Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Spreuken 11

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 11

Proverbs 11:1.

VERDERE REGELS VAN DE GERECHTIGHEID, HAAR NUT EN DE BELETSELEN.

II. Proverbs 11:1-Proverbs 11:31. Met deze tweede voor ons liggende afdeling begint de vergelijking tussen de goede gevolgen der vroomheid en de nadelen en de straffen der goddeloosheid, welke tot aan het einde van de eerste hoofdafdeling (Proverbs 15:33) voortloopt. In ons hoofdstuk wordt deze vergelijking eerst in betrekking tot recht en onrecht, een liefderijk en liefdeloos gedrag jegens den naaste voortgezet. In het bijzonder spreken daarvan Proverbs 11:1-Proverbs 11:11, en geven te kennen, welke waarde een rechtvaardig gedrag jegens den naaste heeft, en welke vloek er rust op de ongerechtigheid; Proverbs 11:12-Proverbs 11:15: tegen praatachtigheid, lasterzucht, onverstandig raden, lichtvaardig borg blijven; Proverbs 11:16-Proverbs 11:23 handelen meestal van den zegen der gerechtigheid en van het welverdiende oordeel der goddeloosheid; Proverbs 11:24-Proverbs 11:26 tegen gierigheid, onbarmhartigheid en woeker; eindelijk Proverbs 11:27-Proverbs 11:31 nogmaals van het onderscheid tussen rechtvaardigen en onrechtvaardigen, en een iegelijks loon op aarde.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 11

Proverbs 11:1.

VERDERE REGELS VAN DE GERECHTIGHEID, HAAR NUT EN DE BELETSELEN.

II. Proverbs 11:1-Proverbs 11:31. Met deze tweede voor ons liggende afdeling begint de vergelijking tussen de goede gevolgen der vroomheid en de nadelen en de straffen der goddeloosheid, welke tot aan het einde van de eerste hoofdafdeling (Proverbs 15:33) voortloopt. In ons hoofdstuk wordt deze vergelijking eerst in betrekking tot recht en onrecht, een liefderijk en liefdeloos gedrag jegens den naaste voortgezet. In het bijzonder spreken daarvan Proverbs 11:1-Proverbs 11:11, en geven te kennen, welke waarde een rechtvaardig gedrag jegens den naaste heeft, en welke vloek er rust op de ongerechtigheid; Proverbs 11:12-Proverbs 11:15: tegen praatachtigheid, lasterzucht, onverstandig raden, lichtvaardig borg blijven; Proverbs 11:16-Proverbs 11:23 handelen meestal van den zegen der gerechtigheid en van het welverdiende oordeel der goddeloosheid; Proverbs 11:24-Proverbs 11:26 tegen gierigheid, onbarmhartigheid en woeker; eindelijk Proverbs 11:27-Proverbs 11:31 nogmaals van het onderscheid tussen rechtvaardigen en onrechtvaardigen, en een iegelijks loon op aarde.

Vers 1

1. Ene a) bedrieglijke weegschaal, alsmede vals gewicht, maat, geld in handel en wandel, vals getuigen voor het gericht en in het dagelijkse leven is den HEERE een gruwel; maar een volkomen weegsteen, gewicht of maat is Zijn welgevallen, daarop alleen kan Gods zegen rusten.

a) Leviticus 19:36. Deuteronomy 25:13. Proverbs 16:11; Proverbs 20:10,Proverbs 20:23.

Gewicht en weegschaal zijn verordeningen des Heren, en elke weegsteen of gewicht is Zijn werk. Ook echtverbindtenissen, staatkundige gemeenschappen, burgerlijke verdragen, vonnissen, straffen enz. zijn inzettingen van Goddelijke wijsheid en gerechtigheid, waarover de Heere een waakzaam oog geopend heeft.

Ene valse weegschaal is den Heere een gruwel, 1) omdat zulk een bedrog onder den schijn van rechtvaardigheid begaan wordt; 2) omdat tegen velen en gewoonlijk tegen armen gezondigd wordt; 3) omdat het slechts zelden door de Overheid bestraft wordt; 4) omdat het gepaard gaat met leugen en bedrog 5) omdat de koper zijn geld verliest, en de verkoper het niet weer vergoedt; 6) omdat de mensen met deze zonde om zo te zeggen spotten, en het niet voor zo grote zonde houden.

De zondaar met het zijne niet vergenoegd, en zijns naasten goed bejagende, wil nog eerlijk schijnen, zal daarom zoeken met een schijn des rechts zich het goed van anderen toe te eigenen, als door vals gewicht, elle en mate. Hij wil met te grote maat inkopen, en met te kleine verkopen. Dat verbiedt God in Micha 6:10: Zijn er niet nog, in eens ieders goddelozen huis schatten der goddeloosheid? en ene schaarse efa, dat te verfoeien is? -Hierbij mag men wel voegen het bedriegen met de waren, die onrechtvaardigen mensen vervalsen, en ze zo opsmukken, dat ze beter schijnen dan ze zijn. Dit is kaf voor koren te verkopen (Amos 8:6) Door de onrechtvaardigheid maakt men zich niet alleen voor de mensen schuldig, en door het geroofde terug te geven, en aan hen te voldoen, wat men hun ontvreemd heeft, blijft de schuld nog tegenover God te vereffenen. Daarom moet de onrechtvaardige, hetzij hij meer of minder onrechtvaardigheid bedreven hebbe, zoeken weer met God verzoend te worden. En als hij dan uitroept: wat zal ik doen om mijne ongerechtigheid uitgewist te krijgen? dan is het antwoord: "Zoek het zoenbloed van den Middelaar Jezus, waardoor Hij, hetgeen Hij niet geroofd had, heeft moeten wedergeven" (Psalms 69:5).

Vers 1

1. Ene a) bedrieglijke weegschaal, alsmede vals gewicht, maat, geld in handel en wandel, vals getuigen voor het gericht en in het dagelijkse leven is den HEERE een gruwel; maar een volkomen weegsteen, gewicht of maat is Zijn welgevallen, daarop alleen kan Gods zegen rusten.

a) Leviticus 19:36. Deuteronomy 25:13. Proverbs 16:11; Proverbs 20:10,Proverbs 20:23.

Gewicht en weegschaal zijn verordeningen des Heren, en elke weegsteen of gewicht is Zijn werk. Ook echtverbindtenissen, staatkundige gemeenschappen, burgerlijke verdragen, vonnissen, straffen enz. zijn inzettingen van Goddelijke wijsheid en gerechtigheid, waarover de Heere een waakzaam oog geopend heeft.

Ene valse weegschaal is den Heere een gruwel, 1) omdat zulk een bedrog onder den schijn van rechtvaardigheid begaan wordt; 2) omdat tegen velen en gewoonlijk tegen armen gezondigd wordt; 3) omdat het slechts zelden door de Overheid bestraft wordt; 4) omdat het gepaard gaat met leugen en bedrog 5) omdat de koper zijn geld verliest, en de verkoper het niet weer vergoedt; 6) omdat de mensen met deze zonde om zo te zeggen spotten, en het niet voor zo grote zonde houden.

De zondaar met het zijne niet vergenoegd, en zijns naasten goed bejagende, wil nog eerlijk schijnen, zal daarom zoeken met een schijn des rechts zich het goed van anderen toe te eigenen, als door vals gewicht, elle en mate. Hij wil met te grote maat inkopen, en met te kleine verkopen. Dat verbiedt God in Micha 6:10: Zijn er niet nog, in eens ieders goddelozen huis schatten der goddeloosheid? en ene schaarse efa, dat te verfoeien is? -Hierbij mag men wel voegen het bedriegen met de waren, die onrechtvaardigen mensen vervalsen, en ze zo opsmukken, dat ze beter schijnen dan ze zijn. Dit is kaf voor koren te verkopen (Amos 8:6) Door de onrechtvaardigheid maakt men zich niet alleen voor de mensen schuldig, en door het geroofde terug te geven, en aan hen te voldoen, wat men hun ontvreemd heeft, blijft de schuld nog tegenover God te vereffenen. Daarom moet de onrechtvaardige, hetzij hij meer of minder onrechtvaardigheid bedreven hebbe, zoeken weer met God verzoend te worden. En als hij dan uitroept: wat zal ik doen om mijne ongerechtigheid uitgewist te krijgen? dan is het antwoord: "Zoek het zoenbloed van den Middelaar Jezus, waardoor Hij, hetgeen Hij niet geroofd had, heeft moeten wedergeven" (Psalms 69:5).

Vers 2

2. Als de hovaardigheid in het hart komt, en men den naaste onrechtvaardig beoordeelt en behandelt, zal de schande ook komen, want hoogmoed komt voor den val (Proverbs 16:18; Proverbs 18:12); maar met de ootmoedigen is wijsheid, die voor smaad en schande behoedt en ere geeft. Die ootmoedigen zijn dezulken, die een angstig en verslagen hart hebben en zich zelven verloochenen; dat zijn de ware wijzen. (Matthew 5:2, Luke 1:51)

Hoogmoed staat geheel tegenover berouw, geloof en gehoorzaamheid; hoogmoed leidt tot ontrouw of ijdele zelfgenoegzaamheid, die gewis in eeuwige schande en verachting zal eindigen. Ziende hoe veilig en gerust en tevreden zij zijn, die een nederigen geest hebben, hoe zij gemeenschap hebben met God, en welken troost zij in zich zelven bezitten, kunnen wij voorzeker besluiten, dat de wijsheid bij de nederigen van hart is..

Vers 2

2. Als de hovaardigheid in het hart komt, en men den naaste onrechtvaardig beoordeelt en behandelt, zal de schande ook komen, want hoogmoed komt voor den val (Proverbs 16:18; Proverbs 18:12); maar met de ootmoedigen is wijsheid, die voor smaad en schande behoedt en ere geeft. Die ootmoedigen zijn dezulken, die een angstig en verslagen hart hebben en zich zelven verloochenen; dat zijn de ware wijzen. (Matthew 5:2, Luke 1:51)

Hoogmoed staat geheel tegenover berouw, geloof en gehoorzaamheid; hoogmoed leidt tot ontrouw of ijdele zelfgenoegzaamheid, die gewis in eeuwige schande en verachting zal eindigen. Ziende hoe veilig en gerust en tevreden zij zijn, die een nederigen geest hebben, hoe zij gemeenschap hebben met God, en welken troost zij in zich zelven bezitten, kunnen wij voorzeker besluiten, dat de wijsheid bij de nederigen van hart is..

Vers 3

3. a) De oprechtheid, de argeloze onschuld en openhartigheid der oprechten leidt hen, zodat zij veilig gaan en hun doel bereiken; maar de verkeerdheid der trouwelozen, die door list hun doel willen bereiken, verstoort hen zelven zodat zij in den put moeten vallen, dien zij door hun arglistigheid gegraven hebben.

a) Proverbs 13:6; Proverbs 28:18.

Vers 3

3. a) De oprechtheid, de argeloze onschuld en openhartigheid der oprechten leidt hen, zodat zij veilig gaan en hun doel bereiken; maar de verkeerdheid der trouwelozen, die door list hun doel willen bereiken, verstoort hen zelven zodat zij in den put moeten vallen, dien zij door hun arglistigheid gegraven hebben.

a) Proverbs 13:6; Proverbs 28:18.

Vers 4

4. a) Geld en goed doet geen nut ten dage der verbolgenheidGods, wanneer Hij onze zonden door Zijne strafgerichten bezoekt; maar de gerechtigheid, die op het geloof berust, van Gods genade zeker is, redt van den toorn en van het gericht, en dus ook van den dood 1), zowel van den vroegen, kwaden en snellen lichamelijken, als van den eeuwigen dood (John 3:36).

a) Proverbs 10:2. Ezekiel 7:19. Zephaniah 1:18.

1) In dagen van openbare of algemene rampen stellen de goederen dezes levens hare bezitters nog meer aan leed en onheil bloot, dan dat ze hen daarentegen zouden beveiligen (Ezekiel 7:19). Het is de gerechtigheid alleen welke van den dood, dat is van het kwaad of van den prikkel des doods, den mens verlost. Een goed geweten maakt den dood minder angstig en smartelijk en dikwijls zelfs gemakkelijk en zacht, en neemt alle zijne verschrikkingen weg. Het is het voorrecht der rechtvaardige alleen, door den tweeden dood niet beschadigd te worden, hoe veel te minder zal de eerste dood hen dan benadelen..

Vers 4

4. a) Geld en goed doet geen nut ten dage der verbolgenheidGods, wanneer Hij onze zonden door Zijne strafgerichten bezoekt; maar de gerechtigheid, die op het geloof berust, van Gods genade zeker is, redt van den toorn en van het gericht, en dus ook van den dood 1), zowel van den vroegen, kwaden en snellen lichamelijken, als van den eeuwigen dood (John 3:36).

a) Proverbs 10:2. Ezekiel 7:19. Zephaniah 1:18.

1) In dagen van openbare of algemene rampen stellen de goederen dezes levens hare bezitters nog meer aan leed en onheil bloot, dan dat ze hen daarentegen zouden beveiligen (Ezekiel 7:19). Het is de gerechtigheid alleen welke van den dood, dat is van het kwaad of van den prikkel des doods, den mens verlost. Een goed geweten maakt den dood minder angstig en smartelijk en dikwijls zelfs gemakkelijk en zacht, en neemt alle zijne verschrikkingen weg. Het is het voorrecht der rechtvaardige alleen, door den tweeden dood niet beschadigd te worden, hoe veel te minder zal de eerste dood hen dan benadelen..

Vers 5

5. De gerechtigheid des oprechten, die een godzalig leven voor Gods aangezicht leidt, maakt zijnen levensweg recht 1), zodat hij ook door rampspoed niet struikelt en valt, maar alle dingen hem ten beste dienen en ter bereiking van het eeuwige kleinood moeten helpen; maar de goddeloze valt in gedurig grotere schuld, smaad en schande en eindelijk in den eeuwigen dood door zijne goddeloosheid, waardoor hij zich dacht te verheffen (Proverbs 11:8). De waarlijk oprechte is een vijand van bijpaden, en heeft door genade het oog gevestigd op het ene en grote doel, te wandelen in de wegen des Heren en op het pad Zijner geboden.

Vers 5

5. De gerechtigheid des oprechten, die een godzalig leven voor Gods aangezicht leidt, maakt zijnen levensweg recht 1), zodat hij ook door rampspoed niet struikelt en valt, maar alle dingen hem ten beste dienen en ter bereiking van het eeuwige kleinood moeten helpen; maar de goddeloze valt in gedurig grotere schuld, smaad en schande en eindelijk in den eeuwigen dood door zijne goddeloosheid, waardoor hij zich dacht te verheffen (Proverbs 11:8). De waarlijk oprechte is een vijand van bijpaden, en heeft door genade het oog gevestigd op het ene en grote doel, te wandelen in de wegen des Heren en op het pad Zijner geboden.

Vers 6

6. De gerechtigheid der vromen zal hen, al geraken zij ook in grote ellende en aanvechting, toch eindelijk, zo als de Heere beloofd heeft,redden; maar de trouwelozen, die de hemelse wijsheid en waarheid verachten a) worden, niettegenstaande hun hoog geroemde sluwheid als in een net gevangen in hun verkeerdheid (woordelijk: door hun begeerte naar aards goed, naar valse wijsheid en een weelderig leven).

a) Proverbs 5:22.

Vers 6

6. De gerechtigheid der vromen zal hen, al geraken zij ook in grote ellende en aanvechting, toch eindelijk, zo als de Heere beloofd heeft,redden; maar de trouwelozen, die de hemelse wijsheid en waarheid verachten a) worden, niettegenstaande hun hoog geroemde sluwheid als in een net gevangen in hun verkeerdheid (woordelijk: door hun begeerte naar aards goed, naar valse wijsheid en een weelderig leven).

a) Proverbs 5:22.

Vers 7

7. Als de goddeloze mens sterft, verlaat zijne verwachting, 1) die immers slechts op het aardse gericht was, want hij heeft zijn goed in het leven ontvangen, en gaat naar de pijn en de kwelling; zelfs is de allersterkste hoop vergaan. 2)

1) Goddeloze mensen verwachten geluk wanneer zij sterven, of nog in deze wereld, maar bij den dood zal hun verwachting teleurgesteld worden. Als een vroom mens sterft, worden zijne verwachtingen overtroffen en al zijne vrees verdwijnt; maar wanneer een goddeloos mens sterft, verdwijnt zijne hoop..

2) In het Hebreeën Wethoch-leth onim abadah. Beter: de verwachting dergenen, die in hun volle kracht staan is vernietigd. Het tweede woord wordt ook voor de eerstgeborenen gebruikt. De zin is deze, dat de goddeloze, die op een sterk gebouwd lichaam zijn hoop heeft gevestigd, plotseling bemerkt dat ook kracht ijdelheid is en dat als God zijn adem wegneemt, ook hij weg is.

Vers 7

7. Als de goddeloze mens sterft, verlaat zijne verwachting, 1) die immers slechts op het aardse gericht was, want hij heeft zijn goed in het leven ontvangen, en gaat naar de pijn en de kwelling; zelfs is de allersterkste hoop vergaan. 2)

1) Goddeloze mensen verwachten geluk wanneer zij sterven, of nog in deze wereld, maar bij den dood zal hun verwachting teleurgesteld worden. Als een vroom mens sterft, worden zijne verwachtingen overtroffen en al zijne vrees verdwijnt; maar wanneer een goddeloos mens sterft, verdwijnt zijne hoop..

2) In het Hebreeën Wethoch-leth onim abadah. Beter: de verwachting dergenen, die in hun volle kracht staan is vernietigd. Het tweede woord wordt ook voor de eerstgeborenen gebruikt. De zin is deze, dat de goddeloze, die op een sterk gebouwd lichaam zijn hoop heeft gevestigd, plotseling bemerkt dat ook kracht ijdelheid is en dat als God zijn adem wegneemt, ook hij weg is.

Vers 8

8. a) De rechtvaardige wordt toch eindelijk uit benauwdheid bevrijd, en dan voor eeuwig getroost; b) en de goddeloze, die dikwijls de oorzaak is van den nood des rechtvaardigen, komt in zijne plaats, 1) wanneer de tijd der vergelding gekomen is. (2 Thessalonians 1:6).

a) Psalms 34:20. b) Proverbs 21:18.

1) De geschiedenis van Gods volk van den ouden dag is daarvan een sprekend toonbeeld. Israël werd droogvoets door de Schelfzee gevoerd en de goddeloze Farao kwam met zijn leger in diezelfde zee om. Ook later werd het bevestigd aan Daniël en zijne vijanden. De goddelozen vallen niet zelden in dezelfden kuil, dien zij voor den rechtvaardige gegraven hebben. Denkt ook aan Haman en Mordechai.

Vers 8

8. a) De rechtvaardige wordt toch eindelijk uit benauwdheid bevrijd, en dan voor eeuwig getroost; b) en de goddeloze, die dikwijls de oorzaak is van den nood des rechtvaardigen, komt in zijne plaats, 1) wanneer de tijd der vergelding gekomen is. (2 Thessalonians 1:6).

a) Psalms 34:20. b) Proverbs 21:18.

1) De geschiedenis van Gods volk van den ouden dag is daarvan een sprekend toonbeeld. Israël werd droogvoets door de Schelfzee gevoerd en de goddeloze Farao kwam met zijn leger in diezelfde zee om. Ook later werd het bevestigd aan Daniël en zijne vijanden. De goddelozen vallen niet zelden in dezelfden kuil, dien zij voor den rechtvaardige gegraven hebben. Denkt ook aan Haman en Mordechai.

Vers 9

9. De huichelaar: b.v. bij een vorst verderft dikwijls zijnen naaste, die onschuldig is, door den mond, door vleiende verderfelijke woorden; maar door de wetenschap, die de listen der belagers doorgrondt, worden zijne aanslagen verijdeld en alzo worden de rechtvaardigen bevrijd. 1) 1) Door de kennis en wetenschap omtrent de snode listen en bedriegerijen des satans, weet hij, die rechtvaardig en trouw is in zijn handel, de handelingen des huichelaars te ontdekken en te mijden. Door de kennis van God en van Zijn heilig Woord en die van zijn eigen hart zal de rechtvaardige zich meermalen weten te redden van degenen, die heimelijk en openlijk op hem loeren, om hem te misleiden, te bedriegen en te verderven..

Vers 9

9. De huichelaar: b.v. bij een vorst verderft dikwijls zijnen naaste, die onschuldig is, door den mond, door vleiende verderfelijke woorden; maar door de wetenschap, die de listen der belagers doorgrondt, worden zijne aanslagen verijdeld en alzo worden de rechtvaardigen bevrijd. 1) 1) Door de kennis en wetenschap omtrent de snode listen en bedriegerijen des satans, weet hij, die rechtvaardig en trouw is in zijn handel, de handelingen des huichelaars te ontdekken en te mijden. Door de kennis van God en van Zijn heilig Woord en die van zijn eigen hart zal de rechtvaardige zich meermalen weten te redden van degenen, die heimelijk en openlijk op hem loeren, om hem te misleiden, te bedriegen en te verderven..

Vers 10

10. Ene stad springt op van vreugde over het welvaren der rechtvaardigen, wanneer zij tot rijkdom en eer geraken; en als de goddelozen vergaan 1) treurt niemand, want dan is er gejuich in die plaats; want in deze onderscheidene uitgangen moeten de mensen Gods rechtvaardig en genadig bestuur erkennen, en Hem daarvoor prijzen.

1) Men moge bij hun leven den goddelozen eer bewijzen, dewijl men hen vreest, bij hun dood voelt men zich weer vrij en daarover verheugt men zich, terwijl men zich verblijdt als de rechtvaardige zijn have en goed ten nutte besteedt van zijne medeburgers.

Vers 10

10. Ene stad springt op van vreugde over het welvaren der rechtvaardigen, wanneer zij tot rijkdom en eer geraken; en als de goddelozen vergaan 1) treurt niemand, want dan is er gejuich in die plaats; want in deze onderscheidene uitgangen moeten de mensen Gods rechtvaardig en genadig bestuur erkennen, en Hem daarvoor prijzen.

1) Men moge bij hun leven den goddelozen eer bewijzen, dewijl men hen vreest, bij hun dood voelt men zich weer vrij en daarover verheugt men zich, terwijl men zich verblijdt als de rechtvaardige zijn have en goed ten nutte besteedt van zijne medeburgers.

Vers 11

11. Want door den zegen, het zegen- en heil-aanbrengend spreken en wandelen der oprechten, der rechtschapenen wordt ene stad tot bloei en welvaart verheven; 1) maar door den lasterlijken mond der goddelozen, die haters zijn der vromen, wordt zij van den vloek van God getroffen en eindelijk door de vijanden verbroken.

Vrome en godvrezende regenten van ene stad of van een land zijn ene grote weldaad; wij moeten voor hen bidden, opdat God ons niet misschien met wrede, baatzuchtige, goddeloze heersers straffe..

1) De oprechten, de godvrezenden zijn bidders voor land en volk. Niet alleen eigen behoeften leggen zij neer voor den troon der genade, maar ook die van hun volk. En het is daarom dat de Spreuken-dichter hier zegt, dat zij een stad tot zegen zijn. De goddeloze haalt echter een oordeel over land en stad, gelijk de goddeloze inwoners van Sodom en Gomorra oorzaak waren dat die steden door den Heere God werden verwoest.

Vers 11

11. Want door den zegen, het zegen- en heil-aanbrengend spreken en wandelen der oprechten, der rechtschapenen wordt ene stad tot bloei en welvaart verheven; 1) maar door den lasterlijken mond der goddelozen, die haters zijn der vromen, wordt zij van den vloek van God getroffen en eindelijk door de vijanden verbroken.

Vrome en godvrezende regenten van ene stad of van een land zijn ene grote weldaad; wij moeten voor hen bidden, opdat God ons niet misschien met wrede, baatzuchtige, goddeloze heersers straffe..

1) De oprechten, de godvrezenden zijn bidders voor land en volk. Niet alleen eigen behoeften leggen zij neer voor den troon der genade, maar ook die van hun volk. En het is daarom dat de Spreuken-dichter hier zegt, dat zij een stad tot zegen zijn. De goddeloze haalt echter een oordeel over land en stad, gelijk de goddeloze inwoners van Sodom en Gomorra oorzaak waren dat die steden door den Heere God werden verwoest.

Vers 12

12. Die verstandeloos is, en een lichtvaardig en vernederend oordeel over anderen uitspreekt, is een dwaas zonder godsvrucht; hij veracht zijnen naaste, die beter is dan hij (Proverbs 14:21; Proverbs 13:13): maar een man van groot verstand, in wie de wijsheid woont, zwijgt stil, 1) en spreekt zijn oordeel niet uit, ook al is het billijk, uit vrees van te zondigen.

1) De verstandeloze wordt hier weer geplaatst tegenover den wijze. De dwaas is aanstonds gereed om zijn naaste vals te beoordelen en dan te bespotten, maar de wijze heeft genoeg zelfkennis, om zijn oordeel op te schorten of voor zich te houden. Wie zijn eigen hart heeft leren kennen, zal niet spoedig zijn naaste veroordelen.

Vers 12

12. Die verstandeloos is, en een lichtvaardig en vernederend oordeel over anderen uitspreekt, is een dwaas zonder godsvrucht; hij veracht zijnen naaste, die beter is dan hij (Proverbs 14:21; Proverbs 13:13): maar een man van groot verstand, in wie de wijsheid woont, zwijgt stil, 1) en spreekt zijn oordeel niet uit, ook al is het billijk, uit vrees van te zondigen.

1) De verstandeloze wordt hier weer geplaatst tegenover den wijze. De dwaas is aanstonds gereed om zijn naaste vals te beoordelen en dan te bespotten, maar de wijze heeft genoeg zelfkennis, om zijn oordeel op te schorten of voor zich te houden. Wie zijn eigen hart heeft leren kennen, zal niet spoedig zijn naaste veroordelen.

Vers 13

13. Die als een achterklapper wandelt, en bij de mensen rondgaat om over anderen te klappen, openbaart het heimelijke, dat hem in vertrouwen is meegedeeld, maar die getrouw is van geest die, wat men hem toevertrouwd heeft, weet te verzwijgen, bedekt de zaak, die hem toevertrouwd is (Leviticus 19:16. Sir. 16). De oude Romein Cycibius Metellus antwoordde aan een jong overste, die hem naar zijn krijgsplan vroeg, Als ik wist, dat mijn hemd er mede bekend was, zou ik het dadelijk uittrekken en in het vuur werpen.

De getrouwe zal niet openbaar maken, hetgeen hem toevertrouwd is, of wat hij ontdekt heeft, om daardoor anderen niet te benadelen, tenzij de eer van God en het welzijn der maatschappij het vorderen..

Bij de Arabieren is het spreekwoord in zwang, uw geheim is uw gevangene, wanneer gij het bewaart maar wanneer het openbaar wordt, zijt gij een gevangene.

Vers 13

13. Die als een achterklapper wandelt, en bij de mensen rondgaat om over anderen te klappen, openbaart het heimelijke, dat hem in vertrouwen is meegedeeld, maar die getrouw is van geest die, wat men hem toevertrouwd heeft, weet te verzwijgen, bedekt de zaak, die hem toevertrouwd is (Leviticus 19:16. Sir. 16). De oude Romein Cycibius Metellus antwoordde aan een jong overste, die hem naar zijn krijgsplan vroeg, Als ik wist, dat mijn hemd er mede bekend was, zou ik het dadelijk uittrekken en in het vuur werpen.

De getrouwe zal niet openbaar maken, hetgeen hem toevertrouwd is, of wat hij ontdekt heeft, om daardoor anderen niet te benadelen, tenzij de eer van God en het welzijn der maatschappij het vorderen..

Bij de Arabieren is het spreekwoord in zwang, uw geheim is uw gevangene, wanneer gij het bewaart maar wanneer het openbaar wordt, zijt gij een gevangene.

Vers 14

14. a) Als er gene wijze raadslagen, gene verstandige verordeningen zijn, geen leiding, vervalt het volk, niettegenstaande alle andere maatregelen: maar de behoudenis des volks is in de veelheid der godvruchtige en door de wijsheid verlichte raadslieden (Proverbs 15:22; Proverbs 24:6).

a) 1 Kings 12:1,

In de wereld geldt het: Veel koks maken de brij te zout. -Zowel hoofden, zoveel zinnen. -Die veel vraagt, krijgt veel antwoorden. Velerlei raad is verkeerde raad. -Maar waar de harten in God en Zijn heilig woord geworteld zijn, daar denken, spreken en raden zij allen hetzelfde, daar is het waar: hoe meer raadslieden, hoe beter..

Vers 14

14. a) Als er gene wijze raadslagen, gene verstandige verordeningen zijn, geen leiding, vervalt het volk, niettegenstaande alle andere maatregelen: maar de behoudenis des volks is in de veelheid der godvruchtige en door de wijsheid verlichte raadslieden (Proverbs 15:22; Proverbs 24:6).

a) 1 Kings 12:1,

In de wereld geldt het: Veel koks maken de brij te zout. -Zowel hoofden, zoveel zinnen. -Die veel vraagt, krijgt veel antwoorden. Velerlei raad is verkeerde raad. -Maar waar de harten in God en Zijn heilig woord geworteld zijn, daar denken, spreken en raden zij allen hetzelfde, daar is het waar: hoe meer raadslieden, hoe beter..

Vers 15

15. Als iemand op ene te haastige, lichtvaardige wijze voor een vreemde borg geworden is, hij zal zeker schade lijden (Proverbs 6:1), en teleurgesteld, verbroken worden in zijne verwachting; maar wie degenen haat, die in de hand klappen, is zeker, 1) dat hem gene schande en ongeluk zal te beurt vallen.

1) In al onze zaken zullen wij het dikwijls voordelig vinden met anderen te raadplegen; indien zij overeenstemmen, dan is onze weg duidelijk; indien zij verschillen, moeten wij luisteren naar hetgeen ons van verschillende zijden wordt gezegd, en beter in staat zijn om te besluiten..

In het Hebreeën Wesone thewook'im boteach. Beter: wie het borg worden haat, gaat zeker, dat is, voor dien is niet te vrezen, die behoeft geen vrees te koesteren. Met deze vertaling is ook de tegenstelling zuiver. Zij bevat toch een waarschuwing om niet voor een vreemde borg te worden.

Vers 15

15. Als iemand op ene te haastige, lichtvaardige wijze voor een vreemde borg geworden is, hij zal zeker schade lijden (Proverbs 6:1), en teleurgesteld, verbroken worden in zijne verwachting; maar wie degenen haat, die in de hand klappen, is zeker, 1) dat hem gene schande en ongeluk zal te beurt vallen.

1) In al onze zaken zullen wij het dikwijls voordelig vinden met anderen te raadplegen; indien zij overeenstemmen, dan is onze weg duidelijk; indien zij verschillen, moeten wij luisteren naar hetgeen ons van verschillende zijden wordt gezegd, en beter in staat zijn om te besluiten..

In het Hebreeën Wesone thewook'im boteach. Beter: wie het borg worden haat, gaat zeker, dat is, voor dien is niet te vrezen, die behoeft geen vrees te koesteren. Met deze vertaling is ook de tegenstelling zuiver. Zij bevat toch een waarschuwing om niet voor een vreemde borg te worden.

Vers 16

16. Ene aangename huisvrouw, die niet alleen schoon van aangezicht, maar ook van God begenadigd is, en de wijsheid tot een erfdeel heeft ontvangen, houdt de eer met beslistheid vast, gelijk de machtige geweldigen den rijkdom vasthouden, en zich dien niet laten ontrukken (Proverbs 29:23).

De Griekse vertaling heeft in plaats van dit vers ene uitbreiding, die luidt als volgt, en door vele uitleggers voor de oudere, oorspronkelijke lezing gehouden wordt: Ene aangename huisvrouw bewaart de eer, maar een stoel der schande is, die de deugd haat. De luiaards zullen het goed missen, maar de vlijtigen bewaren den rijkdom..

Even ijverig als de tirannen zijn om hunnen rijkdom te vergroten, zo vlijtig is de vrome in het verkrijgen en bewaren zijner ware eer, dat is: godsvrucht en deugd.

Hier wordt voor toegestemd gehouden, dat een sterk of geweldig man de rijkdom vasthoudt, dat is, dat mensen van geest en kundigheid, die een groten omslag in de wereld hebben, en daarbij bekwaam zijn om zich te verzetten tegen allen, die hen in den weg mochten zijn, ook het best in staat zullen wezen, niet alleen om te bewaren hetgeen zij bezitten, maar ook om nog meer te bekomen, terwijl degenen, die zwak en flauwmoedig zijn, lichtelijk ten prooi worden van degenen, die rondom hen zijn en op hen loeren. De aangename vrouw is even eerwaardig als de geweldige man, en haar eer is zo zeker als de zijne..

Anderen zoals Delitzsch vertalen: Een aangename huisvrouw verlangt eer en een onbevallige rijkdom.

Vers 16

16. Ene aangename huisvrouw, die niet alleen schoon van aangezicht, maar ook van God begenadigd is, en de wijsheid tot een erfdeel heeft ontvangen, houdt de eer met beslistheid vast, gelijk de machtige geweldigen den rijkdom vasthouden, en zich dien niet laten ontrukken (Proverbs 29:23).

De Griekse vertaling heeft in plaats van dit vers ene uitbreiding, die luidt als volgt, en door vele uitleggers voor de oudere, oorspronkelijke lezing gehouden wordt: Ene aangename huisvrouw bewaart de eer, maar een stoel der schande is, die de deugd haat. De luiaards zullen het goed missen, maar de vlijtigen bewaren den rijkdom..

Even ijverig als de tirannen zijn om hunnen rijkdom te vergroten, zo vlijtig is de vrome in het verkrijgen en bewaren zijner ware eer, dat is: godsvrucht en deugd.

Hier wordt voor toegestemd gehouden, dat een sterk of geweldig man de rijkdom vasthoudt, dat is, dat mensen van geest en kundigheid, die een groten omslag in de wereld hebben, en daarbij bekwaam zijn om zich te verzetten tegen allen, die hen in den weg mochten zijn, ook het best in staat zullen wezen, niet alleen om te bewaren hetgeen zij bezitten, maar ook om nog meer te bekomen, terwijl degenen, die zwak en flauwmoedig zijn, lichtelijk ten prooi worden van degenen, die rondom hen zijn en op hen loeren. De aangename vrouw is even eerwaardig als de geweldige man, en haar eer is zo zeker als de zijne..

Anderen zoals Delitzsch vertalen: Een aangename huisvrouw verlangt eer en een onbevallige rijkdom.

Vers 17

17. Een goedertieren mens, die anderen met liefde en vriendelijkheid behandelt, doet daardoor ook zijne eigene ziel wel, want de liefde schenkt vrede en maakt het hart gelukkig; maar die wreed is, beroert door zijne liefdeloosheid ook zijn eigen vlees en bloed; want haat en wreedheid maken het hart ontevreden en ongelukkig, en Gods straffen over hem blijven niet uit.

Vers 17

17. Een goedertieren mens, die anderen met liefde en vriendelijkheid behandelt, doet daardoor ook zijne eigene ziel wel, want de liefde schenkt vrede en maakt het hart gelukkig; maar die wreed is, beroert door zijne liefdeloosheid ook zijn eigen vlees en bloed; want haat en wreedheid maken het hart ontevreden en ongelukkig, en Gods straffen over hem blijven niet uit.

Vers 18

18. De goddeloze slaagt zelden in zijnen arbeid, hij doet een vals, een vergeefs werk, 1) waardoor hij geen blijvend gewin kan verkrijgen; maar voor degenen, die gerechtigheid zaait is de oogst zeker, en een duurzaam eeuwig goed is voor zijne trouwe zorg het loon2).

(Luke 16:9, Job 4:8).

1) Dat is, dewijl de goddeloze alles uit zelfzucht doet, zo is er geen goddelijke zegen in wat hij verricht en wat hij geniet. Daarom doet hij vals werk dat is een werk, dat niet werkelijk beloont, dewijl het de gunste Gods mist. Het is een inbrengen in een doorboorden buidel.

2) Hij, die het tot zijne bezigheid stelt, goed te doen, zal ene zekere beloning ontvangen; zij is voor hem zo zeker als de eeuwige trouw het kan maken, en dat is een volmaakt loon..

Vers 18

18. De goddeloze slaagt zelden in zijnen arbeid, hij doet een vals, een vergeefs werk, 1) waardoor hij geen blijvend gewin kan verkrijgen; maar voor degenen, die gerechtigheid zaait is de oogst zeker, en een duurzaam eeuwig goed is voor zijne trouwe zorg het loon2).

(Luke 16:9, Job 4:8).

1) Dat is, dewijl de goddeloze alles uit zelfzucht doet, zo is er geen goddelijke zegen in wat hij verricht en wat hij geniet. Daarom doet hij vals werk dat is een werk, dat niet werkelijk beloont, dewijl het de gunste Gods mist. Het is een inbrengen in een doorboorden buidel.

2) Hij, die het tot zijne bezigheid stelt, goed te doen, zal ene zekere beloning ontvangen; zij is voor hem zo zeker als de eeuwige trouw het kan maken, en dat is een volmaakt loon..

Vers 19

19. Alzo is de gerechtigheid, wanneer men standvastig tot het einde daarbij volhardt, de weg ten leven, en schenkt heil, redding en zaligheid, gelijk hij, die het kwade najaagt, zich geen gewin en vreugde verschaft, maar naar zijnen dood voortholt, en zijn eigen ongeluk en zijne eeuwige verdoemenis najaagt.

Hierbij is op te merken, dat vrome mensen ook wel zondigen maar de goddelozen jagen het kwade na; het zondigen is als het ware hun handwerk.. 20. De verkeerden van hart, die aan leugen en goddeloosheid zijn overgegeven, zijn den HEERE een gruwel, want bij Hem is alles licht en waarheid; maar de oprechten van weg, die door het licht der hemelse waarheid geleid worden, en alzo trachten naar het eeuwige leven te geraken, zijn aangenaam in Gods ogen, en ondervinden Zijn welgevallen 1) (Proverbs 2:21; Proverbs 17:20),

1) Hier wordt ons nu bericht, dat niets meer beledigend is voor God dan de dubbelzinnigheid en huichelarij, welke aangeduid wordt door het hier vertaalde woord, verkeerdheid van harte en waardoor zulk iemand verstaan wordt, die het goede voorgeeft, maar het kwade bedoelt, en in kromme paden wandelt, opdat hij niet ontdekt wordt..

Vers 19

19. Alzo is de gerechtigheid, wanneer men standvastig tot het einde daarbij volhardt, de weg ten leven, en schenkt heil, redding en zaligheid, gelijk hij, die het kwade najaagt, zich geen gewin en vreugde verschaft, maar naar zijnen dood voortholt, en zijn eigen ongeluk en zijne eeuwige verdoemenis najaagt.

Hierbij is op te merken, dat vrome mensen ook wel zondigen maar de goddelozen jagen het kwade na; het zondigen is als het ware hun handwerk.. 20. De verkeerden van hart, die aan leugen en goddeloosheid zijn overgegeven, zijn den HEERE een gruwel, want bij Hem is alles licht en waarheid; maar de oprechten van weg, die door het licht der hemelse waarheid geleid worden, en alzo trachten naar het eeuwige leven te geraken, zijn aangenaam in Gods ogen, en ondervinden Zijn welgevallen 1) (Proverbs 2:21; Proverbs 17:20),

1) Hier wordt ons nu bericht, dat niets meer beledigend is voor God dan de dubbelzinnigheid en huichelarij, welke aangeduid wordt door het hier vertaalde woord, verkeerdheid van harte en waardoor zulk iemand verstaan wordt, die het goede voorgeeft, maar het kwade bedoelt, en in kromme paden wandelt, opdat hij niet ontdekt wordt..

Vers 21

21. a) Hand aan hand 1), toch zal de boze niet onschuldig zijn, niet ongestraft blijven: maar het zaad, de talrijke schaar, de gemeente der rechtvaardigen zal ten dage der vergelding ontkomen aan de straf, door de borggerechtigheid van den Verlosser.

a) Proverbs 16:5.

1) In het Hebreeën Jad lejad. Hand in hand. Dit kan hier geen andere betekenis hebben, dan het ene geslacht na het andere. Gelijk ook wij spreken van goederen in de dode hand, d.w.z. van goederen, die niet vererven, maar van den ene op den andere tot gebruik overgaan, zo heeft deze uitdrukking betrekking op de erfopvolging. De Spreuken-dichter grondt zich hier op het woord des Heren, dat Hij de zonden der vaderen zal bezoeken aan de kinderen, zo deze Zijn wet verlaten. De goddeloze moge zich ongestraft wanen, maar in het nageslacht, hetwelk in zijn voetstappen wandelt, zal de zonde bezocht worden. Daartegenover staat dat het nageslacht der godvrezenden nog deelt in den zegen der godsvrucht der voorvaderen.

Vers 21

21. a) Hand aan hand 1), toch zal de boze niet onschuldig zijn, niet ongestraft blijven: maar het zaad, de talrijke schaar, de gemeente der rechtvaardigen zal ten dage der vergelding ontkomen aan de straf, door de borggerechtigheid van den Verlosser.

a) Proverbs 16:5.

1) In het Hebreeën Jad lejad. Hand in hand. Dit kan hier geen andere betekenis hebben, dan het ene geslacht na het andere. Gelijk ook wij spreken van goederen in de dode hand, d.w.z. van goederen, die niet vererven, maar van den ene op den andere tot gebruik overgaan, zo heeft deze uitdrukking betrekking op de erfopvolging. De Spreuken-dichter grondt zich hier op het woord des Heren, dat Hij de zonden der vaderen zal bezoeken aan de kinderen, zo deze Zijn wet verlaten. De goddeloze moge zich ongestraft wanen, maar in het nageslacht, hetwelk in zijn voetstappen wandelt, zal de zonde bezocht worden. Daartegenover staat dat het nageslacht der godvrezenden nog deelt in den zegen der godsvrucht der voorvaderen.

Vers 22

22. Ene schone vrouw, die van rede afwijkt, die geen takt heeft, van fijngevoel ontbloot is, is ene gouden bagge, of neusring in enenmorsigen varkenssnuit (Judges 8:24 Isaiah 3:21).

Zo min als aan het zwijn, zulk een vuil en lelijk dier, het schone sieraad van enen gouden ring, en nog wel in den snuit, past, even zo min kan de lichamelijke schoonheid ener vrouw de uitdrukking van een gevoel, dat met de ware schoonheid strijdig is, en het vrouwelijk geslacht verlaagt, daardoor bedekken..

Een neusring, gestoken door den rechter neusvleugel en over den mond heen hangend, was een sieraad van de Oosterse vrouwen. Welnu, zulk een ring in een morsig, ruw dier, is het beeld van een vrouw, die zich wel verheugen mag in schoonheid, maar daarbij alle gevoel voor wat schoon en rein is, mist, wie alle beschaving op verstandelijk en ethisch terrein ontbreekt.

Vers 22

22. Ene schone vrouw, die van rede afwijkt, die geen takt heeft, van fijngevoel ontbloot is, is ene gouden bagge, of neusring in enenmorsigen varkenssnuit (Judges 8:24 Isaiah 3:21).

Zo min als aan het zwijn, zulk een vuil en lelijk dier, het schone sieraad van enen gouden ring, en nog wel in den snuit, past, even zo min kan de lichamelijke schoonheid ener vrouw de uitdrukking van een gevoel, dat met de ware schoonheid strijdig is, en het vrouwelijk geslacht verlaagt, daardoor bedekken..

Een neusring, gestoken door den rechter neusvleugel en over den mond heen hangend, was een sieraad van de Oosterse vrouwen. Welnu, zulk een ring in een morsig, ruw dier, is het beeld van een vrouw, die zich wel verheugen mag in schoonheid, maar daarbij alle gevoel voor wat schoon en rein is, mist, wie alle beschaving op verstandelijk en ethisch terrein ontbreekt.

Vers 23

23. De begeerte der rechtvaardigen is alleenlijk het goede, en God schenkt hun, wat zij begeren, hetzij vroeg of laat; maar de verwachting der goddelozen, hoe groot zij zich ook hun toekomstig aardse geluk voorstellen, is ijdel; want zij eindigt in den toorn, in de verbolgenheid van God. 24. Er is een, die Zijne gaven niet spaart, maar die mildelijk uitstrooit, en zijn rijkdom vermindert niet, maar hij vergroot zijnen schat, dewelke nog meer toegedaan, bijgevoegd wordt, dan hij had, want hij zaait in gerechtigheid, en leent alzo den Heere (Psalms 112:9); en daar is er een, die meer inhoudt van de armen, die meer voor zich zelven wil besparen, dan recht is, maar het is niet tot zijn voordeel; hij zal zelfs tot armoede en gebrek1) geraken; want de vloek van God rust op alles, wat hij heeft. (Proverbs 10:28).

1) Hoe het tevens mogelijk is, dat een mens arm kan worden door een zuinig en nauwkeurig besparen van hetgeen hij bezit, te weten, door meer in te houden dan recht is, wordt ons hier gezegd. Als door zijne gemaakte schulden niet te betalen, door de armen niet te verzorgen, zijn eigen huishouding bekrompen te doen leven of niet genoeg tot dezelve onderhoud te verschaffen, of de nodige onkosten te weigeren, ter bewaring van zijne goederen. Laat een mens zoveel vergaderen en opstapelen als hij kan en mag, indien God er in blaast in toorn, komt het dadelijk te niet..

Vers 23

23. De begeerte der rechtvaardigen is alleenlijk het goede, en God schenkt hun, wat zij begeren, hetzij vroeg of laat; maar de verwachting der goddelozen, hoe groot zij zich ook hun toekomstig aardse geluk voorstellen, is ijdel; want zij eindigt in den toorn, in de verbolgenheid van God. 24. Er is een, die Zijne gaven niet spaart, maar die mildelijk uitstrooit, en zijn rijkdom vermindert niet, maar hij vergroot zijnen schat, dewelke nog meer toegedaan, bijgevoegd wordt, dan hij had, want hij zaait in gerechtigheid, en leent alzo den Heere (Psalms 112:9); en daar is er een, die meer inhoudt van de armen, die meer voor zich zelven wil besparen, dan recht is, maar het is niet tot zijn voordeel; hij zal zelfs tot armoede en gebrek1) geraken; want de vloek van God rust op alles, wat hij heeft. (Proverbs 10:28).

1) Hoe het tevens mogelijk is, dat een mens arm kan worden door een zuinig en nauwkeurig besparen van hetgeen hij bezit, te weten, door meer in te houden dan recht is, wordt ons hier gezegd. Als door zijne gemaakte schulden niet te betalen, door de armen niet te verzorgen, zijn eigen huishouding bekrompen te doen leven of niet genoeg tot dezelve onderhoud te verschaffen, of de nodige onkosten te weigeren, ter bewaring van zijne goederen. Laat een mens zoveel vergaderen en opstapelen als hij kan en mag, indien God er in blaast in toorn, komt het dadelijk te niet..

Vers 25

25. a) De zegenende ziel zal zelf door Gods zegen vet gemaakt worden (Proverbs 13:4; Proverbs 28:25. Psalms 22:30. Isaiah 10:16; Isaiah 17:4); en die bevochtigt, de hongerigen en dorstigen rijkelijk laaft en verkwikt, die zal ook zelf door een vroege regen worden bevochtigd met verkwikkingen (Matthew 10:42. Jeremiah 31:14. Ecclesiastes 11:1.

a) Psalms 112:9. 2 Corinthians 9:9.

Misschien is deze gelijkenis ontleend aan ene fontein, welke overvloedig water gevende, terstond weer wordt gevuld, terwijl ze, als men ze opstopt ledig wordt, en het water enen anderen loop zoekt. Sommigen vertalen dit, zal een zegen worden; God zal hem zo overvloedig zegenen, dat hij in staat is, om gehele vlagen van zegeningen over anderen uit te storten.

In geestelijken zin geldt dit in nog ruimere mate.

Vers 25

25. a) De zegenende ziel zal zelf door Gods zegen vet gemaakt worden (Proverbs 13:4; Proverbs 28:25. Psalms 22:30. Isaiah 10:16; Isaiah 17:4); en die bevochtigt, de hongerigen en dorstigen rijkelijk laaft en verkwikt, die zal ook zelf door een vroege regen worden bevochtigd met verkwikkingen (Matthew 10:42. Jeremiah 31:14. Ecclesiastes 11:1.

a) Psalms 112:9. 2 Corinthians 9:9.

Misschien is deze gelijkenis ontleend aan ene fontein, welke overvloedig water gevende, terstond weer wordt gevuld, terwijl ze, als men ze opstopt ledig wordt, en het water enen anderen loop zoekt. Sommigen vertalen dit, zal een zegen worden; God zal hem zo overvloedig zegenen, dat hij in staat is, om gehele vlagen van zegeningen over anderen uit te storten.

In geestelijken zin geldt dit in nog ruimere mate.

Vers 26

26. Wie, om hogeren prijs te krijgen, koren inhoudt 1), dien vloekt het arme volk, en God hoort hun klacht, en vervult hunnen vloek; maar zegening, vermeerdering van aards en hemels goed galop het gebed der armen tot God, zijn over het hoofd des verkopers, die de armen wil tegemoet komen (Proverbs 10:6).

1) Gedoeld wordt hier op de goddeloze handelingen der grote handelaren, die, wanneer er weinig geoogst is, het koren niet op de markt brengen, maar in hun pakhuizen ophopen, om straks nog hoger prijzen te bedingen. Dit is een zonde bij God vervloekt. (Amos 8:4-Amos 8:8).

Vers 26

26. Wie, om hogeren prijs te krijgen, koren inhoudt 1), dien vloekt het arme volk, en God hoort hun klacht, en vervult hunnen vloek; maar zegening, vermeerdering van aards en hemels goed galop het gebed der armen tot God, zijn over het hoofd des verkopers, die de armen wil tegemoet komen (Proverbs 10:6).

1) Gedoeld wordt hier op de goddeloze handelingen der grote handelaren, die, wanneer er weinig geoogst is, het koren niet op de markt brengen, maar in hun pakhuizen ophopen, om straks nog hoger prijzen te bedingen. Dit is een zonde bij God vervloekt. (Amos 8:4-Amos 8:8).

Vers 27

27. Wie het goede, dat God in Zijn woord bevolen heeft, vroeg nazoekt, onderzoekt wat hij goeds doen kan, die zoekt God zelf en Zijne genade; want God is het goede, en de Heere heeft welgevalligheidin hem, en schenkt hem genade (Deuteronomy 4:29, Jeremiah 29:13 v. Psalms 5:13. Isaiah 49:8), maar wie het a) kwade natracht, dien zal het kwade, wanneer hij getracht heeft, door Gods gericht tot rechtvaardige vergelding, overkomen (Proverbs 10:24 ; Proverbs 5:14,. a) Psalms 7:17; Psalms 9:16; Psalms 10:2; Psalms 57:7

Vers 27

27. Wie het goede, dat God in Zijn woord bevolen heeft, vroeg nazoekt, onderzoekt wat hij goeds doen kan, die zoekt God zelf en Zijne genade; want God is het goede, en de Heere heeft welgevalligheidin hem, en schenkt hem genade (Deuteronomy 4:29, Jeremiah 29:13 v. Psalms 5:13. Isaiah 49:8), maar wie het a) kwade natracht, dien zal het kwade, wanneer hij getracht heeft, door Gods gericht tot rechtvaardige vergelding, overkomen (Proverbs 10:24 ; Proverbs 5:14,. a) Psalms 7:17; Psalms 9:16; Psalms 10:2; Psalms 57:7

Vers 28

28. Wie op zijnen rijkdom vertrouwt, en niet op God, die zal dikwijls reeds op aarde, maar zeker hier namaals vallen, evenals een verwelkt blad aan den boom, met den geringsten windvlaag er afvalt; maar a) de rechtvaardigen, wier leven in den eeuwigen God gegrond is, zullen onverwelklijk groenen als loof 1), zelfs al bezitten zij geen rijkdom. (Isaiah 66:14).

a) Psalms 1:3,Psalms 1:4; Psalms 92:13.

1) Zij, die hun wortels in de wereld schieten, brengen slechts lichtelijk verdorven bladeren en geen vrucht voort, maar zij, die in Christus, den afgehouwen tak van Isaï, den recht waren wijnstok zijn ingeënt, zullen deel aan zijne wortelen en aan zijne vettigheid verkrijgen en groene bladeren en vrucht dragen tot in eeuwigheid..

Vers 28

28. Wie op zijnen rijkdom vertrouwt, en niet op God, die zal dikwijls reeds op aarde, maar zeker hier namaals vallen, evenals een verwelkt blad aan den boom, met den geringsten windvlaag er afvalt; maar a) de rechtvaardigen, wier leven in den eeuwigen God gegrond is, zullen onverwelklijk groenen als loof 1), zelfs al bezitten zij geen rijkdom. (Isaiah 66:14).

a) Psalms 1:3,Psalms 1:4; Psalms 92:13.

1) Zij, die hun wortels in de wereld schieten, brengen slechts lichtelijk verdorven bladeren en geen vrucht voort, maar zij, die in Christus, den afgehouwen tak van Isaï, den recht waren wijnstok zijn ingeënt, zullen deel aan zijne wortelen en aan zijne vettigheid verkrijgen en groene bladeren en vrucht dragen tot in eeuwigheid..

Vers 29

29. Wie naar onrechtmatig gewin tracht, de zijnen scheldt en plaagt, en zo als een gierigaard doet, zijn huis beroert, verwoest en in het ongeluk stort, die zal met al zijn hebzuchtig, onmeedogend doen en drijven toch niets krijgen, maar wind erven, en de dwaas zal eindelijk nog wel een knecht zijn degene, die wijs van hart is, van enen niet gierigen, maar waarlijk rechtvaardigen en wijzen huisheer, daar hij als schuldenaar in zijne handen valt (Proverbs 15:27).

Hij, die moeite over zich zelven en zijn huisgezin brengt, door zorgeloosheid, luiheid, verkwisting, of door enig ander kwaad, dat zijn goed doet verminderen, of die door gierigheid of rusteloos zorgen rijkdommen zoekt op een te hopen, zal even onbekwaam zijn om te behouden en te genieten wat hij krijgt, als een man onbekwaam is om den wind vast te houden, of zich daarmee te voelen en te onderhouden..

Vers 29

29. Wie naar onrechtmatig gewin tracht, de zijnen scheldt en plaagt, en zo als een gierigaard doet, zijn huis beroert, verwoest en in het ongeluk stort, die zal met al zijn hebzuchtig, onmeedogend doen en drijven toch niets krijgen, maar wind erven, en de dwaas zal eindelijk nog wel een knecht zijn degene, die wijs van hart is, van enen niet gierigen, maar waarlijk rechtvaardigen en wijzen huisheer, daar hij als schuldenaar in zijne handen valt (Proverbs 15:27).

Hij, die moeite over zich zelven en zijn huisgezin brengt, door zorgeloosheid, luiheid, verkwisting, of door enig ander kwaad, dat zijn goed doet verminderen, of die door gierigheid of rusteloos zorgen rijkdommen zoekt op een te hopen, zal even onbekwaam zijn om te behouden en te genieten wat hij krijgt, als een man onbekwaam is om den wind vast te houden, of zich daarmee te voelen en te onderhouden..

Vers 30

30. De vrucht des rechtvaardigen, zijne werkzaamheid door woord en daad, is een boom des levens (Proverbs 3:18), ene bron, uit welke voor velen zegen en leven ontspringt, en wie door de onweerstaanbare kracht van zijnen geest veel zielen vangt voor den dienst van God en de zaak der waarheid, is wijs (Luke 8:10).

Alles wat de boom des levens voor het Paradijs was, is de rechtvaardige voor allen, die hem omringen. Waar hij zijn verblijf houdt, daar wordt de aarde tot een Eden; aller blikken zijn op hem gericht; hij behoudt, hij verkwikt het leven in hen en weert den dood af. De boom des levens van het Paradijs, dien de mens, zo als hij zich in zijnen natuurlijken toestand bevindt, uit het gezicht verloren heeft, bloeit weer in het heiligdom der vrijheid, en hij, die naar zijne vruchten verlangt, moet dag en nacht waken en worstelen voor de gewijde poort, om eindelijk in het binnenste des lusthofs door te dringen. Vrijheid en leven biedt den jongeling de hand der wijsheid..

Vers 30

30. De vrucht des rechtvaardigen, zijne werkzaamheid door woord en daad, is een boom des levens (Proverbs 3:18), ene bron, uit welke voor velen zegen en leven ontspringt, en wie door de onweerstaanbare kracht van zijnen geest veel zielen vangt voor den dienst van God en de zaak der waarheid, is wijs (Luke 8:10).

Alles wat de boom des levens voor het Paradijs was, is de rechtvaardige voor allen, die hem omringen. Waar hij zijn verblijf houdt, daar wordt de aarde tot een Eden; aller blikken zijn op hem gericht; hij behoudt, hij verkwikt het leven in hen en weert den dood af. De boom des levens van het Paradijs, dien de mens, zo als hij zich in zijnen natuurlijken toestand bevindt, uit het gezicht verloren heeft, bloeit weer in het heiligdom der vrijheid, en hij, die naar zijne vruchten verlangt, moet dag en nacht waken en worstelen voor de gewijde poort, om eindelijk in het binnenste des lusthofs door te dringen. Vrijheid en leven biedt den jongeling de hand der wijsheid..

Vers 31

31. Ziet, den rechtvaardige, wie de zonden vergeven zijn, wordt om zijne zwakheden, door kastijdingen ter beproeving en verbetering, vergolden op de aarde a), hoeveel te meer, en met welke zwaardere straffen moet die vergelding den goddeloze en zondaar straffen, die zijn vrede niet terug ontvangt door de vergeving (Luke 23:31). 4) 1 Petrus .4:17,18.

Daarom is ook alles, wat in de voorgaande verzen van het verderf der goddelozen gezegd is, in de hoogste mate waarachtig en zeker. Onze God leeft en regeert! Hij is een verterend vuur voor de goddelozen, en loutert ook ons, indien wij geloven, zo als het goud en het zilver gelouterd worden, totdat Hij ons in den oogsttijd in de eeuwige schuren verzamelt. God haast zich om de oprechten en boetvaardigen, die het wagen om vast te vertrouwen in deze wereld op Zijn woord, en daardoor aanvechtingen hebben, tot het leven te doen ingaan..

Hoe zwaar zal die God de eigene zonden der goddelozen straffen, die de schuld van vreemden aan het onschuldige offerlam zo bitter bestrafte.

Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en de zondaar verschijnen? (1. Petrus 4:18).

Vers 31

31. Ziet, den rechtvaardige, wie de zonden vergeven zijn, wordt om zijne zwakheden, door kastijdingen ter beproeving en verbetering, vergolden op de aarde a), hoeveel te meer, en met welke zwaardere straffen moet die vergelding den goddeloze en zondaar straffen, die zijn vrede niet terug ontvangt door de vergeving (Luke 23:31). 4) 1 Petrus .4:17,18.

Daarom is ook alles, wat in de voorgaande verzen van het verderf der goddelozen gezegd is, in de hoogste mate waarachtig en zeker. Onze God leeft en regeert! Hij is een verterend vuur voor de goddelozen, en loutert ook ons, indien wij geloven, zo als het goud en het zilver gelouterd worden, totdat Hij ons in den oogsttijd in de eeuwige schuren verzamelt. God haast zich om de oprechten en boetvaardigen, die het wagen om vast te vertrouwen in deze wereld op Zijn woord, en daardoor aanvechtingen hebben, tot het leven te doen ingaan..

Hoe zwaar zal die God de eigene zonden der goddelozen straffen, die de schuld van vreemden aan het onschuldige offerlam zo bitter bestrafte.

Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en de zondaar verschijnen? (1. Petrus 4:18).

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 11". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-11.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile