Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Leviticus 15

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, LEVITICUS 15

Leviticus 15:1.

MANNEN EN VROUWEN MET EEN ONREINE VLOED, HOE DIE TE REINIGEN.

I. Leviticus 15:1-Leviticus 15:18. Behalve over de verontreinigingen door melaatsheid spreekt de Heere ook over die door geslachtsvloeiingen, zowel gezonde als ziekelijke; en wel het eerst over de vloeiingen van de man, beginnende met de ziekelijke en daarna overgaande tot de gezonde of natuurlijke.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, LEVITICUS 15

Leviticus 15:1.

MANNEN EN VROUWEN MET EEN ONREINE VLOED, HOE DIE TE REINIGEN.

I. Leviticus 15:1-Leviticus 15:18. Behalve over de verontreinigingen door melaatsheid spreekt de Heere ook over die door geslachtsvloeiingen, zowel gezonde als ziekelijke; en wel het eerst over de vloeiingen van de man, beginnende met de ziekelijke en daarna overgaande tot de gezonde of natuurlijke.

Vers 1

1. Verder sprak de HEERE opnieuw tot Mozes en tot Aron, zeggende:

Vers 1

1. Verder sprak de HEERE opnieuw tot Mozes en tot Aron, zeggende:

Vers 2

2. Spreukenekt tot de kinderen van Israël en zegt tot hen: ieder man, als hij vloeiende zal zijn uit zijn vlees, 1) zijn lichaam zal om zijn vloed, bij een zekere aard van dergelijke vloeiingen, naar de wet of Levitisch onrein zijn en niet in het heiligdom komen, of andere heilige dingen zich voornemen.

1) In het Hebreeuws Basar, vlees, in de zin van lichaam, zoals in Leviticus 15:13. Volgens Trusen is deze ziekte de z.g. blenorrhaea urethrae. Door deze wetten heeft God Israël ook weer willen tonen, dat het een heilig volk was, en bedoeld de middelmuur van het afscheidsel te vormen tussen Israël en de heidenen..

Vers 2

2. Spreukenekt tot de kinderen van Israël en zegt tot hen: ieder man, als hij vloeiende zal zijn uit zijn vlees, 1) zijn lichaam zal om zijn vloed, bij een zekere aard van dergelijke vloeiingen, naar de wet of Levitisch onrein zijn en niet in het heiligdom komen, of andere heilige dingen zich voornemen.

1) In het Hebreeuws Basar, vlees, in de zin van lichaam, zoals in Leviticus 15:13. Volgens Trusen is deze ziekte de z.g. blenorrhaea urethrae. Door deze wetten heeft God Israël ook weer willen tonen, dat het een heilig volk was, en bedoeld de middelmuur van het afscheidsel te vormen tussen Israël en de heidenen..

Vers 3

3. Dit nu zal zijn onreinigheid om zijn vloed zijn; zo zijn vlees, het geslachtslid dat aan een dergelijke vloed lijdende is, zijn vloed uitzevert, het zaad laat uitvloeien, of zijn vlees van zijn vloed zich verstopt, ten gevolge van verstoppingen de vloed terughoudt, dat is zijn onreinheid.

De uitleggers verschillen van elkaar in de beantwoording van de vraag, of hieronder verstaan moet worden de ziekelijke zaadvloed (gonorr hoeabenigna, niet te vereenzelvigen met de eerst sedert de 15de eeuw n. Chr. voorkomende syphilitische gonorr. virulenta) d.i. een onwillekeurig uit zwakheid van de teeldelen ontstaande droppelsgewijze wegvloeing van het mannelijk zaad, of slechts de uit katarrhalisch lijden ontstaande slijmvloed, die, wanneer hij verstopt is, zeer gevaarlijk worden kan. Waarschijnlijk heeft men aan beide te denken; het komt op de zaak zelf minder aan, meer op de ontzaglijke ernst, waarmee de wet hier en Leviticus 12:1 het gehele geslachtsleven van de mens onder haar tucht en straf neemt. Juist de geslachtsbetrekkingen zullen het meest onder de volkomen zelfbeheersing van de menselijke wil en in de dienst van de Heere staan. Maar hier vooral heeft de zonde met haar duistere macht en verstotende gevolgen zich laten gelden en de bronnen van het menselijk geslacht in de waren zin vna het woord vergiftigd. Dit zal diep worden geprent in het bewustzijn van het volk van het Oude Verbond daarom worden alle verschijnselen op dit gebied, hetzij ziekelijk, hetzij onschuldig, als onrein en verontreinigend beschouwd en behandeld; terwijl andere lichaamstoestanden, zoals haemorrhoïdale vloeiingen, slijm-, etter- en speekselvloeiingen uit mond en neus, uit wonden en zweren met het oog op de wet voor onverschillig worden gehouden.. 4. Elk leger, waarop hij, die de vloed heeft, zal liggen, zal onrein zijn, en elk tuig, waarop hij zal zitten, zal onrein zijn.

5.Een ieder ook, die zijn leger zal aanraken, zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en zal onrein zijn tot aan de avond.

Vers 3

3. Dit nu zal zijn onreinigheid om zijn vloed zijn; zo zijn vlees, het geslachtslid dat aan een dergelijke vloed lijdende is, zijn vloed uitzevert, het zaad laat uitvloeien, of zijn vlees van zijn vloed zich verstopt, ten gevolge van verstoppingen de vloed terughoudt, dat is zijn onreinheid.

De uitleggers verschillen van elkaar in de beantwoording van de vraag, of hieronder verstaan moet worden de ziekelijke zaadvloed (gonorr hoeabenigna, niet te vereenzelvigen met de eerst sedert de 15de eeuw n. Chr. voorkomende syphilitische gonorr. virulenta) d.i. een onwillekeurig uit zwakheid van de teeldelen ontstaande droppelsgewijze wegvloeing van het mannelijk zaad, of slechts de uit katarrhalisch lijden ontstaande slijmvloed, die, wanneer hij verstopt is, zeer gevaarlijk worden kan. Waarschijnlijk heeft men aan beide te denken; het komt op de zaak zelf minder aan, meer op de ontzaglijke ernst, waarmee de wet hier en Leviticus 12:1 het gehele geslachtsleven van de mens onder haar tucht en straf neemt. Juist de geslachtsbetrekkingen zullen het meest onder de volkomen zelfbeheersing van de menselijke wil en in de dienst van de Heere staan. Maar hier vooral heeft de zonde met haar duistere macht en verstotende gevolgen zich laten gelden en de bronnen van het menselijk geslacht in de waren zin vna het woord vergiftigd. Dit zal diep worden geprent in het bewustzijn van het volk van het Oude Verbond daarom worden alle verschijnselen op dit gebied, hetzij ziekelijk, hetzij onschuldig, als onrein en verontreinigend beschouwd en behandeld; terwijl andere lichaamstoestanden, zoals haemorrhoïdale vloeiingen, slijm-, etter- en speekselvloeiingen uit mond en neus, uit wonden en zweren met het oog op de wet voor onverschillig worden gehouden.. 4. Elk leger, waarop hij, die de vloed heeft, zal liggen, zal onrein zijn, en elk tuig, waarop hij zal zitten, zal onrein zijn.

5.Een ieder ook, die zijn leger zal aanraken, zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en zal onrein zijn tot aan de avond.

Vers 6

6. En die op dat tuig zit, waarop hij, die de vloed heeft, gezeten zal hebben, zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en zal onrein zijn tot aan de avond.

Vers 6

6. En die op dat tuig zit, waarop hij, die de vloed heeft, gezeten zal hebben, zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en zal onrein zijn tot aan de avond.

Vers 7

7. En die het vlees, een of ander lichaamsdeel, van hem, die de vloed heeft, aanraakt, zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 7

7. En die het vlees, een of ander lichaamsdeel, van hem, die de vloed heeft, aanraakt, zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 8

8. Als ook hij die de zaad- of slijmvloed heeft, op een reine zal gespogen hebben, dan zal hij, die bespogen is, zijn kleren wassen, en zal zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 8

8. Als ook hij die de zaad- of slijmvloed heeft, op een reine zal gespogen hebben, dan zal hij, die bespogen is, zijn kleren wassen, en zal zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 9

9. Evenzo elk zadel of wagen, waarop hij, die de vloed heeft, zal gereden hebben, zal onrein zijn.

Vers 9

9. Evenzo elk zadel of wagen, waarop hij, die de vloed heeft, zal gereden hebben, zal onrein zijn.

Vers 10

10. En al wie iets, zo'n zadel of wagen, aanraak, dat onder hem zal geweest zijn, zal onrein zijn tot aan de avond; en die het draagt, om het te verwijderen, zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 10

