Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Job 11

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JOB 11

Job 11:1.

JOB WORDT DOOR ZOFAR VAN HUICHELARIJ BESCHULDIGD.

Verdrietig over de lange rede van Job, waagt het de jongste vriend, de driftige hartstochtelijke Zofar, zonder dat hij op ene openbaring van God als Elifaz zich beroepen kan, zonder wijze spreuken der oudheid als Bildad te kunnen aanhalen, slechts op eigen inzicht, tegen den armen beproefde op te treden. Hij grijpt den wens van Job, dat God zich met hem in een twistgeding mocht inlaten, aan, en staat hem tegen met de bewering, dat dan openbaar zou worden, hoe Gods almacht en heerlijkheid, die Job aan de andere vrienden als een steunpunt ontnomen heeft, op Zijne alwetendheid rust; deze zou hem spoedig van dwaasheid en zonde overtuigen; ja tonen, dat Jobs zonde nog veel groter was dan zijne straf. Openlijker dan Elifaz en Bildad wijst Zofar er op, dat Job een groot, heimelijk zondaar moest zijn, zonder toch zijne werkelijke zonde te kunnen noemen. Ook hij belooft aan Job, ingeval hij zijne zonde van zich doet, nieuw geluk; maar reeds met veel grotere dubbelzinnigheid en beperking. Terwijl Elifaz (Job 5:27) nauwelijks ene geringe waarschuwing gaf, Bildad het tegendeel met weinige woorden inlaste (Job 8:20,Job 8:22), voegt Zofar in Job 11:20 reeds een hevige woord van bedreiging daarbij, dat op nog hevigere in Job 15:18, Job 15:20 voorbereidt.

I. Job 11:1-Job 11:6. Zal dan al uw geklap gene weerlegging vinden? Meent gij misschien daardoor, dat gij niemand aan het woord laat komen, uw recht tegenover God te kunnen bewijzen? O, dat toch God, overeenkomstig uwen wens, zelf u antwoordde, zo zoudt gij spoedig uwe schuld en de rechtvaardigheid uwer straf moeten bekennen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JOB 11

Job 11:1.

JOB WORDT DOOR ZOFAR VAN HUICHELARIJ BESCHULDIGD.

Verdrietig over de lange rede van Job, waagt het de jongste vriend, de driftige hartstochtelijke Zofar, zonder dat hij op ene openbaring van God als Elifaz zich beroepen kan, zonder wijze spreuken der oudheid als Bildad te kunnen aanhalen, slechts op eigen inzicht, tegen den armen beproefde op te treden. Hij grijpt den wens van Job, dat God zich met hem in een twistgeding mocht inlaten, aan, en staat hem tegen met de bewering, dat dan openbaar zou worden, hoe Gods almacht en heerlijkheid, die Job aan de andere vrienden als een steunpunt ontnomen heeft, op Zijne alwetendheid rust; deze zou hem spoedig van dwaasheid en zonde overtuigen; ja tonen, dat Jobs zonde nog veel groter was dan zijne straf. Openlijker dan Elifaz en Bildad wijst Zofar er op, dat Job een groot, heimelijk zondaar moest zijn, zonder toch zijne werkelijke zonde te kunnen noemen. Ook hij belooft aan Job, ingeval hij zijne zonde van zich doet, nieuw geluk; maar reeds met veel grotere dubbelzinnigheid en beperking. Terwijl Elifaz (Job 5:27) nauwelijks ene geringe waarschuwing gaf, Bildad het tegendeel met weinige woorden inlaste (Job 8:20,Job 8:22), voegt Zofar in Job 11:20 reeds een hevige woord van bedreiging daarbij, dat op nog hevigere in Job 15:18, Job 15:20 voorbereidt.

I. Job 11:1-Job 11:6. Zal dan al uw geklap gene weerlegging vinden? Meent gij misschien daardoor, dat gij niemand aan het woord laat komen, uw recht tegenover God te kunnen bewijzen? O, dat toch God, overeenkomstig uwen wens, zelf u antwoordde, zo zoudt gij spoedig uwe schuld en de rechtvaardigheid uwer straf moeten bekennen.

Vers 1

1. Toen antwoordde de jongste, onervarenste en hevigste onder de vrienden, Zofar, de Namathiet (vgl. 2:11 ), en zei:

Vers 1

1. Toen antwoordde de jongste, onervarenste en hevigste onder de vrienden, Zofar, de Namathiet (vgl. 2:11 ), en zei:

Vers 2

2. Zou de veelheidstroom der woorden 1), die gij geuit hebt, niet beantwoord worden? en zou een klapachtig man recht hebben? 2) Meent gij daardoor het recht te hebben, dat gij steeds het laatste woord zoekt te behouden?

1) Het is niet moeilijk te verklaren, waarom de redenen der vrienden tegenover die van Job betrekkelijk zo kort zijn. Die ene zeer algemene leerstelling van de rechtvaardigheid Gods is het enige thema, dat zij met altijd nieuwe variaties herhalen, terwijl Job in zijn hart, hetwelk, door hetgeen hij beleeft, in den opgewekten toestand gebracht is, ene onuitputtelijke bron van gedachten heeft..

2) Ene op zich zelf ware stelling: maar dat Zofar in Job slechts iemand ziet, die gelijk wil hebben, dat komt uit de meest liefdeloze, de meest ongeestelijke miskenning van den lijdenden vriend voort. De uitbarstingen van een zeer benauwd hart zijn voor hem een woorden-kraam! Hoe geheel ongeschikt is toch Zofar om den gemoedstoestand van enen aangevochtene te verstaan, en hem terecht te helpen..

Een klapachtig man, in den zin van, een held in den mond. Job wordt hier door Zofar beschouwd als iemand, die een stroom van woorden uit zijn mond laat vloeien en die een held in woorden is. Zofar verstaat Job het allerminst en daarom is hij ook het heftigst in zijne beschuldigingen en verwijtingen.

Vers 2

2. Zou de veelheidstroom der woorden 1), die gij geuit hebt, niet beantwoord worden? en zou een klapachtig man recht hebben? 2) Meent gij daardoor het recht te hebben, dat gij steeds het laatste woord zoekt te behouden?

1) Het is niet moeilijk te verklaren, waarom de redenen der vrienden tegenover die van Job betrekkelijk zo kort zijn. Die ene zeer algemene leerstelling van de rechtvaardigheid Gods is het enige thema, dat zij met altijd nieuwe variaties herhalen, terwijl Job in zijn hart, hetwelk, door hetgeen hij beleeft, in den opgewekten toestand gebracht is, ene onuitputtelijke bron van gedachten heeft..

2) Ene op zich zelf ware stelling: maar dat Zofar in Job slechts iemand ziet, die gelijk wil hebben, dat komt uit de meest liefdeloze, de meest ongeestelijke miskenning van den lijdenden vriend voort. De uitbarstingen van een zeer benauwd hart zijn voor hem een woorden-kraam! Hoe geheel ongeschikt is toch Zofar om den gemoedstoestand van enen aangevochtene te verstaan, en hem terecht te helpen..

Een klapachtig man, in den zin van, een held in den mond. Job wordt hier door Zofar beschouwd als iemand, die een stroom van woorden uit zijn mond laat vloeien en die een held in woorden is. Zofar verstaat Job het allerminst en daarom is hij ook het heftigst in zijne beschuldigingen en verwijtingen.

Vers 3

3. Zouden uwe leugens 1), de lieden doen zwijgen; zoudt gij menen hen te kunnen doodspreken? en zoudt gij spotten of, honen, door uwe onschuld tegenover God en ons te beweren, en of, terwijl niemand door een bewijs uwer onzinnigheid te geven, u beschamen of, beschaamt?

1) In het Hebreeën Badka. Uwe leugens, in den zin van, uwe grote woorden, uw gezwets. Zofar toont door alles geen achting voor Job te hebben. Hij verstaat er niets van, wat er in het binnenste van dezen lijder omgaat. Hoe zou hij hem dan kunnen troosten! Juist door hetgeen Zofar zegt wordt zijn lijden nog zwaarder.

Vers 3

3. Zouden uwe leugens 1), de lieden doen zwijgen; zoudt gij menen hen te kunnen doodspreken? en zoudt gij spotten of, honen, door uwe onschuld tegenover God en ons te beweren, en of, terwijl niemand door een bewijs uwer onzinnigheid te geven, u beschamen of, beschaamt?

1) In het Hebreeën Badka. Uwe leugens, in den zin van, uwe grote woorden, uw gezwets. Zofar toont door alles geen achting voor Job te hebben. Hij verstaat er niets van, wat er in het binnenste van dezen lijder omgaat. Hoe zou hij hem dan kunnen troosten! Juist door hetgeen Zofar zegt wordt zijn lijden nog zwaarder.

Vers 4

4. Want gij hebt gezegd: Mijne leer, mijne bewering, dat God niet overal naar rechtvaardigheid, maar veelmeer naar Zijne almacht handelt, is zuiver, is waar en onweerlegbaar, en ik ben rein, ben onschuldig, o Heere, in Uwe ogen; Gij weet het zelf, dat Gij zonder oorzaak lijden over mij brengt (Job 10:7,Job 10:16).

Vers 4

4. Want gij hebt gezegd: Mijne leer, mijne bewering, dat God niet overal naar rechtvaardigheid, maar veelmeer naar Zijne almacht handelt, is zuiver, is waar en onweerlegbaar, en ik ben rein, ben onschuldig, o Heere, in Uwe ogen; Gij weet het zelf, dat Gij zonder oorzaak lijden over mij brengt (Job 10:7,Job 10:16).

Vers 5

5. Maar gewis, och of God, gelijk gij zelf gewenst hebt (Job 9:34), sprak, en Zijne lippen zich tegen U opende:

Vers 5

5. Maar gewis, och of God, gelijk gij zelf gewenst hebt (Job 9:34), sprak, en Zijne lippen zich tegen U opende:

Vers 6

6. En U bekend maakte de verborgenheden der goddelijke wijsheiden Zijne kennis van der mensen daden en harten, omdat zij dubbel zijn in wezen, in vergelijking met uwen schijnwijsheid! Daarom weet, dat God voor u vergeet van uwe ongerechtigheid 1), dat Hij niet eens al uwe zonden gedenkt, maar u slechts voor een gedeelte de straf laat ondervinden.

1) Zulke troosters, als deze Zofar is, zijn die allen, die niets weten van geestelijke aanvechtingen. Deze is ene der voornaamste redenen, waarom God, de Heere, hoge voortreffelijke, godvruchtige kerkleraars met zo velerlei aanvechtingen in dit leven laat slaan en plagen, opdat zij de arme en aangevochtene harten te hulp kunnen komen, de kranken bezoeken, de ellendigen troosten. Wie dat kan en deze gave heeft, heeft grotere gaven, dan die de geesten onderscheidt en de vijanden der waarheid grondig weerlegt. Want wanneer men een aangevochten hart door het Evangelie wint, troost en terecht brengt, is het toch een even groot wonder, als wanneer men het weer van den doden had opgewekt..

Zofar zegt hier tot Job, dat wat deze ondervindt, nog niet is, wat hij vanwege zijne ongestalten wel verdiende.

Op zichzelf is het volkomen waar, dat God nooit doet naar de zonden en niet vergeldt naar de ongerechtigheden, wanneer Hij Zijne straffende hand over Zijne mensenkinderen uitstrekt, maar de toon, waarop Zofar sprak en het doel, waartoe hij dit in herinnering brengt, waren volstrekt niet geschikt, om Job neer te zetten. Het was het woord van den man, die bij zich zelven zeer hoog stond en niet kon indalen tot de diepte van het lijden van zijn vriend.

Vers 6

6. En U bekend maakte de verborgenheden der goddelijke wijsheiden Zijne kennis van der mensen daden en harten, omdat zij dubbel zijn in wezen, in vergelijking met uwen schijnwijsheid! Daarom weet, dat God voor u vergeet van uwe ongerechtigheid 1), dat Hij niet eens al uwe zonden gedenkt, maar u slechts voor een gedeelte de straf laat ondervinden.

1) Zulke troosters, als deze Zofar is, zijn die allen, die niets weten van geestelijke aanvechtingen. Deze is ene der voornaamste redenen, waarom God, de Heere, hoge voortreffelijke, godvruchtige kerkleraars met zo velerlei aanvechtingen in dit leven laat slaan en plagen, opdat zij de arme en aangevochtene harten te hulp kunnen komen, de kranken bezoeken, de ellendigen troosten. Wie dat kan en deze gave heeft, heeft grotere gaven, dan die de geesten onderscheidt en de vijanden der waarheid grondig weerlegt. Want wanneer men een aangevochten hart door het Evangelie wint, troost en terecht brengt, is het toch een even groot wonder, als wanneer men het weer van den doden had opgewekt..

Zofar zegt hier tot Job, dat wat deze ondervindt, nog niet is, wat hij vanwege zijne ongestalten wel verdiende.

Op zichzelf is het volkomen waar, dat God nooit doet naar de zonden en niet vergeldt naar de ongerechtigheden, wanneer Hij Zijne straffende hand over Zijne mensenkinderen uitstrekt, maar de toon, waarop Zofar sprak en het doel, waartoe hij dit in herinnering brengt, waren volstrekt niet geschikt, om Job neer te zetten. Het was het woord van den man, die bij zich zelven zeer hoog stond en niet kon indalen tot de diepte van het lijden van zijn vriend.

Vers 7

7. II. Job 11:7-Job 11:12. Meent gij dan waarlijk, u met God te kunnen meten, en zo diep te hunnen zien als hij, in Zijne onmetelijke wijsheid? Wie zal Hem berispen, wanneer hij de goddelozen voor zijn gericht brengt? Maar het is moeilijk enen dwaas tot nadenken te brengen.

7. Zult gij de onderzoeking het Wezen Gods vinden? Waant gij Gods Wezen te zullen doorgronden? zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden 1)? Meent gij, dat gij het diepe, verborgene Wezen Gods zoudt kunnen begrijpen en weten zoudt, uit welk beginsel Hij steeds handelt.

1) De eeuwen Zijner eeuwigheid zijn niet te tellen, de ruimte Zijner onafmetelijkheid niet af te meten, de diepte Zijner wijsheid niet te peilen, de grenzen Zijner macht niet te beperken, de luister Zijner heerlijkheid niet te omschrijven, en de schatten Zijner Godheid niet uit te vinden, niet te bepalen..

Vers 7

7. II. Job 11:7-Job 11:12. Meent gij dan waarlijk, u met God te kunnen meten, en zo diep te hunnen zien als hij, in Zijne onmetelijke wijsheid? Wie zal Hem berispen, wanneer hij de goddelozen voor zijn gericht brengt? Maar het is moeilijk enen dwaas tot nadenken te brengen.

7. Zult gij de onderzoeking het Wezen Gods vinden? Waant gij Gods Wezen te zullen doorgronden? zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden 1)? Meent gij, dat gij het diepe, verborgene Wezen Gods zoudt kunnen begrijpen en weten zoudt, uit welk beginsel Hij steeds handelt.

1) De eeuwen Zijner eeuwigheid zijn niet te tellen, de ruimte Zijner onafmetelijkheid niet af te meten, de diepte Zijner wijsheid niet te peilen, de grenzen Zijner macht niet te beperken, de luister Zijner heerlijkheid niet te omschrijven, en de schatten Zijner Godheid niet uit te vinden, niet te bepalen..

Vers 8

8. Zij, de volmaaktheid Gods, is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen tegen haar? wat is tegenover deze uw vermogen? zij is dieper dan de hel, wat kunt gij weten 1)? God doorgrondt zelfs die diepten, wat is uwe kennis daarbij?

1) Zie hier het mysterie aan ons geopenbaard, opdat de mens zedigheid lere, want het is wijs van ons, naar God te luisteren, opdat wij des te kinderlijker Zijn Woord gehoorzamen en niet daartegen ingaan. Er zijn er twee dingen, waarin de menselijke wijsheid bestaat, n.l. dat wij naar God horen als Hij tot ons spreekt, en vervolgens zonder tegenspreken volgen, wat in Zijn Woord wordt voorgehouden, waardoor wij er toe geleid worden, om God te vrezen en ons aan Hem te onderwerpen..

Vers 8

8. Zij, de volmaaktheid Gods, is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen tegen haar? wat is tegenover deze uw vermogen? zij is dieper dan de hel, wat kunt gij weten 1)? God doorgrondt zelfs die diepten, wat is uwe kennis daarbij?

1) Zie hier het mysterie aan ons geopenbaard, opdat de mens zedigheid lere, want het is wijs van ons, naar God te luisteren, opdat wij des te kinderlijker Zijn Woord gehoorzamen en niet daartegen ingaan. Er zijn er twee dingen, waarin de menselijke wijsheid bestaat, n.l. dat wij naar God horen als Hij tot ons spreekt, en vervolgens zonder tegenspreken volgen, wat in Zijn Woord wordt voorgehouden, waardoor wij er toe geleid worden, om God te vrezen en ons aan Hem te onderwerpen..

Vers 9

9. Langer dan de aarde is hare maat, en breder dan de zee. Wie zou het dan wagen, zich in de kennis der dingen van den mens, van zijn eigen hart, met Hem te willen meten?

Op gelijke wijze beschrijft Paulus (Ephesians 3:18) de grootheid der liefde van God, die zich over den zondaar ontfermde en het raadsbesluit der verlossing nam, naar de vier richtingen van hoogte, diepte, lengte en breedte. Ook Johannes zegt ons (1 John 4:9,1 John 4:16) dat het eigenlijk Wezen, van God liefde is. In haar vloeien dus alle eigenschappen Gods te zamen. Ook Zijne verborgene wijsheid en alwetendheid, gelijk zij zich in het lijden van Job openbaarde, is door Zijne verlossende liefde, die ons van zonden reinigt en heiligt, geleid. Deze diepte van het Wezen Gods, die in Christus voor ons geopenbaard ligt, is natuurlijk voor Zofar nog verborgen. Doch in plaats van de onbegrijpelijkheid Gods, gelijk hij deze hier zo schoon voorstelt, ernstig op te vatten en die op den voorgrond te plaatsen, meent hij in trots zelfbedrog, dat Job slechts nodig had, hieraan te denken en zich ootmoedig voor Gods alwetendheid te buigen, en hij doet, alsof hij zelf Gods wijsheid doorzien had, en daarom oordelen mag, dat allen, die God kastijdt, daarom bijzonder grote zondaars zijn..

Vers 9

9. Langer dan de aarde is hare maat, en breder dan de zee. Wie zou het dan wagen, zich in de kennis der dingen van den mens, van zijn eigen hart, met Hem te willen meten?

Op gelijke wijze beschrijft Paulus (Ephesians 3:18) de grootheid der liefde van God, die zich over den zondaar ontfermde en het raadsbesluit der verlossing nam, naar de vier richtingen van hoogte, diepte, lengte en breedte. Ook Johannes zegt ons (1 John 4:9,1 John 4:16) dat het eigenlijk Wezen, van God liefde is. In haar vloeien dus alle eigenschappen Gods te zamen. Ook Zijne verborgene wijsheid en alwetendheid, gelijk zij zich in het lijden van Job openbaarde, is door Zijne verlossende liefde, die ons van zonden reinigt en heiligt, geleid. Deze diepte van het Wezen Gods, die in Christus voor ons geopenbaard ligt, is natuurlijk voor Zofar nog verborgen. Doch in plaats van de onbegrijpelijkheid Gods, gelijk hij deze hier zo schoon voorstelt, ernstig op te vatten en die op den voorgrond te plaatsen, meent hij in trots zelfbedrog, dat Job slechts nodig had, hieraan te denken en zich ootmoedig voor Gods alwetendheid te buigen, en hij doet, alsof hij zelf Gods wijsheid doorzien had, en daarom oordelen mag, dat allen, die God kastijdt, daarom bijzonder grote zondaars zijn..

Vers 10

10. Niemand kan daarom beweren, wanneer hij in lijden is, dat hij door God onrechtvaardig behandeld wordt. Indien Hij, die overal tegenwoordig is en almachtig en rechtvaardig handelt, voorbij gaat en schuldigen aantreft, en hen aangrijpt, opdat Hij hen overlevere of vergadere voor Zijnen rechterstoel, wie zal dan Hem afkeren en beweren, dat Hij onrecht doet? Zofar zinspeelt in dit vers op Jobs woorden (Job 9:11,Job 9:12), toen deze de verdrukkende, willekeurige almacht Gods met gelijke woorden schilderde. Terwijl nu Zofar de alwetende rechtvaardigheid Gods ten straffe voorstelt, wil hij Job met zijne eigene woorden slaan. Daarbij ligt het beeld van een wereldlijk rechten ten grondslag, wanneer de schuldige uit de plaats van het onderzoek voor de verzamelde gemeente gevoerd wordt en van haar zijn vonnis ontving. Volgens Zofars mening is Job ook zulk een, die door den alwetenden God in zijne zonde betrapt is, en de drie vrienden houden zich, gelijk het schijnt, voor de rechterlijke vergadering, door welke God Job verhoort. Wie zou nu, menen zij, hem onschuldig verklaren, daar God hem door Zijne plagen schuldig verklaard heeft?.

Vers 10

10. Niemand kan daarom beweren, wanneer hij in lijden is, dat hij door God onrechtvaardig behandeld wordt. Indien Hij, die overal tegenwoordig is en almachtig en rechtvaardig handelt, voorbij gaat en schuldigen aantreft, en hen aangrijpt, opdat Hij hen overlevere of vergadere voor Zijnen rechterstoel, wie zal dan Hem afkeren en beweren, dat Hij onrecht doet? Zofar zinspeelt in dit vers op Jobs woorden (Job 9:11,Job 9:12), toen deze de verdrukkende, willekeurige almacht Gods met gelijke woorden schilderde. Terwijl nu Zofar de alwetende rechtvaardigheid Gods ten straffe voorstelt, wil hij Job met zijne eigene woorden slaan. Daarbij ligt het beeld van een wereldlijk rechten ten grondslag, wanneer de schuldige uit de plaats van het onderzoek voor de verzamelde gemeente gevoerd wordt en van haar zijn vonnis ontving. Volgens Zofars mening is Job ook zulk een, die door den alwetenden God in zijne zonde betrapt is, en de drie vrienden houden zich, gelijk het schijnt, voor de rechterlijke vergadering, door welke God Job verhoort. Wie zou nu, menen zij, hem onschuldig verklaren, daar God hem door Zijne plagen schuldig verklaard heeft?.

Vers 11

11. a) Want Hij, de Heere, kent de ijdele, de huichelachtige, de gewetenloze lieden, en Hij ziet de ondeugd, ook wanneer zij, gelijk bij u, nog zozeer onder den schijn van godzaligheid verborgen is; zou Hij dan niet aanmerken 1)?

a) Psalms 10:11,Psalms 10:14; Psalms 35:22.

1) In het Hebreeën Welo jithbonn. Dit kan ook vertaald worden: Zonder dat Hij er acht op slaat, d.i. zonder dat Hij moeite behoeft te doen, om het te onderzoeken, zodat het behoort tot Zijn Wezen, om ook het meest verborgene in een oogwenk te zien en te aanschouwen. O.i. moeten wij deze vertaling hier hebben. De Heere is Degene, die de harten kent en de nieren proeft. Elke zonde is met het weten Gods gelijktijdig.

Vers 11

11. a) Want Hij, de Heere, kent de ijdele, de huichelachtige, de gewetenloze lieden, en Hij ziet de ondeugd, ook wanneer zij, gelijk bij u, nog zozeer onder den schijn van godzaligheid verborgen is; zou Hij dan niet aanmerken 1)?

a) Psalms 10:11,Psalms 10:14; Psalms 35:22.

1) In het Hebreeën Welo jithbonn. Dit kan ook vertaald worden: Zonder dat Hij er acht op slaat, d.i. zonder dat Hij moeite behoeft te doen, om het te onderzoeken, zodat het behoort tot Zijn Wezen, om ook het meest verborgene in een oogwenk te zien en te aanschouwen. O.i. moeten wij deze vertaling hier hebben. De Heere is Degene, die de harten kent en de nieren proeft. Elke zonde is met het weten Gods gelijktijdig.

Vers 12

12. Dan, omdat God alle dingen openbaar doet worden door Zijne oordelen, zal een verstandeloos man kloekzinnig worden, door zulke openbaringen, zulke zware straffen, zal hij alle dwaze huichelarij laten varen, en voor verborgene zonden leren vrezen; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is 1), en van gene banden wil weten, hoewel zijne eigenlijke natuur van gene onderwijzing horen wil. Zulk harde middelen, als Uwe straffen, zijn er nodig om enen dwaze, enen loszinnige, tot nadenken te brengen.

1) Dit vers is op verschillende wijze overgezet. O.i. is de beste vertaling die van Oehler: Eer een verstandeloos mens een hart krijgt, wordt een woudezel tot een mens ongeboren. Zofar wil dan zeggen, dat het schier onmogelijk is, dat een mens, die ontbloot is van wijsheid, woorden spreekt of spreken zal, die van wijsheid blijken geven. Hij wil daarmee Job treffen, maar zijne verwijtingen vallen op hem zelven terug. Job lijdt hier hetzelfde, wat Gods kinderen van alle tijden hebben moeten lijden, die door de wereld met de aller verachtelijkste namen zijn aangeduid. In dit opzicht verleert de wereld niets.

13.

III. Job 11:13-Job 11:20. Wanneer gij u echter oprecht tot God wendt en van uwe verkeerdheden afstand doet, zult gij uw aangezicht getroost kunnen opheffen, bij zegen het geledene vergeten en zonder vrees gelukkig kunnen zijn. Goddelozen echter moeten bezwijken en hun verwachting is een hopeloze dood. 13. Indien gij echter uw hart tot oprecht berouw bereid hebt, en u tot God richt, zo breid uwe handen tot Hem uit, en smeek Hem om vergeving (vgl. Psalms 51:12; Psalms 78:8. 1 Samuel 7:3.

Vers 12

12. Dan, omdat God alle dingen openbaar doet worden door Zijne oordelen, zal een verstandeloos man kloekzinnig worden, door zulke openbaringen, zulke zware straffen, zal hij alle dwaze huichelarij laten varen, en voor verborgene zonden leren vrezen; hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is 1), en van gene banden wil weten, hoewel zijne eigenlijke natuur van gene onderwijzing horen wil. Zulk harde middelen, als Uwe straffen, zijn er nodig om enen dwaze, enen loszinnige, tot nadenken te brengen.

1) Dit vers is op verschillende wijze overgezet. O.i. is de beste vertaling die van Oehler: Eer een verstandeloos mens een hart krijgt, wordt een woudezel tot een mens ongeboren. Zofar wil dan zeggen, dat het schier onmogelijk is, dat een mens, die ontbloot is van wijsheid, woorden spreekt of spreken zal, die van wijsheid blijken geven. Hij wil daarmee Job treffen, maar zijne verwijtingen vallen op hem zelven terug. Job lijdt hier hetzelfde, wat Gods kinderen van alle tijden hebben moeten lijden, die door de wereld met de aller verachtelijkste namen zijn aangeduid. In dit opzicht verleert de wereld niets.

13.

III. Job 11:13-Job 11:20. Wanneer gij u echter oprecht tot God wendt en van uwe verkeerdheden afstand doet, zult gij uw aangezicht getroost kunnen opheffen, bij zegen het geledene vergeten en zonder vrees gelukkig kunnen zijn. Goddelozen echter moeten bezwijken en hun verwachting is een hopeloze dood. 13. Indien gij echter uw hart tot oprecht berouw bereid hebt, en u tot God richt, zo breid uwe handen tot Hem uit, en smeek Hem om vergeving (vgl. Psalms 51:12; Psalms 78:8. 1 Samuel 7:3.

Vers 14

14. Indien er ondeugd in uwe hand is, doe die verre weg door herstelling en verzoening; en laat het onrecht in uwe tenten niet wonen.

Vers 14

14. Indien er ondeugd in uwe hand is, doe die verre weg door herstelling en verzoening; en laat het onrecht in uwe tenten niet wonen.

Vers 15

15. Want dan zult gij vrij en ongehinderd (vgl. Job 10:6) uw aangezicht opheffen uit de gebreken of, zonder gebreken, zonder de verborgene zonden, die door deze straffen openbaar geworden zijn, en gij zult vast wezen in uwe gerechtigheid, en niet voor nieuwe straffen behoeven te vrezen (vgl. Job 9:35).

Vers 15

15. Want dan zult gij vrij en ongehinderd (vgl. Job 10:6) uw aangezicht opheffen uit de gebreken of, zonder gebreken, zonder de verborgene zonden, die door deze straffen openbaar geworden zijn, en gij zult vast wezen in uwe gerechtigheid, en niet voor nieuwe straffen behoeven te vrezen (vgl. Job 9:35).

Vers 16

16. Want dan gij zult de tegenwoordige moeite en uw zwaar lijden vergeten en harer gedenken als der wateren, die voorbij gegaan zijn, en waarvan niets overgebleven is.

Vers 16

16. Want dan gij zult de tegenwoordige moeite en uw zwaar lijden vergeten en harer gedenken als der wateren, die voorbij gegaan zijn, en waarvan niets overgebleven is.

Vers 17

17. Ja, uw tijd, uw levenspad, waarvan gij het einde nabij stelde en dat gij meende, dat in zwarte duisternis zou eindigen (Job 10:20), zal dan klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, uit uw kruis en uw lijden verlost worden, als a) de morgenstond zult gij zijn 1) (Job 10:21).

a) Psalms 37:6; Psalms 112:4.

1) Anders: "Zijt gij duister, als de morgenstond zult gij zijn."

Deze laatste vertaling moeten we hier hebben. Zofar wil zeggen, dat als Job naar zijn raad luistert en de vermeende zonde wegdoet, het licht en helder voor hem zal wezen, en al is het dan nog donker om hem heen, in hem zal het licht zijn en zijn pad zal eveneens verhelderd worden.

Vers 17

17. Ja, uw tijd, uw levenspad, waarvan gij het einde nabij stelde en dat gij meende, dat in zwarte duisternis zou eindigen (Job 10:20), zal dan klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, uit uw kruis en uw lijden verlost worden, als a) de morgenstond zult gij zijn 1) (Job 10:21).

a) Psalms 37:6; Psalms 112:4.

1) Anders: "Zijt gij duister, als de morgenstond zult gij zijn."

Deze laatste vertaling moeten we hier hebben. Zofar wil zeggen, dat als Job naar zijn raad luistert en de vermeende zonde wegdoet, het licht en helder voor hem zal wezen, en al is het dan nog donker om hem heen, in hem zal het licht zijn en zijn pad zal eveneens verhelderd worden.

Vers 18

18. En gij zult vertrouwen, omdat er alsdan verwachting zijn zal op een bestendig geluk; en gij zult graven 1), gerustelijk zult gij slapen, omdat gij weer hersteld zijt in uwe eer.

1) In het Hebreeën Wechafarta. Dit woord kan graven betekenen, maar ook beschaamd, teleurgesteld zijn. En die laatste betekenis moeten we hier hebben. Zofar geeft Job het uitzicht, dat hij, als hij doet, wat deze hem zegt, hij straks weer gerust zal slapen. Ook al voelt hij zich nog niet in alles op zijn gemak, ook al voelt hij zich soms nog teleurgesteld.

Vers 18

18. En gij zult vertrouwen, omdat er alsdan verwachting zijn zal op een bestendig geluk; en gij zult graven 1), gerustelijk zult gij slapen, omdat gij weer hersteld zijt in uwe eer.

1) In het Hebreeën Wechafarta. Dit woord kan graven betekenen, maar ook beschaamd, teleurgesteld zijn. En die laatste betekenis moeten we hier hebben. Zofar geeft Job het uitzicht, dat hij, als hij doet, wat deze hem zegt, hij straks weer gerust zal slapen. Ook al voelt hij zich nog niet in alles op zijn gemak, ook al voelt hij zich soms nog teleurgesteld.

Vers 19

19. a) En gij zult, gelijk de kudde, die zich vreedzaam legert (Leviticus 26:1; Zephaniah 3:13), nederliggen, vol vertrouwen op de bescherming van uwen God, in wien gij rust gevonden hebt, en niemand zal u verschrikken door vijandelijke aanvallen, en velen zullen uw aangezicht smeken of strelen, zullen tot u komen om u hun hulde te brengen (Psalms 45:13).

a) Psalms 3:6; Psalms 4:9. Proverbs 3:24.

Vers 19

19. a) En gij zult, gelijk de kudde, die zich vreedzaam legert (Leviticus 26:1; Zephaniah 3:13), nederliggen, vol vertrouwen op de bescherming van uwen God, in wien gij rust gevonden hebt, en niemand zal u verschrikken door vijandelijke aanvallen, en velen zullen uw aangezicht smeken of strelen, zullen tot u komen om u hun hulde te brengen (Psalms 45:13).

a) Psalms 3:6; Psalms 4:9. Proverbs 3:24.

Vers 20

20. Maar weet, dat u dit alles slechts zal wedervaren, wanneer gij u oprecht tot God bekeert; want de ogen der goddelozen zullen bezwijken, zonder hulp of zegen gezien te hebben, en de toevlucht zal van hen vergaan, elk redmiddel zal verdwijnen, en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel 1), een ellendige jammervolle dood is hun enig erfdeel. Ook gij, o Job, hebt alleen gewenst te sterven, en hebt u daardoor als een goddeloze doen kennen. Den dood hebt gij ook alleen te verwachten, indien gij uwe zonden niet van u wegdoet.

1) Als een ijdele damp en wind, die vergaat en niet weer terug geroepen kan worden, zo zal ook al hun hope vernietigd worden en hen met schade en schaamte overladen.

Het ware middel, om zonder vrees te kunnen zijn, is niet, dat men zich door zijne eigene gerechtigheid moet verheffen en bevestigen, maar dat men zich zo aan God overgeeft, zodat Hij zelf onze gerechtigheid kan zijn. Het middel om niet te vallen is, dat men zo nederig zij en klein, dat men niet meer naar beneden kan vallen.

De grote beloften, die Zofar geeft, kunnen, ook afgezien van het slotwoord en van de gestelde voorwaarden, Job genen troost geven, omdat zij zo hoog zijn, dat zij op aarde nooit vervuld worden..

Zofar heeft hier de toekomst geschilderd van hem, die zijn zonde belijdt en wegdoet, en het lot van den goddeloze, die in zijne zonde volhardt. Waarom? Om Job nog dieper te wonden. Job moet nu deze toepassing maken, dat hij is als de goddeloze, die geen ander lot heeft te wachten, dan te zullen vergaan.

Vers 20

20. Maar weet, dat u dit alles slechts zal wedervaren, wanneer gij u oprecht tot God bekeert; want de ogen der goddelozen zullen bezwijken, zonder hulp of zegen gezien te hebben, en de toevlucht zal van hen vergaan, elk redmiddel zal verdwijnen, en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel 1), een ellendige jammervolle dood is hun enig erfdeel. Ook gij, o Job, hebt alleen gewenst te sterven, en hebt u daardoor als een goddeloze doen kennen. Den dood hebt gij ook alleen te verwachten, indien gij uwe zonden niet van u wegdoet.

1) Als een ijdele damp en wind, die vergaat en niet weer terug geroepen kan worden, zo zal ook al hun hope vernietigd worden en hen met schade en schaamte overladen.

Het ware middel, om zonder vrees te kunnen zijn, is niet, dat men zich door zijne eigene gerechtigheid moet verheffen en bevestigen, maar dat men zich zo aan God overgeeft, zodat Hij zelf onze gerechtigheid kan zijn. Het middel om niet te vallen is, dat men zo nederig zij en klein, dat men niet meer naar beneden kan vallen.

De grote beloften, die Zofar geeft, kunnen, ook afgezien van het slotwoord en van de gestelde voorwaarden, Job genen troost geven, omdat zij zo hoog zijn, dat zij op aarde nooit vervuld worden..

Zofar heeft hier de toekomst geschilderd van hem, die zijn zonde belijdt en wegdoet, en het lot van den goddeloze, die in zijne zonde volhardt. Waarom? Om Job nog dieper te wonden. Job moet nu deze toepassing maken, dat hij is als de goddeloze, die geen ander lot heeft te wachten, dan te zullen vergaan.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Job 11". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/job-11.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile