Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Judges 15". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/judges-15.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Judges 15". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, RICHTEREN 15Judges 15:1.
SIMSON DOET GROOT NADEEL AAN DE FILISTIJNEN DOOR VOSSEN, EN VERSLAAT DUIZEND VAN HEN MET EEN EZELSKINNEBAK.
I. Judges 15:1-Judges 15:20. Het wegnemen van zijn vrouw en haar huwelijk met een ander wreekt Simson aan de Filistijnen daardoor, dat hij 300 vossen met fakkels tussen hun samengebonden staarten in de korenvelden loslaat en daardoor grote schade teweegbrengt. Als de Filistijnen ten gevolge hiervan de schoonvader en diens huis met vuur verbranden, sloeg hij hen hard en trok hij zich naar de rots Etam terug. Zij trekken met een krijgsmacht in het gebied van Juda hem na; hij laat zich door de Judeeërs gebonden aan hen uitleveren, maar nu, terwijl hem de touwen van zijn handen afvallen, grijpt hij een ezelskinnebak en slaat duizend vijanden dood. Toen hij na de volbrachte strijd, het versmachten nabij, op de plaats van de overwinning neerlag, doet God op zijn gebed de rots splijten en verkwikt hem met het daaruit voortkomend water, zodat hij nieuwe kracht verkrijgt. Hieruit volgt zijn twintigjarig richterambt over Israël, waartoe de eerder vermelde daden slechts inleiding geweest zijn.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, RICHTEREN 15Judges 15:1.
SIMSON DOET GROOT NADEEL AAN DE FILISTIJNEN DOOR VOSSEN, EN VERSLAAT DUIZEND VAN HEN MET EEN EZELSKINNEBAK.
I. Judges 15:1-Judges 15:20. Het wegnemen van zijn vrouw en haar huwelijk met een ander wreekt Simson aan de Filistijnen daardoor, dat hij 300 vossen met fakkels tussen hun samengebonden staarten in de korenvelden loslaat en daardoor grote schade teweegbrengt. Als de Filistijnen ten gevolge hiervan de schoonvader en diens huis met vuur verbranden, sloeg hij hen hard en trok hij zich naar de rots Etam terug. Zij trekken met een krijgsmacht in het gebied van Juda hem na; hij laat zich door de Judeeërs gebonden aan hen uitleveren, maar nu, terwijl hem de touwen van zijn handen afvallen, grijpt hij een ezelskinnebak en slaat duizend vijanden dood. Toen hij na de volbrachte strijd, het versmachten nabij, op de plaats van de overwinning neerlag, doet God op zijn gebed de rots splijten en verkwikt hem met het daaruit voortkomend water, zodat hij nieuwe kracht verkrijgt. Hieruit volgt zijn twintigjarig richterambt over Israël, waartoe de eerder vermelde daden slechts inleiding geweest zijn.
Vers 1
1. En het geschiedde na enige dagen, na hoeveel is niet gemeld, in de dagen van de tarweoogst, het midden van mei tot half juni, dat Simson zijn vrouw bezocht met eengeitebokje, een toen gewoon geschenk (Genesis 38:17) om te tonen, dat hij haar het onrecht, waarover hij zozeer vertoornd gevreest was (14:19), vergeven had. Zo kwam hij te Thimnath in het huis van zijn schoonvader en hij zei: Laat mij tot mijn vrouw ingaan in de kamer, het door haar bewoonde vrouwenvertrek; maar haar vader liet het hem niet toe in te gaan.Vers 1
1. En het geschiedde na enige dagen, na hoeveel is niet gemeld, in de dagen van de tarweoogst, het midden van mei tot half juni, dat Simson zijn vrouw bezocht met eengeitebokje, een toen gewoon geschenk (Genesis 38:17) om te tonen, dat hij haar het onrecht, waarover hij zozeer vertoornd gevreest was (14:19), vergeven had. Zo kwam hij te Thimnath in het huis van zijn schoonvader en hij zei: Laat mij tot mijn vrouw ingaan in de kamer, het door haar bewoonde vrouwenvertrek; maar haar vader liet het hem niet toe in te gaan.Vers 2
2. Want haar vader zei: Ik sprak zeker, 1) dat gij haar zeer haatte, omdat gij in toorn was heengegaan, zo heb ik haar aan uw metgezel gegeven. Is niet haar kleinste zuster mooier dan zij? Laat ze u toch tot een vrouw zijn in de plaats van haar.1) In het Hebreeuws Amoor amarti. Gezegd heb ik zeker. Dit is een verkorte uitdrukking voor: Gezegd heb ik zeker in mijn hart, d.i. gedacht heb ik vast en zeker..
Vers 2
2. Want haar vader zei: Ik sprak zeker, 1) dat gij haar zeer haatte, omdat gij in toorn was heengegaan, zo heb ik haar aan uw metgezel gegeven. Is niet haar kleinste zuster mooier dan zij? Laat ze u toch tot een vrouw zijn in de plaats van haar.1) In het Hebreeuws Amoor amarti. Gezegd heb ik zeker. Dit is een verkorte uitdrukking voor: Gezegd heb ik zeker in mijn hart, d.i. gedacht heb ik vast en zeker..
Vers 3
3. Toen zei Simson van hen, van de vader en de andere burgers van Thimnath, die bij deze dingen aanwezig geweest waren: Ik ben ditmaal onschuldig van de Filistijnen; ik ben onschuldig, zij hebben het zichzelf te wijten, wanneer ik aan hen kwaad doe, 1) want zij hebben mijn vrouw genomen en aan een ander gegeven.1) Simson vat de zaak aldus op, dat de daad van zijn schoonvader een uitvloeisel was van de haat en weerzin van de Filistijnen tegen Israël. Daarom zal hij ook die daad wreken aan het gehele volk, in elk geval aan de inwoners van Thimnath..
Vers 3
3. Toen zei Simson van hen, van de vader en de andere burgers van Thimnath, die bij deze dingen aanwezig geweest waren: Ik ben ditmaal onschuldig van de Filistijnen; ik ben onschuldig, zij hebben het zichzelf te wijten, wanneer ik aan hen kwaad doe, 1) want zij hebben mijn vrouw genomen en aan een ander gegeven.1) Simson vat de zaak aldus op, dat de daad van zijn schoonvader een uitvloeisel was van de haat en weerzin van de Filistijnen tegen Israël. Daarom zal hij ook die daad wreken aan het gehele volk, in elk geval aan de inwoners van Thimnath..
Vers 4
4. En Simson, die de handelwijze van zijn schoonvader met recht hield voor een uitvloeisel van gezindheid van de Filistijnen tegen Israël, wilde deze daad wreken en tevens al het onrecht, dat zij zijn volk hadden aangedaan; hij ging heen en hij ving driehonderd vossen, 1) sjakals of jakhalzen; en hij nam fakkels, en keerde twee vossen aan elkaar bindende, staart aan staart, en deed een fakkel tussen twee staarten in het midden.1) Simson bevond zich in zijn strijd geheel alleen. Niemand uit zijn vaders huis volgde hem. Ook geen driehonderd man, zoals die Gideon gevolgd waren. Nu zoekt hij bondgenoten onder de dieren van het woud. Zoals de beren Elisa te hulp komen, zo maakt hij zich 300 krijgslieden, 300 schualim tot zijn leger tegen de nationale vijand. Voor Simson was het gemakkelijk 300 vossen te vangen..
Dit gedierte was in Palestina in grote menigte (Nehemiah 4:3 Psalms 63:11 Song of Solomon 2:15 Klaagliederen5:18 Ez.13:4). Onder deze dieren kunnen ook verstaan worden de thoës, die zeer op vossen lijken, en die in zo grote hopen tezamen komen, dat sommige schrijvers meedelen er meer dan 200 bij elkaar gezien te hebben. Verder is niet gezegd, dat Simson deze op n dag gevangen heeft, noch ook, dat hij hierin niet zou geholpen zijn door zijn dienaars of vrienden..
De Sjakal (een perzisch woord: Schaghal) is in grootte, gedaante en kleur de vossen zo gelijk, dat men ze op het eerste gezicht nauwelijks onderscheidt. Toch heeft deze een enigzins anders gevormde kop, niet zo veel verschillende van die van een herdershond, en geelachtig rood haar, dat met dat van de wolf overeenkomt. De staart is rond, recht opstaand, vol haar en aan het einde zwart, de ogen zijn groot. Overdag houdt het dier zich in bossen en bergkloven verborgen, en komt dan slechts zeldzaam tevoorschijn; `s nachts gaan zij in grote menigten (soms van 200) op roof uit en naderen zelfs de steden. Zij leven van pluimgedierte en aas, eten ook kinderen op, wanneer zij die onbewaakt vinden; zijn nachtelijk gehuil, dat ver doordringt, heeft grote gelijkheid met het geschrei van een kind. Omdat echter hier in de grondtekst niet het voor Schakal gewone woord ya (Isaiah 13:22; Isaiah 34:14 Jeremiah 50:39) staat, maar lews, dat de eigenlijke vos betekent, moet men dit als een onnauwkeurige uitdrukking van de volkstaal opvatten, die vos en schakal met elkaar verwisselt. De schakals laten zich gemakkelijk vangen..
Vers 4
4. En Simson, die de handelwijze van zijn schoonvader met recht hield voor een uitvloeisel van gezindheid van de Filistijnen tegen Israël, wilde deze daad wreken en tevens al het onrecht, dat zij zijn volk hadden aangedaan; hij ging heen en hij ving driehonderd vossen, 1) sjakals of jakhalzen; en hij nam fakkels, en keerde twee vossen aan elkaar bindende, staart aan staart, en deed een fakkel tussen twee staarten in het midden.1) Simson bevond zich in zijn strijd geheel alleen. Niemand uit zijn vaders huis volgde hem. Ook geen driehonderd man, zoals die Gideon gevolgd waren. Nu zoekt hij bondgenoten onder de dieren van het woud. Zoals de beren Elisa te hulp komen, zo maakt hij zich 300 krijgslieden, 300 schualim tot zijn leger tegen de nationale vijand. Voor Simson was het gemakkelijk 300 vossen te vangen..
Dit gedierte was in Palestina in grote menigte (Nehemiah 4:3 Psalms 63:11 Song of Solomon 2:15 Klaagliederen5:18 Ez.13:4). Onder deze dieren kunnen ook verstaan worden de thoës, die zeer op vossen lijken, en die in zo grote hopen tezamen komen, dat sommige schrijvers meedelen er meer dan 200 bij elkaar gezien te hebben. Verder is niet gezegd, dat Simson deze op n dag gevangen heeft, noch ook, dat hij hierin niet zou geholpen zijn door zijn dienaars of vrienden..
De Sjakal (een perzisch woord: Schaghal) is in grootte, gedaante en kleur de vossen zo gelijk, dat men ze op het eerste gezicht nauwelijks onderscheidt. Toch heeft deze een enigzins anders gevormde kop, niet zo veel verschillende van die van een herdershond, en geelachtig rood haar, dat met dat van de wolf overeenkomt. De staart is rond, recht opstaand, vol haar en aan het einde zwart, de ogen zijn groot. Overdag houdt het dier zich in bossen en bergkloven verborgen, en komt dan slechts zeldzaam tevoorschijn; `s nachts gaan zij in grote menigten (soms van 200) op roof uit en naderen zelfs de steden. Zij leven van pluimgedierte en aas, eten ook kinderen op, wanneer zij die onbewaakt vinden; zijn nachtelijk gehuil, dat ver doordringt, heeft grote gelijkheid met het geschrei van een kind. Omdat echter hier in de grondtekst niet het voor Schakal gewone woord ya (Isaiah 13:22; Isaiah 34:14 Jeremiah 50:39) staat, maar lews, dat de eigenlijke vos betekent, moet men dit als een onnauwkeurige uitdrukking van de volkstaal opvatten, die vos en schakal met elkaar verwisselt. De schakals laten zich gemakkelijk vangen..
Vers 5
5. En hij stak de fakkels aan met vuur en liet ze lopen in het op het veld staande koren van de Filistijnen; en hij stak het door middel van deze 150 paren sjakals in brand, zowel de korenhopen, de bij elkaar geplaatste schoven, als het nog niet gemaaide, het staande koren, zelfs tot de wijngaarden en olijfbomen toe. Overal liepen de beangstigde dieren heen en richtten alom grote schade aan.Het was een oud gewoon krijgsgebruik, dat de vijandelijke stammen in het oosten nog aanwenden, het koren in brand te steken. Dit was het verschrikkelijke middel, waarmee de koning van Lydië de Milesiërs bevocht (Herod. 1:19), dat hij twaalf jaar hun koren verbrandde. Het was het gevoeligste verlies, dat Simson hun kon aandoen. Zij hadden zich niet bewogen toen hij dertig man versloeg. De levenden hadden geen schade. Nu de oogst in vuur opgaat, verneemt men het wijd en zijd. Daarom kon Simson zijn werk niet alleen volbrengen. Het ware sneller opgemerkt, gemakkelijker geblust, omdat hij toch slechts op n plaats tegelijk beginnen kon. Hij koos dit middel niet alleen om zijn kracht en zijn krijgsmanshumor te tonen, maar ook zijn vreselijkheid, zelfs wanneer hij alleen was. De vulpinaria, of feesten van de vossen, door de Romeinen gevierd in de maand april, waarop zij vossen met toortsen aan hun staarten loslieten, was afgeleid van de geschiedenis van Simson..
Vers 5
5. En hij stak de fakkels aan met vuur en liet ze lopen in het op het veld staande koren van de Filistijnen; en hij stak het door middel van deze 150 paren sjakals in brand, zowel de korenhopen, de bij elkaar geplaatste schoven, als het nog niet gemaaide, het staande koren, zelfs tot de wijngaarden en olijfbomen toe. Overal liepen de beangstigde dieren heen en richtten alom grote schade aan.Het was een oud gewoon krijgsgebruik, dat de vijandelijke stammen in het oosten nog aanwenden, het koren in brand te steken. Dit was het verschrikkelijke middel, waarmee de koning van Lydië de Milesiërs bevocht (Herod. 1:19), dat hij twaalf jaar hun koren verbrandde. Het was het gevoeligste verlies, dat Simson hun kon aandoen. Zij hadden zich niet bewogen toen hij dertig man versloeg. De levenden hadden geen schade. Nu de oogst in vuur opgaat, verneemt men het wijd en zijd. Daarom kon Simson zijn werk niet alleen volbrengen. Het ware sneller opgemerkt, gemakkelijker geblust, omdat hij toch slechts op n plaats tegelijk beginnen kon. Hij koos dit middel niet alleen om zijn kracht en zijn krijgsmanshumor te tonen, maar ook zijn vreselijkheid, zelfs wanneer hij alleen was. De vulpinaria, of feesten van de vossen, door de Romeinen gevierd in de maand april, waarop zij vossen met toortsen aan hun staarten loslieten, was afgeleid van de geschiedenis van Simson..
Vers 6
6. Toen zeiden de Filistijnen in het gehele land: Wie heeft dit gedaan? En men zei, de bewerker spoedig radende: Simson, de schoonzoon van de Thimniet heeft het gedaan,omdat hij, de Thimniet, zijn vrouw heeft genomen, en heeft haar aan zijn metgezel gegeven. Toen kwamen de Filistijnen op, verwoed op de vrouw en de vader, omwille van wie zij die schade hadden moeten lijden, en zij verbrandden haar en haar vader met vuur. 1)1) Dat is een ruwheid en wreedheid, die bij de Filistijnen zeer gebruikelijk schijnt geweest te zijn, daarmee hadden reeds de dertig metgezellen gedreigd; wanneer Simsons vrouw hun niet in de oplossing van het raadsel zou helpen. (14:15)..
Beide, het goed en het kwaad, zijn zekere betalers, aan een ieder, wat hij verdiend heeft.
In plaats van wraak op Simson te nemen, namen de Filistijnen wraak voor hem, dat hij zelf niet wilde doen. Ziet hierin de hand van Hem, aan wie de wraak toekomt. De Filistijnen dreigden Simsons vrouw, dat zij haar en haar vaders huis zouden verbranden. Zij verried haar man om zichzelf te redden en haar landgenoten een dienst te bewijzen, en juist hetgeen zij vreesde, en door zonde probeerde te ontvluchten, kwam op haar. Zoeken wij het onheil door kwade praktijken te ontkomen, zo halen wij het dikwijls op onze eigen hoofden. Wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen..
In de plaats van zich op Simson te wreken, oefenden zij wraak voor hem, toen hij, uit aanmerking van de bloedverwantschap, waarin hij met hen gestaan had, zichzelf niet op hen had willen wreken. Men zie hierin de hand van de Heere, aan Wie de wrake is; zij, die trouweloos handelen, zullen trouweloos behandeld en beroofd worden, en de Heere is te kennen aan de oordelen, die Hij over de mensen brengt, in het bijzonder wanneer Hij, zoals hier, de vijanden van Zijn volk gebruikt als werktuigen in Zijn hand, opdat zij onderling op elkaar de wraak van zijn volk wreken (Jud 15:6)..
Vers 6
6. Toen zeiden de Filistijnen in het gehele land: Wie heeft dit gedaan? En men zei, de bewerker spoedig radende: Simson, de schoonzoon van de Thimniet heeft het gedaan,omdat hij, de Thimniet, zijn vrouw heeft genomen, en heeft haar aan zijn metgezel gegeven. Toen kwamen de Filistijnen op, verwoed op de vrouw en de vader, omwille van wie zij die schade hadden moeten lijden, en zij verbrandden haar en haar vader met vuur. 1)1) Dat is een ruwheid en wreedheid, die bij de Filistijnen zeer gebruikelijk schijnt geweest te zijn, daarmee hadden reeds de dertig metgezellen gedreigd; wanneer Simsons vrouw hun niet in de oplossing van het raadsel zou helpen. (14:15)..
Beide, het goed en het kwaad, zijn zekere betalers, aan een ieder, wat hij verdiend heeft.
In plaats van wraak op Simson te nemen, namen de Filistijnen wraak voor hem, dat hij zelf niet wilde doen. Ziet hierin de hand van Hem, aan wie de wraak toekomt. De Filistijnen dreigden Simsons vrouw, dat zij haar en haar vaders huis zouden verbranden. Zij verried haar man om zichzelf te redden en haar landgenoten een dienst te bewijzen, en juist hetgeen zij vreesde, en door zonde probeerde te ontvluchten, kwam op haar. Zoeken wij het onheil door kwade praktijken te ontkomen, zo halen wij het dikwijls op onze eigen hoofden. Wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen..
In de plaats van zich op Simson te wreken, oefenden zij wraak voor hem, toen hij, uit aanmerking van de bloedverwantschap, waarin hij met hen gestaan had, zichzelf niet op hen had willen wreken. Men zie hierin de hand van de Heere, aan Wie de wrake is; zij, die trouweloos handelen, zullen trouweloos behandeld en beroofd worden, en de Heere is te kennen aan de oordelen, die Hij over de mensen brengt, in het bijzonder wanneer Hij, zoals hier, de vijanden van Zijn volk gebruikt als werktuigen in Zijn hand, opdat zij onderling op elkaar de wraak van zijn volk wreken (Jud 15:6)..
Vers 7
7. Toen zei Simson tot hen, toen hij van deze verschrikkelijke daad van de Filistijnen vernam: Zou gij zo doen, zeker, als ik mij aan u gewroken heb, zo zal ik daarna ophouden. 1) Ik zal niet eerder ophouden met u te vervolgen voordat ik mij gewroken heb en gij de overmacht van Israëls God, zoals aan uw koren, ook aan uw lichaam ondervonden hebt.1) Hiermede wil hij aan de Filistijnen beduiden, dat, wat zij aan zijn schoonvader hebben gedaan en aan zijne vrouw, nog niet voldoende is, om de wrake volkomen te maken, dat hij niet eerder zal ophouden, aleer de wraak aan de vijanden zijns volks volkomen is.
Vers 7
7. Toen zei Simson tot hen, toen hij van deze verschrikkelijke daad van de Filistijnen vernam: Zou gij zo doen, zeker, als ik mij aan u gewroken heb, zo zal ik daarna ophouden. 1) Ik zal niet eerder ophouden met u te vervolgen voordat ik mij gewroken heb en gij de overmacht van Israëls God, zoals aan uw koren, ook aan uw lichaam ondervonden hebt.1) Hiermede wil hij aan de Filistijnen beduiden, dat, wat zij aan zijn schoonvader hebben gedaan en aan zijne vrouw, nog niet voldoende is, om de wrake volkomen te maken, dat hij niet eerder zal ophouden, aleer de wraak aan de vijanden zijns volks volkomen is.
Vers 8
8. En hij sloeg hen, van de dreiging aanstonds tot de uitvoering overgaande, wie hij slechts ontmoette, de schenkel en de heup, 1) hij sloeg hen, met een grote slag, en hij ging af, voordat de Filistijnen zich tot een algemeen verzet tegen hem konden verenigen, naar de streek van Ain-Rimmon (Joshua 15:32; Joshua 19:7), en woonde op de hoogte van de rots Etam 2) (= plaats van wilde dieren), tussen Rimmon en Ain (1 Chronicles 4:32) niet te verwisselen met Etham, dat ten zuiden van Bethlehem ligt, het tegenwoordige Urtas (2 Chronicles 11:6).1) Hij sloeg hen de schenkel en de heup. Dit is een spreekwoordelijke uitdrukking, om daarmee aan te duiden, dat hij hen sloeg zonder enige sparen te laten gelden. Onze uitdrukking ervoor is deze: armen en benen stuk slaan. De bedoeling wordt in het volgende nader verklaard, waar gezegd wordt dat hij he sloeg met een grote slag..
2) Dit Etam is te zoeken in de nabijheid van het tegenwoordige Khuweilifeh, op de grenzen van het gebergte van Juda. Vandaar dan ook dat er staat hij ging af, omdat het in de laagte lag..
Vers 8
8. En hij sloeg hen, van de dreiging aanstonds tot de uitvoering overgaande, wie hij slechts ontmoette, de schenkel en de heup, 1) hij sloeg hen, met een grote slag, en hij ging af, voordat de Filistijnen zich tot een algemeen verzet tegen hem konden verenigen, naar de streek van Ain-Rimmon (Joshua 15:32; Joshua 19:7), en woonde op de hoogte van de rots Etam 2) (= plaats van wilde dieren), tussen Rimmon en Ain (1 Chronicles 4:32) niet te verwisselen met Etham, dat ten zuiden van Bethlehem ligt, het tegenwoordige Urtas (2 Chronicles 11:6).1) Hij sloeg hen de schenkel en de heup. Dit is een spreekwoordelijke uitdrukking, om daarmee aan te duiden, dat hij hen sloeg zonder enige sparen te laten gelden. Onze uitdrukking ervoor is deze: armen en benen stuk slaan. De bedoeling wordt in het volgende nader verklaard, waar gezegd wordt dat hij he sloeg met een grote slag..
2) Dit Etam is te zoeken in de nabijheid van het tegenwoordige Khuweilifeh, op de grenzen van het gebergte van Juda. Vandaar dan ook dat er staat hij ging af, omdat het in de laagte lag..
Vers 9
9. Toen trokken de Filistijnen op, nadat zij werkelijk een leger tezamen hadden gebracht, om zich over Simsons daad te wreken, en zij legerden zich tegen Juda, waar zij wisten, dat Simson was, en breidden zich uit in Lechi 1) (= kinnebakken), zo in later tijd (Judges 15:17) genoemd en waarschijnlijk gelegen bij de afgeknotte rotsheuvel, die thans Tell Lekiyek heet, ten noorden van Bersba.1) De andere kerkelijke overlevering, die op de aanwijzingen van Josefus berust en waarbij zich ook v.Raumer in zijn "geographie van Palestina" aansluit, plaatste de bron van Ramath Lechi, waarvan in Judges 15:19 sprake is, in de voorstad van Eleutheropolis (Joshua 10:29); deze traditie is echter zonder waarde..
V.d.Velde neemt aan, dat dit Lechi hetzelfde is als het Balth van Joshua 15:24..
Vers 9
9. Toen trokken de Filistijnen op, nadat zij werkelijk een leger tezamen hadden gebracht, om zich over Simsons daad te wreken, en zij legerden zich tegen Juda, waar zij wisten, dat Simson was, en breidden zich uit in Lechi 1) (= kinnebakken), zo in later tijd (Judges 15:17) genoemd en waarschijnlijk gelegen bij de afgeknotte rotsheuvel, die thans Tell Lekiyek heet, ten noorden van Bersba.1) De andere kerkelijke overlevering, die op de aanwijzingen van Josefus berust en waarbij zich ook v.Raumer in zijn "geographie van Palestina" aansluit, plaatste de bron van Ramath Lechi, waarvan in Judges 15:19 sprake is, in de voorstad van Eleutheropolis (Joshua 10:29); deze traditie is echter zonder waarde..
V.d.Velde neemt aan, dat dit Lechi hetzelfde is als het Balth van Joshua 15:24..
Vers 11
11. Toen kwamen drieduizend mannen uit Juda, tot het hol van de rots Etam, waar zij wisten, dat hij zich ophield, en zeiden tot Simson, geheel hun slaafse vreesuitsprekende, die hen dreef, door liever de volksgenoot te verloochenen, dan zich aan de wraak van hun onderdrukkers bloot te stellen: Wist gij niet, dat de Filistijnen over ons heersen, 1) en wij dus alles moeten vermijden, wat hun toorn zou kunnen opwekken? Waarom hebt gij ons dan dit waagstuk (Judges 15:8) gedaan? En hij zei tothen: Zoals zij mij gedaan hebben, omdat zij mijn vrouw en mijn vader verbrand hebben, zo heb ik hun gedaan, en dit is voor u een teken, dat de Heere u weer redding wil geven.1) Hieruit blijkt de dwaze moedeloosheid van Juda. In plaats van in Simson de door de Heere verwekte richter te zien en te erkennen, en zich onder hem te scharen, om zich het juk van de Filistijnen van de hals te schudden, willen zij liever hun redder overleveren in de handen van de vijanden, om op die wijze een valse vrede te kopen. De zonde verblindt de mens en beneemt hem de moed, ja, maakt voor zijn ogen verborgen, wat tot zijn redding kan gedijen..
Vers 11
11. Toen kwamen drieduizend mannen uit Juda, tot het hol van de rots Etam, waar zij wisten, dat hij zich ophield, en zeiden tot Simson, geheel hun slaafse vreesuitsprekende, die hen dreef, door liever de volksgenoot te verloochenen, dan zich aan de wraak van hun onderdrukkers bloot te stellen: Wist gij niet, dat de Filistijnen over ons heersen, 1) en wij dus alles moeten vermijden, wat hun toorn zou kunnen opwekken? Waarom hebt gij ons dan dit waagstuk (Judges 15:8) gedaan? En hij zei tothen: Zoals zij mij gedaan hebben, omdat zij mijn vrouw en mijn vader verbrand hebben, zo heb ik hun gedaan, en dit is voor u een teken, dat de Heere u weer redding wil geven.1) Hieruit blijkt de dwaze moedeloosheid van Juda. In plaats van in Simson de door de Heere verwekte richter te zien en te erkennen, en zich onder hem te scharen, om zich het juk van de Filistijnen van de hals te schudden, willen zij liever hun redder overleveren in de handen van de vijanden, om op die wijze een valse vrede te kopen. De zonde verblindt de mens en beneemt hem de moed, ja, maakt voor zijn ogen verborgen, wat tot zijn redding kan gedijen..
Vers 12
12. En zij zeiden tot hem: Wij moeten het ons dreigend gevaar afweren en het aan u overlaten, hoe gij het met hen maken zult. Wij zijn gekomen, om u te binden, om u over te geven in de hand van de Filistijnen, geef u vrijwillig aan ons over, opdat wij geen geweld hoeven te gebruiken. Toen zei Simson tot hen: Zweert mij, dat gij op mij niet zult aanvallen, 1) om mij te doden, dan zal ik mij vrijwillig overgeven. 1)Ongetwijfeld wist Simson, dat hij de banden, waarmee hij gebonden werd, kon verscheuren, en daarom bedingt hij, dat zij niet op hem zouden aanvallen, opdat zijn toorn niet tegen hen zich zou keren. Simson wil zich wel door zijn volk aan de vijanden laten overleveren, maar wenst zijn eigen volk zijn kracht niet te doen voelen. Wij treffen hier zijn edelmoedig karakter aan. Hij weet het, dat hij alleen zijn kracht mag gebruiken tegen zijn vijanden, maar hij wil die ook alleen gebruiken tegen de vijanden. Voor zijn volk wil hij alleen redder en verlosser zijn, en nu, opdat hij de zijnen erbuiten late en alle schuld van hen wegneme, alsof zij hem zouden aangezet hebben tegen zijn vijand en om alzo te handelen, zoals hij gehandeld heeft, wil hij zich liever gebonden laten overleveren, wetende dat God, zijn God, hem kracht zal geven, om zich op de Filistijnen te wreken. De liefde voor zijn volk straalt in al zijn handelingen door..Vers 12
12. En zij zeiden tot hem: Wij moeten het ons dreigend gevaar afweren en het aan u overlaten, hoe gij het met hen maken zult. Wij zijn gekomen, om u te binden, om u over te geven in de hand van de Filistijnen, geef u vrijwillig aan ons over, opdat wij geen geweld hoeven te gebruiken. Toen zei Simson tot hen: Zweert mij, dat gij op mij niet zult aanvallen, 1) om mij te doden, dan zal ik mij vrijwillig overgeven. 1)Ongetwijfeld wist Simson, dat hij de banden, waarmee hij gebonden werd, kon verscheuren, en daarom bedingt hij, dat zij niet op hem zouden aanvallen, opdat zijn toorn niet tegen hen zich zou keren. Simson wil zich wel door zijn volk aan de vijanden laten overleveren, maar wenst zijn eigen volk zijn kracht niet te doen voelen. Wij treffen hier zijn edelmoedig karakter aan. Hij weet het, dat hij alleen zijn kracht mag gebruiken tegen zijn vijanden, maar hij wil die ook alleen gebruiken tegen de vijanden. Voor zijn volk wil hij alleen redder en verlosser zijn, en nu, opdat hij de zijnen erbuiten late en alle schuld van hen wegneme, alsof zij hem zouden aangezet hebben tegen zijn vijand en om alzo te handelen, zoals hij gehandeld heeft, wil hij zich liever gebonden laten overleveren, wetende dat God, zijn God, hem kracht zal geven, om zich op de Filistijnen te wreken. De liefde voor zijn volk straalt in al zijn handelingen door..Vers 13
13. En zij spraken tot hem, zeggende: Nee, maar wij zullen u wel binden, en u in hun hand overgeven, maar wij zullen u geenszins doden. Op deze voorwaarde gaf Simson zich over, en zij bonden hem met twee nieuwe touwen 1) en voerden hem op van de rots 2) bij Etam (Judges 15:8) naar het leger van de Filistijnen.1) Deze touwen waren van fijn vlas gemaakt. Deze werden onverbrekelijk geacht en daarom werd Simson ermee gebonden..
2) Nooit had Israël beter gelegenheid gehad om de Filistijnen te verslaan dan thans, indien zij in plaats van Simson te binden, hem de heersersstaf hadden gegeven. Maar de drieduizend zijn lafhartig tegenover de vijand, voor wie Simson alleen niet vreest, zij zijn moedig tegenover hem alleen, die zich machteloos voelt tegenover zijn stamgenoten. Zij leveren hem over, maar met Israëls bloed bevlekt Simson zich niet..
Vers 13
13. En zij spraken tot hem, zeggende: Nee, maar wij zullen u wel binden, en u in hun hand overgeven, maar wij zullen u geenszins doden. Op deze voorwaarde gaf Simson zich over, en zij bonden hem met twee nieuwe touwen 1) en voerden hem op van de rots 2) bij Etam (Judges 15:8) naar het leger van de Filistijnen.1) Deze touwen waren van fijn vlas gemaakt. Deze werden onverbrekelijk geacht en daarom werd Simson ermee gebonden..
2) Nooit had Israël beter gelegenheid gehad om de Filistijnen te verslaan dan thans, indien zij in plaats van Simson te binden, hem de heersersstaf hadden gegeven. Maar de drieduizend zijn lafhartig tegenover de vijand, voor wie Simson alleen niet vreest, zij zijn moedig tegenover hem alleen, die zich machteloos voelt tegenover zijn stamgenoten. Zij leveren hem over, maar met Israëls bloed bevlekt Simson zich niet..
Vers 14
14. Toen hij kwam tot Lechi 1) (Judges 15:9), zo juichten de Filistijnen hem tegemoet, verheugd, dat zij de vijand in hun hand hadden en zich nu wreken konden; maar de Geest van de HEERE werd thans voor de derde maal (14:6,19) vaardig over hem, en de touwen, die aan zijn armen waren, werden als linnen draden, die van het vuur gebrand zijn, en zijn banden versmolten van zijn handen; met z geringe moeite verscheurde hij ze in het gezicht van zijn vijand en wierp hij ze van zich.1) De Geest van de Heer is de Geest van de Almachtige God, en daarom onweerstaanbaar in Zijn werkingen. De Geest van de profetie is de Geest van diezelfde God, daarom kon niemand Stefanus weerstaan (Acts 6:10). O, dat er in deze dagen van afval een man opstond vol van het geloof en van de Heilige Geest!.
Het valt aanstonds in het oog, dat de gebonden, aan de Filistijnen overgeleverde Simson een voorafbeelding van de Heere Christus bij Zijn gevangenneming is, en dat Simson hier slechts deed, wat de toekomstige met nog veel minder moeite had kunnen doen, wanneer Hij het gewild had..
Toen de Geest van de Heere vaardig over hem werd, versmolten zijn banden, want door de Geest van de Heere is de vrijheid, en degenen, die op dusdanige wijze vrijgemaakt zijn, die zijn waarlijk vrij. Dit was een afschaduwing van de opstanding van de Heere Christus, door de kracht van de Geest van de heerlijkheid (Jud 15:14)..
Vers 14
14. Toen hij kwam tot Lechi 1) (Judges 15:9), zo juichten de Filistijnen hem tegemoet, verheugd, dat zij de vijand in hun hand hadden en zich nu wreken konden; maar de Geest van de HEERE werd thans voor de derde maal (14:6,19) vaardig over hem, en de touwen, die aan zijn armen waren, werden als linnen draden, die van het vuur gebrand zijn, en zijn banden versmolten van zijn handen; met z geringe moeite verscheurde hij ze in het gezicht van zijn vijand en wierp hij ze van zich.1) De Geest van de Heer is de Geest van de Almachtige God, en daarom onweerstaanbaar in Zijn werkingen. De Geest van de profetie is de Geest van diezelfde God, daarom kon niemand Stefanus weerstaan (Acts 6:10). O, dat er in deze dagen van afval een man opstond vol van het geloof en van de Heilige Geest!.
Het valt aanstonds in het oog, dat de gebonden, aan de Filistijnen overgeleverde Simson een voorafbeelding van de Heere Christus bij Zijn gevangenneming is, en dat Simson hier slechts deed, wat de toekomstige met nog veel minder moeite had kunnen doen, wanneer Hij het gewild had..
Toen de Geest van de Heere vaardig over hem werd, versmolten zijn banden, want door de Geest van de Heere is de vrijheid, en degenen, die op dusdanige wijze vrijgemaakt zijn, die zijn waarlijk vrij. Dit was een afschaduwing van de opstanding van de Heere Christus, door de kracht van de Geest van de heerlijkheid (Jud 15:14)..
Vers 15
15. En hij vond, op de plaats, waar dit gebeurde, een vochtig 1) ezelskinnebak, dat dus nog vast en hard was, omdat het door de zon niet uitgedroogd was, en hij strekte zijn hand uit, en nam het en sloeg daarmee, letterlijk het woord Joshua 23:10 vervullende, duizend man2) van de Filistijnen, op wie hij in de kracht van God aanviel, en die in de grootste ontzetting voor de wonderbare held de vlucht namen.1) In het Hebreeuws Teriah, eigenlijk vers, nieuw, hetgeen nog niet lang gelegen had, en daarom nog niet was vergaan of verteerd door de oosterse zon..
Dit woord, dat ook Isaiah 1:6 voorkomt, betekent "vers", "nieuw"..
Het schijnt dat God de Filistijnen vooral door verachtelijke werktuigen heeft willen verootmoedigen, omdat Samgar hen met een ossenstok slaat (3:31), Simson hen door vossen schade aandoen en hier zelfs met de kinnebak van een dode ezel tuchtigen moest.
De overwinning lag niet in het wapen, niet in de arm, zij was in de Geest van God, die het wapen in de hand bewoog. Wanneer ook de handen zwak zijn, God is sterk. Door God zullen wij grote daden doen. Ja, ik vermag alle dingen door Hem, die mij kracht geeft..
2) Met dit getal wordt een rond getal bedoeld, om een grote menigte aan te geven. In verband met het lied, dat Simson vervaardigde, hebben wij het ervoor te houden, dat de Filistijnen bij het zien van de bovenmenselijke kracht, die Simson toonde in het verbreken van de nieuwe touwen, op de vlucht zijn gegaan; dat hij ze toen achtervolgd heeft, en eerst de een groep en daarna de andere met een ezelskinnebak heeft verslagen; dat zij zo door schrik waren bevangen, dat zij aan geen tegenweer dachten, maar zich zonder tegenstand lieten neervellen..
Vers 15
15. En hij vond, op de plaats, waar dit gebeurde, een vochtig 1) ezelskinnebak, dat dus nog vast en hard was, omdat het door de zon niet uitgedroogd was, en hij strekte zijn hand uit, en nam het en sloeg daarmee, letterlijk het woord Joshua 23:10 vervullende, duizend man2) van de Filistijnen, op wie hij in de kracht van God aanviel, en die in de grootste ontzetting voor de wonderbare held de vlucht namen.1) In het Hebreeuws Teriah, eigenlijk vers, nieuw, hetgeen nog niet lang gelegen had, en daarom nog niet was vergaan of verteerd door de oosterse zon..
Dit woord, dat ook Isaiah 1:6 voorkomt, betekent "vers", "nieuw"..
Het schijnt dat God de Filistijnen vooral door verachtelijke werktuigen heeft willen verootmoedigen, omdat Samgar hen met een ossenstok slaat (3:31), Simson hen door vossen schade aandoen en hier zelfs met de kinnebak van een dode ezel tuchtigen moest.
De overwinning lag niet in het wapen, niet in de arm, zij was in de Geest van God, die het wapen in de hand bewoog. Wanneer ook de handen zwak zijn, God is sterk. Door God zullen wij grote daden doen. Ja, ik vermag alle dingen door Hem, die mij kracht geeft..
2) Met dit getal wordt een rond getal bedoeld, om een grote menigte aan te geven. In verband met het lied, dat Simson vervaardigde, hebben wij het ervoor te houden, dat de Filistijnen bij het zien van de bovenmenselijke kracht, die Simson toonde in het verbreken van de nieuwe touwen, op de vlucht zijn gegaan; dat hij ze toen achtervolgd heeft, en eerst de een groep en daarna de andere met een ezelskinnebak heeft verslagen; dat zij zo door schrik waren bevangen, dat zij aan geen tegenweer dachten, maar zich zonder tegenstand lieten neervellen..
Vers 16
16. Toen de slag geëindigd was, zei Simson, zelf verwonderd over de wonderbaarlijke overwinning: 1) Met een ezelskinnebak n groep, twee groepen, met een ezelskinnebak heb ik duizend man geslagen. 2)1) In het Hebreeuws is dit een lied en vinden wij weer (14:14) een woordspeling. Bij het woord chamor (= ezel) is de ongewone vorm chamor voor chomer (= groepen) gekozen rwmx (chamoor) -rwmx (chamoor) =rmx (chomer)..
2) Meermalen vindt men voorbeelden van mensen die door hun natuurlijke dapperheid hun vijanden grote nederlaag hebben toegebracht. Flavius Vopiscus verhaalt, dat Aurelianus, in de oorlog met de Sarmaten, met eigen hand op n dag 48, en op verscheidene dagen 950 mensen heeft gedood, waarop de jongens een liedje maakten en in hun dansen volgens krijgsgebruik uitriepen: mille, mille, mille, mille, mille, mille decollavimus. Unus homo mille, mille etc. Mille, mille vivat, qui mille, mille occidit" (Wij hebben duizend enz. omgebracht. Een man duizend enz. Hij leve duizend enz., die duizend enz. verslagen heeft). Bij een andere gelegenheid werd op die keizer nog een liedje gemaakt, dat Salmasius in een oud handschrift aldus gevonden heeft; "Mille Sarmatus, mille Francos, Semel et semel occidimus, Mille Persas quaerimus." (Duizend Sarmaten, duizend Franken hebben wij eens en nog eens verslagen, duizend Perzen gaan wij opzoeken).
Vers 16
16. Toen de slag geëindigd was, zei Simson, zelf verwonderd over de wonderbaarlijke overwinning: 1) Met een ezelskinnebak n groep, twee groepen, met een ezelskinnebak heb ik duizend man geslagen. 2)1) In het Hebreeuws is dit een lied en vinden wij weer (14:14) een woordspeling. Bij het woord chamor (= ezel) is de ongewone vorm chamor voor chomer (= groepen) gekozen rwmx (chamoor) -rwmx (chamoor) =rmx (chomer)..
2) Meermalen vindt men voorbeelden van mensen die door hun natuurlijke dapperheid hun vijanden grote nederlaag hebben toegebracht. Flavius Vopiscus verhaalt, dat Aurelianus, in de oorlog met de Sarmaten, met eigen hand op n dag 48, en op verscheidene dagen 950 mensen heeft gedood, waarop de jongens een liedje maakten en in hun dansen volgens krijgsgebruik uitriepen: mille, mille, mille, mille, mille, mille decollavimus. Unus homo mille, mille etc. Mille, mille vivat, qui mille, mille occidit" (Wij hebben duizend enz. omgebracht. Een man duizend enz. Hij leve duizend enz., die duizend enz. verslagen heeft). Bij een andere gelegenheid werd op die keizer nog een liedje gemaakt, dat Salmasius in een oud handschrift aldus gevonden heeft; "Mille Sarmatus, mille Francos, Semel et semel occidimus, Mille Persas quaerimus." (Duizend Sarmaten, duizend Franken hebben wij eens en nog eens verslagen, duizend Perzen gaan wij opzoeken).
Vers 18
18. Toen hij nu, vermoeid door de strijd, veel dorst had, want het was het heetste jaargetijde (Judges 15:1), riep hij tot de HEERE: en zei: Gij1) hebt door de hand van Uw knecht dit grote heil gegeven, zou ik dan nu van dorst sterven en wellicht nog levend vallen in de hand van deze a) onbesnedenen, die mij zeker zullen aanvallen, zodra zij mij hier afgemat zullen zien liggen? Gij kunt dit niet toelaten, daarom help Gij mij uit deze nood, Gij die mij zo wonderbaar in de strijd geholpen hebt.a) 1 Samuel 17:26,1 Samuel 17:36; 1 Samuel 17:2 Samuël 1:20
1) Uit dit gebed zien wij, dat Simson bij zijn daden zich bewust was, voor de zaak van de Heere te strijden..
Volledige ondervinding van Gods macht en goedheid verstrekte tot uitnemende pleitrede om verdere genade..
Simson moest nu ervaren, dat hij alleen sterk is door de kracht van de Heere, en tevens, dat hij in zichzelf een zwak en hulpeloos schepsel is. Hij moet nu ondervinden dat, waar hij zichzelf de overwinning had toegeschreven, God het in Zijn macht had om hem, van dorst bezwijkende, in de handen van de vijanden over te geven. Waar hij echter in het nauw gedreven wordt, leert hij erkennen, dat hij het alleen in Gods kracht heeft gedaan, en leert tevens pleiten op de genade en de ere van God, om hem niet over te geven in de handen van de onbesnedenen..
Vers 18
18. Toen hij nu, vermoeid door de strijd, veel dorst had, want het was het heetste jaargetijde (Judges 15:1), riep hij tot de HEERE: en zei: Gij1) hebt door de hand van Uw knecht dit grote heil gegeven, zou ik dan nu van dorst sterven en wellicht nog levend vallen in de hand van deze a) onbesnedenen, die mij zeker zullen aanvallen, zodra zij mij hier afgemat zullen zien liggen? Gij kunt dit niet toelaten, daarom help Gij mij uit deze nood, Gij die mij zo wonderbaar in de strijd geholpen hebt.a) 1 Samuel 17:26,1 Samuel 17:36; 1 Samuel 17:2 Samuël 1:20
1) Uit dit gebed zien wij, dat Simson bij zijn daden zich bewust was, voor de zaak van de Heere te strijden..
Volledige ondervinding van Gods macht en goedheid verstrekte tot uitnemende pleitrede om verdere genade..
Simson moest nu ervaren, dat hij alleen sterk is door de kracht van de Heere, en tevens, dat hij in zichzelf een zwak en hulpeloos schepsel is. Hij moet nu ondervinden dat, waar hij zichzelf de overwinning had toegeschreven, God het in Zijn macht had om hem, van dorst bezwijkende, in de handen van de vijanden over te geven. Waar hij echter in het nauw gedreven wordt, leert hij erkennen, dat hij het alleen in Gods kracht heeft gedaan, en leert tevens pleiten op de genade en de ere van God, om hem niet over te geven in de handen van de onbesnedenen..
Vers 19
19. Toen kloofde God de holle plaats, 1) die in Ramath Lechi is, en er ging water uit van deze (Exodus 17:6 Numbers 20:11) en hij dronk. Toen kwam zijn reeds verdwijnende levensgeest weer en hij werd opnieuw levend, zijn levenskrachten herstelden zich door deze verfrissing. Daarom noemde hij haar: De fontein van de aanroeper, namelijk de fontein, die God gegeven had op het gebed, die in Lechi is, tot op deze dag, waarop deze geschiedenis beschreven is.1) Het Hebreeuwse woord machtesch, dat Luther met "baktand" vertaalt, betekent (Proverbs 27:22) "mortier"; evenals het Latijnse mortarium en het Griekse olmov ene diepte in de vorm van een mortier betekent, en daarom ook de holte of diepte, waarin de tanden liggen, zo ook het Hebreeuwse woord. De Vulgata heeft het dan ook "dens molaris" overgezet. De verkeerde mening, dat God uit een tandholte van de weggeworpen kinnebak een waterbron zou hebben laten voortkomen, strijdt met de laatste woorden van dit vers. Psalms 110:6,Psalms 110:7 schijnt op deze geschiedenis te doelen, zoals reeds Herder erkend heeft..
Na de overwinning heeft Simson in zijn lied zichzelf de roem toegeëigend. Nu zendt God hem droefheid toe, om hem te doen erkennen, dat de overwinning van de Heere is. Nu ziet Simson zich in de macht van de vijand, verootmoedigt zich, geeft God de eer en bidt. God helpt en deze hulp moet ons bemoedigen en Hem doen zoeken, want wanneer het Hem behaagt opent hij rivieren op de hoge plaatsen (Isaiah 41:17,Isaiah 41:18)..
De mening, dat God uit een holle tand van de kinnebak het water voortbracht, is daarom reeds te verwerpen, omdat hij de kinnebak had weggeworpen. Bovendien wordt er gezegd in het laatste gedeelte van dit vers, dat die fontein er nog was tot op de dag, waarop dit boek is samengesteld. Josefus heeft het woord "de holle plaats" als een eigen naam opgevat, en niet onwaarschijnlijk terecht..
Verder wordt er gezegd, niet dat de Heere het deed, maar God, omdat het als een wonderwerk van de God van alle krachten wordt te kennen gegeven..
Vers 19
19. Toen kloofde God de holle plaats, 1) die in Ramath Lechi is, en er ging water uit van deze (Exodus 17:6 Numbers 20:11) en hij dronk. Toen kwam zijn reeds verdwijnende levensgeest weer en hij werd opnieuw levend, zijn levenskrachten herstelden zich door deze verfrissing. Daarom noemde hij haar: De fontein van de aanroeper, namelijk de fontein, die God gegeven had op het gebed, die in Lechi is, tot op deze dag, waarop deze geschiedenis beschreven is.1) Het Hebreeuwse woord machtesch, dat Luther met "baktand" vertaalt, betekent (Proverbs 27:22) "mortier"; evenals het Latijnse mortarium en het Griekse olmov ene diepte in de vorm van een mortier betekent, en daarom ook de holte of diepte, waarin de tanden liggen, zo ook het Hebreeuwse woord. De Vulgata heeft het dan ook "dens molaris" overgezet. De verkeerde mening, dat God uit een tandholte van de weggeworpen kinnebak een waterbron zou hebben laten voortkomen, strijdt met de laatste woorden van dit vers. Psalms 110:6,Psalms 110:7 schijnt op deze geschiedenis te doelen, zoals reeds Herder erkend heeft..
Na de overwinning heeft Simson in zijn lied zichzelf de roem toegeëigend. Nu zendt God hem droefheid toe, om hem te doen erkennen, dat de overwinning van de Heere is. Nu ziet Simson zich in de macht van de vijand, verootmoedigt zich, geeft God de eer en bidt. God helpt en deze hulp moet ons bemoedigen en Hem doen zoeken, want wanneer het Hem behaagt opent hij rivieren op de hoge plaatsen (Isaiah 41:17,Isaiah 41:18)..
De mening, dat God uit een holle tand van de kinnebak het water voortbracht, is daarom reeds te verwerpen, omdat hij de kinnebak had weggeworpen. Bovendien wordt er gezegd in het laatste gedeelte van dit vers, dat die fontein er nog was tot op de dag, waarop dit boek is samengesteld. Josefus heeft het woord "de holle plaats" als een eigen naam opgevat, en niet onwaarschijnlijk terecht..
Verder wordt er gezegd, niet dat de Heere het deed, maar God, omdat het als een wonderwerk van de God van alle krachten wordt te kennen gegeven..
Vers 20
20. En hij richtte Israël, in de dagen van de Filistijnen, 1) terwijl zij de heerschappij over het land behielden, twintig jaar. 2)1) In Judges 15:20 wordt met de opmerking: En hij richtte Israël in de dagen van de Filistijnen, d.i. gedurende hun heerschappij van 20 jaar, de werkzaamheden als richter van deze held afgesloten. Wat in 16 van hem nog bericht wordt, heeft betrekking op zijn val en ondergang, waarbij hij weliswaar zich ook nog wreekt op de Filistijnen, maar toch aan Israël geen redding meer toebracht..
Van een zeer groot gedeelte van Simsons leven vermeldt de geschiedenis niets. Wat wij nu hebben gehad, vond plaats in het eerste gedeelte van zijn richterlijke werkzaamheden, wat nu volgt, aan het slot van zijn veelbewogen leven..
Zo bleven de Filistijnen heersen. Daaraan had niet alleen het volk, dat geen boete deed, maar ook Simson schuld, van wiens zonde het volgende hoofdstuk ons verhaalt. Als wij van God afwijken heerst de vijand..
2) Van 1112 v. Chr., met welk jaar Simson zijn werkzaamheid op de in 14:1-15:18 14:1-15:18 beschreven wijze opent, tot het jaar 1092, wanneer hij zijn loopbaan (16) eindigt. In deze tijd heeft hij zich meer beroemd gemaakt door Israël te beschermen tegen tirannie dan door herstelg van Israël als volk, dat pas onder Samuël gebeuren zou. Wij zijn in onze tijdrekening van Simson Keil gevolgd met enkele afwijkingen. Anders rekent Hengstenberg. Deze plaatst de 20-jarige werkzaamheid van onze held in de eerste 20 jaar van de verdrukking, of in de tweede helft van Eli's hogepriesterschap, zodat zijn dood onmiddelijk voorafging aan de inval van de Filistijnen in het joodse land, waarbij de ark van het verbond genomen werd (1 Samuël .4). Deze berekening heeft veel voor, omdat daardoor het zwijgen van het boek richteren over Eli's werkzaamheid, die niet in de eigenlijke zin richter was, en slechts als hogepriester de burgerlijke rechtspleging uitoefende, maar ook die inval van de Filistijnen gemakkelijk verklaard wordt, de Filistijnen zouden dan namelijk de dood van hen, die met Simson stierven (16:22-31) aan Israël hebben willen wreken. Wij laten aan de lezer de beslissing over..
Vers 20
20. En hij richtte Israël, in de dagen van de Filistijnen, 1) terwijl zij de heerschappij over het land behielden, twintig jaar. 2)1) In Judges 15:20 wordt met de opmerking: En hij richtte Israël in de dagen van de Filistijnen, d.i. gedurende hun heerschappij van 20 jaar, de werkzaamheden als richter van deze held afgesloten. Wat in 16 van hem nog bericht wordt, heeft betrekking op zijn val en ondergang, waarbij hij weliswaar zich ook nog wreekt op de Filistijnen, maar toch aan Israël geen redding meer toebracht..
Van een zeer groot gedeelte van Simsons leven vermeldt de geschiedenis niets. Wat wij nu hebben gehad, vond plaats in het eerste gedeelte van zijn richterlijke werkzaamheden, wat nu volgt, aan het slot van zijn veelbewogen leven..
Zo bleven de Filistijnen heersen. Daaraan had niet alleen het volk, dat geen boete deed, maar ook Simson schuld, van wiens zonde het volgende hoofdstuk ons verhaalt. Als wij van God afwijken heerst de vijand..
2) Van 1112 v. Chr., met welk jaar Simson zijn werkzaamheid op de in 14:1-15:18 14:1-15:18 beschreven wijze opent, tot het jaar 1092, wanneer hij zijn loopbaan (16) eindigt. In deze tijd heeft hij zich meer beroemd gemaakt door Israël te beschermen tegen tirannie dan door herstelg van Israël als volk, dat pas onder Samuël gebeuren zou. Wij zijn in onze tijdrekening van Simson Keil gevolgd met enkele afwijkingen. Anders rekent Hengstenberg. Deze plaatst de 20-jarige werkzaamheid van onze held in de eerste 20 jaar van de verdrukking, of in de tweede helft van Eli's hogepriesterschap, zodat zijn dood onmiddelijk voorafging aan de inval van de Filistijnen in het joodse land, waarbij de ark van het verbond genomen werd (1 Samuël .4). Deze berekening heeft veel voor, omdat daardoor het zwijgen van het boek richteren over Eli's werkzaamheid, die niet in de eigenlijke zin richter was, en slechts als hogepriester de burgerlijke rechtspleging uitoefende, maar ook die inval van de Filistijnen gemakkelijk verklaard wordt, de Filistijnen zouden dan namelijk de dood van hen, die met Simson stierven (16:22-31) aan Israël hebben willen wreken. Wij laten aan de lezer de beslissing over..