10. En al wie iets, zo'n zadel of wagen, aanraak, dat onder hem zal geweest zijn, zal onrein zijn tot aan de avond; en die het draagt, om het te verwijderen, zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 11

11. Daartoe een ieder, wie hij, die de vloed heeft, zal aangeraakt hebben, zonder zijn handen met water gespoeld te hebben, al heeft hij dat vroeger gedaan en dus demededeelbaarheid van zijn onreinheid voor dat ogenblik krachteloos gemaakt, die zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 11

11. Daartoe een ieder, wie hij, die de vloed heeft, zal aangeraakt hebben, zonder zijn handen met water gespoeld te hebben, al heeft hij dat vroeger gedaan en dus demededeelbaarheid van zijn onreinheid voor dat ogenblik krachteloos gemaakt, die zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 12

12. Ook het aarden vat, dat hij, die de vloed heeft, zal aangeraakt hebben, zal gebroken worden (Leviticus 6:28; Leviticus 11:33; Leviticus 14:5), maar elk houten vat, waarin, zoals in het koperen (Leviticus 6:28), de onreinheid niet zo erg intrekt, zal met water gespoeld worden.

Vers 12

12. Ook het aarden vat, dat hij, die de vloed heeft, zal aangeraakt hebben, zal gebroken worden (Leviticus 6:28; Leviticus 11:33; Leviticus 14:5), maar elk houten vat, waarin, zoals in het koperen (Leviticus 6:28), de onreinheid niet zo erg intrekt, zal met water gespoeld worden.

Vers 13

13. Als hij nu, die de vloed heeft, van zijn vloed gereinigd zal zijn, zo zal hij tot zijn reiniging zeven dagen, van de dag van zijn onreinheid af, voor zich tellen, en zijn kleren wassen, en hij zal zijn vlees met levend, lopend, water baden, 1) zo zal hij rein zijn, en weer tot het heiligdom toegelaten worden.

1) Zo dikwijls er sprake is van water, komt in de gedachte het woord van Johannes, dat Christus gekomen is met water en bloed, om van de vuiligheid te reinigen en die te verzoenen..

Vers 13

13. Als hij nu, die de vloed heeft, van zijn vloed gereinigd zal zijn, zo zal hij tot zijn reiniging zeven dagen, van de dag van zijn onreinheid af, voor zich tellen, en zijn kleren wassen, en hij zal zijn vlees met levend, lopend, water baden, 1) zo zal hij rein zijn, en weer tot het heiligdom toegelaten worden.

1) Zo dikwijls er sprake is van water, komt in de gedachte het woord van Johannes, dat Christus gekomen is met water en bloed, om van de vuiligheid te reinigen en die te verzoenen..

Vers 14

14. En op de achtste dag zal hij voor zich twee tortelduiven, of twee jonge duiven nemen, en zal voor het aangezicht des HEEREN aan de deur van de tent dersamenkomst komen, en zal ze de priester geven; bij deze reiniging is ook voor een rijke, het voor armen bevolen zondoffer (Leviticus 5:7) toereikend en is geen groter offer nodig. 15. En de priester zal die bereiden, een ten zondoffer en een ten brandoffer, volgens de (Leviticus 5:8-Leviticus 5:10) voorgeschreven wijze, zo zal de priester over hem voor het aangezicht des HEEREN vanwege zijn vloed verzoening doen. 1)

1) Behalve de ziekelijke zaad- en slijmvloed is voor de man verder verontreinigend, al is dit dan in mindere graad, zowel de onwillekeurige uitstorting van zaad in slaap, of droom (pollutio), als de willekeurige in de bijslaap, en wordt door deze vloed ook de vrouw onrein..

Vers 14

14. En op de achtste dag zal hij voor zich twee tortelduiven, of twee jonge duiven nemen, en zal voor het aangezicht des HEEREN aan de deur van de tent dersamenkomst komen, en zal ze de priester geven; bij deze reiniging is ook voor een rijke, het voor armen bevolen zondoffer (Leviticus 5:7) toereikend en is geen groter offer nodig. 15. En de priester zal die bereiden, een ten zondoffer en een ten brandoffer, volgens de (Leviticus 5:8-Leviticus 5:10) voorgeschreven wijze, zo zal de priester over hem voor het aangezicht des HEEREN vanwege zijn vloed verzoening doen. 1)

1) Behalve de ziekelijke zaad- en slijmvloed is voor de man verder verontreinigend, al is dit dan in mindere graad, zowel de onwillekeurige uitstorting van zaad in slaap, of droom (pollutio), als de willekeurige in de bijslaap, en wordt door deze vloed ook de vrouw onrein..

Vers 16

16. Verder een man, als van hem het zaad van het bijliggen zal uitgegaan zijn, die zal zijn gehele vlees, lichaam, met water baden en onrein zijn tot aan de avond (Deuteronomium. 23:10).

Vers 16

16. Verder een man, als van hem het zaad van het bijliggen zal uitgegaan zijn, die zal zijn gehele vlees, lichaam, met water baden en onrein zijn tot aan de avond (Deuteronomium. 23:10).

Vers 17

17. Ook elk kleed, en elk vel, leer, waaraan het zaad van het bijliggen wezen zal, dat zal met water gewassen worden en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 17

17. Ook elk kleed, en elk vel, leer, waaraan het zaad van het bijliggen wezen zal, dat zal met water gewassen worden en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 18

18. Bovendien de vrouw, als een man met het zaad van het bijliggen bij haar gelegen zal hebben, daarom zullen zij beide zich met water baden en onrein zijn tot aan de avond. 1)

1) Volgens de meeste uitleggers hebben deze woorden betrekking op de bijslaap en blijkt het ook uit andere uitspraken, dat door de daarbij plaats hebbende uitstorting van zaad een verontreiniging in levitische zin plaats heeft (Exodus 19:15; 1 Samuel 21:4; 1 Samuel 21:2 Samuël 11:4). Maar anderen (zo ook Luther) verbinden ons vers zeer nauw met de beide vorige, en geven daarvan deze verklaring, dat door de bijslaap van een wettisch onrein man ook de vrouw verontreinigd wordt. Ondertussen wordt door de eerste uitlegging de geslachtsgemeenschap tussen man en vrouw volstrekt niet als zondig en verdoemelijk op zichzelf verklaard; beiden zullen slechts bedenken dat zij daardoor op een gebied overgaan, dat v r ieder ander een zetel van de zonde is geworden en door de mens, zoals hij nu eenmaal na de zondeval is, zonder zondige prikkel niet meer kan betreden worden, waarom zij ook niet dadelijk daarna in Gods heiligdom mogen ingaan..

Hieruit blijkt, dat in alle schaamachtige zaken de Joden hun onreinheid wordt voor ogen gesteld, opdat zij op die wijze aan eerbied voor het heilige zouden gewennen en op reinheid van zeden zich zouden toeleggen. Wat dan ook uit het slot van het hoofdstuk des te meer blijkt, waar gezegd wordt: "Zodat de kinderen van Israël zich afzonderen van hun onreinigheden, opdat zij niet sterven, indien zij mijn tabernakel zullen verontreinigen." Kort, zeg ik, stelt God Zijn doel hun voor ogen, nl. dat iedere ontheiliging verre van het volk verwijderd blijve, omdat Hij wil, dat bij Zijn dienaren de reinheid van wandel gevonden wordt, daar Hij niet zou kunnen verdragen, dat Zijn tabernakel door enige smet werd ontheiligd..

Zoals de wet aangaande de kraamvrouwen de onreinheid leren, waarin de mens wordt geboren, en zoals de wet, die de melaatsheid betrof, aantoonde, dat zijn gehele natuur bedorven is, zo vermaande deze en de volgende wetten, de oorsprong van dat verderf af te leiden van de verdorven gesteldheid van de ouders, zijnde de beginselen van de geboorte van de mens zelf besmet; dit, dat Israël alle zijn voorrechten niet aan de natuur, maar aan de genade had toe te schrijven, welke genadebedeling op verzoening was gegrond en met dankbaarheid moest worden beantwoord..

God heeft ons door natuurlijke dingen onderwezen aangaande de ondeugden van het gemoed, en heeft ons geleerd, hoe verfoeilijk die ondeugden zijn, en hoe men ze met alle vlijt moet trachten te vermijden.

Het verband van deze zin geeft duidelijk aan, dat hier bedoeld wordt, de gemeenschap tussen een man, waarover in de vorige verzen gesproken wordt, en een vrouw. Betere vertaling is dan ook in plaats van: een man, die van de man, in de zin van, die man. Luther vertaalt: de vrouw, waarbij zo'n man zal gelegen hebben..

II. Leviticus 15:19-Leviticus 15:33. De zo-even vermelde verontreiniging van de vrouw door vleselijke gemeenschap met de man brengt als vanzelf tot de verdere verontreinigingen waaraan de vrouw in haar geslachtsleven onderworpen is, zo gaat het goddelijk onderricht nu van de gezonde en natuurlijke toestanden op de ziekelijke over.

Vers 18

18. Bovendien de vrouw, als een man met het zaad van het bijliggen bij haar gelegen zal hebben, daarom zullen zij beide zich met water baden en onrein zijn tot aan de avond. 1)

1) Volgens de meeste uitleggers hebben deze woorden betrekking op de bijslaap en blijkt het ook uit andere uitspraken, dat door de daarbij plaats hebbende uitstorting van zaad een verontreiniging in levitische zin plaats heeft (Exodus 19:15; 1 Samuel 21:4; 1 Samuel 21:2 Samuël 11:4). Maar anderen (zo ook Luther) verbinden ons vers zeer nauw met de beide vorige, en geven daarvan deze verklaring, dat door de bijslaap van een wettisch onrein man ook de vrouw verontreinigd wordt. Ondertussen wordt door de eerste uitlegging de geslachtsgemeenschap tussen man en vrouw volstrekt niet als zondig en verdoemelijk op zichzelf verklaard; beiden zullen slechts bedenken dat zij daardoor op een gebied overgaan, dat v r ieder ander een zetel van de zonde is geworden en door de mens, zoals hij nu eenmaal na de zondeval is, zonder zondige prikkel niet meer kan betreden worden, waarom zij ook niet dadelijk daarna in Gods heiligdom mogen ingaan..

Hieruit blijkt, dat in alle schaamachtige zaken de Joden hun onreinheid wordt voor ogen gesteld, opdat zij op die wijze aan eerbied voor het heilige zouden gewennen en op reinheid van zeden zich zouden toeleggen. Wat dan ook uit het slot van het hoofdstuk des te meer blijkt, waar gezegd wordt: "Zodat de kinderen van Israël zich afzonderen van hun onreinigheden, opdat zij niet sterven, indien zij mijn tabernakel zullen verontreinigen." Kort, zeg ik, stelt God Zijn doel hun voor ogen, nl. dat iedere ontheiliging verre van het volk verwijderd blijve, omdat Hij wil, dat bij Zijn dienaren de reinheid van wandel gevonden wordt, daar Hij niet zou kunnen verdragen, dat Zijn tabernakel door enige smet werd ontheiligd..

Zoals de wet aangaande de kraamvrouwen de onreinheid leren, waarin de mens wordt geboren, en zoals de wet, die de melaatsheid betrof, aantoonde, dat zijn gehele natuur bedorven is, zo vermaande deze en de volgende wetten, de oorsprong van dat verderf af te leiden van de verdorven gesteldheid van de ouders, zijnde de beginselen van de geboorte van de mens zelf besmet; dit, dat Israël alle zijn voorrechten niet aan de natuur, maar aan de genade had toe te schrijven, welke genadebedeling op verzoening was gegrond en met dankbaarheid moest worden beantwoord..

God heeft ons door natuurlijke dingen onderwezen aangaande de ondeugden van het gemoed, en heeft ons geleerd, hoe verfoeilijk die ondeugden zijn, en hoe men ze met alle vlijt moet trachten te vermijden.

Het verband van deze zin geeft duidelijk aan, dat hier bedoeld wordt, de gemeenschap tussen een man, waarover in de vorige verzen gesproken wordt, en een vrouw. Betere vertaling is dan ook in plaats van: een man, die van de man, in de zin van, die man. Luther vertaalt: de vrouw, waarbij zo'n man zal gelegen hebben..

II. Leviticus 15:19-Leviticus 15:33. De zo-even vermelde verontreiniging van de vrouw door vleselijke gemeenschap met de man brengt als vanzelf tot de verdere verontreinigingen waaraan de vrouw in haar geslachtsleven onderworpen is, zo gaat het goddelijk onderricht nu van de gezonde en natuurlijke toestanden op de ziekelijke over.

Vers 19

19. Maar als een vrouw vloeiende zijn zal, de gewone maandelijkse zuivering heeft, zijnde haar vloed van bloed in haar vlees, zo zal zij zeven dagen in haar afzondering van anderen zijn; en al wie haar aanraakt, zal onrein zijntot aan de avond.

Vers 19

19. Maar als een vrouw vloeiende zijn zal, de gewone maandelijkse zuivering heeft, zijnde haar vloed van bloed in haar vlees, zo zal zij zeven dagen in haar afzondering van anderen zijn; en al wie haar aanraakt, zal onrein zijntot aan de avond.

Vers 20

20. En al hetgeen, waarop zij in haar afzondering zal gelegen hebben, zal onrein zijn; bovendien alles, waarop zij zal gezeten hebben, zal onrein zijn.

Vers 20

20. En al hetgeen, waarop zij in haar afzondering zal gelegen hebben, zal onrein zijn; bovendien alles, waarop zij zal gezeten hebben, zal onrein zijn.

Vers 21

21. En al wie haar leger aanraakt, zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 21

21. En al wie haar leger aanraakt, zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 22

22. Ook al wie enig tuig, waarop zij gezeten zal hebben, aanraakt, zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 22

22. Ook al wie enig tuig, waarop zij gezeten zal hebben, aanraakt, zal zijn kleren wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 23

23. Zelfs indien het op het leger zal geweest zijn, of op het tuig, waarop zij zat, als hij dat aanraakte, hij zal onrein zijn tot aan de avond.

Vers 23

23. Zelfs indien het op het leger zal geweest zijn, of op het tuig, waarop zij zat, als hij dat aanraakte, hij zal onrein zijn tot aan de avond.

Vers 24

24. Evenzo alsiemand zeker bij haar gelegen heeft, 1) dat haar afzondering op hem zij, zo zal hij, zoals zij zelf (Leviticus 15:19) zeven dagen onrein zijn; daartoe elk leger, waarop hij zal gelegen hebben, zal onrein zijn; 2) liggen zij nu bij elkaar nadat haar afzondering gekomen is, en hebben zij dan nog met elkaar geslachtsgemeenschap, dan zullen zij beiden uit het volk uitgeroeid worden, het is een vloekwaardige daad (Leviticus 18:19; Leviticus 20:18).

1) Het geval, hier bedoeld, is het intreden van de "afzondering," gedurende de gemeenschap, zodat de man onwillekeurig, zonder dat hij het vooruit kon vermoeden, onrein wordt.. 2) Wij konden hier nu nog nader aanwijzen hoe juist en gegrond al deze wetsbepalingen zijn, die op het geslachtsleven betrekking hebben, wanneer niet de verdere uiteenzetting daarvan veel bezwaar had. Zulke dingen moeten over het algemeen meer tot die school beperkt blijven, waarin de Heilige Geest zelf de opmerkzame bijbellezer brengt; die zal het dan ook niet aan het nodige onderwijs laten ontbreken, zoals wij ook uit alles voordeel kunnen trekken, wat God hier aan Zijn oud Verbondsvolk bevolen heeft, om daaruit de ware reiniging van alle bevlekking van het vlees en de geest te leren kennen 2 Corinthiers 7:1)

Vers 24

24. Evenzo alsiemand zeker bij haar gelegen heeft, 1) dat haar afzondering op hem zij, zo zal hij, zoals zij zelf (Leviticus 15:19) zeven dagen onrein zijn; daartoe elk leger, waarop hij zal gelegen hebben, zal onrein zijn; 2) liggen zij nu bij elkaar nadat haar afzondering gekomen is, en hebben zij dan nog met elkaar geslachtsgemeenschap, dan zullen zij beiden uit het volk uitgeroeid worden, het is een vloekwaardige daad (Leviticus 18:19; Leviticus 20:18).

1) Het geval, hier bedoeld, is het intreden van de "afzondering," gedurende de gemeenschap, zodat de man onwillekeurig, zonder dat hij het vooruit kon vermoeden, onrein wordt.. 2) Wij konden hier nu nog nader aanwijzen hoe juist en gegrond al deze wetsbepalingen zijn, die op het geslachtsleven betrekking hebben, wanneer niet de verdere uiteenzetting daarvan veel bezwaar had. Zulke dingen moeten over het algemeen meer tot die school beperkt blijven, waarin de Heilige Geest zelf de opmerkzame bijbellezer brengt; die zal het dan ook niet aan het nodige onderwijs laten ontbreken, zoals wij ook uit alles voordeel kunnen trekken, wat God hier aan Zijn oud Verbondsvolk bevolen heeft, om daaruit de ware reiniging van alle bevlekking van het vlees en de geest te leren kennen 2 Corinthiers 7:1)

Vers 25

25. Wanneer ook een vrouw in zieke toestand, vele dagen buiten de tijd van haar afzondering, van de vloed van haar bloed vloeien zal; of wanneer zij vloeien zal boven haar afzondering (Matthew 9:20 Mark 5:25, Luke 8:43 ); zij zal al dedagen van de vloed van haar onreinheid, zolang die ziekelijke toestand duurt, als in de dagen van haar afzondering, geheel op dezelfde wijze, zoals ten tijde van haar maandelijkse vloeiing (Leviticus 15:19), onrein zijn.

Vers 25

25. Wanneer ook een vrouw in zieke toestand, vele dagen buiten de tijd van haar afzondering, van de vloed van haar bloed vloeien zal; of wanneer zij vloeien zal boven haar afzondering (Matthew 9:20 Mark 5:25, Luke 8:43 ); zij zal al dedagen van de vloed van haar onreinheid, zolang die ziekelijke toestand duurt, als in de dagen van haar afzondering, geheel op dezelfde wijze, zoals ten tijde van haar maandelijkse vloeiing (Leviticus 15:19), onrein zijn.

Vers 26

26. Elk leger, waarop zij al de dagen van haar vloed zal gelegen hebben, zal haar zijn als het leger van haar afzondering; en elk tuig, waarop zij zal gezeten hebben, zal onrein zijn, naar de onreinheid van haar afzondering.

Vers 26

26. Elk leger, waarop zij al de dagen van haar vloed zal gelegen hebben, zal haar zijn als het leger van haar afzondering; en elk tuig, waarop zij zal gezeten hebben, zal onrein zijn, naar de onreinheid van haar afzondering.

Vers 27

27. En wie die dingen aanraakt, zal onrein zijn; daarom zal hij zijn kleren wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 27

27. En wie die dingen aanraakt, zal onrein zijn; daarom zal hij zijn kleren wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan de avond.

Vers 28

28. Maar als zij van haar vloed rein wordt, dan zal zij (van die dag af) voor zich zeven dagen tellen, zoals hij, die van een zaad- of slijmvloed genezen is (Leviticus 15:13), en daarna zal zij rein zijn en weer tot het heiligdom toegelaten worden.

Vers 28

28. Maar als zij van haar vloed rein wordt, dan zal zij (van die dag af) voor zich zeven dagen tellen, zoals hij, die van een zaad- of slijmvloed genezen is (Leviticus 15:13), en daarna zal zij rein zijn en weer tot het heiligdom toegelaten worden.

Vers 29

29. En op de achtste dag zal zij, zoals de gereinigde man (Leviticus 15:14) voor zich twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen, en zij zal die tot de priester brengen, aan de deur van de tent der samenkomst.

Vers 29

29. En op de achtste dag zal zij, zoals de gereinigde man (Leviticus 15:14) voor zich twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen, en zij zal die tot de priester brengen, aan de deur van de tent der samenkomst.

Vers 30

30. Dan zal de priester een ten zondoffer, opdat de verstoorde betrekking tot de Heere weer hersteld wordt, en een ten brandoffer bereiden, opdat zo de vernieuwde overgave aan God volbracht wordt, en de priester zal, doordie beide offers voor haar, van de vloed van haar onreinheid, verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN.

Vers 30

30. Dan zal de priester een ten zondoffer, opdat de verstoorde betrekking tot de Heere weer hersteld wordt, en een ten brandoffer bereiden, opdat zo de vernieuwde overgave aan God volbracht wordt, en de priester zal, doordie beide offers voor haar, van de vloed van haar onreinheid, verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN.

Vers 31

31. Alzo, door mededeling van deze voorschriften, die Ik nu aan u, Mozes en Aron, gegeven heb, zult gij de kinderen van Israël afzonderen van hun, in al de opgenoemdelichaamstoestanden voorkomende onreinheid, opdat zij niet door Mij, de Reine en Heilige, in toorn weggedaan, in hun onreinigheid niet sterven, als zij, deze niet achtende en het hun aangeboden middel, om daarvan verlost te worden, verachtende, in mijn heiligdom zouden komen en mijn tabernakel, die in het midden van hen is, verontreinigen zouden1) (Numbers 19:13).

1) Hoe diep alzo de wet van de Israëlieten in de afgrond van menselijke onreinheid moge doen wegzinken, toch laat zij hen daarin niet omkomen, maar trekt hen door de instelling van haar reinigingen weer tot het licht van het goddelijk aanschijn van Jehova.. 32. Dit (Leviticus 15:2-Leviticus 15:18 en Leviticus 15:19-Leviticus 15:30 ) is de wet van hem, die de vloed heeft en van wie in de slaap het zaad van de bijligging uitgaat, zodat hij daardoor onrein wordt.

Vers 31

31. Alzo, door mededeling van deze voorschriften, die Ik nu aan u, Mozes en Aron, gegeven heb, zult gij de kinderen van Israël afzonderen van hun, in al de opgenoemdelichaamstoestanden voorkomende onreinheid, opdat zij niet door Mij, de Reine en Heilige, in toorn weggedaan, in hun onreinigheid niet sterven, als zij, deze niet achtende en het hun aangeboden middel, om daarvan verlost te worden, verachtende, in mijn heiligdom zouden komen en mijn tabernakel, die in het midden van hen is, verontreinigen zouden1) (Numbers 19:13).

1) Hoe diep alzo de wet van de Israëlieten in de afgrond van menselijke onreinheid moge doen wegzinken, toch laat zij hen daarin niet omkomen, maar trekt hen door de instelling van haar reinigingen weer tot het licht van het goddelijk aanschijn van Jehova.. 32. Dit (Leviticus 15:2-Leviticus 15:18 en Leviticus 15:19-Leviticus 15:30 ) is de wet van hem, die de vloed heeft en van wie in de slaap het zaad van de bijligging uitgaat, zodat hij daardoor onrein wordt.

Vers 33

33. Bovendien van een zwakke vrouw in haar afzondering, en over het algemeen van hem, die van zijn vloed is vloeiende, voor een man en voor een vrouw; en voor een man, die bij een onreine zal gelegen hebben, op de in Leviticus 15:24 voorgestelde wijze. (Vrgl. de wet over de verontreinigden door doden, Numbers 19:1).

Duidelijk heeft God door deze wetten willen tonen, dat Israël geroepen was, om een heilig volk te zijn, een volk, dat, in zijn naderen tot de Heere, en in zijn omgang met elkaar, zich als een heilig volk had te gedragen. Wel had de Heere met deze wetten de gezondheid van het volk op het oog, maar de eigenlijke reden lag dieper. Het was te doen, om de gezondheid van de ziel. Israël werd gewezen door de onreinheden van het lichaam op de onreinheid van de ziel, maar ook, dat een onrein en onheilig zondaar niet bij God kon verkeren, niet tot Zijn gemeenschap kon worden toegelaten, tenzij de reiniging en verzoening door het bloed van de verzoening had plaatsgevonden..

Vers 33

33. Bovendien van een zwakke vrouw in haar afzondering, en over het algemeen van hem, die van zijn vloed is vloeiende, voor een man en voor een vrouw; en voor een man, die bij een onreine zal gelegen hebben, op de in Leviticus 15:24 voorgestelde wijze. (Vrgl. de wet over de verontreinigden door doden, Numbers 19:1).

Duidelijk heeft God door deze wetten willen tonen, dat Israël geroepen was, om een heilig volk te zijn, een volk, dat, in zijn naderen tot de Heere, en in zijn omgang met elkaar, zich als een heilig volk had te gedragen. Wel had de Heere met deze wetten de gezondheid van het volk op het oog, maar de eigenlijke reden lag dieper. Het was te doen, om de gezondheid van de ziel. Israël werd gewezen door de onreinheden van het lichaam op de onreinheid van de ziel, maar ook, dat een onrein en onheilig zondaar niet bij God kon verkeren, niet tot Zijn gemeenschap kon worden toegelaten, tenzij de reiniging en verzoening door het bloed van de verzoening had plaatsgevonden..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Leviticus 15". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/leviticus-15.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile