Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Leviticus 14

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, LEVITICUS 14

Leviticus 14:1.

GENEZING VAN DE MELAATSHEID.

I. Leviticus 14:1-Leviticus 14:32. Voor het slechts zelden, maar toch nu en dan voorkomend geval, dat een melaatse gereinigd van deze ziekte wordt, worden enkele voorschriften van handelingen, die hierop betrekking hebben, en door de priester bij de reinverklarlng te volbrengen zijn, voorgesteld. Vooreerst vinden wij hier (Leviticus 14:2-Leviticus 14:8) wat geschieden moet bij de wederopname van de als dood verklaarde in de gemeente van de levende leden van het Verbondsvolk; ten tweede (Leviticus 14:9-Leviticus 14:32) wat de wederopname van de tot dusver uitgeslotene in de gemeenschap met het heiligdom en de Godsverering bewerkt.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, LEVITICUS 14

Leviticus 14:1.

GENEZING VAN DE MELAATSHEID.

I. Leviticus 14:1-Leviticus 14:32. Voor het slechts zelden, maar toch nu en dan voorkomend geval, dat een melaatse gereinigd van deze ziekte wordt, worden enkele voorschriften van handelingen, die hierop betrekking hebben, en door de priester bij de reinverklarlng te volbrengen zijn, voorgesteld. Vooreerst vinden wij hier (Leviticus 14:2-Leviticus 14:8) wat geschieden moet bij de wederopname van de als dood verklaarde in de gemeente van de levende leden van het Verbondsvolk; ten tweede (Leviticus 14:9-Leviticus 14:32) wat de wederopname van de tot dusver uitgeslotene in de gemeenschap met het heiligdom en de Godsverering bewerkt.

Vers 1

1. Daarna sprak de HEERE verder tot Mozes (Leviticus 12:1), zeggende:

Vers 1

1. Daarna sprak de HEERE verder tot Mozes (Leviticus 12:1), zeggende:

Vers 2

2. Dit zal de wet van de melaatse zijn, ten dage van zijn reiniging a) als hij na genezing van deze ziekte weer rein verklaard en zowel in de gemeenschap van het volk van het Verbond als in die van het heiligdom opnieuw opgenomen wordt. Mijn gebod is, dat hij tot de priester zal gebrachtworden, zich bij hem als gereinigd zal aanmelden, en wat nader bij de legerplaats of de plaats, waar een priester zich bevindt, komen zal.

a) Matthew 8:4 Mark 1:44 Luke 5:14; Luke 17:14

Nu schrijft Mozes voor, hoe zij, die van de melaatsheid genezen zijn, moeten gereinigd worden en in hun vorige toestand hersteld. Tot hiertoe heeft hij geleerd, wie de priester tot de heilige samenkomst mocht toelaten, en onder de reinen optellen; nu schrijft hij het ritueel van de ontzondiging voor, waardoor het volk leert, hoezeer God de onreinheid haat, welke Hij hier door een plechtig zoenoffer beveelt weg te nemen. Vervolgens, dat hij, die genezen was, zou erkennen, dat hij door een bijzondere weldaad van God van de dood werd gered en voor het vervolg meer zich zou inspannen, om rein te blijven. Want de offerande, welke hier wordt voorgeschreven, bestond uit twee delen: een reiniging van de vuile ziekte, en een daad van dankbaarheid. Doch altijd is het ervoor te houden, dat de Israëlieten door deze ceremonie geleerd hebben, God rein en zuiver te dienen en de onreinheden verre van zich te houden, opdat de godsdienst niet zou ontheiligd worden. Daar de melaatsheid een onreinheid was, daarom wilde God, dat zij, die van haar genezen waren, niet in de heilige samenkomst zouden opgenomen worden, dan door tussenkomst van een offerande. Daarom voegt het wel wat waardig is, om aangetekend te worden, nader uiteen te zetten. Aan de priester wordt het ambt van de ontzondiging opgedragen, en echter wordt tegelijk verboden, dat hij niemand zuivert, dan wie reeds zuiver en rein is. Wanneer nu God aan de ene zijde zich de lof van de gezondmaking voorbehoudt, opdat zij niet aan mensen wordt toegeschreven, daar stelt Hij aan de andere zijde de tucht vast, welke Hij wil dat in de Kerk zal van kracht zijn. Opdat het duidelijk in het oog springt, dat het Gode alleen toekomt, de zonden weg te doen. Wat rest daarom de mens, dan dat hij getuige zij en heraut van de ontvangen Goddelijke genade. Want een dienaar van God kan niemand de zonde vergeven, dan wie God reeds de zonde vergeven heeft.. 3. En de priester zal buiten het leger gaan, of buiten de stad waar hij woont, de genezene tegemoet, daar deze de legerplaats of de stad nog niet mag binnengaan. Als de priester merken zal, dat, ziet, die plaag van de melaatsheid van de melaatse genezen is;

Vers 2

2. Dit zal de wet van de melaatse zijn, ten dage van zijn reiniging a) als hij na genezing van deze ziekte weer rein verklaard en zowel in de gemeenschap van het volk van het Verbond als in die van het heiligdom opnieuw opgenomen wordt. Mijn gebod is, dat hij tot de priester zal gebrachtworden, zich bij hem als gereinigd zal aanmelden, en wat nader bij de legerplaats of de plaats, waar een priester zich bevindt, komen zal.

a) Matthew 8:4 Mark 1:44 Luke 5:14; Luke 17:14

Nu schrijft Mozes voor, hoe zij, die van de melaatsheid genezen zijn, moeten gereinigd worden en in hun vorige toestand hersteld. Tot hiertoe heeft hij geleerd, wie de priester tot de heilige samenkomst mocht toelaten, en onder de reinen optellen; nu schrijft hij het ritueel van de ontzondiging voor, waardoor het volk leert, hoezeer God de onreinheid haat, welke Hij hier door een plechtig zoenoffer beveelt weg te nemen. Vervolgens, dat hij, die genezen was, zou erkennen, dat hij door een bijzondere weldaad van God van de dood werd gered en voor het vervolg meer zich zou inspannen, om rein te blijven. Want de offerande, welke hier wordt voorgeschreven, bestond uit twee delen: een reiniging van de vuile ziekte, en een daad van dankbaarheid. Doch altijd is het ervoor te houden, dat de Israëlieten door deze ceremonie geleerd hebben, God rein en zuiver te dienen en de onreinheden verre van zich te houden, opdat de godsdienst niet zou ontheiligd worden. Daar de melaatsheid een onreinheid was, daarom wilde God, dat zij, die van haar genezen waren, niet in de heilige samenkomst zouden opgenomen worden, dan door tussenkomst van een offerande. Daarom voegt het wel wat waardig is, om aangetekend te worden, nader uiteen te zetten. Aan de priester wordt het ambt van de ontzondiging opgedragen, en echter wordt tegelijk verboden, dat hij niemand zuivert, dan wie reeds zuiver en rein is. Wanneer nu God aan de ene zijde zich de lof van de gezondmaking voorbehoudt, opdat zij niet aan mensen wordt toegeschreven, daar stelt Hij aan de andere zijde de tucht vast, welke Hij wil dat in de Kerk zal van kracht zijn. Opdat het duidelijk in het oog springt, dat het Gode alleen toekomt, de zonden weg te doen. Wat rest daarom de mens, dan dat hij getuige zij en heraut van de ontvangen Goddelijke genade. Want een dienaar van God kan niemand de zonde vergeven, dan wie God reeds de zonde vergeven heeft.. 3. En de priester zal buiten het leger gaan, of buiten de stad waar hij woont, de genezene tegemoet, daar deze de legerplaats of de stad nog niet mag binnengaan. Als de priester merken zal, dat, ziet, die plaag van de melaatsheid van de melaatse genezen is;

Vers 4

4. Zo zal de priester gebieden, dat men voor hem, die te reinigen zal zijn, twee levende reine vogels 1) neme, die zich in volle levenskracht bevinden, en in hun vlucht opgevangen zijn, alzo geen van de (Leviticus 11:13-Leviticus 11:19) opgenoemde soorten, bovendien een stuk cederhout, en een draad scharlaken en een bundel hysop.

1) De Rabbijnen denken hier aan de mussen, maar het is niet waarschijnlijk, dat juist deze bedoeld zijn..

Vers 4

4. Zo zal de priester gebieden, dat men voor hem, die te reinigen zal zijn, twee levende reine vogels 1) neme, die zich in volle levenskracht bevinden, en in hun vlucht opgevangen zijn, alzo geen van de (Leviticus 11:13-Leviticus 11:19) opgenoemde soorten, bovendien een stuk cederhout, en een draad scharlaken en een bundel hysop.

1) De Rabbijnen denken hier aan de mussen, maar het is niet waarschijnlijk, dat juist deze bedoeld zijn..

Vers 5

5. De priester zal ook gebieden, wanneer deze dingen daar ter plaatse zullen bijeengebracht zijn, dat men de ene vogel slacht in een aarden vat, over levend water.1)

1) Luther heeft gemeend de laatste woorden zo te moeten verstaan: het vat, waarin de vogel geslacht wordt, moet boven een stromend water, bron of beek worden gehouden; maar de bedoeling is deze: de vogel moet geslacht worden boven een aarden vat, gevuld met water uit een bron of beek, opdat het daaruit droppelende bloed zich met het water vermengt..

