Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 28". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-28.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 28". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 28Genesis 28:1
BETHEL.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 28Genesis 28:1
BETHEL.
Vers 1
1. 1) En Izaak riep Jakob, en zegende 2) hem, om nu de zegen te bevestigen, die hij hem vroeger tegen zijn wil gegeven had; en daar hij hem nu uitdrukkelijk als de stamhouder van de lijn van de belofte erkende, gebood hij hem, en zei tot hem: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanan.1) Het ware beter geweest, indien men dit hoofdstuk had laten beginnen met Genesis 28:42 van het vorige.
2) Izaak zegent Jakob opnieuw, niet omdat de vorige van geen kracht was, maar tot bevestiging ervan. Daaraan had Jakob grote behoefte. Als de mond Gods handelt Izaak hier. Gelijk de Heere vroeger aan Abraham telkens zijn zegeningen bevestigd had op onmiddellijke wijze, alzo doet Hij hier door de mond van Izaak..
Vers 1
1. 1) En Izaak riep Jakob, en zegende 2) hem, om nu de zegen te bevestigen, die hij hem vroeger tegen zijn wil gegeven had; en daar hij hem nu uitdrukkelijk als de stamhouder van de lijn van de belofte erkende, gebood hij hem, en zei tot hem: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanan.1) Het ware beter geweest, indien men dit hoofdstuk had laten beginnen met Genesis 28:42 van het vorige.
2) Izaak zegent Jakob opnieuw, niet omdat de vorige van geen kracht was, maar tot bevestiging ervan. Daaraan had Jakob grote behoefte. Als de mond Gods handelt Izaak hier. Gelijk de Heere vroeger aan Abraham telkens zijn zegeningen bevestigd had op onmiddellijke wijze, alzo doet Hij hier door de mond van Izaak..
Vers 2
2. Maak u op, 1)ga naar Paddan Aram, ten huize van Bethuël, 2) de vader van uw moeder, en neem u van daar een vrouw, van de dochters van Laban, de broeder van uw moeder.1) Hoe wordt het hier nu duidelijk, dat Gods raad wordt uitgevoerd en dat menselijke zonden en dwaasheden ook daartoe moeten dienen! Want het bleek duidelijk, dat het Gods wil was, dat Jakob van Ezau zou worden afgescheiden, een tijdlang afgezonderd, opdat hij zou leren een vreemdeling en bijwoner te zijn, maar ook opdat hij als vrije gift van God het land zou ontvangen. En nu moeten menselijke middelen meewerken, opdat dit doel zal bereikt worden. De zorgen voor een vrouw uit het geslacht van Sem en de vrees voor Ezau's wraak, moeten meewerken, opdat Gods wil, die altijd heilig is en goed, worde vervuld..
2) Daar Bethuël nog leeft, wordt hij genoemd, omdat, zolang de oudste van het gezin nog in leven was, deze het oppergezag bekleedde. Daarom dat niet zelden zelfs vaders nog jongelingen genoemd worden.
Vers 2
2. Maak u op, 1)ga naar Paddan Aram, ten huize van Bethuël, 2) de vader van uw moeder, en neem u van daar een vrouw, van de dochters van Laban, de broeder van uw moeder.1) Hoe wordt het hier nu duidelijk, dat Gods raad wordt uitgevoerd en dat menselijke zonden en dwaasheden ook daartoe moeten dienen! Want het bleek duidelijk, dat het Gods wil was, dat Jakob van Ezau zou worden afgescheiden, een tijdlang afgezonderd, opdat hij zou leren een vreemdeling en bijwoner te zijn, maar ook opdat hij als vrije gift van God het land zou ontvangen. En nu moeten menselijke middelen meewerken, opdat dit doel zal bereikt worden. De zorgen voor een vrouw uit het geslacht van Sem en de vrees voor Ezau's wraak, moeten meewerken, opdat Gods wil, die altijd heilig is en goed, worde vervuld..
2) Daar Bethuël nog leeft, wordt hij genoemd, omdat, zolang de oudste van het gezin nog in leven was, deze het oppergezag bekleedde. Daarom dat niet zelden zelfs vaders nog jongelingen genoemd worden.
Vers 3
3. En God almachtig zegene u, en make u vruchtbaar, en vermenigvuldige u, dat gij in uw nakomelingschap tot een hoop volken wordt.Nu volgt de zegening, welke in woorden enigszins van de eerste verschilt, maar waarvan het doel hetzelfde is. Vooreerst wenst hij, dat Jakob door God gezegend wordt, dat is, vermeerdere, zich uitbreide in zijn geslacht; dat hij worde tot een menigte van volken, d.i. dat hij vele volken verwekke, die in n lichaam, onder hetzelfde hoofd, verenigd zijn. Alsof hij gezegd heeft: Verschillende volken mogen uit u ontstaan, die n volk uitmaken. En dit is gedeeltelijk wel vervuld, toen Mozes het volk in dertien klassen verdeelde..
Vers 3
3. En God almachtig zegene u, en make u vruchtbaar, en vermenigvuldige u, dat gij in uw nakomelingschap tot een hoop volken wordt.Nu volgt de zegening, welke in woorden enigszins van de eerste verschilt, maar waarvan het doel hetzelfde is. Vooreerst wenst hij, dat Jakob door God gezegend wordt, dat is, vermeerdere, zich uitbreide in zijn geslacht; dat hij worde tot een menigte van volken, d.i. dat hij vele volken verwekke, die in n lichaam, onder hetzelfde hoofd, verenigd zijn. Alsof hij gezegd heeft: Verschillende volken mogen uit u ontstaan, die n volk uitmaken. En dit is gedeeltelijk wel vervuld, toen Mozes het volk in dertien klassen verdeelde..
Vers 4
4. En Hij geve u ook in al het overige de zegen van Abraham a) aan u, en uw zaad met u, opdat gij erfelijk bezit het land van uw vreemdelingschappen, hetwelk God aan Abraham gegeven heeft. a)Genesis 12:2,Genesis 12:3; Genesis 13:15; Genesis 15:18; Genesis 24:7; Genesis 26:3, Deuteronomy 34:4 Acts 7:5Hoe blijkt uit deze woorden het vast onwrikbaar geloof in de beloften van God, God heeft dit land beloofd aan zijn knecht Abraham. God zal zijn belofte vervullen. De grijze Izaak wordt hier profeet van de allerhoogste..
Vers 4
4. En Hij geve u ook in al het overige de zegen van Abraham a) aan u, en uw zaad met u, opdat gij erfelijk bezit het land van uw vreemdelingschappen, hetwelk God aan Abraham gegeven heeft. a)Genesis 12:2,Genesis 12:3; Genesis 13:15; Genesis 15:18; Genesis 24:7; Genesis 26:3, Deuteronomy 34:4 Acts 7:5Hoe blijkt uit deze woorden het vast onwrikbaar geloof in de beloften van God, God heeft dit land beloofd aan zijn knecht Abraham. God zal zijn belofte vervullen. De grijze Izaak wordt hier profeet van de allerhoogste..
Vers 5
5. Alzo zond Izaak Jakob weg, 1) dat hij wel zonder geleide, maar toch met de zegen van de vader toog naar Paddan-Aram, tot Laban, de zoon van Bethuël, de Syriër, of Arameër (Genesis 25:20) de broeder van Rebekka, 2) Jakob's en Ezau's moeder.1) Jakob wordt uit Izaak's huis weggezonden, om hem, naar Gods bestel, af te zonderen van Ezau. Ismaël daarentegen werd uit Abraham's huis weggezonden. Hoe blijkt hier de wijsheid van God! De stille Izaak kan niet verdragen, wat de meer sterke Jakob wel kan. God handelt altijd met zijn volk naar toestand en behoeften..
2) Deze was, toen Jakob na twintig jaar terugkeerde, reeds gestorven. (Genesis 35:27)
Zij zag dus haar zoon nimmermeer. Dit was de goddelijke straf voor haar zonde. God de Heere rekent hier op aarde met zijn kinderen af..
Ouders kunnen hun kinderen niets beters op hun reis meegeven, dan de Christelijke zegenwens..
IV. Genesis 28:6-Genesis 28:9. Ezau neemt nog een derde vrouw uit het geslacht van Ismaël, om zijn vader genoegen te doen, die ontevreden is over de twee Kananitische vrouwen.
Vers 5
5. Alzo zond Izaak Jakob weg, 1) dat hij wel zonder geleide, maar toch met de zegen van de vader toog naar Paddan-Aram, tot Laban, de zoon van Bethuël, de Syriër, of Arameër (Genesis 25:20) de broeder van Rebekka, 2) Jakob's en Ezau's moeder.1) Jakob wordt uit Izaak's huis weggezonden, om hem, naar Gods bestel, af te zonderen van Ezau. Ismaël daarentegen werd uit Abraham's huis weggezonden. Hoe blijkt hier de wijsheid van God! De stille Izaak kan niet verdragen, wat de meer sterke Jakob wel kan. God handelt altijd met zijn volk naar toestand en behoeften..
2) Deze was, toen Jakob na twintig jaar terugkeerde, reeds gestorven. (Genesis 35:27)
Zij zag dus haar zoon nimmermeer. Dit was de goddelijke straf voor haar zonde. God de Heere rekent hier op aarde met zijn kinderen af..
Ouders kunnen hun kinderen niets beters op hun reis meegeven, dan de Christelijke zegenwens..
IV. Genesis 28:6-Genesis 28:9. Ezau neemt nog een derde vrouw uit het geslacht van Ismaël, om zijn vader genoegen te doen, die ontevreden is over de twee Kananitische vrouwen.
Vers 6
6. Als nu Ezau zag, dat Izaak Jakob gezegend had, hem de zegen, die hij door bedrog verkregen had, niet had ontnomen, maar integendeel bevestigd (Genesis 28:3,Genesis 28:4), en dat hij hem naar Paddan-Aram weggezonden had; om zich van daar een vrouw te nemen; en als hij hem zegende dat hij hem geboden had zeggende: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanan.Vers 6
6. Als nu Ezau zag, dat Izaak Jakob gezegend had, hem de zegen, die hij door bedrog verkregen had, niet had ontnomen, maar integendeel bevestigd (Genesis 28:3,Genesis 28:4), en dat hij hem naar Paddan-Aram weggezonden had; om zich van daar een vrouw te nemen; en als hij hem zegende dat hij hem geboden had zeggende: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanan.Vers 7
7. En dat Jakob zijn vader en zijn moeder gehoorzaam geweest was, en naar Mesopotamië, naar Paddan-Aram getrokken was; 1)1) Zeker heeft Ezau dit uit de mond van Izaak zelf vernomen, die hem daarbij ook zijn ongenoegen over die Kananitische vrouwen zal te kennen gegeven hebben. (Genesis 28:8).
Vers 7
7. En dat Jakob zijn vader en zijn moeder gehoorzaam geweest was, en naar Mesopotamië, naar Paddan-Aram getrokken was; 1)1) Zeker heeft Ezau dit uit de mond van Izaak zelf vernomen, die hem daarbij ook zijn ongenoegen over die Kananitische vrouwen zal te kennen gegeven hebben. (Genesis 28:8).
Vers 8
8. En dat Ezau zag, daar de ouders zich steeds op een meer verwijderd standpunt van zijn vrouwen plaatsten, dat de dochters van Kanan kwaad waren in de ogen van Izaak, zijn vader, om zijn moeder bekommerde hij zich niet (Genesis 27:41); zijn vader had hij gaarne gunstiger voor zich gestemd gezien.Vers 8
8. En dat Ezau zag, daar de ouders zich steeds op een meer verwijderd standpunt van zijn vrouwen plaatsten, dat de dochters van Kanan kwaad waren in de ogen van Izaak, zijn vader, om zijn moeder bekommerde hij zich niet (Genesis 27:41); zijn vader had hij gaarne gunstiger voor zich gestemd gezien.Vers 9
9. Zo ging Ezau, zo geheel het beeld van een onbekeerde, natuurlijke mens die zijn misslagen op zijn wijze en in eigen kracht weer wil goedmaken, maar daarbij opnieuw een verkeerde weg inslaat, tot het geslacht van Ismaël (Ismaël zelf was reeds 14 jaar geleden gestorven, Genesis 25:17 ) en nam zich tot een vrouw boven zijn vrouwen (Judith en Basma in Genesis 26:34 of, gelijk zij in Genesis 36:2 genoemd worden, Aholibama en Ada), Mahalath (zij heeft gezongen), in Genesis 36:3 Basmath genoemd, de dochter van Ismaël, de zoon van Abraham, de zuster van Nebajoth (Genesis 25:13) (verhevene plaatsen). 1) Ezau meende wellicht, dat hij nu veel meer dan zijn broeder voor zich had; nu had hij een vrouw uit de familie van zijn vader, terwijl Jakob een van zijn moeders betrekkingen wilde nemen. Hij bedacht echter niet, dat hij zich hierdoor des te verder van de belofte verwijderde, daar Ismaël reeds uitgesloten was. (Genesis 21:10).1) Menig mens wil, wanneer hij in angst of doodsgevaar verkeert, op een gelijke wijze zijn ziel door uitwendige werken, die hij van vrome Christenen afgezien heeft, bijv. door bidden, lezen, kerkgang, avondmaal, erflatingen enz. redden en helpen; maar, zolang het hart niet veranderd is, zolang men geen genade in het bloed van Jezus door het geloof verkregen heeft, blijft men onder de vloek liggen, en gaat men onder deze het eeuwig verderf tegemoet.
Zo treffen natuurlijke mensen, als zij God en mensen beledigd hebben, nooit de rechte middelen, om hen met zich te verzoenen.
Ezau meende hiermee de gunst van de vader te zullen herwinnen, maar berekent niet, dat hij daardoor nog meer dan hij gedaan heeft, tegen de goddelijke wetten zondigt. De polygamie was een schending van het huwelijk en zonde tegen Gods wet..
V. Genesis 28:10-Genesis 28:22. Op zijn reis naar Haran, nog midden in Kanan zich bevindende, overnacht Jakob in het open veld, en heeft hier het veelbetekenend droomgezicht van de ladder. God Zelf geeft hem de zegen van Abraham en belooft hem nog, hem te zullen behoeden op al zijn wegen, en ter rechter tijd in het land terug te brengen, dat hij nu gaat verlaten. Jakob gevoelt bij zijn ontwaken, ontzetting over de ondervonden nabijheid Gods; heiligt de steen, waarop zijn hoofd heeft gelegen; geeft aan de plaats, waar de openbaring hem ten deel geworden is, een veelbetekenende naam en verbindt zich tot de dienst des Heren.
Vers 9
9. Zo ging Ezau, zo geheel het beeld van een onbekeerde, natuurlijke mens die zijn misslagen op zijn wijze en in eigen kracht weer wil goedmaken, maar daarbij opnieuw een verkeerde weg inslaat, tot het geslacht van Ismaël (Ismaël zelf was reeds 14 jaar geleden gestorven, Genesis 25:17 ) en nam zich tot een vrouw boven zijn vrouwen (Judith en Basma in Genesis 26:34 of, gelijk zij in Genesis 36:2 genoemd worden, Aholibama en Ada), Mahalath (zij heeft gezongen), in Genesis 36:3 Basmath genoemd, de dochter van Ismaël, de zoon van Abraham, de zuster van Nebajoth (Genesis 25:13) (verhevene plaatsen). 1) Ezau meende wellicht, dat hij nu veel meer dan zijn broeder voor zich had; nu had hij een vrouw uit de familie van zijn vader, terwijl Jakob een van zijn moeders betrekkingen wilde nemen. Hij bedacht echter niet, dat hij zich hierdoor des te verder van de belofte verwijderde, daar Ismaël reeds uitgesloten was. (Genesis 21:10).1) Menig mens wil, wanneer hij in angst of doodsgevaar verkeert, op een gelijke wijze zijn ziel door uitwendige werken, die hij van vrome Christenen afgezien heeft, bijv. door bidden, lezen, kerkgang, avondmaal, erflatingen enz. redden en helpen; maar, zolang het hart niet veranderd is, zolang men geen genade in het bloed van Jezus door het geloof verkregen heeft, blijft men onder de vloek liggen, en gaat men onder deze het eeuwig verderf tegemoet.
Zo treffen natuurlijke mensen, als zij God en mensen beledigd hebben, nooit de rechte middelen, om hen met zich te verzoenen.
Ezau meende hiermee de gunst van de vader te zullen herwinnen, maar berekent niet, dat hij daardoor nog meer dan hij gedaan heeft, tegen de goddelijke wetten zondigt. De polygamie was een schending van het huwelijk en zonde tegen Gods wet..
V. Genesis 28:10-Genesis 28:22. Op zijn reis naar Haran, nog midden in Kanan zich bevindende, overnacht Jakob in het open veld, en heeft hier het veelbetekenend droomgezicht van de ladder. God Zelf geeft hem de zegen van Abraham en belooft hem nog, hem te zullen behoeden op al zijn wegen, en ter rechter tijd in het land terug te brengen, dat hij nu gaat verlaten. Jakob gevoelt bij zijn ontwaken, ontzetting over de ondervonden nabijheid Gods; heiligt de steen, waarop zijn hoofd heeft gelegen; geeft aan de plaats, waar de openbaring hem ten deel geworden is, een veelbetekenende naam en verbindt zich tot de dienst des Heren.
Vers 10
10. Jakob dan, nadat zijn vader hem gezegend had, toog uit 1) van Bersba, waar Izaak toen woonde (Genesis 26:33), en ging naar Haran. 2)1) In het verband van deze geschiedenis is dit voornamelijk op te merken, hoe in de persoon van n mens, God Zijn Kerk heeft beveiligd. Want Izaak, wegens zijn ouderdom, lag daar als een dode tronk. En ofschoon in zijn binnenste nog een levende wortel school, zo bleef echter ten opzichte van hem, wegens zijn verzwakte en vergrijsde leeftijd, geen hoop op meer nakomelingschap over. Ezau was wel gelijk aan een bloeiende en krachtige tak en had de meeste vertoning en sierlijkheid, maar die kracht was slechts tijdelijk, voor deze aarde. Jakob werd als een afgesneden tak naar een ver verwijderd land gevoerd, niet opdat hij daar als een ingeënte en geplante kracht, grootheid zou zoeken, maar besproeid met goddelijke besproeiing niet anders dan in vermogen zou uitspruiten. Op verwonderlijke wijze beschermt hem de Heere en zendt hem kracht toe, totdat Hij hem weer naar het huis van zijn vader terugbrenge. Ondertussen zullen de lezers kunnen opmerken, dat, terwijl hij zelf als de gezegende van God in ballingschap wordt gezonden, de verworpen Ezau stof wordt gegeven om te roemen, daar aan hem de onbeheerde bezitting wordt overgelaten, opdat hij, zonder mededinger, ongedeerd zou kunnen regeren. Opdat wij er ons niet over verbazen, indien soms de goddelozen, als het ware, hun wensen vervuld krijgen, op hun overwinningen, stoffen, terwijl zij ons verdrukken..
2) De plaats, waar Abraham een tijd lang gewoond had, en waar nu Laban woonde..
Vers 10
10. Jakob dan, nadat zijn vader hem gezegend had, toog uit 1) van Bersba, waar Izaak toen woonde (Genesis 26:33), en ging naar Haran. 2)1) In het verband van deze geschiedenis is dit voornamelijk op te merken, hoe in de persoon van n mens, God Zijn Kerk heeft beveiligd. Want Izaak, wegens zijn ouderdom, lag daar als een dode tronk. En ofschoon in zijn binnenste nog een levende wortel school, zo bleef echter ten opzichte van hem, wegens zijn verzwakte en vergrijsde leeftijd, geen hoop op meer nakomelingschap over. Ezau was wel gelijk aan een bloeiende en krachtige tak en had de meeste vertoning en sierlijkheid, maar die kracht was slechts tijdelijk, voor deze aarde. Jakob werd als een afgesneden tak naar een ver verwijderd land gevoerd, niet opdat hij daar als een ingeënte en geplante kracht, grootheid zou zoeken, maar besproeid met goddelijke besproeiing niet anders dan in vermogen zou uitspruiten. Op verwonderlijke wijze beschermt hem de Heere en zendt hem kracht toe, totdat Hij hem weer naar het huis van zijn vader terugbrenge. Ondertussen zullen de lezers kunnen opmerken, dat, terwijl hij zelf als de gezegende van God in ballingschap wordt gezonden, de verworpen Ezau stof wordt gegeven om te roemen, daar aan hem de onbeheerde bezitting wordt overgelaten, opdat hij, zonder mededinger, ongedeerd zou kunnen regeren. Opdat wij er ons niet over verbazen, indien soms de goddelozen, als het ware, hun wensen vervuld krijgen, op hun overwinningen, stoffen, terwijl zij ons verdrukken..
2) De plaats, waar Abraham een tijd lang gewoond had, en waar nu Laban woonde..
Vers 11
11. Zo had Jakob het vaderhuis met de openbaringen en de verering van de enige ware God achter zich, de eenzaamheid om zich, de gedachte, die hem beschuldigde, in zich, en een donkere toekomst voor zich. En hij geraakte, na ongeveer drie of vier dagreizen (hfd.22:4), op een plaats, in de nabijheid van de stad Luz (Genesis 28:19), enige mijlen noordelijk van Jeruzalem, waar hij vernachtte, gelijk de reizigers in het Oosten dit zelden op het open veld doen, want de zon was ondergegaan, en alzo kon hij de stad niet meer bereiken, en hij nam een van de stenen van die plaats, en maakte zijn hoofdkussen, 1) en legde zich te slapen2) op dezelfde plaats.1) Met weinige woorden meldt de Schrift de lange reis van Jakob van Bersba naar Haran. Die korte mededeling is wederom bewijs voor de waarheid van hetgeen ons hier gemeld wordt. Overigens, welk een verschil voor de zoon van de rijke herdersvorst tussen het verblijf in de vaderlijke tent en nu in het vrije veld! Een steen zijn hoofdkussen en de blote hemel boven hem, zonder enige beschutting!.
2) Uit de grondtekst blijkt, vooral door de keuze van de woorden, dat de aartsvader zich ook nu volkomen veilig voelde in het eenzame veld. In het vertrouwen op de Heere, zijn God, legt hij zich rustig neer om te slapen. De droom, die hij droomt, getuigt ervan..
Niet elke slaap is een teken van rust en vrede. Jona, vluchtend voor Gods aangezicht, sliep temidden van de storm (Jonah 1:5); de discipelen des Heren waren in slaap gevallen van droefheid. (Luke 22:45).
Vers 11
11. Zo had Jakob het vaderhuis met de openbaringen en de verering van de enige ware God achter zich, de eenzaamheid om zich, de gedachte, die hem beschuldigde, in zich, en een donkere toekomst voor zich. En hij geraakte, na ongeveer drie of vier dagreizen (hfd.22:4), op een plaats, in de nabijheid van de stad Luz (Genesis 28:19), enige mijlen noordelijk van Jeruzalem, waar hij vernachtte, gelijk de reizigers in het Oosten dit zelden op het open veld doen, want de zon was ondergegaan, en alzo kon hij de stad niet meer bereiken, en hij nam een van de stenen van die plaats, en maakte zijn hoofdkussen, 1) en legde zich te slapen2) op dezelfde plaats.1) Met weinige woorden meldt de Schrift de lange reis van Jakob van Bersba naar Haran. Die korte mededeling is wederom bewijs voor de waarheid van hetgeen ons hier gemeld wordt. Overigens, welk een verschil voor de zoon van de rijke herdersvorst tussen het verblijf in de vaderlijke tent en nu in het vrije veld! Een steen zijn hoofdkussen en de blote hemel boven hem, zonder enige beschutting!.
2) Uit de grondtekst blijkt, vooral door de keuze van de woorden, dat de aartsvader zich ook nu volkomen veilig voelde in het eenzame veld. In het vertrouwen op de Heere, zijn God, legt hij zich rustig neer om te slapen. De droom, die hij droomt, getuigt ervan..
Niet elke slaap is een teken van rust en vrede. Jona, vluchtend voor Gods aangezicht, sliep temidden van de storm (Jonah 1:5); de discipelen des Heren waren in slaap gevallen van droefheid. (Luke 22:45).
Vers 12
12. En hij droomde 1) door bijzondere besturing van God, nadat hij onder veel vrees en ontroering ingeslapen was; en ziet; dit was de droom, die hij had; hij zag, als teken van het goddelijk verbond, dat een brug stelt tussen het arme, hulpeloze mensenkind hier beneden en de zalige hemel daarboven, dat een ladder 2) was gesteld op de aarde, waarvan de top aan de hemel raakte; en ziet, de a) engelen Gods, als tekenen van trouw, onafgebroken zorg van de Verbondsgod voor zijn uitverkoren knecht, klommen daarbij op en neer, 3) zijn zuchten en benauwdheden naar boven dragende, en van boven hulp en sterkte hem brengende.a) John 1:52
1) Hier leert Mozes, hoe de Heere Zijn knecht ter gelegener tijd, ja, op (zoals men zegt) het juiste, beslissende tijdstip te hulp komt. Want wie zou niet gezegd hebben, dat de heilige Jakob door God verlaten was, blootgesteld aan de aanvallen van wilde dieren en overgegeven aan alle ongenegen van de hemel en de aarde, nergens hulp en troost kunnende vinden? Maar toen hij in de uiterste nood was gebracht, greep de Heere hem plotseling bij de hand en hief op wonderbaarlijke wijze zijn bezwaren op, door een duidelijke Godsspraak. Zoals dus vroeger zijn onverwinnelijke volharding uitblonk, zo gaf de Heere nu ook een merkwaardig voorbeeld van Zijn Vaderlijke zorg jegens Zijn gelovigen. Doch drie zaken zijn hier op te merken. Vooreerst, dat de Heere zelf Jakob in de droom verscheen. Vervolgens, het soort van gezicht, wat door Mozes wordt beschreven, en ten derde, de woorden van de Godsspraak..
Wij worden hier voor het eerst bekend gemaakt met "de droom" als vorm van Godsopenbaring (Numbers 12:6), welk niet op een en dezelfde lijn staat met het nachtgezicht van Abraham. De droom staat niet buiten het gebied van het zielenleven, maar staat er zielkundig mee in verband. Het droomgezicht, hetwelk aan Jakob, later aan Jozef, Farao en anderen geschonken werd, is echter op bijzondere wijze gewrocht door God, om daarmee of de persoon van de gelovige, zoals hier, te sterken, of de persoon, aan wie het geschonken werd, de toekomst te ontsluieren. Of zulk een droomgezicht ook zodanig met het zielenleven van de persoon in verband staat, dat een Farao, als zorgend koning, juist daarom die dromen droomt, valt te betwijfelen. Wij keren de orde liever om..
2) Wat betekende die "ladder, gesteld op de aarde, waarvan de top aan de hemel reikte?" Ontegenzeglijk was zij een beeld van Gods onafgebroken gemeenschap met de gelovige hier op aarde, maar daarom ook symbool van de Middelaar van God en van de mensen, die hemel en aarde verbindt, door Wie de volheid van Gods genade tot Zijn gelovigen afvloeit en de gelovige met zijn God wordt verenigd. Een dubbele bedoeling dus: zowel om de aartsvader te sterken en te bemoedigen in de strijd van het leven, die hem wachtte, als ook om aan hem het eeuwig verbond van de genade te bezegelen. Door Christus is het verworven, dat de Engelen van God ten dienste worden uitgezonden diegenen, die de zaligheid beërven zullen. Tot Nathanaël zegt de Heere het zelf, hoe Hij zelf de ladder is, de weg van de gemeenschap tussen hemel en aarde. (John 1:51).
3) Op en neer." Het is, opdat Jakob zou weten, dat zij als dienstknechten van God zijn behoeften en noden uit de volheid van God zouden vervullen, dat zij hem altijd zouden omringen met hun bescherming..
De Engelen dalen niet voor het eerst neer; zij zijn reeds op aarde; zij waren bij Jakob reeds gedurende zijn gehele leven geweest; zij hadden zijn zonden gezien en brachten, ondanks deze hem de zegeningen van de vrije genade van God..
De regenboog sprak in een vluchtige kleurenglans uit, dat de heerlijkheid en de goedheid van God uit de hemel over de aarde zich uitstrekt; de hemel-ladder spreekt meer bepaald van de vereniging en het levendig verkeer tussen hemel en aarde. De hemel-ladder van boven naar beneden betekent de openbaringen, woorden en beloften van God; de hemel-ladder van beneden naar boven het geloof, de zuchten, de schuldbelijdenis en de gebeden. De op en neer bewegende Engelen zijn de boden en de tekenen van een persoonlijk verkeer tussen Jehova en de Zijnen..
"Wie is gelijk de Heere, onze God? die zeer hoog woont, die zeer laag ziet, in de hemel en op de aarde." (Psalms 113:5,Psalms 113:6). Treffende gedachte, veelbetekenende voorstelling. Gods alom tegenwoordigheid, Gods voorzienigheid, Zijn grootheid en Zijn goedheid in n adem genoemd. Zo kent hij, die door de heilige mannen Gods onderwezen is, de God van de hemel en de aarde, aan wie niemand gelijk is. Gezeteld boven de sterren, die Hij allen bij name oproept, zodat geen van haar gemist wordt, en tegelijk Zijn milde hand openende om al wat op aarde leeft, te verzadigen. Met majesteit en heerlijkheid bekleed, het ontoegankelijk licht bewonende, en de wind verzachtende voor het geschoren lam. Niets zo machtig, dat het Zijn macht weerstaat, niets zo gering, dat het aan Zijn aandacht ontsnappen zou. Niets zo luisterrijk in alle hemelen, dat bij Zijn luister niet in het duister wegzinkt; niets zo onaanzienlijk, dat Hij het niet zou willen aanzien, ja kweken, ja koesteren.
Vers 12
12. En hij droomde 1) door bijzondere besturing van God, nadat hij onder veel vrees en ontroering ingeslapen was; en ziet; dit was de droom, die hij had; hij zag, als teken van het goddelijk verbond, dat een brug stelt tussen het arme, hulpeloze mensenkind hier beneden en de zalige hemel daarboven, dat een ladder 2) was gesteld op de aarde, waarvan de top aan de hemel raakte; en ziet, de a) engelen Gods, als tekenen van trouw, onafgebroken zorg van de Verbondsgod voor zijn uitverkoren knecht, klommen daarbij op en neer, 3) zijn zuchten en benauwdheden naar boven dragende, en van boven hulp en sterkte hem brengende.a) John 1:52
1) Hier leert Mozes, hoe de Heere Zijn knecht ter gelegener tijd, ja, op (zoals men zegt) het juiste, beslissende tijdstip te hulp komt. Want wie zou niet gezegd hebben, dat de heilige Jakob door God verlaten was, blootgesteld aan de aanvallen van wilde dieren en overgegeven aan alle ongenegen van de hemel en de aarde, nergens hulp en troost kunnende vinden? Maar toen hij in de uiterste nood was gebracht, greep de Heere hem plotseling bij de hand en hief op wonderbaarlijke wijze zijn bezwaren op, door een duidelijke Godsspraak. Zoals dus vroeger zijn onverwinnelijke volharding uitblonk, zo gaf de Heere nu ook een merkwaardig voorbeeld van Zijn Vaderlijke zorg jegens Zijn gelovigen. Doch drie zaken zijn hier op te merken. Vooreerst, dat de Heere zelf Jakob in de droom verscheen. Vervolgens, het soort van gezicht, wat door Mozes wordt beschreven, en ten derde, de woorden van de Godsspraak..
Wij worden hier voor het eerst bekend gemaakt met "de droom" als vorm van Godsopenbaring (Numbers 12:6), welk niet op een en dezelfde lijn staat met het nachtgezicht van Abraham. De droom staat niet buiten het gebied van het zielenleven, maar staat er zielkundig mee in verband. Het droomgezicht, hetwelk aan Jakob, later aan Jozef, Farao en anderen geschonken werd, is echter op bijzondere wijze gewrocht door God, om daarmee of de persoon van de gelovige, zoals hier, te sterken, of de persoon, aan wie het geschonken werd, de toekomst te ontsluieren. Of zulk een droomgezicht ook zodanig met het zielenleven van de persoon in verband staat, dat een Farao, als zorgend koning, juist daarom die dromen droomt, valt te betwijfelen. Wij keren de orde liever om..
2) Wat betekende die "ladder, gesteld op de aarde, waarvan de top aan de hemel reikte?" Ontegenzeglijk was zij een beeld van Gods onafgebroken gemeenschap met de gelovige hier op aarde, maar daarom ook symbool van de Middelaar van God en van de mensen, die hemel en aarde verbindt, door Wie de volheid van Gods genade tot Zijn gelovigen afvloeit en de gelovige met zijn God wordt verenigd. Een dubbele bedoeling dus: zowel om de aartsvader te sterken en te bemoedigen in de strijd van het leven, die hem wachtte, als ook om aan hem het eeuwig verbond van de genade te bezegelen. Door Christus is het verworven, dat de Engelen van God ten dienste worden uitgezonden diegenen, die de zaligheid beërven zullen. Tot Nathanaël zegt de Heere het zelf, hoe Hij zelf de ladder is, de weg van de gemeenschap tussen hemel en aarde. (John 1:51).
3) Op en neer." Het is, opdat Jakob zou weten, dat zij als dienstknechten van God zijn behoeften en noden uit de volheid van God zouden vervullen, dat zij hem altijd zouden omringen met hun bescherming..
De Engelen dalen niet voor het eerst neer; zij zijn reeds op aarde; zij waren bij Jakob reeds gedurende zijn gehele leven geweest; zij hadden zijn zonden gezien en brachten, ondanks deze hem de zegeningen van de vrije genade van God..
De regenboog sprak in een vluchtige kleurenglans uit, dat de heerlijkheid en de goedheid van God uit de hemel over de aarde zich uitstrekt; de hemel-ladder spreekt meer bepaald van de vereniging en het levendig verkeer tussen hemel en aarde. De hemel-ladder van boven naar beneden betekent de openbaringen, woorden en beloften van God; de hemel-ladder van beneden naar boven het geloof, de zuchten, de schuldbelijdenis en de gebeden. De op en neer bewegende Engelen zijn de boden en de tekenen van een persoonlijk verkeer tussen Jehova en de Zijnen..
"Wie is gelijk de Heere, onze God? die zeer hoog woont, die zeer laag ziet, in de hemel en op de aarde." (Psalms 113:5,Psalms 113:6). Treffende gedachte, veelbetekenende voorstelling. Gods alom tegenwoordigheid, Gods voorzienigheid, Zijn grootheid en Zijn goedheid in n adem genoemd. Zo kent hij, die door de heilige mannen Gods onderwezen is, de God van de hemel en de aarde, aan wie niemand gelijk is. Gezeteld boven de sterren, die Hij allen bij name oproept, zodat geen van haar gemist wordt, en tegelijk Zijn milde hand openende om al wat op aarde leeft, te verzadigen. Met majesteit en heerlijkheid bekleed, het ontoegankelijk licht bewonende, en de wind verzachtende voor het geschoren lam. Niets zo machtig, dat het Zijn macht weerstaat, niets zo gering, dat het aan Zijn aandacht ontsnappen zou. Niets zo luisterrijk in alle hemelen, dat bij Zijn luister niet in het duister wegzinkt; niets zo onaanzienlijk, dat Hij het niet zou willen aanzien, ja kweken, ja koesteren.
Vers 13
13. En ziet de HEERE stond 1) op dezelfde ladder, en zei, Zijn verbond met Abraham en Izaak en de aan deze gegeven beloften nu plechtig aan hem bevestigende: Ik a) ben de HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izaak; 2) dit land, waarop gij ligt te slapen, b) zal Ik aan u geven en aan uw zaad. 3)a)Genesis 35:1,Genesis 35:3; Genesis 48:3 b) Deuteronomy 12:20; Deuteronomy 19:8
Het droomgezicht is van zo grote betekenis, dat de verhaler het met een driemaal herhaald: "en ziet" inleidt..
1) In het Hebreeuws Nidzaav. "Stond recht op" in de zin van: stond ten dienste als vrijwilliger. Jakob zag hier de Heere staan, gelijk Stefanus, eeuwen daarna, de Zoon des mensen zag staan tot zijn hulp gereed. De Hebreeuwse uitdrukking wil dan ook niets minder zeggen, dan dat Jakob de Heere zag staan in een gestalte, die hem duidelijk toonde, dat Hij zijn helper en beschermer zou zijn..
2) Niet zonder reden, noemt de Heere zich hier de God van Abraham en Izaak. In dat: "Ik ben de Heere" lag voor Jakob iets majestueus, maar door de bijvoeging moet Jakob weten, dat die Majestueuze God de God is, welke zijn vaderen Abraham en Izaak omringd heeft met Zijn gunst en goedertierenheid..
3) Wij merken op, dat het zaad van Jakob hier aan de overige kinderen van Abraham wordt tegenovergesteld, die naar het vlees uit hem hun geslacht afleiden, maar afgesneden waren van het heilig geslacht..
Vers 13
13. En ziet de HEERE stond 1) op dezelfde ladder, en zei, Zijn verbond met Abraham en Izaak en de aan deze gegeven beloften nu plechtig aan hem bevestigende: Ik a) ben de HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izaak; 2) dit land, waarop gij ligt te slapen, b) zal Ik aan u geven en aan uw zaad. 3)a)Genesis 35:1,Genesis 35:3; Genesis 48:3 b) Deuteronomy 12:20; Deuteronomy 19:8
Het droomgezicht is van zo grote betekenis, dat de verhaler het met een driemaal herhaald: "en ziet" inleidt..
1) In het Hebreeuws Nidzaav. "Stond recht op" in de zin van: stond ten dienste als vrijwilliger. Jakob zag hier de Heere staan, gelijk Stefanus, eeuwen daarna, de Zoon des mensen zag staan tot zijn hulp gereed. De Hebreeuwse uitdrukking wil dan ook niets minder zeggen, dan dat Jakob de Heere zag staan in een gestalte, die hem duidelijk toonde, dat Hij zijn helper en beschermer zou zijn..
2) Niet zonder reden, noemt de Heere zich hier de God van Abraham en Izaak. In dat: "Ik ben de Heere" lag voor Jakob iets majestueus, maar door de bijvoeging moet Jakob weten, dat die Majestueuze God de God is, welke zijn vaderen Abraham en Izaak omringd heeft met Zijn gunst en goedertierenheid..
3) Wij merken op, dat het zaad van Jakob hier aan de overige kinderen van Abraham wordt tegenovergesteld, die naar het vlees uit hem hun geslacht afleiden, maar afgesneden waren van het heilig geslacht..
Vers 14
14. En uw zaad zal wezen als het stof der aarde, en gij zult uitbreken in menigte, westwaarts en oostwaarts en noordwaarts en zuidwaarts; 1) en a) in u en in uw zaad zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.2)a) Genesis 12:3; Genesis 18:18; Genesis 22:18; Genesis 26:4.
1) Aan Jakob wordt hier dezelfde belofte gedaan als aan Abraham, en al zijn de omstandigheden niet volkomen dezelfde; toch in wezen wel. Want ook Jakob is een eenzame, is zelfs een balling en voor het oog van de wereld is terugkeer tot het vaderhuis niet zonder gevaar. En toch doet God hem deze belofte, opdat ook hij zou leren te leven door het geloof in de beloften. Zo staat Jakob ook daar voor de Kerk als een opgericht teken, dat de gelovige door het geloof deel heeft aan alle de weldaden Gods en door het geloof alleen..
2) Hiermee wordt Jakob de verpersoonlijking van de belofte van het heil..
Vers 14
14. En uw zaad zal wezen als het stof der aarde, en gij zult uitbreken in menigte, westwaarts en oostwaarts en noordwaarts en zuidwaarts; 1) en a) in u en in uw zaad zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.2)a) Genesis 12:3; Genesis 18:18; Genesis 22:18; Genesis 26:4.
1) Aan Jakob wordt hier dezelfde belofte gedaan als aan Abraham, en al zijn de omstandigheden niet volkomen dezelfde; toch in wezen wel. Want ook Jakob is een eenzame, is zelfs een balling en voor het oog van de wereld is terugkeer tot het vaderhuis niet zonder gevaar. En toch doet God hem deze belofte, opdat ook hij zou leren te leven door het geloof in de beloften. Zo staat Jakob ook daar voor de Kerk als een opgericht teken, dat de gelovige door het geloof deel heeft aan alle de weldaden Gods en door het geloof alleen..
2) Hiermee wordt Jakob de verpersoonlijking van de belofte van het heil..
Vers 15
15. Vervolgens Jakob voor zijn tegenwoordige toestand en de tijd van de beproeving moed en kracht instortende, opdat hij de man van de hoop worden zou (zie "Genesis 24:63), ging de Heere voort: En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal waarheen gij trekken zult, en Ik zal u terugbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat ik zal gedaan hebben hetgeen Ik tot u gesproken heb. 2)1) Zo werkt God op hem, die eens Israël zal zijn, met Zijn voorbereidende genade. Jakob, alleen met zijn staf, het ouderlijk huis ontvlucht voor een moordlustige broeder; Jakob, met de sprake van het geweten over zijn liegen en bedriegen, waarom hij nu de ellende ondervindt, zou hier door strenge bestraffing van God verpletterd zijn geworden, o! zich geheel hebben afgekeerd. "De Heere zoekt hem met Zijn liefdekoorden te trekken en voor altijd aan zich te verbinden, opdat hij later in zijn straffen de kastijdende roede van de Vader erkennen mocht. Het drietal is nu vol, en in het verbond van God ingewijd.".
Deze belofte heeft een tweeledig doel. Vooreerst om Jakob staande te houden temidden van de beproevingen die hem wachtten, en in de tweede plaats om Jakob vast te doen houden aan het verbond, dat Hij met hem ook nu heeft opgericht. Zo werd hij versterkt door woord en teken beide..
Vers 15
15. Vervolgens Jakob voor zijn tegenwoordige toestand en de tijd van de beproeving moed en kracht instortende, opdat hij de man van de hoop worden zou (zie "Genesis 24:63), ging de Heere voort: En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal waarheen gij trekken zult, en Ik zal u terugbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat ik zal gedaan hebben hetgeen Ik tot u gesproken heb. 2)1) Zo werkt God op hem, die eens Israël zal zijn, met Zijn voorbereidende genade. Jakob, alleen met zijn staf, het ouderlijk huis ontvlucht voor een moordlustige broeder; Jakob, met de sprake van het geweten over zijn liegen en bedriegen, waarom hij nu de ellende ondervindt, zou hier door strenge bestraffing van God verpletterd zijn geworden, o! zich geheel hebben afgekeerd. "De Heere zoekt hem met Zijn liefdekoorden te trekken en voor altijd aan zich te verbinden, opdat hij later in zijn straffen de kastijdende roede van de Vader erkennen mocht. Het drietal is nu vol, en in het verbond van God ingewijd.".
Deze belofte heeft een tweeledig doel. Vooreerst om Jakob staande te houden temidden van de beproevingen die hem wachtten, en in de tweede plaats om Jakob vast te doen houden aan het verbond, dat Hij met hem ook nu heeft opgericht. Zo werd hij versterkt door woord en teken beide..
Vers 16
16. Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zei hij, vervuld van de indrukken van de ontvangen openbaring: Gewis is de HEERE met zijn neerbuigende genade aan deze door enkel ongelovigen bewoonde plaats, en ik heb het niet geweten,1) ik meende, toen ik mij tot de slaap neerlegde, dat ik van allen verlaten was, en zie, de Heere is met mij.1) Dat God alomtegenwoordig was wist Jakob; maar hij had daaraan niet gedacht; dat Jehova, als Verbondsgod, zich, niet alleen bij de gewijde altaren van zijn Vader, maar ook hier openbaren zou, is hem nieuw. Zijn verwondering is daarover, dat God (Elohiem) zich hier aan hem openbaart als Jehova.
Duidelijk spreekt Jakob het hier uit, dat zijn droom geen gewone droom geweest is, maar ook, dat hij ongedachte en onverwachte genade heeft ontvangen. Ik heb het niet geweten, zo spreekt nog dikwijls de gelovige, als de Heere op het onverwachtst uitkomsten gaf, waar de toekomst zo duister scheen..
Vers 16
16. Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zei hij, vervuld van de indrukken van de ontvangen openbaring: Gewis is de HEERE met zijn neerbuigende genade aan deze door enkel ongelovigen bewoonde plaats, en ik heb het niet geweten,1) ik meende, toen ik mij tot de slaap neerlegde, dat ik van allen verlaten was, en zie, de Heere is met mij.1) Dat God alomtegenwoordig was wist Jakob; maar hij had daaraan niet gedacht; dat Jehova, als Verbondsgod, zich, niet alleen bij de gewijde altaren van zijn Vader, maar ook hier openbaren zou, is hem nieuw. Zijn verwondering is daarover, dat God (Elohiem) zich hier aan hem openbaart als Jehova.
Duidelijk spreekt Jakob het hier uit, dat zijn droom geen gewone droom geweest is, maar ook, dat hij ongedachte en onverwachte genade heeft ontvangen. Ik heb het niet geweten, zo spreekt nog dikwijls de gelovige, als de Heere op het onverwachtst uitkomsten gaf, waar de toekomst zo duister scheen..
Vers 17
17. En hij vreesde, 1) hij gevoelde een eerbiedig vrezen op de plaats, waar hij voor het eerst met een verschijning des Heren verwaardigd was geworden, en zei: Hoe vreselijk, 2) hoe heilig, is deze plaats. Dit is niets, dan een huis van God, en dit is de poort van de hemel;3) hier heeft God bij mij gewoond, tot mij gesproken en mij gezegend; hier heeft zich de hemel boven mij geopend, mij een blik in het goddelijke laten doen en de krachten van de toekomstige eeuw laten smaken. 1) "En hij vreesde." Deze vrees is niet op n lijn te stellen met die van de goddelozen voor God, maar drukt uit: een heilig ontzag voor de Heere, die Hem verschenen was, welke straks er toe leidt, om de steen te zalven. Het is een vrezen, welke leidt tot ootmoedige en nederige Godsverering. Ook is het niet onwaarschijnlijk, dat hier de naam van "God" is weggelaten, zodat wij zouden kunnen lezen, "Hij vreesde God". Ook in Jeremiah 44:10 geschiedt dit..2) De aloude Christelijke kerk noemde het Heilig Avondmaal een vreselijk geheim. Al was het hier meegedeelde gezicht een vriendelijke, vertroostende aard, zo gaat niettemin met zodanige openbaringen Gode een heilige huivering voor Zijn grootheid gepaard, die de zondaar met diepe eerbied voor Hem vervult en hem de gaven en beloften van Zijn genade des te dierbaarder maakt..
In het Hebreeuws Nora: prachtig, verheven. De vertaling "vreselijk", is minder juist, tenzij in de zin van "te vrezen", omdat de heilige God daar Zijn tegenwoordigheid openbaarde. In de zin van "verheven" komt dit woord ook voor in Psalms 99:3 en Job 37:22.
3) Hier heeft God een kansel opgericht, en gepredikt, dat de kerk altijd bestaan zal. Jakob is toehoorder met de Engelen. Gij moogt echter niet tot St. Jakob lopen, maar zie met geloof op de plaats, waar het Woord en de Sacramenten zijn, daar is de poort tot God en tot de hemel..
Vers 17
17. En hij vreesde, 1) hij gevoelde een eerbiedig vrezen op de plaats, waar hij voor het eerst met een verschijning des Heren verwaardigd was geworden, en zei: Hoe vreselijk, 2) hoe heilig, is deze plaats. Dit is niets, dan een huis van God, en dit is de poort van de hemel;3) hier heeft God bij mij gewoond, tot mij gesproken en mij gezegend; hier heeft zich de hemel boven mij geopend, mij een blik in het goddelijke laten doen en de krachten van de toekomstige eeuw laten smaken. 1) "En hij vreesde." Deze vrees is niet op n lijn te stellen met die van de goddelozen voor God, maar drukt uit: een heilig ontzag voor de Heere, die Hem verschenen was, welke straks er toe leidt, om de steen te zalven. Het is een vrezen, welke leidt tot ootmoedige en nederige Godsverering. Ook is het niet onwaarschijnlijk, dat hier de naam van "God" is weggelaten, zodat wij zouden kunnen lezen, "Hij vreesde God". Ook in Jeremiah 44:10 geschiedt dit..2) De aloude Christelijke kerk noemde het Heilig Avondmaal een vreselijk geheim. Al was het hier meegedeelde gezicht een vriendelijke, vertroostende aard, zo gaat niettemin met zodanige openbaringen Gode een heilige huivering voor Zijn grootheid gepaard, die de zondaar met diepe eerbied voor Hem vervult en hem de gaven en beloften van Zijn genade des te dierbaarder maakt..
In het Hebreeuws Nora: prachtig, verheven. De vertaling "vreselijk", is minder juist, tenzij in de zin van "te vrezen", omdat de heilige God daar Zijn tegenwoordigheid openbaarde. In de zin van "verheven" komt dit woord ook voor in Psalms 99:3 en Job 37:22.
3) Hier heeft God een kansel opgericht, en gepredikt, dat de kerk altijd bestaan zal. Jakob is toehoorder met de Engelen. Gij moogt echter niet tot St. Jakob lopen, maar zie met geloof op de plaats, waar het Woord en de Sacramenten zijn, daar is de poort tot God en tot de hemel..
Vers 18
18. Toen stond Jakob, onder het uitspreken de zo-even genoemde woorden, `s morgens vroeg op, en hij nam die steen, die hij tot zijn hoofdkussen gelegd had, en a)zette hem tot een opgericht teken, 1) om de plaats nauwkeurig aan te wijzen, waar de verschijning hem te beurt gevallen was; en goot daar olie 2) boven op, om hem voorlopig tot een heiligdom te wijden, terwijl hij, teruggekeerd, daar een altaar bouwen zou.a)Genesis 31:13; Genesis 35:14
1) Het was in oude tijden gebruikelijk stenen op te richten tot herinnering aan buitengewone gebeurtenissen. (Exodus 24:4; Joshua 4:4-Joshua 4:9; Joshua 4:19-Joshua 4:24, 1 Samuel 7:12 enz. Zie Psalms 118:22 en 23, Isaiah 8:13-Isaiah 8:15.
2) De olie, die in de hete luchtstreken het lichaam lenig, gezond en schoon doet worden, die ook aan de spijzen voedende, versterkende kracht meedeelt, boter of ander vet bezigde men tot haar bereiding niet, (Genesis 18:8) de noodzakelijke grondstof, waardoor de mens het licht in de duisternis kan ontsteken, is van oudsher het zinnebeeld van de levenwekkende en vernieuwende gaven van de Heilige Geest; zij is daarom ook het middel, waardoor alles God gewijd en met Zijn Geest en met Zijn leven vervuld wordt; waarom dan ook later zowel mensen als gereedschappen daarmee werden gewijd..
In het oosten ging men niet op reis, dan voorzien van olie, om daarmee de leden lenig te houden. Door de drang van het gemoed en van de liefde giet Jakob nu de olie, die hij overigens nodig had om de vermoeide leden te kunnen sterken, uit op de steen en offerde daarmee wat het zijne was aan de Heere. Wel een bewijs, dat in zijn hart de waarachtige, zelfverloochenende liefde tot zijn Verbondsgod was ontvlamd. 19. En hij noemde de naam van die plaats, naar hetgeen hij (Genesis 28:17) van haar gezegd had, Beth-el (huis Gods); daar toch de naam van die stad, in wier nabijheid Jakob de nacht had doorgebracht, met haar omtrek, tevoren was Luz 1) (amandelboom).
1) Zij behield deze naam ook bij de Kananieten, totdat de kinderen van Israël het land innamen, en de nieuwe naam in de plaats stelden. Joshua 16:2; Joshua 18:13)
Vers 18
18. Toen stond Jakob, onder het uitspreken de zo-even genoemde woorden, `s morgens vroeg op, en hij nam die steen, die hij tot zijn hoofdkussen gelegd had, en a)zette hem tot een opgericht teken, 1) om de plaats nauwkeurig aan te wijzen, waar de verschijning hem te beurt gevallen was; en goot daar olie 2) boven op, om hem voorlopig tot een heiligdom te wijden, terwijl hij, teruggekeerd, daar een altaar bouwen zou.a)Genesis 31:13; Genesis 35:14
1) Het was in oude tijden gebruikelijk stenen op te richten tot herinnering aan buitengewone gebeurtenissen. (Exodus 24:4; Joshua 4:4-Joshua 4:9; Joshua 4:19-Joshua 4:24, 1 Samuel 7:12 enz. Zie Psalms 118:22 en 23, Isaiah 8:13-Isaiah 8:15.
2) De olie, die in de hete luchtstreken het lichaam lenig, gezond en schoon doet worden, die ook aan de spijzen voedende, versterkende kracht meedeelt, boter of ander vet bezigde men tot haar bereiding niet, (Genesis 18:8) de noodzakelijke grondstof, waardoor de mens het licht in de duisternis kan ontsteken, is van oudsher het zinnebeeld van de levenwekkende en vernieuwende gaven van de Heilige Geest; zij is daarom ook het middel, waardoor alles God gewijd en met Zijn Geest en met Zijn leven vervuld wordt; waarom dan ook later zowel mensen als gereedschappen daarmee werden gewijd..
In het oosten ging men niet op reis, dan voorzien van olie, om daarmee de leden lenig te houden. Door de drang van het gemoed en van de liefde giet Jakob nu de olie, die hij overigens nodig had om de vermoeide leden te kunnen sterken, uit op de steen en offerde daarmee wat het zijne was aan de Heere. Wel een bewijs, dat in zijn hart de waarachtige, zelfverloochenende liefde tot zijn Verbondsgod was ontvlamd. 19. En hij noemde de naam van die plaats, naar hetgeen hij (Genesis 28:17) van haar gezegd had, Beth-el (huis Gods); daar toch de naam van die stad, in wier nabijheid Jakob de nacht had doorgebracht, met haar omtrek, tevoren was Luz 1) (amandelboom).
1) Zij behield deze naam ook bij de Kananieten, totdat de kinderen van Israël het land innamen, en de nieuwe naam in de plaats stelden. Joshua 16:2; Joshua 18:13)
Vers 20
20. En Jakob beloofde een gelofte 1) zeggende: Wanneer God met mij geweest zal zijn, waaraan ik niet twijfel, en mij behoed zal hebben op deze weg, die ik reis, en mij gegeven zal hebben brood om te eten, en kleren om aan te trekken. 2) (1 Timothy 6:8).1) In het Hebreeuws Jiedar neder: Hij beloofde een gelofte. In de Mozaïsche wetgeving wordt dezelfde uitdrukking of hetzelfde woord gebruikt voor "vrijwillig offer." (Leviticus 7:16; Leviticus 22:18,Leviticus 22:21). Wat Jakob hier dus doet is later bij de wet door Mozes geregeld op goddelijk bevel..
2) Jakob heeft niet veel behoeften, maar spreekt hier uit, wat altijd de eis van God is, om tevreden te zijn met voedsel en deksel..
Vers 20
20. En Jakob beloofde een gelofte 1) zeggende: Wanneer God met mij geweest zal zijn, waaraan ik niet twijfel, en mij behoed zal hebben op deze weg, die ik reis, en mij gegeven zal hebben brood om te eten, en kleren om aan te trekken. 2) (1 Timothy 6:8).1) In het Hebreeuws Jiedar neder: Hij beloofde een gelofte. In de Mozaïsche wetgeving wordt dezelfde uitdrukking of hetzelfde woord gebruikt voor "vrijwillig offer." (Leviticus 7:16; Leviticus 22:18,Leviticus 22:21). Wat Jakob hier dus doet is later bij de wet door Mozes geregeld op goddelijk bevel..
2) Jakob heeft niet veel behoeften, maar spreekt hier uit, wat altijd de eis van God is, om tevreden te zijn met voedsel en deksel..
Vers 21
21. En ik in het huis van mijn vader in vrede zal weergekeerd zijn, gelijk Hij mij dit alles heeft toegezegd, zo zal de HEERE in mij tot een God zijn, 1)die ik mijn gehele leven wil dienen.1) Wanneer mij God tot Jehova is, zo zal Jehova mij God zijn. Wanneer de Heer van de Engelen en van de wereld zich aan mij als Verbondsgod betoont, zo zal ik mijn Verbondsgod als de Heer van de gehele wereld verheerlijken..
Vers 21
21. En ik in het huis van mijn vader in vrede zal weergekeerd zijn, gelijk Hij mij dit alles heeft toegezegd, zo zal de HEERE in mij tot een God zijn, 1)die ik mijn gehele leven wil dienen.1) Wanneer mij God tot Jehova is, zo zal Jehova mij God zijn. Wanneer de Heer van de Engelen en van de wereld zich aan mij als Verbondsgod betoont, zo zal ik mijn Verbondsgod als de Heer van de gehele wereld verheerlijken..
Vers 22
22. En deze steen, die ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen, 1) een altaar, een plaats om te offeren en de naam des Heren aan te roepen (Genesis 12:7,Genesis 12:8; Genesis 13:18) en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden 2) geven, deels tot brandoffers en dankoffers (Deuteronomy 14:28), deels tot oprichting van het altaar, en tot andere aan God welgevallige werken. (Genesis 35:7).1) Het getal tien, waarmee de reeks van de grondgetallen sluit drukt het denkbeeld van de volledigheid, van het geheel uit. Terwijl bij bijna alle volkeren in de oudheid de tienden van alle goed werden uitgekeerd, en wel zeer dikwijls als opbrengst ten behoeve van de Godsverering, wilde men daarmee te kennen geven, dat alle eigendom God behoorde, en zocht men, door deze uitkering dit erkennende, het bezit en het genot van het overige te heiligen (Genesis 14:20) Omdat Jakob wel geen priesters, noch instellingen van godsdienstige strekking had, waaraan hij het tiende deel van zijn eigendom kon geven, zo moet hier zeker worden gedacht aan een soortgelijk gebruik, als er elke drie jaar, bij gelegenheid van de maaltijden van de tienden, onder de Israëlieten plaats had (Deuteronomy 14:28,Deuteronomy 14:29); men nodigde de Leviet, de vreemdeling, de weduwen en wezen uit, om offermaaltijden te houden.. 2) Sommigen gaan in hun schroomvalligheid te ver, die liever alle geloften veroordelen, om de deur voor het bijgeloof niet open te zetten. En is ook de vermetelheid te berispen van hen, die geloften doen, onverschillig wat zij bevatten, zo hebben wij ons niettemin te wachten, dat wij niet aan de andere zijde hun gelijkvormig worden, die elke gelofte, welke ook, verwerpen. Zal een gelofte zijn, wat zij behoort te wezen, dan moet haar bedoeling God welgevallig zijn; ten tweede mag men niets beloven, dan wat God, op zichzelf beschouwd, goed noemt, en eindelijk, wat Hij zelf ons aanwijst. Zo wilde Jakob hier niets anders doen, dan een getuigenis afleggen, een bewijs leveren van zijn dankbaarheid; ten andere beloofde hij niets anders dan God te dienen, gelijk het betaamt, en eindelijk belooft hij geenszins in vermetelheid meer, dan hij bezit, maar slechts de tienden van zijn goed tot een heilige offergave..
Dit is een metonymische spreekwijze. Niet toch de steen zelf zou een huis van God zijn, maar op die plaats zou hij later de Heere dienen en verheerlijken..
Hoe menig Bethel was er op mijn weg! Mijn God! hoe kon Gij zo dikwijls mij leren en waarschuwen; mij redden uit de nood, mij door mijn eigen zonden berokkend; mij bewaren in gevaar, waarin ik mij moedwillig stortte; en dat, terwijl ik voortging en steeds ook na Uw zegeningen opnieuw voortging met U te vergeten, te beledigen, te bedroeven! Ik leefde zonder U, en voortdurend klopte U aan mijn hart, dat zich weer gedurig voor u sloot. Jarenlang wilde ik niet. Jarenlang wilde Gij wel. O God! heb dank, dat no zo menig Bethel, ook een Pniël werd gevonden!.
Vers 22
22. En deze steen, die ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen, 1) een altaar, een plaats om te offeren en de naam des Heren aan te roepen (Genesis 12:7,Genesis 12:8; Genesis 13:18) en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden 2) geven, deels tot brandoffers en dankoffers (Deuteronomy 14:28), deels tot oprichting van het altaar, en tot andere aan God welgevallige werken. (Genesis 35:7).1) Het getal tien, waarmee de reeks van de grondgetallen sluit drukt het denkbeeld van de volledigheid, van het geheel uit. Terwijl bij bijna alle volkeren in de oudheid de tienden van alle goed werden uitgekeerd, en wel zeer dikwijls als opbrengst ten behoeve van de Godsverering, wilde men daarmee te kennen geven, dat alle eigendom God behoorde, en zocht men, door deze uitkering dit erkennende, het bezit en het genot van het overige te heiligen (Genesis 14:20) Omdat Jakob wel geen priesters, noch instellingen van godsdienstige strekking had, waaraan hij het tiende deel van zijn eigendom kon geven, zo moet hier zeker worden gedacht aan een soortgelijk gebruik, als er elke drie jaar, bij gelegenheid van de maaltijden van de tienden, onder de Israëlieten plaats had (Deuteronomy 14:28,Deuteronomy 14:29); men nodigde de Leviet, de vreemdeling, de weduwen en wezen uit, om offermaaltijden te houden.. 2) Sommigen gaan in hun schroomvalligheid te ver, die liever alle geloften veroordelen, om de deur voor het bijgeloof niet open te zetten. En is ook de vermetelheid te berispen van hen, die geloften doen, onverschillig wat zij bevatten, zo hebben wij ons niettemin te wachten, dat wij niet aan de andere zijde hun gelijkvormig worden, die elke gelofte, welke ook, verwerpen. Zal een gelofte zijn, wat zij behoort te wezen, dan moet haar bedoeling God welgevallig zijn; ten tweede mag men niets beloven, dan wat God, op zichzelf beschouwd, goed noemt, en eindelijk, wat Hij zelf ons aanwijst. Zo wilde Jakob hier niets anders doen, dan een getuigenis afleggen, een bewijs leveren van zijn dankbaarheid; ten andere beloofde hij niets anders dan God te dienen, gelijk het betaamt, en eindelijk belooft hij geenszins in vermetelheid meer, dan hij bezit, maar slechts de tienden van zijn goed tot een heilige offergave..
Dit is een metonymische spreekwijze. Niet toch de steen zelf zou een huis van God zijn, maar op die plaats zou hij later de Heere dienen en verheerlijken..
Hoe menig Bethel was er op mijn weg! Mijn God! hoe kon Gij zo dikwijls mij leren en waarschuwen; mij redden uit de nood, mij door mijn eigen zonden berokkend; mij bewaren in gevaar, waarin ik mij moedwillig stortte; en dat, terwijl ik voortging en steeds ook na Uw zegeningen opnieuw voortging met U te vergeten, te beledigen, te bedroeven! Ik leefde zonder U, en voortdurend klopte U aan mijn hart, dat zich weer gedurig voor u sloot. Jarenlang wilde ik niet. Jarenlang wilde Gij wel. O God! heb dank, dat no zo menig Bethel, ook een Pniël werd gevonden!.