Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 49

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 49

Genesis 49:1.

JAKOBS VOORZEGGINGEN EN AFSCHEID.

I. Genesis 49:1-Genesis 49:33. Jakob vervuld met de Geest van de profetie, voorspelt de toekomst van het volk Israël. Genesis 49:1-Genesis 49:3 behelst de plechtige aanhef; Genesis 49:3-Genesis 49:7: de verwerping van Lea's eerste drie zonen; Genesis 49:8-Genesis 49:12: de overdraging van het eerstgeboorterecht aan Juda; Genesis 49:13-Genesis 49:18: de lotsbedeling van Zebulon, Issaschar en Dan; Genesis 49:19-Genesis 49:21: de toekomst van Gad, Aser en Naftali; Genesis 49:22-Genesis 49:26: de zegen aan Jozef geschonken; Genesis 49:27: wat er met Benjamin geschieden zou, en Genesis 49:28-Genesis 49:33: het afscheid en sterven van de knecht van God.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 49

Genesis 49:1.

JAKOBS VOORZEGGINGEN EN AFSCHEID.

I. Genesis 49:1-Genesis 49:33. Jakob vervuld met de Geest van de profetie, voorspelt de toekomst van het volk Israël. Genesis 49:1-Genesis 49:3 behelst de plechtige aanhef; Genesis 49:3-Genesis 49:7: de verwerping van Lea's eerste drie zonen; Genesis 49:8-Genesis 49:12: de overdraging van het eerstgeboorterecht aan Juda; Genesis 49:13-Genesis 49:18: de lotsbedeling van Zebulon, Issaschar en Dan; Genesis 49:19-Genesis 49:21: de toekomst van Gad, Aser en Naftali; Genesis 49:22-Genesis 49:26: de zegen aan Jozef geschonken; Genesis 49:27: wat er met Benjamin geschieden zou, en Genesis 49:28-Genesis 49:33: het afscheid en sterven van de knecht van God.

Vers 1

1. Daarna, nadat Jozefs beide zonen in de rij van zijn zonen waren opgenomen, riep Jakob zijn zonen; hij liet in het sterfvertrek, waar reeds Jozef aanwezig was, ook de elf overigen binnentreden, en hij zei, in verheven stemming en dichterlijke rede: 1) Verzamelt u, verenigt u hier bij mijn bed, en ik zal u verkondigen, hetgeen u in de navolgende dagen gebeuren zal.

1) Het rythme, het parallellisme, de rijkdom van beelden, de zinspelingen op de namen, de woordspelingen, de eigenaardige uitdrukkingen, de verhevenheid van geest en innigheid van hart vormen een poëzie geheel in overeenstemming met de spreker, die zoveel Goddelijke geloofsgrootheid bezit..

De scheidende Izak, de scheidende Mozes, de scheidende Jozua, de scheidende Samuël in het Oude Verbond, Simeon en Paulus in het Nieuwe bevestigen, dat de geest van de Godsmannen, bij het voorgevoel van de dood, nog eens zijn vleugels uitspreidt, en, of in priesterlijke vermaningen, of in profetische vooruitzichten, zijn verhevenheid boven het aardse leven en zijn voorgevoel van het nieuwe leven openbaart..

Er worden telkens, tot driemaal toe, drietallen broeders bezongen, die ieder ook tot drie maal toe, door de tekening van een hoofdfiguur worden afgesloten of besloten. Uit twee grote helften bestaat de eigenlijke zegen, wier scheiding door een zucht als het ware (Genesis 49:18) wordt aangewezen. Maar het gehele hoofdstuk bestaat eigenlijk uit drie delen, die gij zou kunnen noemen: Juda voorop, Jozef achter hem, Jakob af..

Vers 1

1. Daarna, nadat Jozefs beide zonen in de rij van zijn zonen waren opgenomen, riep Jakob zijn zonen; hij liet in het sterfvertrek, waar reeds Jozef aanwezig was, ook de elf overigen binnentreden, en hij zei, in verheven stemming en dichterlijke rede: 1) Verzamelt u, verenigt u hier bij mijn bed, en ik zal u verkondigen, hetgeen u in de navolgende dagen gebeuren zal.

1) Het rythme, het parallellisme, de rijkdom van beelden, de zinspelingen op de namen, de woordspelingen, de eigenaardige uitdrukkingen, de verhevenheid van geest en innigheid van hart vormen een poëzie geheel in overeenstemming met de spreker, die zoveel Goddelijke geloofsgrootheid bezit..

De scheidende Izak, de scheidende Mozes, de scheidende Jozua, de scheidende Samuël in het Oude Verbond, Simeon en Paulus in het Nieuwe bevestigen, dat de geest van de Godsmannen, bij het voorgevoel van de dood, nog eens zijn vleugels uitspreidt, en, of in priesterlijke vermaningen, of in profetische vooruitzichten, zijn verhevenheid boven het aardse leven en zijn voorgevoel van het nieuwe leven openbaart..

Er worden telkens, tot driemaal toe, drietallen broeders bezongen, die ieder ook tot drie maal toe, door de tekening van een hoofdfiguur worden afgesloten of besloten. Uit twee grote helften bestaat de eigenlijke zegen, wier scheiding door een zucht als het ware (Genesis 49:18) wordt aangewezen. Maar het gehele hoofdstuk bestaat eigenlijk uit drie delen, die gij zou kunnen noemen: Juda voorop, Jozef achter hem, Jakob af..

Vers 2

2. Komt samen en hoort, 1) gij zonen van Jakob! 2) en hoort naar Israël, uw vader; verneemt wat de Heere door hem tot u spreken zal.

1) De laatste van een tijdvak heeft steeds de roeping het begin van een nieuwe tijd te zegenen. Zijn zegen is tevens voorzegging; ieder hoger leven wordt op het einde profetisch. Jakob ontwerpt, in grootse trekken de hoofdlijnen van de toekomstige geschiedenis van zijn nageslacht..

Sedert Noach, de stamvader van de volken, is geen krachtiger voorspelling uitgesproken, dan deze van Jakob, de stamvader van Israël. In zijn zonen ziet hij de twaalf stammen voor zich en spreekt hij hun toekomstige geschiedenis uit. Hij doet dit in de kracht van het geloof. Met koninklijke geest verdeelt hij het land der belofte, en uit de zaadkorrels van zijn Goddelijke woorden is de geschiedenis van Israëls stammen voortgesproten..

2) Als zonen van Jakob zullen zij horen naar Israël, hun vader. Zonen van Jakob zijn zij nog het meest; zonen van Israël moeten zij meer en meer worden..

De grondslag van deze voorspelling is deels in het natuurlijk karakter van zijn 12 zonen gelegen, deels in de goddelijke beloften, welke hem en zijn vader Abraham en Izak van de Heere gegeven zijn, en weliswaar, niet slechts in verband met de beide zaken, namelijk de vermelding van hun geslacht en het bezit van Kanan, maar ook in verband met de gehele inhoud waardoor Israël tot drager en middel van het heil voor alle volken gesteld wordt..

Vers 2

2. Komt samen en hoort, 1) gij zonen van Jakob! 2) en hoort naar Israël, uw vader; verneemt wat de Heere door hem tot u spreken zal.

1) De laatste van een tijdvak heeft steeds de roeping het begin van een nieuwe tijd te zegenen. Zijn zegen is tevens voorzegging; ieder hoger leven wordt op het einde profetisch. Jakob ontwerpt, in grootse trekken de hoofdlijnen van de toekomstige geschiedenis van zijn nageslacht..

Sedert Noach, de stamvader van de volken, is geen krachtiger voorspelling uitgesproken, dan deze van Jakob, de stamvader van Israël. In zijn zonen ziet hij de twaalf stammen voor zich en spreekt hij hun toekomstige geschiedenis uit. Hij doet dit in de kracht van het geloof. Met koninklijke geest verdeelt hij het land der belofte, en uit de zaadkorrels van zijn Goddelijke woorden is de geschiedenis van Israëls stammen voortgesproten..

2) Als zonen van Jakob zullen zij horen naar Israël, hun vader. Zonen van Jakob zijn zij nog het meest; zonen van Israël moeten zij meer en meer worden..

De grondslag van deze voorspelling is deels in het natuurlijk karakter van zijn 12 zonen gelegen, deels in de goddelijke beloften, welke hem en zijn vader Abraham en Izak van de Heere gegeven zijn, en weliswaar, niet slechts in verband met de beide zaken, namelijk de vermelding van hun geslacht en het bezit van Kanan, maar ook in verband met de gehele inhoud waardoor Israël tot drager en middel van het heil voor alle volken gesteld wordt..

Vers 3

3. Ruben, gij zijt a) mijn eerstgeborene, na lange onbevlekte echteloosheid mij geworden, mijn kracht en het begin van mijn macht, de eerste spruit van mijn mannelijke kracht (Deuteronomy 21:17), en alzo mijn kroon (Philippians 4:1); volgens het natuurlijk recht zou gij nu ook zijn de voortreffelijkste in hoogheid, 1)en de voortreffelijkste in sterkte, de eerste onder uw broeders! Maar welk een beeld van hem, die mijn vreugde was, rijst daar voor mijn ziel op.

a) Genesis 29:32

1) Luther heeft hier vertaald: "de overste in het offer en de overste in het rijk", dat is, degene, op wie de voorrang in waardigheid, namelijk het priesterschap in de familie, en de voorrang in macht, namelijk de heerschappij over de stammen, rust..

Vers 3

3. Ruben, gij zijt a) mijn eerstgeborene, na lange onbevlekte echteloosheid mij geworden, mijn kracht en het begin van mijn macht, de eerste spruit van mijn mannelijke kracht (Deuteronomy 21:17), en alzo mijn kroon (Philippians 4:1); volgens het natuurlijk recht zou gij nu ook zijn de voortreffelijkste in hoogheid, 1)en de voortreffelijkste in sterkte, de eerste onder uw broeders! Maar welk een beeld van hem, die mijn vreugde was, rijst daar voor mijn ziel op.

a) Genesis 29:32

1) Luther heeft hier vertaald: "de overste in het offer en de overste in het rijk", dat is, degene, op wie de voorrang in waardigheid, namelijk het priesterschap in de familie, en de voorrang in macht, namelijk de heerschappij over de stammen, rust..

Vers 4

4. Hij heeft zijn verhevene, van God hem aangewezen plaats vergeten, en zich diep beneden de overigen verlaagd. Snelle afloop als van wateren; 1) het vuur van de wellust heeft gebrand, zodat de heerlijkheid is weggegaan, gelijkhet vuur het water doet overkoken; gij zult de voortreffelijkste niet zijn; ik ontneem u de eerstgeboortezegen in de naam des Heeren; a) want gij hebt uw vaders bed beklommen; toen hebt gij het geschonden; de eer van de familie, die gij moest beschermen, hebt gij geschandvlekt; daarom zal ook van u de ere worden weggenomen. Oordeelt, mijn zonen! of hier onrecht aan hem geschiedt; hij 2) heeft mijn bed beklommen!

a)Genesis 35:22; 1 Chronicles 5:1.

1) Het Hebreeuwse woord dat hier "snelle afloop" vertaald is, betekent eigenlijk het uitvloeien, het opbruisen, als van kokend water. Deze hier aangegeven karaktertrek van Ruben openbaarde zich eveneens in het aanbieden van zijn twee zonen tot bloedwraak (Genesis 35:22). Later openbaarde hij zich in de opstand van Dathan en Abiram, die, in vereniging met de Leviet Korah, een aandeel in het priesterschap wilden verkrijgen, wellicht zich de eerstgeboorte van hun vader herinnerende. Later verlangt de stam Ruben met die van God zijn erfdeel reeds aanstonds in het veroverde gebied aan de overzijde van de Jordaan (Numbers 32:1); het verlangen werd toegestaan; onder voorwaarde, dat zij eerst mede de strijd om Kanan zouden ten einde brengen. Daardoor komt Ruben in een afgezonderde toestand aan de zuidwestelijke grenzen boven de Arnon. Ook in het oprichten van een altaar aan de Jordaan bij hun terugkeren, openbaarde zich weer een haastigheid, die een burgeroorlog zou hebben doen ontstaan, indien zij zich niet nog tijdig verontschuldigd hadden..

Ruben verloor niet alleen zijn eerstgeboorterecht, maar aan zijn stam wordt alleen een bestaan in Israël gegeven, geen bijzondere roeping (Deuteronomy 33:6). Buiten het eigenlijke Kanan woont hij: zonder betekenis in het godsdienstige of staatkundige, staat hij daar; van David af is nog slechts van een Moabitisch-Ammonitisch, niet meer van een Rubenitisch oostelijk Jordaanland sprake..

2)"Hij" niet "gij." Jakob gaat van de tweede tot de derde persoon over, herhaalt de zonde van Ruben, omdat zijn ziel: op dit ogenblik nog, gruwt van hetgeen door Ruben is bestaan. Met ergernis en weerzin wendt hij zich van zijn eerstgeborene af..

Vers 4

4. Hij heeft zijn verhevene, van God hem aangewezen plaats vergeten, en zich diep beneden de overigen verlaagd. Snelle afloop als van wateren; 1) het vuur van de wellust heeft gebrand, zodat de heerlijkheid is weggegaan, gelijkhet vuur het water doet overkoken; gij zult de voortreffelijkste niet zijn; ik ontneem u de eerstgeboortezegen in de naam des Heeren; a) want gij hebt uw vaders bed beklommen; toen hebt gij het geschonden; de eer van de familie, die gij moest beschermen, hebt gij geschandvlekt; daarom zal ook van u de ere worden weggenomen. Oordeelt, mijn zonen! of hier onrecht aan hem geschiedt; hij 2) heeft mijn bed beklommen!

a)Genesis 35:22; 1 Chronicles 5:1.

1) Het Hebreeuwse woord dat hier "snelle afloop" vertaald is, betekent eigenlijk het uitvloeien, het opbruisen, als van kokend water. Deze hier aangegeven karaktertrek van Ruben openbaarde zich eveneens in het aanbieden van zijn twee zonen tot bloedwraak (Genesis 35:22). Later openbaarde hij zich in de opstand van Dathan en Abiram, die, in vereniging met de Leviet Korah, een aandeel in het priesterschap wilden verkrijgen, wellicht zich de eerstgeboorte van hun vader herinnerende. Later verlangt de stam Ruben met die van God zijn erfdeel reeds aanstonds in het veroverde gebied aan de overzijde van de Jordaan (Numbers 32:1); het verlangen werd toegestaan; onder voorwaarde, dat zij eerst mede de strijd om Kanan zouden ten einde brengen. Daardoor komt Ruben in een afgezonderde toestand aan de zuidwestelijke grenzen boven de Arnon. Ook in het oprichten van een altaar aan de Jordaan bij hun terugkeren, openbaarde zich weer een haastigheid, die een burgeroorlog zou hebben doen ontstaan, indien zij zich niet nog tijdig verontschuldigd hadden..

Ruben verloor niet alleen zijn eerstgeboorterecht, maar aan zijn stam wordt alleen een bestaan in Israël gegeven, geen bijzondere roeping (Deuteronomy 33:6). Buiten het eigenlijke Kanan woont hij: zonder betekenis in het godsdienstige of staatkundige, staat hij daar; van David af is nog slechts van een Moabitisch-Ammonitisch, niet meer van een Rubenitisch oostelijk Jordaanland sprake..

2)"Hij" niet "gij." Jakob gaat van de tweede tot de derde persoon over, herhaalt de zonde van Ruben, omdat zijn ziel: op dit ogenblik nog, gruwt van hetgeen door Ruben is bestaan. Met ergernis en weerzin wendt hij zich van zijn eerstgeborene af..

Vers 5

5. Simeon en Levi zijn gebroeders van gelijke gezindheid in de volle zin van het woord! Hun handelingen zijn werktuigen van geweld! 1)

1) Of: "hun zwaarden zijn moordtuigen". De geschiedenis, waarop Jakob doelt, is het bloedbad door Simeon en Levi te Sichem aangericht (Genesis 34:7-Genesis 34:26); toen hield hij hen de kwade gevolgen van hun daad voor; hier spreekt hij het zedelijk oordeel daarover uit..

Vers 5

5. Simeon en Levi zijn gebroeders van gelijke gezindheid in de volle zin van het woord! Hun handelingen zijn werktuigen van geweld! 1)

1) Of: "hun zwaarden zijn moordtuigen". De geschiedenis, waarop Jakob doelt, is het bloedbad door Simeon en Levi te Sichem aangericht (Genesis 34:7-Genesis 34:26); toen hield hij hen de kwade gevolgen van hun daad voor; hier spreekt hij het zedelijk oordeel daarover uit..

Vers 6

6. Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; ik verafschuw die, zodat ik plechtig verklaar, geen gemeenschap daarmee te willen hebben; mijn eer (Psalms 16:9; Psalms 57:9; Psalms 108:2), het edeler deel van mijn wezen, mijn ziel, die met hun overwegingen geen gemeenschap wil hebben, worde niet verenigd met hun vergadering, blijve verre van hun samenkomsten! Want in hun toorn a) hebben zij de mannen van Sichem doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt. 1)

a) Genesis 34:25

1) In het Hebreeuws Ieker, eig. doorsnijden van de hakspieren, waardoor zij voor alle arbeid ongeschikt waren Joshua 11:6,Joshua 11:9; 2 Samuel 8:4). Treffend komt het hierdoor uit, hoe de wraak hen in alles bestuurde; wat zij niet konden meenemen, dat verdierven zij..

Lea was, toen zij Simeon droeg, geprikkeld door nijd in haar nieren. Jaloersheid was in haar gevaren. En ze had Rachel niet kunnen zetten en niet kunnen uitstaan, niet omdat ze Jakob voor zonde wilde vrijwaren, maar omdat ze zichzelf gekrenkt voelde, en omdat haar ik gekrenkt was, omdat zij het onderspit dolf. En dit wekte wraakzucht in haar hartstochtelijk hart. Hartetocht was in Lea, deels goede, deels zondige hartstocht wonderbare vereniging van geloof en geprikkelde hovaardij. En dat alles gedekt door het roepen: De Heere heeft gehoord. En die gedachte in haar dracht droeg ze dan ook op Simeon over.

Vers 6

6. Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; ik verafschuw die, zodat ik plechtig verklaar, geen gemeenschap daarmee te willen hebben; mijn eer (Psalms 16:9; Psalms 57:9; Psalms 108:2), het edeler deel van mijn wezen, mijn ziel, die met hun overwegingen geen gemeenschap wil hebben, worde niet verenigd met hun vergadering, blijve verre van hun samenkomsten! Want in hun toorn a) hebben zij de mannen van Sichem doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt. 1)

a) Genesis 34:25

1) In het Hebreeuws Ieker, eig. doorsnijden van de hakspieren, waardoor zij voor alle arbeid ongeschikt waren Joshua 11:6,Joshua 11:9; 2 Samuel 8:4). Treffend komt het hierdoor uit, hoe de wraak hen in alles bestuurde; wat zij niet konden meenemen, dat verdierven zij..

Lea was, toen zij Simeon droeg, geprikkeld door nijd in haar nieren. Jaloersheid was in haar gevaren. En ze had Rachel niet kunnen zetten en niet kunnen uitstaan, niet omdat ze Jakob voor zonde wilde vrijwaren, maar omdat ze zichzelf gekrenkt voelde, en omdat haar ik gekrenkt was, omdat zij het onderspit dolf. En dit wekte wraakzucht in haar hartstochtelijk hart. Hartetocht was in Lea, deels goede, deels zondige hartstocht wonderbare vereniging van geloof en geprikkelde hovaardij. En dat alles gedekt door het roepen: De Heere heeft gehoord. En die gedachte in haar dracht droeg ze dan ook op Simeon over.

Vers 7

7. Vervloekt, zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid, want zij is hard! Ik zal 1) hen tot straf voor een zo afschuwelijke misdaad, (Genesis 11:1-Genesis 11:9) verdelen onder Jakob; en zal hen verstrooien onder Israël, 2) zodat zij niet, gelijk de anderen, ieder een afzonderlijk afgesloten gedeelte land verkrijgen, maar, onder de overige stammen verdeeld, en door het gehele land verstrooid, wonen zullen.

1) Zo spreekt de geest van Israël gebiedend in de toekomst, gelijk de geest van Paulus in de verte. 1 Corinthiers 5:3).

2) Simeon, reeds bij de tweede volkstelling onder Mozes tot de zwakste van alle stammen weggezonken (Numbers 26:14), en in de zegen van Mozes (Deu.33)

geheel voorbijgegaan, verkreeg bij de inname van Kanan geen bepaald land, maar slechts een aantal steden in de stam van Juda (Joshua 19:1-Joshua 19:9), en ging later, toen de meeste geslachten zich slechts weinig uitbreidden, anderen voor een gedeelte wegtrokken en buiten Palestina woonplaatsen zochten (1 Chronicles 4:1), geheel in de stam van Juda op. Levi verkreeg eveneens geen zelfstandig gebied, maar verschillende steden in elke stam (Levietensteden, zie Joshua 21:42). Voor Levi nam de zaak een andere wending. Zijn heilige toorn voor de eer van de Heere (Exodus 32:35) rechtvaardigde zijn verkiezing tot het ambt aan de ark van het verbond (Numbers 18:6); en alzo werd zijn verstrooiing onder de stammen een zegen. Dat Jakob hier aan zulk een omwending geenszins denkt, bewijst zo duidelijk de echtheid van het hoofdstuk. Een verdichter uit latere tijden, gelijk sommigen dit hoofdstuk aan zulk een toeschreven, kon onmogelijk van de verstrooiing van de Levieten zo spreken, als hier tot verootmoediging van de stamvader geschiedt; het allerminst ten tijde van David, toen het lot van de Levieten zo schitterend was..

Deze voorspelling is ook volkomen vervuld. Tussen de eerste en tweede telling in de woestijn is een verschil op te merken van 3700 zielen. Zo was de stam ingeslonken. Ook vooral om de zonde met de Moabieten..

Vers 7

7. Vervloekt, zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid, want zij is hard! Ik zal 1) hen tot straf voor een zo afschuwelijke misdaad, (Genesis 11:1-Genesis 11:9) verdelen onder Jakob; en zal hen verstrooien onder Israël, 2) zodat zij niet, gelijk de anderen, ieder een afzonderlijk afgesloten gedeelte land verkrijgen, maar, onder de overige stammen verdeeld, en door het gehele land verstrooid, wonen zullen.

1) Zo spreekt de geest van Israël gebiedend in de toekomst, gelijk de geest van Paulus in de verte. 1 Corinthiers 5:3).

2) Simeon, reeds bij de tweede volkstelling onder Mozes tot de zwakste van alle stammen weggezonken (Numbers 26:14), en in de zegen van Mozes (Deu.33)

geheel voorbijgegaan, verkreeg bij de inname van Kanan geen bepaald land, maar slechts een aantal steden in de stam van Juda (Joshua 19:1-Joshua 19:9), en ging later, toen de meeste geslachten zich slechts weinig uitbreidden, anderen voor een gedeelte wegtrokken en buiten Palestina woonplaatsen zochten (1 Chronicles 4:1), geheel in de stam van Juda op. Levi verkreeg eveneens geen zelfstandig gebied, maar verschillende steden in elke stam (Levietensteden, zie Joshua 21:42). Voor Levi nam de zaak een andere wending. Zijn heilige toorn voor de eer van de Heere (Exodus 32:35) rechtvaardigde zijn verkiezing tot het ambt aan de ark van het verbond (Numbers 18:6); en alzo werd zijn verstrooiing onder de stammen een zegen. Dat Jakob hier aan zulk een omwending geenszins denkt, bewijst zo duidelijk de echtheid van het hoofdstuk. Een verdichter uit latere tijden, gelijk sommigen dit hoofdstuk aan zulk een toeschreven, kon onmogelijk van de verstrooiing van de Levieten zo spreken, als hier tot verootmoediging van de stamvader geschiedt; het allerminst ten tijde van David, toen het lot van de Levieten zo schitterend was..

Deze voorspelling is ook volkomen vervuld. Tussen de eerste en tweede telling in de woestijn is een verschil op te merken van 3700 zielen. Zo was de stam ingeslonken. Ook vooral om de zonde met de Moabieten..

Vers 8

8. Juda! gij zijt het; 1) gij zijt waarlijk Juda, de geprezene, over wie ik de tot hiertoe teruggehouden zegen in volle stromen kan uitgieten; u zullen uw broeders, gelijk reeds uw naam (de geprezene, zie Genesis 29:35) aanwijst, loven; zij zullen u als hun voornaamste erkennen (1 Chronicles 6:2); uw hand zal zijn op de nek van uw vijanden; 2) nadat gij ze overwinnend op de vlucht hebt geslagen, zult gij niet eerder met vervolgen ophouden, voordat gij ze geheel onderworpen hebt; voor u, de machtige held, zullen zich uw vaders zonen, alle overige stammen, nederbuigen; zij zullen u als hun koning huldigen (2 Samuel 5:15).

1) De waardigheid van Jozef was tijdelijk. Doch hier wordt over een standvastige en langdurige regering gehandeld, welke bij de zonen van Juda zou gevonden worden. Hieruit besluiten wij, dat, daar God een volmaakte vorm van regiment onder Zijn volk heeft ingesteld, de monarchie door Hem is uitgekozen..

Hebreeuws "Juda, gij!" Waarom die grote zegen over Juda? Hij had zijn vader, noch zijn broeders zo veel goeds bewezen, dat hij daarom zo hoog boven hen gezegend zou worden, noch had hij het door zijn reinheid verdiend (Genesis 38:12). Wij zouden deze zegen eerder voor Jozef verwachten, de Nazireeër onder de broeders, of voor Benjamin, de tweede zoon van de geliefde Rachel; maar nee! Benjamin wordt geschetst als een sterk ongetemd roofdier en Juda is de gezegende. Gods raadbesluit gaat zijn verborgen weg. De Heere verkiest, wie Hij wil, en eerst de eeuwigheid zal ophelderen, waarom God alzo verkoos..

2) Het terugzetting van Ruben; met voorbijgang van Simeon en Levi, wordt Juda tot eerstgeborene verklaard. Hij is het, op wie de rechten zullen worden overgedragen. Zo lag het raadsbesluit van God. God had Juda uitverkoren, maar immers, hoe moesten de drie ouderen ervan overtuigd zijn, dat hun geen onrecht geschiedde, dat zij rechtmatige redenen hadden gegeven, dat Juda boven hen werd voorgetrokken. Gods eeuwig raadsbesluit, in betrekking tot de zaligheid van Zijn kinderen, zal eenmaal ook door degenen, die niet zalig worden, gebillijkt moeten worden..

Vers 8

8. Juda! gij zijt het; 1) gij zijt waarlijk Juda, de geprezene, over wie ik de tot hiertoe teruggehouden zegen in volle stromen kan uitgieten; u zullen uw broeders, gelijk reeds uw naam (de geprezene, zie Genesis 29:35) aanwijst, loven; zij zullen u als hun voornaamste erkennen (1 Chronicles 6:2); uw hand zal zijn op de nek van uw vijanden; 2) nadat gij ze overwinnend op de vlucht hebt geslagen, zult gij niet eerder met vervolgen ophouden, voordat gij ze geheel onderworpen hebt; voor u, de machtige held, zullen zich uw vaders zonen, alle overige stammen, nederbuigen; zij zullen u als hun koning huldigen (2 Samuel 5:15).

1) De waardigheid van Jozef was tijdelijk. Doch hier wordt over een standvastige en langdurige regering gehandeld, welke bij de zonen van Juda zou gevonden worden. Hieruit besluiten wij, dat, daar God een volmaakte vorm van regiment onder Zijn volk heeft ingesteld, de monarchie door Hem is uitgekozen..

Hebreeuws "Juda, gij!" Waarom die grote zegen over Juda? Hij had zijn vader, noch zijn broeders zo veel goeds bewezen, dat hij daarom zo hoog boven hen gezegend zou worden, noch had hij het door zijn reinheid verdiend (Genesis 38:12). Wij zouden deze zegen eerder voor Jozef verwachten, de Nazireeër onder de broeders, of voor Benjamin, de tweede zoon van de geliefde Rachel; maar nee! Benjamin wordt geschetst als een sterk ongetemd roofdier en Juda is de gezegende. Gods raadbesluit gaat zijn verborgen weg. De Heere verkiest, wie Hij wil, en eerst de eeuwigheid zal ophelderen, waarom God alzo verkoos..

2) Het terugzetting van Ruben; met voorbijgang van Simeon en Levi, wordt Juda tot eerstgeborene verklaard. Hij is het, op wie de rechten zullen worden overgedragen. Zo lag het raadsbesluit van God. God had Juda uitverkoren, maar immers, hoe moesten de drie ouderen ervan overtuigd zijn, dat hun geen onrecht geschiedde, dat zij rechtmatige redenen hadden gegeven, dat Juda boven hen werd voorgetrokken. Gods eeuwig raadsbesluit, in betrekking tot de zaligheid van Zijn kinderen, zal eenmaal ook door degenen, die niet zalig worden, gebillijkt moeten worden..

Vers 9

9. Juda is, in de geschiedenis van zijn stam, eerst a) een leeuwenwelp, een jonge leeuw, die, ofschoon nog niet tot zijn volle kracht gekomen; reeds proeven van zijn heldennatuur geeft, en toont, wat er van hem worden zal. Die toekomstige tijd staat mij reeds voor de geest. Ziet! gij zijt van de roof opgeklommen, 1) mijn zoon! de roof heeft u groot en sterk gemaakt. Hij kromt zich, hij legt zich neer als een leeuw, en als een oude leeuw; 2) wie zal hem doen opstaan? 3) Wie zal het wagen hem te naderen en hem in zijn rust te storen?

a) Numbers 24:9 Micah 5:7

1) Gelijk de leeuw, na zijn prooi bemachtigd te hebben, de berg opklimt, om rustig te genieten (Song of Solomon 4:8), alzo zou ook Juda zijn. Zijn koninklijke heerschappij zou hij doen voelen, maar ook zijn persoonlijke moed openbaren. Dit komt in het volgende uit..

2) In het Hebreeuws Kelabi, sla een oude hond, geeft de Statenvertaling. Beter is, als een leeuwin, alsof er dus stond (Celebia). De aartsvaderprofeet wil dan, behalve heerschappij en kracht, ook persoonlijke moed aan Juda toedelen, als een leeuwin, die tegen de meest felle vijanden hare jongen verdedigt..

3) Reeds toen Juda zo moedig voor Jozef trad, en, terwijl de broeders niet konden spreken, zo welsprekend bad (Genesis 44:16), openbaarde hij de heldenmoed, die in hem was, en verschafte hij aan zijn broeders de overwinning over Jozef, gelijk hij het ook geweest is, die door zijn zich borgstellen voor Benjamin van de vader verkreeg, dat deze zijn lievelingszoon eindelijk mee naar Egypte liet vertrekken (Genesis 43:3). Nu ziet Jakob de gehele geschiedkundige toekomst van Juda's stam onder het beeld van een leeuw; en het vervolg heeft de voortreffelijkheid van dit beeld overvloedig bewezen. Juda is een jonge leeuw gedurende de tocht door de woestijn; wanneer hij aan de spits van de stammen trekt, en in de tijd van de Richters, toen hij de voorvechter werd in de oorlogen tegen de Kananieten (Numbers 2:3; Numbers 10:14 Judges 1:1; Judges 20:18 ); hij is een volwassen leeuw in de persoon van de krijgsman David, die aan Israël het uitgebreidste grondgebied verschafte (2 Samuel 7:1) hij is een woedende leeuwin, die haar jongen beschermt, in de tijd van de Makkabeën, toen het volk, dat voornamelijk bestond uit degenen, die tot de stam van Juda behoorden, zo moedig het geloof van de Vaderen tegen het opgedrongen heidendom verdedigde. (1 Makk.1 vv.; 2 Makk.10:10) 10. De scepter, het teken van heerschappij, zal van Juda niet wijken, noch de wetgever, de heersersstaf van tussen zijn voeten; 1) de heerschappij zal bij Juda blijven, totdat Silo 2) (rust, vrede), de Messias komt, en deze zullen de volken gehoorzaam zijn. 3)

1) De scepter is het teken van heerschappij en van macht, en het woord "wetgever" geeft de handhaving van de heerschappij aan. De uitdrukking "tussen zijn voeten" wil niet zeggen, dat die staf rustig zal liggen tussen Juda's voeten, maar geeft in verband met Deuteronomium. 28:57 de afstamming in de rechte nederdalende lijn aan. De juiste vertaling is dus wylgr Nybm (Mibbeen Raglauw): van zijn wettige nakomelingschap..

2)"Totdat Silo komt". Hoe moeten wij deze bepaling, waarop hier alles aankomt, verstaan? Raadplegen wij de oudste Joodse geleerden, met zeldzame eenstemmigheid hebben zij hier een aanwijzing van de Messias gevonden. Zelfs een enkele nieuwere (Jarchi), die anders, om eenvoudig te vermoeden redenen, zich moest aangespoord gevoelen, om naar een andere verklaring te zoeken, is hen hierin nagevolgd. In de eerste zestien eeuwen van het christendom was die mening nagenoeg algemeen, en ook Grotius, die andere in soortgelijke gevallen niet zelden een ander spoor, dan dat van de gelovige uitleggers, kiest, is de Messiaanse opvatting toegedaan. En, ofschoon er in het Nieuwe Testament geen enkele aanhaling voorkomt, waardoor de Heere of Zijn Apostelen deze plaats ondubbelzinnig onder de Messiaanse voorspellingen rangschikken, schijnt deze echter wel het meest in de geest van het Evangelie te zijn. Om niet eenmaal te herinneren, hoe de schrijver van de brief aan de Hebreeën er gewicht op legt, dat onze Heere uit Juda gesproten is (Hebrews 7:14) ), doen wij slechts opmerken, dat Johannes Hem in Zijn Openbaring ls "de leeuw, die uit de stam van Juda is, de wortel van David" hoort uitroepen (Openbaring :5). Er zijn in de afgelopen eeuw schriftverklaarders geweest, die de gehele voorspelling van Jakob beschouwden als een verdichtsel van latere tijd, hem op de lippen gelegd, toen Juda reeds een hoge trap van luister bestegen had. Zij gingen uit van de stelling, dat hier toespelingen op feiten gevonden werden, die de aartsvader onmogelijk langs natuurlijke weg kon voorzien, en leidden hieruit de gevolgtrekking af, dat wij hier in geen geval zijn eigen woorden vernemen. Wij moeten ons tegen die gevolgtrekking keren. Ongezind, om in het brede te twisten met hen, die alles onhistorisch noemen, wat hun onbegrijpelijk voorkomt, houden wij, zowel aan de echtheid van de Godsspraak, als aan haar geloofwaardigheid vast. Het staat alzo op de voorgrond, dat Jakob, voorgelicht door de geest van de voorzegging, van verborgenheden van de toekomst gesproken heeft, dat hem daarbij Gods hoogste belofte, die aan hem, gelijk aan Izak en Abraham, gedaan was, helder voor de geest gezweefd en na aan het hart gelegen heeft; dat zijn oog op een beslissend eindpunt in de geschiedenis van die zoon heeft gerust, die hij hier boven allen verhief. En zou dat eindpunt niet de Messias zijn, uit de stam van Juda gesproten? Het wordt om meer dan een reden waarschijnlijk. Vooreerst is de opvatting van het woord "Silo" als eigennaam, in de zin van rustaanbrenger, taalkundig geoorloofd. Al wil men het zelfs woordelijk vertalen door "rust", dan is het in zulk een dichterlijke rede niet vreemd, dat de zaak ter aanduiding van de persoon, het abstracte voor het concrete, vermeld wordt. Ten tweede is het juist deze karaktertrek van de Messias, die latere profeten met kennelijke voorkeur en voorliefde vermelden. Wordt zijn doorgaande voorstelling als vredevorst (Jeremia. 2:2-4 Micah 5:4, ) niet dubbel begrijpelijk, wanneer zij op zulk een oud geheimzinnig orakel gebouwd is? En, beschouwen wij eindelijk de zaak van de kant van de hoge Voorzienigheid, wie noemt het dan niet hoogst God waardig, dat zij, die toch niet zonder wijze bedoelingen de aartsvader zulk een kalm en rustig sterfuur bereidde, zijn uitgang door een lichtstraal van de zaligste hoop heeft verhelderd? Wie kan, op gelovig standpunt, vermoeden, dat Jakob talrijke bijzonderheden van de toekomst van zijn zonen voorspeld, maar alleen van het hoogste en grootste volstrekt niets zou hebben voorzien of verwacht? Wie beseft niet, dat zijn wachten op de zaligheid van de Heere (Genesis 49:18) ) met zijn, wel niet geheel heldere, maar toch onwrikbaar vaste hoop op de zegen uit Abraham, in nauw verband heeft gestaan? En wordt men niet onwillekeurig tot de gissing geleid, dat ook, bij de vergelijking van zijn zoon Dan met een slang op de weg (Genesis 49:17), hem de paradijsbelofte zijdelings voor de verbeelding gezweefd heeft? Nauwelijks zal het nodig zijn te herinneren, dat ook de verheven slotwoorden: "en Hem zullen de volken gehoorzaam zijn" alleen dan volkomen waarheid bevatten, wanneer zij tot de Silo, als persoonlijk wezen gedacht, in rechtstreekse betrekking geplaatst worden, terwijl zij van Juda zelf als Israëlitisch stamhoofd verklaard, bespottelijke grootspraak behelzen. Maar wat vooral niet mag voorbij gezien worden, het is, dat het aan de verwachting van een persoonlijke heilaanbrenger, die wij reeds in Davids tijd zien bestaan, aan alle vaste historische grondslag ontbreekt, indien men niet aanneemt, dat daaromtrent in deze uitspraak van de stervende Jakob een genoegzaam duidelijke wenk is gegeven..

Deze voorspelling is volkomen vervuld. Toen de Heer werd geboren, regeerde over Israël geen koning meer uit het geslacht van Juda, maar de Idumeeër Herodes. Toen Hij optrad onder zijn volk, waren er reeds stadhouders aangesteld, en toen Hij de kruisdood stierf, was ook aan de Joden de wetgevende en rechtsprekende macht in hoogste instantie ontnomen..

3) Hier nu spreekt hij uit, dat hij niet slechts koning van n volk zal zijn, maar dat verschillende volken zich onder zijn vleugels zullen verzamelen. Wij nu weten, dat dit op Christus van toepassing is, aan Wie de erfelijke bezitting van de wereld is beloofd, onder Wiens juk de volken gebracht zijn. Op Wiens wenk verenigd zullen worden, die vroeger verdeeld waren. Verder heeft de roeping van de volken hier een merkwaardig getuigenis, dat zij in de gemeenschap van het verbond zouden ingelijfd worden, opdat zij onder n Hoofd, n volk met de kinderen van Abraham zouden worden..

Vers 9

9. Juda is, in de geschiedenis van zijn stam, eerst a) een leeuwenwelp, een jonge leeuw, die, ofschoon nog niet tot zijn volle kracht gekomen; reeds proeven van zijn heldennatuur geeft, en toont, wat er van hem worden zal. Die toekomstige tijd staat mij reeds voor de geest. Ziet! gij zijt van de roof opgeklommen, 1) mijn zoon! de roof heeft u groot en sterk gemaakt. Hij kromt zich, hij legt zich neer als een leeuw, en als een oude leeuw; 2) wie zal hem doen opstaan? 3) Wie zal het wagen hem te naderen en hem in zijn rust te storen?

a) Numbers 24:9 Micah 5:7

1) Gelijk de leeuw, na zijn prooi bemachtigd te hebben, de berg opklimt, om rustig te genieten (Song of Solomon 4:8), alzo zou ook Juda zijn. Zijn koninklijke heerschappij zou hij doen voelen, maar ook zijn persoonlijke moed openbaren. Dit komt in het volgende uit..

2) In het Hebreeuws Kelabi, sla een oude hond, geeft de Statenvertaling. Beter is, als een leeuwin, alsof er dus stond (Celebia). De aartsvaderprofeet wil dan, behalve heerschappij en kracht, ook persoonlijke moed aan Juda toedelen, als een leeuwin, die tegen de meest felle vijanden hare jongen verdedigt..

3) Reeds toen Juda zo moedig voor Jozef trad, en, terwijl de broeders niet konden spreken, zo welsprekend bad (Genesis 44:16), openbaarde hij de heldenmoed, die in hem was, en verschafte hij aan zijn broeders de overwinning over Jozef, gelijk hij het ook geweest is, die door zijn zich borgstellen voor Benjamin van de vader verkreeg, dat deze zijn lievelingszoon eindelijk mee naar Egypte liet vertrekken (Genesis 43:3). Nu ziet Jakob de gehele geschiedkundige toekomst van Juda's stam onder het beeld van een leeuw; en het vervolg heeft de voortreffelijkheid van dit beeld overvloedig bewezen. Juda is een jonge leeuw gedurende de tocht door de woestijn; wanneer hij aan de spits van de stammen trekt, en in de tijd van de Richters, toen hij de voorvechter werd in de oorlogen tegen de Kananieten (Numbers 2:3; Numbers 10:14 Judges 1:1; Judges 20:18 ); hij is een volwassen leeuw in de persoon van de krijgsman David, die aan Israël het uitgebreidste grondgebied verschafte (2 Samuel 7:1) hij is een woedende leeuwin, die haar jongen beschermt, in de tijd van de Makkabeën, toen het volk, dat voornamelijk bestond uit degenen, die tot de stam van Juda behoorden, zo moedig het geloof van de Vaderen tegen het opgedrongen heidendom verdedigde. (1 Makk.1 vv.; 2 Makk.10:10) 10. De scepter, het teken van heerschappij, zal van Juda niet wijken, noch de wetgever, de heersersstaf van tussen zijn voeten; 1) de heerschappij zal bij Juda blijven, totdat Silo 2) (rust, vrede), de Messias komt, en deze zullen de volken gehoorzaam zijn. 3)

1) De scepter is het teken van heerschappij en van macht, en het woord "wetgever" geeft de handhaving van de heerschappij aan. De uitdrukking "tussen zijn voeten" wil niet zeggen, dat die staf rustig zal liggen tussen Juda's voeten, maar geeft in verband met Deuteronomium. 28:57 de afstamming in de rechte nederdalende lijn aan. De juiste vertaling is dus wylgr Nybm (Mibbeen Raglauw): van zijn wettige nakomelingschap..

2)"Totdat Silo komt". Hoe moeten wij deze bepaling, waarop hier alles aankomt, verstaan? Raadplegen wij de oudste Joodse geleerden, met zeldzame eenstemmigheid hebben zij hier een aanwijzing van de Messias gevonden. Zelfs een enkele nieuwere (Jarchi), die anders, om eenvoudig te vermoeden redenen, zich moest aangespoord gevoelen, om naar een andere verklaring te zoeken, is hen hierin nagevolgd. In de eerste zestien eeuwen van het christendom was die mening nagenoeg algemeen, en ook Grotius, die andere in soortgelijke gevallen niet zelden een ander spoor, dan dat van de gelovige uitleggers, kiest, is de Messiaanse opvatting toegedaan. En, ofschoon er in het Nieuwe Testament geen enkele aanhaling voorkomt, waardoor de Heere of Zijn Apostelen deze plaats ondubbelzinnig onder de Messiaanse voorspellingen rangschikken, schijnt deze echter wel het meest in de geest van het Evangelie te zijn. Om niet eenmaal te herinneren, hoe de schrijver van de brief aan de Hebreeën er gewicht op legt, dat onze Heere uit Juda gesproten is (Hebrews 7:14) ), doen wij slechts opmerken, dat Johannes Hem in Zijn Openbaring ls "de leeuw, die uit de stam van Juda is, de wortel van David" hoort uitroepen (Openbaring :5). Er zijn in de afgelopen eeuw schriftverklaarders geweest, die de gehele voorspelling van Jakob beschouwden als een verdichtsel van latere tijd, hem op de lippen gelegd, toen Juda reeds een hoge trap van luister bestegen had. Zij gingen uit van de stelling, dat hier toespelingen op feiten gevonden werden, die de aartsvader onmogelijk langs natuurlijke weg kon voorzien, en leidden hieruit de gevolgtrekking af, dat wij hier in geen geval zijn eigen woorden vernemen. Wij moeten ons tegen die gevolgtrekking keren. Ongezind, om in het brede te twisten met hen, die alles onhistorisch noemen, wat hun onbegrijpelijk voorkomt, houden wij, zowel aan de echtheid van de Godsspraak, als aan haar geloofwaardigheid vast. Het staat alzo op de voorgrond, dat Jakob, voorgelicht door de geest van de voorzegging, van verborgenheden van de toekomst gesproken heeft, dat hem daarbij Gods hoogste belofte, die aan hem, gelijk aan Izak en Abraham, gedaan was, helder voor de geest gezweefd en na aan het hart gelegen heeft; dat zijn oog op een beslissend eindpunt in de geschiedenis van die zoon heeft gerust, die hij hier boven allen verhief. En zou dat eindpunt niet de Messias zijn, uit de stam van Juda gesproten? Het wordt om meer dan een reden waarschijnlijk. Vooreerst is de opvatting van het woord "Silo" als eigennaam, in de zin van rustaanbrenger, taalkundig geoorloofd. Al wil men het zelfs woordelijk vertalen door "rust", dan is het in zulk een dichterlijke rede niet vreemd, dat de zaak ter aanduiding van de persoon, het abstracte voor het concrete, vermeld wordt. Ten tweede is het juist deze karaktertrek van de Messias, die latere profeten met kennelijke voorkeur en voorliefde vermelden. Wordt zijn doorgaande voorstelling als vredevorst (Jeremia. 2:2-4 Micah 5:4, ) niet dubbel begrijpelijk, wanneer zij op zulk een oud geheimzinnig orakel gebouwd is? En, beschouwen wij eindelijk de zaak van de kant van de hoge Voorzienigheid, wie noemt het dan niet hoogst God waardig, dat zij, die toch niet zonder wijze bedoelingen de aartsvader zulk een kalm en rustig sterfuur bereidde, zijn uitgang door een lichtstraal van de zaligste hoop heeft verhelderd? Wie kan, op gelovig standpunt, vermoeden, dat Jakob talrijke bijzonderheden van de toekomst van zijn zonen voorspeld, maar alleen van het hoogste en grootste volstrekt niets zou hebben voorzien of verwacht? Wie beseft niet, dat zijn wachten op de zaligheid van de Heere (Genesis 49:18) ) met zijn, wel niet geheel heldere, maar toch onwrikbaar vaste hoop op de zegen uit Abraham, in nauw verband heeft gestaan? En wordt men niet onwillekeurig tot de gissing geleid, dat ook, bij de vergelijking van zijn zoon Dan met een slang op de weg (Genesis 49:17), hem de paradijsbelofte zijdelings voor de verbeelding gezweefd heeft? Nauwelijks zal het nodig zijn te herinneren, dat ook de verheven slotwoorden: "en Hem zullen de volken gehoorzaam zijn" alleen dan volkomen waarheid bevatten, wanneer zij tot de Silo, als persoonlijk wezen gedacht, in rechtstreekse betrekking geplaatst worden, terwijl zij van Juda zelf als Israëlitisch stamhoofd verklaard, bespottelijke grootspraak behelzen. Maar wat vooral niet mag voorbij gezien worden, het is, dat het aan de verwachting van een persoonlijke heilaanbrenger, die wij reeds in Davids tijd zien bestaan, aan alle vaste historische grondslag ontbreekt, indien men niet aanneemt, dat daaromtrent in deze uitspraak van de stervende Jakob een genoegzaam duidelijke wenk is gegeven..

Deze voorspelling is volkomen vervuld. Toen de Heer werd geboren, regeerde over Israël geen koning meer uit het geslacht van Juda, maar de Idumeeër Herodes. Toen Hij optrad onder zijn volk, waren er reeds stadhouders aangesteld, en toen Hij de kruisdood stierf, was ook aan de Joden de wetgevende en rechtsprekende macht in hoogste instantie ontnomen..

3) Hier nu spreekt hij uit, dat hij niet slechts koning van n volk zal zijn, maar dat verschillende volken zich onder zijn vleugels zullen verzamelen. Wij nu weten, dat dit op Christus van toepassing is, aan Wie de erfelijke bezitting van de wereld is beloofd, onder Wiens juk de volken gebracht zijn. Op Wiens wenk verenigd zullen worden, die vroeger verdeeld waren. Verder heeft de roeping van de volken hier een merkwaardig getuigenis, dat zij in de gemeenschap van het verbond zouden ingelijfd worden, opdat zij onder n Hoofd, n volk met de kinderen van Abraham zouden worden..

Vers 11

11. Hij, deze Juda met zijn leeuwenhart, zal niet altijd in oorlog leven; hem is een landstreek gegeven, waar hij een vreedzaam en vrolijk leven kan leiden, te midden van de overvloed van de edelste voedingsmiddelen; hij bindt Zijn jonge ezel aan de wijnstok, en het veulen van zijn ezelin aan de sorek, de edelste wijnstok; z rijk zal zijn land in wijnstokken zijn en wel in de edelste, dat, als hij van de ene naar de andere plaats rijdt, hij overal sterke wijnstokken vindt, waaraan hij zijn rijdier kan binden, om het te laten uitrusten. Het gewas zal dan ook zo overvloedig zijn, dat hij de wijn kan aanwenden tot datgene, waartoe anderen zich van water bedienen; hij wast zijn kleed in de wijn, en zijn mantel in wijndruivenbloed. 1)

1) Wegens de herinnering, aan bloed is deze plaats veelvuldig toegepast op het bloedige kleed van David of van de Messias Isaiah 63:1) 12. En gelijk hij wijn genoeg te drinken heeft, zo is zijn land ook rijk in weiden, en geeft het overvloedig voedsel aan het vee, zodat de melk veelvuldig is als de wijn. Hij is roodachtig van ogen door de wijn, en wit van tanden door de melk; 1) in de donkere gloed van zijn ogen en de verblindende witheid van de tanden, zal men zien, wat hij zo overvloedig genieten kan.

1) Gelijk de landstreek van Juda aan de ene zijde een bergland is, en zo het beeld van de leeuw zeer gepast was (Genesis 49:9), zo was het aan de andere zijde ook een wijnland, en, gelijk reeds opgemerkt is, rijk in vette weilanden. Voornamelijk bij Hebron en Engedi groeide de edelste wijn, en in de woestijn bij Thekoa en Karmel waren de uitgezochtste weiden (Numeri. 13:23, Song of Solomon 1:14; 2 Chronicles 6:10; 2 Chronicles 6:1 Samuël 25:2, Amos 1:1 )

Het uitzicht van Jakob (Genesis 49:10) op een koning van vrede, die neit slechts Israël, maar alle volken regeren zal, gaat spoedig voorbij, en hij ziet Juda in het rijk gezegende land van wijn en melk rustig wonen.

De volgende schildering (Genesis 49:11,Genesis 49:12) is van dien aard, dat, onder het kleed van uitwendig lichamelijk geluk in het vruchtbare erfland, de geestelijke heerlijkheid van het Messiaanse rijk, als in een vergezicht, verborgen ligt..

Oudere uitleggers verklaren deze plaats uitsluitend van de Silo. Dan betekent "de jonge ezel": de wilde heidenen; "het veulen van zijn ezelin": het door de wet bezwaarde Joodse volk; beide roept Hij, die de ware wijnstok is, tot Zijn gemeenschap en Hij maakt hen tot leden van Zijn Kerk. Het wassen van Zijn kleren in wijn en van Zijn mantel in wijndruivenbloed doelt op Zijn zielestrijd aan de Olijfberg en Zijn bloedig lijden; het vuur van Zijn ogen en de witheid van Zijn tanden zijn beelden van geestelijke schoonheid (John 10:16, John 15:1, Isaiah 63:1, Revelation 9:3 Psalms 45:3 Song of Solomon 5:10 Openbaring :14; 1 Peter 2:2. Hierom zijn ook Genesis 49:11, Genesis 49:12 evenals Genesis 49:10 in sommige bijbels met grote letters gedrukt..

Vers 11

11. Hij, deze Juda met zijn leeuwenhart, zal niet altijd in oorlog leven; hem is een landstreek gegeven, waar hij een vreedzaam en vrolijk leven kan leiden, te midden van de overvloed van de edelste voedingsmiddelen; hij bindt Zijn jonge ezel aan de wijnstok, en het veulen van zijn ezelin aan de sorek, de edelste wijnstok; z rijk zal zijn land in wijnstokken zijn en wel in de edelste, dat, als hij van de ene naar de andere plaats rijdt, hij overal sterke wijnstokken vindt, waaraan hij zijn rijdier kan binden, om het te laten uitrusten. Het gewas zal dan ook zo overvloedig zijn, dat hij de wijn kan aanwenden tot datgene, waartoe anderen zich van water bedienen; hij wast zijn kleed in de wijn, en zijn mantel in wijndruivenbloed. 1)

1) Wegens de herinnering, aan bloed is deze plaats veelvuldig toegepast op het bloedige kleed van David of van de Messias Isaiah 63:1) 12. En gelijk hij wijn genoeg te drinken heeft, zo is zijn land ook rijk in weiden, en geeft het overvloedig voedsel aan het vee, zodat de melk veelvuldig is als de wijn. Hij is roodachtig van ogen door de wijn, en wit van tanden door de melk; 1) in de donkere gloed van zijn ogen en de verblindende witheid van de tanden, zal men zien, wat hij zo overvloedig genieten kan.

1) Gelijk de landstreek van Juda aan de ene zijde een bergland is, en zo het beeld van de leeuw zeer gepast was (Genesis 49:9), zo was het aan de andere zijde ook een wijnland, en, gelijk reeds opgemerkt is, rijk in vette weilanden. Voornamelijk bij Hebron en Engedi groeide de edelste wijn, en in de woestijn bij Thekoa en Karmel waren de uitgezochtste weiden (Numeri. 13:23, Song of Solomon 1:14; 2 Chronicles 6:10; 2 Chronicles 6:1 Samuël 25:2, Amos 1:1 )

Het uitzicht van Jakob (Genesis 49:10) op een koning van vrede, die neit slechts Israël, maar alle volken regeren zal, gaat spoedig voorbij, en hij ziet Juda in het rijk gezegende land van wijn en melk rustig wonen.

De volgende schildering (Genesis 49:11,Genesis 49:12) is van dien aard, dat, onder het kleed van uitwendig lichamelijk geluk in het vruchtbare erfland, de geestelijke heerlijkheid van het Messiaanse rijk, als in een vergezicht, verborgen ligt..

Oudere uitleggers verklaren deze plaats uitsluitend van de Silo. Dan betekent "de jonge ezel": de wilde heidenen; "het veulen van zijn ezelin": het door de wet bezwaarde Joodse volk; beide roept Hij, die de ware wijnstok is, tot Zijn gemeenschap en Hij maakt hen tot leden van Zijn Kerk. Het wassen van Zijn kleren in wijn en van Zijn mantel in wijndruivenbloed doelt op Zijn zielestrijd aan de Olijfberg en Zijn bloedig lijden; het vuur van Zijn ogen en de witheid van Zijn tanden zijn beelden van geestelijke schoonheid (John 10:16, John 15:1, Isaiah 63:1, Revelation 9:3 Psalms 45:3 Song of Solomon 5:10 Openbaring :14; 1 Peter 2:2. Hierom zijn ook Genesis 49:11, Genesis 49:12 evenals Genesis 49:10 in sommige bijbels met grote letters gedrukt..

Vers 13

13. Zebulon, Lea's zesde zoon die echter meer ondernemend is, dan zijn v r hem geboren broeder, Issaschar (Genesis 49:14), zal, naar zijn naam: bijwoning (Genesis 30:20, aan de haven van de zeeën wonen, en hij zal aan de haven van de schepen wezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon; uit zijn woonplaats in het land der belofte volgens Joshua 19:10) ziet hij voor zich naar de Middellandse Zee, naar het strand, waar schepen aanlanden, en zijn zijde heeft de richting naar Sidon; deze aanraking met de Fenicische wereldhandel zal hij tot zijn voordeel gebruiken, en deze zal hem aanzienlijke welvaart verschaffen (Deuteronomy 33:18).

Geen geestelijke, maar alleen tijdelijke zegeningen worden Zebulon toebedacht, en toch zou aan Zebulon geestelijke schatten geschonken worden. Van Zebulon zou het geprofeteerd worden, dat het een groot licht zou zien Isaiah 8:23). En dit grote licht is gezien, want in de landstreek van Zebulon lag Nazareth en in Nazareth heeft het Licht der wereld gewoond..

Vers 13

13. Zebulon, Lea's zesde zoon die echter meer ondernemend is, dan zijn v r hem geboren broeder, Issaschar (Genesis 49:14), zal, naar zijn naam: bijwoning (Genesis 30:20, aan de haven van de zeeën wonen, en hij zal aan de haven van de schepen wezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon; uit zijn woonplaats in het land der belofte volgens Joshua 19:10) ziet hij voor zich naar de Middellandse Zee, naar het strand, waar schepen aanlanden, en zijn zijde heeft de richting naar Sidon; deze aanraking met de Fenicische wereldhandel zal hij tot zijn voordeel gebruiken, en deze zal hem aanzienlijke welvaart verschaffen (Deuteronomy 33:18).

Geen geestelijke, maar alleen tijdelijke zegeningen worden Zebulon toebedacht, en toch zou aan Zebulon geestelijke schatten geschonken worden. Van Zebulon zou het geprofeteerd worden, dat het een groot licht zou zien Isaiah 8:23). En dit grote licht is gezien, want in de landstreek van Zebulon lag Nazareth en in Nazareth heeft het Licht der wereld gewoond..

Vers 14

14. Issaschar, Lea's vijfde zoon, is, gelijk zijn naam loonarbeider aanduidt, een sterk gebeende ezel; 1) zijn nageslacht is een soort van krachtige, breedgeschouderde mannen; nederliggende tussen twee pakken. 2) 1) In dit beeld is niets beschimpends; de oosterse ezel is statiger dan de westerse. Homerus vergelijkt Ajax bij een ezel; de dappere Kalif Merwan II heet de ezel van Mesopotamië..

2) Dit wil niet zeggen, dat hij lui was, of de rust liefhad. Immers, een ezel nederliggende, voor een ogenblik rust genietende, tussen twee pakken, is veeleer het beeld van een werker, een slover, die, in plaats van n pak, twee pakken draagt, om des te meer te kunnen verdienen. Houdt men deze verklaring vast, dan wordt eerst het volgende recht verstaan. Issaschar betekent "loon" om loon bekomen. De karaktertrek van zijn stam zou daarmee in overeenstemming zijn..

Vers 14

14. Issaschar, Lea's vijfde zoon, is, gelijk zijn naam loonarbeider aanduidt, een sterk gebeende ezel; 1) zijn nageslacht is een soort van krachtige, breedgeschouderde mannen; nederliggende tussen twee pakken. 2) 1) In dit beeld is niets beschimpends; de oosterse ezel is statiger dan de westerse. Homerus vergelijkt Ajax bij een ezel; de dappere Kalif Merwan II heet de ezel van Mesopotamië..

2) Dit wil niet zeggen, dat hij lui was, of de rust liefhad. Immers, een ezel nederliggende, voor een ogenblik rust genietende, tussen twee pakken, is veeleer het beeld van een werker, een slover, die, in plaats van n pak, twee pakken draagt, om des te meer te kunnen verdienen. Houdt men deze verklaring vast, dan wordt eerst het volgende recht verstaan. Issaschar betekent "loon" om loon bekomen. De karaktertrek van zijn stam zou daarmee in overeenstemming zijn..

Vers 15

15. Toen hij de rust zag, dat zij goed was, en het land, dat het lustig was, dacht hij er niet aan, om tot enige staatkundige macht of betekenis te komen; integendeel, toen hij die verkregen had, zo boog hij zijn schouder, om te dragen, en was dienende onder tribuut; 1) in zijn onverschilligheid en traagheid liet hij zich tot een schatplichtige knecht maken. 2)

1) Om loon deed Issaschar alles. Indien er maar geld te verdienen was. Daarom betaalde hij ook liever tribuut, dan zich gedurig in oorlog te wikkelen..

2) De korte spreuk over Zebulon is als een vrij, ver zeegezicht; het karakter van Issaschar daarentegen is, ook in toon en maat, gelijk aan de rustige stille tred van het lastdier beschreven..

Vers 15

15. Toen hij de rust zag, dat zij goed was, en het land, dat het lustig was, dacht hij er niet aan, om tot enige staatkundige macht of betekenis te komen; integendeel, toen hij die verkregen had, zo boog hij zijn schouder, om te dragen, en was dienende onder tribuut; 1) in zijn onverschilligheid en traagheid liet hij zich tot een schatplichtige knecht maken. 2)

1) Om loon deed Issaschar alles. Indien er maar geld te verdienen was. Daarom betaalde hij ook liever tribuut, dan zich gedurig in oorlog te wikkelen..

2) De korte spreuk over Zebulon is als een vrij, ver zeegezicht; het karakter van Issaschar daarentegen is, ook in toon en maat, gelijk aan de rustige stille tred van het lastdier beschreven..

Vers 16

16. Dan; hoewel de zoon van een dienstmaagd, van Bilha, zal, overeenkomstig zijn naam (Genesis 30:6), zijn volk richten, even goed als een van de stammen van Israël. 1)

1) Dan betekent "richten". Dan was de zoon van Bilha, de dienstmaagd van Rachel, en daarom minder geacht, dan de zonen van de vrije mensen. Maar o, omdat ook hij een zoon van Jakob was, daarom zou ook uit Dan voortkomen, wie aan het hoofd van Israël zou staan. En uit Dan kwam Simson voort, de meest gevierde onder de richters, die echter meer door slimheid heeft uitgemunt, dan door echte heldenmoed..

Vers 16

16. Dan; hoewel de zoon van een dienstmaagd, van Bilha, zal, overeenkomstig zijn naam (Genesis 30:6), zijn volk richten, even goed als een van de stammen van Israël. 1)

1) Dan betekent "richten". Dan was de zoon van Bilha, de dienstmaagd van Rachel, en daarom minder geacht, dan de zonen van de vrije mensen. Maar o, omdat ook hij een zoon van Jakob was, daarom zou ook uit Dan voortkomen, wie aan het hoofd van Israël zou staan. En uit Dan kwam Simson voort, de meest gevierde onder de richters, die echter meer door slimheid heeft uitgemunt, dan door echte heldenmoed..

Vers 17

17. Waar hem de sterkte ontbreekt, om meester te worden, daar zal hij zich van list bedienen. Dan zal een slang zijn aan de weg, een adderslang naast het pad, die plotseling uit zijn schuilplaats tevoorschijn komt, bijtende de verzenen van het paard, zodat zijn rijder achterover valt. 1)

1) De zoon van de dienstmaagd bevond zich in een eigenaardige positie. Enigszins minder geacht dan de andere zonen uit Lea of Rachel, en zelf laag neerziende op de dienstbaren in zijn vaderhuis, was zijn toestand zulk een, die hem er toe aanzette, de voorzichtigheid van de slangen in beoefening te brengen. Daarom wordt list met een slang vergeleken, die door slimheid of list moet winnen, wat hij door kracht niet verkrijgen kan. Deze karaktertrek was ook Dan eigen. Simeon niet alleen bevestigt het, maar ook de geschiedenis die ons in Judges 18:1 wordt meegedeeld.. 18. Op Uw zaligheid wacht ik, HEERE! 1)

1) Er zij allereerst gevraagd, welke aangelegenheid de heilige man heeft in beroering gebracht, dat hij, na zijn aanspraak afgebroken te hebben, plotseling tot dit woord overgaat. Want, daar hij zo-even de komst van de Messias beloofde, zou een vermelding van heil en zaligheid geschikter geweest zijn. Ik nu geloof, dat hij, omdat hij, als door hogere bezieling, de welstand van zijn geslacht aan verschillende wisselingen ziet blootgesteld, ja, aan beroeringen onderworpen, die maar weinig van gehele ondergang verschilden, door kommer en vrees werd aangedaan. Want zijn vaderlijke toegenegenheid had hij niet uitgeschud, dat hij geen zorg voor zijn eigen bloed kon hebben. Daarom, de vele moeilijkheden, vele rampen, vele onheilen en de vele verliezen, die zijn zaad geheel als met ondergang dreigden, ziende, kon het niet anders, of hij leed hevig en werd op menselijke wijze ontroerd. Maar opdat hij, door de standvastigheid van het gemoed overwinnende, tegen alle navolgende beproevingen bestand zou zijn, wendde hij zich tot God, die beloofd had, dat Hij de bestuurder van dit volk zou zijn..

Het is ook mogelijk, dat Jakob, door de Geest voorziende hoeveel ondankbaarheid, trouweloosheid en goddeloosheid bij zijn nakomelingen in de toekomst zou gevonden worden, waardoor zij de gunst van God zouden verderven, tegen deze beproevingen geworsteld heeft..

De voorzichtigheid van de slangen is fijne list, u ter navolging gesteld, mits gevoegd bij de oprechtheid van de duif. En wee u, zo het bij u de slang alleen wordt. Want dan gaat die slang schuifelen en adders in uw hart broeden en haar boosheid, op het duivelse af, steekt dan uw leven. Het is, of Jakob dat stervend gevoeld heeft. Of waartoe anders na die schetsing van Dans karakter plotseling die uitroep: "Op Uw heil wacht ik, o Heere!" die bij alle andere stammen ontbreekt? Was het niet, alsof Jakob profetisch voelde: Hier vooral ligt gevaar! O God, als ook die boze kracht zich ontwikkelen gaat, wie zal dan Israël redden? En dat hij daarom bad: "Op Uw heil wacht ik, o Heere!" Want weet dit: Wordt Juda bij ontaarding Jood en dus trouweloos, aan Dan wacht erger. In Dan vaart de Duivel, en Dan zal verraad plegen..

Zo zullen ook wij de onderhouding van de kerk en haar verlossing uit alle stormen van de Heere hopen..

Niet zozeer met eigen toestand staat deze uitroep in verband, waarom dan niet uitgesproken aan het begin of aan het einde van deze toespraak, maar met de geschiedenis van Dan in het bijzonder en van Israël in het algemeen..

Ook de mening, dat Jakob met deze woorden een weinig zich heeft willen sterken, voor de volgende zegeningen, is te verwerpen..

Of Judas Iskarioth uit de stam van Dan is geweest, kan niet met volkomen zekerheid bevestigd worden. Wel is het opmerkelijk, dat onder de 144000 verzegelden in het boek van de Openbaringen, de stam van Dan niet gemeld wordt, maar o.i. hierom niet, omdat hij later met die van Juda is samengesmolten.. 19. Aangaande Gad, Zilpa's oudste zoon, gelijk zijn naam (bende, afgeleid van een werkwoord, dat aanvallen betekent), aanduidt (Genesis 30:11), een bende zal hem aanvallen; maar hij zal, uit zijn rust opgewekt, haar aanvallen in het einde. 1)

1) Jakob zinspeelt op de naam Gad. Zo was hij genoemd, omdat Jakob uit zijn moeder Lea een talrijke nakomelingschap had gewonnen. Nu meldt zijn vader, dat, ofschoon hij zijn naam aan het woord menigte ontleend heeft, echter het hem moeite zou kosten, om de grote drom van vijanden te rechter tijd te onderdrukken. En daarom voorspelt hij dit, opdat zijn nakomelingen, niet, op eigen krachten vertrouwende, hoogmoedig zouden zijn, maar zich zouden voorbereiden om de moeiten te dragen, waarmee de Heere hen wilde bezoeken en welke hij reeds besloten had over hen te brengen. Overigens om hen tot verdraagzaamheid te manen, wekt hij hen op en bemoedigt hen door de in een adem er bij gevoegde vertroosting, dat zij eindelijk van de onderdrukking bevrijd zouden worden en de overwinning zouden behalen over hun vijanden, door welke zij overwonnen en vernederd waren. Verder kan deze profetie tot geheel de Kerk gebracht worden, welke met slechts een dag wordt aangevallen, maar gedurig door nieuwe moeiten wordt getroffen, totdat tenslotte de Heere haar bevrijdt..

Gad behoorde tot de strijdbaarste mannen (1 Chronicles 5:18,1 Chronicles 5:26). Uit Gad koos David de kloeke helden (1Kron.12:8). Het waren de Gadieten, die de Ammonieten geheel ten onder wilden brengen en die vooraan in de strijd stonden, toen bij Merom de koningen van het noorden werden bestreden..

Gad verkreeg zijn gebied aan de overzijde van de Jordaan, en werd dikwijls benauwd door benden, maar hij drong ze overwinnend terug (1Kron.5:18; 12:3-15) In het bijzonder moet men hier denken aan de helden van het gebergte Gilead in de tijd van de Richteren, voornamelijk aan Jefta..

Vers 17

17. Waar hem de sterkte ontbreekt, om meester te worden, daar zal hij zich van list bedienen. Dan zal een slang zijn aan de weg, een adderslang naast het pad, die plotseling uit zijn schuilplaats tevoorschijn komt, bijtende de verzenen van het paard, zodat zijn rijder achterover valt. 1)

1) De zoon van de dienstmaagd bevond zich in een eigenaardige positie. Enigszins minder geacht dan de andere zonen uit Lea of Rachel, en zelf laag neerziende op de dienstbaren in zijn vaderhuis, was zijn toestand zulk een, die hem er toe aanzette, de voorzichtigheid van de slangen in beoefening te brengen. Daarom wordt list met een slang vergeleken, die door slimheid of list moet winnen, wat hij door kracht niet verkrijgen kan. Deze karaktertrek was ook Dan eigen. Simeon niet alleen bevestigt het, maar ook de geschiedenis die ons in Judges 18:1 wordt meegedeeld.. 18. Op Uw zaligheid wacht ik, HEERE! 1)

1) Er zij allereerst gevraagd, welke aangelegenheid de heilige man heeft in beroering gebracht, dat hij, na zijn aanspraak afgebroken te hebben, plotseling tot dit woord overgaat. Want, daar hij zo-even de komst van de Messias beloofde, zou een vermelding van heil en zaligheid geschikter geweest zijn. Ik nu geloof, dat hij, omdat hij, als door hogere bezieling, de welstand van zijn geslacht aan verschillende wisselingen ziet blootgesteld, ja, aan beroeringen onderworpen, die maar weinig van gehele ondergang verschilden, door kommer en vrees werd aangedaan. Want zijn vaderlijke toegenegenheid had hij niet uitgeschud, dat hij geen zorg voor zijn eigen bloed kon hebben. Daarom, de vele moeilijkheden, vele rampen, vele onheilen en de vele verliezen, die zijn zaad geheel als met ondergang dreigden, ziende, kon het niet anders, of hij leed hevig en werd op menselijke wijze ontroerd. Maar opdat hij, door de standvastigheid van het gemoed overwinnende, tegen alle navolgende beproevingen bestand zou zijn, wendde hij zich tot God, die beloofd had, dat Hij de bestuurder van dit volk zou zijn..

Het is ook mogelijk, dat Jakob, door de Geest voorziende hoeveel ondankbaarheid, trouweloosheid en goddeloosheid bij zijn nakomelingen in de toekomst zou gevonden worden, waardoor zij de gunst van God zouden verderven, tegen deze beproevingen geworsteld heeft..

De voorzichtigheid van de slangen is fijne list, u ter navolging gesteld, mits gevoegd bij de oprechtheid van de duif. En wee u, zo het bij u de slang alleen wordt. Want dan gaat die slang schuifelen en adders in uw hart broeden en haar boosheid, op het duivelse af, steekt dan uw leven. Het is, of Jakob dat stervend gevoeld heeft. Of waartoe anders na die schetsing van Dans karakter plotseling die uitroep: "Op Uw heil wacht ik, o Heere!" die bij alle andere stammen ontbreekt? Was het niet, alsof Jakob profetisch voelde: Hier vooral ligt gevaar! O God, als ook die boze kracht zich ontwikkelen gaat, wie zal dan Israël redden? En dat hij daarom bad: "Op Uw heil wacht ik, o Heere!" Want weet dit: Wordt Juda bij ontaarding Jood en dus trouweloos, aan Dan wacht erger. In Dan vaart de Duivel, en Dan zal verraad plegen..

Zo zullen ook wij de onderhouding van de kerk en haar verlossing uit alle stormen van de Heere hopen..

Niet zozeer met eigen toestand staat deze uitroep in verband, waarom dan niet uitgesproken aan het begin of aan het einde van deze toespraak, maar met de geschiedenis van Dan in het bijzonder en van Israël in het algemeen..

Ook de mening, dat Jakob met deze woorden een weinig zich heeft willen sterken, voor de volgende zegeningen, is te verwerpen..

Of Judas Iskarioth uit de stam van Dan is geweest, kan niet met volkomen zekerheid bevestigd worden. Wel is het opmerkelijk, dat onder de 144000 verzegelden in het boek van de Openbaringen, de stam van Dan niet gemeld wordt, maar o.i. hierom niet, omdat hij later met die van Juda is samengesmolten.. 19. Aangaande Gad, Zilpa's oudste zoon, gelijk zijn naam (bende, afgeleid van een werkwoord, dat aanvallen betekent), aanduidt (Genesis 30:11), een bende zal hem aanvallen; maar hij zal, uit zijn rust opgewekt, haar aanvallen in het einde. 1)

1) Jakob zinspeelt op de naam Gad. Zo was hij genoemd, omdat Jakob uit zijn moeder Lea een talrijke nakomelingschap had gewonnen. Nu meldt zijn vader, dat, ofschoon hij zijn naam aan het woord menigte ontleend heeft, echter het hem moeite zou kosten, om de grote drom van vijanden te rechter tijd te onderdrukken. En daarom voorspelt hij dit, opdat zijn nakomelingen, niet, op eigen krachten vertrouwende, hoogmoedig zouden zijn, maar zich zouden voorbereiden om de moeiten te dragen, waarmee de Heere hen wilde bezoeken en welke hij reeds besloten had over hen te brengen. Overigens om hen tot verdraagzaamheid te manen, wekt hij hen op en bemoedigt hen door de in een adem er bij gevoegde vertroosting, dat zij eindelijk van de onderdrukking bevrijd zouden worden en de overwinning zouden behalen over hun vijanden, door welke zij overwonnen en vernederd waren. Verder kan deze profetie tot geheel de Kerk gebracht worden, welke met slechts een dag wordt aangevallen, maar gedurig door nieuwe moeiten wordt getroffen, totdat tenslotte de Heere haar bevrijdt..

Gad behoorde tot de strijdbaarste mannen (1 Chronicles 5:18,1 Chronicles 5:26). Uit Gad koos David de kloeke helden (1Kron.12:8). Het waren de Gadieten, die de Ammonieten geheel ten onder wilden brengen en die vooraan in de strijd stonden, toen bij Merom de koningen van het noorden werden bestreden..

Gad verkreeg zijn gebied aan de overzijde van de Jordaan, en werd dikwijls benauwd door benden, maar hij drong ze overwinnend terug (1Kron.5:18; 12:3-15) In het bijzonder moet men hier denken aan de helden van het gebergte Gilead in de tijd van de Richteren, voornamelijk aan Jefta..

Vers 20

20. Van Aser, Zilpa's tweede zoon, wiens gebied in de laagten van de Karmel, aan de kusten van de Middellandse Zee tot de bergachtige streken van Sidon, zo kostelijke vruchten, koren, wijn en olie oplevert, zijn brood zal vetzijn, en hij zal koninklijke lekkernijen leveren; 1) niet slechts zal zijn land fruit en olie Isaiah 25:6) opleveren en hem brood geven, maar het zal ook koninklijke tafels kunnen bezorgen (1 Kings 5:11).

1) Aser's erfdeel in Israël was een van de beste gedeelten van het land Kanan, beroemd wegens de tarwe en olie welke daar geteeld werden. Zijn naam betekent: geluk, welstand. Het vette van de aarde was hem toegevallen en vanuit zijn havens, dreef hij later een grote en winstgevende handel over de zeeën..

Vers 20

20. Van Aser, Zilpa's tweede zoon, wiens gebied in de laagten van de Karmel, aan de kusten van de Middellandse Zee tot de bergachtige streken van Sidon, zo kostelijke vruchten, koren, wijn en olie oplevert, zijn brood zal vetzijn, en hij zal koninklijke lekkernijen leveren; 1) niet slechts zal zijn land fruit en olie Isaiah 25:6) opleveren en hem brood geven, maar het zal ook koninklijke tafels kunnen bezorgen (1 Kings 5:11).

1) Aser's erfdeel in Israël was een van de beste gedeelten van het land Kanan, beroemd wegens de tarwe en olie welke daar geteeld werden. Zijn naam betekent: geluk, welstand. Het vette van de aarde was hem toegevallen en vanuit zijn havens, dreef hij later een grote en winstgevende handel over de zeeën..

Vers 21

21. Nafthali, Bilha's tweede zoon (Genesis 49:16), is een losgelatene hinde; hij zal in zijn geliefd bergland, als een hinde, vrij en onafhankelijk zijn; hij geeft schone woorden; 1) de gave van dichtkunst en welsprekendheid zal hem bijzonder eigen zijn.

1) De geschiedenis van deze stam is ons te weinig bekend, dan dat wij in bijzonderheden zouden kunnen aanwijzen, hoe Nafthali de eigenlijke stam van dichters en redenaars was; toch kunnen wij op Debora en Barak wijzen, die, na de overwinning over Sisera, de veldoverste van Jabin een zo liefelijk lied zongen (Judges 4:1-5); ten tweede daarop, dat op de grenzen aan Zebulon en Nafthali het eerst de prediking van het Evangelie door Christus weerklonk (Matthew 4:13) en dat ook de eerste Apostelen uit dit land afstamden..

Blijkbaar had Lea, nadat Bilha met Dan haar eersteling had gebaard, nogmaals al haar kunst erop gezet, om Jakob uit Rachels tenten naar de hare te lokken. Bang, vreselijk bang moet die worsteling tussen de twee op elkaar jaloerse vrouwen geweest zijn, of eigenlijk van de drie. Van Rachel met Bilha samen tegen Lea, de moeder van de vier oudste zonen. En in die bange worsteling was het op de behendigheid van de hinde en op de lokkende macht van het boeiend lieve woord alleen gekomen. En Bilha, en door haar Rachel, had in die bittere, boze vrouwenstrijd overwonnen. Jakob was in Rachels tenten gebleven en Bilha ontving. En toen nu uit Bilha Jakobs zesde zoon was geboren, toen riep Rachel: Deze zal Nafthali heten, d.i. de afgeworstelde, want verschrikkelijk heeft mijn ziel om hem met Lea geworsteld..

Vers 21

21. Nafthali, Bilha's tweede zoon (Genesis 49:16), is een losgelatene hinde; hij zal in zijn geliefd bergland, als een hinde, vrij en onafhankelijk zijn; hij geeft schone woorden; 1) de gave van dichtkunst en welsprekendheid zal hem bijzonder eigen zijn.

1) De geschiedenis van deze stam is ons te weinig bekend, dan dat wij in bijzonderheden zouden kunnen aanwijzen, hoe Nafthali de eigenlijke stam van dichters en redenaars was; toch kunnen wij op Debora en Barak wijzen, die, na de overwinning over Sisera, de veldoverste van Jabin een zo liefelijk lied zongen (Judges 4:1-5); ten tweede daarop, dat op de grenzen aan Zebulon en Nafthali het eerst de prediking van het Evangelie door Christus weerklonk (Matthew 4:13) en dat ook de eerste Apostelen uit dit land afstamden..

Blijkbaar had Lea, nadat Bilha met Dan haar eersteling had gebaard, nogmaals al haar kunst erop gezet, om Jakob uit Rachels tenten naar de hare te lokken. Bang, vreselijk bang moet die worsteling tussen de twee op elkaar jaloerse vrouwen geweest zijn, of eigenlijk van de drie. Van Rachel met Bilha samen tegen Lea, de moeder van de vier oudste zonen. En in die bange worsteling was het op de behendigheid van de hinde en op de lokkende macht van het boeiend lieve woord alleen gekomen. En Bilha, en door haar Rachel, had in die bittere, boze vrouwenstrijd overwonnen. Jakob was in Rachels tenten gebleven en Bilha ontving. En toen nu uit Bilha Jakobs zesde zoon was geboren, toen riep Rachel: Deze zal Nafthali heten, d.i. de afgeworstelde, want verschrikkelijk heeft mijn ziel om hem met Lea geworsteld..

Vers 22

22. a) Jozef, Rachels eerstgeboren zoon, is een vruchtbare tak; bestemd om te groeien een vruchtbare tak, 1) als een aan een fontein2) geplante boom (Psalms 1:3); elk een van beide takken, Efraïm en Manasse, groeit welig voort, en loopt over de muur.3)

a) 1 Chronicles 5:1

1) In het Hebreeuws Ben-Phorath letterlijk, zoon van de vruchtboom..

2) Een vruchtbare tak aan een fontein." Een constant" beeld in de Heilige Schrift om vruchtbaarheid, welvaart en wel blijvende welvaart aan te duiden. (Ps1:3 Psalms 37:35)

3) Duidelijk straalt in de woorden van dit vers de zinspeling door op de naam van Efraïm. Toen Efraïm geboren was, heeft Jozef gezegd: "God heeft mij doen groeien." Welnu, Jakob grijpt dit woord, die naam aan, om Jozef in de eerste plaats te zegenen met bloei en groei van zijn nakomelingschap..

De zegenwens over Jozef uitgesproken, kenmerkt de volle hartelijkheid vna het vaderlijk gevoel, bij het aanschouwen van een zoon, die de roem en de weldoener van zijn geslacht was. De oude man kan geen woorden, geen beelden vinden, rijk genoeg om dit overstromend gevoel uit te storten. Vandaar is in deze zegenspreuk zoveel afgebrokens en zoveel uitvoerigs, en tegelijk zoveel duisters, ontstaan uit de hoge opgewondenheid van de (heilige) verbeelding van de spreker. (v.d.PALM).

Zo vinden wij ook van dit vers zeer veel verschillende vertalingen. Die van Luther is: "Jozef zal groeien, hij zal groeien als aan een waterput; de dochters treden daarin in de regering", terwijl dit laatste bedoeld wordt in de zin van: "de steden en dorpen verheugen zich in een goede regering." De beste vertaling schijnt ons echter toe te zijn: "Jozef is de zoon van een vruchtboom, de zoon van een vruchtboom aan een bron; de dochters (spruiten, takken) gaan over de muur." Het is een beeld ontleend aan een welig groeiende wijnstok, die de muur of de "staak", zoals het woord ook vertaald kan worden, te boven groeit. Efraïm en Manasse behoorden tot de talrijkste stammen, bezaten grote landen, en kwamen tot bijzondere macht en betekenis..

Vers 22

22. a) Jozef, Rachels eerstgeboren zoon, is een vruchtbare tak; bestemd om te groeien een vruchtbare tak, 1) als een aan een fontein2) geplante boom (Psalms 1:3); elk een van beide takken, Efraïm en Manasse, groeit welig voort, en loopt over de muur.3)

a) 1 Chronicles 5:1

1) In het Hebreeuws Ben-Phorath letterlijk, zoon van de vruchtboom..

2) Een vruchtbare tak aan een fontein." Een constant" beeld in de Heilige Schrift om vruchtbaarheid, welvaart en wel blijvende welvaart aan te duiden. (Ps1:3 Psalms 37:35)

3) Duidelijk straalt in de woorden van dit vers de zinspeling door op de naam van Efraïm. Toen Efraïm geboren was, heeft Jozef gezegd: "God heeft mij doen groeien." Welnu, Jakob grijpt dit woord, die naam aan, om Jozef in de eerste plaats te zegenen met bloei en groei van zijn nakomelingschap..

De zegenwens over Jozef uitgesproken, kenmerkt de volle hartelijkheid vna het vaderlijk gevoel, bij het aanschouwen van een zoon, die de roem en de weldoener van zijn geslacht was. De oude man kan geen woorden, geen beelden vinden, rijk genoeg om dit overstromend gevoel uit te storten. Vandaar is in deze zegenspreuk zoveel afgebrokens en zoveel uitvoerigs, en tegelijk zoveel duisters, ontstaan uit de hoge opgewondenheid van de (heilige) verbeelding van de spreker. (v.d.PALM).

Zo vinden wij ook van dit vers zeer veel verschillende vertalingen. Die van Luther is: "Jozef zal groeien, hij zal groeien als aan een waterput; de dochters treden daarin in de regering", terwijl dit laatste bedoeld wordt in de zin van: "de steden en dorpen verheugen zich in een goede regering." De beste vertaling schijnt ons echter toe te zijn: "Jozef is de zoon van een vruchtboom, de zoon van een vruchtboom aan een bron; de dochters (spruiten, takken) gaan over de muur." Het is een beeld ontleend aan een welig groeiende wijnstok, die de muur of de "staak", zoals het woord ook vertaald kan worden, te boven groeit. Efraïm en Manasse behoorden tot de talrijkste stammen, bezaten grote landen, en kwamen tot bijzondere macht en betekenis..

Vers 23

23. a) De schutters hebben hem wel bitterheid aangedaan, en beschoten, en hem gehaat 1) zijn broeders hebben hem zoeken te verderven en de naburige, als goede boogschutters bekende, Hagarenen, Itureeërs, Kedarenen en Syriërs zullen zijn nageslacht benauwen en in oorlogen wikkelen.

a) Genesis 50:20

1) In Genesis 49:23, Genesis 49:24 wordt volhardende dapperheid beloofd, en daarom heeft hij Jozef vergeleken met een schutter, die zegevierend uit de strijd tevoorschijn is getreden..

Vers 23

23. a) De schutters hebben hem wel bitterheid aangedaan, en beschoten, en hem gehaat 1) zijn broeders hebben hem zoeken te verderven en de naburige, als goede boogschutters bekende, Hagarenen, Itureeërs, Kedarenen en Syriërs zullen zijn nageslacht benauwen en in oorlogen wikkelen.

a) Genesis 50:20

1) In Genesis 49:23, Genesis 49:24 wordt volhardende dapperheid beloofd, en daarom heeft hij Jozef vergeleken met een schutter, die zegevierend uit de strijd tevoorschijn is getreden..

Vers 24

24. Maar zijn boog is in stijvigheid krachtig gebleven, 1) en de armen van zijn handen zijn gesterkt geworden door de handen van de Machtige van Jakob; 2) zijn broeders hebben hem, daar God met hem was, niet gedood, noch heeft Potifars vrouw hem doen vallen; de Heere heeft hem bewaard en gesterkt; zo zal ook in zijn nageslacht door die veelvuldige aanvallen de boog zijn vastheid niet verliezen, noch zullen de armen de kracht missen, om die boog te spannen; de Almachtige zal hen zegenen; daarvan is hij een herder, een steen van Israël. 3)

1) Dit betekent, dat hij met zijn boog in staat was, om zich tegenover zijn vijanden in tegenweer te stellen..

2) Wij hebben hier bij Jakob een heerlijk belijden van de belofte van het Verbond, van deze belofte: Ik ben uw God, en de God van uw nakomelingen en van de kinderen van uw nakomelingen. Als de "Machtige" had God zich aan Jakob geopenbaard; hij is ervan overtuigd, dat diezelfde God zich in diezelfde Almacht aan zijn zoon geopenbaard heeft, en zich aan zijn nakomelingschap openbaren zal. Waarlijk, wel is Jakob hier in waarheid Profeet..

3)"Daarvan is hij een herder, een steen van Israël." Alzo hebben onze Staten-Overzetters vertaald en tekenen aan: "God had Jozef beschikt tot een herder, om voedsel te beschikken aan de Egyptenaren en aan de andere volken, doch in het bijzonder aan Jakobs huis, om welke oorzaak hij ook een steen of rots van toevlucht genoemd wordt." Calvijn zegt: Ik breng het tot God terug, die het ambt van herder aan zijn knecht heeft geschonken, op de wijs als iemand door de mens gehuurd wordt, om zijn vee te weiden. Daarom, als hij zijn volk weidde, deed hij, als ware hij een bedienaar van de Goddelijke goedheid. Van Ronkel vertaalt: Daardoor is hij de herder, en een steen van Israël, en vat dan steen op in de zin van grondsteen. Anderen beschouwen het als een uitbreiding van het voorgaande, waarmee wij ons, in hoofdzaak, het liefst verenigen, zodat de vertaling moet zijn: Vandaar, n.l. van de Herder, van de (Rots) steen van Israël. Het woordje, vandaar, zou dan pleonastisch gebruikt zijn. Dit laatste behoeft evenwel niet, want heeft de patriarch dan willen zeggen, dat Jozefs handen zijn gesterkt worden, door de handen van de Machtige van Jakob, de Herder en de Rotssteen van Israël; het is echter niet onmogelijk, dat Jakob bij het uitspreken van het woordje, vandaar miacham, de handen naar boven heeft gericht. Niet onduidelijk zinspeelt Jakob, in Genesis 49:23, op Jozefs lotgevallen, op de haat van de broeders en de verleiding door Potifars vrouw, waardoor hij in zo diepe ellende gekomen is, maar waartegen hem ook de handen van de Almachtige gesterkt hadden. Dit is echter niet de eigenlijke inhoud van het gezegde, al gaf het Jakob aanleiding, om op die wijze te spreken; de voorspelling heeft betrekking op Jozefs toekomst en zijn nakomelingen. Zij hebben gelijke beproevingen en tegenstand, en vernedering te verduren; voortdurend zijn de pijlen van de tegenstanders op hen gericht; maar hun schijnbare onmacht wordt altijd weer tot overwinnende overmacht; want de Heer is hen met Zijn hulp nabij..

De dankbare herinnering aan Gods daden en het voorzeggen van de toekomst gaat nu over in werkelijke zegenbeden over Jozef..

Vers 24

24. Maar zijn boog is in stijvigheid krachtig gebleven, 1) en de armen van zijn handen zijn gesterkt geworden door de handen van de Machtige van Jakob; 2) zijn broeders hebben hem, daar God met hem was, niet gedood, noch heeft Potifars vrouw hem doen vallen; de Heere heeft hem bewaard en gesterkt; zo zal ook in zijn nageslacht door die veelvuldige aanvallen de boog zijn vastheid niet verliezen, noch zullen de armen de kracht missen, om die boog te spannen; de Almachtige zal hen zegenen; daarvan is hij een herder, een steen van Israël. 3)

1) Dit betekent, dat hij met zijn boog in staat was, om zich tegenover zijn vijanden in tegenweer te stellen..

2) Wij hebben hier bij Jakob een heerlijk belijden van de belofte van het Verbond, van deze belofte: Ik ben uw God, en de God van uw nakomelingen en van de kinderen van uw nakomelingen. Als de "Machtige" had God zich aan Jakob geopenbaard; hij is ervan overtuigd, dat diezelfde God zich in diezelfde Almacht aan zijn zoon geopenbaard heeft, en zich aan zijn nakomelingschap openbaren zal. Waarlijk, wel is Jakob hier in waarheid Profeet..

3)"Daarvan is hij een herder, een steen van Israël." Alzo hebben onze Staten-Overzetters vertaald en tekenen aan: "God had Jozef beschikt tot een herder, om voedsel te beschikken aan de Egyptenaren en aan de andere volken, doch in het bijzonder aan Jakobs huis, om welke oorzaak hij ook een steen of rots van toevlucht genoemd wordt." Calvijn zegt: Ik breng het tot God terug, die het ambt van herder aan zijn knecht heeft geschonken, op de wijs als iemand door de mens gehuurd wordt, om zijn vee te weiden. Daarom, als hij zijn volk weidde, deed hij, als ware hij een bedienaar van de Goddelijke goedheid. Van Ronkel vertaalt: Daardoor is hij de herder, en een steen van Israël, en vat dan steen op in de zin van grondsteen. Anderen beschouwen het als een uitbreiding van het voorgaande, waarmee wij ons, in hoofdzaak, het liefst verenigen, zodat de vertaling moet zijn: Vandaar, n.l. van de Herder, van de (Rots) steen van Israël. Het woordje, vandaar, zou dan pleonastisch gebruikt zijn. Dit laatste behoeft evenwel niet, want heeft de patriarch dan willen zeggen, dat Jozefs handen zijn gesterkt worden, door de handen van de Machtige van Jakob, de Herder en de Rotssteen van Israël; het is echter niet onmogelijk, dat Jakob bij het uitspreken van het woordje, vandaar miacham, de handen naar boven heeft gericht. Niet onduidelijk zinspeelt Jakob, in Genesis 49:23, op Jozefs lotgevallen, op de haat van de broeders en de verleiding door Potifars vrouw, waardoor hij in zo diepe ellende gekomen is, maar waartegen hem ook de handen van de Almachtige gesterkt hadden. Dit is echter niet de eigenlijke inhoud van het gezegde, al gaf het Jakob aanleiding, om op die wijze te spreken; de voorspelling heeft betrekking op Jozefs toekomst en zijn nakomelingen. Zij hebben gelijke beproevingen en tegenstand, en vernedering te verduren; voortdurend zijn de pijlen van de tegenstanders op hen gericht; maar hun schijnbare onmacht wordt altijd weer tot overwinnende overmacht; want de Heer is hen met Zijn hulp nabij..

De dankbare herinnering aan Gods daden en het voorzeggen van de toekomst gaat nu over in werkelijke zegenbeden over Jozef..

Vers 25

25. Van uw vaders God, 1) van Hem, die uw vader geholpen heeft, die ook u zal helpen, en uw gehele nakomelingschap, en van de Almachtige, die u zal zegenen met zegeningen uit de hemel van boven, met regen en dauw en vruchtbare tijden, met zegeningen van de afgrond, die daaronder ligt, met zegeningen van de borsten, zodat zij vol zijn van melk, en van de baarmoeder, 2) zodat zij overvloedig voortbrenge, zowel bij uw vrouwen, als bij uw maagden en uw vee; van die God zij u zegen!

1) "Van uw Vaders God." Hoezeer wijst Jakob weer op het Verbond, en verzekert aan Jozef, dat alle die dingen hem zullen toevloeien, uit kracht van het Verbond, dat God in Abraham met diens nakomelingschap heeft opgericht..

2)Overvloeiende in dank, zweeft de geest van de stervende vader in hoogten en diepten, van de onheilige vlakte van Egypte naar de verheven en heilige bergen, tenslotte tot op de heuvels van de voorwereld en hij brengt hem van alle bloemen de krans onder zijn broeders. Niet tevreden met zijn liefste zoon het beste uit zijn leven gegeven te hebben (de sterke, die met hem geworsteld heeft (Genesis 32:1), en die zijn steun geweest is, (Genesis 28:1, vrgl.Genesis 49:24), legt hij ook Abrahams en Isaak's zegen met woeker op Jozefs hoofd..

Met deze woorden wordt Jozef alle mogelijke overvloed en rijkdom beloofd. Zij doen denken aan de wensen door Izaak voor Ezau uitgesproken. De stam van Jozef is dan ook een machtige stam geworden; heeft zich in tweeën, of eigenlijk in drieën gesplitst; ja zelfs verdwijnen straks alle andere namen van Jakob's zonen voor zoverre zij Jerobeam gehoorzamen, om plaats te maken voor de enkele naam, Efraïm..

Vers 25

25. Van uw vaders God, 1) van Hem, die uw vader geholpen heeft, die ook u zal helpen, en uw gehele nakomelingschap, en van de Almachtige, die u zal zegenen met zegeningen uit de hemel van boven, met regen en dauw en vruchtbare tijden, met zegeningen van de afgrond, die daaronder ligt, met zegeningen van de borsten, zodat zij vol zijn van melk, en van de baarmoeder, 2) zodat zij overvloedig voortbrenge, zowel bij uw vrouwen, als bij uw maagden en uw vee; van die God zij u zegen!

1) "Van uw Vaders God." Hoezeer wijst Jakob weer op het Verbond, en verzekert aan Jozef, dat alle die dingen hem zullen toevloeien, uit kracht van het Verbond, dat God in Abraham met diens nakomelingschap heeft opgericht..

2)Overvloeiende in dank, zweeft de geest van de stervende vader in hoogten en diepten, van de onheilige vlakte van Egypte naar de verheven en heilige bergen, tenslotte tot op de heuvels van de voorwereld en hij brengt hem van alle bloemen de krans onder zijn broeders. Niet tevreden met zijn liefste zoon het beste uit zijn leven gegeven te hebben (de sterke, die met hem geworsteld heeft (Genesis 32:1), en die zijn steun geweest is, (Genesis 28:1, vrgl.Genesis 49:24), legt hij ook Abrahams en Isaak's zegen met woeker op Jozefs hoofd..

Met deze woorden wordt Jozef alle mogelijke overvloed en rijkdom beloofd. Zij doen denken aan de wensen door Izaak voor Ezau uitgesproken. De stam van Jozef is dan ook een machtige stam geworden; heeft zich in tweeën, of eigenlijk in drieën gesplitst; ja zelfs verdwijnen straks alle andere namen van Jakob's zonen voor zoverre zij Jerobeam gehoorzamen, om plaats te maken voor de enkele naam, Efraïm..

Vers 26

26. De zegeningen van uw vader, die hij hiermee over u uitstort, gaan te boven de zegeningen van mijn voorvaderen, waarmee zij mij gezegend hebben (Genesis 27:27), tot aan het einde l) van de eeuwige heuvels; die zegeningen zullen zich zo krachtig verheffen, als de toppen van de paradijsbergen verheven waren boven de aarde; die zegeningen zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op de hoofdschedel van de Nazireër, van de afgezonderde 2) van zijn broeders, van hem, die uit het vaderlijk huis is uitgestoten en als Egypte's tweede beheerser als een vorst daar in het midden van hen staat.

1) Zo hoog als de stout ten hemel oprijzende bergtop zich verheft boven de omliggende vlakte, zo hoog gaat ook de zegen van Jakob boven de zegeningen van zijn voorvaderen uit. Het is hier een vergelijking, gelijk wij die ook, enigszins gewijzigd, elders aantreffen (Psalm. 103:11), waar de maat van de goedertierenheid van God gemeten wordt met de afstand van hemel en aarde. Hier zijn de hemelhoge, eeuwige bergen; wier wortelen door de zee omspoeld worden (Jonah 2:6), en die, naar de voorstelling van de Bijbel, tegelijk met de wording van de aarde ontstonden en daarom eeuwig genoemd worden (Psalms 90:2); hier zijn die bergen de maat van de zegeningen, die over Jozefs hoofd door diens vader werden uitgesproken. Indien gij de zegen van Izaak over Ezau vergelijkt met die van Jakob over Jozef, ziet gij de waarheid van de koene en dichterlijke uitspraak van de stervende Jakob onmiddellijk in..

In het Hebreeuws Ad-thaawath, tot aan de grenzen..

2) Jozef is Nazireeër (Deuteronomy 33:16) in zijn persoonlijke wijding, zowel als in zijn geschiedkundige waarde..

De beide voornaamste gaven, die Jakob aan zijn zonen toedeelt, zijn: heerschappij door dappere moed, en rijkdom door vruchtbare grond; deze beide goederen zijn z verdeeld, dat aan ieder van de beide hoofdstammen, Juda en Jozef, een volle maat daarvan gegeven wordt. Gelijk het nu bij de zonen van de dienstmaagden aanstonds bedoeld is, hen niet in het volle recht van stamhoofden te plaatsen, zo wordt dit ook, in de verdeling van de zegen, bij alle vier volgehouden. Zij zijn namelijk twee en twee, een zoon van Bilha en een zoon van Zilpa, bij elkaar geplaatst, en aan het een paar is de zegen van moed, aan het andere de zegen van rijkdom verleend..

Aan de in het begin zo verheven stam van Juda treedt nu de eveneens verheven dubbele stam, Efraïm en Manasse, ter zijde; zij worden bij elkaar geplaatst, gelijk overal, waar Levi, als een zelfstandige stam, meegerekend wordt..

Jozef wordt een Nazireeër onder de broeders genoemd, of omdat hij hun kroon was, wegens de algemene glorie, die van hem op allen afstraalde, of omdat hij wegens zijn waardigheid, waarin hij uitblonk, van allen zich onderscheidde..

Vers 26

26. De zegeningen van uw vader, die hij hiermee over u uitstort, gaan te boven de zegeningen van mijn voorvaderen, waarmee zij mij gezegend hebben (Genesis 27:27), tot aan het einde l) van de eeuwige heuvels; die zegeningen zullen zich zo krachtig verheffen, als de toppen van de paradijsbergen verheven waren boven de aarde; die zegeningen zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op de hoofdschedel van de Nazireër, van de afgezonderde 2) van zijn broeders, van hem, die uit het vaderlijk huis is uitgestoten en als Egypte's tweede beheerser als een vorst daar in het midden van hen staat.

1) Zo hoog als de stout ten hemel oprijzende bergtop zich verheft boven de omliggende vlakte, zo hoog gaat ook de zegen van Jakob boven de zegeningen van zijn voorvaderen uit. Het is hier een vergelijking, gelijk wij die ook, enigszins gewijzigd, elders aantreffen (Psalm. 103:11), waar de maat van de goedertierenheid van God gemeten wordt met de afstand van hemel en aarde. Hier zijn de hemelhoge, eeuwige bergen; wier wortelen door de zee omspoeld worden (Jonah 2:6), en die, naar de voorstelling van de Bijbel, tegelijk met de wording van de aarde ontstonden en daarom eeuwig genoemd worden (Psalms 90:2); hier zijn die bergen de maat van de zegeningen, die over Jozefs hoofd door diens vader werden uitgesproken. Indien gij de zegen van Izaak over Ezau vergelijkt met die van Jakob over Jozef, ziet gij de waarheid van de koene en dichterlijke uitspraak van de stervende Jakob onmiddellijk in..

In het Hebreeuws Ad-thaawath, tot aan de grenzen..

2) Jozef is Nazireeër (Deuteronomy 33:16) in zijn persoonlijke wijding, zowel als in zijn geschiedkundige waarde..

De beide voornaamste gaven, die Jakob aan zijn zonen toedeelt, zijn: heerschappij door dappere moed, en rijkdom door vruchtbare grond; deze beide goederen zijn z verdeeld, dat aan ieder van de beide hoofdstammen, Juda en Jozef, een volle maat daarvan gegeven wordt. Gelijk het nu bij de zonen van de dienstmaagden aanstonds bedoeld is, hen niet in het volle recht van stamhoofden te plaatsen, zo wordt dit ook, in de verdeling van de zegen, bij alle vier volgehouden. Zij zijn namelijk twee en twee, een zoon van Bilha en een zoon van Zilpa, bij elkaar geplaatst, en aan het een paar is de zegen van moed, aan het andere de zegen van rijkdom verleend..

Aan de in het begin zo verheven stam van Juda treedt nu de eveneens verheven dubbele stam, Efraïm en Manasse, ter zijde; zij worden bij elkaar geplaatst, gelijk overal, waar Levi, als een zelfstandige stam, meegerekend wordt..

Jozef wordt een Nazireeër onder de broeders genoemd, of omdat hij hun kroon was, wegens de algemene glorie, die van hem op allen afstraalde, of omdat hij wegens zijn waardigheid, waarin hij uitblonk, van allen zich onderscheidde..

Vers 27

27. Benjamin, Rachels jongste zoon, en tevens de jongste van alle zijn broeders, zal als een wolf verscheuren, overgegeven aan de lust naar strijd en buit; `s morgens zal hij roof eten, die hij reeds verkregen heeft, en `s avonds zal hij, gerust, dat hij de volgende dag weer nieuwe buit zal maken, die uitdelen. 1)

1) De Benjaminieten waren zeer strijdbaar, en hadden voornamelijk bijzondere boogschutters en slingeraars; menig dapper held kwam uit hen voort, bijv. de Richter Ehud, de koning Saul met zijn zoon, Jonathan. In de strijd, die wegens de misdaad te Gibea, door deze stam met alle overige stammen gevoerd werd, brachten zij twee nederlagen toe (Judges 19:20). Luther wijst hier op de apostel Paulus, die tot de stam van Benjamin behoorde (Philippians 3:5), en zegt: "De apostel Paulus heeft Stefanus verslonden als een wolf; daarna heeft hij de roof uitgedeeld over het gehele volk.". Het komt mij voor, dat alleen de goedkeuring kan wegdragen, dat hier het karakter en de zeden van de gehele stam, die van de buit zou leven, beschreven wordt..

Vers 27

27. Benjamin, Rachels jongste zoon, en tevens de jongste van alle zijn broeders, zal als een wolf verscheuren, overgegeven aan de lust naar strijd en buit; `s morgens zal hij roof eten, die hij reeds verkregen heeft, en `s avonds zal hij, gerust, dat hij de volgende dag weer nieuwe buit zal maken, die uitdelen. 1)

1) De Benjaminieten waren zeer strijdbaar, en hadden voornamelijk bijzondere boogschutters en slingeraars; menig dapper held kwam uit hen voort, bijv. de Richter Ehud, de koning Saul met zijn zoon, Jonathan. In de strijd, die wegens de misdaad te Gibea, door deze stam met alle overige stammen gevoerd werd, brachten zij twee nederlagen toe (Judges 19:20). Luther wijst hier op de apostel Paulus, die tot de stam van Benjamin behoorde (Philippians 3:5), en zegt: "De apostel Paulus heeft Stefanus verslonden als een wolf; daarna heeft hij de roof uitgedeeld over het gehele volk.". Het komt mij voor, dat alleen de goedkeuring kan wegdragen, dat hier het karakter en de zeden van de gehele stam, die van de buit zou leven, beschreven wordt..

Vers 28

28. Al deze stammen van Israël zijn twaalf; en dat is het, wat hun vader tot hen sprak, als hij hen zegende; hij zegende hen, een ieder naar zijn bijzondere zegen.1)

1) In zijn zonen ziet Jakob de toekomstige stammen van Israël rondom zich geschaard. De Geest van de profetie wordt vaardig over hem. Voor zijn blik wordt de geschiedenis van hun toekomst onthuld. Nee meer, als erfgenaam van de belofte, wijst hij hun, ieder in het bijzonder, de plaats aan, die zij als leden van het uitverkoren geslacht staan in te nemen. Hij voorspelt niet slechts, hij beschikt evenzo over hetgeen hem door God is geschonken. Maar deze vrijheid staat niet gelijk met willekeur. De zegen van Jakob draagt geen magisch, maar een profetisch karakter. Wat de vorm van deze zegen aangaat, hij is in de hoogste mate dichterlijk. Het is daarbij opmerkelijk, dat de bijzondere aanwijzingen, daarin te vinden; in verband staan met de namen die zijn zonen dragen, de eigenaardigheden, die zij vertonen, en de natuurlijke gesteldheid van hun toekomstig grondgebied..

Hoewel Jakob over Ruben, Simeon en Levi zijn toorn heeft uitgesproken, hebben zij toch gedeeld in de zegeningen van het Verbond, hetwelk God, de Heere, ook over al de twaalf zonen van Jakob zou uitstrekken, omdat zij kinderen van het Verbond waren. Niet zonder reden is dit hoofdstuk de profetische landkaart van Palestina genoemd..

Vers 28

28. Al deze stammen van Israël zijn twaalf; en dat is het, wat hun vader tot hen sprak, als hij hen zegende; hij zegende hen, een ieder naar zijn bijzondere zegen.1)

1) In zijn zonen ziet Jakob de toekomstige stammen van Israël rondom zich geschaard. De Geest van de profetie wordt vaardig over hem. Voor zijn blik wordt de geschiedenis van hun toekomst onthuld. Nee meer, als erfgenaam van de belofte, wijst hij hun, ieder in het bijzonder, de plaats aan, die zij als leden van het uitverkoren geslacht staan in te nemen. Hij voorspelt niet slechts, hij beschikt evenzo over hetgeen hem door God is geschonken. Maar deze vrijheid staat niet gelijk met willekeur. De zegen van Jakob draagt geen magisch, maar een profetisch karakter. Wat de vorm van deze zegen aangaat, hij is in de hoogste mate dichterlijk. Het is daarbij opmerkelijk, dat de bijzondere aanwijzingen, daarin te vinden; in verband staan met de namen die zijn zonen dragen, de eigenaardigheden, die zij vertonen, en de natuurlijke gesteldheid van hun toekomstig grondgebied..

Hoewel Jakob over Ruben, Simeon en Levi zijn toorn heeft uitgesproken, hebben zij toch gedeeld in de zegeningen van het Verbond, hetwelk God, de Heere, ook over al de twaalf zonen van Jakob zou uitstrekken, omdat zij kinderen van het Verbond waren. Niet zonder reden is dit hoofdstuk de profetische landkaart van Palestina genoemd..

Vers 29

29. Daarna gebood hij hun, zijn laatste wens, die hij reeds aan Jozef had voorgelegd (Genesis 47:29) nu aan allen bekend makende, en hij zei tot hen: Ik word verzameld tot mijn volk; begraaft mij bij mijn vaders, in de spelonk, die is in de akker van Efron, de Hethiet.

Vers 29

29. Daarna gebood hij hun, zijn laatste wens, die hij reeds aan Jozef had voorgelegd (Genesis 47:29) nu aan allen bekend makende, en hij zei tot hen: Ik word verzameld tot mijn volk; begraaft mij bij mijn vaders, in de spelonk, die is in de akker van Efron, de Hethiet.

Vers 30

30. In de spelonk, a) welke is op de akker van Machpla, die tegenover Mamre is, in het Land Kanan, die Abraham met die akker gekocht heeft van Efron, de Hethiet, tot een erfbegraafplaats.

a) Genesis 23:9,Genesis 23:6

Vers 30

30. In de spelonk, a) welke is op de akker van Machpla, die tegenover Mamre is, in het Land Kanan, die Abraham met die akker gekocht heeft van Efron, de Hethiet, tot een erfbegraafplaats.

a) Genesis 23:9,Genesis 23:6

Vers 31

31. Daar hebben zij a) Abraham begraven, en b) Sara, zijn vrouw, daar hebben zij c) Izak begraven, en d) Rebekka zijn vrouw, en daar heb ik e) Lea begraven. 1)

a) Genesis 25:9 b) Genesis 23:19 c)Genesis 35:29 d) Genesis 30:30 e) Genesis 46:15

1) Er is niemand onder de vaderen van het Oude Testament, die wij zo, tot aan zijn laatste ademtocht vergezellen kunnen als Jakob. Wij zien hier, dat het oudtestamentische sterfbed omgeven is door helderheid en door vrede, terwijl de schrik voor de dood door de zekere hoop van de rust, welke voor het volk van God overblijft, verslonden is.. 32. De akker en de spelonk, die daarin is, is gekocht van de zonen van Heth.

Vers 31

31. Daar hebben zij a) Abraham begraven, en b) Sara, zijn vrouw, daar hebben zij c) Izak begraven, en d) Rebekka zijn vrouw, en daar heb ik e) Lea begraven. 1)

a) Genesis 25:9 b) Genesis 23:19 c)Genesis 35:29 d) Genesis 30:30 e) Genesis 46:15

1) Er is niemand onder de vaderen van het Oude Testament, die wij zo, tot aan zijn laatste ademtocht vergezellen kunnen als Jakob. Wij zien hier, dat het oudtestamentische sterfbed omgeven is door helderheid en door vrede, terwijl de schrik voor de dood door de zekere hoop van de rust, welke voor het volk van God overblijft, verslonden is.. 32. De akker en de spelonk, die daarin is, is gekocht van de zonen van Heth.

Vers 33

33. Als Jakob voleind had, aan zijn zonen bevelen te geven; a) zo legde hij zijn voeten samen op het bed; tot hiertoe had hij overeind gezeten, met zijn voeten van het bed af, nu legde hij zich terneer, om te sterven, evenals iemand die zich neerlegt, om te slapen; en hij gaf de Geest, 1) en hij werd verzameld tot zijn volken. 2)

a) Acts 7:15

1) In het Hebreeuws Wajigawa, gaf de geest, om aan te duiden, dat de grijze patriarch zonder enige doodstrijd of zonder smart van dit leven is gescheiden..

2) De laatste ogenblikken van Israëls Aartsvader worden zolang mogelijk door de geschiedschrijver vastgehouden; de lezer moet zien en voelen, hoe hij, overeenkomstig zijn vroomheid en grootheid, uit dit leven gaat..

Een hemels verschijnsel is het, wanneer, op het ogenblik van de hoogste verzwakking van het lichaam, het geloof zijn edelste Godskracht betoont; wanneer het alles overwinnend geduld, de heilige kalmte van de ziel, de ervaring van Gods bijstand, het ruim uitzicht op de eeuwigheid bewijzen, dat het geloof meer is dan uitwendige kennis, meer dan dode vorm, dat het een kracht van God is tot zaligheid. Hier is, bij het losmaken van de banden van het vlees, de glans van de toekomstige heerlijkheid, die uit het aangezicht van de stervende blinkt, de laatste straal van de ondergaande zon, die reeds in de andere wereld opgaat. Niet elk sterfbed is zo zacht, ook bij de godvruchtige niet, want de dood is niet alleen het begin van de overwinning, maar ook het einde van de strijd. Maar toch, voor ieder, die de Heere liefheeft, is de kracht van de dood overwonnen. Daarom, terwijl wij leven, laat ons leren te sterven! Jakob heeft ook, om zo te kunnen sterven, gedurende zijn leven vele tranen moeten wenen, hij moest van zichzelf en van de wereld afsterven, om voor God te leven. Dat is de enige weg. "Wie sterft eer hij sterft, sterft niet, als hij sterft.".

Vers 33

33. Als Jakob voleind had, aan zijn zonen bevelen te geven; a) zo legde hij zijn voeten samen op het bed; tot hiertoe had hij overeind gezeten, met zijn voeten van het bed af, nu legde hij zich terneer, om te sterven, evenals iemand die zich neerlegt, om te slapen; en hij gaf de Geest, 1) en hij werd verzameld tot zijn volken. 2)

a) Acts 7:15

1) In het Hebreeuws Wajigawa, gaf de geest, om aan te duiden, dat de grijze patriarch zonder enige doodstrijd of zonder smart van dit leven is gescheiden..

2) De laatste ogenblikken van Israëls Aartsvader worden zolang mogelijk door de geschiedschrijver vastgehouden; de lezer moet zien en voelen, hoe hij, overeenkomstig zijn vroomheid en grootheid, uit dit leven gaat..

Een hemels verschijnsel is het, wanneer, op het ogenblik van de hoogste verzwakking van het lichaam, het geloof zijn edelste Godskracht betoont; wanneer het alles overwinnend geduld, de heilige kalmte van de ziel, de ervaring van Gods bijstand, het ruim uitzicht op de eeuwigheid bewijzen, dat het geloof meer is dan uitwendige kennis, meer dan dode vorm, dat het een kracht van God is tot zaligheid. Hier is, bij het losmaken van de banden van het vlees, de glans van de toekomstige heerlijkheid, die uit het aangezicht van de stervende blinkt, de laatste straal van de ondergaande zon, die reeds in de andere wereld opgaat. Niet elk sterfbed is zo zacht, ook bij de godvruchtige niet, want de dood is niet alleen het begin van de overwinning, maar ook het einde van de strijd. Maar toch, voor ieder, die de Heere liefheeft, is de kracht van de dood overwonnen. Daarom, terwijl wij leven, laat ons leren te sterven! Jakob heeft ook, om zo te kunnen sterven, gedurende zijn leven vele tranen moeten wenen, hij moest van zichzelf en van de wereld afsterven, om voor God te leven. Dat is de enige weg. "Wie sterft eer hij sterft, sterft niet, als hij sterft.".

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 49". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-49.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile