Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 22

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 22

Genesis 22:1.

OFFERANDE VAN IZAAK. BELOFTE VAN CHRISTUS.

I. Genesis 22:1-Genesis 22:19. Toen Izaak tot een jongeling was opgegroeid, gaf God aan Abraham bevel, zijn enige zoon, die hij lief had, te nemen en hem op een berg in het land Moria ten brandoffer te offeren. Abraham gehoorzaamt aan het goddelijk bevel: toen hij reeds het mes genomen had, om de zoon te slachten, wordt door de Engel des Heren zijn hand teruggehouden en hem een ram getoond, die in Isaak's plaats zal geofferd worden; waarop alle beloften aan Abraham gegeven, in een mate herhaald worden, als nooit te voren.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 22

Genesis 22:1.

OFFERANDE VAN IZAAK. BELOFTE VAN CHRISTUS.

I. Genesis 22:1-Genesis 22:19. Toen Izaak tot een jongeling was opgegroeid, gaf God aan Abraham bevel, zijn enige zoon, die hij lief had, te nemen en hem op een berg in het land Moria ten brandoffer te offeren. Abraham gehoorzaamt aan het goddelijk bevel: toen hij reeds het mes genomen had, om de zoon te slachten, wordt door de Engel des Heren zijn hand teruggehouden en hem een ram getoond, die in Isaak's plaats zal geofferd worden; waarop alle beloften aan Abraham gegeven, in een mate herhaald worden, als nooit te voren.

Vers 1

1. En het geschiedde na deze dingen, toen Abraham niet slechts land en familie had moeten verlaten, maar ook Ismaël, zijn eigen vlees en bloed, had moeten uitdrijven, en door al die leidingen Gods zijn inwendig geloofslevengenoegzaam gesterkt was, 1) dat God Abraham verzocht, 2) hem op de harde proef van geloof en gehoorzaamheid stelde; en Hij zei tot hem, waarschijnlijk weer even als in Genesis 21:12 `s nachts in een droom of gezicht: Abraham! En hij zei; Zie, hier ben ik! 3)

1)Gehoorzaam in het geloof, trok Abraham naar een vreemd land; ootmoedig in het geloof, week hij voor zijn neef Lot; sterk in het geloof, sloeg hij met 318 mannen vier koningen van de heidenen; vast in het geloof, hield hij zich, ondanks alle tegenspraak van verstand en natuur, aan het woord van de belofte; beslist in het geloof, volbracht hij het gebod van de besnijdenis; stout in het geloof, smeekte hij van Jehova de redding van Sodom, onder altijd kleiner gestelde voorwaarden; vrolijk in het geloof, ontving hij de zoon van de belofte, gaf hem zijn naam en besneed hem; getrouw in het geloof, boog hij zich op Gods bevel onder Sara's wil, en verstootte Ismaël met Hagar; dankbaar in het geloof, plantte hij daar, waar Abimelech zijn vriendschap verworven en zijn geschenken aangenomen had, een tamarisk voor God, de Eeuwiggetrouwe; nu zal zijn geloof de zwaarste proef doorstaan, opdat het als overwinnend geloof worde bevestigd en beloond..

2) De duivel verzoekt, om te vernietigen; God om te kronen. Hij verzoekt echter de reeds beproefden. (Psalms 26:2).

God verzoekt de mens, om hem het rechte, aangaande God en zichzelf, te leren en hem nader tot God te brengen, om Abraham zelf de draagwijdte en veerkracht van zijn geloof te leren kennen; daarmee bracht de Heere zo'n zware eis tot hem..

"Verzocht" in de zin van: op zeer ernstige wijze beproefde. Het woord "verzoeken" komt meermalen in de Schrift voor, en wordt gebruikt van God, van satan of van de mens. Waar het van satan gebruikt wordt, wordt het altijd gebezigd in de slechte zin van het woord, d.i. tot het kwade aanzetten; waar het van de mens gebruikt wordt, dikwijls in de zin van, iets van God begeren in een verkeerde weg; waar God gezegd wordt te verzoeken, in de zin van: de mens beproeven voor zichzelf, opdat voor de mens zelf de kracht van zijn geloof openbaar worde. God verzocht Abraham, niet omdat de Heere niet wist, wat het einde zou zijn, maar opdat Abraham voor zichzelf in zijn staat zou bevestigd worden.

3) "Zie hier ben ik." Met deze woorden geeft Abraham zich onvoorwaardelijk over aan zijn God. Zijn persoon en alles wat hij bezit, stelt hij de Heere ten dienste, en verklaarde daarmee, dat hij bereid is, om te gehoorzamen, wat de Heere hem ook bevelen zal. Nu God spreekt, weet Abraham tevens, dat hij alle aardse dingen moet laten staan.

Lang had Abraham de vervulling van de goddelijke belofte tegemoet gezien; na lang wachten was hem de zoon van de belofte geboren en deze was hem nu de vreugde van zijn leven. Met onbeschrijfelijk gevoel van liefde, met een voorgevoel van grote dingen, zag hij deze Izaak, die reeds vanaf zijn geboorte door goddelijke woorden en leidingen boven alle mensenkinderen verheven was; met grote vreugde zag hij hem voor zijn ogen wandelen, als het levende en trouwe bewijs van de wonderbare trouw van God. Terwijl hij de ontwikkeling van het kind, van de knaap, van de jongeling aanzag, zag hij de stil voortgaande ontwikkeling van een hoog en heilig geheim, waaruit tot zijn eeuwige vreugde, heil en zegen voor de gehele mensheid voortkomen zou. Izaak, gelijk dit niet anders verwacht kon worden, werd een heilig godvrezend mens, de gezindheid van zijn vader vroeg in zich opnemende en met hem in de voetstappen van het geloof wandelende. Zo was Abraham een man, gelukkig boven alle mensen en boven alle vaders op aarde. In deze rust en vreugde van het leven, verneemt hij de goddelijke stem: "Abraham (gij vader van volkeren!)." Met zalige vreugde, dat hij door God bij de nieuwe naam, die zo'n grote belofte bevatte, waartoe Izaak als een pand en zegel gegeven was, genoemd werd; in de verwachting dat hij thans nieuwe blijde aankondigingen zal horen, antwoordt hij: "Zie, hier ben ik!" en nu hoort hij uit de mond van God een woord, dat zijn gehele ziel doorsneed, zoals nooit een mens uit de mond van de eeuwige liefde vernomen heeft..

Vers 1

1. En het geschiedde na deze dingen, toen Abraham niet slechts land en familie had moeten verlaten, maar ook Ismaël, zijn eigen vlees en bloed, had moeten uitdrijven, en door al die leidingen Gods zijn inwendig geloofslevengenoegzaam gesterkt was, 1) dat God Abraham verzocht, 2) hem op de harde proef van geloof en gehoorzaamheid stelde; en Hij zei tot hem, waarschijnlijk weer even als in Genesis 21:12 `s nachts in een droom of gezicht: Abraham! En hij zei; Zie, hier ben ik! 3)

1)Gehoorzaam in het geloof, trok Abraham naar een vreemd land; ootmoedig in het geloof, week hij voor zijn neef Lot; sterk in het geloof, sloeg hij met 318 mannen vier koningen van de heidenen; vast in het geloof, hield hij zich, ondanks alle tegenspraak van verstand en natuur, aan het woord van de belofte; beslist in het geloof, volbracht hij het gebod van de besnijdenis; stout in het geloof, smeekte hij van Jehova de redding van Sodom, onder altijd kleiner gestelde voorwaarden; vrolijk in het geloof, ontving hij de zoon van de belofte, gaf hem zijn naam en besneed hem; getrouw in het geloof, boog hij zich op Gods bevel onder Sara's wil, en verstootte Ismaël met Hagar; dankbaar in het geloof, plantte hij daar, waar Abimelech zijn vriendschap verworven en zijn geschenken aangenomen had, een tamarisk voor God, de Eeuwiggetrouwe; nu zal zijn geloof de zwaarste proef doorstaan, opdat het als overwinnend geloof worde bevestigd en beloond..

2) De duivel verzoekt, om te vernietigen; God om te kronen. Hij verzoekt echter de reeds beproefden. (Psalms 26:2).

God verzoekt de mens, om hem het rechte, aangaande God en zichzelf, te leren en hem nader tot God te brengen, om Abraham zelf de draagwijdte en veerkracht van zijn geloof te leren kennen; daarmee bracht de Heere zo'n zware eis tot hem..

"Verzocht" in de zin van: op zeer ernstige wijze beproefde. Het woord "verzoeken" komt meermalen in de Schrift voor, en wordt gebruikt van God, van satan of van de mens. Waar het van satan gebruikt wordt, wordt het altijd gebezigd in de slechte zin van het woord, d.i. tot het kwade aanzetten; waar het van de mens gebruikt wordt, dikwijls in de zin van, iets van God begeren in een verkeerde weg; waar God gezegd wordt te verzoeken, in de zin van: de mens beproeven voor zichzelf, opdat voor de mens zelf de kracht van zijn geloof openbaar worde. God verzocht Abraham, niet omdat de Heere niet wist, wat het einde zou zijn, maar opdat Abraham voor zichzelf in zijn staat zou bevestigd worden.

3) "Zie hier ben ik." Met deze woorden geeft Abraham zich onvoorwaardelijk over aan zijn God. Zijn persoon en alles wat hij bezit, stelt hij de Heere ten dienste, en verklaarde daarmee, dat hij bereid is, om te gehoorzamen, wat de Heere hem ook bevelen zal. Nu God spreekt, weet Abraham tevens, dat hij alle aardse dingen moet laten staan.

Lang had Abraham de vervulling van de goddelijke belofte tegemoet gezien; na lang wachten was hem de zoon van de belofte geboren en deze was hem nu de vreugde van zijn leven. Met onbeschrijfelijk gevoel van liefde, met een voorgevoel van grote dingen, zag hij deze Izaak, die reeds vanaf zijn geboorte door goddelijke woorden en leidingen boven alle mensenkinderen verheven was; met grote vreugde zag hij hem voor zijn ogen wandelen, als het levende en trouwe bewijs van de wonderbare trouw van God. Terwijl hij de ontwikkeling van het kind, van de knaap, van de jongeling aanzag, zag hij de stil voortgaande ontwikkeling van een hoog en heilig geheim, waaruit tot zijn eeuwige vreugde, heil en zegen voor de gehele mensheid voortkomen zou. Izaak, gelijk dit niet anders verwacht kon worden, werd een heilig godvrezend mens, de gezindheid van zijn vader vroeg in zich opnemende en met hem in de voetstappen van het geloof wandelende. Zo was Abraham een man, gelukkig boven alle mensen en boven alle vaders op aarde. In deze rust en vreugde van het leven, verneemt hij de goddelijke stem: "Abraham (gij vader van volkeren!)." Met zalige vreugde, dat hij door God bij de nieuwe naam, die zo'n grote belofte bevatte, waartoe Izaak als een pand en zegel gegeven was, genoemd werd; in de verwachting dat hij thans nieuwe blijde aankondigingen zal horen, antwoordt hij: "Zie, hier ben ik!" en nu hoort hij uit de mond van God een woord, dat zijn gehele ziel doorsneed, zoals nooit een mens uit de mond van de eeuwige liefde vernomen heeft..

Vers 2

2. En Hij zei: Neem nu uw zoon a) uw enige, op wie de vervulling van de belofte rust (Genesis 17:21), die gij liefhebt, Izaak, dat kind van de bewondering (Genesis 17:17), en ga heen naar het land Moria, (gezien Jehova) in de bergachtige streek van Salem (hoofdstuk. 14:18), en offer hem aldaar tot een brandoffer 1) op n van de bergen van die landstreek, die ik u zeggen zal. 2)

a)Hebrews 11:17

1) "Ik kan mij toch maar niet voorstellen," zei Katharina van Bora tot haar man: "dat God zo wreed een zaak van iemand zou kunnen vorderen, om zelf zijn kind te doden." Luthers antwoord was; "Mijn beste Katharina, maar kunt gij dan geloven, dat God Zijn eniggebore Zoon heeft laten sterven, daar Hij toch in de Hemel en op aarde niets meer beminde, dan Zijn geliefde Zoon." God wilde ook niet de werkelijke slachting, maar slechts de onvoorwaardelijke overgave in het hart; maar God moest het eerste eisen, om Abrahams geloof geheel en alleen op God te vestigen en hij kon dit eisen, omdat Hij de uitkomst onvoorwaardelijk in Zijn macht had. Toen Abraham geheel in zijn hart de zoon geofferd had, trad God tussenbeide, en verhinderde de daad, daar deze voor het doel van de verzoeking geen betekenis meer had, daarmee integendeel geheel in tegenspraak zou geweest zijn.. Deze verzoeking was voor Abraham nodig, opdat zijn vertrouwen niet op het middel, Izaak, maar op God zou gevestigd worden, en, in zijn inwendige strijd, de liefde Gods de liefde tot de Zoon zou meester worden, ook opdat Abraham zelf zijn geloof zou leren kennen, tot dankzegging aan Hem, die het hem genadig gegeven had..

"In Izaak zal u het zaad genoemd worden," dat is de belofte Gods. Aan Izaak waren dus al de beloften Gods, als het uitverkoren en uitsluitend voer- en werktuig van de verwezenlijking vastgemaakt. Izaak-mag ik het zo uitdrukken- was als het levende gedenkteken van het verbond, door God met Abraham gemaakt. Geen zegen dan uit Abraham, maar ook geen zegen dan door Izaak. En nu, die eis: "offer Mij Izaak!" Het is, als zei God: Verscheur met eigen hand het gedenkteken, waarbij Ik u Mijn belofte aangaande de zegen en de gezegende uit uw zaad heb verpand. Neen, meer! Snijd zelf, met uw offermes, de draad door, die de belofte aan het middel van de vervulling verbindt. En als nu die draad doorgesneden zal zijn......wat dan? Dan is de vervulling der belofte onmogelijk geworden! Neen, dat gelooft Abraham niet. Hij gelooft alleen-het woord van God. Voor dat woord verstuiven in zijn oog alle menselijke onmogelijkheden als kaf voor de adem van de wind. Het is waar, de vervulling van Gods belofte hangt aan Isaak's leven.....maar Izaak zal leven! Daaraan twijfelt Abraham niet. Eer zal datgene geschieden, waarvan nog nimmer op aarde een voorbeeld gezien is, eer zal Izaak uit de doden weer brengen, eer God, door Izaak in de dood te laten, hem liegen zal. "En gelijk hij reeds vroeger op hoop tegen hoop vertrouwde, dat hij uit zijn verstorven lichaam een zaad zou zien, grijpt hij ook hier in de dood van zijn zoon de levendmakende almacht Gods aan en, zich de zegen voorstellende als uit de as zelf van zijn geofferd kind, ontkomt hij uit de diepten van de verzoeking, klemt hij zich vast aan de belofte en behoudt het geloof.".

Ziedaar het toppunt, de zegepraal, de triomf van het geloof. Ziedaar dan ook de verborgen kracht, waardoor Abraham in staat gesteld werd, om op het woord van God: "offer Mij uw enige!" "Zie hier ben ik" te antwoorden.

Het is dikwijls gemakkelijk om op de roepstem van God te zeggen: "hier ben ik;" maar het heeft meer in, onder alles te tonen: hier blijf ik; om de gehele last te horen, gelijk Abraham met ingehouden adem en heilige eerbied bleef luisteren, als God tot hem sprak: "Neem nu uw zoon, uw enige, die gij lief hebt, Izaak, en ga heen naar het land Moria en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen, die Ik u zeggen zal." Daar is hier weer een opmerkelijke uitvoerigheid. Hoe klimt met ieder woord de zwaarte van de eis, die aldus tot Abraham kwam. Eerst heet het uw zoon, daarna uw enige zoon, straks die gij lief hebt, en, als om de maat vol te meten, wordt zelfs de geliefkoosde naam, die zo vele herinneringen en rijke verwachtingen spelde, ten laatste genoemd: "uw Izaak.".

Abraham had zich onvoorwaardelijk overgegeven. Die genade was hem verleend, Die genade stelde hem ook in staat de onvoorwaardelijke eis aan te horen en...te volbrengen..

2) Niet in de eerste verrukking over de nabijheid des Heren moet Abraham zijn zoon offeren, maar drie dagen lang (Genesis 22:4) zal hij eerst de strijd van de natuurlijke liefde in zijn hart doorstrijden en in het geloof overwinnen; daarom wordt hij de 10 mijl (Duitse) lange weg naar het land Moria gezonden..

Vroeger had het geklonken: "naar het land, dat Ik u wijzen zal," nu klinkt het: "op een van de bergen, die Ik u zeggen zal." Gelijk toen, zo had God ook nu dezelfde bedoeling, om hem, n.l. in de weg van de geloofsgehoorzaamheid te oefenen. De plaats waar, is voor Abraham betrekkelijk onverschillig; de daad van de offerande is, wat de Heere vraagt. Drie dagen zijn nodig, opdat de vader van de gelovigen alle menselijke, natuurlijke neigingen zal ten offer brengen en God op Zijn woord gehoorzamen..

Vers 2

2. En Hij zei: Neem nu uw zoon a) uw enige, op wie de vervulling van de belofte rust (Genesis 17:21), die gij liefhebt, Izaak, dat kind van de bewondering (Genesis 17:17), en ga heen naar het land Moria, (gezien Jehova) in de bergachtige streek van Salem (hoofdstuk. 14:18), en offer hem aldaar tot een brandoffer 1) op n van de bergen van die landstreek, die ik u zeggen zal. 2)

a)Hebrews 11:17

1) "Ik kan mij toch maar niet voorstellen," zei Katharina van Bora tot haar man: "dat God zo wreed een zaak van iemand zou kunnen vorderen, om zelf zijn kind te doden." Luthers antwoord was; "Mijn beste Katharina, maar kunt gij dan geloven, dat God Zijn eniggebore Zoon heeft laten sterven, daar Hij toch in de Hemel en op aarde niets meer beminde, dan Zijn geliefde Zoon." God wilde ook niet de werkelijke slachting, maar slechts de onvoorwaardelijke overgave in het hart; maar God moest het eerste eisen, om Abrahams geloof geheel en alleen op God te vestigen en hij kon dit eisen, omdat Hij de uitkomst onvoorwaardelijk in Zijn macht had. Toen Abraham geheel in zijn hart de zoon geofferd had, trad God tussenbeide, en verhinderde de daad, daar deze voor het doel van de verzoeking geen betekenis meer had, daarmee integendeel geheel in tegenspraak zou geweest zijn.. Deze verzoeking was voor Abraham nodig, opdat zijn vertrouwen niet op het middel, Izaak, maar op God zou gevestigd worden, en, in zijn inwendige strijd, de liefde Gods de liefde tot de Zoon zou meester worden, ook opdat Abraham zelf zijn geloof zou leren kennen, tot dankzegging aan Hem, die het hem genadig gegeven had..

"In Izaak zal u het zaad genoemd worden," dat is de belofte Gods. Aan Izaak waren dus al de beloften Gods, als het uitverkoren en uitsluitend voer- en werktuig van de verwezenlijking vastgemaakt. Izaak-mag ik het zo uitdrukken- was als het levende gedenkteken van het verbond, door God met Abraham gemaakt. Geen zegen dan uit Abraham, maar ook geen zegen dan door Izaak. En nu, die eis: "offer Mij Izaak!" Het is, als zei God: Verscheur met eigen hand het gedenkteken, waarbij Ik u Mijn belofte aangaande de zegen en de gezegende uit uw zaad heb verpand. Neen, meer! Snijd zelf, met uw offermes, de draad door, die de belofte aan het middel van de vervulling verbindt. En als nu die draad doorgesneden zal zijn......wat dan? Dan is de vervulling der belofte onmogelijk geworden! Neen, dat gelooft Abraham niet. Hij gelooft alleen-het woord van God. Voor dat woord verstuiven in zijn oog alle menselijke onmogelijkheden als kaf voor de adem van de wind. Het is waar, de vervulling van Gods belofte hangt aan Isaak's leven.....maar Izaak zal leven! Daaraan twijfelt Abraham niet. Eer zal datgene geschieden, waarvan nog nimmer op aarde een voorbeeld gezien is, eer zal Izaak uit de doden weer brengen, eer God, door Izaak in de dood te laten, hem liegen zal. "En gelijk hij reeds vroeger op hoop tegen hoop vertrouwde, dat hij uit zijn verstorven lichaam een zaad zou zien, grijpt hij ook hier in de dood van zijn zoon de levendmakende almacht Gods aan en, zich de zegen voorstellende als uit de as zelf van zijn geofferd kind, ontkomt hij uit de diepten van de verzoeking, klemt hij zich vast aan de belofte en behoudt het geloof.".

Ziedaar het toppunt, de zegepraal, de triomf van het geloof. Ziedaar dan ook de verborgen kracht, waardoor Abraham in staat gesteld werd, om op het woord van God: "offer Mij uw enige!" "Zie hier ben ik" te antwoorden.

Het is dikwijls gemakkelijk om op de roepstem van God te zeggen: "hier ben ik;" maar het heeft meer in, onder alles te tonen: hier blijf ik; om de gehele last te horen, gelijk Abraham met ingehouden adem en heilige eerbied bleef luisteren, als God tot hem sprak: "Neem nu uw zoon, uw enige, die gij lief hebt, Izaak, en ga heen naar het land Moria en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen, die Ik u zeggen zal." Daar is hier weer een opmerkelijke uitvoerigheid. Hoe klimt met ieder woord de zwaarte van de eis, die aldus tot Abraham kwam. Eerst heet het uw zoon, daarna uw enige zoon, straks die gij lief hebt, en, als om de maat vol te meten, wordt zelfs de geliefkoosde naam, die zo vele herinneringen en rijke verwachtingen spelde, ten laatste genoemd: "uw Izaak.".

Abraham had zich onvoorwaardelijk overgegeven. Die genade was hem verleend, Die genade stelde hem ook in staat de onvoorwaardelijke eis aan te horen en...te volbrengen..

2) Niet in de eerste verrukking over de nabijheid des Heren moet Abraham zijn zoon offeren, maar drie dagen lang (Genesis 22:4) zal hij eerst de strijd van de natuurlijke liefde in zijn hart doorstrijden en in het geloof overwinnen; daarom wordt hij de 10 mijl (Duitse) lange weg naar het land Moria gezonden..

Vroeger had het geklonken: "naar het land, dat Ik u wijzen zal," nu klinkt het: "op een van de bergen, die Ik u zeggen zal." Gelijk toen, zo had God ook nu dezelfde bedoeling, om hem, n.l. in de weg van de geloofsgehoorzaamheid te oefenen. De plaats waar, is voor Abraham betrekkelijk onverschillig; de daad van de offerande is, wat de Heere vraagt. Drie dagen zijn nodig, opdat de vader van de gelovigen alle menselijke, natuurlijke neigingen zal ten offer brengen en God op Zijn woord gehoorzamen..

Vers 3

3. Evenals bij Ismaël (Genesis 21:24), niet met vlees en bloed te rade gaande (Galaten. 1:16), dacht hij: God kan ook uit de dood opwekken (Hebrews 11:9) die Hij uit een verstorven lichaam heeft verwekt. Toen stond Abraham `s morgens vroeg op, 1) terwijl Sara nog sliep, aan wie hij het Goddelijk bevel niet wilde meedelen, omdat zij een zo harde beproeving niet zou hebben kunnen dragen, en zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn jongeren, van zijn knechten, met zich, en Izaak zijn zoon, en hij kloofde hout tot het brandoffer, 2) en maakte zich op, en ging naar de plaats, die hem God gezegd had. Hoe zal zijn hart geklopt hebben, toen bij dit deed, hoe zwaar zal hem de tocht naar de berg geweest zijn!

1)Uitdrukkelijk wijst de Schrift hier aan, hoe het geloof van Abraham van de echte stempel was. Zo spoedig het mogelijk is, vroeg in de morgen, maakt Abraham zich gereed. Wellicht zal het ook die nacht in zijn ziel gestormd hebben en satan hem hebben begeerd te schiften; maar het geloof overwon. Wetende dat God machtig was, om ook uit de doden hem Izaak terug te geven, staat hij op, om te volbrengen, wat God geboden heeft..

2) Het geloof geeft een kalme tint aan het leven. Alles, wat hier gezegd wordt, strekt om te doen zien, dat de vader van de gelovigen kalm is. Hij berust niet alleen in Gods weg, maar keurt die goed. Dit is het ware wezen van het geloof. En al moge het soms van binnen nog eens onrustig zijn, voor het oog van zijn bedienden, is hij de kalme man. De wereld behoeft het niet te zien, welke strijd de gelovige soms inwendig strijdt..

Vers 3

3. Evenals bij Ismaël (Genesis 21:24), niet met vlees en bloed te rade gaande (Galaten. 1:16), dacht hij: God kan ook uit de dood opwekken (Hebrews 11:9) die Hij uit een verstorven lichaam heeft verwekt. Toen stond Abraham `s morgens vroeg op, 1) terwijl Sara nog sliep, aan wie hij het Goddelijk bevel niet wilde meedelen, omdat zij een zo harde beproeving niet zou hebben kunnen dragen, en zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn jongeren, van zijn knechten, met zich, en Izaak zijn zoon, en hij kloofde hout tot het brandoffer, 2) en maakte zich op, en ging naar de plaats, die hem God gezegd had. Hoe zal zijn hart geklopt hebben, toen bij dit deed, hoe zwaar zal hem de tocht naar de berg geweest zijn!

1)Uitdrukkelijk wijst de Schrift hier aan, hoe het geloof van Abraham van de echte stempel was. Zo spoedig het mogelijk is, vroeg in de morgen, maakt Abraham zich gereed. Wellicht zal het ook die nacht in zijn ziel gestormd hebben en satan hem hebben begeerd te schiften; maar het geloof overwon. Wetende dat God machtig was, om ook uit de doden hem Izaak terug te geven, staat hij op, om te volbrengen, wat God geboden heeft..

2) Het geloof geeft een kalme tint aan het leven. Alles, wat hier gezegd wordt, strekt om te doen zien, dat de vader van de gelovigen kalm is. Hij berust niet alleen in Gods weg, maar keurt die goed. Dit is het ware wezen van het geloof. En al moge het soms van binnen nog eens onrustig zijn, voor het oog van zijn bedienden, is hij de kalme man. De wereld behoeft het niet te zien, welke strijd de gelovige soms inwendig strijdt..

Vers 4

4. Op de derde dag, toen hief Abraham zijn ogen op, en zag die plaats 1) van verre.

1) Op deze berg wordt later de tempel gebouwd. Op dezelfde plaats, waar Abraham inwendig zijn zoon geofferd heeft, stroomt later het bloed van de offerdieren, en in de nabijheid, het bloed van Hem, die God om onze zonden metterdaad in de dood overgaf; van welke opoffering aan het kruis, alle offers van het Oude Verbond, ook dat van Abraham voorbeeldig en zinnebeeldig zijn..

Vers 4

4. Op de derde dag, toen hief Abraham zijn ogen op, en zag die plaats 1) van verre.

1) Op deze berg wordt later de tempel gebouwd. Op dezelfde plaats, waar Abraham inwendig zijn zoon geofferd heeft, stroomt later het bloed van de offerdieren, en in de nabijheid, het bloed van Hem, die God om onze zonden metterdaad in de dood overgaf; van welke opoffering aan het kruis, alle offers van het Oude Verbond, ook dat van Abraham voorbeeldig en zinnebeeldig zijn..

Vers 5

5. En Abraham zei tot zijn jongeren: Blijft gij hier met de ezel, en ik en de jongen zullen heengaan tot daar op het gebergte; als wij aanbeden zullen hebben, 1)dan zullen wij, 2) ik en mijn zoon, tot u wederkeren.

1) Wat daar zou voorvallen, mochten de knechten niet aanzien, daar zij dit aanbidden niet konden begrijpen.. 2) Abraham zegt in onwankelbaar geloof, hoewel het hoe niet wetende, nochtans van het dat van de redding overtuigd: "Wij zullen wederkeren.".

Geen ogenblik mag aan de gedachte voedsel worden gegeven, dat Abraham zijn knechten, omtrent het doel van de tocht heeft willen misleiden. Calvijn zegt: "sommigen menen wel, dat dit woord op profetische wijze gesproken is. Maar, daar het zeker is, dat daar hij de belofte had, dat in Izaak hem het zaad zou genoemd worden, deze nooit voor hem verloren is geweest, is het mogelijk, dat hij aan de Voorzienigheid Gods zich overgevende, zich heeft voorgesteld, dat zijn zoon, in de dood zelf, bleef voortbestaan. En evenals hij, als met gesloten ogen, zijn weg vervolgde, om zijn zoon te slachten, zo is er ook niets ongerijmds in, indien wij zeggen, dat hij enigszins verward heeft gesproken, terwijl hij niet wist, hoe het alles zich zou toedragen. "Van Gods heiligheid verwachtte hij niets dan een heilig gebod, daarom wil hij gehoorzamen: van Gods trouw verwachtte hij de vervulling van Gods beloften: daarom mag hij hopen; van Gods almacht verwachtte hij de mogelijkheid van de opstanding van zijn zoon uit de dode, daarom kon hij dit alles geloven. Daarom kon hij in alle eenvoud en alle oprechtheid zeggen: "wij, n ik n mijn zoon, zullen tot u wederkeren.".

Vers 5

5. En Abraham zei tot zijn jongeren: Blijft gij hier met de ezel, en ik en de jongen zullen heengaan tot daar op het gebergte; als wij aanbeden zullen hebben, 1)dan zullen wij, 2) ik en mijn zoon, tot u wederkeren.

1) Wat daar zou voorvallen, mochten de knechten niet aanzien, daar zij dit aanbidden niet konden begrijpen.. 2) Abraham zegt in onwankelbaar geloof, hoewel het hoe niet wetende, nochtans van het dat van de redding overtuigd: "Wij zullen wederkeren.".

Geen ogenblik mag aan de gedachte voedsel worden gegeven, dat Abraham zijn knechten, omtrent het doel van de tocht heeft willen misleiden. Calvijn zegt: "sommigen menen wel, dat dit woord op profetische wijze gesproken is. Maar, daar het zeker is, dat daar hij de belofte had, dat in Izaak hem het zaad zou genoemd worden, deze nooit voor hem verloren is geweest, is het mogelijk, dat hij aan de Voorzienigheid Gods zich overgevende, zich heeft voorgesteld, dat zijn zoon, in de dood zelf, bleef voortbestaan. En evenals hij, als met gesloten ogen, zijn weg vervolgde, om zijn zoon te slachten, zo is er ook niets ongerijmds in, indien wij zeggen, dat hij enigszins verward heeft gesproken, terwijl hij niet wist, hoe het alles zich zou toedragen. "Van Gods heiligheid verwachtte hij niets dan een heilig gebod, daarom wil hij gehoorzamen: van Gods trouw verwachtte hij de vervulling van Gods beloften: daarom mag hij hopen; van Gods almacht verwachtte hij de mogelijkheid van de opstanding van zijn zoon uit de dode, daarom kon hij dit alles geloven. Daarom kon hij in alle eenvoud en alle oprechtheid zeggen: "wij, n ik n mijn zoon, zullen tot u wederkeren.".

Vers 6

6. En Abraham nam het hout van het brandoffer, dat tot hiertoe door de ezel gedragen was, en legde het op Izaak, zijn zoon, 1) en hij nam het vuur en het mes (offermes) in zijn hand, 2) en zij beiden gingen samen.3)

1) Izaak is hier een type van de Christus. Gelijk Izaak het hout droeg, wat tot volmaking van het altaar moest dienen, en wat, door het vuur aangestoken, hem moest verteren, zo droeg Christus Jezus ook de zware kruisbalk, waardoor het kruis volkomen werd, wat bestemd was, om hem de dood van de vervloekte te doen sterven. Wij hebben hier dus in Izaak meer dan een woord. Wij hebben hier een afbeelding van hetgeen in de volheid van de tijd geschieden zal..

2) Dat Abraham zelf de offerpriester en zijn eigen hart, zijn innigste liefde en al zijn zegen het offer moest zijn, dat was het zwaarste..

3) Het is alsof de Heilige Schrift door die enkele woorden, al het verschrikkelijke voor het vlees in die tocht voor Abraham wil voorstellen..

Bij deze woorden zie ik in de geest, hoe de met elke tred de ontzettende berg naderende vader in diep zwijgen is verzonken en de laatste ogenblikken van smartelijke geloofsbeproeving doorstrijdt.

Vers 6

6. En Abraham nam het hout van het brandoffer, dat tot hiertoe door de ezel gedragen was, en legde het op Izaak, zijn zoon, 1) en hij nam het vuur en het mes (offermes) in zijn hand, 2) en zij beiden gingen samen.3)

1) Izaak is hier een type van de Christus. Gelijk Izaak het hout droeg, wat tot volmaking van het altaar moest dienen, en wat, door het vuur aangestoken, hem moest verteren, zo droeg Christus Jezus ook de zware kruisbalk, waardoor het kruis volkomen werd, wat bestemd was, om hem de dood van de vervloekte te doen sterven. Wij hebben hier dus in Izaak meer dan een woord. Wij hebben hier een afbeelding van hetgeen in de volheid van de tijd geschieden zal..

2) Dat Abraham zelf de offerpriester en zijn eigen hart, zijn innigste liefde en al zijn zegen het offer moest zijn, dat was het zwaarste..

3) Het is alsof de Heilige Schrift door die enkele woorden, al het verschrikkelijke voor het vlees in die tocht voor Abraham wil voorstellen..

Bij deze woorden zie ik in de geest, hoe de met elke tred de ontzettende berg naderende vader in diep zwijgen is verzonken en de laatste ogenblikken van smartelijke geloofsbeproeving doorstrijdt.

Vers 7

7. Toen sprak Izaak, de plechtige en pijnlijke stilte afbrekende, tot Abraham zijn vader, daar hij vreesde, dat deze wegens zijn heilige gedachten het offer vergat, en hij zei: Mijn vader! En hij, uit zijn overpeinzing ontwakende, zei: Zie, hier ben ik, mijn zoon! En hij zei: Zie het vuur en het hout, maar waar is het lam tot het brandoffer? 1)

1) Deze nieuwe marteling bereidt God hem, opdat het reeds door vele wonden getroffen gemoed van Abraham nog meer gefolterd zou worden. Want het is niet twijfelachtig, of God heeft met opzet de tong van Izaak, tot deze op liefelijke wijze uitgesproken naam ontboeid, en hem tot deze vraag geleid, opdat er niets aan de hevigheid van de smart van Abraham zou ontbreken. Doch ook deze aanval doorstaat de heilige man met onwrikbaar gemoed. En zo weinig wordt hij van de voorgestelde loop afgebracht, dat hij duidelijk toont, zo geheel en al aan God verknocht te zijn, dat hij niets toelaat, wat of zijn vertrouwen zou kunnen schokken, of zijn gehoorzaamheid verhinderen..

Vers 7

7. Toen sprak Izaak, de plechtige en pijnlijke stilte afbrekende, tot Abraham zijn vader, daar hij vreesde, dat deze wegens zijn heilige gedachten het offer vergat, en hij zei: Mijn vader! En hij, uit zijn overpeinzing ontwakende, zei: Zie, hier ben ik, mijn zoon! En hij zei: Zie het vuur en het hout, maar waar is het lam tot het brandoffer? 1)

1) Deze nieuwe marteling bereidt God hem, opdat het reeds door vele wonden getroffen gemoed van Abraham nog meer gefolterd zou worden. Want het is niet twijfelachtig, of God heeft met opzet de tong van Izaak, tot deze op liefelijke wijze uitgesproken naam ontboeid, en hem tot deze vraag geleid, opdat er niets aan de hevigheid van de smart van Abraham zou ontbreken. Doch ook deze aanval doorstaat de heilige man met onwrikbaar gemoed. En zo weinig wordt hij van de voorgestelde loop afgebracht, dat hij duidelijk toont, zo geheel en al aan God verknocht te zijn, dat hij niets toelaat, wat of zijn vertrouwen zou kunnen schokken, of zijn gehoorzaamheid verhinderen..

Vers 8

8. En Abraham zei: God zal zichzelf een lam ten brandoffer voorzien, 1) mijn zoon! laat God daarvoor zorgen! Zo gingen zij beiden samen. 2)

1) Waar de duizenden vragen van zijn vaderhart rust zoeken, daar kan ook alleen de zoon het antwoord verkrijgen. Terwijl hij deze op de Heere wijst, dient dit tevens voor hem zelf tot geloofsversterking; hij heeft in zielenangst een profetisch woord gesproken, waarover hij nu wel verder zal nagedacht hebben. Ook Izaak, in voorgevoel, met angst vervuld, zegt verder niets meer. "Hij is de vader gehoorzaam, geeft zich over; hij is, als ware hij reeds dood." Isaiah 53:7).

De vraag was voor Abraham een moeilijke vraag, maar hij neemt de toevlucht tot het geloof in de Voorzienigheid Gods. In het Hebreeuws Jirh. "Voorzien" in de zin van: "vooraf zorg dragen," niet in die van: "vooruit zien." Abraham heeft hier het oog, niet op de voorwetenschap Gods, maar op Diens al-besturende zorg. Onder Voorzienigheid is dan ook niets minder te verstaan, dan de zorg Gods, die over alles gaat..

2) Hoeveel geeft dat herhaalde: "zij gingen beide te samen" (Genesis 22:6) om te overdenken!.

Vers 8

8. En Abraham zei: God zal zichzelf een lam ten brandoffer voorzien, 1) mijn zoon! laat God daarvoor zorgen! Zo gingen zij beiden samen. 2)

1) Waar de duizenden vragen van zijn vaderhart rust zoeken, daar kan ook alleen de zoon het antwoord verkrijgen. Terwijl hij deze op de Heere wijst, dient dit tevens voor hem zelf tot geloofsversterking; hij heeft in zielenangst een profetisch woord gesproken, waarover hij nu wel verder zal nagedacht hebben. Ook Izaak, in voorgevoel, met angst vervuld, zegt verder niets meer. "Hij is de vader gehoorzaam, geeft zich over; hij is, als ware hij reeds dood." Isaiah 53:7).

De vraag was voor Abraham een moeilijke vraag, maar hij neemt de toevlucht tot het geloof in de Voorzienigheid Gods. In het Hebreeuws Jirh. "Voorzien" in de zin van: "vooraf zorg dragen," niet in die van: "vooruit zien." Abraham heeft hier het oog, niet op de voorwetenschap Gods, maar op Diens al-besturende zorg. Onder Voorzienigheid is dan ook niets minder te verstaan, dan de zorg Gods, die over alles gaat..

2) Hoeveel geeft dat herhaalde: "zij gingen beide te samen" (Genesis 22:6) om te overdenken!.

Vers 9

9. En zij kwamen ter plaatse, die hem God gezegd had, nader als de in Genesis 22:2 bedoelde berg aangewezen had; en Abraham bouwde aldaar een altaar, terwijl elke steen, die hij legde, een steen van zorgen op zijn hart was; maar zijn hand verslapte niet; hij bouwde verder, totdat het altaar was opgericht, en hij schikte het hout, hoe smartelijk ook de gedachte aan de flikkerende offervlam was, die het vlees van zijn vlees, het gebeente van zijn zoon tot as zou verteren, en bond 1) zijn zoon Izaak, niet alsof deze hem wilde tegenstreven, maar volgens de gewoonte bij de offerdieren, en a) leide hem op het altaar boven op het hout.2)

a) James 2:21

1) Izaak moet reeds een jongeling geweest zijn, daar hij het hout op de berg kon dragen (Genesis 22:6). Zo zien wij hem reeds gehoorzaam aan het goddelijk bevel, hem door de vader bekend geworden; niet ligt toch zou de oude vader de vluchtende hebbende ingehaald, of de wederstrevige hebben gebonden..

Ook in dat vrijwillig zich laten binden en ter offerande bestemmen, is Izaak type van de Christus Gods. Isaiah 53:7)

2) Wordt door de apostel het geloof bij het goud vergeleken, dat in de smeltkroes gelouterd wordt (1 Peter 1:7), dan mag men het gehele leven van Abraham bij een smeltoven vergelijken, door welks vuur zijn geloof heenging, om meer en meer van alle overblijvende smetten gereinigd, aan een onfeilbare toetssteen gekeurd, als rein goud erkend en met de stempel van de goddelijke goedkeuring geadeld te worden. En wl mocht het zo wezen! De mens "van stof en as" beklimt niet op eenmaal de top van Moria, evenmin als Abraham dit deed. Eer hij zich tot zulk een hoogte van geloof en geloofsgehoorzaamheid verheft, moet hij reeds menige voetstap op de weg van het geloof hebben gezet; en het is niet dan bij trappen, dat men van "over gene zijde van de rivier en van de altaren van andere goden" naar het land van Moria en het altaar van de God van Moria opklimt..

Vers 9

9. En zij kwamen ter plaatse, die hem God gezegd had, nader als de in Genesis 22:2 bedoelde berg aangewezen had; en Abraham bouwde aldaar een altaar, terwijl elke steen, die hij legde, een steen van zorgen op zijn hart was; maar zijn hand verslapte niet; hij bouwde verder, totdat het altaar was opgericht, en hij schikte het hout, hoe smartelijk ook de gedachte aan de flikkerende offervlam was, die het vlees van zijn vlees, het gebeente van zijn zoon tot as zou verteren, en bond 1) zijn zoon Izaak, niet alsof deze hem wilde tegenstreven, maar volgens de gewoonte bij de offerdieren, en a) leide hem op het altaar boven op het hout.2)

a) James 2:21

1) Izaak moet reeds een jongeling geweest zijn, daar hij het hout op de berg kon dragen (Genesis 22:6). Zo zien wij hem reeds gehoorzaam aan het goddelijk bevel, hem door de vader bekend geworden; niet ligt toch zou de oude vader de vluchtende hebbende ingehaald, of de wederstrevige hebben gebonden..

Ook in dat vrijwillig zich laten binden en ter offerande bestemmen, is Izaak type van de Christus Gods. Isaiah 53:7)

2) Wordt door de apostel het geloof bij het goud vergeleken, dat in de smeltkroes gelouterd wordt (1 Peter 1:7), dan mag men het gehele leven van Abraham bij een smeltoven vergelijken, door welks vuur zijn geloof heenging, om meer en meer van alle overblijvende smetten gereinigd, aan een onfeilbare toetssteen gekeurd, als rein goud erkend en met de stempel van de goddelijke goedkeuring geadeld te worden. En wl mocht het zo wezen! De mens "van stof en as" beklimt niet op eenmaal de top van Moria, evenmin als Abraham dit deed. Eer hij zich tot zulk een hoogte van geloof en geloofsgehoorzaamheid verheft, moet hij reeds menige voetstap op de weg van het geloof hebben gezet; en het is niet dan bij trappen, dat men van "over gene zijde van de rivier en van de altaren van andere goden" naar het land van Moria en het altaar van de God van Moria opklimt..

Vers 10

10. En Abraham strekte zijn hand uit 1) de hand, die vroeger de zoon geleidde en alle leed van hem afweerde, en hij nam het mes, om zijn zoon te slachten. 2)

1) Ik twijfel er niet aan, of de vader zal vooraf een voortreffelijke rede tot zijn zoon gehouden hebben, waarvan hoofdzaak en inhoud geweest is: het gebod van God en de opstanding uit de dood. Hij zal hem gezegd hebben: "God heeft het geboden, daarom moeten wij gehoorzamen, en, daar Hij almachtig is, kan Hij Zijn belofte wel houden, ook zelfs, als gij gestorven en tot as geworden zijt. Izaak is zonder twijfel in die leer opgevoed. Hij heeft Abraham verstaan en geloofd..

Wie zal ik dan meer bewonderen, hem, die uit godsvrucht de hand aan de zoon legt, of die, die de vader gehoorzaam is tot in de dood? Een heilige wedstrijd heeft hier plaats. De een verheft zich tot boven de menselijke natuur; de anderen is: ongehoorzaam zijn aan de vader, verschrikkelijker dan de dood.

In dit uitstrekken van zijn handen, in dat nemen van het mes, geeft Abraham het bewijs, dat de strijd is volstreden en de overwinning door het geloof is behaald..

2) Ik zou het niet hebben kunnen aanzien, veel minder zelfs verrichten. Het is een verschrikkelijke zaak, dat een lieve vader zijn allerliefste zoon het mes op de hals zet, en ik beken het gaarne, dat ik zulke gedachten en angsten, als des vaders hart moet gevoeld hebben, niet beschrijven, zelfs niet denken kan..

De opoffering van Izaak is het hoogste van alles, wat mensen in het geloof aan God gedaan hebben. Gelijk hemel en aarde geen hogere openbaring van de heilige liefde Gods kennen, dan de overgave van een eniggebore Zoon tot verzoening en verlossing van de wereld, zo kennen hemel en aarde geen hogere openbaring van menselijk geloof aan de goddelijke heiligheid en waarheid, dan Abrahams overgave van de enige zoon van de belofte in de dood, zonder de belofte op te geven. Het: "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat enz.", blijft weliswaar in eeuwigheid bewonderd en aanbeden, als eeuwig, enig en onvergelijkelijk; niets menselijks, wat het ook zijn moge, kan daar nevens geplaatst worden, als met die liefde Gods geheel en op waardige wijze overeenkomende: maar het waardigste van alles, wat aangezien kan worden als menselijk streven, om de goddelijke liefde te evenaren, zich in geloof zo tegenover God te gedragen, als God in heilige liefde groot en wondervol en genadig jegens ons is-het waardigste van al wat de geschiedenis van de mensheid heeft aan te wijzen, dat is deze geloofsdaad van de vader van alle gelovigen.. 11. Maar de Engel des HEEREN 1) (Genesis 16:7; Genesis 21:17) riep, op dat veel betekenend ogenblik, dat Izaak de doodsteek van de vaderhand ontvangen zou, tot hem van de hemel, 2) en zei zijn naam met grote spoed twee maal noemende, om nog ter rechter tijd de uitgestrekte hand terug te houden: Abraham, Abraham! En hij zei, zich wendende naar de plaats, van waar de stem kwam, en hand en mes latende zinken: Zie, hier ben ik! 3)

1) Hij die zelf mens geworden, tot een offer zou gegeven worden, houdt hier de offerende vader tegen. "Opmerkelijk is het, dat bij dit keerpunt in deze geschiedenis, de vroegere gebezigde naam "God" verwisseld wordt met de meer betekenende naam van "Heere," Jehova..

2) "Van de hemel" De Engel des Heren riep van de hemel, opdat Abraham weten zou. dat dit van God uitging, en het terugtrekken van de hand, evengoed als het uitstrekken, een daad van het geloof zou zijn..

3) Ook hier weer, gelijk in Genesis 22:1, dat zich onvoorwaardelijk overgeven aan de Heere.

Vers 10

10. En Abraham strekte zijn hand uit 1) de hand, die vroeger de zoon geleidde en alle leed van hem afweerde, en hij nam het mes, om zijn zoon te slachten. 2)

1) Ik twijfel er niet aan, of de vader zal vooraf een voortreffelijke rede tot zijn zoon gehouden hebben, waarvan hoofdzaak en inhoud geweest is: het gebod van God en de opstanding uit de dood. Hij zal hem gezegd hebben: "God heeft het geboden, daarom moeten wij gehoorzamen, en, daar Hij almachtig is, kan Hij Zijn belofte wel houden, ook zelfs, als gij gestorven en tot as geworden zijt. Izaak is zonder twijfel in die leer opgevoed. Hij heeft Abraham verstaan en geloofd..

Wie zal ik dan meer bewonderen, hem, die uit godsvrucht de hand aan de zoon legt, of die, die de vader gehoorzaam is tot in de dood? Een heilige wedstrijd heeft hier plaats. De een verheft zich tot boven de menselijke natuur; de anderen is: ongehoorzaam zijn aan de vader, verschrikkelijker dan de dood.

In dit uitstrekken van zijn handen, in dat nemen van het mes, geeft Abraham het bewijs, dat de strijd is volstreden en de overwinning door het geloof is behaald..

2) Ik zou het niet hebben kunnen aanzien, veel minder zelfs verrichten. Het is een verschrikkelijke zaak, dat een lieve vader zijn allerliefste zoon het mes op de hals zet, en ik beken het gaarne, dat ik zulke gedachten en angsten, als des vaders hart moet gevoeld hebben, niet beschrijven, zelfs niet denken kan..

De opoffering van Izaak is het hoogste van alles, wat mensen in het geloof aan God gedaan hebben. Gelijk hemel en aarde geen hogere openbaring van de heilige liefde Gods kennen, dan de overgave van een eniggebore Zoon tot verzoening en verlossing van de wereld, zo kennen hemel en aarde geen hogere openbaring van menselijk geloof aan de goddelijke heiligheid en waarheid, dan Abrahams overgave van de enige zoon van de belofte in de dood, zonder de belofte op te geven. Het: "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat enz.", blijft weliswaar in eeuwigheid bewonderd en aanbeden, als eeuwig, enig en onvergelijkelijk; niets menselijks, wat het ook zijn moge, kan daar nevens geplaatst worden, als met die liefde Gods geheel en op waardige wijze overeenkomende: maar het waardigste van alles, wat aangezien kan worden als menselijk streven, om de goddelijke liefde te evenaren, zich in geloof zo tegenover God te gedragen, als God in heilige liefde groot en wondervol en genadig jegens ons is-het waardigste van al wat de geschiedenis van de mensheid heeft aan te wijzen, dat is deze geloofsdaad van de vader van alle gelovigen.. 11. Maar de Engel des HEEREN 1) (Genesis 16:7; Genesis 21:17) riep, op dat veel betekenend ogenblik, dat Izaak de doodsteek van de vaderhand ontvangen zou, tot hem van de hemel, 2) en zei zijn naam met grote spoed twee maal noemende, om nog ter rechter tijd de uitgestrekte hand terug te houden: Abraham, Abraham! En hij zei, zich wendende naar de plaats, van waar de stem kwam, en hand en mes latende zinken: Zie, hier ben ik! 3)

1) Hij die zelf mens geworden, tot een offer zou gegeven worden, houdt hier de offerende vader tegen. "Opmerkelijk is het, dat bij dit keerpunt in deze geschiedenis, de vroegere gebezigde naam "God" verwisseld wordt met de meer betekenende naam van "Heere," Jehova..

2) "Van de hemel" De Engel des Heren riep van de hemel, opdat Abraham weten zou. dat dit van God uitging, en het terugtrekken van de hand, evengoed als het uitstrekken, een daad van het geloof zou zijn..

3) Ook hier weer, gelijk in Genesis 22:1, dat zich onvoorwaardelijk overgeven aan de Heere.

Vers 12

12. Toen zei Hij: 1) Strek uw hand niet uit aan de jongen, en doe hem niets! want nu weet 2) Ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon uw enige, van Mij niet hebt onthouden.

1) Verder mocht de verzoeking niet gaan. Abraham had werkelijk zijn zoon niet gespaard; hij heeft al de smarten gedragen en de strijd overwinnend gestreden, zodat werkelijk van hem mag gezegd worden (Hebrews 11:17): "Door het geloof heeft Abraham, als hij verzocht werd, Izaak geofferd en hij, die de belofte ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd.".

2) Tegen deze woorden kan niet ingebracht worden, dat God alles weet van eeuwigheid; want het is hier te doen om een bewijs van geloof, een betoning van gehoorzaamheid, waarop God Abraham rechtvaardigen kon, De Heere wil dit niet, om hetgeen Hij weet, dat zou zijn, maar op hetgeen werkelijk is..

De toespraak van de Engel, die nu volgt, neemt eensklaps Abrahams zorg en kommer geheel weg en schenkt hem bovenal licht in deze zo geheel raadselachtige gebeurtenis, die hem nu tot een bewijs van eigen geloofskracht wordt. Zo doet de Heere altijd. Het is Hem in Zijn genade niet genoeg het angstige hart te ontheffen van de bange last, die het terneer drukte; maar bovendien wijst Hij aan, hoe de doorgeworstelde zorg mede moest strekken tot opbouwing en verheldering van het geloof. Dan blijkt het menigmaal, dat wij ons te vroeg en te voorbarig ongerust maakten en dat de reden van onze ongerustheid later juist tot een grondslag van de gemoedsrust wordt gemaakt. Bij de warmte van de genade laat de Heere nog het licht van de waarheid schijnen..

Vers 12

12. Toen zei Hij: 1) Strek uw hand niet uit aan de jongen, en doe hem niets! want nu weet 2) Ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon uw enige, van Mij niet hebt onthouden.

1) Verder mocht de verzoeking niet gaan. Abraham had werkelijk zijn zoon niet gespaard; hij heeft al de smarten gedragen en de strijd overwinnend gestreden, zodat werkelijk van hem mag gezegd worden (Hebrews 11:17): "Door het geloof heeft Abraham, als hij verzocht werd, Izaak geofferd en hij, die de belofte ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd.".

2) Tegen deze woorden kan niet ingebracht worden, dat God alles weet van eeuwigheid; want het is hier te doen om een bewijs van geloof, een betoning van gehoorzaamheid, waarop God Abraham rechtvaardigen kon, De Heere wil dit niet, om hetgeen Hij weet, dat zou zijn, maar op hetgeen werkelijk is..

De toespraak van de Engel, die nu volgt, neemt eensklaps Abrahams zorg en kommer geheel weg en schenkt hem bovenal licht in deze zo geheel raadselachtige gebeurtenis, die hem nu tot een bewijs van eigen geloofskracht wordt. Zo doet de Heere altijd. Het is Hem in Zijn genade niet genoeg het angstige hart te ontheffen van de bange last, die het terneer drukte; maar bovendien wijst Hij aan, hoe de doorgeworstelde zorg mede moest strekken tot opbouwing en verheldering van het geloof. Dan blijkt het menigmaal, dat wij ons te vroeg en te voorbarig ongerust maakten en dat de reden van onze ongerustheid later juist tot een grondslag van de gemoedsrust wordt gemaakt. Bij de warmte van de genade laat de Heere nog het licht van de waarheid schijnen..

Vers 13

13. Toen hief Abraham, door een geruis achter zich opmerkzaam gemaakt, zijn ogen op, en zag om, en ziet, achter 1) was een ram in de verwarde struiken vast met zijn hoornen, en hij erkende dat dit dier hem door de Heere tot een offer werd aangeboden, en Abraham ging, en nam die ram, en offerde hem ten brandoffer in zijn zoons plaats. 2) 1) In het Hebreeuws Achar "achter", hier in de zin van "op de achtergrond." Dit was ongetwijfeld een beschikking Gods. Wellicht was die ram van de een of andere kudde achtergebleven. En deze, met de hoornen in de struiken verward, is nu voor Abraham het aangewezen offer in de plaats van zijn zoon; als plaatsvervangend offer, maar ook als offer van dankbaarheid..

2) Heeft God Abraham in zijn persoon vooruit laten verrichten, wat Hij zelf eens met zijn enige Zoon zou doen (Genesis 22:12), Romans 8:32), zo toont ons de aangeboden ram, hoe door plaatsbekleding eens zijn raadsbesluit ter verlossing zou worden volbracht, opdat Abrahams zaad zich reeds met dit toekomstig offer zou troosten. Dezelfde berg, waar onze geschiedenis voorviel, werd dan ook later tot tempelberg, waar zo vele offers als voorbeelden zouden gebracht worden..

Door eerst Isaak's offerdood te eisen, had God Abraham getoond, wat de mens eigenlijk van Gods straf eisende gerechtigheid verdiende: de dood; door Isaak's offer niet aan te nemen, had de Heere bewezen, dat Hij genade voor recht wilde laten gelden; door evenwel een ander offer in de plaats van Izaak te stellen, had de Heere als uitgesproken, dat Hij van zijn recht niet kon aflaten en dat er een ander offer met bloedstorting moest komen..

Nog altijd gaat de ramshoorn langzaam bij Israël als teken van rouw en boete.

Vers 13

13. Toen hief Abraham, door een geruis achter zich opmerkzaam gemaakt, zijn ogen op, en zag om, en ziet, achter 1) was een ram in de verwarde struiken vast met zijn hoornen, en hij erkende dat dit dier hem door de Heere tot een offer werd aangeboden, en Abraham ging, en nam die ram, en offerde hem ten brandoffer in zijn zoons plaats. 2) 1) In het Hebreeuws Achar "achter", hier in de zin van "op de achtergrond." Dit was ongetwijfeld een beschikking Gods. Wellicht was die ram van de een of andere kudde achtergebleven. En deze, met de hoornen in de struiken verward, is nu voor Abraham het aangewezen offer in de plaats van zijn zoon; als plaatsvervangend offer, maar ook als offer van dankbaarheid..

2) Heeft God Abraham in zijn persoon vooruit laten verrichten, wat Hij zelf eens met zijn enige Zoon zou doen (Genesis 22:12), Romans 8:32), zo toont ons de aangeboden ram, hoe door plaatsbekleding eens zijn raadsbesluit ter verlossing zou worden volbracht, opdat Abrahams zaad zich reeds met dit toekomstig offer zou troosten. Dezelfde berg, waar onze geschiedenis voorviel, werd dan ook later tot tempelberg, waar zo vele offers als voorbeelden zouden gebracht worden..

Door eerst Isaak's offerdood te eisen, had God Abraham getoond, wat de mens eigenlijk van Gods straf eisende gerechtigheid verdiende: de dood; door Isaak's offer niet aan te nemen, had de Heere bewezen, dat Hij genade voor recht wilde laten gelden; door evenwel een ander offer in de plaats van Izaak te stellen, had de Heere als uitgesproken, dat Hij van zijn recht niet kon aflaten en dat er een ander offer met bloedstorting moest komen..

Nog altijd gaat de ramshoorn langzaam bij Israël als teken van rouw en boete.

Vers 14

14. En Abraham noemde de naam van die plaats, die reeds met de omliggende bergstreek de naam van Moria, d.i. gezien, gekozen door Jehova droeg, wegens het antwoord (Genesis 22:8) op de vraag aan Izaak gegeven, met de daaraan verwante naam Jehova Jireh, de HEERE zal het voorzien, 1) (de Heere voorziet)! Waarom heden tendage (ten tijde, dat Mozes schrijft) gezegd wordt: Op de berg des HEEREN zal het voorzien worden! Eerst moet de nood ten toppunt gestegen zijn, dan is het uur daar, dat de Heere raad en hulp geeft. (Psalms 3:5; Psalms 14:7; Psalms 20:3; Psalms 128:5; Psalms 134:3)

1) Als bewijs van zijn dankbaarheid, maar ook tot herinnering voor zijn nakomelingen, noemt de vader van de gelovigen deze plaats aldus. Die naamgeving betekent meer dan vele woorden. Door die naamgeving verzegelt Abraham, dat God waarachtig is, en geeft hij getuigenis, dat hij zich niet tevergeefs in de angst van zijn hart aan de Voorzienigheid Gods heeft vastgeklemd..

Vers 14

14. En Abraham noemde de naam van die plaats, die reeds met de omliggende bergstreek de naam van Moria, d.i. gezien, gekozen door Jehova droeg, wegens het antwoord (Genesis 22:8) op de vraag aan Izaak gegeven, met de daaraan verwante naam Jehova Jireh, de HEERE zal het voorzien, 1) (de Heere voorziet)! Waarom heden tendage (ten tijde, dat Mozes schrijft) gezegd wordt: Op de berg des HEEREN zal het voorzien worden! Eerst moet de nood ten toppunt gestegen zijn, dan is het uur daar, dat de Heere raad en hulp geeft. (Psalms 3:5; Psalms 14:7; Psalms 20:3; Psalms 128:5; Psalms 134:3)

1) Als bewijs van zijn dankbaarheid, maar ook tot herinnering voor zijn nakomelingen, noemt de vader van de gelovigen deze plaats aldus. Die naamgeving betekent meer dan vele woorden. Door die naamgeving verzegelt Abraham, dat God waarachtig is, en geeft hij getuigenis, dat hij zich niet tevergeefs in de angst van zijn hart aan de Voorzienigheid Gods heeft vastgeklemd..

Vers 15

15. Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham, nadat hij het plaatsbekledend offer (Genesis 22:13) volbracht had, ten tweede male van de hemel:

Vers 15

15. Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham, nadat hij het plaatsbekledend offer (Genesis 22:13) volbracht had, ten tweede male van de hemel:

Vers 16

16. En zei, de belofte, die Hij hem vroeger (Genesis 12:1) uit vrije genade gegeven had, thans op plechtige wijze als loon voor zijn geloofsdaad, herhalende: a) Ik zweer 1) b) bij Mijzelf, spreekt de HEERE, daarom dat gij deze zaak gedaan hebt, en uw zoon, uw enige niet onthouden hebt.

a) Luke 1:73 b) Hebrews 6:13 Hebrews 6:1) De eed is een bevestiging van de waarheid. De Engel treedt hier op in de plaats van de Heere zelf, spreekt hier in de naam des Heren, handelt hier als openbaring van het Hoogste wezen..

Vers 16

16. En zei, de belofte, die Hij hem vroeger (Genesis 12:1) uit vrije genade gegeven had, thans op plechtige wijze als loon voor zijn geloofsdaad, herhalende: a) Ik zweer 1) b) bij Mijzelf, spreekt de HEERE, daarom dat gij deze zaak gedaan hebt, en uw zoon, uw enige niet onthouden hebt.

a) Luke 1:73 b) Hebrews 6:13 Hebrews 6:1) De eed is een bevestiging van de waarheid. De Engel treedt hier op in de plaats van de Heere zelf, spreekt hier in de naam des Heren, handelt hier als openbaring van het Hoogste wezen..

Vers 17

17. Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen en uw zaad zeer vermenigvuldigen, als de sterren aan de hemel, en als het zand, dat aan de oever van de zee 1) is; en dit a) uw zo vermeerderd zaad zal de poort van zijn vijanden erfelijk bezitten, 2) hun steden innemen en het goed van hun land genieten.

a) Genesis 24:60

1) Het is duidelijk, dat hier niet van de zegen op zichzelf wordt gesproken. Al wat hier gezegd wordt, heeft de Heere vroeger reeds beloofd. Maar als genadeloon op zijn gehoorzaamheid, ontvangt Abraham hier de bevestiging van de zegen; de bevestiging van het verbond, dat God met hem had opgericht. Het bevel omtrent de offerande van Izaak is voor Abraham in betrekkelijke zin hetzelfde, als wat het proefgebod was voor de eerste mens. Daar Abraham zijn gehoorzaamheid getoond heeft, wordt hij bevestigd; wordt hij verzekerd van de zegen, God bevestigt het verbond met een eed..

Meer dan vijftig maal komen Mozes en Jozua terug op die eedzwering, om daarmee Israël moed in te spreken. Deze eedzwering was voor Israël de noodster op de weg door de woestijn en temidden van de vijanden..

2) Dit laatste is een nieuwe bijvoeging. Een poort is in de Heilige Schrift het beeld van macht en sterkte. In de poorten werden ook de rechtspraken gehouden. De Heere wil daarmee dus aan Abraham zeggen, dat zijn nakroost over zijn vijanden zal heersen en zijn vijanden overwinnen zal. Dat "poort" het beeld is van macht, bewijst ook het woord des Heren. (Matthew 16:18).

Vers 17

17. Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen en uw zaad zeer vermenigvuldigen, als de sterren aan de hemel, en als het zand, dat aan de oever van de zee 1) is; en dit a) uw zo vermeerderd zaad zal de poort van zijn vijanden erfelijk bezitten, 2) hun steden innemen en het goed van hun land genieten.

a) Genesis 24:60

1) Het is duidelijk, dat hier niet van de zegen op zichzelf wordt gesproken. Al wat hier gezegd wordt, heeft de Heere vroeger reeds beloofd. Maar als genadeloon op zijn gehoorzaamheid, ontvangt Abraham hier de bevestiging van de zegen; de bevestiging van het verbond, dat God met hem had opgericht. Het bevel omtrent de offerande van Izaak is voor Abraham in betrekkelijke zin hetzelfde, als wat het proefgebod was voor de eerste mens. Daar Abraham zijn gehoorzaamheid getoond heeft, wordt hij bevestigd; wordt hij verzekerd van de zegen, God bevestigt het verbond met een eed..

Meer dan vijftig maal komen Mozes en Jozua terug op die eedzwering, om daarmee Israël moed in te spreken. Deze eedzwering was voor Israël de noodster op de weg door de woestijn en temidden van de vijanden..

2) Dit laatste is een nieuwe bijvoeging. Een poort is in de Heilige Schrift het beeld van macht en sterkte. In de poorten werden ook de rechtspraken gehouden. De Heere wil daarmee dus aan Abraham zeggen, dat zijn nakroost over zijn vijanden zal heersen en zijn vijanden overwinnen zal. Dat "poort" het beeld is van macht, bewijst ook het woord des Heren. (Matthew 16:18).

Vers 18

18. En a) in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, omdat gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt. 1)

a) Genesis 12:3; Genesis 18:18; Genesis 26:4, Acts 3:25, Galaten. 3:8

1) Dit is de laatste openbaring van God aan Abraham; alles wat tot hiertoe was toegezegd, wordt tenslotte in een somma samengevat, en Abraham in de laatste uren van zijn pelgrimstocht meegegeven. Op deze laatste plechtige verklaring wordt dan ook gewoonlijk door de Heilige Schrift gewezen. (Genesis 24:7; Genesis 26:3 Exodus 33:1 Numbers 32:11 Deuteronomy 29:13; Deuteronomy 30:20; Deuteronomy 34:4; Luke 1:73 Acts 7:17, Hebrews 6:13 ).

De zegen wordt hier verbonden aan de gehoorzaamheid, In de weg van gehoorzaamheid zou Abraham en zijn nakroost de zegen Gods ontvangen. Maar ook, waar wij hier ongetwijfeld een Messiaanse profetie hebben daar wordt het aan Abraham en zijn geslacht, zowel in stoffelijke als in geestelijke zin geleerd, dat de zegeningen, die in Christus Jezus geschonken zijn, alleen door een oprecht geloof en in de weg van kinderlijke gehoorzaamheid worden ontvangen..

Vers 18

18. En a) in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, omdat gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt. 1)

a) Genesis 12:3; Genesis 18:18; Genesis 26:4, Acts 3:25, Galaten. 3:8

1) Dit is de laatste openbaring van God aan Abraham; alles wat tot hiertoe was toegezegd, wordt tenslotte in een somma samengevat, en Abraham in de laatste uren van zijn pelgrimstocht meegegeven. Op deze laatste plechtige verklaring wordt dan ook gewoonlijk door de Heilige Schrift gewezen. (Genesis 24:7; Genesis 26:3 Exodus 33:1 Numbers 32:11 Deuteronomy 29:13; Deuteronomy 30:20; Deuteronomy 34:4; Luke 1:73 Acts 7:17, Hebrews 6:13 ).

De zegen wordt hier verbonden aan de gehoorzaamheid, In de weg van gehoorzaamheid zou Abraham en zijn nakroost de zegen Gods ontvangen. Maar ook, waar wij hier ongetwijfeld een Messiaanse profetie hebben daar wordt het aan Abraham en zijn geslacht, zowel in stoffelijke als in geestelijke zin geleerd, dat de zegeningen, die in Christus Jezus geschonken zijn, alleen door een oprecht geloof en in de weg van kinderlijke gehoorzaamheid worden ontvangen..

Vers 19

19. Toen keerde Abraham, gelijk hij gezegd had (Genesis 22:5), met Izaak, die hij bij gelijkenis uit de dode wedergekregen had (Hebrews 11:19), weer tot zijn jongeren, die hij onder aan de berg gelaten had; en zij maakten zich op, en zij gingen tezamen naar Bersba, van waar zij v r drie dagen vertrokken waren; en Abraham woonde voortaan te Bersba.

Ook de naam Bersba herinnerde Abraham aan de eed Gods..

II. Genesis 22:20-Genesis 22:24. Na, een zo zware verzoeking vindt Abraham niet alleen rust in het stille en vreedzame leven te Bersba, maar wordt hij ook nog verblijd met het bericht van de vermeerdering van zijn familie in Mesopotamië. Hierdoor wordt wellicht reeds nu de gedachte bij hem opgewekt, om ter gelegener tijd van daar voor Izaak een vrouw te halen.

Vers 19

19. Toen keerde Abraham, gelijk hij gezegd had (Genesis 22:5), met Izaak, die hij bij gelijkenis uit de dode wedergekregen had (Hebrews 11:19), weer tot zijn jongeren, die hij onder aan de berg gelaten had; en zij maakten zich op, en zij gingen tezamen naar Bersba, van waar zij v r drie dagen vertrokken waren; en Abraham woonde voortaan te Bersba.

Ook de naam Bersba herinnerde Abraham aan de eed Gods..

II. Genesis 22:20-Genesis 22:24. Na, een zo zware verzoeking vindt Abraham niet alleen rust in het stille en vreedzame leven te Bersba, maar wordt hij ook nog verblijd met het bericht van de vermeerdering van zijn familie in Mesopotamië. Hierdoor wordt wellicht reeds nu de gedachte bij hem opgewekt, om ter gelegener tijd van daar voor Izaak een vrouw te halen.

Vers 20

20. En het geschiedde na deze dingen, toen de zwaar beproefde man tot zichzelf was gekomen, en zijn hart vrolijk en tevreden was, dat men Abraham boodschapte, zeggende: Zie Milka, een van de dochters van uw te Ur in Chaldea gestorven broeder Haran, heeft ook Nachor, uw broeder, haar man, evenals Sara voor u, zonen gebaard. (Genesis 11:27,.

Vers 20

20. En het geschiedde na deze dingen, toen de zwaar beproefde man tot zichzelf was gekomen, en zijn hart vrolijk en tevreden was, dat men Abraham boodschapte, zeggende: Zie Milka, een van de dochters van uw te Ur in Chaldea gestorven broeder Haran, heeft ook Nachor, uw broeder, haar man, evenals Sara voor u, zonen gebaard. (Genesis 11:27,.

Vers 21

21. Uz (zachte aarde), zijn eerstgeborene, van wie, gelijk sommigen menen, Job zou afstammen, en Buz (wit), tot wiens geslacht Elihu behoorde, zijn broeder en Kemuël (verzameling Gods), de vader van Aram (hoog), (van wie de Syriërs afstammen.

Vers 21

21. Uz (zachte aarde), zijn eerstgeborene, van wie, gelijk sommigen menen, Job zou afstammen, en Buz (wit), tot wiens geslacht Elihu behoorde, zijn broeder en Kemuël (verzameling Gods), de vader van Aram (hoog), (van wie de Syriërs afstammen.

Vers 22

22. En Chsed, stamvader van een tak van de Chaldeeën, misschien van die, welke Jobs kamelen roofden (Job 1:17), en Hazo, en Pildas, (vuurvlam) en Jidlaf, (wenende) en Bethuël (woonplaats Gods).

Vers 22

22. En Chsed, stamvader van een tak van de Chaldeeën, misschien van die, welke Jobs kamelen roofden (Job 1:17), en Hazo, en Pildas, (vuurvlam) en Jidlaf, (wenende) en Bethuël (woonplaats Gods).

Vers 23

23. (En Bethul gewon Rebekka (vastbinding)); deze acht baarde Milka, de wettige vrouw, aan Nachor, de broeder van Abraham.

Vers 23

23. (En Bethul gewon Rebekka (vastbinding)); deze acht baarde Milka, de wettige vrouw, aan Nachor, de broeder van Abraham.

Vers 24

24. En zijn bijvrouw, wier naam was Rema, (verhevene), dezelve baarde ook Tebah (vlakte), en Gaham (zwarte), en Tahas (das, of zeehond), en Macha (verdrukking).

Van Genesis 22:21 af hebben wij een nadere verklaring en aanvulling door Mozes van het bericht, dat tot Abraham kwam. Het toont 1. dat, terwijl Izaak ten offer bestemd was, God intussen Zijn toekomstige bruid liet geboren worden; 2. dat Nachor nu vruchtbaarder en gezegender in nakomelingschap was, dan zijn van de Heere verkoren broeder; dat dit echter volkomen vergoed werd in Abrahams zoon van de dienstmaagd, die 12 vorsten gewon (25:12), deels in Abraham's kleinzoon Jakob, die even zo vele zonen had, als Nachor, namelijk acht van de beide vrouwen en vier van de beide bijvrouwen (Genesis 29:31; Genesis 30:24; Genesis 35:16)

Deze laatste mededeling van Genesis 22:20-Genesis 22:24 geschiedt ongetwijfeld, omdat daarin de naam van Rebekka, de aanstaande vrouw van Izaak, voorkomt. Izaak is Abraham als uit de doden teruggegeven. God heeft zijn belofte bevestigd, maar ook de vrouw doen geboren worden, uit wie het zaad van de belofte zal voortkomen..

De geschiedenis in dit hoofdstuk vermeld, vestigt onze aandacht op des Heren gerechtigheid, goedertierenheid en trouw..

Vers 24

24. En zijn bijvrouw, wier naam was Rema, (verhevene), dezelve baarde ook Tebah (vlakte), en Gaham (zwarte), en Tahas (das, of zeehond), en Macha (verdrukking).

Van Genesis 22:21 af hebben wij een nadere verklaring en aanvulling door Mozes van het bericht, dat tot Abraham kwam. Het toont 1. dat, terwijl Izaak ten offer bestemd was, God intussen Zijn toekomstige bruid liet geboren worden; 2. dat Nachor nu vruchtbaarder en gezegender in nakomelingschap was, dan zijn van de Heere verkoren broeder; dat dit echter volkomen vergoed werd in Abrahams zoon van de dienstmaagd, die 12 vorsten gewon (25:12), deels in Abraham's kleinzoon Jakob, die even zo vele zonen had, als Nachor, namelijk acht van de beide vrouwen en vier van de beide bijvrouwen (Genesis 29:31; Genesis 30:24; Genesis 35:16)

Deze laatste mededeling van Genesis 22:20-Genesis 22:24 geschiedt ongetwijfeld, omdat daarin de naam van Rebekka, de aanstaande vrouw van Izaak, voorkomt. Izaak is Abraham als uit de doden teruggegeven. God heeft zijn belofte bevestigd, maar ook de vrouw doen geboren worden, uit wie het zaad van de belofte zal voortkomen..

De geschiedenis in dit hoofdstuk vermeld, vestigt onze aandacht op des Heren gerechtigheid, goedertierenheid en trouw..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 22". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-22.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile