Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Leviticus 3". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/leviticus-3.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Leviticus 3". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, LEVITICUS 3Leviticus 3:1.
WET VAN HET DANKOFFER.
III. Leviticus 3:1-Leviticus 3:17. Verder wordt gehandeld over de dankoffers, die eveneens ten tijde van de aartsvaders bekend zijn geweest. De verschillende soorten van deze worden voorlopig nog niet voorgesteld, ook wordt van hun eigenlijke bedoeling, de offermaaltijden, die zich daarbij aansluiten, nog geen melding gemaakt maar wel worden materiaal en ritueel (wijze hoe zij gebracht moeten worden) voorgeschreven.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, LEVITICUS 3Leviticus 3:1.
WET VAN HET DANKOFFER.
III. Leviticus 3:1-Leviticus 3:17. Verder wordt gehandeld over de dankoffers, die eveneens ten tijde van de aartsvaders bekend zijn geweest. De verschillende soorten van deze worden voorlopig nog niet voorgesteld, ook wordt van hun eigenlijke bedoeling, de offermaaltijden, die zich daarbij aansluiten, nog geen melding gemaakt maar wel worden materiaal en ritueel (wijze hoe zij gebracht moeten worden) voorgeschreven.
Vers 1
1. En indien zijn offerande een dankoffer 1) is, zo hij ze van de runderen offert, hetzij mannetje of wijfje; want voor deze soort van offers veroorloof ik u offers van beide geslachten en sta er niet op, zoals bij de brandoffers, (Leviticus 1:3) dat dit van het mannelijk geslacht zijn zal, volkomen, zonder gebrek, zal hij die offeren voor het aangezicht des HEEREN. Bij vrijwillige dankoffers kan men toch ook met een dier volstaan, dat te lang of te veel ineengekrompen van leden is (Leviticus 22:22).1) Het dankoffer betekende niet alleen Christus in zo verre Hij onze vrede is, en ons vrede geeft met God, met engelen, met mensen en met ons geweten als de grote Vredevorst, die ons is geschonken; maar ook bepaaldelijk de allernauwste gemeenschap en omgang, welke de gelovigen met God hebben in Christus, en hun verbintenis tot dankbaarheid daaruit geboren. Want in de dankoffers was er geen verschil gemaakt tussen het mannetje en het wijfje van de offerbeesten, indien zij slechts rein waren overeenkomstig de wet, alzo is ook in Christus geen onderscheid tussen man en vrouw (Galaten. 3:28), indien zij slechts door het geloof gereinigd van hart en wedergeboren zijn, want daar is geen aanneming van persoon bij God..
Ofschoon God van de mens wel eigenlijk niets kan ontvangen, wordende niet van mensenkinderen gediend als iets behoevende, alzo Hij zelf alleen het leven, de adem en alle dingen geeft (Acts 17:25), zodat wij Hem niets kunnen geven, als wij het eerst niet van Hem ontvangen hebben, nochthans wil de Heere onze zwakke pogingen, om Zijn weldaden te vergelden, wel zien. Hij wil wel, dat wij een oprechte lust tonen, om tenminste, zover men onder Zijn invloed kan, Hem bij wijze van dienstbaarheid te vergelden met hetgeen Hij ons zelf gegeven heeft..
In het Hebreeuws Zbach Schelamim, eigenlijk vredeoffer. Zoals bij het brandoffer, zo moest ook hier de offeraar de handen op het hoofd van het dier leggen en moest van het bloed rondom het altaar gesprenkeld worden..
Ik beken wel, dat dit offer niet slechts tot dankbaarheid werd gebracht; maar wanneer zij vrede en gelukkige uitkomsten bij God zochten. Altijd echter komt mij de naam van dankoffer als beste benaming voor, omdat zij bekenden, dat, Hij z de bewerker is van alle goede dingen, dat zij al hun geluk als van Hem ontvangen, Hem weer aanbieden..
Vers 1
1. En indien zijn offerande een dankoffer 1) is, zo hij ze van de runderen offert, hetzij mannetje of wijfje; want voor deze soort van offers veroorloof ik u offers van beide geslachten en sta er niet op, zoals bij de brandoffers, (Leviticus 1:3) dat dit van het mannelijk geslacht zijn zal, volkomen, zonder gebrek, zal hij die offeren voor het aangezicht des HEEREN. Bij vrijwillige dankoffers kan men toch ook met een dier volstaan, dat te lang of te veel ineengekrompen van leden is (Leviticus 22:22).1) Het dankoffer betekende niet alleen Christus in zo verre Hij onze vrede is, en ons vrede geeft met God, met engelen, met mensen en met ons geweten als de grote Vredevorst, die ons is geschonken; maar ook bepaaldelijk de allernauwste gemeenschap en omgang, welke de gelovigen met God hebben in Christus, en hun verbintenis tot dankbaarheid daaruit geboren. Want in de dankoffers was er geen verschil gemaakt tussen het mannetje en het wijfje van de offerbeesten, indien zij slechts rein waren overeenkomstig de wet, alzo is ook in Christus geen onderscheid tussen man en vrouw (Galaten. 3:28), indien zij slechts door het geloof gereinigd van hart en wedergeboren zijn, want daar is geen aanneming van persoon bij God..
Ofschoon God van de mens wel eigenlijk niets kan ontvangen, wordende niet van mensenkinderen gediend als iets behoevende, alzo Hij zelf alleen het leven, de adem en alle dingen geeft (Acts 17:25), zodat wij Hem niets kunnen geven, als wij het eerst niet van Hem ontvangen hebben, nochthans wil de Heere onze zwakke pogingen, om Zijn weldaden te vergelden, wel zien. Hij wil wel, dat wij een oprechte lust tonen, om tenminste, zover men onder Zijn invloed kan, Hem bij wijze van dienstbaarheid te vergelden met hetgeen Hij ons zelf gegeven heeft..
In het Hebreeuws Zbach Schelamim, eigenlijk vredeoffer. Zoals bij het brandoffer, zo moest ook hier de offeraar de handen op het hoofd van het dier leggen en moest van het bloed rondom het altaar gesprenkeld worden..
Ik beken wel, dat dit offer niet slechts tot dankbaarheid werd gebracht; maar wanneer zij vrede en gelukkige uitkomsten bij God zochten. Altijd echter komt mij de naam van dankoffer als beste benaming voor, omdat zij bekenden, dat, Hij z de bewerker is van alle goede dingen, dat zij al hun geluk als van Hem ontvangen, Hem weer aanbieden..
Vers 2
2. En hij zal, nadat hij dit voor het aangezicht des Heeren gesteld heeft, zijn hand op het hoofd van zijn offerande leggen, en zal ze slachten voor de deur van de tent der samenkomst, ook al is het dan niet op de noordzijde van het brandofferaltaar. En de zonen van Aron, de priesters, zullen het in het bekken opgevangen bloed rondom op het altaar sprenkelen. 1)1) De dank- of woordelijk vergoedings-offers welke evenzo, zoals de brand- en spijsoffers, reeds in de v r-Mozaïsche tijd gevonden werden (Genesis 46:1 Exodus 10:25; Exodus 18:12), betekenen in de Mozaïsche Godsverering in de eerste plaats zulke offers, waardoor de Heere prijs en dank voor ontvangen weldaden of een in de vorm van een gelofte overgenomen schuld betaald wordt; doch daaronder worden ook die offers begrepen, die zonder een bepaalde aanleiding daartoe, vrijwillig door een hart, dat zijn afhankelijkheid van God voelt, gebracht worden. Dien ten gevolge worden (Leviticus 7:11-Leviticus 7:21) drie soorten van dankoffers onderscheiden: lofoffers, gelofteoffers en vrijwillige offers. De eerstgenoemde offers zijn de eigenlijke dankoffers, en zijn daar op hun rechte plaats, waar de ondervinding van Goddelijke weldaden het godvruchtige hart des te dringender tot lofzegging en dankbetoning opwekt, daar die weldaad van de zijde van God, om zo te zeggen een zuiver vrijwillige is, en door niets van de zijde van de gever verdiend is. Die van de tweede soort, de gelofteoffers zijn nu wel, wat hun wezen aangaat, in zoverre het offer na het verkrijgen van een onder het doen van een gelofte afgebeden weldaad gebracht wordt, evenzo een werkelijk dankoffer, maar onderscheiden zien toch van de eerste daardoor, dat de gaven welke men brengen zal, door de voorafgegane gelofte tot een verplichting geworden is, welke men moet nakomen en alzo het karakter bezit, niet alleen van een zedelijke, maar ook van een wettige noodzakelijkheid. De offers van de derde soort, voor welke geen noodzakelijkheid bestaat, noch van de zijde van God door een voorafgegane weldaad, noch van de zijde van de offeraar door een gedane gelofte, en die daarom ook vrijwillige genaamd worden, vonden wel, ten gevolge van hun oorsprong, daar zij de vrucht zijn van het alles overweldigend gevoel van afhankelijkheid van God, hoofdzakelijk daar plaats waar men de Heere om een weldaad bad, en dienden slechts om de aandrang van de bede te versterken en haar een zekere kracht mee te delen. Dien ten gevolge moesten zij een bid- en dankoffer zijn; zij moeten echter uit hetzelfde gezichtspunt beschouwd worden, daar zij de goddelijke weldaad, welke men vraagt, als het ware vooruitlopen, haar, in de blijde geloofsverzekering, dat zij niet uitblijven kan 1 John 5:15), als reeds ontvangen beschouwen, en daarom nog voor de werkelijke ontvangst de betamende dank brengen! Het is niet moeilijk te onderzoeken, waarom de goddelijke wet ook voor de dankoffers een door handoplegging, slachting en bloedbesprenkeling volbrachte verzoeningsdaad vordert, zoals voor de brandoffers. Zowel de dankzegging voor reeds ontvangen, als de bede om nog te verkrijgen weldaden van God, maken in het waarlijk godvrezende gemoed het schuldgevoel levend, en verwekken de behoefte aan verzoening; wij hebben hem, die dit nog niet bij zichzelf ondervonden heeft, slechts naar Luthers uitleg van de vijfde bede van het Onze Vader te wijzen, om hem te overtuigen, dat het werkelijk zo is..
Niet ten onrechte wordt daarom het woord in de Hebreeuwse tekst gebruikt om dankoffer uit te drukken, ook door "vredesoffer" vertaald; daardoor zal de onhoudbare toestand tussen de heilige God en de zondaar, die niet minder bij reeds ontvangen, dan bij nog te verlenen genadebewijzen, zich opnieuw laat gelden, v r al het andere weggenomen en een toestand van vrede en vriendschap bewerkt worden, eer de mens in en met het offer voor God zijn dank toebrengt en zijn bede aandringt. Zo'n dankbetuiging en aandrang bij het gebed strekt dan ook, nadat de juiste betrekking is ontstaan, tot zegen en heil (Le.30:23, en vandaar is een derde verklaring van deze uitdrukking als heiloffer van diepe betekenis..
Door deze besprenkeling met het bloed, werd de grond aangewezen van de vereniging en gemeenschap tussen de Heilige God en de onheilige offeraar, terwijl zij ook weer zag op de dood en de bloedsprenkeling van Immanuël, de eeuwig gezegende Middelaar..
Vers 2
2. En hij zal, nadat hij dit voor het aangezicht des Heeren gesteld heeft, zijn hand op het hoofd van zijn offerande leggen, en zal ze slachten voor de deur van de tent der samenkomst, ook al is het dan niet op de noordzijde van het brandofferaltaar. En de zonen van Aron, de priesters, zullen het in het bekken opgevangen bloed rondom op het altaar sprenkelen. 1)1) De dank- of woordelijk vergoedings-offers welke evenzo, zoals de brand- en spijsoffers, reeds in de v r-Mozaïsche tijd gevonden werden (Genesis 46:1 Exodus 10:25; Exodus 18:12), betekenen in de Mozaïsche Godsverering in de eerste plaats zulke offers, waardoor de Heere prijs en dank voor ontvangen weldaden of een in de vorm van een gelofte overgenomen schuld betaald wordt; doch daaronder worden ook die offers begrepen, die zonder een bepaalde aanleiding daartoe, vrijwillig door een hart, dat zijn afhankelijkheid van God voelt, gebracht worden. Dien ten gevolge worden (Leviticus 7:11-Leviticus 7:21) drie soorten van dankoffers onderscheiden: lofoffers, gelofteoffers en vrijwillige offers. De eerstgenoemde offers zijn de eigenlijke dankoffers, en zijn daar op hun rechte plaats, waar de ondervinding van Goddelijke weldaden het godvruchtige hart des te dringender tot lofzegging en dankbetoning opwekt, daar die weldaad van de zijde van God, om zo te zeggen een zuiver vrijwillige is, en door niets van de zijde van de gever verdiend is. Die van de tweede soort, de gelofteoffers zijn nu wel, wat hun wezen aangaat, in zoverre het offer na het verkrijgen van een onder het doen van een gelofte afgebeden weldaad gebracht wordt, evenzo een werkelijk dankoffer, maar onderscheiden zien toch van de eerste daardoor, dat de gaven welke men brengen zal, door de voorafgegane gelofte tot een verplichting geworden is, welke men moet nakomen en alzo het karakter bezit, niet alleen van een zedelijke, maar ook van een wettige noodzakelijkheid. De offers van de derde soort, voor welke geen noodzakelijkheid bestaat, noch van de zijde van God door een voorafgegane weldaad, noch van de zijde van de offeraar door een gedane gelofte, en die daarom ook vrijwillige genaamd worden, vonden wel, ten gevolge van hun oorsprong, daar zij de vrucht zijn van het alles overweldigend gevoel van afhankelijkheid van God, hoofdzakelijk daar plaats waar men de Heere om een weldaad bad, en dienden slechts om de aandrang van de bede te versterken en haar een zekere kracht mee te delen. Dien ten gevolge moesten zij een bid- en dankoffer zijn; zij moeten echter uit hetzelfde gezichtspunt beschouwd worden, daar zij de goddelijke weldaad, welke men vraagt, als het ware vooruitlopen, haar, in de blijde geloofsverzekering, dat zij niet uitblijven kan 1 John 5:15), als reeds ontvangen beschouwen, en daarom nog voor de werkelijke ontvangst de betamende dank brengen! Het is niet moeilijk te onderzoeken, waarom de goddelijke wet ook voor de dankoffers een door handoplegging, slachting en bloedbesprenkeling volbrachte verzoeningsdaad vordert, zoals voor de brandoffers. Zowel de dankzegging voor reeds ontvangen, als de bede om nog te verkrijgen weldaden van God, maken in het waarlijk godvrezende gemoed het schuldgevoel levend, en verwekken de behoefte aan verzoening; wij hebben hem, die dit nog niet bij zichzelf ondervonden heeft, slechts naar Luthers uitleg van de vijfde bede van het Onze Vader te wijzen, om hem te overtuigen, dat het werkelijk zo is..
Niet ten onrechte wordt daarom het woord in de Hebreeuwse tekst gebruikt om dankoffer uit te drukken, ook door "vredesoffer" vertaald; daardoor zal de onhoudbare toestand tussen de heilige God en de zondaar, die niet minder bij reeds ontvangen, dan bij nog te verlenen genadebewijzen, zich opnieuw laat gelden, v r al het andere weggenomen en een toestand van vrede en vriendschap bewerkt worden, eer de mens in en met het offer voor God zijn dank toebrengt en zijn bede aandringt. Zo'n dankbetuiging en aandrang bij het gebed strekt dan ook, nadat de juiste betrekking is ontstaan, tot zegen en heil (Le.30:23, en vandaar is een derde verklaring van deze uitdrukking als heiloffer van diepe betekenis..
Door deze besprenkeling met het bloed, werd de grond aangewezen van de vereniging en gemeenschap tussen de Heilige God en de onheilige offeraar, terwijl zij ook weer zag op de dood en de bloedsprenkeling van Immanuël, de eeuwig gezegende Middelaar..
Vers 3
3. Daarna zal hij, de offerende priester, van dat dankoffer, dezelfde stukken als later bij het zondoffer (Leviticus 4:8-Leviticus 4:10), een vuuroffer aan de HEERE offeren, a) het vet, dat de ingewanden bedekt en al het vet, dat aan de ingewanden is, zowel het grote net, datzich van de maag over de darmen uitbreidt en deze omsluit, als ook het vet, dat zich aan de darmen zelf heeft vastgezet en gemakkelijk van deze kan afgenomen worden.a)Exodus 29:13,Exodus 29:22
Vers 3
3. Daarna zal hij, de offerende priester, van dat dankoffer, dezelfde stukken als later bij het zondoffer (Leviticus 4:8-Leviticus 4:10), een vuuroffer aan de HEERE offeren, a) het vet, dat de ingewanden bedekt en al het vet, dat aan de ingewanden is, zowel het grote net, datzich van de maag over de darmen uitbreidt en deze omsluit, als ook het vet, dat zich aan de darmen zelf heeft vastgezet en gemakkelijk van deze kan afgenomen worden.a)Exodus 29:13,Exodus 29:22
Vers 4
4. Dan zal hij beide nieren 1) en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, deels aan de nieren zelf, deels aan de dieper liggende lendenspieren of in de nierstreek, en het net over de lever, met de nieren zal hij afnemen, het kleine zogenaamde levernet, dat tussen debeide leverkwabben begint en aan de ene zijde over de maag, aan de andere zijde tot aan de nierstreek gaat.1) De nieren zijn van de inwendige lichaamsdelen het meest verborgen. Zij zitten verscholen achter het vet. Vandaar dat, om de alwetendheid van de Heere aan te duiden, in de Heilige Schrift ervan gesproken wordt, dat de Heere de harten en nieren proeft. Bovendien zijn zij zinnebeeld van de verborgen wensen en aandoeningen van hart..
Vers 4
4. Dan zal hij beide nieren 1) en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, deels aan de nieren zelf, deels aan de dieper liggende lendenspieren of in de nierstreek, en het net over de lever, met de nieren zal hij afnemen, het kleine zogenaamde levernet, dat tussen debeide leverkwabben begint en aan de ene zijde over de maag, aan de andere zijde tot aan de nierstreek gaat.1) De nieren zijn van de inwendige lichaamsdelen het meest verborgen. Zij zitten verscholen achter het vet. Vandaar dat, om de alwetendheid van de Heere aan te duiden, in de Heilige Schrift ervan gesproken wordt, dat de Heere de harten en nieren proeft. Bovendien zijn zij zinnebeeld van de verborgen wensen en aandoeningen van hart..
Vers 5
5. En de zonen van Aron zullen dat 1) vet, nadat zij het met zout bestrooid hebben (Leviticus 2:13) aansteken a) op het altaar, op het brandoffer, 2) dat op het hout zal zijn, dat op het vuur is; het is een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HEERE (Leviticus 1:9); van het vlees van het geslachte rund zal daarna de borst voor de priesters tezamen, en de rechterschouder voor de dienstdoende priester zijn, maar het overige voor hem, die het offer gebracht heeft (Leviticus 7:29; Leviticus 7:15).a) Exodus 29:25 Leviticus 6:12
1) De vetstukken, welke op het altaar moeten verbrand worden, zijn het edelste, beste en fijnste deel van het vlees, zoals dan ook in het Oude Testament de uitdrukking "vet" veelal het beste, het voornaamste betekent (Genesis 45:18: het merg, eigenlijk vet van het land) en de "vetten" zoveel zijn als grote, rijke, machtige lieden (Psalms 17:10; Psalms 22:30; Psalms 68:23). Daar het verbranden de toewijding van de gave aan God en de aanneming daarvan van de zijde van God betekent, wordt dien ten gevolge bij de dankoffers de Heere het eerste en beste gegeven, en daarmee het overige vlees Hem geheiligd en gewijd, dat evenwel hiermee op het altaar komt, zoals bij de brandoffers, maar aan de priesters of aan de offeraar zelf ten deel valt!. Het offer van de inwendige delen betekenen het doden van de inwendige lusten en begeerlijkheden van het vlees (Galaten. 5:24), die geworteld zijn de in de nieren en in de lever, waarom die delen geëist werden, opdat men dit des te ernstiger overwegen zou, alsmede ter aanwijzing, dat men het beste van alle offeranden, en dus ook de in verdiepte en beste vermogens, aan de Heere en aan Zijn dienst moet opdragen..
2) Eerst moest het brandoffer gebracht zijn en in rook en damp opgegaan, en daarna mocht eerst het dankoffer worden ontstoken. Op het brandoffer, wil zeggen, op het vuur, dat het brandoffer verteerd had..
Vers 5
5. En de zonen van Aron zullen dat 1) vet, nadat zij het met zout bestrooid hebben (Leviticus 2:13) aansteken a) op het altaar, op het brandoffer, 2) dat op het hout zal zijn, dat op het vuur is; het is een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HEERE (Leviticus 1:9); van het vlees van het geslachte rund zal daarna de borst voor de priesters tezamen, en de rechterschouder voor de dienstdoende priester zijn, maar het overige voor hem, die het offer gebracht heeft (Leviticus 7:29; Leviticus 7:15).a) Exodus 29:25 Leviticus 6:12
1) De vetstukken, welke op het altaar moeten verbrand worden, zijn het edelste, beste en fijnste deel van het vlees, zoals dan ook in het Oude Testament de uitdrukking "vet" veelal het beste, het voornaamste betekent (Genesis 45:18: het merg, eigenlijk vet van het land) en de "vetten" zoveel zijn als grote, rijke, machtige lieden (Psalms 17:10; Psalms 22:30; Psalms 68:23). Daar het verbranden de toewijding van de gave aan God en de aanneming daarvan van de zijde van God betekent, wordt dien ten gevolge bij de dankoffers de Heere het eerste en beste gegeven, en daarmee het overige vlees Hem geheiligd en gewijd, dat evenwel hiermee op het altaar komt, zoals bij de brandoffers, maar aan de priesters of aan de offeraar zelf ten deel valt!. Het offer van de inwendige delen betekenen het doden van de inwendige lusten en begeerlijkheden van het vlees (Galaten. 5:24), die geworteld zijn de in de nieren en in de lever, waarom die delen geëist werden, opdat men dit des te ernstiger overwegen zou, alsmede ter aanwijzing, dat men het beste van alle offeranden, en dus ook de in verdiepte en beste vermogens, aan de Heere en aan Zijn dienst moet opdragen..
2) Eerst moest het brandoffer gebracht zijn en in rook en damp opgegaan, en daarna mocht eerst het dankoffer worden ontstoken. Op het brandoffer, wil zeggen, op het vuur, dat het brandoffer verteerd had..
Vers 6
6. En indien zijn offerande van klein vee is, de HEERE tot een dankoffer, hetzij mannetje of wijfje, 1) mannelijk of vrouwelijk schaap, bok of geit, volkomen, zonder enig gebrek, zal hij die offeren.1) Voor het dankoffer mocht alleen een stuk groot of klein vee genomen worden, geen tortelduif of jonge duif. Van het dankoffer was het beste voor de Heere en het andere voor de priester en de offeraar. Daartoe was een tortelduif onvoldoende. Mocht echter voor het brandoffer alleen een mannetje gebruikt worden, als ziende op de dood van de middelaar, voor het dankoffer mocht ook een wijfje worden aangeboden, omdat een dankoffer meer zag op de verdienste van Christus als op het stuk van dankbaarheid. Alles moest echter volkomen zijn..
Vers 6
6. En indien zijn offerande van klein vee is, de HEERE tot een dankoffer, hetzij mannetje of wijfje, 1) mannelijk of vrouwelijk schaap, bok of geit, volkomen, zonder enig gebrek, zal hij die offeren.1) Voor het dankoffer mocht alleen een stuk groot of klein vee genomen worden, geen tortelduif of jonge duif. Van het dankoffer was het beste voor de Heere en het andere voor de priester en de offeraar. Daartoe was een tortelduif onvoldoende. Mocht echter voor het brandoffer alleen een mannetje gebruikt worden, als ziende op de dood van de middelaar, voor het dankoffer mocht ook een wijfje worden aangeboden, omdat een dankoffer meer zag op de verdienste van Christus als op het stuk van dankbaarheid. Alles moest echter volkomen zijn..
Vers 7
7. Indien hij een lam tot zijn offerande offert, een jong mannelijk schaap, dat gewoonlijk bij openbare dankoffers het geval zal zijn, zo zal hij het offeren, het brengen, om het aan te bieden, voor het aangezicht des HEEREN.Vers 7
7. Indien hij een lam tot zijn offerande offert, een jong mannelijk schaap, dat gewoonlijk bij openbare dankoffers het geval zal zijn, zo zal hij het offeren, het brengen, om het aan te bieden, voor het aangezicht des HEEREN.Vers 8
8. En hij zal daarna zijn hand op het hoofd van zijn offerande leggen, en hij zal die slachten voor de tent der samenkomst, ter zijde van het brandofferaltaar; en de zonen van Aron zullen het bloed daarvan sprenkelen rondom op het altaar.Vers 8
8. En hij zal daarna zijn hand op het hoofd van zijn offerande leggen, en hij zal die slachten voor de tent der samenkomst, ter zijde van het brandofferaltaar; en de zonen van Aron zullen het bloed daarvan sprenkelen rondom op het altaar.Vers 9
9. Daarna, na die volbrachte daad, zal hij van dat dankoffer een vuuroffer aan de HEERE offeren, namelijk, hetgeen bij zulke offers voor het altaarvuur bestemd is, zijn vet, voor al het andere, vervolgens de gehele uit merg en vet bestaande staart 1) (zie "Exodus 29:22) die hij dicht aan de ruggraat, dicht aan het stuitbeen, daar, waar dit in de staartwervel overgaat zal afnemen, en het vet, bedekkende de ingewanden, en al het vet, dat aan de ingewanden is.1) De staart van het Oosterse schaap is zeer vet, daarom moest ook deze de Heere worden geofferd..
Vers 9
9. Daarna, na die volbrachte daad, zal hij van dat dankoffer een vuuroffer aan de HEERE offeren, namelijk, hetgeen bij zulke offers voor het altaarvuur bestemd is, zijn vet, voor al het andere, vervolgens de gehele uit merg en vet bestaande staart 1) (zie "Exodus 29:22) die hij dicht aan de ruggraat, dicht aan het stuitbeen, daar, waar dit in de staartwervel overgaat zal afnemen, en het vet, bedekkende de ingewanden, en al het vet, dat aan de ingewanden is.1) De staart van het Oosterse schaap is zeer vet, daarom moest ook deze de Heere worden geofferd..
Vers 10
10. Ook de beide nieren en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, en het net over de lever met de nieren zal hij afnemen (Leviticus 3:3).Vers 10
10. Ook de beide nieren en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, en het net over de lever met de nieren zal hij afnemen (Leviticus 3:3).Vers 11
11. En de priester zal dat, al deze verschillende vetstukken, nadat zij met zout vermengd zijn, aansteken op het altaar; het is een a) spijs van het vuuroffers voor de HEERE, dat het, opgaande in het vuur de Heere tot spijze zij, Hem tot een liefelijke reuk (Leviticus 3:16). a)Leviticus 21:6,Leviticus 21:8,Leviticus 21:17,Leviticus 21:21,Leviticus 21:22; Leviticus 22:25 Ezekiel 44:7 Malachi 1:12Vers 11
11. En de priester zal dat, al deze verschillende vetstukken, nadat zij met zout vermengd zijn, aansteken op het altaar; het is een a) spijs van het vuuroffers voor de HEERE, dat het, opgaande in het vuur de Heere tot spijze zij, Hem tot een liefelijke reuk (Leviticus 3:16). a)Leviticus 21:6,Leviticus 21:8,Leviticus 21:17,Leviticus 21:21,Leviticus 21:22; Leviticus 22:25 Ezekiel 44:7 Malachi 1:12Vers 12
12. Indien nu zijn offerande een geit is, alzo behorende tot de andere soort van klein vee (Leviticus 3:6) zo zal hij die offeren voor het aangezicht des HEEREN.Vers 12
12. Indien nu zijn offerande een geit is, alzo behorende tot de andere soort van klein vee (Leviticus 3:6) zo zal hij die offeren voor het aangezicht des HEEREN.Vers 13
13. En hij zal, evenals bij een schaap, zijn hand op haar hoofd leggen, en hij zal haar slachten voor de tent der samenkomst, en de zonen van Aron zullen haar bloed rondom op het altaar sprenkelen.Vers 13
13. En hij zal, evenals bij een schaap, zijn hand op haar hoofd leggen, en hij zal haar slachten voor de tent der samenkomst, en de zonen van Aron zullen haar bloed rondom op het altaar sprenkelen.Vers 14
14. Dan zal hij daarvan zijn offerande offeren, een vuuroffer voor de HEERE, het vet bedekkende de ingewanden, en al het vet, dat aan de ingewanden is.Vers 14
14. Dan zal hij daarvan zijn offerande offeren, een vuuroffer voor de HEERE, het vet bedekkende de ingewanden, en al het vet, dat aan de ingewanden is.Vers 15
15. Bovendien de beide nieren en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen (Leviticus 3:3; Leviticus 3:9).Vers 15
15. Bovendien de beide nieren en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen (Leviticus 3:3; Leviticus 3:9).Vers 16
16. En de priester zal die aansteken op het altaar; het is een spijs van het vuuroffer tot een liefelijke reuk; opdat het in het vuur opga en een liefelijke reuk verspreidt. Alle vet 1) zal van de HEEREN zijn, daarvan mag deofferaar niets voor zich behouden.1) Alle vet. Welk vet wordt hier bedoeld? Van alle beesten of alleen van de offerdieren? Deze wet had in de eerste plaats betrekking op het verkeer in de woestijn. Hiermee wil de Heere Israël leren, elk stuk groot of klein vee, wat niet voor andere offers bestemd was, als een dankoffer te beschouwen, waarvan het vet op het altaar werd aangestoken. Als later Israël in Kanan kwam, werd wel in Deuteronomy 12:15 het verbod van het eten van bloed hernieuwd, maar niet dat, omtrent het eten van het vet. Het woord zo straks: een eeuwige inzetting, legt geen bezwaren in de weg, omdat eeuwig hier niet opgevat moet worden in de zin van, altijd durende, maar in die van: zolang als Israël in de huidige toestand verkeerde en deze niet voor een ander had plaats gemaakt. Later lezen wij dan ook gedurig ervan, dat het vet genoemd wordt, als een van de grote weldaden, welke God, de Heere, Zijn volk zou schenken..
Vers 16
16. En de priester zal die aansteken op het altaar; het is een spijs van het vuuroffer tot een liefelijke reuk; opdat het in het vuur opga en een liefelijke reuk verspreidt. Alle vet 1) zal van de HEEREN zijn, daarvan mag deofferaar niets voor zich behouden.1) Alle vet. Welk vet wordt hier bedoeld? Van alle beesten of alleen van de offerdieren? Deze wet had in de eerste plaats betrekking op het verkeer in de woestijn. Hiermee wil de Heere Israël leren, elk stuk groot of klein vee, wat niet voor andere offers bestemd was, als een dankoffer te beschouwen, waarvan het vet op het altaar werd aangestoken. Als later Israël in Kanan kwam, werd wel in Deuteronomy 12:15 het verbod van het eten van bloed hernieuwd, maar niet dat, omtrent het eten van het vet. Het woord zo straks: een eeuwige inzetting, legt geen bezwaren in de weg, omdat eeuwig hier niet opgevat moet worden in de zin van, altijd durende, maar in die van: zolang als Israël in de huidige toestand verkeerde en deze niet voor een ander had plaats gemaakt. Later lezen wij dan ook gedurig ervan, dat het vet genoemd wordt, als een van de grote weldaden, welke God, de Heere, Zijn volk zou schenken..
Vers 17
17. Dit zij een eeuwige instelling voor u en uw geslachten, in al uw woningen, geen vet a) noch bloed zult gij eten. 1) (Leviticus 7:22, Deuteronomy 12:15, )a) Genesis 9:4 Leviticus 7:26; Leviticus 17:10,Leviticus 17:14
1) Voor een deel is reeds vroeger gezegd, wat met het vlees van de dankoffers geschieden moest, voor een deel uit het nu gehandelde gebleken, waarom dit dan ook niet nader aangetoond, maar eerst later (Leviticus 7:15-Leviticus 7:21; Leviticus 7:28-Leviticus 7:36) volgens bepaalde voorschriften geregeld wordt. Zoals wij bij gelegenheid van de wet over het priesterambt (Exodus 29:22-Exodus 29:28) bemerkten, ontvingen de priesters borst en rechterschouder; de borst werd aan de gezamenlijke priesters, de rechterschouder daarentegen aan hen, die bij het offeren dienst hadden gedaan, gegeven! Het overige vlees met de huid was voor hem, die het offer bracht; daarvan bereidde hij met zijn huisgenoten, met de Levieten zowel als met vreemdelingen, wezen en weduwen een vrolijke maaltijd bij het heiligdom (Deuteronomy 12:7,Deuteronomy 12:17; Deuteronomy 16:11). Slechts moest bij het lofoffer het vlees nog op de dag van de offering, maar bij een gelofte of vrijwillig offer, wat op de eerste dag overbleef, de andere morgen gegeten worden. Over deze maaltijd, die eigenlijk het kenmerkende en de hoofdzaak bij het dankoffer is, gelijk de verbranding bij het brandoffer, werd reeds in de Aanm. op Exodus 29:34 (zie Exodus 29:34) gesproken. Volgens de daar gegeven verklaring is de gastheer de Heer zelf, en zijn zij, die eten, Zijn gasten en disgenoten. Door vele beroemde godgeleerden van de tegenwoordige tijd wordt intussen het tegenovergestelde beweerd, dat niet de offeraar met de zijnen aan Gods tafel aanzat; maar omgekeerd, de Heere aan zijn tafel nodigde. Volgens deze beschouwing vindt de offermaaltijd zijn betekenis in dit woord: "Zo iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen en met hem avondmaal houden en hij met Mij" (Openbaring :20). De offermaaltijd is het beeld van die tijden, waarop wij van harte kunnen nazeggen: "de Heer is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. God heb ik lief. Heere Jezus! Uw nabijheid schenkt zaligheid aan het hart," de tijden waarop de grensmuren, die dikwijls zo hoog zijn, tussen dit en het toekomstige leven wegvallen, en wij een voorsmaak genieten van het eeuwig leven!.
Vers 17
17. Dit zij een eeuwige instelling voor u en uw geslachten, in al uw woningen, geen vet a) noch bloed zult gij eten. 1) (Leviticus 7:22, Deuteronomy 12:15, )a) Genesis 9:4 Leviticus 7:26; Leviticus 17:10,Leviticus 17:14
1) Voor een deel is reeds vroeger gezegd, wat met het vlees van de dankoffers geschieden moest, voor een deel uit het nu gehandelde gebleken, waarom dit dan ook niet nader aangetoond, maar eerst later (Leviticus 7:15-Leviticus 7:21; Leviticus 7:28-Leviticus 7:36) volgens bepaalde voorschriften geregeld wordt. Zoals wij bij gelegenheid van de wet over het priesterambt (Exodus 29:22-Exodus 29:28) bemerkten, ontvingen de priesters borst en rechterschouder; de borst werd aan de gezamenlijke priesters, de rechterschouder daarentegen aan hen, die bij het offeren dienst hadden gedaan, gegeven! Het overige vlees met de huid was voor hem, die het offer bracht; daarvan bereidde hij met zijn huisgenoten, met de Levieten zowel als met vreemdelingen, wezen en weduwen een vrolijke maaltijd bij het heiligdom (Deuteronomy 12:7,Deuteronomy 12:17; Deuteronomy 16:11). Slechts moest bij het lofoffer het vlees nog op de dag van de offering, maar bij een gelofte of vrijwillig offer, wat op de eerste dag overbleef, de andere morgen gegeten worden. Over deze maaltijd, die eigenlijk het kenmerkende en de hoofdzaak bij het dankoffer is, gelijk de verbranding bij het brandoffer, werd reeds in de Aanm. op Exodus 29:34 (zie Exodus 29:34) gesproken. Volgens de daar gegeven verklaring is de gastheer de Heer zelf, en zijn zij, die eten, Zijn gasten en disgenoten. Door vele beroemde godgeleerden van de tegenwoordige tijd wordt intussen het tegenovergestelde beweerd, dat niet de offeraar met de zijnen aan Gods tafel aanzat; maar omgekeerd, de Heere aan zijn tafel nodigde. Volgens deze beschouwing vindt de offermaaltijd zijn betekenis in dit woord: "Zo iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen en met hem avondmaal houden en hij met Mij" (Openbaring :20). De offermaaltijd is het beeld van die tijden, waarop wij van harte kunnen nazeggen: "de Heer is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. God heb ik lief. Heere Jezus! Uw nabijheid schenkt zaligheid aan het hart," de tijden waarop de grensmuren, die dikwijls zo hoog zijn, tussen dit en het toekomstige leven wegvallen, en wij een voorsmaak genieten van het eeuwig leven!.