Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 12". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-12.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 12". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 12Proverbs 12:1.
NUTTIGE LEVENSREGELEN EN UITSPRAKEN.
I. Proverbs 12:1-Proverbs 12:28. In deze afdeling worden de gezegende gevolgen der godsvrucht met die der goddeloosheid in het huiselijke, burgerlijke en openbare leven vergeleken. Proverbs 12:1-Proverbs 12:3 weer als inleiding van de tegenover stelling tussen goed en kwaad in het algemeen. Proverbs 12:4-Proverbs 12:11 van den zegen en de rampen van het huiselijke leven, en van de oorzaken van beiden. Proverbs 12:12-Proverbs 12:22 van de deugden en gebreken in het burgerlijke beroepsleven, en wel bijzonder van het rechte gebruik en het misbruik der tong. Proverbs 12:23-Proverbs 12:28 weer in het algemeen van het onderscheid tussen wijzen en dwazen, vlijtigen en luiaards. Deze vier groepen zijn echter niet streng uitgescheiden. Spreuken van den meest algemenen inhoud, zo als Proverbs 12:1-Proverbs 12:3 zijn ook hier en daar in de overige delen van het hoofdstuk.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 12Proverbs 12:1.
NUTTIGE LEVENSREGELEN EN UITSPRAKEN.
I. Proverbs 12:1-Proverbs 12:28. In deze afdeling worden de gezegende gevolgen der godsvrucht met die der goddeloosheid in het huiselijke, burgerlijke en openbare leven vergeleken. Proverbs 12:1-Proverbs 12:3 weer als inleiding van de tegenover stelling tussen goed en kwaad in het algemeen. Proverbs 12:4-Proverbs 12:11 van den zegen en de rampen van het huiselijke leven, en van de oorzaken van beiden. Proverbs 12:12-Proverbs 12:22 van de deugden en gebreken in het burgerlijke beroepsleven, en wel bijzonder van het rechte gebruik en het misbruik der tong. Proverbs 12:23-Proverbs 12:28 weer in het algemeen van het onderscheid tussen wijzen en dwazen, vlijtigen en luiaards. Deze vier groepen zijn echter niet streng uitgescheiden. Spreuken van den meest algemenen inhoud, zo als Proverbs 12:1-Proverbs 12:3 zijn ook hier en daar in de overige delen van het hoofdstuk.
Vers 1
1. Wie, de tucht, de vermaning en waarschuwing niet alleen aanhoort en op zich zelven toepast, maar die zelfs lief heeft, dankbaar daarvoor is, die heeft de wetenschap, de kennis van zich zelven en van de wereld lief, die zal ook God, den Heere, steeds meer en meer willen leren kennen; maar wie de bestraffing, de terechtwijzing haat en veracht, daartegen zich aankant, en den bestraffer vervolgt, die kan niet bestuurd en geleid worden, en is daarom onvernuftig en doet als het vee, dat zich niet wil laten leiden (Proverbs 5:12; Proverbs 13:18).Alle ware verbetering des harten berust op de kennis van de dwaasheid, onwetendheid en verdorvenheid van het eigen hart, in n woord, op den ootmoed. Hoe meer een mens daarnaar streeft, hoe liever hij zich laat leiden door het woord van God, of door degenen, die het kennen en liefhebben; hij wil zich daarvoor vernederen en zich er door laten bestraffen. Alleen zulk ene opvoeding verheft den gevallen mens boven het dier. -De Spreukenuk schijnt weinig betekenend, en voor den denkenden geest nauwelijks waard ze op te tekenen; en toch berust op hare waarheid de mogelijkheid der geestelijke beschaving van het menselijke geslacht, de ontwikkeling tot de eigenlijke humaniteit (mensenliefde); men kan zelfs zeggen, dat de geschiedenis in deze spreuk vervat is..
Vers 1
1. Wie, de tucht, de vermaning en waarschuwing niet alleen aanhoort en op zich zelven toepast, maar die zelfs lief heeft, dankbaar daarvoor is, die heeft de wetenschap, de kennis van zich zelven en van de wereld lief, die zal ook God, den Heere, steeds meer en meer willen leren kennen; maar wie de bestraffing, de terechtwijzing haat en veracht, daartegen zich aankant, en den bestraffer vervolgt, die kan niet bestuurd en geleid worden, en is daarom onvernuftig en doet als het vee, dat zich niet wil laten leiden (Proverbs 5:12; Proverbs 13:18).Alle ware verbetering des harten berust op de kennis van de dwaasheid, onwetendheid en verdorvenheid van het eigen hart, in n woord, op den ootmoed. Hoe meer een mens daarnaar streeft, hoe liever hij zich laat leiden door het woord van God, of door degenen, die het kennen en liefhebben; hij wil zich daarvoor vernederen en zich er door laten bestraffen. Alleen zulk ene opvoeding verheft den gevallen mens boven het dier. -De Spreukenuk schijnt weinig betekenend, en voor den denkenden geest nauwelijks waard ze op te tekenen; en toch berust op hare waarheid de mogelijkheid der geestelijke beschaving van het menselijke geslacht, de ontwikkeling tot de eigenlijke humaniteit (mensenliefde); men kan zelfs zeggen, dat de geschiedenis in deze spreuk vervat is..
Vers 2
2. De goede, die eerlijk en met eenvoudigheid zijnen weg bewandelt, zal, als oogst van hetgeen hij gezaaid heeft, een welgevallen trekken van den HEERE; genade en hulp zal hem ten deel vallen, zijn werk zal hem gelukken, en hij zal in de wereld voortkomen (Proverbs 2:7); maar enen man van schandelijke verdichtselen, die vol listigheid en streken is, en met fijne sluwheid overal zijn voordeel zoekt, zal Hij verdoemen 1), door tijdelijk ongeluk en het eeuwig verderf.1) God, onze Vader, oordeelt over Zijne kinderen uit hun gedrag jegens elkaar, en derhalve is hij een goed man, die ontfermend, milddadig en liefhebbend te werk gaat omtrent zijne naasten; en zulk ene heeft ook staat te maken op de gunste en de goedkeuring van God en op de verhoring zijner gebeden, maar een boosaardig, een opzettelijk beschadigend mens voor anderen, en die er op uit is, om schandelijkheden en nadelen te verrichten en te bewerken tegen zijne naaste, zal van God veroordeeld en verworpen worden, als onwaardig om ene plaats in Zijn koninkrijk te erlangen.. 3. De mens zal niet bevestigd worden door zijne goddeloosheid; zijn geluk zal niet verzekerd worden, hoezeer hij zich ook afslooft met sluwheid en list, en hoe zeker hij zich ook waant; a) maar de wortel der rechtvaardigen maakt zich vast in den eeuwigen, onveranderlijken God, en zaldaarom in eeuwigheid niet wankelen of bewogen worden 1) (Psalms 1:3, Isaiah 44:4. Jeremiah 17:6,Jeremiah 17:8. Matthew 7:24,.
a) Proverbs 10:25.
1) De rechtvaardige heeft zijn wortel in God den Heere en daarom, hevige stormen mogen over hem woeden, maar hij zal niet uitgerukt worden uit den bodem, waarin de Drie-enige God hem zelf heeft geplant. Wie God heeft tot zijn deel, heeft alles-
Vers 2
2. De goede, die eerlijk en met eenvoudigheid zijnen weg bewandelt, zal, als oogst van hetgeen hij gezaaid heeft, een welgevallen trekken van den HEERE; genade en hulp zal hem ten deel vallen, zijn werk zal hem gelukken, en hij zal in de wereld voortkomen (Proverbs 2:7); maar enen man van schandelijke verdichtselen, die vol listigheid en streken is, en met fijne sluwheid overal zijn voordeel zoekt, zal Hij verdoemen 1), door tijdelijk ongeluk en het eeuwig verderf.1) God, onze Vader, oordeelt over Zijne kinderen uit hun gedrag jegens elkaar, en derhalve is hij een goed man, die ontfermend, milddadig en liefhebbend te werk gaat omtrent zijne naasten; en zulk ene heeft ook staat te maken op de gunste en de goedkeuring van God en op de verhoring zijner gebeden, maar een boosaardig, een opzettelijk beschadigend mens voor anderen, en die er op uit is, om schandelijkheden en nadelen te verrichten en te bewerken tegen zijne naaste, zal van God veroordeeld en verworpen worden, als onwaardig om ene plaats in Zijn koninkrijk te erlangen.. 3. De mens zal niet bevestigd worden door zijne goddeloosheid; zijn geluk zal niet verzekerd worden, hoezeer hij zich ook afslooft met sluwheid en list, en hoe zeker hij zich ook waant; a) maar de wortel der rechtvaardigen maakt zich vast in den eeuwigen, onveranderlijken God, en zaldaarom in eeuwigheid niet wankelen of bewogen worden 1) (Psalms 1:3, Isaiah 44:4. Jeremiah 17:6,Jeremiah 17:8. Matthew 7:24,.
a) Proverbs 10:25.
1) De rechtvaardige heeft zijn wortel in God den Heere en daarom, hevige stormen mogen over hem woeden, maar hij zal niet uitgerukt worden uit den bodem, waarin de Drie-enige God hem zelf heeft geplant. Wie God heeft tot zijn deel, heeft alles-
Vers 4
4. a) Ene kloeke en zedige huisvrouw is ene kroon haars heren, die haren echtgenoot roem, eer en vreugde bereidt; maar ene onverstandige huisvrouw, die zich schandelijk aan ijdelheid en zedeloosheid overgeeft, die haren man beschaamd maakt, is als verrotting in zijne beenderen 1), waardoor hij zelfs eindelijk een voorwerp van afschuw wordt (Proverbs 14:30).a) 1 Corinthians 11:7.
1) Salomo wil met deze gelijkenis, van beenkwetsuur genomen, te kennen geven, dat ene nietswaardige vrouw haar man niet slechts de gevoeligste smart aandoet, maar hem ook in het voortzetten zijner zaken in de wereld hinderlijk kan zijn. Het gaat hem in zijn werk en huisgezin als iemand, die met kwade voeten, met verrotte leden of met beeneters gekweld zijnde evenwel nog wandelen wil of moet..
Het woord verrotting betekent wat wij gewoon zijn beeneters (caries) te noemen. Een langzaam vooretterende ziekte, die eindelijk het gehele lichaam vernietigt en ten grave sleept.
Een kloek en zedige huisvrouw is daarentegen een kroon, die het leven van haar man tot hoger eer brengt en hem met blijdschap zijn weg doet bewandelen.
Vers 4
4. a) Ene kloeke en zedige huisvrouw is ene kroon haars heren, die haren echtgenoot roem, eer en vreugde bereidt; maar ene onverstandige huisvrouw, die zich schandelijk aan ijdelheid en zedeloosheid overgeeft, die haren man beschaamd maakt, is als verrotting in zijne beenderen 1), waardoor hij zelfs eindelijk een voorwerp van afschuw wordt (Proverbs 14:30).a) 1 Corinthians 11:7.
1) Salomo wil met deze gelijkenis, van beenkwetsuur genomen, te kennen geven, dat ene nietswaardige vrouw haar man niet slechts de gevoeligste smart aandoet, maar hem ook in het voortzetten zijner zaken in de wereld hinderlijk kan zijn. Het gaat hem in zijn werk en huisgezin als iemand, die met kwade voeten, met verrotte leden of met beeneters gekweld zijnde evenwel nog wandelen wil of moet..
Het woord verrotting betekent wat wij gewoon zijn beeneters (caries) te noemen. Een langzaam vooretterende ziekte, die eindelijk het gehele lichaam vernietigt en ten grave sleept.
Een kloek en zedige huisvrouw is daarentegen een kroon, die het leven van haar man tot hoger eer brengt en hem met blijdschap zijn weg doet bewandelen.
Vers 5
5. Der rechtvaardigen gedachten zijn steeds recht, op billijkheid en gerechtigheid steunende; hoeveel te meer hun woorden en werken! der goddelozen raadslagen echter, waardoor zij hun eigene oogmerken zoeken te bereiken, en die zij ook aan anderen raden, zijn bedrog, bedrieglijke en leugenachtige streken, die zeker naar het verderf voeren.Vers 5
5. Der rechtvaardigen gedachten zijn steeds recht, op billijkheid en gerechtigheid steunende; hoeveel te meer hun woorden en werken! der goddelozen raadslagen echter, waardoor zij hun eigene oogmerken zoeken te bereiken, en die zij ook aan anderen raden, zijn bedrog, bedrieglijke en leugenachtige streken, die zeker naar het verderf voeren.Vers 6
6. a) De woorden der goddelozen zijn b) om op het vergieten van bloed te loeren; ieder woord van het valse hart bevat ene list in zich, die de vernietiging zijner tegenpartij en zijne eigene verheffing bedoelt; maar de mond der oprechten verbreidt heil en zegen, en zal ze redden, 1) die onschuldig door de goddelozen vervolgd worden (Micah 7:2).a) Proverbs 1:11,Proverbs 1:18. b) Proverbs 11:9. 1) In dit en het vorige vers worden de gedachten en de woorden der rechtvaardigen en goddelozen tegenover elkaar gesteld. Eerst de gedachten, dan de woorden, dewijl de woorden uitvloeisel van de gedachten zijn, het woord de belichaming van de gedachte is. De goddeloze ziet en spreekt enkel ten nadele van zijn naaste, terwijl de rechtvaardige niet alleen denkt om, maar ook spreekt ten behoeve van den naaste. Het gevolg van dit alles wordt in het volgende vers aangeduid, waarin wordt gewezen zowel op het loon van dien rechtvaardige, als op dat van den goddeloze.
Vers 6
6. a) De woorden der goddelozen zijn b) om op het vergieten van bloed te loeren; ieder woord van het valse hart bevat ene list in zich, die de vernietiging zijner tegenpartij en zijne eigene verheffing bedoelt; maar de mond der oprechten verbreidt heil en zegen, en zal ze redden, 1) die onschuldig door de goddelozen vervolgd worden (Micah 7:2).a) Proverbs 1:11,Proverbs 1:18. b) Proverbs 11:9. 1) In dit en het vorige vers worden de gedachten en de woorden der rechtvaardigen en goddelozen tegenover elkaar gesteld. Eerst de gedachten, dan de woorden, dewijl de woorden uitvloeisel van de gedachten zijn, het woord de belichaming van de gedachte is. De goddeloze ziet en spreekt enkel ten nadele van zijn naaste, terwijl de rechtvaardige niet alleen denkt om, maar ook spreekt ten behoeve van den naaste. Het gevolg van dit alles wordt in het volgende vers aangeduid, waarin wordt gewezen zowel op het loon van dien rechtvaardige, als op dat van den goddeloze.
Vers 7
7. a) De goddelozen worden dikwijls door een enkelen storm omvergerukt en omgekeerd, zodat zij daarna niet meer zijn; zij zijn voor altijd uit den weg geruimd, en kunnen hun plaats niet weer innemen; maar het huis der rechtvaardigen blijft ook in den storm en te midden der waterstromen van den rampspoed overeind, en zal nog bestaan, als dat van den slechte reeds is neergestort, want het is op ene rots gegrond (Proverbs 10:25. Matthew 7:25).a) Psalms 37:36, Proverbs 11:21.
Vers 7
7. a) De goddelozen worden dikwijls door een enkelen storm omvergerukt en omgekeerd, zodat zij daarna niet meer zijn; zij zijn voor altijd uit den weg geruimd, en kunnen hun plaats niet weer innemen; maar het huis der rechtvaardigen blijft ook in den storm en te midden der waterstromen van den rampspoed overeind, en zal nog bestaan, als dat van den slechte reeds is neergestort, want het is op ene rots gegrond (Proverbs 10:25. Matthew 7:25).a) Psalms 37:36, Proverbs 11:21.
Vers 8
8. Een ieder zal geprezen worden, naar dat zijne verstandigheid is, die uit de godsvrucht voortkomt; zijn raad wordt alleen goed bevonden, hetgeen eindelijk door allen moet erkend worden; maar die verkeerd van hart is en slinkse wegen gaat, zal tot verachting wezen, al zien de mensen hem een tijd lang als wijs aan.Het verlangen om geëerd te zijn is natuurlijk bij elk mens; dit was de oorzaak, dat velen den Zaligmaker niet volgden, maar de Apostelen toonden hun wijsheid door te roemen in den smaad, dien zij om Christus wille leden.
Wij moeten dikwijls aan den dag des oordeels denken, die al onze daden zal openbaren..
Vers 8
8. Een ieder zal geprezen worden, naar dat zijne verstandigheid is, die uit de godsvrucht voortkomt; zijn raad wordt alleen goed bevonden, hetgeen eindelijk door allen moet erkend worden; maar die verkeerd van hart is en slinkse wegen gaat, zal tot verachting wezen, al zien de mensen hem een tijd lang als wijs aan.Het verlangen om geëerd te zijn is natuurlijk bij elk mens; dit was de oorzaak, dat velen den Zaligmaker niet volgden, maar de Apostelen toonden hun wijsheid door te roemen in den smaad, dien zij om Christus wille leden.
Wij moeten dikwijls aan den dag des oordeels denken, die al onze daden zal openbaren..
Vers 9
9. Beter en wijzer is hij, die zich a) gering acht in de wereld, en genoeg heeft om er met de zijnen van te leven, ener ook zo veel van kan doen, dat hij enen knecht heeft, om hem te dienen, en het werk met hem te doen, dan die voor groot en voornaam wil doorgaan en zich zelven eert, zonder dat hij er een knecht op kan nahouden om hem te dienen, en des broods gebrek heeft 1) (2 Samuel 3:29.a) Proverbs 13:7.
1) De dwaasheid van sommigen gaat zover dat ze nergens meer op uit zijn, dan om een groot figuur in de wereld te maken, overal zich ingang te verschaffen en een staat te voeren als personen van rang en hogen staat, en die toch als ze thuis zijn al de noodwendigheid des levens missen. Veel gelukkiger waarlijk is de staat van een eerlijk en bescheiden, eenvoudig gekleed werkman, arbeider en landman, die op ene vertroostlijke wijze de vrucht zijns arbeids gebruikt, dan van een trotsen pronker, die, welke uithangborden hij ook vertonen mag, mager en zwart van honger is, zich van spijt en hartzeer verteert, als hij te huis rondom ziet, en in de samenleving zelf een lastige en onnutte ballast is.. 10. De rechtvaardige, die zelfs de barmhartigheid van God heeft ondervinden a) kent het leven van zijn beest; hij merkt door zijne liefde voor het in zijn huis verblijf houdend dier de blijdschap en de smart daarvan; maar de barmhartigheden der goddelozen, die van Gods genade niets weten, zijn wreed; zij zijn niet geneigd zich met geringeren te bemoeien, en dus ook niet met de dieren. (Exodus 25:4. Sir. 7:23).
a) Deuteronomy 25:4.
De oorspronkelijke innige band tussen den mens en het dier is door de zonde verwoest, en het onredelijke dier is om des mensen wil aan de ijdelheid onderworpen. Wie nu de zonde erkend en betreurd heeft, in hem wordt de oorspronkelijke betrekking tot het dier, in zo verre het lichaam des doods het toelaat, weer hersteld; hij gevoelt weer het evenbeeld Gods te zijn, als de koning van het redeloze schepsel, als het middelpunt van de dieren; hij zal die macht daarom ook niet misbruiken, en omdat hij weet, dat hij mede schuld heeft aan hun ellende, hoort hij met innig medegevoel hun verlangen naar de toekomende vrijheid, dat immers ook dagelijks in hem leeft, en zorgt niet alleen door eigenbelang gedreven voor hun verpleging, maar verlicht hun gaarne hunnen last. Dat vordert reeds de gehoorzaamheid, met welke hij zich onder den algemenen, op de wereld der zonde rustenden vloek buigt, van hem. (Romans 8:19)..
In de Wet werd ook voor de ossen, dus ook voor het gedierte zorg gedragen. Dewijl ook het dier zucht onder de gevolgen der zonde, is het de roeping van den mens, en daarom ook de begeerte van den rechtvaardige om het leven niet nodeloos te verzwaren, maar om ook behoorlijk zorg te dragen voor het dier. Alle marteling van het dier is dus zonde.
Vers 9
9. Beter en wijzer is hij, die zich a) gering acht in de wereld, en genoeg heeft om er met de zijnen van te leven, ener ook zo veel van kan doen, dat hij enen knecht heeft, om hem te dienen, en het werk met hem te doen, dan die voor groot en voornaam wil doorgaan en zich zelven eert, zonder dat hij er een knecht op kan nahouden om hem te dienen, en des broods gebrek heeft 1) (2 Samuel 3:29.a) Proverbs 13:7.
1) De dwaasheid van sommigen gaat zover dat ze nergens meer op uit zijn, dan om een groot figuur in de wereld te maken, overal zich ingang te verschaffen en een staat te voeren als personen van rang en hogen staat, en die toch als ze thuis zijn al de noodwendigheid des levens missen. Veel gelukkiger waarlijk is de staat van een eerlijk en bescheiden, eenvoudig gekleed werkman, arbeider en landman, die op ene vertroostlijke wijze de vrucht zijns arbeids gebruikt, dan van een trotsen pronker, die, welke uithangborden hij ook vertonen mag, mager en zwart van honger is, zich van spijt en hartzeer verteert, als hij te huis rondom ziet, en in de samenleving zelf een lastige en onnutte ballast is.. 10. De rechtvaardige, die zelfs de barmhartigheid van God heeft ondervinden a) kent het leven van zijn beest; hij merkt door zijne liefde voor het in zijn huis verblijf houdend dier de blijdschap en de smart daarvan; maar de barmhartigheden der goddelozen, die van Gods genade niets weten, zijn wreed; zij zijn niet geneigd zich met geringeren te bemoeien, en dus ook niet met de dieren. (Exodus 25:4. Sir. 7:23).
a) Deuteronomy 25:4.
De oorspronkelijke innige band tussen den mens en het dier is door de zonde verwoest, en het onredelijke dier is om des mensen wil aan de ijdelheid onderworpen. Wie nu de zonde erkend en betreurd heeft, in hem wordt de oorspronkelijke betrekking tot het dier, in zo verre het lichaam des doods het toelaat, weer hersteld; hij gevoelt weer het evenbeeld Gods te zijn, als de koning van het redeloze schepsel, als het middelpunt van de dieren; hij zal die macht daarom ook niet misbruiken, en omdat hij weet, dat hij mede schuld heeft aan hun ellende, hoort hij met innig medegevoel hun verlangen naar de toekomende vrijheid, dat immers ook dagelijks in hem leeft, en zorgt niet alleen door eigenbelang gedreven voor hun verpleging, maar verlicht hun gaarne hunnen last. Dat vordert reeds de gehoorzaamheid, met welke hij zich onder den algemenen, op de wereld der zonde rustenden vloek buigt, van hem. (Romans 8:19)..
In de Wet werd ook voor de ossen, dus ook voor het gedierte zorg gedragen. Dewijl ook het dier zucht onder de gevolgen der zonde, is het de roeping van den mens, en daarom ook de begeerte van den rechtvaardige om het leven niet nodeloos te verzwaren, maar om ook behoorlijk zorg te dragen voor het dier. Alle marteling van het dier is dus zonde.
Vers 11
11. a) Die in eenvoudigheid en getrouwheid zijn land bouwt, en het beroep, waarin God hem geplaatst heeft, behoorlijk waarneemt,zal van brood verzadigd worden; want Gods zegen zal hem nimmer ontbreken; maar die ijdele 1) mensen volgt, die lijdt niet alleen gebrek, maar is ook verstandeloos, want juist door achterstelling van zijn eigenlijk beroep bewijst hij, dat hij een dwaas is, en de heilige ordeningen Gods niet acht.a) Proverbs 28:19.
1) In den grondtekst staat alleen, ijdele (mensen is een tussenvoegsel van de Staten-Overzetters). De dichter plaatst hier den akkerbouw tegen het ijdele d.i. tegen wat wij noemen speculeren of windhandel. Eigenlijk wordt er mee bedoeld, alle zwendelarij, alles, wat niet op wettige, door God verordineerde wijze, verdiend wordt of gewonnen.
Vers 11
11. a) Die in eenvoudigheid en getrouwheid zijn land bouwt, en het beroep, waarin God hem geplaatst heeft, behoorlijk waarneemt,zal van brood verzadigd worden; want Gods zegen zal hem nimmer ontbreken; maar die ijdele 1) mensen volgt, die lijdt niet alleen gebrek, maar is ook verstandeloos, want juist door achterstelling van zijn eigenlijk beroep bewijst hij, dat hij een dwaas is, en de heilige ordeningen Gods niet acht.a) Proverbs 28:19.
1) In den grondtekst staat alleen, ijdele (mensen is een tussenvoegsel van de Staten-Overzetters). De dichter plaatst hier den akkerbouw tegen het ijdele d.i. tegen wat wij noemen speculeren of windhandel. Eigenlijk wordt er mee bedoeld, alle zwendelarij, alles, wat niet op wettige, door God verordineerde wijze, verdiend wordt of gewonnen.
Vers 12
12. De goddeloze begeert het net 1) de buit der bozen; hij wil andere goddelozen door grotere list en doortraptheid vangen en doen vallen, want zij hebben geen vrede onderling (Isaiah 48:22; Isaiah 57:21), maar verscheuren elkaar wederkerig; maar de wortel der rechtvaardigen, die tot in de eeuwigheid doordringt, zal vrucht uitgeven, 2).1) Het net wordt hier genomen voor hetgeen onder het net gevangen wordt. De goddeloze, zo wil de Spreuken-dichter zeggen, jaagt naar buit op ene listige wijze, zonder dat het hem tot voordeel is, zo dat hij altijd weer zijne netten moet uitzetten, maar de arbeid der rechtvaardigen zal als het ware zonder slaafse moeite hem verschaffen, wat hij nodig heeft. Uit den wortel stuwt het sap door innerlijke kracht naar boven. Zo ook verkrijgt een rechtvaardige het als in den slaap naar Psalms 127:2.
1) Wanneer de goddelozen zien, dat anderen voorspoed hebben door hun onrechtvaardigheid, dan willen zij met dezelfde slimheid handelen, en van dezelfde gelegenheden gebruik maken. Maar de wortel der goddelijke genade in het hart van den rechtvaardige brengt andere begeerten en andere voornemens voort..
Vers 12
12. De goddeloze begeert het net 1) de buit der bozen; hij wil andere goddelozen door grotere list en doortraptheid vangen en doen vallen, want zij hebben geen vrede onderling (Isaiah 48:22; Isaiah 57:21), maar verscheuren elkaar wederkerig; maar de wortel der rechtvaardigen, die tot in de eeuwigheid doordringt, zal vrucht uitgeven, 2).1) Het net wordt hier genomen voor hetgeen onder het net gevangen wordt. De goddeloze, zo wil de Spreuken-dichter zeggen, jaagt naar buit op ene listige wijze, zonder dat het hem tot voordeel is, zo dat hij altijd weer zijne netten moet uitzetten, maar de arbeid der rechtvaardigen zal als het ware zonder slaafse moeite hem verschaffen, wat hij nodig heeft. Uit den wortel stuwt het sap door innerlijke kracht naar boven. Zo ook verkrijgt een rechtvaardige het als in den slaap naar Psalms 127:2.
1) Wanneer de goddelozen zien, dat anderen voorspoed hebben door hun onrechtvaardigheid, dan willen zij met dezelfde slimheid handelen, en van dezelfde gelegenheden gebruik maken. Maar de wortel der goddelijke genade in het hart van den rechtvaardige brengt andere begeerten en andere voornemens voort..
Vers 13
13. a) In de overtreding der lippen is de strik des bozen; hij geraakt in nood en gevaar door zijne eigene valse woorden, door welke hij juist anderen zocht te verderven; maar de rechtvaardige, die in zijne gesprekken naar waarheid en zuiverheid tracht, zal uit de benauwdheid uitkomen. 1)a) Proverbs 10:14; Proverbs 18:7.
1) Salomo leert hier, dat de boze groot gevaar loopt in het gedrang te komen door zijn eigen goddeloze woorden en uitdrukkingen, en de rechtvaardige juist aan dit gevaar ontkomt, door zijne woorden te wegen.
De ontrouw slaat haar eigen meester.
Vers 13
13. a) In de overtreding der lippen is de strik des bozen; hij geraakt in nood en gevaar door zijne eigene valse woorden, door welke hij juist anderen zocht te verderven; maar de rechtvaardige, die in zijne gesprekken naar waarheid en zuiverheid tracht, zal uit de benauwdheid uitkomen. 1)a) Proverbs 10:14; Proverbs 18:7.
1) Salomo leert hier, dat de boze groot gevaar loopt in het gedrang te komen door zijn eigen goddeloze woorden en uitdrukkingen, en de rechtvaardige juist aan dit gevaar ontkomt, door zijne woorden te wegen.
De ontrouw slaat haar eigen meester.
Vers 14
14. a) Een ieder wordt van de vrucht des monds, door zijne wijze, verstandige en liefderijke redenen met goed verzadigd, hij geniet zegen en voorspoed in het aardse leven (Hoofdstuk ). 18:20); en de zowel tijdelijke als eeuwige vergelding van des mensen handen, door goede of slechte daden zal hij tot zich weder brengen; zijne werken keren op zijn eigen hoofd terug (Matthew 16:27. Revelation 4:13).a) Proverbs 13:2.
Vers 14
14. a) Een ieder wordt van de vrucht des monds, door zijne wijze, verstandige en liefderijke redenen met goed verzadigd, hij geniet zegen en voorspoed in het aardse leven (Hoofdstuk ). 18:20); en de zowel tijdelijke als eeuwige vergelding van des mensen handen, door goede of slechte daden zal hij tot zich weder brengen; zijne werken keren op zijn eigen hoofd terug (Matthew 16:27. Revelation 4:13).a) Proverbs 13:2.
Vers 15
15. {a} De weg des dwazen is recht in zijne eigene ogen; zijne wijze van spreken en handelen is naar zijne mening de enige goede, hoe menigmaal en hoe duidelijk anderen hem de verkeerdheden daarvan onder het oog brengen; maar die in vromen ootmoed naar den raad van anderen hoort, is wijs.{a} Proverbs 3:7.
Vers 15
15. {a} De weg des dwazen is recht in zijne eigene ogen; zijne wijze van spreken en handelen is naar zijne mening de enige goede, hoe menigmaal en hoe duidelijk anderen hem de verkeerdheden daarvan onder het oog brengen; maar die in vromen ootmoed naar den raad van anderen hoort, is wijs.{a} Proverbs 3:7.
Vers 16
16. De toorn des dwazen, die noch zijne eigene zonde, noch Gods ontfermingen kent, over beledigingen van zijnen naaste tegen hem, wordt ten zelven dage bekend; 1) maar die kloekzinnig is, bedekt verbergt de schande de schimp in zijn hart, en laat de wraak aan God over. (Proverbs 8:5 Aanm).1) Het razen en tieren met toornige, den tegenstander beledigende, woorden is altijd een teken van een hart, dat niet verbroken is, en het eigen ik vereert, en kan ook niet verstandig genoeg worden; want juist omdat zulk een mens bij de eerste inwendige opwelling aan toorn alle bedaardheid mist om zich behoorlijk te verdedigen, stelt hij zich bloot, om op nieuw door zijne tegenpartij gekwetst te worden. Daarentegen schenkt godsvrucht en wijsheid van boven den mens het alleen lankmoedigheid tegen den broeder, die zondigt, en bekwaamheid om de ongerechtigheden van den naaste te dragen, daar ook de kracht der zelfbeheersing, zo als Saul die eens bezat. (1 Samuel 10:27)..
Bij den toorn herkent men den dwaas. Wie zijnen toorn bedwingt, heeft enen vijand overwonnen.
De toorn beneemt den wijze den moed; die toornig is, weet niet wat hij doet; die toornig is, bidt niet; hoed u altijd voor haastigen toorn; want de toorn huisvest alleen in het hart van den dwaas.
Een dwaas is even als een beest: zo ras niet getergd, of hij wordt toornig; en wat nog erger is, het blijkt terstond in zijn gelaat, in zijne woorden en daden. Een bedachtzame wordt niet onbetamelijk vervoerd door zijne drift, hoewel hij niet ongevoelig is over de smadelijke bejegeningen hem aangedaan. Door alzo te handelen, bedekt de verstandige de schande van de belediging, en tevens blijft hij zelf tegen de schande des toorn, bewaard.
In het Hebreeën Ewiel bajoom jiwada ka'so. Beter: Een dwaas, te zelfder dage wordt zijn toorn bekend. Met andere woorden: Een dwaas in het, die als hem ene belediging wordt aangedaan, terstond opvliegt en zijn toorn lucht geeft. De kloekzinnige, die kloek van hart is, geeft echter den toorn plaats.
Vers 16
16. De toorn des dwazen, die noch zijne eigene zonde, noch Gods ontfermingen kent, over beledigingen van zijnen naaste tegen hem, wordt ten zelven dage bekend; 1) maar die kloekzinnig is, bedekt verbergt de schande de schimp in zijn hart, en laat de wraak aan God over. (Proverbs 8:5 Aanm).1) Het razen en tieren met toornige, den tegenstander beledigende, woorden is altijd een teken van een hart, dat niet verbroken is, en het eigen ik vereert, en kan ook niet verstandig genoeg worden; want juist omdat zulk een mens bij de eerste inwendige opwelling aan toorn alle bedaardheid mist om zich behoorlijk te verdedigen, stelt hij zich bloot, om op nieuw door zijne tegenpartij gekwetst te worden. Daarentegen schenkt godsvrucht en wijsheid van boven den mens het alleen lankmoedigheid tegen den broeder, die zondigt, en bekwaamheid om de ongerechtigheden van den naaste te dragen, daar ook de kracht der zelfbeheersing, zo als Saul die eens bezat. (1 Samuel 10:27)..
Bij den toorn herkent men den dwaas. Wie zijnen toorn bedwingt, heeft enen vijand overwonnen.
De toorn beneemt den wijze den moed; die toornig is, weet niet wat hij doet; die toornig is, bidt niet; hoed u altijd voor haastigen toorn; want de toorn huisvest alleen in het hart van den dwaas.
Een dwaas is even als een beest: zo ras niet getergd, of hij wordt toornig; en wat nog erger is, het blijkt terstond in zijn gelaat, in zijne woorden en daden. Een bedachtzame wordt niet onbetamelijk vervoerd door zijne drift, hoewel hij niet ongevoelig is over de smadelijke bejegeningen hem aangedaan. Door alzo te handelen, bedekt de verstandige de schande van de belediging, en tevens blijft hij zelf tegen de schande des toorn, bewaard.
In het Hebreeën Ewiel bajoom jiwada ka'so. Beter: Een dwaas, te zelfder dage wordt zijn toorn bekend. Met andere woorden: Een dwaas in het, die als hem ene belediging wordt aangedaan, terstond opvliegt en zijn toorn lucht geeft. De kloekzinnige, die kloek van hart is, geeft echter den toorn plaats.
Vers 17
17. a) Die waarheid voortbrengt in zijn hart, maakt gerechtigheid bekend, als hij tot getuige bij gerechtszittingen geroepen wordt, vrij van mensengunst en mensenvrees, of zijn getuigenis aangenaam is of niet; maar een getuige der valsheden, die de leugen niet in zijn hart verfoeit, pleegt bedrog; want hij misleidt niet alleen den rechter door valse verklaringen, maar ook degene, voor wie hij getuigenis aflegt, daar hij de hoop, die zij op hem hadden, door zijne twijfelachtigheid bedriegt.a) Proverbs 14:5.
Onder alle omstandigheden is de grootste waarheidsliefde tevens de grootste rechtvaardigheid.
Vers 17
17. a) Die waarheid voortbrengt in zijn hart, maakt gerechtigheid bekend, als hij tot getuige bij gerechtszittingen geroepen wordt, vrij van mensengunst en mensenvrees, of zijn getuigenis aangenaam is of niet; maar een getuige der valsheden, die de leugen niet in zijn hart verfoeit, pleegt bedrog; want hij misleidt niet alleen den rechter door valse verklaringen, maar ook degene, voor wie hij getuigenis aflegt, daar hij de hoop, die zij op hem hadden, door zijne twijfelachtigheid bedriegt.a) Proverbs 14:5.
Onder alle omstandigheden is de grootste waarheidsliefde tevens de grootste rechtvaardigheid.
Vers 19
19. Ene waarachtige lip, waaruit woorden uit een in Gods waarheid geworteld hart opwellen, zal bevestigd worden in eeuwigheid; hare gesprekken zijn geen vervliegende damp, maar zijn duurzaam als Gods eigen eeuwig Woord; maar ene valse, leugenachtige tong is maar voor een ogenblik; want de leugen is als het woord des duivels, een ijdele klank, die in de lucht verdwijnt.Vers 19
19. Ene waarachtige lip, waaruit woorden uit een in Gods waarheid geworteld hart opwellen, zal bevestigd worden in eeuwigheid; hare gesprekken zijn geen vervliegende damp, maar zijn duurzaam als Gods eigen eeuwig Woord; maar ene valse, leugenachtige tong is maar voor een ogenblik; want de leugen is als het woord des duivels, een ijdele klank, die in de lucht verdwijnt.Vers 20
20. Bedrog is in het hart dergenen, die ons tegen onze vijanden nog meer ophitsen; zij zijn verkeerde raadgevers onder den schijn van vriendschap, die in plaats van ons dienst te bewijzen, voor ons kwaad smeden, en zich dan later in hun hart verheugen over ons verderf; maar degenen, die ons vrede aanraden, ter verzoening van hen, die ons beledigden, hebben zelven blijdschap; en doen ons den besten dienst, want zij zoeken ons geluk.Vers 20
20. Bedrog is in het hart dergenen, die ons tegen onze vijanden nog meer ophitsen; zij zijn verkeerde raadgevers onder den schijn van vriendschap, die in plaats van ons dienst te bewijzen, voor ons kwaad smeden, en zich dan later in hun hart verheugen over ons verderf; maar degenen, die ons vrede aanraden, ter verzoening van hen, die ons beledigden, hebben zelven blijdschap; en doen ons den besten dienst, want zij zoeken ons geluk.Vers 21
21. Den rechtvaardigen, die de zonde als het grootste kwaad mijdt en vliedt, zal geen leed geen kwaad wedervaren 1), want zelfs het grootste onheil moet bij hem slechts dienen om zijn eeuwig geluk te bevestigen; maar de goddelozen zullen altijd, ook wanneer zij schijnbaar gelukkig zijn, met kwaad vervuld worden; want de toorn Gods blijft op hen, zij hebben geen vrede, en hun aards geluk dient slechts, om hun val te dieper te doen zijn (Proverbs 10:3; Proverbs 11:23).1) Dit wil niet zeggen, dat de rechtvaardigen zullen bevrijd blijven van allerlei leed, maar dat het voor hen geen eigenlijk kwaad is. Wel kan de gelovige soms met een Jakob menen, dat alle dingen tegen hem zijn, naar ten slotte zal het toch blijken, dat alles voor hem was, en dat ook de tegenspoeden hebben moeten medewerken ten goede.
Vers 21
21. Den rechtvaardigen, die de zonde als het grootste kwaad mijdt en vliedt, zal geen leed geen kwaad wedervaren 1), want zelfs het grootste onheil moet bij hem slechts dienen om zijn eeuwig geluk te bevestigen; maar de goddelozen zullen altijd, ook wanneer zij schijnbaar gelukkig zijn, met kwaad vervuld worden; want de toorn Gods blijft op hen, zij hebben geen vrede, en hun aards geluk dient slechts, om hun val te dieper te doen zijn (Proverbs 10:3; Proverbs 11:23).1) Dit wil niet zeggen, dat de rechtvaardigen zullen bevrijd blijven van allerlei leed, maar dat het voor hen geen eigenlijk kwaad is. Wel kan de gelovige soms met een Jakob menen, dat alle dingen tegen hem zijn, naar ten slotte zal het toch blijken, dat alles voor hem was, en dat ook de tegenspoeden hebben moeten medewerken ten goede.
Vers 22
22. Valse, huichelachtige en vleiende lippen zijn den HEERE, die enkel licht is, een gruwel; maar die trouwelijk handelen, de waarheid handhaven (John 3:21), zijn Zijn welgevallen, Zijne genade rust op hen, en bestuurt hen (Proverbs 11:20).Vers 22
22. Valse, huichelachtige en vleiende lippen zijn den HEERE, die enkel licht is, een gruwel; maar die trouwelijk handelen, de waarheid handhaven (John 3:21), zijn Zijn welgevallen, Zijne genade rust op hen, en bestuurt hen (Proverbs 11:20).Vers 23
23. a) Een kloekzinnig mens, die de ware wijsheid bezit, bedekt de wetenschap, die in hem woont; hij pronkt er niet mede, door ze overal aan de mensen te doen opmerken, maar verbergt ze uit nederige bescheidenheid en stilzwijgendheid (Proverbs 10:4; maar het hart der zotten kan zich niet lang verbergen; ook zonder dat zij den mond open doen openbaart zich hun gezindheid door hun blikken en gebaren, en vooral door hun ijdel gezwets; het b) roept zonder dat zij het zelven willen hun dwaasheidluide uit, ofschoon zij die voor wijsheid willen doen doorgaan.a) Proverbs 13:16; Proverbs 15:2. b) Proverbs 13:16; Proverbs 15:2.
Vers 23
23. a) Een kloekzinnig mens, die de ware wijsheid bezit, bedekt de wetenschap, die in hem woont; hij pronkt er niet mede, door ze overal aan de mensen te doen opmerken, maar verbergt ze uit nederige bescheidenheid en stilzwijgendheid (Proverbs 10:4; maar het hart der zotten kan zich niet lang verbergen; ook zonder dat zij den mond open doen openbaart zich hun gezindheid door hun blikken en gebaren, en vooral door hun ijdel gezwets; het b) roept zonder dat zij het zelven willen hun dwaasheidluide uit, ofschoon zij die voor wijsheid willen doen doorgaan.a) Proverbs 13:16; Proverbs 15:2. b) Proverbs 13:16; Proverbs 15:2.
Vers 24
24. a) De hand der vlijtigen, die met alle inspanning van krachten trouw het beroep waarnemen, waarin God hen geplaatst heeft, zal heersen door Gods zegen, en tot rijkdom, aanzien en macht geraken; maar de bedriegers, die ontrouw handelen, zullen steeds dieper zinken, en eindelijk onder cijns wezen, als lijfeigenen voor een gering loon arbeiden (Proverbs 11:29).a) Proverbs 10:4.
Slechts weinigen kunnen vrij zijn, omdat zij lui zijn, en daarom veil, te koop..
Vers 24
24. a) De hand der vlijtigen, die met alle inspanning van krachten trouw het beroep waarnemen, waarin God hen geplaatst heeft, zal heersen door Gods zegen, en tot rijkdom, aanzien en macht geraken; maar de bedriegers, die ontrouw handelen, zullen steeds dieper zinken, en eindelijk onder cijns wezen, als lijfeigenen voor een gering loon arbeiden (Proverbs 11:29).a) Proverbs 10:4.
Slechts weinigen kunnen vrij zijn, omdat zij lui zijn, en daarom veil, te koop..
Vers 25
25. 1) Bekommernis en zorg in het hart des mensen buigt het neer, maar een goed, troostrijk woord verblijdt het, en doet het opspringen van vreugde.1) Proverbs 15:13. 26. De rechtvaardige is voortreflijker dan zijn naaste 1); hij ontdekt den weg ten leven, om daarop gelukkiger voort te gaan; maar de weg der goddelozen, dien zij aanraden en wijzen, doet hen dwalen, die naar hen luisteren; alzo hebben noch de goddelozen zelven, noch hun naasten enig voordeel van de goddeloosheid.
1) Het eerste gedeelte van Proverbs 12:26 is niet gemakkelijk te verklaren. Dewijl het echter een tegenstelling met het laatste vormt, kan de verklaring niet anders wezen. dan dat de rechtvaardige op een weg wandelt, die hem niet doet dwalen, maar hem gelukkig doet zijn en een gelukkig einde doet bereiken. Coccejus en Schultens verklaren aldus: De rechtvaardige stelt een nauw onderzoek van zijn weg in, ook om zijns naastens wille, wiens ziele hem evenzeer ter harte gaat, maar de weg der goddelozen maakt, dat zij als in een woestijn rondom zwerven.
Vers 25
25. 1) Bekommernis en zorg in het hart des mensen buigt het neer, maar een goed, troostrijk woord verblijdt het, en doet het opspringen van vreugde.1) Proverbs 15:13. 26. De rechtvaardige is voortreflijker dan zijn naaste 1); hij ontdekt den weg ten leven, om daarop gelukkiger voort te gaan; maar de weg der goddelozen, dien zij aanraden en wijzen, doet hen dwalen, die naar hen luisteren; alzo hebben noch de goddelozen zelven, noch hun naasten enig voordeel van de goddeloosheid.
1) Het eerste gedeelte van Proverbs 12:26 is niet gemakkelijk te verklaren. Dewijl het echter een tegenstelling met het laatste vormt, kan de verklaring niet anders wezen. dan dat de rechtvaardige op een weg wandelt, die hem niet doet dwalen, maar hem gelukkig doet zijn en een gelukkig einde doet bereiken. Coccejus en Schultens verklaren aldus: De rechtvaardige stelt een nauw onderzoek van zijn weg in, ook om zijns naastens wille, wiens ziele hem evenzeer ter harte gaat, maar de weg der goddelozen maakt, dat zij als in een woestijn rondom zwerven.
Vers 27
27. Een bedrieger, en luiaard. zal zijn jachtvang niet braden, maar het kostelijk goed des mensen is het deel des vlijtigen, maar ook vele anderen ten zegen.De meeste oude en vele nieuwe uitleggers geven den zin alzo aan: Een luiaard braadt zijn reeds geschoten en hem toebehorend wildbraad niet, niet eens dat, wat hij reeds heeft, heeft hij lust om te gebruiken: maar de vlijtige is voor de mensen, zelfs voor anderen; een kostelijke rijkdom..
Anderen, zoals Schultens, Delitzsch vertalen het woord in den grondtekst, door onze Staten-Overzetters door braden vertaald, door bewegen. Beide vertalingen duiden hetzelfde aan, hoewel het laatste nog sterker spreekt. Iemand die braadt, heeft iets, maar iemand die zelfs niet de moeite neemt, om het wild op te jagen, of in de engte te drijven, die heeft helemaal niets. Doel van dit vers is de armoede van den luiaard tegenover de rijkdom van den vlijtige te stellen.
Vers 27
27. Een bedrieger, en luiaard. zal zijn jachtvang niet braden, maar het kostelijk goed des mensen is het deel des vlijtigen, maar ook vele anderen ten zegen.De meeste oude en vele nieuwe uitleggers geven den zin alzo aan: Een luiaard braadt zijn reeds geschoten en hem toebehorend wildbraad niet, niet eens dat, wat hij reeds heeft, heeft hij lust om te gebruiken: maar de vlijtige is voor de mensen, zelfs voor anderen; een kostelijke rijkdom..
Anderen, zoals Schultens, Delitzsch vertalen het woord in den grondtekst, door onze Staten-Overzetters door braden vertaald, door bewegen. Beide vertalingen duiden hetzelfde aan, hoewel het laatste nog sterker spreekt. Iemand die braadt, heeft iets, maar iemand die zelfs niet de moeite neemt, om het wild op te jagen, of in de engte te drijven, die heeft helemaal niets. Doel van dit vers is de armoede van den luiaard tegenover de rijkdom van den vlijtige te stellen.
Vers 28
28. In het pad der gerechtigheid alleen is het leven, waar geluk op aarde, eeuwige zaligheid aan gene zijde des grafs; en in den weg van haar voetpad is de dood niet, maar onsterflijkheid (Proverbs 3:18; Proverbs 7:27. Matthew 7:14).Slechts in de zonde is de dood; wandelt gij echter op het smalle pad, dan kan geen dood u doden; want Christus dood doodt uw dood. Vele handschriften lezen in het tweede lid in plaats van al: el, waardoor dan ene tegenstelling tegen het eerste lid ontstaat: maar een weg is gebaand tot den dood, namelijk die der dwaasheid of eigenwijsheid. Deze tegenstelling ligt echter ook in onze overzetting..
De weg van den godsdienst is een rechte, eenvoudige weg; het is de weg der gerechtigheid. Gods bevelen zijn allen rechtvaardig, heilig en goed; het is een voetpad, een weg, dien God voor ons heeft opgeworpen (Isaiah 35:8); het is een grote weg, door alle heiligen voor ons gebaand. Aan het einde is niet alleen het leven, maar reeds op den weg. Welk een troost en blijdschap! De gunst van God die beter is dan het leven; de Geest, die het leven is.. De dood van hen, die in den Heere sterven, is slechts een slaap (1 Thessalonians 4:14), want Christus heeft den dood te niet gedaan, en het eeuwige leven verzekerd voor hen, die in Hem geloven. Niets kan den rechtvaardige aan den vloek van den eersten dood, of de macht van den tweeden onderwerpen. Niets kan hem van dat leven beroven, dat met Christus verborgen is in God. Wie is het, die het leven der onsterflijkheid begeert? Laat hem den nieuwen en levenden weg bewandelen. Laat hem dien bewandelen, hij zal den dood daar niet vinden..
Vers 28
28. In het pad der gerechtigheid alleen is het leven, waar geluk op aarde, eeuwige zaligheid aan gene zijde des grafs; en in den weg van haar voetpad is de dood niet, maar onsterflijkheid (Proverbs 3:18; Proverbs 7:27. Matthew 7:14).Slechts in de zonde is de dood; wandelt gij echter op het smalle pad, dan kan geen dood u doden; want Christus dood doodt uw dood. Vele handschriften lezen in het tweede lid in plaats van al: el, waardoor dan ene tegenstelling tegen het eerste lid ontstaat: maar een weg is gebaand tot den dood, namelijk die der dwaasheid of eigenwijsheid. Deze tegenstelling ligt echter ook in onze overzetting..
De weg van den godsdienst is een rechte, eenvoudige weg; het is de weg der gerechtigheid. Gods bevelen zijn allen rechtvaardig, heilig en goed; het is een voetpad, een weg, dien God voor ons heeft opgeworpen (Isaiah 35:8); het is een grote weg, door alle heiligen voor ons gebaand. Aan het einde is niet alleen het leven, maar reeds op den weg. Welk een troost en blijdschap! De gunst van God die beter is dan het leven; de Geest, die het leven is.. De dood van hen, die in den Heere sterven, is slechts een slaap (1 Thessalonians 4:14), want Christus heeft den dood te niet gedaan, en het eeuwige leven verzekerd voor hen, die in Hem geloven. Niets kan den rechtvaardige aan den vloek van den eersten dood, of de macht van den tweeden onderwerpen. Niets kan hem van dat leven beroven, dat met Christus verborgen is in God. Wie is het, die het leven der onsterflijkheid begeert? Laat hem den nieuwen en levenden weg bewandelen. Laat hem dien bewandelen, hij zal den dood daar niet vinden..