Vers 5

5. De priester zal ook gebieden, wanneer deze dingen daar ter plaatse zullen bijeengebracht zijn, dat men de ene vogel slacht in een aarden vat, over levend water.1)

1) Luther heeft gemeend de laatste woorden zo te moeten verstaan: het vat, waarin de vogel geslacht wordt, moet boven een stromend water, bron of beek worden gehouden; maar de bedoeling is deze: de vogel moet geslacht worden boven een aarden vat, gevuld met water uit een bron of beek, opdat het daaruit droppelende bloed zich met het water vermengt..

Vers 6

6. Die levende vogel zal hij nemen, en het cederhout, en het scharlaken, en de hysop, de uit cederhout, de bundel hysop en de scharlakenrode wollen draad vervaardigde sprengkwast, en zal die en de levende vogel dopen in hetbloed van de vogel, die over het levende water geslacht is en wiens bloed zich met dat water vermengd heeft.

Vers 6

6. Die levende vogel zal hij nemen, en het cederhout, en het scharlaken, en de hysop, de uit cederhout, de bundel hysop en de scharlakenrode wollen draad vervaardigde sprengkwast, en zal die en de levende vogel dopen in hetbloed van de vogel, die over het levende water geslacht is en wiens bloed zich met dat water vermengd heeft.

Vers 7

7. En hij zal over hem, die van de melaatsheid te reinigen is, zevenmaal sprenkelen met de sprengkwast, welke met de levende vogel in het bloedig water gedoopt is; daarna zal hij hem ten gevolge van deze besprenkeling, rein verklaren, en daarna de levende vogel in het open veld vliegen laten. 1)

1) Het is duidelijk dat de beide vogels zinnebeelden zijn van hem, die gereinigd moet worden. De eerste vogel, die geslacht wordt, is het zinnebeeld van de melaatse, in zoverre deze, om zijn tot in het diepst van het leven doorgedrongen onreinheid, had moeten sterven; maar Gods barmhartigheid heeft hem het leven teruggeschonken, daarom moet het bloed van de geslachte vogel, in levend of stromend water opgevangen zich daarmee vermengen. Wanneer de reinverklaring volgt, wordt hij aan het leven en wel aan het leven onder en met het volk, dat tot God in Verbondsbetrekking staat, teruggegeven; daarom wordt hij zevenmaal met dat bloedwater besprenkeld en wordt de andere vogel vrijgelaten. Zoals deze nu heenvliegt, waarheen hij maar wil en naar zijn nest terugkeert, nadat hij vroeger gevangen was geweest, zo mag ook de gereinigde, uit de banden van zijn ziekte verlost, van nu aan zich vrij bewegen en tot de zijnen terugkeren. Het nu geschonken leven wordt als een blijvend, fris en gezond leven, zoals de reine leden van Gods volk het bezitten, zinnebeeldig voorgesteld door de drie bestanddelen, waaruit de sprengkwast is samengesteld. Cederhout, dat het bederf weerstaat (Ezekiel 17:22) scharlakenrode kleur van de wollen draad, die op een krachtig leven wijst (zie Exodus 26:6), hysop die tot bloedzuivering en bevordering van de gezondheid strekt. Niet ten onrechte zien de uitleggers in het dompelen van de levende vogel in het water, dat met het bloed van de geslachte vogel vermengd is en in het later laten vliegen van deze een schaduwbeeld van de heilige Doop (Romans 6:3 1 John 5:6 )

Het cederhout is, omdat het het bederf tegenhoudt, zinnebeeld van de duur van het leven; het scharlaken, zinnebeeld van de kracht van het leven, en de hysop, zinnebeeld van de reiniging van het ten dode gedoemd zijn. De besprenkeling is een zevenvoudige, om haar het karakter van een goddelijke heilsdaad te schenken, en geschiedt met een mengsel van bloed en water, waarbij het bloed naar het leven, het water naar de reiniging wijst..

Door het bloed van de een, werd de vrijheid van de ander bewerkt, omdat hij niet vrij uitging, tenzij eerst gedompeld in het bloed en water, waarmee de besprenkeling, om de mens te reinigen, plaats had. Zevenmaal werd dit herhaald, opdat de gedurige overdenking van de genade, des te dieper in het geheugen van de mensen werd ingeprent. Want wij weten, dat door het getal zeven in de Schrift dikwijls de volmaking wordt aangeduid. Tot hetzelfde doel schoor zich het haar en waste zich met water, wie genezen was. Echter op de eerste dag mocht hij nog niet naar zijn huis gaan, maar pas op de achtste dag. Ondertussen schoor hij op de zevende dag de baard, de wenkbrauwen van zijn ogen en al het haar, waste zich en zijn kleren, daarop ging hij naar het heiligdom. Zo moeilijk is de mens te gewennen aan de hartelijke erkenning van deze beide zaken, dat hij de ondeugden haat en de genade van God naar waarde schat, waardoor hij gered wordt..

Let men op de samenvoeging van de gemelde dingen met twee vogels, die tevens hiermee werden aangebracht, voorwaar, het kan ons een levendige schildering uitleveren van een boetvaardig en gelovig toevluchtnemende zondaar tot de eeuwig levende en gezegende Zieleborg. Zodanig een toch brengt niet alleen het cederhout als een getuigenis, dat hij Gods genade en de gemeenschap aan de goederen van zijn huis aanmerkt als zijn hoogste goed, en enige troost in leven en in sterven, maar hij voegt daarbij de hysop als een nederige erkentenis, dat hij in een allernaarste staat van ellende ligt neergezonken, vervreemd en afgescheiden van God en Zijn volk, en dat wel naar het allerrechtvaardigst oordeel van God, hetgeen Hij uit aanmerking van zijn bloedzonden vlekken en schulden van harte billijkt en toestemt, hetgeen hij dan ook met nadruk bekrachtigt, wanneer hij twee levende reine vogels aanbrengt, als een erkentenis, dat hij geen waarachtig leven heeft in zichzelf, en dat hij, daar hij dood is door de zonden en de misdaden geen ander leven kent noch begeert, dan datgene, dat alleen door de volkomen onschuldig gestorvenen en weer levend geworden God en Zaligmaker verworven is, en hetgeen de gelovige van het Oude Verbond door de terugwerkende kracht van zijn verdienste werd meegedeeld..

Augustinus in zijn aantekeningen op Psalms 51:1 zegt van de hysop: een laag groeiend kruid, dat genezende kracht bezit en geschikt is, om de longen te zuiveren..

Vers 7

7. En hij zal over hem, die van de melaatsheid te reinigen is, zevenmaal sprenkelen met de sprengkwast, welke met de levende vogel in het bloedig water gedoopt is; daarna zal hij hem ten gevolge van deze besprenkeling, rein verklaren, en daarna de levende vogel in het open veld vliegen laten. 1)

1) Het is duidelijk dat de beide vogels zinnebeelden zijn van hem, die gereinigd moet worden. De eerste vogel, die geslacht wordt, is het zinnebeeld van de melaatse, in zoverre deze, om zijn tot in het diepst van het leven doorgedrongen onreinheid, had moeten sterven; maar Gods barmhartigheid heeft hem het leven teruggeschonken, daarom moet het bloed van de geslachte vogel, in levend of stromend water opgevangen zich daarmee vermengen. Wanneer de reinverklaring volgt, wordt hij aan het leven en wel aan het leven onder en met het volk, dat tot God in Verbondsbetrekking staat, teruggegeven; daarom wordt hij zevenmaal met dat bloedwater besprenkeld en wordt de andere vogel vrijgelaten. Zoals deze nu heenvliegt, waarheen hij maar wil en naar zijn nest terugkeert, nadat hij vroeger gevangen was geweest, zo mag ook de gereinigde, uit de banden van zijn ziekte verlost, van nu aan zich vrij bewegen en tot de zijnen terugkeren. Het nu geschonken leven wordt als een blijvend, fris en gezond leven, zoals de reine leden van Gods volk het bezitten, zinnebeeldig voorgesteld door de drie bestanddelen, waaruit de sprengkwast is samengesteld. Cederhout, dat het bederf weerstaat (Ezekiel 17:22) scharlakenrode kleur van de wollen draad, die op een krachtig leven wijst (zie Exodus 26:6), hysop die tot bloedzuivering en bevordering van de gezondheid strekt. Niet ten onrechte zien de uitleggers in het dompelen van de levende vogel in het water, dat met het bloed van de geslachte vogel vermengd is en in het later laten vliegen van deze een schaduwbeeld van de heilige Doop (Romans 6:3 1 John 5:6 )

Het cederhout is, omdat het het bederf tegenhoudt, zinnebeeld van de duur van het leven; het scharlaken, zinnebeeld van de kracht van het leven, en de hysop, zinnebeeld van de reiniging van het ten dode gedoemd zijn. De besprenkeling is een zevenvoudige, om haar het karakter van een goddelijke heilsdaad te schenken, en geschiedt met een mengsel van bloed en water, waarbij het bloed naar het leven, het water naar de reiniging wijst..

Door het bloed van de een, werd de vrijheid van de ander bewerkt, omdat hij niet vrij uitging, tenzij eerst gedompeld in het bloed en water, waarmee de besprenkeling, om de mens te reinigen, plaats had. Zevenmaal werd dit herhaald, opdat de gedurige overdenking van de genade, des te dieper in het geheugen van de mensen werd ingeprent. Want wij weten, dat door het getal zeven in de Schrift dikwijls de volmaking wordt aangeduid. Tot hetzelfde doel schoor zich het haar en waste zich met water, wie genezen was. Echter op de eerste dag mocht hij nog niet naar zijn huis gaan, maar pas op de achtste dag. Ondertussen schoor hij op de zevende dag de baard, de wenkbrauwen van zijn ogen en al het haar, waste zich en zijn kleren, daarop ging hij naar het heiligdom. Zo moeilijk is de mens te gewennen aan de hartelijke erkenning van deze beide zaken, dat hij de ondeugden haat en de genade van God naar waarde schat, waardoor hij gered wordt..

Let men op de samenvoeging van de gemelde dingen met twee vogels, die tevens hiermee werden aangebracht, voorwaar, het kan ons een levendige schildering uitleveren van een boetvaardig en gelovig toevluchtnemende zondaar tot de eeuwig levende en gezegende Zieleborg. Zodanig een toch brengt niet alleen het cederhout als een getuigenis, dat hij Gods genade en de gemeenschap aan de goederen van zijn huis aanmerkt als zijn hoogste goed, en enige troost in leven en in sterven, maar hij voegt daarbij de hysop als een nederige erkentenis, dat hij in een allernaarste staat van ellende ligt neergezonken, vervreemd en afgescheiden van God en Zijn volk, en dat wel naar het allerrechtvaardigst oordeel van God, hetgeen Hij uit aanmerking van zijn bloedzonden vlekken en schulden van harte billijkt en toestemt, hetgeen hij dan ook met nadruk bekrachtigt, wanneer hij twee levende reine vogels aanbrengt, als een erkentenis, dat hij geen waarachtig leven heeft in zichzelf, en dat hij, daar hij dood is door de zonden en de misdaden geen ander leven kent noch begeert, dan datgene, dat alleen door de volkomen onschuldig gestorvenen en weer levend geworden God en Zaligmaker verworven is, en hetgeen de gelovige van het Oude Verbond door de terugwerkende kracht van zijn verdienste werd meegedeeld..

Augustinus in zijn aantekeningen op Psalms 51:1 zegt van de hysop: een laag groeiend kruid, dat genezende kracht bezit en geschikt is, om de longen te zuiveren..

Vers 8

8. Die nu te reinigen is, zal, zoals dit bij alle reinigingen moet geschieden, zijn kleren wassen en al zijn haar van het gehele lichaam afscheren en zich in het water afwassen, zo zal hij rein zijn en al zijn onreinheid vanzich hebben afgeworpen; daarna zal hij in het leger van de kinderen van Israël, of, wanneer gij het u beloofde land bewonen zult, in zijn stad komen, maar hij zal buiten zijn tent of woning zeven dagen blijven, opdat hij niet in verzoeking kome, gedurende deze tijd van voorbereiding voor de hem wachtende hereniging met de Heere (Leviticus 14:9) zich door huwelijksgemeenschap, of op enige andere wijze weer te verontreinigen (Exodus 19:15).

Vers 8

8. Die nu te reinigen is, zal, zoals dit bij alle reinigingen moet geschieden, zijn kleren wassen en al zijn haar van het gehele lichaam afscheren en zich in het water afwassen, zo zal hij rein zijn en al zijn onreinheid vanzich hebben afgeworpen; daarna zal hij in het leger van de kinderen van Israël, of, wanneer gij het u beloofde land bewonen zult, in zijn stad komen, maar hij zal buiten zijn tent of woning zeven dagen blijven, opdat hij niet in verzoeking kome, gedurende deze tijd van voorbereiding voor de hem wachtende hereniging met de Heere (Leviticus 14:9) zich door huwelijksgemeenschap, of op enige andere wijze weer te verontreinigen (Exodus 19:15).

Vers 9

9. En op de zevende, de laatste voorbereidingsdag zal het geschieden dat hij nogmaals al zijn haar zal afscheren, voor zover dit inmiddels weer gegroeid is, zijn hoofd en zijn baard en de wenkbrauwen van zijn ogen; ja, al zijn haar op alle plaatsen van zijn lichaam zal hij afscheren, opdat hij niets onreins uit dat oude leven in het nieuwe overneme, en hij zal tot bereiking van dat doel nog eenmaal ook zijn kleren wassen en zijn vlees, het gehele lichaam, met water baden, zo zal hij rein zijn en voor dewederopname in de gemeenschap van het heiligdom zoals het behoort toegerust.

1) Niet alleen op de eerste dag, maar ook op de zevende moest hij nog eens zijn haar afscheren, als teken van voortdurende reiniging en afsterving van de zonde. Daarop doelt ook het zich opnieuw wassen. Niet alleen van de zonde, maar ook van de dagelijkse zonden moet de gelovige gereinigd worden..

Vers 9

9. En op de zevende, de laatste voorbereidingsdag zal het geschieden dat hij nogmaals al zijn haar zal afscheren, voor zover dit inmiddels weer gegroeid is, zijn hoofd en zijn baard en de wenkbrauwen van zijn ogen; ja, al zijn haar op alle plaatsen van zijn lichaam zal hij afscheren, opdat hij niets onreins uit dat oude leven in het nieuwe overneme, en hij zal tot bereiking van dat doel nog eenmaal ook zijn kleren wassen en zijn vlees, het gehele lichaam, met water baden, zo zal hij rein zijn en voor dewederopname in de gemeenschap van het heiligdom zoals het behoort toegerust.

1) Niet alleen op de eerste dag, maar ook op de zevende moest hij nog eens zijn haar afscheren, als teken van voortdurende reiniging en afsterving van de zonde. Daarop doelt ook het zich opnieuw wassen. Niet alleen van de zonde, maar ook van de dagelijkse zonden moet de gelovige gereinigd worden..

Vers 10

10. En op de achtste dag 1) zal hij twee volkomen lammeren, het een tot schuld- en eigenlijke wijoffer, het andere tot zondoffer en njarig volkomen schaap ten brandoffer nemen, bovendien drie tienden meelbloem in plaats van het anders gewone een tiende (Numbers 15:4) ten spijsoffer, met olie gemengd, en behalve dit voor de bij het schuldoffer gevorderde dienst (Leviticus 14:14) n log olie.2)

1) Evenals op de achtste dag de kinderen na de weggenomen onreinheid, welke zij uit de baarmoeder hadden meegenomen, in de Kerk werden ingezet en daarvan leden werden, zo ook wordt de zevende dag voorgeschreven om hen, die, na de gezondheid terug ontvangen te hebben, als het ware opnieuw geboren waren, in hun vorige betrekking te herstellen. Want voor gestorvenen werden zij gehouden, die de melaatsheid van de heilige samenkomst uitsloot. Daarom wordt het offer verordend, dat de besnijdenis aan de ene zijde vernietigde, bevrijde en herstelde. Verder, niet alles, waarvan hier melding wordt gemaakt, is mij de zin duidelijk, en ik zou willen, dat de lezer niet al te nieuwsgierig was. Sommige dingen kunnen beter verklaard worden. Dat de rechtervinger met het bloed van het offerdier in aanraking werd gebracht, de duim van de hand en de teen van de voet tevens, was omdat de melaatse werd hersteld in datgene, wat tot het gewone leven en zijn gewoonten in betrekking stond, opdat hij zou hebben een vrije ingang, vrij zou mogen horen, kortom, vrijelijk aan de samenleving zou mogen deelnemen, omdat wederkerig het ook betrekking heeft op het spreken en horen. Het hoofd werd gezalfd met olie, opdat in het gehele lichaam er niets onreins zou overblijven..

2) Ook: zie Exodus 29:40.

Allereerst menen wij, de olie hier te mogen begrijpen als een zinnebeeld van de volheid van genade, vrede en barmhartigheid, die in Christus Jezus uit kracht van zijn borgtochtelijke overneming van en voldoening voor de schuld van het volk is en wordt gegrond, en die de Heilige Geest, door een dadelijke toepassing van de verdienste van de Heiland een gelovige en boetvaardige zondaar tot zijn onuitsprekelijke blijdschap en vertroosting deelachtig maakt en verzegelt..

Zoals het bloed bij het offer van de zonde, zo schaduwt de olie bij de zalving de Geest af. Wanneer door besprenkeling met het verzoenende offerbloed, de zondaar in de genadevolle gemeenschap met de Heere ingezet wordt, zo geldt de zalving met olie de het lichaam en de ziel levensmakende geest, welke daardoor met de kracht van de goddelijke Geest begiftigd wordt. Op deze wijze wordt hij, die van de melaatsheid gereinigd is, met Jehova verzoend en in de rechten en in de genadegaven van het Verbond met zijn God weer ingezet..

Vers 10

10. En op de achtste dag 1) zal hij twee volkomen lammeren, het een tot schuld- en eigenlijke wijoffer, het andere tot zondoffer en njarig volkomen schaap ten brandoffer nemen, bovendien drie tienden meelbloem in plaats van het anders gewone een tiende (Numbers 15:4) ten spijsoffer, met olie gemengd, en behalve dit voor de bij het schuldoffer gevorderde dienst (Leviticus 14:14) n log olie.2)

1) Evenals op de achtste dag de kinderen na de weggenomen onreinheid, welke zij uit de baarmoeder hadden meegenomen, in de Kerk werden ingezet en daarvan leden werden, zo ook wordt de zevende dag voorgeschreven om hen, die, na de gezondheid terug ontvangen te hebben, als het ware opnieuw geboren waren, in hun vorige betrekking te herstellen. Want voor gestorvenen werden zij gehouden, die de melaatsheid van de heilige samenkomst uitsloot. Daarom wordt het offer verordend, dat de besnijdenis aan de ene zijde vernietigde, bevrijde en herstelde. Verder, niet alles, waarvan hier melding wordt gemaakt, is mij de zin duidelijk, en ik zou willen, dat de lezer niet al te nieuwsgierig was. Sommige dingen kunnen beter verklaard worden. Dat de rechtervinger met het bloed van het offerdier in aanraking werd gebracht, de duim van de hand en de teen van de voet tevens, was omdat de melaatse werd hersteld in datgene, wat tot het gewone leven en zijn gewoonten in betrekking stond, opdat hij zou hebben een vrije ingang, vrij zou mogen horen, kortom, vrijelijk aan de samenleving zou mogen deelnemen, omdat wederkerig het ook betrekking heeft op het spreken en horen. Het hoofd werd gezalfd met olie, opdat in het gehele lichaam er niets onreins zou overblijven..

2) Ook: zie Exodus 29:40.

Allereerst menen wij, de olie hier te mogen begrijpen als een zinnebeeld van de volheid van genade, vrede en barmhartigheid, die in Christus Jezus uit kracht van zijn borgtochtelijke overneming van en voldoening voor de schuld van het volk is en wordt gegrond, en die de Heilige Geest, door een dadelijke toepassing van de verdienste van de Heiland een gelovige en boetvaardige zondaar tot zijn onuitsprekelijke blijdschap en vertroosting deelachtig maakt en verzegelt..

Zoals het bloed bij het offer van de zonde, zo schaduwt de olie bij de zalving de Geest af. Wanneer door besprenkeling met het verzoenende offerbloed, de zondaar in de genadevolle gemeenschap met de Heere ingezet wordt, zo geldt de zalving met olie de het lichaam en de ziel levensmakende geest, welke daardoor met de kracht van de goddelijke Geest begiftigd wordt. Op deze wijze wordt hij, die van de melaatsheid gereinigd is, met Jehova verzoend en in de rechten en in de genadegaven van het Verbond met zijn God weer ingezet..

Vers 11

11. De priester nu, die de reiniging doet, zal de man, die te reinigen is en die dingen (Leviticus 14:10) stellen voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van de tent der samenkomst 1) voor het brandofferaltaar, omhem alzo met zijn offergaven voor te stellen.

1) Later bij de tempel werd een dergelijk offer eerst gebracht in de buitenste voorhof, de voorhof van de melaatsen. Van daar werd hij gebracht naar de poort van Nicanor, omdat het hem nog niet geoorloofd was in de voorhof van de Levieten de voet te zetten, voordat voor hem verzoening was aangebracht..

Vers 11

11. De priester nu, die de reiniging doet, zal de man, die te reinigen is en die dingen (Leviticus 14:10) stellen voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van de tent der samenkomst 1) voor het brandofferaltaar, omhem alzo met zijn offergaven voor te stellen.

1) Later bij de tempel werd een dergelijk offer eerst gebracht in de buitenste voorhof, de voorhof van de melaatsen. Van daar werd hij gebracht naar de poort van Nicanor, omdat het hem nog niet geoorloofd was in de voorhof van de Levieten de voet te zetten, voordat voor hem verzoening was aangebracht..

Vers 12

12. En de priester zal het ene lam nemen en op de (Leviticus 7:1) voorgeschreven wijze offeren tot een schuldoffer met de log olie, die bij de aan het schuldoffer zich aansluitende daad van de toewijding moet gebruikt worden, en zal die, het lam en de olie, nog voor de eigenlijke offering ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen, door de beweging voorwaarts en terugwaarts (Exodus 29:24 Numbers 3:11 ).

Vers 12

12. En de priester zal het ene lam nemen en op de (Leviticus 7:1) voorgeschreven wijze offeren tot een schuldoffer met de log olie, die bij de aan het schuldoffer zich aansluitende daad van de toewijding moet gebruikt worden, en zal die, het lam en de olie, nog voor de eigenlijke offering ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen, door de beweging voorwaarts en terugwaarts (Exodus 29:24 Numbers 3:11 ).

Vers 13

13. Daarna zal hij dat lam van de gereinigde laten slachten in de plaats, waar men het zondoffer en het brandoffer slacht, in de heilige plaats aan de noordzijde van hetaltaar (Leviticus 1:11), want het schuldoffer, evenals het zondoffer en hetgeen daarvan overblijft, is voor de priester (Leviticus 7:7); het is een heiligheid der heiligheden, men zal met dat vlees op heilige wijze handelen; de priester zal het op een heilige plaats moeten eten (Leviticus 10:17).

1) Het eerste dat voor de gereinigde, die nu weer tot het heiligdom en de dienst aldaar toegelaten wordt, moet worden opgeheven, is zijn langdurige verwijdering van dat heiligdom, gedurende welke hij al die plichten en diensten, waartoe ieder lid van Gods volk geroepen is, de Heere is schuldig gebleven; de opheffing volgt uit de aanbieding van een schuldoffer, waardoor bedoeld wordt de schuld te delgen van de roof aan de Heere gepleegd (zie Leviticus 4:2). Het doet niets ter zake, dat de melaatse niet vrijwillig maar gedwongen van het heiligdom en de openlijke godsverering is verwijderd gebleven; hij bleef in ieder geval daarvan verwijderd en is daardoor aan Jehova ontrouw geworden; maar hij zou tot zulk een verwijdering van Jehova niet gedwongen zijn geworden, wanneer er niet wat aan hem geweest ware, dat van de gemeenschap met de Heere uitsluit, namelijk de melaatsheid, dit lichamelijke beeld van de zonde.. 14. En de priester zal, nadat hij de hoornen van het altaar bestreken heeft, van het bloed van het schuldoffer nemen, eer hij dit op de grond bij het altaar uitstort, hetgeen de priester doen zal op het lelletje van het rechteroor van hem, die te reinigen is, en op de duim van zijn rechterhand, en op de grote teen van zijn rechtervoet (Exodus 29:20) om hem die opgehouden heeft een lid van het priesterlijke volk (Exodus 19:6) te zijn, opnieuw als zodanig te wijden en zijn gehoor, zowel als zijn handel en wandel voor het geestelijk leven onder dit volk opnieuw te heiligen, nadat hij aangeven tijd buiten het burgerschap van Israël geleefd heeft.

Vers 13

13. Daarna zal hij dat lam van de gereinigde laten slachten in de plaats, waar men het zondoffer en het brandoffer slacht, in de heilige plaats aan de noordzijde van hetaltaar (Leviticus 1:11), want het schuldoffer, evenals het zondoffer en hetgeen daarvan overblijft, is voor de priester (Leviticus 7:7); het is een heiligheid der heiligheden, men zal met dat vlees op heilige wijze handelen; de priester zal het op een heilige plaats moeten eten (Leviticus 10:17).

1) Het eerste dat voor de gereinigde, die nu weer tot het heiligdom en de dienst aldaar toegelaten wordt, moet worden opgeheven, is zijn langdurige verwijdering van dat heiligdom, gedurende welke hij al die plichten en diensten, waartoe ieder lid van Gods volk geroepen is, de Heere is schuldig gebleven; de opheffing volgt uit de aanbieding van een schuldoffer, waardoor bedoeld wordt de schuld te delgen van de roof aan de Heere gepleegd (zie Leviticus 4:2). Het doet niets ter zake, dat de melaatse niet vrijwillig maar gedwongen van het heiligdom en de openlijke godsverering is verwijderd gebleven; hij bleef in ieder geval daarvan verwijderd en is daardoor aan Jehova ontrouw geworden; maar hij zou tot zulk een verwijdering van Jehova niet gedwongen zijn geworden, wanneer er niet wat aan hem geweest ware, dat van de gemeenschap met de Heere uitsluit, namelijk de melaatsheid, dit lichamelijke beeld van de zonde.. 14. En de priester zal, nadat hij de hoornen van het altaar bestreken heeft, van het bloed van het schuldoffer nemen, eer hij dit op de grond bij het altaar uitstort, hetgeen de priester doen zal op het lelletje van het rechteroor van hem, die te reinigen is, en op de duim van zijn rechterhand, en op de grote teen van zijn rechtervoet (Exodus 29:20) om hem die opgehouden heeft een lid van het priesterlijke volk (Exodus 19:6) te zijn, opnieuw als zodanig te wijden en zijn gehoor, zowel als zijn handel en wandel voor het geestelijk leven onder dit volk opnieuw te heiligen, nadat hij aangeven tijd buiten het burgerschap van Israël geleefd heeft.

Vers 15

15. De priester zal ook uit de log een deel van de olie nemen en zal ze op de linkerhand van de priester gieten.

Vers 15

15. De priester zal ook uit de log een deel van de olie nemen en zal ze op de linkerhand van de priester gieten.

Vers 16

16. Dan zal de priester zijn rechterwijsvinger indopen, nemende van die olie, die in zijn linkerhand is, en zal met zijn vinger van die olie zevenmaal sprenkelen voor het aangezicht des HEEREN, in de richting van de plaats, waar de tent der samenkomst is.

Vers 16

16. Dan zal de priester zijn rechterwijsvinger indopen, nemende van die olie, die in zijn linkerhand is, en zal met zijn vinger van die olie zevenmaal sprenkelen voor het aangezicht des HEEREN, in de richting van de plaats, waar de tent der samenkomst is.

Vers 17

17. En van het overige van de olie, die in zijn hand zijn zal en door het sprenkelen (Leviticus 14:16) nu geheiligd is, zal de priester doen op het lelletje van het rechteroor van hem, die te reinigen is, en op de duim van zijn rechterhand en op de grote teen van zijn rechtervoet, boven op het bloed van het schuldoffer, boven op de vroege (Leviticus 14:14), met het bloed van het schuldoffer bestreken plaatsen, opdat de olie met het bloed zich verenige en, zoals dit de Verbondswijding (Exodus 24:8), door de melaatsheid vernietigd weer hersteld heeft, zo ook nu weer in betrekking brengt tot de priesterlijke geest, die van nu aan oren, handen en voeten weer zijn invloed zal openbaren.

Vers 17

17. En van het overige van de olie, die in zijn hand zijn zal en door het sprenkelen (Leviticus 14:16) nu geheiligd is, zal de priester doen op het lelletje van het rechteroor van hem, die te reinigen is, en op de duim van zijn rechterhand en op de grote teen van zijn rechtervoet, boven op het bloed van het schuldoffer, boven op de vroege (Leviticus 14:14), met het bloed van het schuldoffer bestreken plaatsen, opdat de olie met het bloed zich verenige en, zoals dit de Verbondswijding (Exodus 24:8), door de melaatsheid vernietigd weer hersteld heeft, zo ook nu weer in betrekking brengt tot de priesterlijke geest, die van nu aan oren, handen en voeten weer zijn invloed zal openbaren.

Vers 18

18. Wat nog overgebleven zal zijn van die olie, die in de hand van de priester geweest is, zal hij doen op het hoofd van hem, die te reinigen is; om alzo nog de gehelepersoonlijkheid tot een nieuw leven in de Kerk van God te heiligen, zo zal door de verdere handeling met het offer, als het aansteken van de vetdelen en verteren van het vlees, de priester over hem verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN.

Vers 18

18. Wat nog overgebleven zal zijn van die olie, die in de hand van de priester geweest is, zal hij doen op het hoofd van hem, die te reinigen is; om alzo nog de gehelepersoonlijkheid tot een nieuw leven in de Kerk van God te heiligen, zo zal door de verdere handeling met het offer, als het aansteken van de vetdelen en verteren van het vlees, de priester over hem verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN.

Vers 19

19. De priester zal nu ook het zondoffer bereiden; hij zal het tweede van de beide lammeren naar de wijze van een zondoffer (Leviticus 4:32) brengen, en voor hem, die van zijn onreinigheid te reinigen is, ook nogverzoening doen over zijn andere zonden, afgezien van de schuld van de beroving van God, en daarna zal hij van hem het tot brandoffer bestemde eenjarige schaap later slachten, waarmee deze zich, na meegedeelde gerechtigheid, opnieuw de Heere tot een volkomen en onbepaald eigendom overgeeft.

Vers 19

19. De priester zal nu ook het zondoffer bereiden; hij zal het tweede van de beide lammeren naar de wijze van een zondoffer (Leviticus 4:32) brengen, en voor hem, die van zijn onreinigheid te reinigen is, ook nogverzoening doen over zijn andere zonden, afgezien van de schuld van de beroving van God, en daarna zal hij van hem het tot brandoffer bestemde eenjarige schaap later slachten, waarmee deze zich, na meegedeelde gerechtigheid, opnieuw de Heere tot een volkomen en onbepaald eigendom overgeeft.

Vers 20

20. En de priester zal dat brandoffer en dat in drie delen gebrachte spijsoffer, dat de goede wil van de geheiligde te kennen geeft, om van nu aan slechts des te meer op een heilige wandel acht te geven, geheel op het altaar offeren, zo zal de priester ook hierdoor de verzoening voor hem doen, en hij zal rein zijn; aan zijn hereniging met de Heere en zijn heiligdom ontbreekt nu verder niets meer; de wederopname, zoals vroeger (Leviticus 14:4-Leviticus 14:8) in de burgerlijke, alzo ook nu in de godsdienstige gemeenschap van Israël is volkomen. Daar het brandoffer voor de Heere dagelijks tweemaal werd gebracht, als geschenk aan de Heere mocht dit in dat geval niet eerder geofferd worden, dan wanneer het zondoffer was gebracht en de melaatse in verzoenende betrekking met God was gekomen..

Vers 20

20. En de priester zal dat brandoffer en dat in drie delen gebrachte spijsoffer, dat de goede wil van de geheiligde te kennen geeft, om van nu aan slechts des te meer op een heilige wandel acht te geven, geheel op het altaar offeren, zo zal de priester ook hierdoor de verzoening voor hem doen, en hij zal rein zijn; aan zijn hereniging met de Heere en zijn heiligdom ontbreekt nu verder niets meer; de wederopname, zoals vroeger (Leviticus 14:4-Leviticus 14:8) in de burgerlijke, alzo ook nu in de godsdienstige gemeenschap van Israël is volkomen. Daar het brandoffer voor de Heere dagelijks tweemaal werd gebracht, als geschenk aan de Heere mocht dit in dat geval niet eerder geofferd worden, dan wanneer het zondoffer was gebracht en de melaatse in verzoenende betrekking met God was gekomen..

Vers 21

21. Maar indien hij arm 1) is, en het met hem z gesteld is, dat zijn hand dat niet bereikt, dat hij niet in staat is, de (Leviticus 14:10) voorgeschreven offers te brengen, zo zal hij (ten minste) n lam tenschuldoffer, en daarna ter beweging nemen, om voor hem verzoening te doen; daar op dit offer als het eigenlijke toewijdingsoffer het wel bovenal aankomt; daartoe in plaats van drie, n tiende meelbloem, met olie gemengd, ten spijsoffer en daarbij een log olie, daar hem hiervan zelfs niet het minste deel kan worden geschonken.

1) Met de behoeftigen en geringen ging God verschonend te werk, zodat zij geen twee lammeren behoefden te offeren, en Hij hen alzo niet boven vermogen wilde bezwaren. Daaruit blijkt, dat de offerande niet naar de prijs, die het waardig was, werd geschat, maar naar de vrome zin van het hart, wanneer iemand blijmoedig ten offer bracht, naarmate het hem gegeven was..

Vers 21

21. Maar indien hij arm 1) is, en het met hem z gesteld is, dat zijn hand dat niet bereikt, dat hij niet in staat is, de (Leviticus 14:10) voorgeschreven offers te brengen, zo zal hij (ten minste) n lam tenschuldoffer, en daarna ter beweging nemen, om voor hem verzoening te doen; daar op dit offer als het eigenlijke toewijdingsoffer het wel bovenal aankomt; daartoe in plaats van drie, n tiende meelbloem, met olie gemengd, ten spijsoffer en daarbij een log olie, daar hem hiervan zelfs niet het minste deel kan worden geschonken.

1) Met de behoeftigen en geringen ging God verschonend te werk, zodat zij geen twee lammeren behoefden te offeren, en Hij hen alzo niet boven vermogen wilde bezwaren. Daaruit blijkt, dat de offerande niet naar de prijs, die het waardig was, werd geschat, maar naar de vrome zin van het hart, wanneer iemand blijmoedig ten offer bracht, naarmate het hem gegeven was..

Vers 22

22. Bovendien twee tortelduiven, of twee jonge duiven, die zijn hand bereiken zal, daarentegen kunnen in plaats van het andere lam en het schaap om zijn armoedige omstandigheden ook twee duiven worden gebracht, waarvan een ten zondoffer en een ten brandoffer zijn zal.

Vers 22

22. Bovendien twee tortelduiven, of twee jonge duiven, die zijn hand bereiken zal, daarentegen kunnen in plaats van het andere lam en het schaap om zijn armoedige omstandigheden ook twee duiven worden gebracht, waarvan een ten zondoffer en een ten brandoffer zijn zal.

Vers 23

23. En hij zal die, op de achtste dag van zijn reiniging, tot de priester brengen, en zich met zijn gaven door deze tot aan de deur van de tent der samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN bij het brandofferaltaar laten leiden.

Vers 23

23. En hij zal die, op de achtste dag van zijn reiniging, tot de priester brengen, en zich met zijn gaven door deze tot aan de deur van de tent der samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN bij het brandofferaltaar laten leiden.

Vers 24

24. En de priester zal dan eerst het lam van het schuldoffer en de log olie nemen, en de priester zal die, op de voorgeschreven wijze, ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen.

Vers 24

24. En de priester zal dan eerst het lam van het schuldoffer en de log olie nemen, en de priester zal die, op de voorgeschreven wijze, ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN bewegen.

Vers 25

25. Daarna ook in alle andere dingen de wijding, zonder welke de wederopname in de gemeenschap van het heiligdom en van de godsverering niet mogelijk is, volkomen naardezelfde wijze, als (Leviticus 14:13-Leviticus 14:18) is voorgeschreven, volbrengende, zal hij het lam van het schuldoffer slachten en de priester zal van het bloed van het schuldoffer nemen en doen op de rechteroorlel van hem, die te reinigen is, en op de duim van zijn rechterhand, en op de grote teen van zijn rechtervoet.

Vers 25

25. Daarna ook in alle andere dingen de wijding, zonder welke de wederopname in de gemeenschap van het heiligdom en van de godsverering niet mogelijk is, volkomen naardezelfde wijze, als (Leviticus 14:13-Leviticus 14:18) is voorgeschreven, volbrengende, zal hij het lam van het schuldoffer slachten en de priester zal van het bloed van het schuldoffer nemen en doen op de rechteroorlel van hem, die te reinigen is, en op de duim van zijn rechterhand, en op de grote teen van zijn rechtervoet.

Vers 26

26. Ook zal de priester een deel van die olie op de linkerhand van de priester gieten.

Vers 26

26. Ook zal de priester een deel van die olie op de linkerhand van de priester gieten.

Vers 27

27. Daarna zal de priester met zijn rechterwijsvinger van die olie, die op zijn linkerhand is, sprenkelen, zevenmaal, voor het aangezicht des HEEREN, in de richting van de tent der samenkomst.

Vers 27

27. Daarna zal de priester met zijn rechterwijsvinger van die olie, die op zijn linkerhand is, sprenkelen, zevenmaal, voor het aangezicht des HEEREN, in de richting van de tent der samenkomst.

Vers 28

28. En de priester zal van de olie, die op zijn hand is, enige druppels doen aan het lelletje van het rechteroor van hem, die te reinigen is, en aan de duim van zijnrechterhand, en aan de grote teen van zijn rechtervoet, op de plaats van het bloed van het schuldoffer, dat op die plaatsen reeds gestreken is.

Vers 28

28. En de priester zal van de olie, die op zijn hand is, enige druppels doen aan het lelletje van het rechteroor van hem, die te reinigen is, en aan de duim van zijnrechterhand, en aan de grote teen van zijn rechtervoet, op de plaats van het bloed van het schuldoffer, dat op die plaatsen reeds gestreken is.

Vers 29

29. En het nog overgeblevene van de olie, dat in de hand van de priester is, zal hij doen op het hoofd van hem, die te reinigen is (Leviticus 14:18) om de verzoening voor hem te doen, voor het aangezicht des HEEREN.

Vers 29

29. En het nog overgeblevene van de olie, dat in de hand van de priester is, zal hij doen op het hoofd van hem, die te reinigen is (Leviticus 14:18) om de verzoening voor hem te doen, voor het aangezicht des HEEREN.

Vers 30

30. Daarna zal hij de n van de tortelduiven, of van de jonge duiven bereiden, van hetgeen zijn hand bereikt zal hebben, om daardoor het gebrek van een lam (Leviticus 14:19) te vergoeden.

Vers 30

30. Daarna zal hij de n van de tortelduiven, of van de jonge duiven bereiden, van hetgeen zijn hand bereikt zal hebben, om daardoor het gebrek van een lam (Leviticus 14:19) te vergoeden.

Vers 31

31. Van hetgeen zijn hand bereikt zal hebben zal het ene, (Leviticus 5:8) ten zondoffer, en het ene in plaats van het eenjarige schaap gebracht (Leviticus 14:19) ten brandoffer (Leviticus 5:10) zijn, en zal hij dit laatste brengen boven het spijsoffervan een tiende meelbloem met olie gemengd; zo zal de priester voor hem, die te reinigen is, ook op grond van deze drie verminderde offers, verzoening doen 1) voor het aangezicht des HEEREN, zoals hij dit bij een meer vermogend Israëliet met de volkomen offers doet (Leviticus 14:20).

1) Al had de melaatse zich niet door eigen schuld de ziekte op de hals gehaald, al kon de melaatsheid in de eigenlijke zin geen zonde worden genoemd, toch werd hij geacht tegen Gods wet, tegen Gods volk te hebben gezondigd, en daarom moest er voor hem verzoening worden aangebracht, als had hij zich met een zware daad van overtreding bezoedeld..

Dat in Leviticus 14:22-Leviticus 14:31 de wijze van de reiniging van een arme even uitvoerig beschreven wordt als die van een rijke, hoewel hetzelfde ritueel gevraagd werd, bewijst wel van hoeveel gewicht deze daad bij God geacht was..

Vers 31

31. Van hetgeen zijn hand bereikt zal hebben zal het ene, (Leviticus 5:8) ten zondoffer, en het ene in plaats van het eenjarige schaap gebracht (Leviticus 14:19) ten brandoffer (Leviticus 5:10) zijn, en zal hij dit laatste brengen boven het spijsoffervan een tiende meelbloem met olie gemengd; zo zal de priester voor hem, die te reinigen is, ook op grond van deze drie verminderde offers, verzoening doen 1) voor het aangezicht des HEEREN, zoals hij dit bij een meer vermogend Israëliet met de volkomen offers doet (Leviticus 14:20).

1) Al had de melaatse zich niet door eigen schuld de ziekte op de hals gehaald, al kon de melaatsheid in de eigenlijke zin geen zonde worden genoemd, toch werd hij geacht tegen Gods wet, tegen Gods volk te hebben gezondigd, en daarom moest er voor hem verzoening worden aangebracht, als had hij zich met een zware daad van overtreding bezoedeld..

Dat in Leviticus 14:22-Leviticus 14:31 de wijze van de reiniging van een arme even uitvoerig beschreven wordt als die van een rijke, hoewel hetzelfde ritueel gevraagd werd, bewijst wel van hoeveel gewicht deze daad bij God geacht was..

Vers 32

32. Dit wat gezegd is geworden (Leviticus 14:21-Leviticus 14:31), is de wet van hem, in wie de plaag van de melaatsheid zal zijn, wiens hand in hetgeen tot zijn reiniging gevorderd wordt, dat alles niet zal bereikthebben, bij wie alzo daar een verzuim moet zijn, waar verdragen wordt; maar aan het schuld- en toewijdingsoffer mag in geen geval iets ontbreken.

II. Leviticus 14:33-Leviticus 14:57. Zoals hierboven aan de wet op het onderzoek van de melaatsen zich die over de kleermelaatsheid aansluit, zo worden hier de voorschriften over de wederopname van genezen melaatsen door die over de reiniging van door melaatsheid aangestoken huizen gevolgd; deze voorschriften zullen echter pas geldig zijn, als Israël in Kanan woont, maar worden reeds nu gegeven, omdat zij tot de reiniging van personen, die melaats zijn geweest, in zeer nauwe betrekking staan.

Vers 32

32. Dit wat gezegd is geworden (Leviticus 14:21-Leviticus 14:31), is de wet van hem, in wie de plaag van de melaatsheid zal zijn, wiens hand in hetgeen tot zijn reiniging gevorderd wordt, dat alles niet zal bereikthebben, bij wie alzo daar een verzuim moet zijn, waar verdragen wordt; maar aan het schuld- en toewijdingsoffer mag in geen geval iets ontbreken.

II. Leviticus 14:33-Leviticus 14:57. Zoals hierboven aan de wet op het onderzoek van de melaatsen zich die over de kleermelaatsheid aansluit, zo worden hier de voorschriften over de wederopname van genezen melaatsen door die over de reiniging van door melaatsheid aangestoken huizen gevolgd; deze voorschriften zullen echter pas geldig zijn, als Israël in Kanan woont, maar worden reeds nu gegeven, omdat zij tot de reiniging van personen, die melaats zijn geweest, in zeer nauwe betrekking staan.

Vers 33

33. Verder sprak de HEERE tot Mozes en tot Aron, zeggende:

Vers 33

33. Verder sprak de HEERE tot Mozes en tot Aron, zeggende:

Vers 34

34. Als gij zult gekomen zijn in het land van Kanan, dat Ik u tot bezitting geven zal en Ik, als Degene, die met uw lichamen ook uw woningen in Mijn macht heb, de plaag van de melaatsheid 1) aan een huis van dat land van uw bezitting zal gegeven hebben, om u op meer dan een wijze de zonde als in waarheid afschuwelijk en haar werkingen als in ieder opzicht verderfelijk voor te stellen. 1) Hier wordt over een ander soort melaatsheid gehandeld, welke, tot onze niet geringe blijdschap, ook heden ten dage onbekend is. Doch evenals God dat volk met een bijzondere privilegie had begiftigd, zo was het ook passende, dat, indien het de genadegaven, waarin het uitmuntte, misbruikte, zijn ondankbaarheid met strengere straffen werd gestraft. Alzo is het niet te verwonderen, dat er straffen zijn opgelegd, waardoor ons, bij het horen alleen, verwondering en schrik overvalt. Het was een treurig schouwspel, de melaatsheid op het menselijke lichaam te zien uitgespreid, maar dit mocht wel een verdichtsel worden genoemd, dat, ook de huizen met melaatsheid werden besmet, welke de bezitters met hun gezinnen uitwierp, omdat, indien zij daarin willens en wetens bleven vertoeven, de besmetting op hun zelf en op al hun vaatwerk oversloeg. Daar nu God hen in het publiek met eerloosheid tekende, wier huizen hij trof met melaatsheid, zo beveelt Hij hen zich schuldig te erkennen, en niet alleen, wanneer de kwaal werkelijk aanwezig was, maar ook, wanneer het vermoeden begon op te komen. Verder blijkt uit deze wet, dat sommigen lichter gekastijd zijn, omdat, indien na het onderzoek van de priester in zeven dagen de plaag niet was vermeerderd, nadat de muren bestreken waren, hij, die bezitter was, naar zijn huis mocht terugkeren. Anderen trof God echter zwaarder, die hun huizen moesten afbreken, omdat de verontreiniging ongeneeslijk was. Ofschoon dit tekenen van Gods toorn waren, heeft Hij echter dat volk in het verzoening aanbrengen voor hun onreinheden geoefend in hun ijver voor hun reinheid, omdat het hetzelfde was, alsof men van de toegang tot het heiligdom was afgesloten, indien men uit een besmet huis kwam. Hoofddoel was daarom, dat men ijverig zich erop moest toeleggen, dat een ieder zijn huis rein en zuiver en van alle onreinheid vrij bewaarde. Indien door de genade van God de plaag week, moest een offerande worden gebracht, evenals voor de mens..

Dat de Heere ook met deze wet kost, daarmee wil Hij het volk leren, dat het niet alleen het bezit van het leven, maar ook het bezit van huizen en goederen Hem verschuldigd is, en dat de reinheid zich daarom moest uitstrekken, tot alles, wat zij uit de handen van de Heilige God hadden ontvangen, om daarmee in alles te betonen een heilig volk te zijn. De melaatsheid aan de huizen werd als een bijzondere straf van God beschouwd. Zij kwam, naar men meent, dan ook alleen in Palestina voor..

Vers 34

34. Als gij zult gekomen zijn in het land van Kanan, dat Ik u tot bezitting geven zal en Ik, als Degene, die met uw lichamen ook uw woningen in Mijn macht heb, de plaag van de melaatsheid 1) aan een huis van dat land van uw bezitting zal gegeven hebben, om u op meer dan een wijze de zonde als in waarheid afschuwelijk en haar werkingen als in ieder opzicht verderfelijk voor te stellen. 1) Hier wordt over een ander soort melaatsheid gehandeld, welke, tot onze niet geringe blijdschap, ook heden ten dage onbekend is. Doch evenals God dat volk met een bijzondere privilegie had begiftigd, zo was het ook passende, dat, indien het de genadegaven, waarin het uitmuntte, misbruikte, zijn ondankbaarheid met strengere straffen werd gestraft. Alzo is het niet te verwonderen, dat er straffen zijn opgelegd, waardoor ons, bij het horen alleen, verwondering en schrik overvalt. Het was een treurig schouwspel, de melaatsheid op het menselijke lichaam te zien uitgespreid, maar dit mocht wel een verdichtsel worden genoemd, dat, ook de huizen met melaatsheid werden besmet, welke de bezitters met hun gezinnen uitwierp, omdat, indien zij daarin willens en wetens bleven vertoeven, de besmetting op hun zelf en op al hun vaatwerk oversloeg. Daar nu God hen in het publiek met eerloosheid tekende, wier huizen hij trof met melaatsheid, zo beveelt Hij hen zich schuldig te erkennen, en niet alleen, wanneer de kwaal werkelijk aanwezig was, maar ook, wanneer het vermoeden begon op te komen. Verder blijkt uit deze wet, dat sommigen lichter gekastijd zijn, omdat, indien na het onderzoek van de priester in zeven dagen de plaag niet was vermeerderd, nadat de muren bestreken waren, hij, die bezitter was, naar zijn huis mocht terugkeren. Anderen trof God echter zwaarder, die hun huizen moesten afbreken, omdat de verontreiniging ongeneeslijk was. Ofschoon dit tekenen van Gods toorn waren, heeft Hij echter dat volk in het verzoening aanbrengen voor hun onreinheden geoefend in hun ijver voor hun reinheid, omdat het hetzelfde was, alsof men van de toegang tot het heiligdom was afgesloten, indien men uit een besmet huis kwam. Hoofddoel was daarom, dat men ijverig zich erop moest toeleggen, dat een ieder zijn huis rein en zuiver en van alle onreinheid vrij bewaarde. Indien door de genade van God de plaag week, moest een offerande worden gebracht, evenals voor de mens..

Dat de Heere ook met deze wet kost, daarmee wil Hij het volk leren, dat het niet alleen het bezit van het leven, maar ook het bezit van huizen en goederen Hem verschuldigd is, en dat de reinheid zich daarom moest uitstrekken, tot alles, wat zij uit de handen van de Heilige God hadden ontvangen, om daarmee in alles te betonen een heilig volk te zijn. De melaatsheid aan de huizen werd als een bijzondere straf van God beschouwd. Zij kwam, naar men meent, dan ook alleen in Palestina voor..

Vers 35

35. Zo zal hij van wie dat huis is, komen en dit ongeval de priester te kennen geven, zeggende: het schijnt mij, het komt mij zo voor, alsof er een plaag in het huis is. 1)

1) De melaatsheid is in oude tijden veel algemener en heviger geweest dan tegenwoordig, er is daaromtrent menigmaal veel geschied, wat nu niet kan verklaard worden; daarom kan over de melaatsheid in huizen even weinig als over die aan kleren iets zekers gezegd worden. Onder de uitleggers denken sommigen aan salpeter- of muurverrotting, die zich vooral aan vette of niet goed uitgedroogde muren openbaart, de kalk met blaren omhoog werkt en zo doorvreet, dat zij afvalt en diepe groeven nalaat; anderen denken aan plantaardige vormingen, (ook lichenen genoemd) zoals deze zich op verweerde stenen en afgebrokkelde muren vertonen en daar invreten..

Vers 35

35. Zo zal hij van wie dat huis is, komen en dit ongeval de priester te kennen geven, zeggende: het schijnt mij, het komt mij zo voor, alsof er een plaag in het huis is. 1)

1) De melaatsheid is in oude tijden veel algemener en heviger geweest dan tegenwoordig, er is daaromtrent menigmaal veel geschied, wat nu niet kan verklaard worden; daarom kan over de melaatsheid in huizen even weinig als over die aan kleren iets zekers gezegd worden. Onder de uitleggers denken sommigen aan salpeter- of muurverrotting, die zich vooral aan vette of niet goed uitgedroogde muren openbaart, de kalk met blaren omhoog werkt en zo doorvreet, dat zij afvalt en diepe groeven nalaat; anderen denken aan plantaardige vormingen, (ook lichenen genoemd) zoals deze zich op verweerde stenen en afgebrokkelde muren vertonen en daar invreten..

Vers 36

36. En de priester zal gebieden dat zij dat huis ruimen, voordat de priester komt om die plaag te bezien, opdat niet, wanneer hij nu komt en de kwaal als werkelijkemelaatsheid erkent, dadelijk door zijn uitspraak al wat in dat huis is, onrein wordt, en daarna, wanneer alles vooraf opgeruimd en tegen het gevaar van verontreiniging in veiligheid gebracht is, zal de priester komen, om dat huis te bezien.

Vers 36

36. En de priester zal gebieden dat zij dat huis ruimen, voordat de priester komt om die plaag te bezien, opdat niet, wanneer hij nu komt en de kwaal als werkelijkemelaatsheid erkent, dadelijk door zijn uitspraak al wat in dat huis is, onrein wordt, en daarna, wanneer alles vooraf opgeruimd en tegen het gevaar van verontreiniging in veiligheid gebracht is, zal de priester komen, om dat huis te bezien.

Vers 37

37. Als hij die plaag bezien zal, dat die plaag aan de wanden van dat huis, zijn groenachtige of roodachtige kuiltjes, holten, en hun aanzien lager is dan die wand:

Vers 37

37. Als hij die plaag bezien zal, dat die plaag aan de wanden van dat huis, zijn groenachtige of roodachtige kuiltjes, holten, en hun aanzien lager is dan die wand:

Vers 38

38. De priester zal uit dat huis, als verdacht van aangestoken te zijn, uitgaan; aan de deur van het huis, en hij zal dat huis, tot verder onderzoek, zeven dagen doen toesluiten.

Vers 38

38. De priester zal uit dat huis, als verdacht van aangestoken te zijn, uitgaan; aan de deur van het huis, en hij zal dat huis, tot verder onderzoek, zeven dagen doen toesluiten.

Vers 39

39. Daarna zal de priester op de zevende dag terugkeren; indien hij merken zal, dat die plaag aan de wanden van dat huis uitgespreid is;

Vers 39

39. Daarna zal de priester op de zevende dag terugkeren; indien hij merken zal, dat die plaag aan de wanden van dat huis uitgespreid is;

Vers 40

40. Zo zal de priester gebieden dat zij de stenen, waarin die plaag is, uitbreken en deze tot buiten de stad werpen, op een onreine plaats;

Vers 40

40. Zo zal de priester gebieden dat zij de stenen, waarin die plaag is, uitbreken en deze tot buiten de stad werpen, op een onreine plaats;

Vers 41

41. En dat huis zal hij rondom van binnen doen schrappen, en zij zullen het stof, leem, puin, dat zij afgeschrapt hebben, tot buiten de stad op een onreine plaatsuitstorten.

Vers 41

41. En dat huis zal hij rondom van binnen doen schrappen, en zij zullen het stof, leem, puin, dat zij afgeschrapt hebben, tot buiten de stad op een onreine plaatsuitstorten.

Vers 42

42. Daarna zullen zij andere stenen nemen en in de plaats van deze stenen brengen, invoegen, en men zal ander leem nemen en dat huis inwendig daarmee bestrijken.

Vers 42

42. Daarna zullen zij andere stenen nemen en in de plaats van deze stenen brengen, invoegen, en men zal ander leem nemen en dat huis inwendig daarmee bestrijken.

Vers 43

43. Maar indien die plaag terugkeert en in dat huis uitbot, nadat men de stenen uitgebroken heeft en na het afschrappen van het huis, en nadat het met ander leem, zal bestreken zijn.

Vers 43

43. Maar indien die plaag terugkeert en in dat huis uitbot, nadat men de stenen uitgebroken heeft en na het afschrappen van het huis, en nadat het met ander leem, zal bestreken zijn.

Vers 44

44. Zo zal de priester, om het andermaal te bezien, komen; als hij nu zal merken, dat, ziet, die plaag aan dat huis uitgespreid is; het is een knagende melaatsheid in dat huis, het (huis) is onrein, zodat allen die het voortaan betreden, of daarin wonen, zich daardoor zullen verontreinigen.

Vers 44

44. Zo zal de priester, om het andermaal te bezien, komen; als hij nu zal merken, dat, ziet, die plaag aan dat huis uitgespreid is; het is een knagende melaatsheid in dat huis, het (huis) is onrein, zodat allen die het voortaan betreden, of daarin wonen, zich daardoor zullen verontreinigen.

Vers 45

45. Daarom zal men dat huis, zijn stenen en zijn hout eveneens, geheel afbreken, bovendien al het leem van het huis en men zal het tot buiten de stad uitvoeren aan een onreine plaats.

Vers 45

45. Daarom zal men dat huis, zijn stenen en zijn hout eveneens, geheel afbreken, bovendien al het leem van het huis en men zal het tot buiten de stad uitvoeren aan een onreine plaats.

Vers 46

46. En die in dat huis gaat op de dag, dat men het, na het eerste onderzoek (Leviticus 14:37) zal toegesloten hebben, zal onrein zijn tot aan de avond.

Vers 46

46. En die in dat huis gaat op de dag, dat men het, na het eerste onderzoek (Leviticus 14:37) zal toegesloten hebben, zal onrein zijn tot aan de avond.

Vers 47

47. Die ook, gedurende die dagen van de sluiting, in dat huis te slapen ligt, zal, als nog meer verontreinigd, niet alleen zichzelf maar ook zijn kleren wassen (Leviticus 11:24), evenzo die in dat huis eet, zal zijn kleren wassen.

Vers 47

47. Die ook, gedurende die dagen van de sluiting, in dat huis te slapen ligt, zal, als nog meer verontreinigd, niet alleen zichzelf maar ook zijn kleren wassen (Leviticus 11:24), evenzo die in dat huis eet, zal zijn kleren wassen.

Vers 48

48. Maar als de priester weer (Leviticus 14:44) zal ingegaan zijn, en zal merken, dat, ziet, die plaag aan dat huis niet uitgebreid is, nadat het huis zal bestreken zijn; zo zal de priester dat huis rein verklaren, omdat die plaag genezen is.

Vers 48

48. Maar als de priester weer (Leviticus 14:44) zal ingegaan zijn, en zal merken, dat, ziet, die plaag aan dat huis niet uitgebreid is, nadat het huis zal bestreken zijn; zo zal de priester dat huis rein verklaren, omdat die plaag genezen is.

Vers 49

49. Daarna zal hij, om dat huis te ontzondigen, namelijk in zoverre aan dat huis verschijnselen worden waargenomen, die in de mens het wezen van de zonde voorstellen, nemen, zoals ter ontzondiging van de genezen melaatse (Leviticus 14:4), twee vogeltjes, bovendien cederhout, en scharlaken, en hysop.

Vers 49

49. Daarna zal hij, om dat huis te ontzondigen, namelijk in zoverre aan dat huis verschijnselen worden waargenomen, die in de mens het wezen van de zonde voorstellen, nemen, zoals ter ontzondiging van de genezen melaatse (Leviticus 14:4), twee vogeltjes, bovendien cederhout, en scharlaken, en hysop.

Vers 50

50. En hij zal de een vogel slachten in een aarden vat, over levend water (Leviticus 14:5).

Vers 50

50. En hij zal de een vogel slachten in een aarden vat, over levend water (Leviticus 14:5).

Vers 51

51. Dan zal hij dat cederhout, en die hysop, en het scharlaken, en de levende vogel nemen en zal die, dat alles in het bloed van de geslachte vogel en in het met bloed vermengde levende water dopen; en hij zal dat huis zevenmaal besprenkelen.

Vers 51

51. Dan zal hij dat cederhout, en die hysop, en het scharlaken, en de levende vogel nemen en zal die, dat alles in het bloed van de geslachte vogel en in het met bloed vermengde levende water dopen; en hij zal dat huis zevenmaal besprenkelen.

Vers 52

52. Zo zal hij dat huis ontzondigen met het bloed van de vogel, en met dat levend water, en met de levende vogel, en met dat cederhout, en met de hysop, en met het scharlaken.

Vers 52

52. Zo zal hij dat huis ontzondigen met het bloed van de vogel, en met dat levend water, en met de levende vogel, en met dat cederhout, en met de hysop, en met het scharlaken.

Vers 53

53. De levende vogel nu zal hij tot buiten de stad, in het open veld, laten vliegen; zo zal hij over het huis verzoening doen en het zal rein zijn, en weer bestemd totverder gebruik. 1)

1) Het kleed, waarvan de oorsprong (Genesis 3:21) onmiddellijk van God zelf wordt afgeleid, is het lijf van het lichaam (Deuteronomy 22:5), maar de woning de tent van de aardse tabernakel 2 Corinthiers 5:1-4)

Vers 53

53. De levende vogel nu zal hij tot buiten de stad, in het open veld, laten vliegen; zo zal hij over het huis verzoening doen en het zal rein zijn, en weer bestemd totverder gebruik. 1)

1) Het kleed, waarvan de oorsprong (Genesis 3:21) onmiddellijk van God zelf wordt afgeleid, is het lijf van het lichaam (Deuteronomy 22:5), maar de woning de tent van de aardse tabernakel 2 Corinthiers 5:1-4)

Vers 54

54. Dit (Leviticus 13:1, 14) is de wet voor elke plage van de melaatsheid, en voor schurft aan de mens.

Vers 54

54. Dit (Leviticus 13:1, 14) is de wet voor elke plage van de melaatsheid, en voor schurft aan de mens.

Vers 55

55. En voor melaatsheid van de kleren en van de huizen.

Vers 55

55. En voor melaatsheid van de kleren en van de huizen.

Vers 56

56. Bovendien voor gezwel en voor gezweer en voor blaren, alle soorten van uitslag, zoals en waar zij ook voorkomen.

Vers 56

56. Bovendien voor gezwel en voor gezweer en voor blaren, alle soorten van uitslag, zoals en waar zij ook voorkomen.

Vers 57

57. Voor de priester, die naar zijn ambt over al deze verschijnselen zijn mening zeggen moet, om te leren op welke dag iets onrein, en op welke dag iets rein is, of hij deze of gene onrein of rein verklaren zal. Dit, zoals gezegd werd, is de wet van de melaatsheid, welke uit het midden van mijn volk zal weggedaan worden, hoe en waar zij zich ook vertoont; opdat Israël rein blijve van datgene, waarin de zonde zich als het ware belichaamd!

In Deuteronomium vinden wij geen herhaling van deze wet; slechts een waarschuwing tegen de melaatsheid zelf. In deze wet blijkt niet alleen de zorg van God voor de lichamelijke reinheid, maar ook voor de geestelijke reinheid van Zijn volk..

Vers 57

57. Voor de priester, die naar zijn ambt over al deze verschijnselen zijn mening zeggen moet, om te leren op welke dag iets onrein, en op welke dag iets rein is, of hij deze of gene onrein of rein verklaren zal. Dit, zoals gezegd werd, is de wet van de melaatsheid, welke uit het midden van mijn volk zal weggedaan worden, hoe en waar zij zich ook vertoont; opdat Israël rein blijve van datgene, waarin de zonde zich als het ware belichaamd!

In Deuteronomium vinden wij geen herhaling van deze wet; slechts een waarschuwing tegen de melaatsheid zelf. In deze wet blijkt niet alleen de zorg van God voor de lichamelijke reinheid, maar ook voor de geestelijke reinheid van Zijn volk..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Leviticus 14". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/leviticus-14.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile