Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Exodus 31

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 31

Exodus 31:1.

AANWIJZING VAN DE WERKMEESTERS. SABBATVIERING. TAFELEN VAN DE WET.

I. Exodus 31:1-Exodus 31:11. Nadat aan Mozes in dtail gezegd is, wat hij tot oprichting van een heiligdom en tot inrichting van een bestendige dienst van de Heere in Israël maken moet, ontvangt hij verder aanwijzing van God, door wie hij dat alles moet laten vervaardigen; zowel de opzieners worden hem met name genoemd, als ook de arbeiders aangewezen, die tot dat werk geschikt zijn.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 31

Exodus 31:1.

AANWIJZING VAN DE WERKMEESTERS. SABBATVIERING. TAFELEN VAN DE WET.

I. Exodus 31:1-Exodus 31:11. Nadat aan Mozes in dtail gezegd is, wat hij tot oprichting van een heiligdom en tot inrichting van een bestendige dienst van de Heere in Israël maken moet, ontvangt hij verder aanwijzing van God, door wie hij dat alles moet laten vervaardigen; zowel de opzieners worden hem met name genoemd, als ook de arbeiders aangewezen, die tot dat werk geschikt zijn.

Vers 1

1. Daarna sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

Vers 1

1. Daarna sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

Vers 2

2. Zie, Ik heb met name geroepen, 1) met bijzondere zorg uitgekozen, Bezleël (in de schaduw is God), de zoon van Uri (lichtend), de zoon van Hur (Exodus 17:10; Exodus 24:12) uit de stam van Juda (1Kron.2:3-5, 18-20).

1) Misschien ligt in de uitdrukking: "met name geroepen," een zinspeling op de betekenis van het woord Bezleël = in schaduw is of woont God; want in het te bouwen heiligdom en de gehele daar te volbrengen dienst woonde God vooralsnog in schaduwen, de eigenlijke woning zou eerst later in Christus komen (Colossians 2:17,Colossians 2:19). Later wordt hij overal het eerst (Exodus 35:30; Exodus 36:1), of ook alleen (Exodus 37:1; Exodus 38:22) genoemd; hij was de opperwerkmeester..

Met name geroepen, betekent geroepen, bestemd, uitgekozen tot een bijzondere zaak. Deze uitdrukking wordt ook gebruikt van Cyrus Isaiah 45:3b, 4), die de Heere had uitverkoren, om Israël uit Babels gevangenschap te verlossen..

Vers 2

2. Zie, Ik heb met name geroepen, 1) met bijzondere zorg uitgekozen, Bezleël (in de schaduw is God), de zoon van Uri (lichtend), de zoon van Hur (Exodus 17:10; Exodus 24:12) uit de stam van Juda (1Kron.2:3-5, 18-20).

1) Misschien ligt in de uitdrukking: "met name geroepen," een zinspeling op de betekenis van het woord Bezleël = in schaduw is of woont God; want in het te bouwen heiligdom en de gehele daar te volbrengen dienst woonde God vooralsnog in schaduwen, de eigenlijke woning zou eerst later in Christus komen (Colossians 2:17,Colossians 2:19). Later wordt hij overal het eerst (Exodus 35:30; Exodus 36:1), of ook alleen (Exodus 37:1; Exodus 38:22) genoemd; hij was de opperwerkmeester..

Met name geroepen, betekent geroepen, bestemd, uitgekozen tot een bijzondere zaak. Deze uitdrukking wordt ook gebruikt van Cyrus Isaiah 45:3b, 4), die de Heere had uitverkoren, om Israël uit Babels gevangenschap te verlossen..

Vers 3

3. En Ik heb hem op buitengewone wijze en in bijzonder rijke mate vervuld met de Geest van God, 1) namelijk met wijsheid en met verstand, met een diep aanschouwings- en goed onderscheidingsvermogen, en met wetenschap, metpraktisch inzicht en met kennis, namelijk in elk handwerk.

1) De werking van de Heilige Geest is drieërlei, of zoals hier bij Bezleël, om te bezielen "tot vernuftige arbeid" of ambtelijk, of zaligmakend..

Vers 3

3. En Ik heb hem op buitengewone wijze en in bijzonder rijke mate vervuld met de Geest van God, 1) namelijk met wijsheid en met verstand, met een diep aanschouwings- en goed onderscheidingsvermogen, en met wetenschap, metpraktisch inzicht en met kennis, namelijk in elk handwerk.

1) De werking van de Heilige Geest is drieërlei, of zoals hier bij Bezleël, om te bezielen "tot vernuftige arbeid" of ambtelijk, of zaligmakend..

Vers 4

4. Om te bedenken vernuftige arbeid, 1) om kunstige ontwerpen uit te denken en vervolgens uit te voeren, te werken in goud, en in zilver en in koper.

1) Vernuftige uitvinding en bekwaamheid, om sierlijk te maken, hetgeen men uitgevonden heeft, zijn twee nodige vereisten in een kunstenaar. Op het eerste schijnt gedoeld te worden in dit vers, en op het andere in het volgende, zoals ook op de kennis, om andere kunstenaars, die onder Bezleël en Ahliab arbeiden zouden, te onderwijzen..

In het Hebreeuws Lachschov machaschaboth. Om te bedenken, kunstige ontwerpen. Wel had God, de Heere, nauwkeurig opgegeven, naar welke plannen de tabernakel moest worden gemaakt, maar God moest ook wijsheid en verstand geven, opdat dat plan nauwkeurig werd verwezenlijkt. Bezleël moest het als het ware in zijn gedachten verwerken, om het vervolgens weer te geven, naar het bevel van God, aan Mozes gegeven..

Vers 4

4. Om te bedenken vernuftige arbeid, 1) om kunstige ontwerpen uit te denken en vervolgens uit te voeren, te werken in goud, en in zilver en in koper.

1) Vernuftige uitvinding en bekwaamheid, om sierlijk te maken, hetgeen men uitgevonden heeft, zijn twee nodige vereisten in een kunstenaar. Op het eerste schijnt gedoeld te worden in dit vers, en op het andere in het volgende, zoals ook op de kennis, om andere kunstenaars, die onder Bezleël en Ahliab arbeiden zouden, te onderwijzen..

In het Hebreeuws Lachschov machaschaboth. Om te bedenken, kunstige ontwerpen. Wel had God, de Heere, nauwkeurig opgegeven, naar welke plannen de tabernakel moest worden gemaakt, maar God moest ook wijsheid en verstand geven, opdat dat plan nauwkeurig werd verwezenlijkt. Bezleël moest het als het ware in zijn gedachten verwerken, om het vervolgens weer te geven, naar het bevel van God, aan Mozes gegeven..

Vers 5

5. En in kunstige steensnijding, om in goud en zilver in te zetten (Exodus 28:9; Exodus 28:17) en in kunstige houtsnijding, om te werken in elk handwerk, 1) zoals Ik dat voorgeschreven heb.

1) Hoewel het gebouw van de tent en de vorm van de afzonderlijke gereedschappen, zowel als de aard en de gesteldheid van al hetgeen verder tot de dienst geëist werd, niet eerst uit te denken, maar aan Mozes reeds door God in een beeld getoond en met woorden beschreven was, zo behoorde er toch nog een bijzondere gave toe, om alles behoorlijk op te vatten, overeenkomstig Gods gedachten af te beelden en dan ook zorgvuldig en nauwkeurig door arbeiders (Exodus 31:6) te laten uitvoeren..

Vers 5

5. En in kunstige steensnijding, om in goud en zilver in te zetten (Exodus 28:9; Exodus 28:17) en in kunstige houtsnijding, om te werken in elk handwerk, 1) zoals Ik dat voorgeschreven heb.

1) Hoewel het gebouw van de tent en de vorm van de afzonderlijke gereedschappen, zowel als de aard en de gesteldheid van al hetgeen verder tot de dienst geëist werd, niet eerst uit te denken, maar aan Mozes reeds door God in een beeld getoond en met woorden beschreven was, zo behoorde er toch nog een bijzondere gave toe, om alles behoorlijk op te vatten, overeenkomstig Gods gedachten af te beelden en dan ook zorgvuldig en nauwkeurig door arbeiders (Exodus 31:6) te laten uitvoeren..

Vers 6

6. En Ik, zie, Ik heb aan hem, als tweede, ondergeschikte werkmeester, toegevoegd Ahliab (vader van mijn tabernakel), de zoon van Ahisamach (broeder van de ondersteuning) uit de stam van Dan; deze is een meester in steen- en houtwerk, en ook een kunst- en bontwerker (Exodus 38:23); en in het hart van een ieder, 1) die reeds van zijn kindsheid af door mij met verstand en kennis begaafd, en alzo wijs van hart is, heb Ik nog bovendien wijsheid gegeven; en zij zullen, volgens de aanwijzing en onder de leiding vande beide werkmeesters, maken al, wat Ik u geboden heb.

1) Hiermee hebben we niet alleen mannelijke, maar ook vrouwelijke handwerklieden te verstaan. Voor het borduren en stikken waren vrouwen nodig. (Exodus 35:25,Exodus 35:26).

Vers 6

6. En Ik, zie, Ik heb aan hem, als tweede, ondergeschikte werkmeester, toegevoegd Ahliab (vader van mijn tabernakel), de zoon van Ahisamach (broeder van de ondersteuning) uit de stam van Dan; deze is een meester in steen- en houtwerk, en ook een kunst- en bontwerker (Exodus 38:23); en in het hart van een ieder, 1) die reeds van zijn kindsheid af door mij met verstand en kennis begaafd, en alzo wijs van hart is, heb Ik nog bovendien wijsheid gegeven; en zij zullen, volgens de aanwijzing en onder de leiding vande beide werkmeesters, maken al, wat Ik u geboden heb.

1) Hiermee hebben we niet alleen mannelijke, maar ook vrouwelijke handwerklieden te verstaan. Voor het borduren en stikken waren vrouwen nodig. (Exodus 35:25,Exodus 35:26).

Vers 7

7. Namelijk de tent der samenkomst, de plankenomgeving met haar vier bedekkingen en de twee voorhangsels (Exodus 26:1), en de Ark van de Getuigenis, en het Verzoendekdel, dat daarop zal zijn, en al het gereedschap van de tent (Exodus 25:10-Exodus 25:22).

Vers 7

7. Namelijk de tent der samenkomst, de plankenomgeving met haar vier bedekkingen en de twee voorhangsels (Exodus 26:1), en de Ark van de Getuigenis, en het Verzoendekdel, dat daarop zal zijn, en al het gereedschap van de tent (Exodus 25:10-Exodus 25:22).

Vers 8

8. En de tafel, met haar gereedschap (Exodus 25:23-Exodus 25:30), en de zuivere, de fijn gouden kandelaar, met al zijn gereedschap (Exodus 25:31-Exodus 25:40), en het reukaltaar (Exodus 30:1-Exodus 30:10).

Vers 8

8. En de tafel, met haar gereedschap (Exodus 25:23-Exodus 25:30), en de zuivere, de fijn gouden kandelaar, met al zijn gereedschap (Exodus 25:31-Exodus 25:40), en het reukaltaar (Exodus 30:1-Exodus 30:10).

Vers 9

9. Ook het brandofferaltaar, met al zijn gereedschap (Exodus 27:1-Exodus 27:8); en het wasvat met zijn voet (Exodus 30:17-Exodus 30:21).

Vers 9

9. Ook het brandofferaltaar, met al zijn gereedschap (Exodus 27:1-Exodus 27:8); en het wasvat met zijn voet (Exodus 30:17-Exodus 30:21).

Vers 10

10. En de ambtskleren, 1) en de heilige kleren van de hogepriester Aron, die hij met de overige priesters gemeen heeft, en de klederen van zijn zonen, de gewone priester, die zij dragen (Exodus 28:1), wanneer zij in het heiligdom zijn, om het priesterambt te bedienen.

1) In het Hebreeuws Bigdee haserar. Door de Statenvertalers weergegeven door ambtskleren. Anderen verstaan eronder de voorhangsels, en nog weer anderen, de kleden, waarmee de tafel, de kandelaar en de gouden altaar waren bedekt, als het leger opbrak. De LXX vertaalt: tav stolav tav leitourgikav, alsof er stond in het Hebreeuws Bigdee haserath. Dan zijn het de kleren geweest, welke de Hogepriester alleen droeg. De verklaring, alsof het kleden zijn geweest, die dienden om de heilige zaken in de tabernakel te bedekken, komt ons het meest waarschijnlijk voor, maar sluiten daarbij in ook de kleden, die dienden om de tabernakel zelf te bedekken..

Vers 10

10. En de ambtskleren, 1) en de heilige kleren van de hogepriester Aron, die hij met de overige priesters gemeen heeft, en de klederen van zijn zonen, de gewone priester, die zij dragen (Exodus 28:1), wanneer zij in het heiligdom zijn, om het priesterambt te bedienen.

1) In het Hebreeuws Bigdee haserar. Door de Statenvertalers weergegeven door ambtskleren. Anderen verstaan eronder de voorhangsels, en nog weer anderen, de kleden, waarmee de tafel, de kandelaar en de gouden altaar waren bedekt, als het leger opbrak. De LXX vertaalt: tav stolav tav leitourgikav, alsof er stond in het Hebreeuws Bigdee haserath. Dan zijn het de kleren geweest, welke de Hogepriester alleen droeg. De verklaring, alsof het kleden zijn geweest, die dienden om de heilige zaken in de tabernakel te bedekken, komt ons het meest waarschijnlijk voor, maar sluiten daarbij in ook de kleden, die dienden om de tabernakel zelf te bedekken..

Vers 11

11. Ook de zalfolie en het reukwerk van welriekende specerijen voor het heiligdom (Exodus 30:23-Exodus 30:38); naar alles wat Ik u geboden heb, zullen zij het maken; 1) de gave van Mijn Geest en van goddelijke wijsheid zal ieder van de arbeiders aanwenden, om de een dit, de ander dat te maken. Bezleël en Ahliab zullen die arbeiders onderwijzen en aanstellen.

1) Opnieuw zien wij, hoezeer het erop aankomt, dat het heiligdom met zijn gereedschappen juist zo is, als de Heere wil en zelfs in kleine, ondergeschikte punten niet anders gemaakt worden. Niet alleen toonde de Heere alles aan Mozes in een beeld, en licht Hij het hem met woorden toe, maar Hij begiftigd ook de tot volvoering geroepen arbeiders met Zijn Geest. De reden van deze zorgvuldigheid is deze, dat alles, gelijk wij reeds verklaarden, deels een symbolische (zinnebeeldige), deels een typische (voorafschaduwende) betekenis heeft. Nemen wij hetgeen wij hier en daar gezegd hebben, in een kort overzicht tezamen, en laat ons eerst de symbolische, vervolgens de typische betekenis van de tent der samenkomst ons voorstellen. "Ik zal onder hen wonen," zegt de Heere. Daarom richt Hij in het midden van Israël de tent der samenkomst met Zijn volk op, de tent van de getuigenis en van de openbaring; om dit middelpunt woont Israël, eerst de priesters en de Levieten, in wijdere kring de twaalf stammen (Numbers 2:3), alles in voorgeschreven orde, maar ook alles op eerbiedige afstand. Wil het volk met zijn God tezamen komen, zo moet het uit de tenten, waarin het woont, uitgaan en de voorhof binnentreden, dat is de afgeslotene heilige ruimte; daar is het afgezonderd van zijn dagelijkse arbeid. De wand van deze ruimte, 5 el hoog, en driemaal 100 el lang en breed wordt door vijfmaal 12 zuilen gedragen; dat zijn de getallen van het Verbondsvolk en daarom voleinding; want het volk van het Verbond, dat hier verschijnt, bereikt de volkomenheid slechts voor de helft. Op deze nog onvolkomen heerlijkheid, die het ten deel wordt, wijzen ook de koperen voeten van de zuilen, de koperen gereedschappen van de voorhof, en de maat van het brandofferaltaar (vijf el in het vierkant, en de drie el in de hoogte, door de omgang in het midden in twee helften gedeeld). Dat echter ook op het nog onvolkomen standpunt, reinheid en heiligheid de eis en het doel zijn, wijst het omhangsel van witte byssus en het zilver aan de kapitelen, haken en sluitbomen van de zuilen aan. De eis wordt gebillijkt, en het doel wordt nagejaagd, daar het volk hier, in de voorhof, zijn God met gaven en offers nadert, en van Hem door de zegen van de priester (Numbers 6:24 vv.), en ook door Zijn onderricht (Malachi 2:7) genade, heil en leven ontvangt. In hoeverre nu Israël dat doel bereikt, dat toont zijn plaats bij het door de voorhof omgeven heiligdom; het staat nog buiten de tabernakel, en ziet diens heerlijkheid slechts gedeeltelijk en van verre in de vier kleuren, die het ingangsvoorhangsel draagt; want het bevindt zich onder de wet, die tot geen werkelijke gemeenschap met God kan brengen. Toch is aan Israël een toekomstige opheffing van de thans nog bestaande scheiding met zijn God beloofd; deze beloofde toekomst wordt aan het volk voorgehouden en als in voorbeeld door de priesters voorgesteld, aan wie het ingaan in het heilige gegeven is. Wat deze daar volbrengen is voorzegging, deels van Christus, deels van de gemeente van het Nieuwe Verbond; en zo sluit zich aan de symbolische betekenis van de tabernakel de typische aan.. Als Jezus zich door Johannes in de Jordaan laat dopen, om alle gerechtigheid te volbrengen, volbrengt Hij in werkelijkheid, wat de priesters van het Oude Testament in voorafschaduwing deden, wanneer zij in het koperen wasvat de handen en voeten wasten; en als Hij bij de verzoeking in de woestijn zich geheel, naar lichaam, ziel en geest aan God overgeeft, offert Hij het rechte brandoffer. Zijn volgende wandel op aarde, waarbij Hij het licht der wereld is en het zijn spijze laat zijn, de wil te doen van Degene, die Hem gezonden heeft, en de adem van Zijn gebed onafgebroken opgaat, is een volbrengen van hetgeen de priesters in het heilige hadden te verrichten; Zijn lijden en sterven is het ingaan van de hogepriester in het allerheilige op de grote Verzoendag. Sinds Hij nu ten hemel gevaren is en Zijn geest over Zijn jongeren heeft uitgestort, zijn diegenen, die in zijn naam geloven, het werkelijke Israël, doch zo, dat er geen bemiddelende priesterschaar meer is, maar de gehele gemeente haar voorrang toeëigent. Door het waterbad van de doop zijn toch alle gelovigen geroepen om in het heiligdom in te gaan en daar de werken van hun priesterschap te verrichten, en in het heilig avondmaal hebben zij een altaar, waarvan zij eten. Velen-en niet alleen de naam Christenen van onecht karakter, maar ook niet weinigen, die, hoewel godsvruchtig, toch niet werkelijk verlicht en geestelijk, niet zelfstandig zijn-blijven steeds in de voorhof staan; de rijpere Christenen daarentegen staan als lichtdragers onder hun geslacht, werken om de spijs, die blijft in het eeuwige leven, en laten onafgebroken het reukwerk van hun gebed ten hemel opstijgen. Intussen staan ook de priesters van het Nieuwe Verbond nog voor een gesloten heiligdom; het is nog niet geopenbaard wat zij zullen zijn; hun leven is met Christus verborgen in God. Wanneer echter Christus, hun leven, zich openbaren zal, dan zullen ook zij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid (Colossians 3:3). Zo blijkt uit de tabernakel, wat Augustinus van de verhouding van het Oude tot het Nieuwe, en van het Nieuwe tot het Oude Testament zegt: "het Nieuwe Testament ligt in het Oude Testament verborgen; het Oude Testament is in het Nieuwe vervuld.".

II. Exodus 31:12-Exodus 31:17. Tot besluit van alle eerder gegeven voorschriften over de oprichting van een heiligdom, scherpt de Heere met nadruk het houden van Zijn Sabbat in; want gelijk het heiligdom Zijn woning onder het volk zou zijn, alzo de Sabbat de voortdurende belijdenis door het volk van het Verbond, dat het met de Heere gesloten had.

Vers 11

11. Ook de zalfolie en het reukwerk van welriekende specerijen voor het heiligdom (Exodus 30:23-Exodus 30:38); naar alles wat Ik u geboden heb, zullen zij het maken; 1) de gave van Mijn Geest en van goddelijke wijsheid zal ieder van de arbeiders aanwenden, om de een dit, de ander dat te maken. Bezleël en Ahliab zullen die arbeiders onderwijzen en aanstellen.

1) Opnieuw zien wij, hoezeer het erop aankomt, dat het heiligdom met zijn gereedschappen juist zo is, als de Heere wil en zelfs in kleine, ondergeschikte punten niet anders gemaakt worden. Niet alleen toonde de Heere alles aan Mozes in een beeld, en licht Hij het hem met woorden toe, maar Hij begiftigd ook de tot volvoering geroepen arbeiders met Zijn Geest. De reden van deze zorgvuldigheid is deze, dat alles, gelijk wij reeds verklaarden, deels een symbolische (zinnebeeldige), deels een typische (voorafschaduwende) betekenis heeft. Nemen wij hetgeen wij hier en daar gezegd hebben, in een kort overzicht tezamen, en laat ons eerst de symbolische, vervolgens de typische betekenis van de tent der samenkomst ons voorstellen. "Ik zal onder hen wonen," zegt de Heere. Daarom richt Hij in het midden van Israël de tent der samenkomst met Zijn volk op, de tent van de getuigenis en van de openbaring; om dit middelpunt woont Israël, eerst de priesters en de Levieten, in wijdere kring de twaalf stammen (Numbers 2:3), alles in voorgeschreven orde, maar ook alles op eerbiedige afstand. Wil het volk met zijn God tezamen komen, zo moet het uit de tenten, waarin het woont, uitgaan en de voorhof binnentreden, dat is de afgeslotene heilige ruimte; daar is het afgezonderd van zijn dagelijkse arbeid. De wand van deze ruimte, 5 el hoog, en driemaal 100 el lang en breed wordt door vijfmaal 12 zuilen gedragen; dat zijn de getallen van het Verbondsvolk en daarom voleinding; want het volk van het Verbond, dat hier verschijnt, bereikt de volkomenheid slechts voor de helft. Op deze nog onvolkomen heerlijkheid, die het ten deel wordt, wijzen ook de koperen voeten van de zuilen, de koperen gereedschappen van de voorhof, en de maat van het brandofferaltaar (vijf el in het vierkant, en de drie el in de hoogte, door de omgang in het midden in twee helften gedeeld). Dat echter ook op het nog onvolkomen standpunt, reinheid en heiligheid de eis en het doel zijn, wijst het omhangsel van witte byssus en het zilver aan de kapitelen, haken en sluitbomen van de zuilen aan. De eis wordt gebillijkt, en het doel wordt nagejaagd, daar het volk hier, in de voorhof, zijn God met gaven en offers nadert, en van Hem door de zegen van de priester (Numbers 6:24 vv.), en ook door Zijn onderricht (Malachi 2:7) genade, heil en leven ontvangt. In hoeverre nu Israël dat doel bereikt, dat toont zijn plaats bij het door de voorhof omgeven heiligdom; het staat nog buiten de tabernakel, en ziet diens heerlijkheid slechts gedeeltelijk en van verre in de vier kleuren, die het ingangsvoorhangsel draagt; want het bevindt zich onder de wet, die tot geen werkelijke gemeenschap met God kan brengen. Toch is aan Israël een toekomstige opheffing van de thans nog bestaande scheiding met zijn God beloofd; deze beloofde toekomst wordt aan het volk voorgehouden en als in voorbeeld door de priesters voorgesteld, aan wie het ingaan in het heilige gegeven is. Wat deze daar volbrengen is voorzegging, deels van Christus, deels van de gemeente van het Nieuwe Verbond; en zo sluit zich aan de symbolische betekenis van de tabernakel de typische aan.. Als Jezus zich door Johannes in de Jordaan laat dopen, om alle gerechtigheid te volbrengen, volbrengt Hij in werkelijkheid, wat de priesters van het Oude Testament in voorafschaduwing deden, wanneer zij in het koperen wasvat de handen en voeten wasten; en als Hij bij de verzoeking in de woestijn zich geheel, naar lichaam, ziel en geest aan God overgeeft, offert Hij het rechte brandoffer. Zijn volgende wandel op aarde, waarbij Hij het licht der wereld is en het zijn spijze laat zijn, de wil te doen van Degene, die Hem gezonden heeft, en de adem van Zijn gebed onafgebroken opgaat, is een volbrengen van hetgeen de priesters in het heilige hadden te verrichten; Zijn lijden en sterven is het ingaan van de hogepriester in het allerheilige op de grote Verzoendag. Sinds Hij nu ten hemel gevaren is en Zijn geest over Zijn jongeren heeft uitgestort, zijn diegenen, die in zijn naam geloven, het werkelijke Israël, doch zo, dat er geen bemiddelende priesterschaar meer is, maar de gehele gemeente haar voorrang toeëigent. Door het waterbad van de doop zijn toch alle gelovigen geroepen om in het heiligdom in te gaan en daar de werken van hun priesterschap te verrichten, en in het heilig avondmaal hebben zij een altaar, waarvan zij eten. Velen-en niet alleen de naam Christenen van onecht karakter, maar ook niet weinigen, die, hoewel godsvruchtig, toch niet werkelijk verlicht en geestelijk, niet zelfstandig zijn-blijven steeds in de voorhof staan; de rijpere Christenen daarentegen staan als lichtdragers onder hun geslacht, werken om de spijs, die blijft in het eeuwige leven, en laten onafgebroken het reukwerk van hun gebed ten hemel opstijgen. Intussen staan ook de priesters van het Nieuwe Verbond nog voor een gesloten heiligdom; het is nog niet geopenbaard wat zij zullen zijn; hun leven is met Christus verborgen in God. Wanneer echter Christus, hun leven, zich openbaren zal, dan zullen ook zij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid (Colossians 3:3). Zo blijkt uit de tabernakel, wat Augustinus van de verhouding van het Oude tot het Nieuwe, en van het Nieuwe tot het Oude Testament zegt: "het Nieuwe Testament ligt in het Oude Testament verborgen; het Oude Testament is in het Nieuwe vervuld.".

II. Exodus 31:12-Exodus 31:17. Tot besluit van alle eerder gegeven voorschriften over de oprichting van een heiligdom, scherpt de Heere met nadruk het houden van Zijn Sabbat in; want gelijk het heiligdom Zijn woning onder het volk zou zijn, alzo de Sabbat de voortdurende belijdenis door het volk van het Verbond, dat het met de Heere gesloten had.

Vers 12

12. Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

Vers 12

12. Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

Vers 13

13. Gij nu, spreek tot de kinderen van Israël, zeggende: Gij zult evenwel 1) Mijn 2)Sabbat onderhouden, dat gij op deze rust van alle arbeid, zoals Ik u geboden heb, (Exodus 16:23,Exodus 16:29; Exodus 20:8; Exodus 23:120 en u tot Mijn woning, die Ik u nu opricht (Leviticus 23:3), begeeft; want dit is een teken 3) tussen Mij en tussen u, een teken van het tussen ons bestaande verbond, bij uw geslachten, zolang de tegenwoordige bedeling zal bestaan; opdat men, gelijk gij van uw zijde door het vieren van deze dag Mij de Schepper van hemel en aarde, als uw God belijdt, ook van Mijn zijde weet en door hetgeen Ik op deze dag u geef, ervaart, dat Ik de HEERE ben, die u heilige; dat Ik u niet op uw eigen wegen laat gaan, maar altijd weer van de zondige wereldaftrek en in Mijn gemeenschap inleid. 1) Dit evenwel staat in verband met het bevel in de vorige verzen gegeven. Alles moest gemaakt worden, zoals de Heere het bevolen had, maar ook ten opzichte van dit werk, moest op de Sabbat gerust worden..

2) Mijn Sabbat, wil zeggen, de wekelijks wederkerende Sabbat, door de Heere verordend..

3) De Sabbat was een teken, dat op God en op het volk betrekking had; een teken tussen Mij en tussen U, zegt de Heere. Hij verbond zich, om hen te heiligen en als Zijn volk te zegenen, zij, om Hem te verheerlijken en voor hun God te erkennen, en van die wederzijdse verbintenis van de Sabbat een teken en de godvruchtige waarnemer verzegelde de wederzijdse verbintenis openlijk, zo dikwijls hij elke terugkerende zevende dag naar Gods instelling vierde, terwijl God aan zijn kant niet naliet die dag met zonderlinge zegeningen te bekronen..

Vers 13

13. Gij nu, spreek tot de kinderen van Israël, zeggende: Gij zult evenwel 1) Mijn 2)Sabbat onderhouden, dat gij op deze rust van alle arbeid, zoals Ik u geboden heb, (Exodus 16:23,Exodus 16:29; Exodus 20:8; Exodus 23:120 en u tot Mijn woning, die Ik u nu opricht (Leviticus 23:3), begeeft; want dit is een teken 3) tussen Mij en tussen u, een teken van het tussen ons bestaande verbond, bij uw geslachten, zolang de tegenwoordige bedeling zal bestaan; opdat men, gelijk gij van uw zijde door het vieren van deze dag Mij de Schepper van hemel en aarde, als uw God belijdt, ook van Mijn zijde weet en door hetgeen Ik op deze dag u geef, ervaart, dat Ik de HEERE ben, die u heilige; dat Ik u niet op uw eigen wegen laat gaan, maar altijd weer van de zondige wereldaftrek en in Mijn gemeenschap inleid. 1) Dit evenwel staat in verband met het bevel in de vorige verzen gegeven. Alles moest gemaakt worden, zoals de Heere het bevolen had, maar ook ten opzichte van dit werk, moest op de Sabbat gerust worden..

2) Mijn Sabbat, wil zeggen, de wekelijks wederkerende Sabbat, door de Heere verordend..

3) De Sabbat was een teken, dat op God en op het volk betrekking had; een teken tussen Mij en tussen U, zegt de Heere. Hij verbond zich, om hen te heiligen en als Zijn volk te zegenen, zij, om Hem te verheerlijken en voor hun God te erkennen, en van die wederzijdse verbintenis van de Sabbat een teken en de godvruchtige waarnemer verzegelde de wederzijdse verbintenis openlijk, zo dikwijls hij elke terugkerende zevende dag naar Gods instelling vierde, terwijl God aan zijn kant niet naliet die dag met zonderlinge zegeningen te bekronen..

Vers 14

14. a) Onderhoudt dan de Sabbat, omdat hij voor u heilig is, 1) dat gij die dag van de overige dagen onderscheidt en dan uw bezigheden nalaat. Wie hemontheiligt, zal zeker gedood worden; want een ieder, die op deze dag enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden, uit het midden van de volken, omdat hij de wet van Mijn Verbondsvolk verbroken heeft.

a) Exodus 20:8 Deuteronomy 5:12 Ezekiel 20:12

1)Hetzelfde, dat vroeger is ingeprent, met bijvoeging van enige andere woorden, als: "Hij zal voor u heilig zijn," met welk woord Hij vermaant om zijn dienst, zowel heilig en ongeschonden, als zorgvuldig te onderhouden, omdat in de verwaarlozing ervan de godsdienst zou lijden. En daarom kondigt Hij de doodstraf aan, indien iemand op die dag enig werk zou verrichten. Daarmee wordt andermaal de heiligheid en voortreffelijkheid van de verborgen zin gedachte gebracht, omdat God het vergrijp, hoewel licht in zijn soort, de dood waardig keurt. Geenszins echter was de geringschatting te verontschuldigen, om hem met opzet te doen vervallen, omdat God wilde, dat hij tot een teken van onderscheiding zou zijn tussen Zijn volk en de heidense volken..

De ontwijding van de Sabbat was niet minder dan het verbreken van het Verbond, dat de Heere met Israël had opgericht en daarom moest op de overtreding van het vierde gebod de dood volgen..

Vers 14

14. a) Onderhoudt dan de Sabbat, omdat hij voor u heilig is, 1) dat gij die dag van de overige dagen onderscheidt en dan uw bezigheden nalaat. Wie hemontheiligt, zal zeker gedood worden; want een ieder, die op deze dag enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden, uit het midden van de volken, omdat hij de wet van Mijn Verbondsvolk verbroken heeft.

a) Exodus 20:8 Deuteronomy 5:12 Ezekiel 20:12

1)Hetzelfde, dat vroeger is ingeprent, met bijvoeging van enige andere woorden, als: "Hij zal voor u heilig zijn," met welk woord Hij vermaant om zijn dienst, zowel heilig en ongeschonden, als zorgvuldig te onderhouden, omdat in de verwaarlozing ervan de godsdienst zou lijden. En daarom kondigt Hij de doodstraf aan, indien iemand op die dag enig werk zou verrichten. Daarmee wordt andermaal de heiligheid en voortreffelijkheid van de verborgen zin gedachte gebracht, omdat God het vergrijp, hoewel licht in zijn soort, de dood waardig keurt. Geenszins echter was de geringschatting te verontschuldigen, om hem met opzet te doen vervallen, omdat God wilde, dat hij tot een teken van onderscheiding zou zijn tussen Zijn volk en de heidense volken..

De ontwijding van de Sabbat was niet minder dan het verbreken van het Verbond, dat de Heere met Israël had opgericht en daarom moest op de overtreding van het vierde gebod de dood volgen..

Vers 15

15. Zes dagen zal men werk doen; doch op de zevende dag is de Sabbat van de rust, een heiligheid van de HEERE! 1) Wie op de Sabbatdag werkt, zal zeker gedood worden, gelijk Ik nogmaals herhaal, opdat een ieder zich ervoor wacht.

1) Volgens de Hebreeuwse tekst wordt in deze woorden: "rust van de rust", dat is volkomen rust, geheel onthouden van alle bezigheden bevolen; hetzelfde wordt later (Leviticus 16:31; Leviticus 23:32) voor de grote Verzoendag ingesteld. Op beide dagen, zowel op de wekelijkse Sabbat, als op de Verzoendag, moesten alle bezigheden rusten, op de overige feestdagen slechts de dienstarbeid (Leviticus 23:7; Leviticus 23:25,Leviticus 23:35). Terwijl wat de laatste betreft de bezigheden van de burgerlijke handtering en van het tijdelijk beroep, als akkerbouw, handwerk enz. te verstaan zijn, zijn bij de eerste ook verrichtingen van het huiselijk leven, bijv. aansteken van vuur tot het bereiden van spijzen (Exodus 35:2, Exodus 12:16 ) bedoeld. De grote strengheid ten opzichte van de bezigheden voor de Sabbat, moest aan deze dag het karakter van een geheel bijzondere heiligheid verlenen; deze vormt dan ook de kern van de overige Israëlitische feesten, rondom deze groeperen zij zich, als om hun middelpunt..

De LXX vertaalt: een heilige rust van de Heere. De bedoeling van deze woorden is, dat het rusten niet moest zijn een niets doen, maar een zich bezighouden met de dingen van de Heere, een heilige rust, hierin bestaande, dat men ten zeerste de dienst van het huis van de Heere waarnam..

Vers 15

15. Zes dagen zal men werk doen; doch op de zevende dag is de Sabbat van de rust, een heiligheid van de HEERE! 1) Wie op de Sabbatdag werkt, zal zeker gedood worden, gelijk Ik nogmaals herhaal, opdat een ieder zich ervoor wacht.

1) Volgens de Hebreeuwse tekst wordt in deze woorden: "rust van de rust", dat is volkomen rust, geheel onthouden van alle bezigheden bevolen; hetzelfde wordt later (Leviticus 16:31; Leviticus 23:32) voor de grote Verzoendag ingesteld. Op beide dagen, zowel op de wekelijkse Sabbat, als op de Verzoendag, moesten alle bezigheden rusten, op de overige feestdagen slechts de dienstarbeid (Leviticus 23:7; Leviticus 23:25,Leviticus 23:35). Terwijl wat de laatste betreft de bezigheden van de burgerlijke handtering en van het tijdelijk beroep, als akkerbouw, handwerk enz. te verstaan zijn, zijn bij de eerste ook verrichtingen van het huiselijk leven, bijv. aansteken van vuur tot het bereiden van spijzen (Exodus 35:2, Exodus 12:16 ) bedoeld. De grote strengheid ten opzichte van de bezigheden voor de Sabbat, moest aan deze dag het karakter van een geheel bijzondere heiligheid verlenen; deze vormt dan ook de kern van de overige Israëlitische feesten, rondom deze groeperen zij zich, als om hun middelpunt..

De LXX vertaalt: een heilige rust van de Heere. De bedoeling van deze woorden is, dat het rusten niet moest zijn een niets doen, maar een zich bezighouden met de dingen van de Heere, een heilige rust, hierin bestaande, dat men ten zeerste de dienst van het huis van de Heere waarnam..

Vers 16

16. Dat dan een ieder weet, dat Ik de Heere ben, die u heilig (Exodus 31:13), en dat, opdat geen ziel uitgeroeid wordt uit Mijn volk (Exodus 31:14) en de kinderen van Israël de Sabbat houden, de Sabbat onderhoudende in hun geslachten, tot een eeuwig Verbond, tot een voor altijd ingesteld verbondsteken, dat eerst dan ophouden zal van kracht te zijn, wanneer de Heere zelf een ander daarvoor in de plaats stelt (Genesis 17:10,Genesis 17:13).

Vers 16

16. Dat dan een ieder weet, dat Ik de Heere ben, die u heilig (Exodus 31:13), en dat, opdat geen ziel uitgeroeid wordt uit Mijn volk (Exodus 31:14) en de kinderen van Israël de Sabbat houden, de Sabbat onderhoudende in hun geslachten, tot een eeuwig Verbond, tot een voor altijd ingesteld verbondsteken, dat eerst dan ophouden zal van kracht te zijn, wanneer de Heere zelf een ander daarvoor in de plaats stelt (Genesis 17:10,Genesis 17:13).

Vers 17

17. Hij, de Sabbat, zal tussen Mij en tussen de kinderen van Israël een teken in eeuwigheid zijn, dat in zijn grond nooit kan ophouden, daar het Verbond nooit ophoudt, maar alleen in een ander, een nieuw volmaakt zal worden; het zal blijven bestaan, omdat de HEERE in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt en op de zevende dag gerust en zich verkwikt heeft 1) (Genesis 2:2), zich in Zijn rust heeft teruggetrokken, om zich geheel aan de vreugde over Zijn heerlijk scheppingswerk over te geven.

1) Tot deze heilige rust van de eeuwigheid wil God dan ook Zijn volk leiden (Hebrews 4:9), en opdat Hij dit zou kunnen, gebiedt Hij, hier beneden reeds op elke zevende dag van elke arbeid van de werkdagen zich te onthouden en zich te verkwikken. Bezwaard hart, leg de zorgen af; verhef u, neergebogen hoofd; de aangename morgen komt, waarop God u heeft veroorloofd te rusten en zelf uw rust heeft gewijd; welaan dan, gij hebt tevoren veel tijd aan de dienst van de Heere ontstolen (Exodus 31:1). Wanneer de werkdag van het leven eindigt, rust dan, mijn geest, van alle moeite verlost, in Gods Vaderhanden, mijn lichaam in de schoot van uw moeder, totdat gij beiden feest zult houden daarboven, waar men in vrede rust, niets denkt of doet, dan God beminnen, God loven (Exodus 31:8)

III. Exodus 31:18. Nadat de Heere aan Mozes alles gezegd heeft, wat hij hem over het op te richten heiligdom wilde meedelen, volgt de overgave van de twee tafelen van de wet, tot de ontvangst waarvan Hij hem vooraf tot zich op de berg bescheiden had (Exodus 24:12).

Vers 17

17. Hij, de Sabbat, zal tussen Mij en tussen de kinderen van Israël een teken in eeuwigheid zijn, dat in zijn grond nooit kan ophouden, daar het Verbond nooit ophoudt, maar alleen in een ander, een nieuw volmaakt zal worden; het zal blijven bestaan, omdat de HEERE in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt en op de zevende dag gerust en zich verkwikt heeft 1) (Genesis 2:2), zich in Zijn rust heeft teruggetrokken, om zich geheel aan de vreugde over Zijn heerlijk scheppingswerk over te geven.

1) Tot deze heilige rust van de eeuwigheid wil God dan ook Zijn volk leiden (Hebrews 4:9), en opdat Hij dit zou kunnen, gebiedt Hij, hier beneden reeds op elke zevende dag van elke arbeid van de werkdagen zich te onthouden en zich te verkwikken. Bezwaard hart, leg de zorgen af; verhef u, neergebogen hoofd; de aangename morgen komt, waarop God u heeft veroorloofd te rusten en zelf uw rust heeft gewijd; welaan dan, gij hebt tevoren veel tijd aan de dienst van de Heere ontstolen (Exodus 31:1). Wanneer de werkdag van het leven eindigt, rust dan, mijn geest, van alle moeite verlost, in Gods Vaderhanden, mijn lichaam in de schoot van uw moeder, totdat gij beiden feest zult houden daarboven, waar men in vrede rust, niets denkt of doet, dan God beminnen, God loven (Exodus 31:8)

III. Exodus 31:18. Nadat de Heere aan Mozes alles gezegd heeft, wat hij hem over het op te richten heiligdom wilde meedelen, volgt de overgave van de twee tafelen van de wet, tot de ontvangst waarvan Hij hem vooraf tot zich op de berg bescheiden had (Exodus 24:12).

Vers 18

18. En Hij gaf aan Mozes, toen Hij met hem op de berg Sinaï te spreken geëindigd had (Exodus 25:1-Exodus 31:17), de twee, door Hem zelf gemaakte (Exodus 32:16) ruim 2« el lange en 1« el brede (Exodus 25:10) tafelen van de getuigenis, aan beide zijden (Exodus 32:15) beschreven met de (Exodus 20:1-Exodus 20:17) tien geboden die Hij tot de gehele gemeente van de kinderen van Israël gesproken had; deze waren tafelen van steen, om de onvergankelijke voortduring en de onuitwisbare geldigheid van die getuigenis aan te duiden, en beschreven met de vinger van God 1) zelf. 1) Deze tafelen moest Mozes, wanneer de tabernakel met al zijn gereedschappen gereed was, in de Ark van het Verbond leggen (Exodus 40:20). Zonder twijfel zijn er twee tafelen, niet meer en niet minder, omdat de tien woorden zich tot twee laten terugbrengen, tot deze (Deuteronomy 6:5 Leviticus 18:1 ): "Gij zult liefhebben de Heere uw God, van ganser harte, enz." en "gij zult uw naaste liefhebben als uzelf" (Matthew 22:37). Nergens in de Heilige Schrift wordt echter gezegd, hoeveel en welke woorden op de een, en hoeveel en welke op de tweede tafel geschreven stonden; de gedachten daarover zijn daarom van vroege tijd af verschillend geweest. 1. Sommigen verdeelden de tien geboden in twee gelijke helften en rekenen alzo vijf geboden tot de eerste en vijf geboden tot de tweede tafel; zo verdeelt zowel Philo, die uit (Exodus 20:3-Exodus 20:6) twee geboden maakt, als ook Knobel, die Exodus 31:2 voor het eerste van de 10 woorden houdt, terwijl hij in Exodus 31:3-Exodus 31:6 slechts n gebod ziet. Zij zetten alzo het gebod (Exodus 31:12): "Eert uw vader en uw moeder, enz.", als vijfde woord, mede op de eerste tafel; het volgende gedeelte (Exodus 31:13-Exodus 31:17) vormt naar hun wijze van berekening eveneens 5 geboden, daar zij (Exodus 31:17): "Gij zult niet begeren uws naasten huis, gij zult niet begeren uws naasten vrouw enz." voor n gebod houden. 2. Anderen, en daaronder onze Gereformeerde kerk, daar zij ook de verzen 3- 6 in twee geboden verdelen, en Exodus 31:17 als n opvatten, maar Exodus 31:12 niet meer tot de eerste tafel rekenen, maar de tweede daarmee beginnen, verdelen naar de getallen 4,6. 3. Augustinus eindelijk, en met hem de Rooms-Katholieke en de Evangelisch-Luthersche kerk, verdelen naar de getallen 3, 7, zodat de tweede tafel, evenals in de Gereformeerde kerk met de woorden: "Eert uw vader en uw moeder, enz. begint, deze echter niet het vijfde, maar, na weglating van de woorden (Exodus 31:4) of samentrekking met die van Exodus 31:3 eerst het vierde gebod uitmaken, terwijl, door verdeling van Exodus 31:17 in twee geboden, op de tweede tafel een gebod meer komt te staan. Van deze verdelingen is die onder 2, degene, die het minst met de getallensymboliek overeenkomt; wel heeft de Gereformeerde kerk daarin gelijk, dat zij het gebod van ouderliefde mede tot de eerste tafel rekent. Want, hoe waar het ook is, dat de ouders en heren plaatsvervangers van God of middelpersonen, en daarom niet alleen te beminnen, maar ook te eren zijn, zo moeten wij toch, bij de gestrenge nauwkeurigheid, waarmee de wet over haar Monotheïsme (de leer: "er is slechts n God) waakt, en bij de scherpe scheiding, die zij tussen Schepper en schepsel, tussen God en mens stelt, het voor ondenkbaar houden, dat zij aan een gebod, dat de mens betreft, in tegenstelling tot alle gelijksoortige geboden, op de eerste tafel een plaats gegeven zou hebben. Staat het gebod om de ouders te eren, op de eerste tafel, zo is de verplichting jegens de ouders bij de verering van God gevoegd. Zulk een nevenplaatsing moest echter aan de wet als afgoderij voorkomen, want het eerste gebod zegt: "Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben." Tot tegenbewijs kan men zich niet beroepen, op de naam "Goden" (Exodus 21:6; Exodus 22:8,Exodus 22:28), die aan rechters en overheidspersonen gegeven wordt, wegens de goddelijke majesteit, die in hen verborgen lag (zie Exodus 20:12); want de grondtekst spreekt ook daar van God, en noemt slechts het brengen voor de rechters daarom een brengen "voor God," omdat deze in de naam van God recht spreken. Zo zien wij ons tot de derde wijze, om de tafelen te verdelen, bepaald (zie Exodus 20:17). Het vierde gebod van de verplichting jegens ouders, waarmee hier de tweede tafel begint, vormt een geschikte overgang van de eerste tot de tweede, daar zich hierin Gods opperste macht afspiegelt; aan de andere zijde is het toch slechts een betrekking van mensen tot mensen. De volgende geboden beschrijven daarna de verhouding van de nevenorde van mensen tot mensen, en wel in trapsgewijze voortgang (leven, echt, eigendom, daad, woord, begeerte). Daarin, dat het 4de gebod, tot op een zekere hoogte, zich van de overige geboden van de tweede tafel afzondert, ligt wel de reden, dat de Heer in de optelling (Matthew 19:18, Mark 10:19 Luke 18:20 ) het na de andere geboden noemt; Hij kenschetst het daarmee als een zodanig, dat niet geheel onder hetzelfde gezichtspunt valt met de anderen, en neemt het dan toch onder dezelfde hoofdzin tezamen: "Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf," waardoor Hij het duidelijk op de tweede tafel plaatst. Opmerkelijk is het daarbij, dat bij Markus en Lukas niet, zoals bij Matthes, dezelfde opvolging in het opnoemen van de geboden 5-7 in acht genomen wordt, als in Exodus 20:1 en Deuteronomium 5: "Gij zult niet doodslaan; gij zult niet echtbreken; gij zult niet stelen", maar de andere, die wij ook in Romans 13:9 aantreffen: "Gij zult niet echtbreken; gij zult niet doodslaan; gij zult niet stelen. Hieraan ligt de afwijkende volgorde van de Grieksen tekst van de Septuaginta ten grondslag, die dikwijls bij de vertaling van het Oude Testament vrij en willekeurig te werk gaan; bij deze vertaling sluiten zich vele nieuwtestamentische schrijvers aan, waarover later uitvoeriger zal gesproken worden..

Beschreven met de vinger van God, d.i. als onmiddellijk werk van God. God zelf heeft de wet op die stenen ingegrift. Zoiets was Hem niet te moeilijk, die hemel en aarde uit het niet tevoorschijn heeft geroepen..

Vers 18

18. En Hij gaf aan Mozes, toen Hij met hem op de berg Sinaï te spreken geëindigd had (Exodus 25:1-Exodus 31:17), de twee, door Hem zelf gemaakte (Exodus 32:16) ruim 2« el lange en 1« el brede (Exodus 25:10) tafelen van de getuigenis, aan beide zijden (Exodus 32:15) beschreven met de (Exodus 20:1-Exodus 20:17) tien geboden die Hij tot de gehele gemeente van de kinderen van Israël gesproken had; deze waren tafelen van steen, om de onvergankelijke voortduring en de onuitwisbare geldigheid van die getuigenis aan te duiden, en beschreven met de vinger van God 1) zelf. 1) Deze tafelen moest Mozes, wanneer de tabernakel met al zijn gereedschappen gereed was, in de Ark van het Verbond leggen (Exodus 40:20). Zonder twijfel zijn er twee tafelen, niet meer en niet minder, omdat de tien woorden zich tot twee laten terugbrengen, tot deze (Deuteronomy 6:5 Leviticus 18:1 ): "Gij zult liefhebben de Heere uw God, van ganser harte, enz." en "gij zult uw naaste liefhebben als uzelf" (Matthew 22:37). Nergens in de Heilige Schrift wordt echter gezegd, hoeveel en welke woorden op de een, en hoeveel en welke op de tweede tafel geschreven stonden; de gedachten daarover zijn daarom van vroege tijd af verschillend geweest. 1. Sommigen verdeelden de tien geboden in twee gelijke helften en rekenen alzo vijf geboden tot de eerste en vijf geboden tot de tweede tafel; zo verdeelt zowel Philo, die uit (Exodus 20:3-Exodus 20:6) twee geboden maakt, als ook Knobel, die Exodus 31:2 voor het eerste van de 10 woorden houdt, terwijl hij in Exodus 31:3-Exodus 31:6 slechts n gebod ziet. Zij zetten alzo het gebod (Exodus 31:12): "Eert uw vader en uw moeder, enz.", als vijfde woord, mede op de eerste tafel; het volgende gedeelte (Exodus 31:13-Exodus 31:17) vormt naar hun wijze van berekening eveneens 5 geboden, daar zij (Exodus 31:17): "Gij zult niet begeren uws naasten huis, gij zult niet begeren uws naasten vrouw enz." voor n gebod houden. 2. Anderen, en daaronder onze Gereformeerde kerk, daar zij ook de verzen 3- 6 in twee geboden verdelen, en Exodus 31:17 als n opvatten, maar Exodus 31:12 niet meer tot de eerste tafel rekenen, maar de tweede daarmee beginnen, verdelen naar de getallen 4,6. 3. Augustinus eindelijk, en met hem de Rooms-Katholieke en de Evangelisch-Luthersche kerk, verdelen naar de getallen 3, 7, zodat de tweede tafel, evenals in de Gereformeerde kerk met de woorden: "Eert uw vader en uw moeder, enz. begint, deze echter niet het vijfde, maar, na weglating van de woorden (Exodus 31:4) of samentrekking met die van Exodus 31:3 eerst het vierde gebod uitmaken, terwijl, door verdeling van Exodus 31:17 in twee geboden, op de tweede tafel een gebod meer komt te staan. Van deze verdelingen is die onder 2, degene, die het minst met de getallensymboliek overeenkomt; wel heeft de Gereformeerde kerk daarin gelijk, dat zij het gebod van ouderliefde mede tot de eerste tafel rekent. Want, hoe waar het ook is, dat de ouders en heren plaatsvervangers van God of middelpersonen, en daarom niet alleen te beminnen, maar ook te eren zijn, zo moeten wij toch, bij de gestrenge nauwkeurigheid, waarmee de wet over haar Monotheïsme (de leer: "er is slechts n God) waakt, en bij de scherpe scheiding, die zij tussen Schepper en schepsel, tussen God en mens stelt, het voor ondenkbaar houden, dat zij aan een gebod, dat de mens betreft, in tegenstelling tot alle gelijksoortige geboden, op de eerste tafel een plaats gegeven zou hebben. Staat het gebod om de ouders te eren, op de eerste tafel, zo is de verplichting jegens de ouders bij de verering van God gevoegd. Zulk een nevenplaatsing moest echter aan de wet als afgoderij voorkomen, want het eerste gebod zegt: "Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben." Tot tegenbewijs kan men zich niet beroepen, op de naam "Goden" (Exodus 21:6; Exodus 22:8,Exodus 22:28), die aan rechters en overheidspersonen gegeven wordt, wegens de goddelijke majesteit, die in hen verborgen lag (zie Exodus 20:12); want de grondtekst spreekt ook daar van God, en noemt slechts het brengen voor de rechters daarom een brengen "voor God," omdat deze in de naam van God recht spreken. Zo zien wij ons tot de derde wijze, om de tafelen te verdelen, bepaald (zie Exodus 20:17). Het vierde gebod van de verplichting jegens ouders, waarmee hier de tweede tafel begint, vormt een geschikte overgang van de eerste tot de tweede, daar zich hierin Gods opperste macht afspiegelt; aan de andere zijde is het toch slechts een betrekking van mensen tot mensen. De volgende geboden beschrijven daarna de verhouding van de nevenorde van mensen tot mensen, en wel in trapsgewijze voortgang (leven, echt, eigendom, daad, woord, begeerte). Daarin, dat het 4de gebod, tot op een zekere hoogte, zich van de overige geboden van de tweede tafel afzondert, ligt wel de reden, dat de Heer in de optelling (Matthew 19:18, Mark 10:19 Luke 18:20 ) het na de andere geboden noemt; Hij kenschetst het daarmee als een zodanig, dat niet geheel onder hetzelfde gezichtspunt valt met de anderen, en neemt het dan toch onder dezelfde hoofdzin tezamen: "Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf," waardoor Hij het duidelijk op de tweede tafel plaatst. Opmerkelijk is het daarbij, dat bij Markus en Lukas niet, zoals bij Matthes, dezelfde opvolging in het opnoemen van de geboden 5-7 in acht genomen wordt, als in Exodus 20:1 en Deuteronomium 5: "Gij zult niet doodslaan; gij zult niet echtbreken; gij zult niet stelen", maar de andere, die wij ook in Romans 13:9 aantreffen: "Gij zult niet echtbreken; gij zult niet doodslaan; gij zult niet stelen. Hieraan ligt de afwijkende volgorde van de Grieksen tekst van de Septuaginta ten grondslag, die dikwijls bij de vertaling van het Oude Testament vrij en willekeurig te werk gaan; bij deze vertaling sluiten zich vele nieuwtestamentische schrijvers aan, waarover later uitvoeriger zal gesproken worden..

Beschreven met de vinger van God, d.i. als onmiddellijk werk van God. God zelf heeft de wet op die stenen ingegrift. Zoiets was Hem niet te moeilijk, die hemel en aarde uit het niet tevoorschijn heeft geroepen..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Exodus 31". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/exodus-31.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile