Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 21

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 21

Genesis 21:1.

ISAAK'S GEBOORTE. VERWIJDERING VAN ISMAËL. ABRAHAMS VERBOND MET ABIMELECH.

I. Genesis 21:1-Genesis 21:7. Spoedig, nadat Sara door Abimelech vrijgelaten is, wordt zij van Abraham zwanger en baart op de door God aangekondigde tijd, een zoon, die Izaak genoemd en op de achtste dag besneden wordt.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 21

Genesis 21:1.

ISAAK'S GEBOORTE. VERWIJDERING VAN ISMAËL. ABRAHAMS VERBOND MET ABIMELECH.

I. Genesis 21:1-Genesis 21:7. Spoedig, nadat Sara door Abimelech vrijgelaten is, wordt zij van Abraham zwanger en baart op de door God aangekondigde tijd, een zoon, die Izaak genoemd en op de achtste dag besneden wordt.

Vers 1

1. 1) En de HEERE, wiens woord waarachtig en getrouw is (Psalms 33:4, Numbers 23:19, bezocht 2) Sara, nam haar natuurlijke onvruchtbaarheid weg, en gaf aan haar reeds verstorven lichaam de kracht weer om te ontvangen en te baren, gelijk als Hij, bij de in Genesis 18:1 vermelde verschijning, gezegd had (Genesis 21:10,Genesis 21:14): en de HEERE deed aan Sara, gelijk als Hij, niet slechts toen, maar ook reeds vroeger tot Abraham (Genesis 17:19) gesproken had.

1) Abraham was van Gerar met zijn vrouw naar Bersba getrokken en had daarheen ook zijn kudden laten komen, die vroeger tussen Kades en Sur weidden. (Genesis 20:1).

2)"Bezocht Sara." Hiermee doet de Heilige Schrift het nog eens duidelijk uitkomen, dat de ontvangenis en geboorte van Izaak een bijzonder werk van de Almachtige God was en vrucht van het Verbond, dat met Abraham was opgericht. Niet God (Elohiem), maar de Heere (Jehova) bezocht haar. Daarom volgt er ook onmiddellijk: "gelijk als Hij gezegd had." Dat bezoeken was: mogelijk maken, wat beloofd was en gesproken..

Vers 1

1. 1) En de HEERE, wiens woord waarachtig en getrouw is (Psalms 33:4, Numbers 23:19, bezocht 2) Sara, nam haar natuurlijke onvruchtbaarheid weg, en gaf aan haar reeds verstorven lichaam de kracht weer om te ontvangen en te baren, gelijk als Hij, bij de in Genesis 18:1 vermelde verschijning, gezegd had (Genesis 21:10,Genesis 21:14): en de HEERE deed aan Sara, gelijk als Hij, niet slechts toen, maar ook reeds vroeger tot Abraham (Genesis 17:19) gesproken had.

1) Abraham was van Gerar met zijn vrouw naar Bersba getrokken en had daarheen ook zijn kudden laten komen, die vroeger tussen Kades en Sur weidden. (Genesis 20:1).

2)"Bezocht Sara." Hiermee doet de Heilige Schrift het nog eens duidelijk uitkomen, dat de ontvangenis en geboorte van Izaak een bijzonder werk van de Almachtige God was en vrucht van het Verbond, dat met Abraham was opgericht. Niet God (Elohiem), maar de Heere (Jehova) bezocht haar. Daarom volgt er ook onmiddellijk: "gelijk als Hij gezegd had." Dat bezoeken was: mogelijk maken, wat beloofd was en gesproken..

Vers 2

2. En Sara werd ten gevolge van deze bovennatuurlijke bekwaammaking Gods (Hebrews 11:11) bevrucht, a) en baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom nadat hij 25 jaar lang op dit beloofde kind had moeten wachten, en wel baarde zij hem ter gezetter tijd, die hem God gezegd had, 1) een jaar na de beide openbaringen (Genesis 17:21en 18:10,14).

a) Galaten. 4:23

1) Mozes is hier zeer rijk in woorden, om te noemen de grote en rijke vreugde van de aartsvader, die na zoveel droefheid niet alleen een veilige verblijfplaats en een goedertieren koning gevonden heeft; maar ook wordt Sara zwanger en baart hem de erfgenaam van de belofte. Wat tot hiertoe door hem gehoopt en geloofd was, is nu werkelijk aanwezig; de belofte is, om zo te spreken, mens geworden en geboren..

Met de geboorte van Izaak komt een nieuw hoofdpunt in de geslachtslijn van het beloofde zaad. De goddelijke genade en almacht toonde hier bij het nieuwe aanvangspunt van de beloofde lijn, wat zij op oneindig hoger en heerlijker wijze bij het slotpunt daarvan kon en wilde doen. Isaak's wonderbare geboorte uit het onvruchtbaar en verstorven lichaam is een voorbeeld van de geboorte van Christus uit een maagd.. De bijvoeging "in zijn ouderdom" geschiedt uitdrukkelijk, opdat Isaak's geboorte voor alle eeuwen een wondervolle geboorte zou zijn, en opdat daardoor de ere Gods zou worden groot gemaakt..

Vers 2

2. En Sara werd ten gevolge van deze bovennatuurlijke bekwaammaking Gods (Hebrews 11:11) bevrucht, a) en baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom nadat hij 25 jaar lang op dit beloofde kind had moeten wachten, en wel baarde zij hem ter gezetter tijd, die hem God gezegd had, 1) een jaar na de beide openbaringen (Genesis 17:21en 18:10,14).

a) Galaten. 4:23

1) Mozes is hier zeer rijk in woorden, om te noemen de grote en rijke vreugde van de aartsvader, die na zoveel droefheid niet alleen een veilige verblijfplaats en een goedertieren koning gevonden heeft; maar ook wordt Sara zwanger en baart hem de erfgenaam van de belofte. Wat tot hiertoe door hem gehoopt en geloofd was, is nu werkelijk aanwezig; de belofte is, om zo te spreken, mens geworden en geboren..

Met de geboorte van Izaak komt een nieuw hoofdpunt in de geslachtslijn van het beloofde zaad. De goddelijke genade en almacht toonde hier bij het nieuwe aanvangspunt van de beloofde lijn, wat zij op oneindig hoger en heerlijker wijze bij het slotpunt daarvan kon en wilde doen. Isaak's wonderbare geboorte uit het onvruchtbaar en verstorven lichaam is een voorbeeld van de geboorte van Christus uit een maagd.. De bijvoeging "in zijn ouderdom" geschiedt uitdrukkelijk, opdat Isaak's geboorte voor alle eeuwen een wondervolle geboorte zou zijn, en opdat daardoor de ere Gods zou worden groot gemaakt..

Vers 3

3. En Abraham noemde de naam van zijn zoon, die hem geboren was, die hem Sara gebaard had, naar het woord des Heren (Genesis 17:19) Izaak (men lacht). 1)

1) Hij ontving de naam, die minder edel schijnt, dan die van Hagar's zoon, Ismaël (God hoort) (Genesis 16:11,Genesis 16:15). Toch waren in Ismaël slechts menselijke wensen verhoord geworden; de naar een menselijke zwakheid (Genesis 17:17; Genesis 18:12) genoemde Izaak is daarentegen met deze naam een juist beeld van het van hem afstammend volk, dat door zijn geloof en zijn wet, door zijn nauwkeurige plechtigheden en strenge afzondering van de overige volken, dikwijls een spot van de mensen en van de volkeren geweest is, maar waaruit het heil van de wereld voortkomen zou. (John 4:22).

Vers 3

3. En Abraham noemde de naam van zijn zoon, die hem geboren was, die hem Sara gebaard had, naar het woord des Heren (Genesis 17:19) Izaak (men lacht). 1)

1) Hij ontving de naam, die minder edel schijnt, dan die van Hagar's zoon, Ismaël (God hoort) (Genesis 16:11,Genesis 16:15). Toch waren in Ismaël slechts menselijke wensen verhoord geworden; de naar een menselijke zwakheid (Genesis 17:17; Genesis 18:12) genoemde Izaak is daarentegen met deze naam een juist beeld van het van hem afstammend volk, dat door zijn geloof en zijn wet, door zijn nauwkeurige plechtigheden en strenge afzondering van de overige volken, dikwijls een spot van de mensen en van de volkeren geweest is, maar waaruit het heil van de wereld voortkomen zou. (John 4:22).

Vers 4

4. En Abraham besneed zijn zoon Izaak, zijnde acht dagen 1) oud, gelijk als hem God (Genesis 17:11,Genesis 17:12) geboden had. 2)

1) Izaak is de eerste, die op de achtste dag besneden werd; bij hem werd de besnijdenis eerst recht van kracht, gelijk de vervulling en het einde ook van deze wet in Christus gekomen is.

Het zal ongetwijfeld voor Abrahams gevoel een harde zaak zijn geweest, aan Izaak, acht dagen na zijn geboorte, de besnijdenis te verrichten. Maar Gods Woord staat bij hem hoger, dan al wat van de aarde is, dan het liefste wat hij bezit. Hij wordt echter tevens gesterkt door de overtuiging, dat, door de besnijdenis, Izaak de Verbondsbelofte deelachtig wordt..

Vers 4

4. En Abraham besneed zijn zoon Izaak, zijnde acht dagen 1) oud, gelijk als hem God (Genesis 17:11,Genesis 17:12) geboden had. 2)

1) Izaak is de eerste, die op de achtste dag besneden werd; bij hem werd de besnijdenis eerst recht van kracht, gelijk de vervulling en het einde ook van deze wet in Christus gekomen is.

Het zal ongetwijfeld voor Abrahams gevoel een harde zaak zijn geweest, aan Izaak, acht dagen na zijn geboorte, de besnijdenis te verrichten. Maar Gods Woord staat bij hem hoger, dan al wat van de aarde is, dan het liefste wat hij bezit. Hij wordt echter tevens gesterkt door de overtuiging, dat, door de besnijdenis, Izaak de Verbondsbelofte deelachtig wordt..

Vers 5

5. En Abraham was honderd jaar oud, toen hem Izaak, zijn zoon, geboren werd (2108 na de wereldschepping; 1792 v r Christus).

Wederom wordt gemeld, dat aan Abraham op hoge leeftijd Izaak geboren werd, opdat het diep in het geheugen zou worden geprent..

Vers 5

5. En Abraham was honderd jaar oud, toen hem Izaak, zijn zoon, geboren werd (2108 na de wereldschepping; 1792 v r Christus).

Wederom wordt gemeld, dat aan Abraham op hoge leeftijd Izaak geboren werd, opdat het diep in het geheugen zou worden geprent..

Vers 6

6. En Sara, die vroeger, ongelovig aan de Goddelijke belofte, gelachen had (Genesis 18:12) zei thans bij de vervulling daarvan: God heeft mij, tot vergelding van mijn lachen, 1) een lachen gemaakt; al, die het hoort, dat ik nog op zo hoge ouderdom gebaard heb, zal met mij, de oude moeder, lachen 2) om mij geluk te wensen.

1) Het is goed, dat Sara haar vroeger ongeloof belijdt en zich daarover schaamt..

2) Bij het lachen van Abraham en Sara komt nog een derde lachen. Behalve het lachen van de vreugde van het geloof en het lachen van het kleingelovig twijfelen, treft dat van verwondering of van de spot van de wereld, de zoon van de belofte, evenals alle kinderen van de belofte.. 7. Voorts zei hij in dichterlijke rede: Welaan, laat de mensen lachen, ik lach ook, daar de Heere mij gedaan heeft, wat boven alle menselijk begrip gaat. Wie van de mensen zou Abraham gezegd hebben: 1) Sara heeft zonen gezoogd!2) want ik heb een zoon gebaard in zijn ouderdom; nu echter moeten zij het elkaar verhalen en alzo lofredenaars worden van de buitengewone dingen, die de Heere aan mij gedaan heeft.

1) Wat onmogelijk is bij de mensen, is mogelijk bij God. Wacht op de Heere, gij vromen! hoe onmogelijk uw redding ook schijnt! God volbrengt zijn belofte, al duurt het ook lang, al is bij de mens alle hoop vervlogen; want een afgesneden zaak doet Hij op aarde..

2) Sara zoogde haar kind, hoewel zij een voorname vrouw, een vorstin was; dat eist het recht van de natuur, daar God de borsten daartoe gegeven en met melk gevuld heeft. De Heilige Schrift noemt het kinderen baren en zogen als twee verplichtingen van een moeder (Luke 11:27; Luke 23:29; Romeinen Psalms 22:10 ). Zo worden ook deze beide onder de weldaden van de grote God gerekend (Genesis 49:25), gelijk het ook een straf was, wanneer God onvruchtbare lichamen en verdroogde borsten gaf (Hosea9:11,14)

Van vreugde spreekt Sara van meerdere zonen, hoewel zij slechts een gebaard heeft, die een is haar zoveel als tien zonen..

Ondertussen moet men er op letten, dat Sara niet alleen haar kind het leven heeft geschonken, maar het ook gezoogd heeft. Want de Heere bereidt niet tevergeefs voor de kinderen, reeds eer zij geboren worden, in de moederborst hun voedsel. Wie Hij de eer van moeder te worden schenkt, die stelt Hij ook in staat voedster te zijn. En wie er bezwaar in vinden hun eigen kinderen te zogen, verbreken zoveel in hen is, een heilige band van de natuur. Indien ziekte of iets anders haar verhindert, is er billijke reden voor verontschuldiging. Maar dat de moeders vrijwillig of uit gemakzucht zich van de moeite, om te zogen, ontslaan, zodat zij eigenlijk slechts half moeder zijn, is een schandelijke zaak..

II. Genesis 21:8-Genesis 21:21. Bij gelegenheid van een feest, dat Abraham op de dag van het spenen van Izaak aanrichtte, ziet Sara Ismaël met haar zoon spotten en eist, dat hij met zijn moeder wordt verwijderd. Abraham doet dit; daar God het hem uitdrukkelijk beveelt. Ismaël versmacht bij het doortrekken van de woestijn bijna van dorst. De Heere treedt tussenbeide en is ook verder met de jongen, die in de woestijn, waar zijn moeder met hem blijft, voorspoedig opgroeit.

Vers 6

6. En Sara, die vroeger, ongelovig aan de Goddelijke belofte, gelachen had (Genesis 18:12) zei thans bij de vervulling daarvan: God heeft mij, tot vergelding van mijn lachen, 1) een lachen gemaakt; al, die het hoort, dat ik nog op zo hoge ouderdom gebaard heb, zal met mij, de oude moeder, lachen 2) om mij geluk te wensen.

1) Het is goed, dat Sara haar vroeger ongeloof belijdt en zich daarover schaamt..

2) Bij het lachen van Abraham en Sara komt nog een derde lachen. Behalve het lachen van de vreugde van het geloof en het lachen van het kleingelovig twijfelen, treft dat van verwondering of van de spot van de wereld, de zoon van de belofte, evenals alle kinderen van de belofte.. 7. Voorts zei hij in dichterlijke rede: Welaan, laat de mensen lachen, ik lach ook, daar de Heere mij gedaan heeft, wat boven alle menselijk begrip gaat. Wie van de mensen zou Abraham gezegd hebben: 1) Sara heeft zonen gezoogd!2) want ik heb een zoon gebaard in zijn ouderdom; nu echter moeten zij het elkaar verhalen en alzo lofredenaars worden van de buitengewone dingen, die de Heere aan mij gedaan heeft.

1) Wat onmogelijk is bij de mensen, is mogelijk bij God. Wacht op de Heere, gij vromen! hoe onmogelijk uw redding ook schijnt! God volbrengt zijn belofte, al duurt het ook lang, al is bij de mens alle hoop vervlogen; want een afgesneden zaak doet Hij op aarde..

2) Sara zoogde haar kind, hoewel zij een voorname vrouw, een vorstin was; dat eist het recht van de natuur, daar God de borsten daartoe gegeven en met melk gevuld heeft. De Heilige Schrift noemt het kinderen baren en zogen als twee verplichtingen van een moeder (Luke 11:27; Luke 23:29; Romeinen Psalms 22:10 ). Zo worden ook deze beide onder de weldaden van de grote God gerekend (Genesis 49:25), gelijk het ook een straf was, wanneer God onvruchtbare lichamen en verdroogde borsten gaf (Hosea9:11,14)

Van vreugde spreekt Sara van meerdere zonen, hoewel zij slechts een gebaard heeft, die een is haar zoveel als tien zonen..

Ondertussen moet men er op letten, dat Sara niet alleen haar kind het leven heeft geschonken, maar het ook gezoogd heeft. Want de Heere bereidt niet tevergeefs voor de kinderen, reeds eer zij geboren worden, in de moederborst hun voedsel. Wie Hij de eer van moeder te worden schenkt, die stelt Hij ook in staat voedster te zijn. En wie er bezwaar in vinden hun eigen kinderen te zogen, verbreken zoveel in hen is, een heilige band van de natuur. Indien ziekte of iets anders haar verhindert, is er billijke reden voor verontschuldiging. Maar dat de moeders vrijwillig of uit gemakzucht zich van de moeite, om te zogen, ontslaan, zodat zij eigenlijk slechts half moeder zijn, is een schandelijke zaak..

II. Genesis 21:8-Genesis 21:21. Bij gelegenheid van een feest, dat Abraham op de dag van het spenen van Izaak aanrichtte, ziet Sara Ismaël met haar zoon spotten en eist, dat hij met zijn moeder wordt verwijderd. Abraham doet dit; daar God het hem uitdrukkelijk beveelt. Ismaël versmacht bij het doortrekken van de woestijn bijna van dorst. De Heere treedt tussenbeide en is ook verder met de jongen, die in de woestijn, waar zijn moeder met hem blijft, voorspoedig opgroeit.

Vers 8

8. En het kind werd groot, groeide voorspoedig op, en werd, naar de regel van die tijden op ongeveer zes- of zevenjarige leeftijd (1 Samuel 1:23) gespeend 1) van de moederborst afgenomen. Toen maakte Abraham, verheugd over de zegen Gods, een grote maaltijd 2) voor zijn knechten en vrienden, op de dag dat Izaak gespeend werd.

1) Het spenen had in de regel plaats op zes zevenjarige leeftijd. Daarmee was het eerste tijdvak van het leven van een kind afgesloten. Het kwam dan onder het opzicht en de tucht van de vader.. 2) Waarom maakte Abraham op die dag een grote maaltijd? Waarom niet op de dag van de besnijdenis of bij de geboorte? De reden is niet ver te zoeken. Ook gewis, omdat de dag van de besnijdenis te heilig was, maar bovenal, omdat Abraham nu volkomen in het bezit kwam van de zoon van de belofte. Tot dusver was Izaak nog altijd in de tent van de moeder geweest, nu komt hij onder het onmiddellijk opzicht van Abraham. Is het te verwonderen, dat hij nu zeer verblijd is en hij een grote maaltijd aanricht voor zijn huisgenoten? De Heere keurt deze daad goed, want de Schrift spreekt ervan als een zeer geoorloofde zaak. Nergens verbiedt de Heere het vieren van gezette tijden of de feestmalen; nergens de vrolijkheid, indien slechts alles Hem gewijd is..

Vers 8

8. En het kind werd groot, groeide voorspoedig op, en werd, naar de regel van die tijden op ongeveer zes- of zevenjarige leeftijd (1 Samuel 1:23) gespeend 1) van de moederborst afgenomen. Toen maakte Abraham, verheugd over de zegen Gods, een grote maaltijd 2) voor zijn knechten en vrienden, op de dag dat Izaak gespeend werd.

1) Het spenen had in de regel plaats op zes zevenjarige leeftijd. Daarmee was het eerste tijdvak van het leven van een kind afgesloten. Het kwam dan onder het opzicht en de tucht van de vader.. 2) Waarom maakte Abraham op die dag een grote maaltijd? Waarom niet op de dag van de besnijdenis of bij de geboorte? De reden is niet ver te zoeken. Ook gewis, omdat de dag van de besnijdenis te heilig was, maar bovenal, omdat Abraham nu volkomen in het bezit kwam van de zoon van de belofte. Tot dusver was Izaak nog altijd in de tent van de moeder geweest, nu komt hij onder het onmiddellijk opzicht van Abraham. Is het te verwonderen, dat hij nu zeer verblijd is en hij een grote maaltijd aanricht voor zijn huisgenoten? De Heere keurt deze daad goed, want de Schrift spreekt ervan als een zeer geoorloofde zaak. Nergens verbiedt de Heere het vieren van gezette tijden of de feestmalen; nergens de vrolijkheid, indien slechts alles Hem gewijd is..

Vers 9

9. En Sara zag bij deze gelegenheid de zoon van Hagar, de Egyptische dienstmaagd, die zij Abraham gebaard had, de nu reeds 16 of 17-jarige Ismaël, en hij was spottende; 1) hij veroorloofde zich bij het huiselijk feest spotachtige aanmerkingen; daar zijn nijd tegen de klein broeder, die hem evenals zijn moeder, reeds lang een doorn in het oog was, nu eerst recht te voorschijn kwam; duidelijk bemerkte hij toch nu, dat Abraham er thans niet meer aan dacht hem, de eerstgeborene, tot erfgenaam van zijn goederen te maken (Genesis 17:18).

1) Dit noemt de Heilige Schrift (Galaten. 4:29) "vervolgen". Er is ook geen schandelijker en grievender vervolgen, dan het spotten. Dit is dubbel zondig, wanneer het gekeerd is tegen de kinderen van de belofte, de oogappels van God. Wie met het genadewerk Gods spot, spot niet met een mens, maar met God zelf. Het kan zijn, dat Ismaël met de naam Izaak gespot en daarom gelachen heeft..

De zonden en gebreken van de ouders (Genesis 16:4) blijven gewoonlijk de kinderen bij; daarom moeten ouders, bijzonder de moeders, in de tijd van de zwangerschap, wel toezien, dat zij zich niet met een zonde bevlekken, welke daarna de kinderen hun gehele leven aankleeft..

Wat moet er in haar ziel omgegaan zijn, als haar eigen zondige raad aldus op haar eigen hoofd terugviel. Vroeger, toen zij Abraham de omgang met Hagar aangeraden had, dacht zij er niet om, dat deze een Egyptische, een dochter van Cham was. Nu haar eigen Izaak met de zoon van de vreemdelinge dagelijks omging, dacht zij er wel terdege om en misschien ook aan de waarheid, door een later schriftwoord uitgedrukt: gij zult uw zonde kennen, als zij u zal vinden..

In dit spotten met Izaak tast Ismaël, in de grond van de zaak, God aan. Zijn spotten met Izaak is een spotten met de belofte Gods, welke in Izaak vlees was geworden. Ismaël is hier in het huis van Abraham de vertegenwoordiger van de onheilige wereld, die immer met God en Zijn volk spot..

Hij was een nakomeling van Cham. Het spotten kwam voort uit onbekendheid met en uit ongeloof aan het woord van God.. 10. En zij zei, om verdere zaken van die aard (Galaten. 4:29) te voorkomen, die van bedenkelijke aard zouden kunnen worden (Genesis 4:3; Genesis 37:3) tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd, die wij nu kunnen ontberen, en haar eveneens overbodigen (Genesis 16:2) zoon uit; want de zoon van deze overmoedige (Genesis 16:4) dienstmaagd, die aan zijn moeder gelijkvormig is, zal waarop zij het toeleggen met mijn zoon, met Izaak, niet erven; 1) a) mijn zoon zal de enige erfgenaam zijn.

a) Galaten. 4:30

1) Zonder twijfel denkt Sara hier in deze eerste plaats aan de tijdelijke meer nog dan aan de geestelijke erfenis, welke Izaak beloofd was. God, de Heere, gebruikt echter ook deze begeerte van Sara, om daardoor Zijn eeuwige raad uit te voeren..

Vers 9

9. En Sara zag bij deze gelegenheid de zoon van Hagar, de Egyptische dienstmaagd, die zij Abraham gebaard had, de nu reeds 16 of 17-jarige Ismaël, en hij was spottende; 1) hij veroorloofde zich bij het huiselijk feest spotachtige aanmerkingen; daar zijn nijd tegen de klein broeder, die hem evenals zijn moeder, reeds lang een doorn in het oog was, nu eerst recht te voorschijn kwam; duidelijk bemerkte hij toch nu, dat Abraham er thans niet meer aan dacht hem, de eerstgeborene, tot erfgenaam van zijn goederen te maken (Genesis 17:18).

1) Dit noemt de Heilige Schrift (Galaten. 4:29) "vervolgen". Er is ook geen schandelijker en grievender vervolgen, dan het spotten. Dit is dubbel zondig, wanneer het gekeerd is tegen de kinderen van de belofte, de oogappels van God. Wie met het genadewerk Gods spot, spot niet met een mens, maar met God zelf. Het kan zijn, dat Ismaël met de naam Izaak gespot en daarom gelachen heeft..

De zonden en gebreken van de ouders (Genesis 16:4) blijven gewoonlijk de kinderen bij; daarom moeten ouders, bijzonder de moeders, in de tijd van de zwangerschap, wel toezien, dat zij zich niet met een zonde bevlekken, welke daarna de kinderen hun gehele leven aankleeft..

Wat moet er in haar ziel omgegaan zijn, als haar eigen zondige raad aldus op haar eigen hoofd terugviel. Vroeger, toen zij Abraham de omgang met Hagar aangeraden had, dacht zij er niet om, dat deze een Egyptische, een dochter van Cham was. Nu haar eigen Izaak met de zoon van de vreemdelinge dagelijks omging, dacht zij er wel terdege om en misschien ook aan de waarheid, door een later schriftwoord uitgedrukt: gij zult uw zonde kennen, als zij u zal vinden..

In dit spotten met Izaak tast Ismaël, in de grond van de zaak, God aan. Zijn spotten met Izaak is een spotten met de belofte Gods, welke in Izaak vlees was geworden. Ismaël is hier in het huis van Abraham de vertegenwoordiger van de onheilige wereld, die immer met God en Zijn volk spot..

Hij was een nakomeling van Cham. Het spotten kwam voort uit onbekendheid met en uit ongeloof aan het woord van God.. 10. En zij zei, om verdere zaken van die aard (Galaten. 4:29) te voorkomen, die van bedenkelijke aard zouden kunnen worden (Genesis 4:3; Genesis 37:3) tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd, die wij nu kunnen ontberen, en haar eveneens overbodigen (Genesis 16:2) zoon uit; want de zoon van deze overmoedige (Genesis 16:4) dienstmaagd, die aan zijn moeder gelijkvormig is, zal waarop zij het toeleggen met mijn zoon, met Izaak, niet erven; 1) a) mijn zoon zal de enige erfgenaam zijn.

a) Galaten. 4:30

1) Zonder twijfel denkt Sara hier in deze eerste plaats aan de tijdelijke meer nog dan aan de geestelijke erfenis, welke Izaak beloofd was. God, de Heere, gebruikt echter ook deze begeerte van Sara, om daardoor Zijn eeuwige raad uit te voeren..

Vers 11

11. En dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen, ter oorzake van zijn zoon, die hij toch reeds zo vele jaren als de erfgenaam van de goddelijken zegen beschouwd had (hoofdstuk. 17:18), en in wie hij zijn eigenvlees en bloed lief had.

Dat Abraham toornig werd is zeer goed te verklaren. De toon, waarop Sara gesproken zal hebben, zal ook niet liefelijk zijn geweest. Het was toch zijn kind, aan wie hij zich door tedere banden van het bloed voelde verbonden.

Vers 11

11. En dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen, ter oorzake van zijn zoon, die hij toch reeds zo vele jaren als de erfgenaam van de goddelijken zegen beschouwd had (hoofdstuk. 17:18), en in wie hij zijn eigenvlees en bloed lief had.

Dat Abraham toornig werd is zeer goed te verklaren. De toon, waarop Sara gesproken zal hebben, zal ook niet liefelijk zijn geweest. Het was toch zijn kind, aan wie hij zich door tedere banden van het bloed voelde verbonden.

Vers 12

12. Maar God zei tot Abraham s' nachts (Genesis 21:14) in een droom of gezicht: Laat het niet kwaad zijn in uw ogen over de jongen 1) en over uw dienstmaagd, dat u thans geraden wordt beide te verwijderen; al wat Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar stem, 2) daar haar wil ditmaal met Mijn raadsbesluiten overeenkomt; want, 3) dit is Mijn raadsbesluit, in Izaak 4) a) zal uw zaad genoemd worden; hij, en niet Ismaël, zal de vader van het beloofde zaad zijn: (hoofdstuk. 17:19,21).

a) Romans 9:7 Hebrews 11:18

1) Hoe fijn wordt hier de tedere liefde Gods getekend. Waar de Heere komt, om Abraham te dringen, naar de stem van zijn vrouw te horen, daar kwetst Hij niet, zoals zij, het vaderlijk gevoel van de vader van de gelovigen, noemt Ismaël niet verachtelijk, "de zoon van de dienstmaagd," maar noemt hem met de tedere naam van "jongen.".

2) Ook datgene, wat ons als verwijt en op bitse toon toegeduwd wordt, kan in een reine schaal een edele kern van waarheid bevatten, die zelfs met Gods wil overeenstemt. Zo was het hier. God bekrachtigt Abraham als Zijn eigen wil, wat hij uit de mond van Sara zo niet graag gehoord had; en Abraham buigt zich in grote zelfverloochening onder de wil van God.

De stem van de vrouw, welke vroeger de man verleidde (Genesis 3:17; Genesis 16:2), is hier als de stem van God de stem van de Heilige Schrift. (Galaten. 4:30). In een gezin kunnen dikwijls zaken voorkomen, waarin vele vrouwen veel wijzer zijn dan de mannen, waarom haar raadgevingen wel overwogen mogen worden. (1 Samuel 25:3,1 Samuel 25:17).

3) Hier wordt de reden aangegeven, waarom Abraham Ismaël moet wegzenden. In Izaak zou de lijn van de belofte worden voortgezet, maar hier spreekt de Heere God het dan ook duidelijk uit, dat Hij Abraham daartoe dwingt, om Zichzelfs wille, en geenszins om daarmee de toorn of de drift van Sara goed te keuren.

4) In het Hebreeuws Bejitschak. Het voorzetsel heeft hier de betekenis van "naar." De zin is dan deze, dat Izaak en niet Ismaël de stamvader van Abrahams ware nakomelingen zal zijn..

Vers 12

12. Maar God zei tot Abraham s' nachts (Genesis 21:14) in een droom of gezicht: Laat het niet kwaad zijn in uw ogen over de jongen 1) en over uw dienstmaagd, dat u thans geraden wordt beide te verwijderen; al wat Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar stem, 2) daar haar wil ditmaal met Mijn raadsbesluiten overeenkomt; want, 3) dit is Mijn raadsbesluit, in Izaak 4) a) zal uw zaad genoemd worden; hij, en niet Ismaël, zal de vader van het beloofde zaad zijn: (hoofdstuk. 17:19,21).

a) Romans 9:7 Hebrews 11:18

1) Hoe fijn wordt hier de tedere liefde Gods getekend. Waar de Heere komt, om Abraham te dringen, naar de stem van zijn vrouw te horen, daar kwetst Hij niet, zoals zij, het vaderlijk gevoel van de vader van de gelovigen, noemt Ismaël niet verachtelijk, "de zoon van de dienstmaagd," maar noemt hem met de tedere naam van "jongen.".

2) Ook datgene, wat ons als verwijt en op bitse toon toegeduwd wordt, kan in een reine schaal een edele kern van waarheid bevatten, die zelfs met Gods wil overeenstemt. Zo was het hier. God bekrachtigt Abraham als Zijn eigen wil, wat hij uit de mond van Sara zo niet graag gehoord had; en Abraham buigt zich in grote zelfverloochening onder de wil van God.

De stem van de vrouw, welke vroeger de man verleidde (Genesis 3:17; Genesis 16:2), is hier als de stem van God de stem van de Heilige Schrift. (Galaten. 4:30). In een gezin kunnen dikwijls zaken voorkomen, waarin vele vrouwen veel wijzer zijn dan de mannen, waarom haar raadgevingen wel overwogen mogen worden. (1 Samuel 25:3,1 Samuel 25:17).

3) Hier wordt de reden aangegeven, waarom Abraham Ismaël moet wegzenden. In Izaak zou de lijn van de belofte worden voortgezet, maar hier spreekt de Heere God het dan ook duidelijk uit, dat Hij Abraham daartoe dwingt, om Zichzelfs wille, en geenszins om daarmee de toorn of de drift van Sara goed te keuren.

4) In het Hebreeuws Bejitschak. Het voorzetsel heeft hier de betekenis van "naar." De zin is dan deze, dat Izaak en niet Ismaël de stamvader van Abrahams ware nakomelingen zal zijn..

Vers 13

13. Doch Ik zal ook de zoon van deze dienstmaagd tot een volk stellen, gelijk Ik u reeds beloofd heb (Genesis 17:20), omdat hij uw zaad is; 1)gij behoeft u dus over de hardheid niet te beangstigen; gij moet om mijnentwil alles leren verlaten en verloochenen, en alleen bij Mijn woord leven.

1) Hoe smartelijk die maatregel voor Abraham is, toont Genesis 21:11. Maar de geloofsheld, die later Izaak kon offeren, moest thans ook Ismaël kunnen opofferen. Het werd hem echter gemakkelijker gemaakt door de belofte, dat zijn verwijdering tot zijn verheffing zou leiden, en dat Gods raadsbesluit over Izaak slechts door deze verwijdering tot werkelijkheid kon komen. Lot werd verwijderd van Abraham, Ismaël van Izaak, Ezau van Jakob, later nog de tien stammen van Juda, eindelijk de ongelovige Joden van het overblijfsel naar de verkiezing van de genade (Romans 10:1; Galaten. 4) Romeinen. Ook in de Christelijke kerk heeft men de voortzetting van die afzondering. Overigens zijn in het Nieuwe Verbond de meeste Joden afgezonderden geworden, gelijk Ismaël, vele Ismaëlieten daarentegen erfgenamen van Abrahams geloof..

Met dit laatste woord, doet de Heere God een zoete druppel in de lijdensbeker van zijn knecht. Al zal Ismaël niet delen in de geestelijke zegeningen van het verbond; de tijdelijke zullen hem niet onthouden worden. God verzekert hier tevens aan Abraham, dat, als diens oog hem niet meer zal zien, Zijn oog op hem gevestigd zal blijven. Aan de zorg en hoede Gods heeft Abraham Ismaël voortaan alleen toe te vertrouwen..

Vers 13

13. Doch Ik zal ook de zoon van deze dienstmaagd tot een volk stellen, gelijk Ik u reeds beloofd heb (Genesis 17:20), omdat hij uw zaad is; 1)gij behoeft u dus over de hardheid niet te beangstigen; gij moet om mijnentwil alles leren verlaten en verloochenen, en alleen bij Mijn woord leven.

1) Hoe smartelijk die maatregel voor Abraham is, toont Genesis 21:11. Maar de geloofsheld, die later Izaak kon offeren, moest thans ook Ismaël kunnen opofferen. Het werd hem echter gemakkelijker gemaakt door de belofte, dat zijn verwijdering tot zijn verheffing zou leiden, en dat Gods raadsbesluit over Izaak slechts door deze verwijdering tot werkelijkheid kon komen. Lot werd verwijderd van Abraham, Ismaël van Izaak, Ezau van Jakob, later nog de tien stammen van Juda, eindelijk de ongelovige Joden van het overblijfsel naar de verkiezing van de genade (Romans 10:1; Galaten. 4) Romeinen. Ook in de Christelijke kerk heeft men de voortzetting van die afzondering. Overigens zijn in het Nieuwe Verbond de meeste Joden afgezonderden geworden, gelijk Ismaël, vele Ismaëlieten daarentegen erfgenamen van Abrahams geloof..

Met dit laatste woord, doet de Heere God een zoete druppel in de lijdensbeker van zijn knecht. Al zal Ismaël niet delen in de geestelijke zegeningen van het verbond; de tijdelijke zullen hem niet onthouden worden. God verzekert hier tevens aan Abraham, dat, als diens oog hem niet meer zal zien, Zijn oog op hem gevestigd zal blijven. Aan de zorg en hoede Gods heeft Abraham Ismaël voortaan alleen toe te vertrouwen..

Vers 14

14. Toen stond Abraham, daar hij wist, wat in deze zaak Gods wil was, `s morgens vroeg op1) en nam brood en een fles water, 2) tot teerkost voor de moeilijke reis door de woestijn, en gaf ze aan Hagar, die leggende op haar schouder; ook gaf hij haar het kind en zond haar weg. 3) En zij ging voort in de richting naar haar land, naar Egypte, doch miste spoedig de rechte weg, en dwaalde in de woestijn, die zuidelijk van Bersba (zeven-bron, bron van de eed) de plaats van waar zij was heengegaan, gelegen was.

1) Hoe diep een wonde ook in de heilige man was geslagen door de uitwerping van zijn zoon uit de dubbele vertroosting, waarmee God de smart verzacht, mag hij moed vatten. Hij zendt zijn zoon weg, niet anders, alsof hij zijn eigen ingewanden uitrukt. Maar gewoon om God te gehoorzamen, onderdrukt hij zijn vaderlijke liefde, welke hij niet geheel kan afleggen. Dit is echter het ware bewijs van geloof en vroomheid, dat, wanneer de gelovigen gedwongen worden zich te verloochenen, zij ook de eerste natuurlijke neigingen, die op zichzelf noch slecht, noch misdadig zijn, overgeven aan de wil van God. Het is aan geen twijfel onderhevig, of hij is de gehele nacht met vele zorgen gekweld geweest; heeft met zichzelf op onderscheidene manieren geworsteld, en is door vele pijnlijke gedachten bestormd. Hij stond echter `s morgens vroeg op, opdat hij het verlies van zijn kind zou bespoedigen, daar hij weet, dat God het wilde..

2) Waarom zo weinig? Waarom legde hij bij het Hagar op de schouder? Men heeft Abraham van onbarmhartigheid beschuldigd, dat hij haar zo weinig meegaf, en dat hij haar en Ismaël liet gaan zonder geleide. Men vergete echter niet, dat hij haar haar vrijheid teruggaf, en het kan zeer goed zijn, dat het zijn bedoeling geweest is, dat zij zich niet ver van zijn tent zou verwijderen. Wellicht heeft hij gehoopt en ook gedacht, dat zij zich in Kanan met haar kind zou blijven vestigen en onder de naburen een veilige wijkplaats zou vinden..

3) Slechts door dit verstoten kon het onderscheid tussen de zoon van de genade en de zoon van de natuur bepaald te voorschijn treden; dat dit geschiedde, daaraan is in onze geschiedenis alles gelegen. Nadat dit onderscheid genoegzaam openbaar geworden is, mag Ismaël later ook weer meer nabij komen (Genesis 25:9), en van het goed van zijn rijke vader genieten (Genesis 2:6)

Vers 14

14. Toen stond Abraham, daar hij wist, wat in deze zaak Gods wil was, `s morgens vroeg op1) en nam brood en een fles water, 2) tot teerkost voor de moeilijke reis door de woestijn, en gaf ze aan Hagar, die leggende op haar schouder; ook gaf hij haar het kind en zond haar weg. 3) En zij ging voort in de richting naar haar land, naar Egypte, doch miste spoedig de rechte weg, en dwaalde in de woestijn, die zuidelijk van Bersba (zeven-bron, bron van de eed) de plaats van waar zij was heengegaan, gelegen was.

1) Hoe diep een wonde ook in de heilige man was geslagen door de uitwerping van zijn zoon uit de dubbele vertroosting, waarmee God de smart verzacht, mag hij moed vatten. Hij zendt zijn zoon weg, niet anders, alsof hij zijn eigen ingewanden uitrukt. Maar gewoon om God te gehoorzamen, onderdrukt hij zijn vaderlijke liefde, welke hij niet geheel kan afleggen. Dit is echter het ware bewijs van geloof en vroomheid, dat, wanneer de gelovigen gedwongen worden zich te verloochenen, zij ook de eerste natuurlijke neigingen, die op zichzelf noch slecht, noch misdadig zijn, overgeven aan de wil van God. Het is aan geen twijfel onderhevig, of hij is de gehele nacht met vele zorgen gekweld geweest; heeft met zichzelf op onderscheidene manieren geworsteld, en is door vele pijnlijke gedachten bestormd. Hij stond echter `s morgens vroeg op, opdat hij het verlies van zijn kind zou bespoedigen, daar hij weet, dat God het wilde..

2) Waarom zo weinig? Waarom legde hij bij het Hagar op de schouder? Men heeft Abraham van onbarmhartigheid beschuldigd, dat hij haar zo weinig meegaf, en dat hij haar en Ismaël liet gaan zonder geleide. Men vergete echter niet, dat hij haar haar vrijheid teruggaf, en het kan zeer goed zijn, dat het zijn bedoeling geweest is, dat zij zich niet ver van zijn tent zou verwijderen. Wellicht heeft hij gehoopt en ook gedacht, dat zij zich in Kanan met haar kind zou blijven vestigen en onder de naburen een veilige wijkplaats zou vinden..

3) Slechts door dit verstoten kon het onderscheid tussen de zoon van de genade en de zoon van de natuur bepaald te voorschijn treden; dat dit geschiedde, daaraan is in onze geschiedenis alles gelegen. Nadat dit onderscheid genoegzaam openbaar geworden is, mag Ismaël later ook weer meer nabij komen (Genesis 25:9), en van het goed van zijn rijke vader genieten (Genesis 2:6)

Vers 15

15. Als nu het water van de fles uit was, zo wierp zij het kind, 1) de knaap, die van de lange vermoeiende reis geheel afgemat was, en bijna van dorst versmachtte, onder een van de struiken; zij legde hem, nadat zij hem lang met veel moeite had voortgesleept, onder een struikgewas neer.

1) Het heeft de schijn, alsof er van een klein kind gesproken wordt: maar een afgematte knaap van 16 jaar, die het gevaar van de woestijn niet kent, wordt voor de beangstigde moeder een arm kind. De uitdrukking: "zij wierp hem" betekent, dat zij hem met aandoening van droefheid en wanhoop, nadat zij hem lang had voortgesleept, snel liet neerzijgen, alsof zij hem tot sterven had neergelegd en dan van hem wegsnelde met het gevoel, dat zij hem opgeofferd heeft. Een reeks van schone trekken van beangstigde moederliefde, ontdekken wij hier. Zij legt haar zoon onder de beschermende schaduw van een struik: zij gaat snel van hem weg; zij zet zich op enige afstand van hem, daar zij hem niet kan zien sterven en evenmin verlaten, en zij weent luid. Zo moest ook Ismaël worden opgeofferd (Genesis 21:13), gelijk later Izaak. Door deze nood werd hij gewijd tot een zoon en koning van de woestijn met zijn toekomstig geslacht. Spoedig moest Hagar ook de Oase ontdekken, welke een levensvoorwaarde is voor de woestijnbewoners.

Vers 15

15. Als nu het water van de fles uit was, zo wierp zij het kind, 1) de knaap, die van de lange vermoeiende reis geheel afgemat was, en bijna van dorst versmachtte, onder een van de struiken; zij legde hem, nadat zij hem lang met veel moeite had voortgesleept, onder een struikgewas neer.

1) Het heeft de schijn, alsof er van een klein kind gesproken wordt: maar een afgematte knaap van 16 jaar, die het gevaar van de woestijn niet kent, wordt voor de beangstigde moeder een arm kind. De uitdrukking: "zij wierp hem" betekent, dat zij hem met aandoening van droefheid en wanhoop, nadat zij hem lang had voortgesleept, snel liet neerzijgen, alsof zij hem tot sterven had neergelegd en dan van hem wegsnelde met het gevoel, dat zij hem opgeofferd heeft. Een reeks van schone trekken van beangstigde moederliefde, ontdekken wij hier. Zij legt haar zoon onder de beschermende schaduw van een struik: zij gaat snel van hem weg; zij zet zich op enige afstand van hem, daar zij hem niet kan zien sterven en evenmin verlaten, en zij weent luid. Zo moest ook Ismaël worden opgeofferd (Genesis 21:13), gelijk later Izaak. Door deze nood werd hij gewijd tot een zoon en koning van de woestijn met zijn toekomstig geslacht. Spoedig moest Hagar ook de Oase ontdekken, welke een levensvoorwaarde is voor de woestijnbewoners.

Vers 16

16. En zij ging en zette zich tegenover, afgaande zo verre, als die met de boog schieten; want zij zei: Dat ik het kind niet zie sterven daarom ga ik uit zijn nabijheid; en zij zat tegenover hem, daar haar gevoel haar niet toeliet zich geheel van hem te verwijderen Isaiah 49:15), en hief haar stem op, en weende.

Vers 16

16. En zij ging en zette zich tegenover, afgaande zo verre, als die met de boog schieten; want zij zei: Dat ik het kind niet zie sterven daarom ga ik uit zijn nabijheid; en zij zat tegenover hem, daar haar gevoel haar niet toeliet zich geheel van hem te verwijderen Isaiah 49:15), en hief haar stem op, en weende.

Vers 17

17. En God hoorde 1) de stem van de jongen, 2) die zich verenigde met de klachten van de moeder; en de Engel Gods, die haar reeds vroeger in de woestijn ontmoet had (hoofdstuk. 16:7), riep Hagar toe uit de hemel, en zei tot haar: Wat is u, Hagar, 3) dat gij moedeloos zijt en niet denkt aan Mij, die u te voren heb aangenomen, en Mijn beloften heb gegeven omtrent deze zoon? Vrees niet 4) want God heeft naar de stem van de jongen reeds gehoord, ter plaatse, waar hij is, 6) in zijn ellendige toestand.

1) Ook onder het struikgewas verborgen, heeft God hem gehoord en verhoord. God is niet in de hemel opgesloten, de eenzaamste en meest verlatene hoort Hij, waar die ook moge zijn.

"God hoorde." Het is duidelijk, dat Ismaël geroepen heeft; als moeten wij aannemen, dat het slechts een verstandelijk roepen was. De Heere, die let op de stem van de jonge raven, hoorde ook naar hem. Echter niet, omdat Ismaël het verdiende, noch omdat zijn moeder het waardig was, maar om Zichzelfs wille, daar Hij aan Abraham Zijn belofte, omtrent Hagar's zoon, gegeven had..

2) "De jongen." Hier en in Genesis 21:18, Genesis 21:20, telkens "de jongen," niet "Ismaël." De naam wordt ongetwijfeld met opzet verzwegen door de Schrijver, daar het de naam is van de erfvijand van Israël..

3) "Wat is u Hagar?" Ongetwijfeld een woord van bemoediging, maar in de eerste plaats een woord, hetwelk moet dienen, om haar haar ondankbaarheid aan te duiden en tevens haar ongeloof. Want niet alleen Abraham, maar ook zij heeft de belofte ontvangen. Hagar's wenen en alles, wat ons hier van haar gezegd wordt, is een bewijs, hoe voor een onbekeerde de beloften Gods in de grond van de zaak geen kracht hebben. Dezelfde belofte doet Abraham de zaak in Gods handen geven, en is voor Hagar als een ijdel niets. De belofte heeft dan ook alleen waarde voor het geloof..

4)"Vrees niet." Hiermee wil God in haar beangstigd en verslagen gemoed, de hoop op behoud wekken..

5) "Ter plaatse waar hij is." Wat betekent dit? Wil God Hagar daarmee zeggen, dat, al is hij niet meer in Abrahams tent, God toch nog zijn leidsman is? Of wil Hij haar daarmee zeggen, dat, al heeft zij hem ook onder de boom geworpen, Hij toch niet ver van hem was? Wij geloven het eerste, maar zien daarin tevens een wenk voor Hagar, om naar hem terug te keren, opdat de Heere haar daar de bron wijze, die haar uit de angst en de moeite zal redden. Niet op een afstand van haar zoon, maar in zijn nabijheid was haar plaats..

Vers 17

17. En God hoorde 1) de stem van de jongen, 2) die zich verenigde met de klachten van de moeder; en de Engel Gods, die haar reeds vroeger in de woestijn ontmoet had (hoofdstuk. 16:7), riep Hagar toe uit de hemel, en zei tot haar: Wat is u, Hagar, 3) dat gij moedeloos zijt en niet denkt aan Mij, die u te voren heb aangenomen, en Mijn beloften heb gegeven omtrent deze zoon? Vrees niet 4) want God heeft naar de stem van de jongen reeds gehoord, ter plaatse, waar hij is, 6) in zijn ellendige toestand.

1) Ook onder het struikgewas verborgen, heeft God hem gehoord en verhoord. God is niet in de hemel opgesloten, de eenzaamste en meest verlatene hoort Hij, waar die ook moge zijn.

"God hoorde." Het is duidelijk, dat Ismaël geroepen heeft; als moeten wij aannemen, dat het slechts een verstandelijk roepen was. De Heere, die let op de stem van de jonge raven, hoorde ook naar hem. Echter niet, omdat Ismaël het verdiende, noch omdat zijn moeder het waardig was, maar om Zichzelfs wille, daar Hij aan Abraham Zijn belofte, omtrent Hagar's zoon, gegeven had..

2) "De jongen." Hier en in Genesis 21:18, Genesis 21:20, telkens "de jongen," niet "Ismaël." De naam wordt ongetwijfeld met opzet verzwegen door de Schrijver, daar het de naam is van de erfvijand van Israël..

3) "Wat is u Hagar?" Ongetwijfeld een woord van bemoediging, maar in de eerste plaats een woord, hetwelk moet dienen, om haar haar ondankbaarheid aan te duiden en tevens haar ongeloof. Want niet alleen Abraham, maar ook zij heeft de belofte ontvangen. Hagar's wenen en alles, wat ons hier van haar gezegd wordt, is een bewijs, hoe voor een onbekeerde de beloften Gods in de grond van de zaak geen kracht hebben. Dezelfde belofte doet Abraham de zaak in Gods handen geven, en is voor Hagar als een ijdel niets. De belofte heeft dan ook alleen waarde voor het geloof..

4)"Vrees niet." Hiermee wil God in haar beangstigd en verslagen gemoed, de hoop op behoud wekken..

5) "Ter plaatse waar hij is." Wat betekent dit? Wil God Hagar daarmee zeggen, dat, al is hij niet meer in Abrahams tent, God toch nog zijn leidsman is? Of wil Hij haar daarmee zeggen, dat, al heeft zij hem ook onder de boom geworpen, Hij toch niet ver van hem was? Wij geloven het eerste, maar zien daarin tevens een wenk voor Hagar, om naar hem terug te keren, opdat de Heere haar daar de bron wijze, die haar uit de angst en de moeite zal redden. Niet op een afstand van haar zoon, maar in zijn nabijheid was haar plaats..

Vers 18

18. Sta alzo, daar reeds voor u gezorgd is, met moed op, hef de jongen, die gij als verloren hebt neergelegd, weer op, en houd hem vast met uw hand, a) want Ik zal Mijn hand op hem leggen en hem tot een groot volk stellen.

a)Genesis 16:10; Genesis 17:20

Bij de jongen was haar plaats, daar zou God haar ogen openen. Belangrijke wenk voor alle gelovigen dat de Heere God in de rechte weg alleen een zegen geeft, n op tijdelijk n op geestelijk gebied.. 19. En God opende haar ogen, dat zij een waterput zag 1) die zij te voren in haar smart niet had opgemerkt, gelijk dan ook de kunstig gegraven putten in de woestijn door de eigenaars zoveel mogelijk met zand worden verborgen, zodat er kennis toe vereist wordt om deze te vinden; en zij ging, en vulde de fles met water, en gaf de jongen te drinken. Nu zette zij haar reis niet naar Egypte voort, maar kwam op een bewoonbare plaats van de woestijn Kades.

1) Waar God ons Zijn genadige leiding onthoudt, daar zijn wij van alle hulpmiddelen, die voor de hand liggen, zo geheel beroofd, alsof zij ver van ons waren. Bidden wij Hem daarom niet slechts, dat Hij ons het verstand geve, om ze te gebruiken; anders gebeurt het, dat wij midden tussen bronnen met gesloten ogen versmachten..

De Heere had voor Hagar uitkomsten bereid, maar Hij moest haar ook de ogen openen, om die uitkomsten te genieten. Waar de Heere beloften en zegeningen schenkt, maar het rechte licht onthoudt, daar geven die beloften en zegeningen niet, wat zij kunnen zijn voor het gelovige hart. Hagar is hier het beeld van de zondaar, die ontdekt wordt aan het heil, in Christus, voor alle Gods kinderen bereid; maar ook van de gelovige, die van de heilsweldaden een recht gebruik maakt..

Een christen mag op zijn weg de moed niet verliezen; ontbreekt de geloofsmoed, dan is er grote schade; maar de Heere laat de Zijnen niet in moedeloosheid wegzinken..

Vers 18

18. Sta alzo, daar reeds voor u gezorgd is, met moed op, hef de jongen, die gij als verloren hebt neergelegd, weer op, en houd hem vast met uw hand, a) want Ik zal Mijn hand op hem leggen en hem tot een groot volk stellen.

a)Genesis 16:10; Genesis 17:20

Bij de jongen was haar plaats, daar zou God haar ogen openen. Belangrijke wenk voor alle gelovigen dat de Heere God in de rechte weg alleen een zegen geeft, n op tijdelijk n op geestelijk gebied.. 19. En God opende haar ogen, dat zij een waterput zag 1) die zij te voren in haar smart niet had opgemerkt, gelijk dan ook de kunstig gegraven putten in de woestijn door de eigenaars zoveel mogelijk met zand worden verborgen, zodat er kennis toe vereist wordt om deze te vinden; en zij ging, en vulde de fles met water, en gaf de jongen te drinken. Nu zette zij haar reis niet naar Egypte voort, maar kwam op een bewoonbare plaats van de woestijn Kades.

1) Waar God ons Zijn genadige leiding onthoudt, daar zijn wij van alle hulpmiddelen, die voor de hand liggen, zo geheel beroofd, alsof zij ver van ons waren. Bidden wij Hem daarom niet slechts, dat Hij ons het verstand geve, om ze te gebruiken; anders gebeurt het, dat wij midden tussen bronnen met gesloten ogen versmachten..

De Heere had voor Hagar uitkomsten bereid, maar Hij moest haar ook de ogen openen, om die uitkomsten te genieten. Waar de Heere beloften en zegeningen schenkt, maar het rechte licht onthoudt, daar geven die beloften en zegeningen niet, wat zij kunnen zijn voor het gelovige hart. Hagar is hier het beeld van de zondaar, die ontdekt wordt aan het heil, in Christus, voor alle Gods kinderen bereid; maar ook van de gelovige, die van de heilsweldaden een recht gebruik maakt..

Een christen mag op zijn weg de moed niet verliezen; ontbreekt de geloofsmoed, dan is er grote schade; maar de Heere laat de Zijnen niet in moedeloosheid wegzinken..

Vers 20

20. En God was met de jongen, 1) en hij werd groot, een krachtig man, en hij woonde, daar dit met zijn natuur overeen kwam, in de woestijn, en werd, alsof wat zijn moeder deed, toen hij van dorst scheen om te komen (Genesis 21:16), een voorspelling van zijn later leven was geweest, een boogschutter.

1) Op bijzondere wijze was de Heere God met Ismaël. Weliswaar op tijdelijk gebied, maar toch, hij was meer dan de andere volkeren een voorwerp van Zijn bijzondere zorg, daar hij een zoon van Abraham was. Ismaël heeft heel zijn leven ondervonden, dat er voor hem beloften Gods lagen..

Vers 20

20. En God was met de jongen, 1) en hij werd groot, een krachtig man, en hij woonde, daar dit met zijn natuur overeen kwam, in de woestijn, en werd, alsof wat zijn moeder deed, toen hij van dorst scheen om te komen (Genesis 21:16), een voorspelling van zijn later leven was geweest, een boogschutter.

1) Op bijzondere wijze was de Heere God met Ismaël. Weliswaar op tijdelijk gebied, maar toch, hij was meer dan de andere volkeren een voorwerp van Zijn bijzondere zorg, daar hij een zoon van Abraham was. Ismaël heeft heel zijn leven ondervonden, dat er voor hem beloften Gods lagen..

Vers 21

21. En hij woonde, dit veld van zijn werkzaamheden steeds uitbreidende en het woord des Heren, (Genesis 16:12) ) vervullende, in de woestijn Paran (landstreek vol van holen), die aan de zuidelijke grenzen van Kanan tot aan de woestijn Sur voortloopt, en ten zuiden tot aan het voorgebergte van Horeb zich uitstrekt; en zijn moeder nam hem een vrouw uit Egypteland. 1)

1) Hierdoor wordt het heidense beginsel versterkt. De Ismaëlitische Arabieren zijn dus volgens hun oorsprong uit een dubbele vermenging van Hebreeuws en Egyptisch bloed voortgekomen: blijmoedige geestdrift is in een kluizenaarsachtige en dromerige wereldbeschouwing weggezonken.

Zie de verdere geschiedenis van Ismaëls geslacht in Genesis 25:12-Genesis 25:18. III. Genesis 21:22-Genesis 21:34. Abimelech, bewogen door de goddelijke zegen, die Abraham vergezelt, zoekt een verbond met hem te sluiten. Abraham beklaagt zich over een waterput, die Abimelech's knechten genomen hadden en ontvangt die terug. Daarop sluit hij het verbond met de koning van de Filistijnen en richt alles tot een langer verblijf te Bersba in.

Vers 21

21. En hij woonde, dit veld van zijn werkzaamheden steeds uitbreidende en het woord des Heren, (Genesis 16:12) ) vervullende, in de woestijn Paran (landstreek vol van holen), die aan de zuidelijke grenzen van Kanan tot aan de woestijn Sur voortloopt, en ten zuiden tot aan het voorgebergte van Horeb zich uitstrekt; en zijn moeder nam hem een vrouw uit Egypteland. 1)

1) Hierdoor wordt het heidense beginsel versterkt. De Ismaëlitische Arabieren zijn dus volgens hun oorsprong uit een dubbele vermenging van Hebreeuws en Egyptisch bloed voortgekomen: blijmoedige geestdrift is in een kluizenaarsachtige en dromerige wereldbeschouwing weggezonken.

Zie de verdere geschiedenis van Ismaëls geslacht in Genesis 25:12-Genesis 25:18. III. Genesis 21:22-Genesis 21:34. Abimelech, bewogen door de goddelijke zegen, die Abraham vergezelt, zoekt een verbond met hem te sluiten. Abraham beklaagt zich over een waterput, die Abimelech's knechten genomen hadden en ontvangt die terug. Daarop sluit hij het verbond met de koning van de Filistijnen en richt alles tot een langer verblijf te Bersba in.

Vers 22

22. Voorts geschiedde het terzelfder tijd, in welke Izaak gespeend en Ismaël verwijderd werd (Genesis 21:8-Genesis 21:19) dat Abimelech (reeds in Genesis 20:1, vermeld) bovendien Pichol (mond van allen, d.i. die over allen beveelt) zijn krijgsoverste, die hij meegebracht had, tot Abraham sprak, hem te Bersba bezoekende, zeggende: God is met u in alles wat gij doet, 1) gelijk ik reeds lang heb opgemerkt.

1) De zegen Gods, die op Abraham rustte, vervulde ook de koning van de Filistijnen met eerbied. Ziedaar een afschaduwing van de zegen, die ook in de dagen van de oude bedeling van het volk een gedeelte van het eigendom op de heidenen overging..

Vers 22

22. Voorts geschiedde het terzelfder tijd, in welke Izaak gespeend en Ismaël verwijderd werd (Genesis 21:8-Genesis 21:19) dat Abimelech (reeds in Genesis 20:1, vermeld) bovendien Pichol (mond van allen, d.i. die over allen beveelt) zijn krijgsoverste, die hij meegebracht had, tot Abraham sprak, hem te Bersba bezoekende, zeggende: God is met u in alles wat gij doet, 1) gelijk ik reeds lang heb opgemerkt.

1) De zegen Gods, die op Abraham rustte, vervulde ook de koning van de Filistijnen met eerbied. Ziedaar een afschaduwing van de zegen, die ook in de dagen van de oude bedeling van het volk een gedeelte van het eigendom op de heidenen overging..

Vers 23

23. Zo zweer mij nu hier bij God: zo gij mij of mijn zoon, of mijn neef liegen zult, 1) ontrouw zult bewijzen of vijandig zijn! naar de weldadigheid, die ik bij u gedaan heb, toen ik u met rijke geschenken liet heengaan en u een vrij verblijf in mijn land toestond (Genesis 20:14 vv.), zult gij doen bij mij, en bij het land waarin gij als vreemdeling verkeert.

1) "Zo gij mij liegen zult." De bedoeling is: Zo gij mij met ontrouw zult behandelen, moge God die ontrouw wreken. Bij de Hebreeën was het dikwijls de gewoonte, om een eedsformulier slechts ten halve uit te spreken (zie Genesis 14:23). In deze handeling van Abimelech ligt opgesloten, dat hij ervan overtuigd is, dat Abraham eenmaal zeker het land bezitten zal..

Vers 23

23. Zo zweer mij nu hier bij God: zo gij mij of mijn zoon, of mijn neef liegen zult, 1) ontrouw zult bewijzen of vijandig zijn! naar de weldadigheid, die ik bij u gedaan heb, toen ik u met rijke geschenken liet heengaan en u een vrij verblijf in mijn land toestond (Genesis 20:14 vv.), zult gij doen bij mij, en bij het land waarin gij als vreemdeling verkeert.

1) "Zo gij mij liegen zult." De bedoeling is: Zo gij mij met ontrouw zult behandelen, moge God die ontrouw wreken. Bij de Hebreeën was het dikwijls de gewoonte, om een eedsformulier slechts ten halve uit te spreken (zie Genesis 14:23). In deze handeling van Abimelech ligt opgesloten, dat hij ervan overtuigd is, dat Abraham eenmaal zeker het land bezitten zal..

Vers 24

24. En Abraham zei: Ik zal zweren; ik verklaar mij bereid volgens uw wil te doen.

Vers 24

24. En Abraham zei: Ik zal zweren; ik verklaar mij bereid volgens uw wil te doen.

Vers 25

25. Doch Abraham, opdat alles v r hij zwoer, recht tussen hem en de koning zou zijn, berispte Abimelech ter oorzake van een waterput, 1) die Abimelech's knechten met geweld genomen hadden.

1) In die streken, die zo arm aan water zijn, is het bezit van een eigen put van groot belang (Proverbs 5:15-Proverbs 5:17); daarom was het ontnemen van een door hem met moeite gegraven put een groot verlies voor Abraham. Wij zien `s mans oprechtheid, dat hij eerst deze zaak wil uit de weg geruimd zien, voordat hij met aanroeping van des Heren naam een verbintenis sluit..

Vers 25

25. Doch Abraham, opdat alles v r hij zwoer, recht tussen hem en de koning zou zijn, berispte Abimelech ter oorzake van een waterput, 1) die Abimelech's knechten met geweld genomen hadden.

1) In die streken, die zo arm aan water zijn, is het bezit van een eigen put van groot belang (Proverbs 5:15-Proverbs 5:17); daarom was het ontnemen van een door hem met moeite gegraven put een groot verlies voor Abraham. Wij zien `s mans oprechtheid, dat hij eerst deze zaak wil uit de weg geruimd zien, voordat hij met aanroeping van des Heren naam een verbintenis sluit..

Vers 26

26. Toen zei Abimelech: Ik heb niet geweten, wie dit stuk gedaan heeft; en ook hebt gij het mij niet aangezegd, en ik heb er ook niet van gehoord, dan heden, anders ware u de put reeds lang weer teruggegeven; nu zij het hiermee door mij gedaan.

Vers 26

26. Toen zei Abimelech: Ik heb niet geweten, wie dit stuk gedaan heeft; en ook hebt gij het mij niet aangezegd, en ik heb er ook niet van gehoord, dan heden, anders ware u de put reeds lang weer teruggegeven; nu zij het hiermee door mij gedaan.

Vers 27

27. En Abraham nam schapen en runderen, en gaf die aan Abimelech, om hem hierdoor zinnebeeldig van zijn trouw voor de toekomst te verzekeren; en die beiden maakten een verbond. Zo was het ook nog in latere tijd gewoonte, door het aanbieden van geschenken, een verbond te sluiten of te vernieuwen (1 Kings 15:19 Isaiah 30:6 ). 28. Doch Abraham stelde, behalve de runderen en schapen, die hij reeds ten geschenke gegeven had, zeven ooilammeren uit de kudde bijzonder, afgezonderd van de anderen.

Vers 27

27. En Abraham nam schapen en runderen, en gaf die aan Abimelech, om hem hierdoor zinnebeeldig van zijn trouw voor de toekomst te verzekeren; en die beiden maakten een verbond. Zo was het ook nog in latere tijd gewoonte, door het aanbieden van geschenken, een verbond te sluiten of te vernieuwen (1 Kings 15:19 Isaiah 30:6 ). 28. Doch Abraham stelde, behalve de runderen en schapen, die hij reeds ten geschenke gegeven had, zeven ooilammeren uit de kudde bijzonder, afgezonderd van de anderen.

Vers 29

29. Zo zei Abimelech, die zich daarvan geen verklaring wist te geven, tot Abraham: Wat zullen hier deze zeven ooilammeren, die gij bijzonder gesteld hebt?

Vers 29

29. Zo zei Abimelech, die zich daarvan geen verklaring wist te geven, tot Abraham: Wat zullen hier deze zeven ooilammeren, die gij bijzonder gesteld hebt?

Vers 30

30. En hij zei: Dat gij de zeven ooilammeren van mijn hand nemen zult, opdat het bij u en uw onderdanen tot een getuigenis zij, dat, gelijk gij uitdrukkelijk door het aannemen van deze lammeren erkent, ik deze put gegraven heb, en alzo het eigendomsrecht daarvan bezit.

Vers 30

30. En hij zei: Dat gij de zeven ooilammeren van mijn hand nemen zult, opdat het bij u en uw onderdanen tot een getuigenis zij, dat, gelijk gij uitdrukkelijk door het aannemen van deze lammeren erkent, ik deze put gegraven heb, en alzo het eigendomsrecht daarvan bezit.

Vers 31

31. Daarom noemde men die plaats, waar dit geschiedde, Bersba 1) (zeven-bron, of put van de eed), omdat die beiden daar gezworen hadden.

1) Zweren heet in het Hebreeuws "zevenen". Het heilig getal zeven was van oudsher het getal van het verbond van God met de mensen, als de vereniging van het goddelijk getal drie, met het aardse getal vier; reden waarom het juist bij godsdienstige verordeningen zo menigmaal wordt herhaald. (Zeven dagen vormen de week; na zeven dagen heeft de besnijdenis plaats). Het schijnt, dat dit getal ook als zinnebeeld werd gebezigd bij het afleggen van plechtige eden, en dat het eed zweren daarvan zijn naam ontleende. Het later als zuidelijke grenspaal bekende Bersba moest dus aan de eed herinneren..

"Toen wij (van het zuiden naar het noorden) verder voorttrokken, hield het losse zand op, en het land deed meer gras met kruid vermengd aanschouwen. Wij doorkruisten daarna de bedding van de Wady-el-Murtubeh, een brede strook land, die de sporen van veel water deed zien. Enige uren later bereikten wij de Wady-es-Scheba, het brede waterbed van een stroom, die slechts `s winters vloeit; aan de noordzijde, dicht bij zijn oever, liggen twee diepe putten, die nog altijd Bir-es-Scheba heten; beide hebben overvloed van helder en voortreffelijk water. De bouwvallen zijn hier over een oppervlakte van een kwartier gaans, langs de noordelijke zijde van de waterbedding, verspreid."

Vers 31

31. Daarom noemde men die plaats, waar dit geschiedde, Bersba 1) (zeven-bron, of put van de eed), omdat die beiden daar gezworen hadden.

1) Zweren heet in het Hebreeuws "zevenen". Het heilig getal zeven was van oudsher het getal van het verbond van God met de mensen, als de vereniging van het goddelijk getal drie, met het aardse getal vier; reden waarom het juist bij godsdienstige verordeningen zo menigmaal wordt herhaald. (Zeven dagen vormen de week; na zeven dagen heeft de besnijdenis plaats). Het schijnt, dat dit getal ook als zinnebeeld werd gebezigd bij het afleggen van plechtige eden, en dat het eed zweren daarvan zijn naam ontleende. Het later als zuidelijke grenspaal bekende Bersba moest dus aan de eed herinneren..

"Toen wij (van het zuiden naar het noorden) verder voorttrokken, hield het losse zand op, en het land deed meer gras met kruid vermengd aanschouwen. Wij doorkruisten daarna de bedding van de Wady-el-Murtubeh, een brede strook land, die de sporen van veel water deed zien. Enige uren later bereikten wij de Wady-es-Scheba, het brede waterbed van een stroom, die slechts `s winters vloeit; aan de noordzijde, dicht bij zijn oever, liggen twee diepe putten, die nog altijd Bir-es-Scheba heten; beide hebben overvloed van helder en voortreffelijk water. De bouwvallen zijn hier over een oppervlakte van een kwartier gaans, langs de noordelijke zijde van de waterbedding, verspreid."

Vers 32

32. Alzo maakten zij, naar het verlangen van de koning, een verbond te Bersba. Daarna stond Abimelech op en Pichol, zijn krijgsoverste, en zij keerden wederom naar het land van de Filistijnen.

Vers 32

32. Alzo maakten zij, naar het verlangen van de koning, een verbond te Bersba. Daarna stond Abimelech op en Pichol, zijn krijgsoverste, en zij keerden wederom naar het land van de Filistijnen.

Vers 33

33. En hij, Abraham, plantte een bos 1) in Bersba, daar hij na het gesloten verbond met de vorst van dat land, hier langer en vreedzaam dacht te wonen; en riep aldaar de naam des HEEREN, de eeuwige God, aan.2)

1) Hebreeën "een tamarisk", een boom bijna zo hoog als een eik, in Syrië en Egypte algemeen, en bruikbaar tot werk- en brandhout. Dat Abraham een bos plantte, is bewijs, dat er voor de aartsvader een tijd van rust, van rustig wonen aanbreekt.

2) Hoe meer Abraham de Heere leert kennen, des te meer worden de eigenschappen Gods gekend. Gelijk Elohiem (God) zich hem geopenbaard heeft als Jehova (Verbondsgod), zo betoont zich weer Jehova als Elohiem in hogere zin. God, de verhevene is zijn Verbondsgod; God, de Almachtige doet wonderen voor hem; God, de eeuwige bevestigt zich aan hem in Zijn eeuwige trouw..

Luther vertaalt: "en predikte aldaar de naam, enz." Abraham roept aan en predikt de naam des Heren. Het een is van het andere niet te scheiden. Het levendig gebed moet vrucht brengen in de verkondiging; de levende verkondiging moet zijn wortel hebben in het gebed..

"En riep de naam des HEEREN, de eeuwige God, aan." "De Heere aanroepen" betekent: des Heren naam prijzen. Dit lezen wij verscheidene malen van de aartsvader. Hier echter heeft het nog een bijzondere betekenis. Deze daad heeft een tweeledig doel. Allereerst, om daarmee God te danken voor de rust, die hem geschonken is, en ten tweede wil Abraham daarmee aan Abimelech tonen, dat hij zijn veiligheid en bescherming niet verwacht in de eerste plaats van het verbond, dat tussen hem en de koning van Gerar is gesloten, hoewel hem dit niet onverschillig is, maar van zijn God, die hier daarom ook de eeuwige God wordt genoemd..

Vers 33

33. En hij, Abraham, plantte een bos 1) in Bersba, daar hij na het gesloten verbond met de vorst van dat land, hier langer en vreedzaam dacht te wonen; en riep aldaar de naam des HEEREN, de eeuwige God, aan.2)

1) Hebreeën "een tamarisk", een boom bijna zo hoog als een eik, in Syrië en Egypte algemeen, en bruikbaar tot werk- en brandhout. Dat Abraham een bos plantte, is bewijs, dat er voor de aartsvader een tijd van rust, van rustig wonen aanbreekt.

2) Hoe meer Abraham de Heere leert kennen, des te meer worden de eigenschappen Gods gekend. Gelijk Elohiem (God) zich hem geopenbaard heeft als Jehova (Verbondsgod), zo betoont zich weer Jehova als Elohiem in hogere zin. God, de verhevene is zijn Verbondsgod; God, de Almachtige doet wonderen voor hem; God, de eeuwige bevestigt zich aan hem in Zijn eeuwige trouw..

Luther vertaalt: "en predikte aldaar de naam, enz." Abraham roept aan en predikt de naam des Heren. Het een is van het andere niet te scheiden. Het levendig gebed moet vrucht brengen in de verkondiging; de levende verkondiging moet zijn wortel hebben in het gebed..

"En riep de naam des HEEREN, de eeuwige God, aan." "De Heere aanroepen" betekent: des Heren naam prijzen. Dit lezen wij verscheidene malen van de aartsvader. Hier echter heeft het nog een bijzondere betekenis. Deze daad heeft een tweeledig doel. Allereerst, om daarmee God te danken voor de rust, die hem geschonken is, en ten tweede wil Abraham daarmee aan Abimelech tonen, dat hij zijn veiligheid en bescherming niet verwacht in de eerste plaats van het verbond, dat tussen hem en de koning van Gerar is gesloten, hoewel hem dit niet onverschillig is, maar van zijn God, die hier daarom ook de eeuwige God wordt genoemd..

Vers 34

34. En Abraham woonde als vreemdeling 1) vele dagen in het land van de Filistijnen, tot hij later weer naar Hebron ging (Genesis 23:1).

1) Mozes roemt van Abraham drie heilige werken: dat hij gearbeid, gepredikt en zijn lange vreemdelingschap geduldig gedragen heeft..

Hier wordt gezegd, dat Abraham in dit land als vreemdeling verkeerde, terwijl hij er toch zijn vaste verblijfplaats had. Waarom? Opdat wij zouden weten, dat hij niet z opging in de rust, of altijd dacht hij nog aan het woord des Heren, dat hij met zijn nakomelingen tot de 400 jaar vervuld zouden zijn, een bijwoner zou zijn.

Vers 34

34. En Abraham woonde als vreemdeling 1) vele dagen in het land van de Filistijnen, tot hij later weer naar Hebron ging (Genesis 23:1).

1) Mozes roemt van Abraham drie heilige werken: dat hij gearbeid, gepredikt en zijn lange vreemdelingschap geduldig gedragen heeft..

Hier wordt gezegd, dat Abraham in dit land als vreemdeling verkeerde, terwijl hij er toch zijn vaste verblijfplaats had. Waarom? Opdat wij zouden weten, dat hij niet z opging in de rust, of altijd dacht hij nog aan het woord des Heren, dat hij met zijn nakomelingen tot de 400 jaar vervuld zouden zijn, een bijwoner zou zijn.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 21". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-21.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile