Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Joshua 21". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/joshua-21.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Joshua 21". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, JOZUA 21Joshua 21:1.
VERZORGING VAN DE LEVIETEN.
I. Joshua 21:1-Joshua 21:42. Omdat volgens Numbers 15:6 bij de 6 vrijsteden voor onopzettelijke doodslagers nog 42 andere steden in het gebied van de verschillende stammen moesten komen, die niet de in Numbers 1:1-5 nader omschreven voorsteden, voor de stam Levi ingeruimd moeten worden, zo bewerkstelligen nu de hoofden van de vaderen van deze stam, dat na de afzondering van de vrijsteden ook dadelijk de bepaling van de overige Levietensteden wordt ondernomen. Nu bestaan de Levieten volgens Numbers 3:1-4 uit drie geslachten: die van de Kahathieten, Gersonieten en Merarieten. De eersten nu splitsen zich op hun beurt in Aroniden of priesters en gewone Kahathieten. Ten gevolge van de vervolgens gehouden verloting verkrijgen de Aroniden 13 steden in de stamgebieden Juda, Simeon en Benjamin; de overige Kahathieten 10 steden in Dan, Efraïm en West-Manasse, de Gersonieten 13 steden in Issaschar, Aser, Nafthali en Oost-Manasse, de Merarieten 12 steden in Zebulon, Gad en Ruben. Die allen maken tezamen 48 steden uit, zoals de Heere in Numbers 35:7 bepaald heeft.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, JOZUA 21Joshua 21:1.
VERZORGING VAN DE LEVIETEN.
I. Joshua 21:1-Joshua 21:42. Omdat volgens Numbers 15:6 bij de 6 vrijsteden voor onopzettelijke doodslagers nog 42 andere steden in het gebied van de verschillende stammen moesten komen, die niet de in Numbers 1:1-5 nader omschreven voorsteden, voor de stam Levi ingeruimd moeten worden, zo bewerkstelligen nu de hoofden van de vaderen van deze stam, dat na de afzondering van de vrijsteden ook dadelijk de bepaling van de overige Levietensteden wordt ondernomen. Nu bestaan de Levieten volgens Numbers 3:1-4 uit drie geslachten: die van de Kahathieten, Gersonieten en Merarieten. De eersten nu splitsen zich op hun beurt in Aroniden of priesters en gewone Kahathieten. Ten gevolge van de vervolgens gehouden verloting verkrijgen de Aroniden 13 steden in de stamgebieden Juda, Simeon en Benjamin; de overige Kahathieten 10 steden in Dan, Efraïm en West-Manasse, de Gersonieten 13 steden in Issaschar, Aser, Nafthali en Oost-Manasse, de Merarieten 12 steden in Zebulon, Gad en Ruben. Die allen maken tezamen 48 steden uit, zoals de Heere in Numbers 35:7 bepaald heeft.
Vers 1
1. Toen, na de vaststelling van de vrijsteden in het West-Jordaanland, a) naderden de hoofden van de vaderen van de Levieten tot Eleazar, de Hogepriester, en tot Jozua, de zoon van Nun, en tot de hoofden van de vaderen van de stammen van de kinderen van Israël, die de verdeling van het land op zich genomen hadden (14:1)a) 1 Chronicles 6:54
Vers 1
1. Toen, na de vaststelling van de vrijsteden in het West-Jordaanland, a) naderden de hoofden van de vaderen van de Levieten tot Eleazar, de Hogepriester, en tot Jozua, de zoon van Nun, en tot de hoofden van de vaderen van de stammen van de kinderen van Israël, die de verdeling van het land op zich genomen hadden (14:1)a) 1 Chronicles 6:54
Vers 2
2. En zij spraken tot hen, te Silo, in het land Kanan, 1) waar sinds 18:1 de tabernakel stond en de verdere handelingen werden ondernomen, zeggende; de HEERE heeft geboden door de dienst van Mozes, a)dat men ons steden te bewonen geven zou, en haar voorsteden of weiden voor onze beesten. 2)a) Numbers 35:2
1) De nadere bepaling van Silo "in het land Kanan" wijst terug op de bestemming (Numbers 34:29; Numbers 35:10) om den kinderen van Israël hun erfdeel in het land Kanan te geven..
2) Calvijn is van mening, dat de Levieten waren vergeten, en daarom nu hun recht op hun steden in het midden brengen. O.i. ten onrechte. Eerst moeten de verschillende stammen hun erfdeel hebben en dan uit het erfdeel vrijwillig de Levietensteden afzonderen, opdat zij aldus zouden leren de Bedienaars van het Heiligdom naar Gods bevel te geven, wat hij verordend had..
Vers 2
2. En zij spraken tot hen, te Silo, in het land Kanan, 1) waar sinds 18:1 de tabernakel stond en de verdere handelingen werden ondernomen, zeggende; de HEERE heeft geboden door de dienst van Mozes, a)dat men ons steden te bewonen geven zou, en haar voorsteden of weiden voor onze beesten. 2)a) Numbers 35:2
1) De nadere bepaling van Silo "in het land Kanan" wijst terug op de bestemming (Numbers 34:29; Numbers 35:10) om den kinderen van Israël hun erfdeel in het land Kanan te geven..
2) Calvijn is van mening, dat de Levieten waren vergeten, en daarom nu hun recht op hun steden in het midden brengen. O.i. ten onrechte. Eerst moeten de verschillende stammen hun erfdeel hebben en dan uit het erfdeel vrijwillig de Levietensteden afzonderen, opdat zij aldus zouden leren de Bedienaars van het Heiligdom naar Gods bevel te geven, wat hij verordend had..
Vers 3
3. Daarom gaven de kinderen van Israël aan de Levieten van hun erfdeel, naar de mond van de HEERE, deze in de volgende verzen nader omschreven steden en diens voorsteden. 1) 1)Voorsteden, de ruimte van de voorsteden is genoemd (Numbers 35:3-Numbers 35:6). Zij diende den Levieten tot schuren, stallingen en tuinen. In die velden mochten zij geen huizen bouwen of wijngaarden planten, of landbouw uitoefenen..In Nehemiah 13:10 wordt het Israël tot zondeschuld aangerekend, dat het volk de Levieten had gedwongen, om hun akkers te bebouwen, om zelf in hun voedsel te voorzien..
Behalve de 6 genoemde, nog 42 daarbij, en wel in deze verhouding: Juda en Simeon gaven er tezamen 9, Nafthali 3 en ieder van de overige negen stammen 4. Hierdoor was de som van 48 steden volkomen. Door het lot werd uitgemaakt, welke van die steden de verschillende geslachten van de Levieten tot hun erfdeel zouden ontvangen..
Vers 3
3. Daarom gaven de kinderen van Israël aan de Levieten van hun erfdeel, naar de mond van de HEERE, deze in de volgende verzen nader omschreven steden en diens voorsteden. 1) 1)Voorsteden, de ruimte van de voorsteden is genoemd (Numbers 35:3-Numbers 35:6). Zij diende den Levieten tot schuren, stallingen en tuinen. In die velden mochten zij geen huizen bouwen of wijngaarden planten, of landbouw uitoefenen..In Nehemiah 13:10 wordt het Israël tot zondeschuld aangerekend, dat het volk de Levieten had gedwongen, om hun akkers te bebouwen, om zelf in hun voedsel te voorzien..
Behalve de 6 genoemde, nog 42 daarbij, en wel in deze verhouding: Juda en Simeon gaven er tezamen 9, Nafthali 3 en ieder van de overige negen stammen 4. Hierdoor was de som van 48 steden volkomen. Door het lot werd uitgemaakt, welke van die steden de verschillende geslachten van de Levieten tot hun erfdeel zouden ontvangen..
Vers 4
4. Toen men de verdeling begon, ging het eerste lot uit voor de gezinnen van de Kahathieten, het voornaamste van de drie geslachten (Numbers 3:27-Numbers 3:30; Numbers 4:1-Numbers 4:20), en wel op de ene tak van de Amramieten, de lijn van Aron (Exodus 6:20); en voor de kinderen van Aron, de priester, uit de Levieten, waren van de stam van Juda, en van de met deze stam verenigde stam van Simeon negen steden, en van de stam van Benjamin, door het lot, vier steden d.i. gezamenlijk dertien steden1) (Joshua 21:9-Joshua 21:19).1) Hier nu wordt allereerst het getal van de steden genoemd, waarvan hieronder gesproken wordt. In de tweede plaats wordt opzettelijk erop gewezen, dat het lot van de kinderen van Aron viel in de stam van Juda, wat niet toevallig mag worden genoemd, omdat God, naar Zijn aanbiddelijk raadsbesluit, hen daar een woonplaats heeft bestemd, waar Hij voor Zich zijn Tempel zou laten oprichten. In de derde plaats wordt afgedaald tot de namen zelf van de steden, waarvan Hebron het eerst wordt aangehaald, waarvan beroofd te worden Kaleb met een effen gemoed heeft geduld. Indien iemand de tegenwerping maakt, dat hun het meer aanzienlijke Jeruzalem moest gegeven zijn, waar later hun wettige woonplaats zou zijn, dan is de oplossing gemakkelijk, dat hun middelmatige steden, zoals hun toestand meebracht, zijn gegeven. Allereerst was Jeruzalem toen nog niet in hun macht, omdat de Jebuzieten het nog in hun bezit hadden. Vervolgens zou het een ongerijmde zaak geweest zijn, dat aan priesters een koninklijke zetel was toebedeeld. En hun godsdienst en geloof werd beter op de proef gesteld, wanneer zij telkens van hun geboortegrond moesten verhuizen, om hun zorgen te wijden aan de heilige dingen..
Dit gebeurde niet toevallig, maar reeds wist God-en Hij had dit bij verscheidene gelegenheden beloofd en voorzegd-in welk gedeelte van het land Hij in de toekomst Zijn tempel wilde doen oprichten. Daar lag nog altijd de berg van de Heere, waarop de Heere het reeds voor Abraham goedgemaakt, voorzien had, als met smart te wachten op de woning van de Heere, waaruit de wateren zouden stromen over het dostige, dorre land. Langzamerhand werd alles voor die woning voorbereid; reeds nu wordt ervoor gezorgd, dat de priesters, die met offers dienst konden doen en verdere dienst waarnemen, de Aroniden, verspreid waren rondom de berghoogten van Juda, rondom het latere Jeruzalem, dat nu nog ten prooi is aan de Jebusieten.. 8. Alzo gaven de kinderen van Israël aan de Levieten deze 13 + 10 + 13 + 12 = 48 steden en haar voorsteden, zoals de HEERE geboden had door de dienst van Mozes.
Dit getal van de aan de Levieten toegedeelde steden zal ons niet te groot toeschijnen, wanneer wij opmerken, dat 1. de steden van Kanan, gelet op hun aanzienlijk aantal in zo'n klein land, niet al te groot konden zijn; 2. de Levieten niet de enige bewoners van deze steden waren, maar dat zij in iedere stad de voor hun aantal benodigde huizen met daarbij behorende weidevelden in de omtrek van de stad, ontvingen; terwijl het overige ingenomen werd door de stam, waarin de stad gelegen was; 3. dat de 23.000 van het mannelijk geslacht, (welk getal de Levieten bereikten bij de tweede volkstelling Numbers 26:62) over 35 steden verdeelt, voor iedere stad een bevolking opleverden van 657 mannelijke of omstreeks 1300 mannelijke en vrouwelijke Levieten. Hiertegen in heeft men zich gestoten aan de inruiming van 13 steden aan de priesters en in overweging nemende, dat de zonen van Aron, Eleazar en Ithamar, onmogelijk nu reeds een nakomelingschap konden hebben, die 2, laat staan 13 steden vulde, de opgave verklaart, als haar oorsprong hebbende in een oorkonde van latere dagtekening. Maar hierdoor heeft men niet alleen van de verdelingscommissie de verregaande kortzichtigheid aangeleund, dat zij de woonplaatsen alleen zouden bepaald hebben volgens de toenmalige behoefte van de priesters, zonder enigermate hun toekomstige vermeerdering in het oog gehouden te hebben; maar ook heeft men de grootte van de steden te groot en het getal van de priesters voor te klein opgevat. Maar men beoogde niet het vullen van de steden met priesterfamilies; en de volle som van de toendertijd levende priester is wel nergens opgegeven, maar wanneer wij bedenken, dat Aron bij de uittocht uit Egypte reeds 83 jaar oud was, zo kon nu 47 jaar later zijn nakomelingschap reeds in het vierde lid binnentreden en het aantal mannelijke personen reeds 1000 belopen, of minstens bestond het geslacht uit 200 families..
Zij toch (de nakomelingen van Aron) waren het, die de Heere onverdeeld moesten toebehoren; zij moesten in Zijn dienst staan, Hem het offer brengen. En zoals het nu een eerste vereiste voor een priester was, ongeschonden en ongerept naar lichaam en ziel te zijn, zo kan het ons geen verwondering baren, wanneer de priesters een ruime en overvloedige maat wordt gegeven die hen in staat stelt zich uit te breiden en te vermenigvuldigen niet alleen, naar die hen ook van menige zorg ontlast en hen zich onbekommerd doet wijden aan de dienst van de Heere. Bij de tempeldienst kwamen allerminst neergedrukte gemoederen en uitgevaste gelaatstrekken te pas..
Vers 4
4. Toen men de verdeling begon, ging het eerste lot uit voor de gezinnen van de Kahathieten, het voornaamste van de drie geslachten (Numbers 3:27-Numbers 3:30; Numbers 4:1-Numbers 4:20), en wel op de ene tak van de Amramieten, de lijn van Aron (Exodus 6:20); en voor de kinderen van Aron, de priester, uit de Levieten, waren van de stam van Juda, en van de met deze stam verenigde stam van Simeon negen steden, en van de stam van Benjamin, door het lot, vier steden d.i. gezamenlijk dertien steden1) (Joshua 21:9-Joshua 21:19).1) Hier nu wordt allereerst het getal van de steden genoemd, waarvan hieronder gesproken wordt. In de tweede plaats wordt opzettelijk erop gewezen, dat het lot van de kinderen van Aron viel in de stam van Juda, wat niet toevallig mag worden genoemd, omdat God, naar Zijn aanbiddelijk raadsbesluit, hen daar een woonplaats heeft bestemd, waar Hij voor Zich zijn Tempel zou laten oprichten. In de derde plaats wordt afgedaald tot de namen zelf van de steden, waarvan Hebron het eerst wordt aangehaald, waarvan beroofd te worden Kaleb met een effen gemoed heeft geduld. Indien iemand de tegenwerping maakt, dat hun het meer aanzienlijke Jeruzalem moest gegeven zijn, waar later hun wettige woonplaats zou zijn, dan is de oplossing gemakkelijk, dat hun middelmatige steden, zoals hun toestand meebracht, zijn gegeven. Allereerst was Jeruzalem toen nog niet in hun macht, omdat de Jebuzieten het nog in hun bezit hadden. Vervolgens zou het een ongerijmde zaak geweest zijn, dat aan priesters een koninklijke zetel was toebedeeld. En hun godsdienst en geloof werd beter op de proef gesteld, wanneer zij telkens van hun geboortegrond moesten verhuizen, om hun zorgen te wijden aan de heilige dingen..
Dit gebeurde niet toevallig, maar reeds wist God-en Hij had dit bij verscheidene gelegenheden beloofd en voorzegd-in welk gedeelte van het land Hij in de toekomst Zijn tempel wilde doen oprichten. Daar lag nog altijd de berg van de Heere, waarop de Heere het reeds voor Abraham goedgemaakt, voorzien had, als met smart te wachten op de woning van de Heere, waaruit de wateren zouden stromen over het dostige, dorre land. Langzamerhand werd alles voor die woning voorbereid; reeds nu wordt ervoor gezorgd, dat de priesters, die met offers dienst konden doen en verdere dienst waarnemen, de Aroniden, verspreid waren rondom de berghoogten van Juda, rondom het latere Jeruzalem, dat nu nog ten prooi is aan de Jebusieten.. 8. Alzo gaven de kinderen van Israël aan de Levieten deze 13 + 10 + 13 + 12 = 48 steden en haar voorsteden, zoals de HEERE geboden had door de dienst van Mozes.
Dit getal van de aan de Levieten toegedeelde steden zal ons niet te groot toeschijnen, wanneer wij opmerken, dat 1. de steden van Kanan, gelet op hun aanzienlijk aantal in zo'n klein land, niet al te groot konden zijn; 2. de Levieten niet de enige bewoners van deze steden waren, maar dat zij in iedere stad de voor hun aantal benodigde huizen met daarbij behorende weidevelden in de omtrek van de stad, ontvingen; terwijl het overige ingenomen werd door de stam, waarin de stad gelegen was; 3. dat de 23.000 van het mannelijk geslacht, (welk getal de Levieten bereikten bij de tweede volkstelling Numbers 26:62) over 35 steden verdeelt, voor iedere stad een bevolking opleverden van 657 mannelijke of omstreeks 1300 mannelijke en vrouwelijke Levieten. Hiertegen in heeft men zich gestoten aan de inruiming van 13 steden aan de priesters en in overweging nemende, dat de zonen van Aron, Eleazar en Ithamar, onmogelijk nu reeds een nakomelingschap konden hebben, die 2, laat staan 13 steden vulde, de opgave verklaart, als haar oorsprong hebbende in een oorkonde van latere dagtekening. Maar hierdoor heeft men niet alleen van de verdelingscommissie de verregaande kortzichtigheid aangeleund, dat zij de woonplaatsen alleen zouden bepaald hebben volgens de toenmalige behoefte van de priesters, zonder enigermate hun toekomstige vermeerdering in het oog gehouden te hebben; maar ook heeft men de grootte van de steden te groot en het getal van de priesters voor te klein opgevat. Maar men beoogde niet het vullen van de steden met priesterfamilies; en de volle som van de toendertijd levende priester is wel nergens opgegeven, maar wanneer wij bedenken, dat Aron bij de uittocht uit Egypte reeds 83 jaar oud was, zo kon nu 47 jaar later zijn nakomelingschap reeds in het vierde lid binnentreden en het aantal mannelijke personen reeds 1000 belopen, of minstens bestond het geslacht uit 200 families..
Zij toch (de nakomelingen van Aron) waren het, die de Heere onverdeeld moesten toebehoren; zij moesten in Zijn dienst staan, Hem het offer brengen. En zoals het nu een eerste vereiste voor een priester was, ongeschonden en ongerept naar lichaam en ziel te zijn, zo kan het ons geen verwondering baren, wanneer de priesters een ruime en overvloedige maat wordt gegeven die hen in staat stelt zich uit te breiden en te vermenigvuldigen niet alleen, naar die hen ook van menige zorg ontlast en hen zich onbekommerd doet wijden aan de dienst van de Heere. Bij de tempeldienst kwamen allerminst neergedrukte gemoederen en uitgevaste gelaatstrekken te pas..
Vers 9
9. Verder gaven zij van de stam van de kinderen van Juda, en van de stam van de kinderen van Simeon, welke twee stammen geheel en al ineengevlochten waren, omdat Simeon geen op zichzelf staand gebied, maar slechts een aantal steden in het gebied van Juda had (19:1-9) deze steden die men bij name noemde 1) een voor een:1) Ook de Levieten werden dus door het gehele land verspreid. Wij weten, dat Jakob op zijn sterfbed zowel aan Simeon als aan Levi dat voorspeld had. Voor Levi was echter, zoals wij vroeger hebben gezien, de straf opgeheven, en hier wordt de vloek in een zegen en eer veranderd. Want voortaan treden zij door geheel het land op als dienaren van God, die overal hebben te zorgen voor de zuivere dienst van God en voor de waarneming daarvan. Omdat zij overal woonden, waren zij als zoveel huisbezorgers van God, die ervoor moesten zorgen, dat de wacht van Zijn huis werd waargenomen, zoals Hij dit had verordend..
Vers 9
9. Verder gaven zij van de stam van de kinderen van Juda, en van de stam van de kinderen van Simeon, welke twee stammen geheel en al ineengevlochten waren, omdat Simeon geen op zichzelf staand gebied, maar slechts een aantal steden in het gebied van Juda had (19:1-9) deze steden die men bij name noemde 1) een voor een:1) Ook de Levieten werden dus door het gehele land verspreid. Wij weten, dat Jakob op zijn sterfbed zowel aan Simeon als aan Levi dat voorspeld had. Voor Levi was echter, zoals wij vroeger hebben gezien, de straf opgeheven, en hier wordt de vloek in een zegen en eer veranderd. Want voortaan treden zij door geheel het land op als dienaren van God, die overal hebben te zorgen voor de zuivere dienst van God en voor de waarneming daarvan. Omdat zij overal woonden, waren zij als zoveel huisbezorgers van God, die ervoor moesten zorgen, dat de wacht van Zijn huis werd waargenomen, zoals Hij dit had verordend..
Vers 27
27. En aan de kinderen van Gerson, eveneens van de gezinnen van de Levieten, werden gegeven van de andere halve stam van Manasse, aan de overzijde van de Jordaan, de vrijstad van de doodslager Golan (20:8), in Bazan, en haar voorsteden, en Beësthera, hetzelfde als Astharoth (Deuteronomy 1:4 Joshua 13:12,Joshua 13:31), en haar voorsteden: twee steden.Beësthera is samentrekking van Beth-Esthera, d.i. huis van Astharte. In 1 Chronicles 6:71 wordt die stad dan ook Astarth genoemd. Wellicht is zij de residentie geweest van Og (Genesis 14:5)..
Vers 27
27. En aan de kinderen van Gerson, eveneens van de gezinnen van de Levieten, werden gegeven van de andere halve stam van Manasse, aan de overzijde van de Jordaan, de vrijstad van de doodslager Golan (20:8), in Bazan, en haar voorsteden, en Beësthera, hetzelfde als Astharoth (Deuteronomy 1:4 Joshua 13:12,Joshua 13:31), en haar voorsteden: twee steden.Beësthera is samentrekking van Beth-Esthera, d.i. huis van Astharte. In 1 Chronicles 6:71 wordt die stad dan ook Astarth genoemd. Wellicht is zij de residentie geweest van Og (Genesis 14:5)..
Vers 28
28. En van hen werden van de stam van Issaschar, Kisjon, onbekend (19:20), en haar voorsteden, en Dobrath, 1) aan de westzijde van de Thabor (19:12), en haar voorsteden.1) Volgens V.d.Velde nu Debouri, en door hem gehouden voor het dorp, waar de Heere Jezus bij het afkomen van de Tabor, de maanzieke jongeling genas (Matthew 17:14-Matthew 17:21)..
Vers 28
28. En van hen werden van de stam van Issaschar, Kisjon, onbekend (19:20), en haar voorsteden, en Dobrath, 1) aan de westzijde van de Thabor (19:12), en haar voorsteden.1) Volgens V.d.Velde nu Debouri, en door hem gehouden voor het dorp, waar de Heere Jezus bij het afkomen van de Tabor, de maanzieke jongeling genas (Matthew 17:14-Matthew 17:21)..
Vers 41
41. Al die steden van de Levieten in het algemeen, van de Arons, van de overige kinderen van Kahath, de Gersonieten en de Merarieten, tezamen in het midden van de erfenis van de kinderen van Israël, waren 1) achtenveertig steden en haar voorsteden.1) Het blijkt niet, dat Levi, de minste van alle stammen, een groter deel verkreeg dan alle anderen, ofschoon hier een groter stedental gevonden wordt. Want alle steden van de Levieten worden opgenoemd, terwijl zeer waarschijnlijk niet alle van de overige stammen zijn opgenoemd. Bovendien moet men in aanmerking nemen, dat de Levieten niet het omliggende land hadden..
Toch is het stellig, dat zij naar evenredigheid ook vooral niet minder hadden dan de andere stammen; maar zij waren ook, om de dienst van Jehovah te bewaren en het volk de wet te onderwijzen, opdat niet zou gezegd worden: "Mijn volk gaat verloren, omdat het geen kennis heeft", en dan mocht hun immers wel van de kant van het volk een onbekommerd bestaan worden verzekerd, want "de arbeider is zijn loon waardig"..
Maar terwijl de Heere zorgde, dat de dienaars van de wet het hunne ontvingen, zorgde Hij tevens, dat zij het niet om niet van het volk kregen; Hij verstrooide hen onder het gehele volk en voorkwam daardoor die ziekelijker toestand, die ontstaat door opeenhoping van bestanddelen van enerlei gehalte en soort. Om hiervan bevrijd te blijven, moesten zij werken tot nut van anderen, en daardoor konden zij alleen de verslapping en de teruggang ontgaan, die een bijna onvermijdelijk gevolg is van alle uitsluiting en terugtrekking uit de wereld; bedienaars van het Evangelie vooral moeten niet lui zijn, noch alleen voor zichzelf leven, noch alleen voor elkaar. Het vermengen van de Levieten met de overige stammen zou hun de verplichting opleggen om behoedzaam te wandelen, zoals dit aan hun gewijde bediening voegde, en om ieder ding te vermijden, dat hen in diskrediet zou kunnen brengen.. Dit zij boven alles een les voor de Evangeliedienaar van de huidige tijd!.
II. Joshua 21:43-Joshua 21:45. Hiermee is niet alleen de verdeling van het land, die de inhoud uitmaakt van de tweede helft van dit boek, ten einde gebracht, maar bovendien is alles in vervulling gegaan, wat de Heere eens Zijn volk beloofd heeft betreffende Kanan. Israël kan zich nu veilig verheugen in het rustig bezit van zijn erfdeel en heeft niets te vrezen van zijn vijanden, ofschoon die nog niet met wortel en tak uitgeroeid zijn, als het maar zijn God getrouw blijft, en volhardt in Zijn Verbond te staan.
Vers 41
41. Al die steden van de Levieten in het algemeen, van de Arons, van de overige kinderen van Kahath, de Gersonieten en de Merarieten, tezamen in het midden van de erfenis van de kinderen van Israël, waren 1) achtenveertig steden en haar voorsteden.1) Het blijkt niet, dat Levi, de minste van alle stammen, een groter deel verkreeg dan alle anderen, ofschoon hier een groter stedental gevonden wordt. Want alle steden van de Levieten worden opgenoemd, terwijl zeer waarschijnlijk niet alle van de overige stammen zijn opgenoemd. Bovendien moet men in aanmerking nemen, dat de Levieten niet het omliggende land hadden..
Toch is het stellig, dat zij naar evenredigheid ook vooral niet minder hadden dan de andere stammen; maar zij waren ook, om de dienst van Jehovah te bewaren en het volk de wet te onderwijzen, opdat niet zou gezegd worden: "Mijn volk gaat verloren, omdat het geen kennis heeft", en dan mocht hun immers wel van de kant van het volk een onbekommerd bestaan worden verzekerd, want "de arbeider is zijn loon waardig"..
Maar terwijl de Heere zorgde, dat de dienaars van de wet het hunne ontvingen, zorgde Hij tevens, dat zij het niet om niet van het volk kregen; Hij verstrooide hen onder het gehele volk en voorkwam daardoor die ziekelijker toestand, die ontstaat door opeenhoping van bestanddelen van enerlei gehalte en soort. Om hiervan bevrijd te blijven, moesten zij werken tot nut van anderen, en daardoor konden zij alleen de verslapping en de teruggang ontgaan, die een bijna onvermijdelijk gevolg is van alle uitsluiting en terugtrekking uit de wereld; bedienaars van het Evangelie vooral moeten niet lui zijn, noch alleen voor zichzelf leven, noch alleen voor elkaar. Het vermengen van de Levieten met de overige stammen zou hun de verplichting opleggen om behoedzaam te wandelen, zoals dit aan hun gewijde bediening voegde, en om ieder ding te vermijden, dat hen in diskrediet zou kunnen brengen.. Dit zij boven alles een les voor de Evangeliedienaar van de huidige tijd!.
II. Joshua 21:43-Joshua 21:45. Hiermee is niet alleen de verdeling van het land, die de inhoud uitmaakt van de tweede helft van dit boek, ten einde gebracht, maar bovendien is alles in vervulling gegaan, wat de Heere eens Zijn volk beloofd heeft betreffende Kanan. Israël kan zich nu veilig verheugen in het rustig bezit van zijn erfdeel en heeft niets te vrezen van zijn vijanden, ofschoon die nog niet met wortel en tak uitgeroeid zijn, als het maar zijn God getrouw blijft, en volhardt in Zijn Verbond te staan.
Vers 43
43. Alzo, zoals vanaf 1 tot hiertoe beschreven is, gaf de HEERE aan Israël het gehele land, dat Hij meer dan 400 jaar geleden (Genesis 12:7; Genesis 22:16vv.) gezworen had hun vaderen te geven, en zij beërfden het, en woonden daarin.Vers 43
43. Alzo, zoals vanaf 1 tot hiertoe beschreven is, gaf de HEERE aan Israël het gehele land, dat Hij meer dan 400 jaar geleden (Genesis 12:7; Genesis 22:16vv.) gezworen had hun vaderen te geven, en zij beërfden het, en woonden daarin.Vers 44
44. En de HEERE gaf hun, zolang zij Hem dienden, rust rondom, van al de vroegere bezitters, naar alles wat Hij ook hun vaderen gezworen had (Exodus 33:14 Deuteronomy 3:20; Deuteronomy 12:9). En er bestond niet n man van al hun vijanden voor hun aangezicht, 1) al hun vijanden gaf de HEERE in hun hand, zodat die, al waren zij niet verdelgd, volgens goddelijk bevel (Exodus 23:28 Deuteronomy 7:22) geheel machteloos voor hun aangezicht waren.1) Er waren nog wel Kananieten overgebleven, maar deze waren zo met vrees vervuld voor Israël, dat zij het niet durfden wagen, iets tegen het volk van God te doen. Zij zouden dan ook nimmer als vijanden tegen het nageslacht van Abraham zijn opgetreden indien Israël zich aan de Wet van God had gehouden en de bevelen van de Heere had gehoorzaamd. Als Israël echter later de Wet van God verlaat en het Verbond met God nalaat te houden, worden die zwakke en schier overwonnen vijanden weer zo machtig, dat zij tijdelijk de heerschappij voeren en het volk onderdrukken, totdat na boete en schuldbelijdenis de Heere weer een richter verwekt..
Vers 44
44. En de HEERE gaf hun, zolang zij Hem dienden, rust rondom, van al de vroegere bezitters, naar alles wat Hij ook hun vaderen gezworen had (Exodus 33:14 Deuteronomy 3:20; Deuteronomy 12:9). En er bestond niet n man van al hun vijanden voor hun aangezicht, 1) al hun vijanden gaf de HEERE in hun hand, zodat die, al waren zij niet verdelgd, volgens goddelijk bevel (Exodus 23:28 Deuteronomy 7:22) geheel machteloos voor hun aangezicht waren.1) Er waren nog wel Kananieten overgebleven, maar deze waren zo met vrees vervuld voor Israël, dat zij het niet durfden wagen, iets tegen het volk van God te doen. Zij zouden dan ook nimmer als vijanden tegen het nageslacht van Abraham zijn opgetreden indien Israël zich aan de Wet van God had gehouden en de bevelen van de Heere had gehoorzaamd. Als Israël echter later de Wet van God verlaat en het Verbond met God nalaat te houden, worden die zwakke en schier overwonnen vijanden weer zo machtig, dat zij tijdelijk de heerschappij voeren en het volk onderdrukken, totdat na boete en schuldbelijdenis de Heere weer een richter verwekt..
Vers 45
45. Er viel niet n woord bij de vervulling van al de goede woorden die de HEERE gesproken had tot het huis van Israël; integendeel: het kwam allemaal uit.Het is mooi, als de vervulling van Gods belofte wordt opgemerkt en God de eer wordt gegeven wegens Zijn waarheid en trouw. Zo wist Jezus aan het kruis, dat de Schrift vervuld was, en sprak toen: "het is volbracht!" Er ontbrak alzo niets aan al het goede, dat God door de profeten gesproken had van de werken en het lijden van de Messias; alles werd vervuld en gebeurde. Zo moet ieder, die wandelt in de voetstappen van het geloof van Abraham, er acht op geven, hoe de beloften van God van Zijn zorg en genade jegens de zondaren in het algemeen, en in het bijzonder jegens armen, verlatenen en treurigen, jegens weduwen en wezen, hier en ginds aan hen vervuld zijn. Zo'n opmerkzaamheid zet de Christen aan `s morgens Gods genade en `s avonds Gods waarheid te verkondigen, en-in plaats van in het klagen-zich in het danken te oefenen, dat in de Schrift een "kostelijk ding" genoemd wordt. Maar hoe zal het dan zijn in de zalige eeuwigheid, wanneer zij die voleind hebben tot het laatste met een ten volle verlicht oog terug- en neer kunnen zien op alles, wat v r of na hun dood gebeurd is en nog gebeurt; wanneer zij op het duidelijkst zullen doorzien, dat alles juist gegaan is volgens de uitspraken van de Heilige Schrift; en dat de Schrift dagelijks, in kleine en grote dingen aan vromen en goddelozen evenzeer vervuld is! En dan, wanneer die verheerlijkten zullen zien, dat van al die goede woorden geen enkel onvervuld blijft, dat alles gebeurt, maar- ver boven het oordeel van zwakke stervelingen, -niet boven de getuigenis van de Schrift, dan zullen zij God prijzen en loven voor Zijn waarheid. Hier komt het uit, hoeveel er gelegen is aan het geloof. Wil iemand het goede genieten, dat God aan Zijn dienaren en kinderen belooft, zo moet hij geloof hechten aan de trouwe en ware woorden van God, zoals Israël in de woestijn moest geloven, voordat het nog in Kanan gekomen was; maar dan zal het ook gaan volgens de regel van Christus: "u geschiedde naar uw geloot" Maar een mens, die door zijn ongeloof God tot een leugenaar maakt, geniet niets van al het goede, dat God beloofd heeft..
De gehele vervulling van al de beloften van God, omtrent de in bezitneming van Kanan, stond in het nauwste verband met de gehoorzaamheid van Israël. Dat daarom niet alle steden hun eigendom werden, lag niet aan de trouw van God, maar aan hun eigen ongehoorzaamheid..
Vers 45
45. Er viel niet n woord bij de vervulling van al de goede woorden die de HEERE gesproken had tot het huis van Israël; integendeel: het kwam allemaal uit.Het is mooi, als de vervulling van Gods belofte wordt opgemerkt en God de eer wordt gegeven wegens Zijn waarheid en trouw. Zo wist Jezus aan het kruis, dat de Schrift vervuld was, en sprak toen: "het is volbracht!" Er ontbrak alzo niets aan al het goede, dat God door de profeten gesproken had van de werken en het lijden van de Messias; alles werd vervuld en gebeurde. Zo moet ieder, die wandelt in de voetstappen van het geloof van Abraham, er acht op geven, hoe de beloften van God van Zijn zorg en genade jegens de zondaren in het algemeen, en in het bijzonder jegens armen, verlatenen en treurigen, jegens weduwen en wezen, hier en ginds aan hen vervuld zijn. Zo'n opmerkzaamheid zet de Christen aan `s morgens Gods genade en `s avonds Gods waarheid te verkondigen, en-in plaats van in het klagen-zich in het danken te oefenen, dat in de Schrift een "kostelijk ding" genoemd wordt. Maar hoe zal het dan zijn in de zalige eeuwigheid, wanneer zij die voleind hebben tot het laatste met een ten volle verlicht oog terug- en neer kunnen zien op alles, wat v r of na hun dood gebeurd is en nog gebeurt; wanneer zij op het duidelijkst zullen doorzien, dat alles juist gegaan is volgens de uitspraken van de Heilige Schrift; en dat de Schrift dagelijks, in kleine en grote dingen aan vromen en goddelozen evenzeer vervuld is! En dan, wanneer die verheerlijkten zullen zien, dat van al die goede woorden geen enkel onvervuld blijft, dat alles gebeurt, maar- ver boven het oordeel van zwakke stervelingen, -niet boven de getuigenis van de Schrift, dan zullen zij God prijzen en loven voor Zijn waarheid. Hier komt het uit, hoeveel er gelegen is aan het geloof. Wil iemand het goede genieten, dat God aan Zijn dienaren en kinderen belooft, zo moet hij geloof hechten aan de trouwe en ware woorden van God, zoals Israël in de woestijn moest geloven, voordat het nog in Kanan gekomen was; maar dan zal het ook gaan volgens de regel van Christus: "u geschiedde naar uw geloot" Maar een mens, die door zijn ongeloof God tot een leugenaar maakt, geniet niets van al het goede, dat God beloofd heeft..
De gehele vervulling van al de beloften van God, omtrent de in bezitneming van Kanan, stond in het nauwste verband met de gehoorzaamheid van Israël. Dat daarom niet alle steden hun eigendom werden, lag niet aan de trouw van God, maar aan hun eigen ongehoorzaamheid..