straat zelf weinig nopens de waarschijnlijke gestalte van het binnenste gebouw, of den rang en rijkdom van den bewoner kon ontwaren; meer echter van het uitwendig voorkomen der poort. Om dit te voorkomen, en alzo te beletten, dat de begeerlijkheid der machtigen niet door enig kenmerk van rijkdom en weelde worde opgewekt, en verbreking zoeke, dragen de rijkste lieden, behalve andere maatregelen, welke zij in het werk stellen, nauwkeurig zorg, dat hun poort hen niet verraadt, doordien zij minder laag en onaanzienlijk zijn, dan die van hun buren. Langs de straat gaande, blijken de deuren, meestal zonder onderscheid, een schamel voorkomen te hebben, als zijnde deze zeer laag, en ofschoon sterk, van ruw, ongeschilderd hout vervaardigd. Wanneer een reiziger lieden bezoekt, welke voor rijk en gegoed bij hem te boek staan, dan staat hij verwonderd, als men hem aan ene poort of deur brengt, welke hij in zijn eigen land voor ene stal of schuur te gering zou achten, waardoor hij tevens ten aanzien van zijn oordeel nopens den rijkdom en weelde, welke hij waarschijnlijk daar binnen zal aantreffen, al zeer slecht gestemd en voorbereid wordt. Des niettegenstaande zijn de Oosterlingen prat op uitwendige vertoning; en een gegoed man vergeet zich zelven wel eens zo ver, of heeft zoveel zelfvertrouwen, dat hij zijne deur verhoogt in een stijl, die de aandacht van ieder trekken moet. Zelden gebeurt het echter, dat het lang duurt, voor en aleer hij reden heeft, om te leren, dat hij door dit bedrijf zijne eigene verbreking (ondergang) heeft gezocht. In de stad Bagdad behoorde de enige verhevene deur of poort voor een bijzonder huis tot de woning van een zeer rijken Muzelman, die zoveel invloed in de stad had, dat hij dit vrijelijk naar buiten meende te mogen vertonen. Doch hij had zich vergist. Op zekeren dag door de straat rijdende, in welke hij woonde, sleepte men hem, dicht bij zijne deur, van zijn paard, en bracht hem op last van den Pacha, die zich terstond van al zijne bezittingen meester maakte, op de plaats zelf ter dood.

Vers 19

19. Die het gekijf liefheeft, heeft de overtreding lief, want de toorn des mensen doet niet wat recht is voor God (James 1:20); a) die zijne deur verhoogt, in hovaardigheid zich een groter huis bouwt, zoekt de verbreking van het pas gebouwde huis en van zijn geluk.

a) Proverbs 16:18. 2 Kings 14:10.

"Die zijne deur verhoogt, zoekt verbreking." Dit is thans nog letterlijk waar in het Oosten; maar of deze letterlijke verklaring de door den heiligen Schrijver bedoelde zij, laat zich moeilijk beslissen. Men zal zich herinneren, dat de Oosterse huizen geen front of gevel naar de straat hebben, doch dat de ingang van daar naar een voorhof leidt, waar, of in de nabijheid waarvan, in een ander voorhof, het front van het hoofdgebouw zich vertoont. Van daar dat men in de straat zelf weinig nopens de waarschijnlijke gestalte van het binnenste gebouw, of den rang en rijkdom van den bewoner kon ontwaren; meer echter van het uitwendig voorkomen der poort. Om dit te voorkomen, en alzo te beletten, dat de begeerlijkheid der machtigen niet door enig kenmerk van rijkdom en weelde worde opgewekt, en verbreking zoeke, dragen de rijkste lieden, behalve andere maatregelen, welke zij in het werk stellen, nauwkeurig zorg, dat hun poort hen niet verraadt, doordien zij minder laag en onaanzienlijk zijn, dan die van hun buren. Langs de straat gaande, blijken de deuren, meestal zonder onderscheid, een schamel voorkomen te hebben, als zijnde deze zeer laag, en ofschoon sterk, van ruw, ongeschilderd hout vervaardigd. Wanneer een reiziger lieden bezoekt, welke voor rijk en gegoed bij hem te boek staan, dan staat hij verwonderd, als men hem aan ene poort of deur brengt, welke hij in zijn eigen land voor ene stal of schuur te gering zou achten, waardoor hij tevens ten aanzien van zijn oordeel nopens den rijkdom en weelde, welke hij waarschijnlijk daar binnen zal aantreffen, al zeer slecht gestemd en voorbereid wordt. Des niettegenstaande zijn de Oosterlingen prat op uitwendige vertoning; en een gegoed man vergeet zich zelven wel eens zo ver, of heeft zoveel zelfvertrouwen, dat hij zijne deur verhoogt in een stijl, die de aandacht van ieder trekken moet. Zelden gebeurt het echter, dat het lang duurt, voor en aleer hij reden heeft, om te leren, dat hij door dit bedrijf zijne eigene verbreking (ondergang) heeft gezocht. In de stad Bagdad behoorde de enige verhevene deur of poort voor een bijzonder huis tot de woning van een zeer rijken Muzelman, die zoveel invloed in de stad had, dat hij dit vrijelijk naar buiten meende te mogen vertonen. Doch hij had zich vergist. Op zekeren dag door de straat rijdende, in welke hij woonde, sleepte men hem, dicht bij zijne deur, van zijn paard, en bracht hem op last van den Pacha, die zich terstond van al zijne bezittingen meester maakte, op de plaats zelf ter dood.

Vers 20

20. Wie verdraaid is van hart, de wegen des rechts en der waarheid niet bewandelt, zal in het leven het ware en blijvende goede niet vinden, want slechts den oprechte laat de Heere alles gelukken (Proverbs 11:20; Proverbs 16:20), en evenzo, die verkeerd is, bedrieglijk spreekt met zijne tong, zal in het kwaad, in de billijke bezoeking van God vallen (Proverbs 13:17). 21. Wie enen zot genereert, hem tot zoon heeft, die zal hem tot droefheid zijn; hij zal verdriet van hem hebben, of hij moet zelf een zot zijn, die niet inziet, dat de hoogste vreugde der ouders is, vrome kinderen te hebben, die het huis doen staande blijven met hun eeuwig erfdeel; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden; 1) want de goddeloosheid van den zoon rukt neer, wat hij opgebouwd heeft (Proverbs 10:1; Proverbs 18:13).

De vader van een dwaas neemt het verheven gedrag van zijn kind zozeer ter harte, dat niets ter wereld hem enige blijdschap, lust en genoegen schijnt te geven..

Vers 20

20. Wie verdraaid is van hart, de wegen des rechts en der waarheid niet bewandelt, zal in het leven het ware en blijvende goede niet vinden, want slechts den oprechte laat de Heere alles gelukken (Proverbs 11:20; Proverbs 16:20), en evenzo, die verkeerd is, bedrieglijk spreekt met zijne tong, zal in het kwaad, in de billijke bezoeking van God vallen (Proverbs 13:17). 21. Wie enen zot genereert, hem tot zoon heeft, die zal hem tot droefheid zijn; hij zal verdriet van hem hebben, of hij moet zelf een zot zijn, die niet inziet, dat de hoogste vreugde der ouders is, vrome kinderen te hebben, die het huis doen staande blijven met hun eeuwig erfdeel; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden; 1) want de goddeloosheid van den zoon rukt neer, wat hij opgebouwd heeft (Proverbs 10:1; Proverbs 18:13).

De vader van een dwaas neemt het verheven gedrag van zijn kind zozeer ter harte, dat niets ter wereld hem enige blijdschap, lust en genoegen schijnt te geven..

Vers 22

22. a) Een blij hart, dat door den troost en vrede Gods is verblijd, zal als ene medicijn op den mens werken, en het kwade zelfs goed maken; maar een verslagen geest, die niet in God en Zijn woord is getroost, en Gods nabijheid niet bespeurt, zal ook het gebeente verdrogen1) alzo dat de gehele mens verzwakt en ziek wordt (Psalms 22:16; Psalms 32:3).

a) Proverbs 15:13.

1) Het hart is het middelpunt van het ik-leven en aan dit ik-leven deelt zich tot het einde toe de toestand en de stemming aan het hart mee. De geest is de macht van het zelfbewustzijn, welke naar mate zij opgeheven of neergedrukt wordt ook den lichamelijken toestand opheft of neerdrukt..

"Hart en geest" worden hier zeer duidelijk als oorsprong des levens in den mens voorgesteld, waaruit leven en dood voortkomen, als de brandpunten waarin, alle krachten der ziel en des mensen lichaam verenigd zijn, en uit welker toestand aldus alles ontstaat..

Vers 22

22. a) Een blij hart, dat door den troost en vrede Gods is verblijd, zal als ene medicijn op den mens werken, en het kwade zelfs goed maken; maar een verslagen geest, die niet in God en Zijn woord is getroost, en Gods nabijheid niet bespeurt, zal ook het gebeente verdrogen1) alzo dat de gehele mens verzwakt en ziek wordt (Psalms 22:16; Psalms 32:3).

a) Proverbs 15:13.

1) Het hart is het middelpunt van het ik-leven en aan dit ik-leven deelt zich tot het einde toe de toestand en de stemming aan het hart mee. De geest is de macht van het zelfbewustzijn, welke naar mate zij opgeheven of neergedrukt wordt ook den lichamelijken toestand opheft of neerdrukt..

"Hart en geest" worden hier zeer duidelijk als oorsprong des levens in den mens voorgesteld, waaruit leven en dood voortkomen, als de brandpunten waarin, alle krachten der ziel en des mensen lichaam verenigd zijn, en uit welker toestand aldus alles ontstaat..

Vers 23

23. De goddeloze zal heimelijk het geschenk ter omkoping uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen, en juist daardoor wordt zijne goddeloosheid openbaar, dat hij voor aardse voordelen de gerechtigheid buigt (Proverbs 18:5. Amos 2:7).

Vers 23

23. De goddeloze zal heimelijk het geschenk ter omkoping uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen, en juist daardoor wordt zijne goddeloosheid openbaar, dat hij voor aardse voordelen de gerechtigheid buigt (Proverbs 18:5. Amos 2:7).

Vers 24

24. a) In het aangezicht des verstandigen, die het onderscheid kent tussen leugen en waarheid, tussen onrecht en recht, is wijsheid; 1) hij heeft de wijsheid, die uit God is, in het oog en laat zich door haar in zijne schriften besturen (Proverbs 15:14); maar de ogen des zots, die de waarheid veracht, dwalen van het een op het ander, en zijn dan hierheen, dan daarheen gericht, zij zouden tot in het einde der aarde 2) willen doordringen; `t is echter jammerlijk met hem gesteld, want hij denkt aan alle dingen, die hem maar voor den geest komen, alleen niet aan het nodigste en het gewichtigste (Proverbs 4:25).

a) Ecclesiastes 2:14; Ecclesiastes 8:1.

1) In het Hebreeën Etphenee mebin chokmah. Beter: voor het aangezicht des verstandigen ligt wijsheid. Dat is: de verstandige heeft het oog gericht op de wijsheid om die te bezitten. Dan komt de tegenstelling met het tweede gedeelte ook beter uit, wanneer gezegd wordt, dat de ogen der zotten zijn in of op de einden der aarde, m.a.w. dat hij zijne ogen niet op een vast doel, d.i. op wijsheid heeft gericht, maar dat deze her- en derwaarts dwalen. - 2) Gelijk het verstand eens wijzen zich zelfs in zijn gelaat vertoont, en een dwaas gekend wordt aan zijne dartele en wonderlijke ogen, zo heeft de ene zijne wijsheid altijd gereed, om daardoor geleid en bestuurd te worden, terwijl de andere niet weet wat te volgen, en zijne gedachten te vergeefs op en neer zwerven, al doorloopt hij de aarde tot haar einde toe.

Vers 24

24. a) In het aangezicht des verstandigen, die het onderscheid kent tussen leugen en waarheid, tussen onrecht en recht, is wijsheid; 1) hij heeft de wijsheid, die uit God is, in het oog en laat zich door haar in zijne schriften besturen (Proverbs 15:14); maar de ogen des zots, die de waarheid veracht, dwalen van het een op het ander, en zijn dan hierheen, dan daarheen gericht, zij zouden tot in het einde der aarde 2) willen doordringen; `t is echter jammerlijk met hem gesteld, want hij denkt aan alle dingen, die hem maar voor den geest komen, alleen niet aan het nodigste en het gewichtigste (Proverbs 4:25).

a) Ecclesiastes 2:14; Ecclesiastes 8:1.

1) In het Hebreeën Etphenee mebin chokmah. Beter: voor het aangezicht des verstandigen ligt wijsheid. Dat is: de verstandige heeft het oog gericht op de wijsheid om die te bezitten. Dan komt de tegenstelling met het tweede gedeelte ook beter uit, wanneer gezegd wordt, dat de ogen der zotten zijn in of op de einden der aarde, m.a.w. dat hij zijne ogen niet op een vast doel, d.i. op wijsheid heeft gericht, maar dat deze her- en derwaarts dwalen. - 2) Gelijk het verstand eens wijzen zich zelfs in zijn gelaat vertoont, en een dwaas gekend wordt aan zijne dartele en wonderlijke ogen, zo heeft de ene zijne wijsheid altijd gereed, om daardoor geleid en bestuurd te worden, terwijl de andere niet weet wat te volgen, en zijne gedachten te vergeefs op en neer zwerven, al doorloopt hij de aarde tot haar einde toe.

Vers 25

25. a) Een zotte zoon, die de tucht verwerpt, en de wegen des vlezes bewandelt, is een verdriet voor zijnen vader, en bittere droefheid voor degene, die hem gebaard heeft (Proverbs 17:21).

a) Proverbs 10:1; Proverbs 15:20; Proverbs 19:13.

Vers 25

25. a) Een zotte zoon, die de tucht verwerpt, en de wegen des vlezes bewandelt, is een verdriet voor zijnen vader, en bittere droefheid voor degene, die hem gebaard heeft (Proverbs 17:21).

a) Proverbs 10:1; Proverbs 15:20; Proverbs 19:13.

Vers 26

26. Het is reeds niet goed, ja veeleer zeer te verwerpen, den rechtvaardige, die zich in zijn leven steeds naar Gods geboden gericht heeft, ook te doen boeten; ook is het af te keuren, dat de prinsen, de vorsten, die het gericht in handen hebben, iemand slaan zouden, omdat hij strijdt voor hetgeen recht is. 1)

1) De Spreuken-dichter, uitgaande van de waarheid dat de Overheid Gods dienaresse is, veroordeelt haar daarin, dat zij het recht buigt, door den rechtvaardige, degene, die niets misdreven heeft, te straffen. Dit ligt toch in het woordje ook opgesloten. God, de Heere, de Rechter aller rechters zal dit zeker straffen.

Vers 26

26. Het is reeds niet goed, ja veeleer zeer te verwerpen, den rechtvaardige, die zich in zijn leven steeds naar Gods geboden gericht heeft, ook te doen boeten; ook is het af te keuren, dat de prinsen, de vorsten, die het gericht in handen hebben, iemand slaan zouden, omdat hij strijdt voor hetgeen recht is. 1)

1) De Spreuken-dichter, uitgaande van de waarheid dat de Overheid Gods dienaresse is, veroordeelt haar daarin, dat zij het recht buigt, door den rechtvaardige, degene, die niets misdreven heeft, te straffen. Dit ligt toch in het woordje ook opgesloten. God, de Heere, de Rechter aller rechters zal dit zeker straffen.

Vers 27

27. Wie wetenschap heeft beoefend, en het ware van het valse weet te onderscheiden, omdat hij wijsheid van God heeft ontvangen,houdt zijne woorden in, opdat hij niet met zijne tong zondige (Proverbs 14:29; Proverbs 10:19. James 1:19) en een man van verstand is kostelijk van geest, 1) zodat hij zijne woorden niet wil verspillen aan nietige zaken.

1) In het Hebreeën Jekar roeach isch theboena. Beter: Een man van verstand is hij die vrij is van hartstocht, d.w.z. die zijn hartstocht beheerst. Eigenlijk betekent het woord, koudbloedig, iemand die zich beheersen kan. Van daar ook dat in het volgende vers een dwaas zelfs wijs wordt genoemd, die kan zwijgen.

Vers 27

27. Wie wetenschap heeft beoefend, en het ware van het valse weet te onderscheiden, omdat hij wijsheid van God heeft ontvangen,houdt zijne woorden in, opdat hij niet met zijne tong zondige (Proverbs 14:29; Proverbs 10:19. James 1:19) en een man van verstand is kostelijk van geest, 1) zodat hij zijne woorden niet wil verspillen aan nietige zaken.

1) In het Hebreeën Jekar roeach isch theboena. Beter: Een man van verstand is hij die vrij is van hartstocht, d.w.z. die zijn hartstocht beheerst. Eigenlijk betekent het woord, koudbloedig, iemand die zich beheersen kan. Van daar ook dat in het volgende vers een dwaas zelfs wijs wordt genoemd, die kan zwijgen.

Vers 28

28. Ja, een dwaas zelfs, die zich anders door zijne hartstochten en de goddeloze begeerten zijns vleses laat leiden, wanneer hij bij sommige gelegenheden zwijgt, zal wijs geacht worden, zo kostelijk is de gematigdheid en de bedaardheid met de tong in de ogen van den verstandige, en die zijne lippen toesluit, zal voor verstandig doorgaan (Job 13:5).

Men zal niet kunnen beweren, dat iedere dwaas, die eens zwijgt, daarom voor wijs zal gehouden worden; maar omdat de karigheid en de voorzichtigheid in het spreken een zo noodwendig en voornaam kenteken is van de wijsheid, die in den mens woont, zal alleen de mogelijkheid, dat een zwijgende dwaas zelfs den naam van wijze kreeg, worden gesteld, omdat juist het onbezonnene hartstochtelijk gepraat een hoofdkenteken der dwaasheid is. Ook kan het vers betekenen, dat wanneer een dwaas begint te zwijgen, dit een teken zou kunnen zijn, dat er ene omkering plaats heeft in zijn verstand, en dat er een begin van wijsheid is gekomen. -In de Ascetiek, de beoefening der heiligmaking dan de oude kerk en van het monnikendom der middeleeuwen heeft het in dit hoofdstuk voorheersende denkbeeld, dat er ene werktuigelijke overeenstemming moet zijn tussen het lichamelijke en het geestelijke vasten, of dat men de tong in ene strenge tucht moet houden, niet alleen als het orgaan van den smaak, maar ook van het spreken, ene al te vruchtbare, praktische betekenis gehad; terwijl men, zich beroepende op het verkeerd toegepaste voorbeeld van het vasten van 40 dagen door den Heere in de woestijn, bij het strenge gebod tegen het vasten, ook de strengste voorschriften door de stilzwijgendheid voegde. Maar deze buitensporigheden en overdrijvingen daargelaten, dan is het organische verband, en de wederkerige werking van de tong als orgaan van den smaak, en van de spraak, zo als zij ontegenzeglijk bij ieder mens heerst, iets, dat wel mag opgemerkt worden, en de zonden der tong in beide opzichten moeten ernstig vermeden, en te zamen bestreden en uitgeroeid worden James 3:2-James 3:12..

Vers 28

28. Ja, een dwaas zelfs, die zich anders door zijne hartstochten en de goddeloze begeerten zijns vleses laat leiden, wanneer hij bij sommige gelegenheden zwijgt, zal wijs geacht worden, zo kostelijk is de gematigdheid en de bedaardheid met de tong in de ogen van den verstandige, en die zijne lippen toesluit, zal voor verstandig doorgaan (Job 13:5).

Men zal niet kunnen beweren, dat iedere dwaas, die eens zwijgt, daarom voor wijs zal gehouden worden; maar omdat de karigheid en de voorzichtigheid in het spreken een zo noodwendig en voornaam kenteken is van de wijsheid, die in den mens woont, zal alleen de mogelijkheid, dat een zwijgende dwaas zelfs den naam van wijze kreeg, worden gesteld, omdat juist het onbezonnene hartstochtelijk gepraat een hoofdkenteken der dwaasheid is. Ook kan het vers betekenen, dat wanneer een dwaas begint te zwijgen, dit een teken zou kunnen zijn, dat er ene omkering plaats heeft in zijn verstand, en dat er een begin van wijsheid is gekomen. -In de Ascetiek, de beoefening der heiligmaking dan de oude kerk en van het monnikendom der middeleeuwen heeft het in dit hoofdstuk voorheersende denkbeeld, dat er ene werktuigelijke overeenstemming moet zijn tussen het lichamelijke en het geestelijke vasten, of dat men de tong in ene strenge tucht moet houden, niet alleen als het orgaan van den smaak, maar ook van het spreken, ene al te vruchtbare, praktische betekenis gehad; terwijl men, zich beroepende op het verkeerd toegepaste voorbeeld van het vasten van 40 dagen door den Heere in de woestijn, bij het strenge gebod tegen het vasten, ook de strengste voorschriften door de stilzwijgendheid voegde. Maar deze buitensporigheden en overdrijvingen daargelaten, dan is het organische verband, en de wederkerige werking van de tong als orgaan van den smaak, en van de spraak, zo als zij ontegenzeglijk bij ieder mens heerst, iets, dat wel mag opgemerkt worden, en de zonden der tong in beide opzichten moeten ernstig vermeden, en te zamen bestreden en uitgeroeid worden James 3:2-James 3:12..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 17". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-17.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile