Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Exodus 23

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 23

Exodus 23:1.

OVER FEESTEN EN FEESTDAGEN.

I. Exodus 23:1-Exodus 23:9. Verder wordt aan de in de plaats van God staande rechters strenge gezetheid en rechtvaardigheid in de behandeling van rechtzaken ten plicht gesteld; een nauwgezetheid, die geen aanklacht zonder nauwkeurig onderzoek voor waar aanneemt en door geen vals medelijden, ook door geen persoonlijke afkerigheid geleid wordt (Exodus 23:1-Exodus 23:5), en een rechtvaardigheid, die aan ieder zijn recht geeft, aan de arme, zowel als aan de vreemdeling, en door geen geschenken zich laat omkopen (Exodus 23:6-Exodus 23:9).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 23

Exodus 23:1.

OVER FEESTEN EN FEESTDAGEN.

I. Exodus 23:1-Exodus 23:9. Verder wordt aan de in de plaats van God staande rechters strenge gezetheid en rechtvaardigheid in de behandeling van rechtzaken ten plicht gesteld; een nauwgezetheid, die geen aanklacht zonder nauwkeurig onderzoek voor waar aanneemt en door geen vals medelijden, ook door geen persoonlijke afkerigheid geleid wordt (Exodus 23:1-Exodus 23:5), en een rechtvaardigheid, die aan ieder zijn recht geeft, aan de arme, zowel als aan de vreemdeling, en door geen geschenken zich laat omkopen (Exodus 23:6-Exodus 23:9).

Vers 1

1. Gij zult geen vals gerucht opnemen, de tegen hem ingebrachte aanklacht niet zonder meer voor waar houden, daar zij integendeel in de grond vals kan zijn (Deuteronomy 19:16), en stelt uw hand niet bij degoddeloze. Vreest ervoor, om door onrechtvaardige rechtspraak een getuige tot geweld te zijn. 1)

1) Door deze verbinding maant God de zijn, om geen valse beschuldigingen te verspreiden en noemt hen, die, door de hand te reiken aan goddelozen, hun naasten te schande maken, valse getuigen, omdat het weinig verschilt, of gij de beschuldiging uitdenkt of laat voortduren..

Hier wordt zowel veroordeeld degene, die een vals gerucht en onware beschuldigingen opneemt, als degene, die de hand reikt aan de goddeloze, om een getuige tot geweld of onrecht te zijn. Stelt uw hand niet bij de goddeloze, wil zeggen, biedt de goddeloze de hand niet, verenig u niet met hem. Een getuige tot geweld of onrecht is iemand, die opzettelijk een gerucht verspreidt of vermeerdert, om zijn naaste in het ongeluk te storten..

Vers 1

1. Gij zult geen vals gerucht opnemen, de tegen hem ingebrachte aanklacht niet zonder meer voor waar houden, daar zij integendeel in de grond vals kan zijn (Deuteronomy 19:16), en stelt uw hand niet bij degoddeloze. Vreest ervoor, om door onrechtvaardige rechtspraak een getuige tot geweld te zijn. 1)

1) Door deze verbinding maant God de zijn, om geen valse beschuldigingen te verspreiden en noemt hen, die, door de hand te reiken aan goddelozen, hun naasten te schande maken, valse getuigen, omdat het weinig verschilt, of gij de beschuldiging uitdenkt of laat voortduren..

Hier wordt zowel veroordeeld degene, die een vals gerucht en onware beschuldigingen opneemt, als degene, die de hand reikt aan de goddeloze, om een getuige tot geweld of onrecht te zijn. Stelt uw hand niet bij de goddeloze, wil zeggen, biedt de goddeloze de hand niet, verenig u niet met hem. Een getuige tot geweld of onrecht is iemand, die opzettelijk een gerucht verspreidt of vermeerdert, om zijn naaste in het ongeluk te storten..

Vers 2

2. Gij zult verder de menigte 1) tot boze zaken niet volgen, noch door mensenvrees, noch door mensengunst bij uw oordeel u laten leiden; en gij zult niet spreken in een twistige zaak, uw rechtspraak in enige zaak alzo stellen, dat gij u neigt naar de menigte, om het recht te buigen; al wilde ook al het volk u tot rechtsverdraaiing bewegen, uw plicht is het met een rechte weegschaal te wegen.

1) Onder menigte hebben vrij hier o.i. niet te verstaan de grote hoop, maar de aanzienlijken, de machtigen, in tegenstelling tot de geringen in Exodus 23:3. De bedoeling is dan, dat Israël, om de grote en aanzienlijke te behagen, niet tegen de verordeningen van God in mocht gaan, noch het recht buigen. Noch de rijke gelijk geven, omdat hij rijk is, noch de arme, omdat hij arm is. De rijke niet, omdat hij in de maatschappij hoog geplaatst is, de geringe niet uit een misplaatst medelijden..

Vers 2

2. Gij zult verder de menigte 1) tot boze zaken niet volgen, noch door mensenvrees, noch door mensengunst bij uw oordeel u laten leiden; en gij zult niet spreken in een twistige zaak, uw rechtspraak in enige zaak alzo stellen, dat gij u neigt naar de menigte, om het recht te buigen; al wilde ook al het volk u tot rechtsverdraaiing bewegen, uw plicht is het met een rechte weegschaal te wegen.

1) Onder menigte hebben vrij hier o.i. niet te verstaan de grote hoop, maar de aanzienlijken, de machtigen, in tegenstelling tot de geringen in Exodus 23:3. De bedoeling is dan, dat Israël, om de grote en aanzienlijke te behagen, niet tegen de verordeningen van God in mocht gaan, noch het recht buigen. Noch de rijke gelijk geven, omdat hij rijk is, noch de arme, omdat hij arm is. De rijke niet, omdat hij in de maatschappij hoog geplaatst is, de geringe niet uit een misplaatst medelijden..

Vers 3

3. a) Ook zult gij door vals medelijden u niet tot een onrechtvaardige beslissing laten leiden; gij zult de geringe niet v rtrekken in zijn twistige zaak, niemand daarom helpen, omdat hij arm en gering is, hoewel gij zijnzaak voor verkeerd houden moet.

a) Leviticus 19:15 Leviticus 19:4. a) Wanneer gij, om een voorbeeld te stellen, de os van uw vijand os, of zijn dwalende ezel ontmoet, iets, dat van hem afgedwaald, of door hem verloren is, gij zult hem deze in zijn geheel zeker terugbrengen, of wanneer gij dit niet aanstonds kunt, die in bewaring nemen. (Deuteronomy 22:1,Deuteronomy 22:2)

a) Luke 6:27 Philippians 2:4

Geen persoonlijke afkeer, geen geleden onrecht mag in aanmerking komen, mag de minste invloed hebben in het dagelijks leven. Ook jegens de vijand zou men de liefde jegens de naaste beoefenen..

Vers 3

3. a) Ook zult gij door vals medelijden u niet tot een onrechtvaardige beslissing laten leiden; gij zult de geringe niet v rtrekken in zijn twistige zaak, niemand daarom helpen, omdat hij arm en gering is, hoewel gij zijnzaak voor verkeerd houden moet.

a) Leviticus 19:15 Leviticus 19:4. a) Wanneer gij, om een voorbeeld te stellen, de os van uw vijand os, of zijn dwalende ezel ontmoet, iets, dat van hem afgedwaald, of door hem verloren is, gij zult hem deze in zijn geheel zeker terugbrengen, of wanneer gij dit niet aanstonds kunt, die in bewaring nemen. (Deuteronomy 22:1,Deuteronomy 22:2)

a) Luke 6:27 Philippians 2:4

Geen persoonlijke afkeer, geen geleden onrecht mag in aanmerking komen, mag de minste invloed hebben in het dagelijks leven. Ook jegens de vijand zou men de liefde jegens de naaste beoefenen..

Vers 5

5. Of in een ander geval: wanneer gij de ezel van uw hater onder zijn last, die hem te zwaar geworden is, bezweken ziet liggen, zult gij het dan nalaten, om het uwe te verlaten voor hem? Zult gij dan horen naar de inspraak van uw natuurlijk hart, dat u raadt, het dier alleen aan uw hater over te laten, hoe hij zich helpen zal? Nee! verre zij dit van u; gij zult het uwe in alle manier met hem, om zijnentwil, verlaten; 1) gij zult de behulpzame hand bieden, om het dier van zijn last te ontheffen en weer te doen opstaan (Deuteronomy 22:4).

1) Of, gij zult het zeker met hem ontbinden. Alle wraak wil de Heere ver wegdoen uit het midden van zijn volk..

Vers 5

5. Of in een ander geval: wanneer gij de ezel van uw hater onder zijn last, die hem te zwaar geworden is, bezweken ziet liggen, zult gij het dan nalaten, om het uwe te verlaten voor hem? Zult gij dan horen naar de inspraak van uw natuurlijk hart, dat u raadt, het dier alleen aan uw hater over te laten, hoe hij zich helpen zal? Nee! verre zij dit van u; gij zult het uwe in alle manier met hem, om zijnentwil, verlaten; 1) gij zult de behulpzame hand bieden, om het dier van zijn last te ontheffen en weer te doen opstaan (Deuteronomy 22:4).

1) Of, gij zult het zeker met hem ontbinden. Alle wraak wil de Heere ver wegdoen uit het midden van zijn volk..

Vers 6

6. a) Gij zult het recht van uw 1) armen niet buigen in zijn twistige zaak (Leviticus 19:15)

a)Deuteronomy 27:19

1) Van uw armen. De Heere wil niet, dat de geringen uit een misplaatst medelijden worden voorgetrokken, maar evenmin, dat zijn recht verbogen wordt. Bovendien zegt de Heere niet van de arme, maar van uw armen, om daarmee te kennen te geven, dat ook de arme evengoed als de rijke, een burger van de staat is, alsmede om de nauwe betrekking tussen rijken en armen aan het licht te brengen.

Vers 6

6. a) Gij zult het recht van uw 1) armen niet buigen in zijn twistige zaak (Leviticus 19:15)

a)Deuteronomy 27:19

1) Van uw armen. De Heere wil niet, dat de geringen uit een misplaatst medelijden worden voorgetrokken, maar evenmin, dat zijn recht verbogen wordt. Bovendien zegt de Heere niet van de arme, maar van uw armen, om daarmee te kennen te geven, dat ook de arme evengoed als de rijke, een burger van de staat is, alsmede om de nauwe betrekking tussen rijken en armen aan het licht te brengen.

Vers 7

7. Zijt ver van valse zaken, 1) dat is de hoofdwet, die u bij alle rechtzaken leiden moet; en de onschuldige en gerechtige zult gij niet doden, in het bijzonder wanneer het een doodstraf geldt, zult gij met de allergrootstevoorzichtigheid en nauwkeurigheid tewerk gaan, opdat gij niet de zware schuld op u laadt, een gerechtelijke moord gepleegd te hebben; want Ik zal de goddeloze niet rechtvaardigen; uw rechterlijk vonnis maakt het onrecht niet tot recht.

1) Mozes veroordeelt hier met de opzet valse getuigen en haalt slechts n soort aan, waaruit moet blijken, hoe afschuwelijk de misdaad is, de broeder met laster te besmetten, omdat een valse getuige met zijn tong meer doodt, dan een beul met het zwaard. Ofschoon in de manier van te liegen tegen zijn broeder de onmenslievendheid te misdadiger is, wordt echter de zaak nog erger, indien de broeder ten onrechte wordt gedood, omdat bij de trouweloosheid dan nog een moord komt. De bedreiging wordt er nog bijgevoegd, waarmee God de valse getuigen voor zijn vierschaar daagt, waarvan zij niet straffeloos zullen uitgaan, die door hun bedrieglijke handelingen aan de goeden gevaar hebben bezorgd.. 8. a) Ook zult gij, om voor elk onrechtvaardig oordeel uw ziel te bewaren, geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de zienden, 1) neemt het gemoed zozeer voor de gever in, dat, alhoewel de onrechtvaardigheid van zijn zaak wordt ingezien, men die toch niet zien wil, en het verdraait de zaak van de rechtvaardigen, het bewerkt een beslissing ten nadele van de anderen, die een rechtvaardige zaak had, maar geen geschenk bracht.

a)Deuteronomy 16:19; 1 Samuel 8:3 Proverbs 19:6 Prediker. 7:7

1) Eigenlijk maakt open ogen blind..

Vers 7

7. Zijt ver van valse zaken, 1) dat is de hoofdwet, die u bij alle rechtzaken leiden moet; en de onschuldige en gerechtige zult gij niet doden, in het bijzonder wanneer het een doodstraf geldt, zult gij met de allergrootstevoorzichtigheid en nauwkeurigheid tewerk gaan, opdat gij niet de zware schuld op u laadt, een gerechtelijke moord gepleegd te hebben; want Ik zal de goddeloze niet rechtvaardigen; uw rechterlijk vonnis maakt het onrecht niet tot recht.

1) Mozes veroordeelt hier met de opzet valse getuigen en haalt slechts n soort aan, waaruit moet blijken, hoe afschuwelijk de misdaad is, de broeder met laster te besmetten, omdat een valse getuige met zijn tong meer doodt, dan een beul met het zwaard. Ofschoon in de manier van te liegen tegen zijn broeder de onmenslievendheid te misdadiger is, wordt echter de zaak nog erger, indien de broeder ten onrechte wordt gedood, omdat bij de trouweloosheid dan nog een moord komt. De bedreiging wordt er nog bijgevoegd, waarmee God de valse getuigen voor zijn vierschaar daagt, waarvan zij niet straffeloos zullen uitgaan, die door hun bedrieglijke handelingen aan de goeden gevaar hebben bezorgd.. 8. a) Ook zult gij, om voor elk onrechtvaardig oordeel uw ziel te bewaren, geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de zienden, 1) neemt het gemoed zozeer voor de gever in, dat, alhoewel de onrechtvaardigheid van zijn zaak wordt ingezien, men die toch niet zien wil, en het verdraait de zaak van de rechtvaardigen, het bewerkt een beslissing ten nadele van de anderen, die een rechtvaardige zaak had, maar geen geschenk bracht.

a)Deuteronomy 16:19; 1 Samuel 8:3 Proverbs 19:6 Prediker. 7:7

1) Eigenlijk maakt open ogen blind..

Vers 9

9. a) Gij zult ook de vreemdeling niet onderdrukken in uw rechterlijk ambt, door hem zijn toekomend recht niet te verlenen (Deuteronomy 24:17; Deuteronomy 27:19); want gij kent het gemoed van de vreemdeling, 1)gij weet hoe hij zich in het vreemde land reeds genoeg gedrukt engebogen gevoelt, omdat gij vreemdelingen geweest zijt in Egypte.

a)Exodus 22:21 Leviticus 19:33

1) Het gemoed van de vreemdeling kennen wil zeggen, bij ervaring weten, hoe het de vreemdeling te moe is, wanneer hem recht geweigerd wordt..

II. Exodus 23:10-Exodus 23:19. Ten opzichte van hun religieus-theocratische betrekking tot Jehova, wordt de kinderen van Israël bevolen, de door de Heere later nog nader te beschrijven feestdagen nauwkeurig volgens de goddelijke instelling te houden (Exodus 23:10-Exodus 23:16), en daardoor in de gemeenschap met hun onzichtbare heerser steeds gesterkt te worden (Exodus 23:17-Exodus 23:19).

Vers 9

9. a) Gij zult ook de vreemdeling niet onderdrukken in uw rechterlijk ambt, door hem zijn toekomend recht niet te verlenen (Deuteronomy 24:17; Deuteronomy 27:19); want gij kent het gemoed van de vreemdeling, 1)gij weet hoe hij zich in het vreemde land reeds genoeg gedrukt engebogen gevoelt, omdat gij vreemdelingen geweest zijt in Egypte.

a)Exodus 22:21 Leviticus 19:33

1) Het gemoed van de vreemdeling kennen wil zeggen, bij ervaring weten, hoe het de vreemdeling te moe is, wanneer hem recht geweigerd wordt..

II. Exodus 23:10-Exodus 23:19. Ten opzichte van hun religieus-theocratische betrekking tot Jehova, wordt de kinderen van Israël bevolen, de door de Heere later nog nader te beschrijven feestdagen nauwkeurig volgens de goddelijke instelling te houden (Exodus 23:10-Exodus 23:16), en daardoor in de gemeenschap met hun onzichtbare heerser steeds gesterkt te worden (Exodus 23:17-Exodus 23:19).

Vers 10

10. Gij zult ook zes jaar uw land bezaaien, en de inkomsten daarvan verzamelen.

Vers 10

10. Gij zult ook zes jaar uw land bezaaien, en de inkomsten daarvan verzamelen.

Vers 11

11. Maar in het zevende zult gij het rusten en stil, onbearbeid en laten, 1) dat de armen van uw volk van hetgeen in dat jaar vanzelf groeit mogen eten, en het overige daarvan, hetgeen door de armen niet gebruikt wordt, de beesten van het veld eten mogen; alzo zult gij ook doen met uw wijngaard en met uw olijfbomen; ook deze zult gij in het zevende jaar voor de armen overlaten (zie verder over het sabbatsjaar Leviticus 25:1-Leviticus 25:7).

Door deze wet heeft Hij hun onverzadigbare begeerte besnoeid, want daarom zaaiden zij, opdat zij meer zouden trekken, terwijl ondertussen het land zonder rust zijnde, magerder oogsten voortbracht.

1) Dat nu het land Kanan zes jaar achter elkaar kon bezaaid worden, zonder uitgeput te geraken, was wel een teken van zeldzame en uitstekende vruchtbaarheid. Hierdoor veredelt God het ten gunste van zijn volk. En deze rust nu schrijft Hij niet noodzakelijkerwijs voor, omdat Hij in het zesde jaar de kracht van zijn weldaden heeft verdubbeld, maar opdat aan alle kanten de heerlijkheid van de Sabbat zou tevoorschijn treden en de kinderen van Israël aldus meer tot de waarneming ervan zouden aangevuurd worden, door de aanblik van de aarde. Verder zodanig was het gehalte van rust, dat zij niets mochten zaaien in het heilige jaar en geen druiven mochten persen. Doch indien er iets groeide uit de overgebleven gezaaide granen van het vorige jaar, kwam uit ten voordele van de geringen en de vreemdelingen. Evenwel, aan de armen werd zowel de veldvrucht als de most, wat van zelf als het ware opkwam of groeide, in het bijzonder toegestaan, opdat er enige onbaatzuchtige schenking zou zijn, om hun armoede op te heffen. En deze menslievendheid en goedertierenheid was hulpmiddel tot oefening in de Godsvrucht. Het was nu wel niet het meest en voornamelijk door God verordend om de armen enige troost te verschaffen, maar het was niet ongerijmd, de plicht van liefde te verbinden aan de dienst van God..

Deze wet diende: Om een gedenkteken te zijn van Gods rust op de zevende dag, en om de volken gestadig te herinneren, n van hun voornaamste geloofstukken, nl. dat de enige, enige en almachtige God hemel en aarde in zes dagen geschapen had ten opzichte van welke waarheid, alle andere volken zo geweldig verbijsterd waren. 2e. Doordat zij om het zevende jaar geen voordeel hadden van het land, maar het onbebouwd lieten, en zij dat jaar als een heilig jaar God moesten toewijden. Daarmee wilde de Wetgever hun een openlijke belijdenis afvorderen, dat het land niet hun eigen, maar van God was, en dat zij er slechts vruchtgebruikers van waren, waarom de Israëlieten, door de zevende jaarlijkse rust van het land, het als het ware God weer opdroegen, erkennende zijn Oppereigendom hierover, terwijl zij op zijn bevel moesten nalaten het land te bouwen, en zij het in de volgende jaren weer als opnieuw als een leengoed van God ontvingen..

Het sabbatjaar was tevens profetie, dat de bedeling van de schaduwdienst eenmaal een einde zou nemen, en gevolgd worden door de dagen van het Nieuwe Verbond..

Vers 11

11. Maar in het zevende zult gij het rusten en stil, onbearbeid en laten, 1) dat de armen van uw volk van hetgeen in dat jaar vanzelf groeit mogen eten, en het overige daarvan, hetgeen door de armen niet gebruikt wordt, de beesten van het veld eten mogen; alzo zult gij ook doen met uw wijngaard en met uw olijfbomen; ook deze zult gij in het zevende jaar voor de armen overlaten (zie verder over het sabbatsjaar Leviticus 25:1-Leviticus 25:7).

Door deze wet heeft Hij hun onverzadigbare begeerte besnoeid, want daarom zaaiden zij, opdat zij meer zouden trekken, terwijl ondertussen het land zonder rust zijnde, magerder oogsten voortbracht.

1) Dat nu het land Kanan zes jaar achter elkaar kon bezaaid worden, zonder uitgeput te geraken, was wel een teken van zeldzame en uitstekende vruchtbaarheid. Hierdoor veredelt God het ten gunste van zijn volk. En deze rust nu schrijft Hij niet noodzakelijkerwijs voor, omdat Hij in het zesde jaar de kracht van zijn weldaden heeft verdubbeld, maar opdat aan alle kanten de heerlijkheid van de Sabbat zou tevoorschijn treden en de kinderen van Israël aldus meer tot de waarneming ervan zouden aangevuurd worden, door de aanblik van de aarde. Verder zodanig was het gehalte van rust, dat zij niets mochten zaaien in het heilige jaar en geen druiven mochten persen. Doch indien er iets groeide uit de overgebleven gezaaide granen van het vorige jaar, kwam uit ten voordele van de geringen en de vreemdelingen. Evenwel, aan de armen werd zowel de veldvrucht als de most, wat van zelf als het ware opkwam of groeide, in het bijzonder toegestaan, opdat er enige onbaatzuchtige schenking zou zijn, om hun armoede op te heffen. En deze menslievendheid en goedertierenheid was hulpmiddel tot oefening in de Godsvrucht. Het was nu wel niet het meest en voornamelijk door God verordend om de armen enige troost te verschaffen, maar het was niet ongerijmd, de plicht van liefde te verbinden aan de dienst van God..

Deze wet diende: Om een gedenkteken te zijn van Gods rust op de zevende dag, en om de volken gestadig te herinneren, n van hun voornaamste geloofstukken, nl. dat de enige, enige en almachtige God hemel en aarde in zes dagen geschapen had ten opzichte van welke waarheid, alle andere volken zo geweldig verbijsterd waren. 2e. Doordat zij om het zevende jaar geen voordeel hadden van het land, maar het onbebouwd lieten, en zij dat jaar als een heilig jaar God moesten toewijden. Daarmee wilde de Wetgever hun een openlijke belijdenis afvorderen, dat het land niet hun eigen, maar van God was, en dat zij er slechts vruchtgebruikers van waren, waarom de Israëlieten, door de zevende jaarlijkse rust van het land, het als het ware God weer opdroegen, erkennende zijn Oppereigendom hierover, terwijl zij op zijn bevel moesten nalaten het land te bouwen, en zij het in de volgende jaren weer als opnieuw als een leengoed van God ontvingen..

Het sabbatjaar was tevens profetie, dat de bedeling van de schaduwdienst eenmaal een einde zou nemen, en gevolgd worden door de dagen van het Nieuwe Verbond..

Vers 12

12. Zes dagen zult gij uw werk doen (Exodus 20:9), maar op de zevende dag zult gij met uw hele huis rusten; opdat uw os en uw ezel rust, en dat de zoon van uw dienstmaagd, de knecht die in uw huis geboren is (Genesis 14:14), en evenals deze ook uwgekochte knecht (Exodus 12:44) en de in uw land zich voor korter of langer tijd ophoudende vreemdeling adem schept, en weer tot krachten komt.

Vers 12

12. Zes dagen zult gij uw werk doen (Exodus 20:9), maar op de zevende dag zult gij met uw hele huis rusten; opdat uw os en uw ezel rust, en dat de zoon van uw dienstmaagd, de knecht die in uw huis geboren is (Genesis 14:14), en evenals deze ook uwgekochte knecht (Exodus 12:44) en de in uw land zich voor korter of langer tijd ophoudende vreemdeling adem schept, en weer tot krachten komt.

Vers 13

13. In alles, wat Ik (Exodus 20:22-Exodus 23:13) tot u gezegd heb, zult gij op uw hoede zijn; neemt dat zorgvuldig in acht, want slechts op deze wijze kan Mijn verbond met u bestaan; en, hetgeen het gewichtigste gebod onder alles is, a) de naam van andere goden zult gij niet gedenken, dat gij hun naast Mij godsdienst bewijzen zou (Hosea2:17); uit uw mond zal hij (de naam van die valse goden) zelfs niet gehoord worden! gij zult die naam niet noemen, om daarbij te zweren Joshua 23:7); wanneer gij zweert, zult gij het bij Mijn naam doen. (Deuteronomy 6:13; Deuteronomy 10:20).

a) Numbers 32:38 Psalms 16:4 Zacheria 13:2

Vers 13

13. In alles, wat Ik (Exodus 20:22-Exodus 23:13) tot u gezegd heb, zult gij op uw hoede zijn; neemt dat zorgvuldig in acht, want slechts op deze wijze kan Mijn verbond met u bestaan; en, hetgeen het gewichtigste gebod onder alles is, a) de naam van andere goden zult gij niet gedenken, dat gij hun naast Mij godsdienst bewijzen zou (Hosea2:17); uit uw mond zal hij (de naam van die valse goden) zelfs niet gehoord worden! gij zult die naam niet noemen, om daarbij te zweren Joshua 23:7); wanneer gij zweert, zult gij het bij Mijn naam doen. (Deuteronomy 6:13; Deuteronomy 10:20).

a) Numbers 32:38 Psalms 16:4 Zacheria 13:2

Vers 14

14. Drie reizen in het jaar zult gij Mij feesthouden, en daardoor op plechtige wijze uitspreken, dat gij Mijn volk zijt (Exodus 23:17).

Vers 14

14. Drie reizen in het jaar zult gij Mij feesthouden, en daardoor op plechtige wijze uitspreken, dat gij Mijn volk zijt (Exodus 23:17).

Vers 15

15. Namelijk, allereerst: Het feest van de ongezuurde broden of het Paasfeest zult gij houden. Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb (Exodus 12:15; Exodus 13:6), op de daarvoorbestemde tijd in de maand Abib, van 15-21 van die maand, want in deze tijd zijt gij uit Egypte vertrokken, en die weldaad zult gij nooit vergeten. Doch men zal, wanneer men op dit en de volgende feesten (Exodus 23:16) komt (Exodus 23:17), niet met lege handen 1) voor Mijn aangezicht verschijnen, maar men zal van de ontvangen zegeningen, die offergaven brengen, die Ik u (Numbers 28:1, 29) nog nader aanwijzen zal (Deuteronomy 16:16).

1) Niet met lege handen, maar met offeranden of offergaven, deels om daarmee zijn dankbaarheid jegens de liefde van de Heere te openbaren, deels om daarmee de Priester en de Leviet te onderhouden..

Vers 15

15. Namelijk, allereerst: Het feest van de ongezuurde broden of het Paasfeest zult gij houden. Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb (Exodus 12:15; Exodus 13:6), op de daarvoorbestemde tijd in de maand Abib, van 15-21 van die maand, want in deze tijd zijt gij uit Egypte vertrokken, en die weldaad zult gij nooit vergeten. Doch men zal, wanneer men op dit en de volgende feesten (Exodus 23:16) komt (Exodus 23:17), niet met lege handen 1) voor Mijn aangezicht verschijnen, maar men zal van de ontvangen zegeningen, die offergaven brengen, die Ik u (Numbers 28:1, 29) nog nader aanwijzen zal (Deuteronomy 16:16).

1) Niet met lege handen, maar met offeranden of offergaven, deels om daarmee zijn dankbaarheid jegens de liefde van de Heere te openbaren, deels om daarmee de Priester en de Leviet te onderhouden..

Vers 16

16. En daarna, zeven weken later, zult gij het feest van de oogst houden, het feest van de eerste vruchten van uw arbeid, die gij op het veld gezaaid zult hebben; op datfeest van de eerstelingen van de oogst zult gij de eerste van het nieuwe koren gebakken tarwebroden offeren (Exodus 34:22). En eindelijk zult gij houden het feest van de inzameling, het feest van de geheel volbrachte oogst, op het einde van het jaar (zie "Exodus 12:2), wanneer gij de opbrengst van uw arbeid uit het veld zult ingezameld 1) hebben, als ook die van uw tuinen en olijf- en wijnbergen, dus in de maand Tisri en wel van de 15-21 van die maand.

1) Meer over deze drie hoofdfeesten, zie Leviticus 23:1. Of, bij uw inzamelen. De tijd van het feest werd niet geheel afhankelijk gesteld van het voleindigd zijn van de oogst. Dit feest toch werd gevierd van 15-21 van de maand Tischri..

Vers 16

16. En daarna, zeven weken later, zult gij het feest van de oogst houden, het feest van de eerste vruchten van uw arbeid, die gij op het veld gezaaid zult hebben; op datfeest van de eerstelingen van de oogst zult gij de eerste van het nieuwe koren gebakken tarwebroden offeren (Exodus 34:22). En eindelijk zult gij houden het feest van de inzameling, het feest van de geheel volbrachte oogst, op het einde van het jaar (zie "Exodus 12:2), wanneer gij de opbrengst van uw arbeid uit het veld zult ingezameld 1) hebben, als ook die van uw tuinen en olijf- en wijnbergen, dus in de maand Tisri en wel van de 15-21 van die maand.

1) Meer over deze drie hoofdfeesten, zie Leviticus 23:1. Of, bij uw inzamelen. De tijd van het feest werd niet geheel afhankelijk gesteld van het voleindigd zijn van de oogst. Dit feest toch werd gevierd van 15-21 van de maand Tischri..

Vers 17

17. Drie maal per jaar, wanneer deze hoge feesten zijn, zullen al uw mannen in persoon en met hun offergaven voor het aangezicht van de Heere HEERE verschijnen.1)

1) Hiermee wordt het opgaan van alle mannelijke Israëlieten, die geen wettige redenen van verontschuldiging hadden, verplicht gesteld. Waarschijnlijk was de leeftijd op 20 jaar bepaald, omdat zij dan in de census of tempelschatting werden opgenomen. Vrouwen en kinderen mochten ook mee optrekken..

Vers 17

17. Drie maal per jaar, wanneer deze hoge feesten zijn, zullen al uw mannen in persoon en met hun offergaven voor het aangezicht van de Heere HEERE verschijnen.1)

1) Hiermee wordt het opgaan van alle mannelijke Israëlieten, die geen wettige redenen van verontschuldiging hadden, verplicht gesteld. Waarschijnlijk was de leeftijd op 20 jaar bepaald, omdat zij dan in de census of tempelschatting werden opgenomen. Vrouwen en kinderen mochten ook mee optrekken..

Vers 18

18. Gij zult echter, om de zegen, die Ik u op Mijn feest toegedacht heb, werkelijk deelachtig te worden, het op de juiste wijze vieren, overeenkomstig Mijn geboden, en alzo, wat het Paasfeest betreft, het bloed van Mijn offer 1) met geen gedesemde broden offeren; ook zal het vette van Mijn feest, 2)tot op de morgen niet vernachten, maar nog in diezelfde nacht verteerd en het overige met vuur verbrand worden (Exodus 12:10; Exodus 34:25).

1) Van mijn offer wil zeggen, van het Paasoffer. Het Paasoffer was als het ware bij uitnemendheid het offer van de Heere..

2) "Het vette van mijn feest", betekent het beste van het Paasoffer. Hiermee is bedoeld het vlees van het Paaslam, wat gegeten moest worden en waarvan het overblijvende met vuur moest worden verbrand (Exodus 12:7)

Vers 18

18. Gij zult echter, om de zegen, die Ik u op Mijn feest toegedacht heb, werkelijk deelachtig te worden, het op de juiste wijze vieren, overeenkomstig Mijn geboden, en alzo, wat het Paasfeest betreft, het bloed van Mijn offer 1) met geen gedesemde broden offeren; ook zal het vette van Mijn feest, 2)tot op de morgen niet vernachten, maar nog in diezelfde nacht verteerd en het overige met vuur verbrand worden (Exodus 12:10; Exodus 34:25).

1) Van mijn offer wil zeggen, van het Paasoffer. Het Paasoffer was als het ware bij uitnemendheid het offer van de Heere..

2) "Het vette van mijn feest", betekent het beste van het Paasoffer. Hiermee is bedoeld het vlees van het Paaslam, wat gegeten moest worden en waarvan het overblijvende met vuur moest worden verbrand (Exodus 12:7)

Vers 19

19. Wat verder het feest van de weken of Pinksteren betreft, zo zult gij niet het eerste, wat u voor de hand komt, voor de beweegbroden (Leviticus 23:17) nemen (Genesis 4:3); de eerstelingen, het beste, van de eerste vruchten van uw land zult gij in het huis van de HEERE, uw God, brengen, gij zult het bokje niet koken in de melk van zijn moeder. 1)

1) De laatste woorden van dit vers, die ook in Exodus 34:26 en in Deuteronomy 14:21 ) gevonden worden, hebben de uitleggers veel moeite veroorzaakt, zodat Augustinus (Quaest.in Exodus 34:26) aan de mogelijkheid van een bevredigende verklaring twijfelde. De volgende zijn de drie voornaamste proeven van verklaring: 1. Volgens de Lutherse vertaling zal de betekenis zijn: "Gij zult het bokje niet koken terwijl het aan de melk van zijn moeder is," en zou het alzo verboden zijn een bokje, dat nog geen zeven dagen is, te slachten, om te koken of te braden (Exodus 22:30 Leviticus 22:27 ). Men moet alzo, wanneer men deze vertaling volgt, het verbod tot deze tijd beperken, want melklammeren te offeren en te genieten was geenszins verboden (1 Samuel 7:9); volgens de samenhang heeft dan het verbod niet op het derde, maar op het eerste feest betrekking, zodat voor paaslammeren bokjes van minstens acht dagen moesten genomen worden. 2. Anderen, die onze Statenvertaling overnemen, geloven, dat bij het verbod niet meer van de feestviering gesproken wordt, maar van de toebereiding van de vleesspijzen in het gewone, dagelijkse leven. Geitenbokjes toch waren een bijzonder geliefde spijs (Genesis 27:9,Genesis 27:14 Judges 6:19; Judges 13:15; 1 Samuel 16:20), men zocht deze nog smakelijker te maken door ze te koken in melk, voornamelijk in zure melk. Dit werd nu de Israëliet wel niet verboden, maar wel het koken van een bokje in de melk van zijn moeder, omdat dit een omkering van de goddelijke orde was, ten opzichte van de betrekking tussen ouden en jongen; het verbod zou dan op n lijn staan met voorschriften als Leviticus 22:28 en Deuteronomy 22:6, welke evenzeer verschoning van de natuur van de dierenwereld bedoelen. 3. Een derde mening behoudt de Statenvertaling, en laat het verbod doelen op een bij de heidenen meermalen voorkomend bijgelovig gebruik, om na het einde van de oogst een geitebokje in de melk van zijn moeder te koken, en met deze melk bomen, wijnstokken, velden enz. te besprengen, waaraan men dan een magische (toverachtige) invloed tot groter vruchtbaarheid van de daarmee besprengde bomen enz. toeschreef. Reeds Maimonides, een zeer beroemd Joods theoloog en wetverklaarder (geb. 1139 te Cordova, gest. 1209 te Caïro) en na hem Abarbanel (gest. 1508) hebben op deze uitleg gewezen; dien ten gevolge werd aan Israël verboden, hun feest van de inzameling door heidens bijgeloof te ontwijden en door dergelijke gebruiken te bezoedelen, maar het op de door God bevolen wijze te houden, dan zou de zegen van de Heere niet ontbreken. Met de tweede mening kunnen wij ons het best verenigen..

III. Exodus 23:20-Exodus 23:33. Wat de Heere hierop aan Zijn volk in het met Hem te sluiten verbond aanbiedt (zie Exodus 20:22) is een veilig geleide tot aan de grenzen van het beloofde land door de in de wolk- en vuurkolom voor hen heentrekkende Engel (Exodus 23:20-Exodus 23:22) krachtige bijstand tot uitroeiing van de Kananieten, opdat Israël bezit van zijn land neemt en in het genot van rijke, goddelijke zegen daarin zou kunnen wonen (Exodus 23:23-Exodus 23:28) voortdurende uitbreiding van de grenzen van het land, totdat het de omvang zou verkregen hebben, die reeds aan Abraham beloofd was (Exodus 23:29-Exodus 23:33).

Vers 19

19. Wat verder het feest van de weken of Pinksteren betreft, zo zult gij niet het eerste, wat u voor de hand komt, voor de beweegbroden (Leviticus 23:17) nemen (Genesis 4:3); de eerstelingen, het beste, van de eerste vruchten van uw land zult gij in het huis van de HEERE, uw God, brengen, gij zult het bokje niet koken in de melk van zijn moeder. 1)

1) De laatste woorden van dit vers, die ook in Exodus 34:26 en in Deuteronomy 14:21 ) gevonden worden, hebben de uitleggers veel moeite veroorzaakt, zodat Augustinus (Quaest.in Exodus 34:26) aan de mogelijkheid van een bevredigende verklaring twijfelde. De volgende zijn de drie voornaamste proeven van verklaring: 1. Volgens de Lutherse vertaling zal de betekenis zijn: "Gij zult het bokje niet koken terwijl het aan de melk van zijn moeder is," en zou het alzo verboden zijn een bokje, dat nog geen zeven dagen is, te slachten, om te koken of te braden (Exodus 22:30 Leviticus 22:27 ). Men moet alzo, wanneer men deze vertaling volgt, het verbod tot deze tijd beperken, want melklammeren te offeren en te genieten was geenszins verboden (1 Samuel 7:9); volgens de samenhang heeft dan het verbod niet op het derde, maar op het eerste feest betrekking, zodat voor paaslammeren bokjes van minstens acht dagen moesten genomen worden. 2. Anderen, die onze Statenvertaling overnemen, geloven, dat bij het verbod niet meer van de feestviering gesproken wordt, maar van de toebereiding van de vleesspijzen in het gewone, dagelijkse leven. Geitenbokjes toch waren een bijzonder geliefde spijs (Genesis 27:9,Genesis 27:14 Judges 6:19; Judges 13:15; 1 Samuel 16:20), men zocht deze nog smakelijker te maken door ze te koken in melk, voornamelijk in zure melk. Dit werd nu de Israëliet wel niet verboden, maar wel het koken van een bokje in de melk van zijn moeder, omdat dit een omkering van de goddelijke orde was, ten opzichte van de betrekking tussen ouden en jongen; het verbod zou dan op n lijn staan met voorschriften als Leviticus 22:28 en Deuteronomy 22:6, welke evenzeer verschoning van de natuur van de dierenwereld bedoelen. 3. Een derde mening behoudt de Statenvertaling, en laat het verbod doelen op een bij de heidenen meermalen voorkomend bijgelovig gebruik, om na het einde van de oogst een geitebokje in de melk van zijn moeder te koken, en met deze melk bomen, wijnstokken, velden enz. te besprengen, waaraan men dan een magische (toverachtige) invloed tot groter vruchtbaarheid van de daarmee besprengde bomen enz. toeschreef. Reeds Maimonides, een zeer beroemd Joods theoloog en wetverklaarder (geb. 1139 te Cordova, gest. 1209 te Caïro) en na hem Abarbanel (gest. 1508) hebben op deze uitleg gewezen; dien ten gevolge werd aan Israël verboden, hun feest van de inzameling door heidens bijgeloof te ontwijden en door dergelijke gebruiken te bezoedelen, maar het op de door God bevolen wijze te houden, dan zou de zegen van de Heere niet ontbreken. Met de tweede mening kunnen wij ons het best verenigen..

III. Exodus 23:20-Exodus 23:33. Wat de Heere hierop aan Zijn volk in het met Hem te sluiten verbond aanbiedt (zie Exodus 20:22) is een veilig geleide tot aan de grenzen van het beloofde land door de in de wolk- en vuurkolom voor hen heentrekkende Engel (Exodus 23:20-Exodus 23:22) krachtige bijstand tot uitroeiing van de Kananieten, opdat Israël bezit van zijn land neemt en in het genot van rijke, goddelijke zegen daarin zou kunnen wonen (Exodus 23:23-Exodus 23:28) voortdurende uitbreiding van de grenzen van het land, totdat het de omvang zou verkregen hebben, die reeds aan Abraham beloofd was (Exodus 23:29-Exodus 23:33).

Vers 20

20. a) Ziet Ik zend een Engel 1) voor uw aangezicht, dezelfde, door wie Ik u uit Egypte geleid en tot hiertoe gebracht heb (Exodus 14:19 Numbers 20:16 ), deze zend Ik in de wolk- en vuurkolom, voor u heen, om u te behoeden op deze weg, die gij gaan zult, en om u te brengen tot de plaats, die Ik u tot woning bereid heb, naar het land Kanan.

a) Isaiah 63:9

1)Ongetwijfeld wordt hier beloofd de voortdurende zorg en bewaking van de Engel van het Verbond, de tweede persoon van het Goddelijk wezen..

Vers 20

20. a) Ziet Ik zend een Engel 1) voor uw aangezicht, dezelfde, door wie Ik u uit Egypte geleid en tot hiertoe gebracht heb (Exodus 14:19 Numbers 20:16 ), deze zend Ik in de wolk- en vuurkolom, voor u heen, om u te behoeden op deze weg, die gij gaan zult, en om u te brengen tot de plaats, die Ik u tot woning bereid heb, naar het land Kanan.

a) Isaiah 63:9

1)Ongetwijfeld wordt hier beloofd de voortdurende zorg en bewaking van de Engel van het Verbond, de tweede persoon van het Goddelijk wezen..

Vers 21

21. Hoedt u voor Zijn aangezicht, dat altijd naar u heengekeerd is, zodat Hij al uw werken ziet, en al uw woorden hoort, ook de gedachten van uw hart van verreverstaat, en weest aan Zijn stem gehoorzaam, door gewillig de weg te gaan, die Hij u leidt, en getrouw te doen, wat Hij u beveelt, en verbittert Hem niet door ongeloof en ongehoorzaamheid, gelijk gij tot hiertoe meermalen gedaan hebt (Exodus 14:11; Exodus 15:24; Exodus 16:2; Exodus 17:2); want Hij zal uw overtredingen niet vergeven, 1) wanneer gij volhardt in tegenstreven; maar u aan Zijn toorn en Zijn gericht prijsgeven, en dit is hetzelfde, als waart gij in Mijn gericht, want Mijn naam 2) is in het binnenste van Hem, de gehele volheid van Mijn goddelijk wezen woont in Hem; Hij is n wezen met Mij.

1) Niet vergeven, beduidt hier, zwaar en streng straffen, bezoeking doen over hun zonde en ongerechtigheid..

2) Want Mijn naam is in het binnenste van Hem. Met deze woorden deelt de Heere zelf aan de Engel de Majesteit en Heiligheid van Zijn wezen toe. Naam staat hier toch voor Wezen. De Engel is daarom hetzelfde Wezen deelachtig als de heilige God. Heilig en Rechtvaardig, Barmhartig en Genadig, zal Hij zich openbaren. Daarom, omdat Hij het wezen van Jehova deelachtig is, zal Hij het kwade niet kunnen aanschouwen, noch de ongehoorzaamheid van Israël kunnen dulden. De Heere God wil daarom zijn volk een heilige vrees en eerbied voor de Engel van het Verbond inprenten, opdat Israël Hem gehoorzaam zou zijn. Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eist de Engel evenals Jehova zelf.

21. Hoedt u voor Zijn aangezicht, dat altijd naar u heengekeerd is, zodat Hij al uw werken ziet, en al uw woorden hoort, ook de gedachten van uw hart van verreverstaat, en weest aan Zijn stem gehoorzaam, door gewillig de weg te gaan, die Hij u leidt, en getrouw te doen, wat Hij u beveelt, en verbittert Hem niet door ongeloof en ongehoorzaamheid, gelijk gij tot hiertoe meermalen gedaan hebt (Exodus 14:11; Exodus 15:24; Exodus 16:2; Exodus 17:2); want Hij zal uw overtredingen niet vergeven, 1) wanneer gij volhardt in tegenstreven; maar u aan Zijn toorn en Zijn gericht prijsgeven, en dit is hetzelfde, als waart gij in Mijn gericht, want Mijn naam 2) is in het binnenste van Hem, de gehele volheid van Mijn goddelijk wezen woont in Hem; Hij is n wezen met Mij.

1) Niet vergeven, beduidt hier, zwaar en streng straffen, bezoeking doen over hun zonde en ongerechtigheid..

2) Want Mijn naam is in het binnenste van Hem. Met deze woorden deelt de Heere zelf aan de Engel de Majesteit en Heiligheid van Zijn wezen toe. Naam staat hier toch voor Wezen. De Engel is daarom hetzelfde Wezen deelachtig als de heilige God. Heilig en Rechtvaardig, Barmhartig en Genadig, zal Hij zich openbaren. Daarom, omdat Hij het wezen van Jehova deelachtig is, zal Hij het kwade niet kunnen aanschouwen, noch de ongehoorzaamheid van Israël kunnen dulden. De Heere God wil daarom zijn volk een heilige vrees en eerbied voor de Engel van het Verbond inprenten, opdat Israël Hem gehoorzaam zou zijn. Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eist de Engel evenals Jehova zelf.

Vers 21

21. Hoedt u voor Zijn aangezicht, dat altijd naar u heengekeerd is, zodat Hij al uw werken ziet, en al uw woorden hoort, ook de gedachten van uw hart van verreverstaat, en weest aan Zijn stem gehoorzaam, door gewillig de weg te gaan, die Hij u leidt, en getrouw te doen, wat Hij u beveelt, en verbittert Hem niet door ongeloof en ongehoorzaamheid, gelijk gij tot hiertoe meermalen gedaan hebt (Exodus 14:11; Exodus 15:24; Exodus 16:2; Exodus 17:2); want Hij zal uw overtredingen niet vergeven, 1) wanneer gij volhardt in tegenstreven; maar u aan Zijn toorn en Zijn gericht prijsgeven, en dit is hetzelfde, als waart gij in Mijn gericht, want Mijn naam 2) is in het binnenste van Hem, de gehele volheid van Mijn goddelijk wezen woont in Hem; Hij is n wezen met Mij.

1) Niet vergeven, beduidt hier, zwaar en streng straffen, bezoeking doen over hun zonde en ongerechtigheid..

2) Want Mijn naam is in het binnenste van Hem. Met deze woorden deelt de Heere zelf aan de Engel de Majesteit en Heiligheid van Zijn wezen toe. Naam staat hier toch voor Wezen. De Engel is daarom hetzelfde Wezen deelachtig als de heilige God. Heilig en Rechtvaardig, Barmhartig en Genadig, zal Hij zich openbaren. Daarom, omdat Hij het wezen van Jehova deelachtig is, zal Hij het kwade niet kunnen aanschouwen, noch de ongehoorzaamheid van Israël kunnen dulden. De Heere God wil daarom zijn volk een heilige vrees en eerbied voor de Engel van het Verbond inprenten, opdat Israël Hem gehoorzaam zou zijn. Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eist de Engel evenals Jehova zelf.

21. Hoedt u voor Zijn aangezicht, dat altijd naar u heengekeerd is, zodat Hij al uw werken ziet, en al uw woorden hoort, ook de gedachten van uw hart van verreverstaat, en weest aan Zijn stem gehoorzaam, door gewillig de weg te gaan, die Hij u leidt, en getrouw te doen, wat Hij u beveelt, en verbittert Hem niet door ongeloof en ongehoorzaamheid, gelijk gij tot hiertoe meermalen gedaan hebt (Exodus 14:11; Exodus 15:24; Exodus 16:2; Exodus 17:2); want Hij zal uw overtredingen niet vergeven, 1) wanneer gij volhardt in tegenstreven; maar u aan Zijn toorn en Zijn gericht prijsgeven, en dit is hetzelfde, als waart gij in Mijn gericht, want Mijn naam 2) is in het binnenste van Hem, de gehele volheid van Mijn goddelijk wezen woont in Hem; Hij is n wezen met Mij.

1) Niet vergeven, beduidt hier, zwaar en streng straffen, bezoeking doen over hun zonde en ongerechtigheid..

2) Want Mijn naam is in het binnenste van Hem. Met deze woorden deelt de Heere zelf aan de Engel de Majesteit en Heiligheid van Zijn wezen toe. Naam staat hier toch voor Wezen. De Engel is daarom hetzelfde Wezen deelachtig als de heilige God. Heilig en Rechtvaardig, Barmhartig en Genadig, zal Hij zich openbaren. Daarom, omdat Hij het wezen van Jehova deelachtig is, zal Hij het kwade niet kunnen aanschouwen, noch de ongehoorzaamheid van Israël kunnen dulden. De Heere God wil daarom zijn volk een heilige vrees en eerbied voor de Engel van het Verbond inprenten, opdat Israël Hem gehoorzaam zou zijn. Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eist de Engel evenals Jehova zelf.

Vers 22

22. Maar zo gij Zijn stem naarstig gehoorzaamt, en doet al, wat Ik door Zijn mond spreken zal, zo zal Ik de vijand van uw vijanden, en de tegenstander van uw tegenstanders zijn; Ik zal met hen handelen, alsof zij zich vijandig tegenover Mij zelf gesteld hadden (Genesis 12:3 Isaiah 63:8,Isaiah 63:9 ).

Vers 22

22. Maar zo gij Zijn stem naarstig gehoorzaamt, en doet al, wat Ik door Zijn mond spreken zal, zo zal Ik de vijand van uw vijanden, en de tegenstander van uw tegenstanders zijn; Ik zal met hen handelen, alsof zij zich vijandig tegenover Mij zelf gesteld hadden (Genesis 12:3 Isaiah 63:8,Isaiah 63:9 ).

Vers 23

23. Want Mijn Engel zal, gelijk Ik u zo-even (Exodus 23:20) gezegd heb, voor uw aangezicht gaan, en Hij zal u door Zijn leiding en hulp brengen tot de Amorieten, en Hethieten, en Ferezieten en Kananieten, Hevieten en Jebusieten (Exodus 3:8), en Ik zal hen verdelgen en u in het bezit van hun land stellen.

1) De heerlijkste beloften van genade en trouw, ontvangt Israël. Maar het wordt ook hier aan het volk bekend gemaakt dat, als het veilig door de woestijn komt en straks op eigen grond woont in Kanan, het dit enig en alleen te danken heeft aan zijn God, die Zijn Engel voor hun aangezicht zond. De Hethieten woonden in het zuiden van het land Kanan, bij Hesbon en Ber-sba. De Ferezieten waren hoogstwaarschijnlijk nakomelingen van Ferez, een van de zonen van Cham. Onder Kananieten hebben wij te verstaan, die volksstam, die woonde in het noorden aan de zeekant en bij de Jordaan. De Jebusieten waren gevestigd in en in de omtrek van Jeruzalem. De Hevieten woonden bij het gebergte Libanon totdat men komt te Rameses (Ruth 3:9). Men vereenzelvigt hen wel met de Kadmonieten. Bij deze volken behoren nog de Girgazieten, welke hun verblijf hielden aan de overzijde van de Jordaan..

Vers 23

23. Want Mijn Engel zal, gelijk Ik u zo-even (Exodus 23:20) gezegd heb, voor uw aangezicht gaan, en Hij zal u door Zijn leiding en hulp brengen tot de Amorieten, en Hethieten, en Ferezieten en Kananieten, Hevieten en Jebusieten (Exodus 3:8), en Ik zal hen verdelgen en u in het bezit van hun land stellen.

1) De heerlijkste beloften van genade en trouw, ontvangt Israël. Maar het wordt ook hier aan het volk bekend gemaakt dat, als het veilig door de woestijn komt en straks op eigen grond woont in Kanan, het dit enig en alleen te danken heeft aan zijn God, die Zijn Engel voor hun aangezicht zond. De Hethieten woonden in het zuiden van het land Kanan, bij Hesbon en Ber-sba. De Ferezieten waren hoogstwaarschijnlijk nakomelingen van Ferez, een van de zonen van Cham. Onder Kananieten hebben wij te verstaan, die volksstam, die woonde in het noorden aan de zeekant en bij de Jordaan. De Jebusieten waren gevestigd in en in de omtrek van Jeruzalem. De Hevieten woonden bij het gebergte Libanon totdat men komt te Rameses (Ruth 3:9). Men vereenzelvigt hen wel met de Kadmonieten. Bij deze volken behoren nog de Girgazieten, welke hun verblijf hielden aan de overzijde van de Jordaan..

Vers 24

24. Gij zult u voor hun goden niet buigen, noch hen dienen; want Ik heb u geboden (Exodus 20:3) geen andere goden naast Mij te hebben; ook zult gij naar a) hun werken niet doen; gij zult die boosheden niet bedrijven, die met die afgodendienst in verband staan. Gij zult die goden niet eren; maar gij zult ze geheel afbreken, en hun opgerichte beelden1) met de zuilen, waarop zij staan, geheel vermorzelen.

a) Leviticus 18:3

1) Onder opgerichte beelden moeten verstaan worden de gedenktekenen, welke aan de afgoden gewijd werden..

Vers 24

24. Gij zult u voor hun goden niet buigen, noch hen dienen; want Ik heb u geboden (Exodus 20:3) geen andere goden naast Mij te hebben; ook zult gij naar a) hun werken niet doen; gij zult die boosheden niet bedrijven, die met die afgodendienst in verband staan. Gij zult die goden niet eren; maar gij zult ze geheel afbreken, en hun opgerichte beelden1) met de zuilen, waarop zij staan, geheel vermorzelen.

a) Leviticus 18:3

1) Onder opgerichte beelden moeten verstaan worden de gedenktekenen, welke aan de afgoden gewijd werden..

Vers 25

25. En gij zult de HEERE uw God dienen, zo zal Hij uw brood en uw water 1) zegenen, u overvloedig voedsel geven in het land van uw erfdeel en Ik zal de ziekten, gelijk die, welke andere landen om de afgoderij van de inwoners treffen (Exodus 15:26 Leviticus 26:16,Leviticus 26:25 vv. Deuteronomy 28:20, ) uit hetmidden van u weren.

1) Onder brood en water is te verstaan de noodzakelijke levensbehoeften.. 26. Er zal onder mensen en vee geen misdrachtige noch onvruchtbare in uw land zijn (Deuteronomy 7:13): Ik zal het getal van uw dagen vervullen; 1) Ik zal zorgen, dat gij niet met de goddelozen v r de tijd afgesneden wordt (Job 14:5 Psalms 55:24 ) gij zult geen voortijdige, onnatuurlijke dood sterven.

1) Het getal van uw dagen vervullen, wil zeggen: dat zij oud zouden worden. Wordt van de goddeloze gezegd (Psalms 31:16; Psalms 55:24) dat hij weggeraapt wordt in het midden, of op de helft van zijn jaren, hier wordt de godvrezende een hoge ouderdom beloofd. In dit vers wordt beloofd een goed nakomelingschap en een lang leven, twee van de vurigste wensen van een vroom Israëliet..

Elke ziekte, elk onheil roept ons van Gods weg toe; onderzoekt uw hart en uw wegen. Menige ziekte is het gevolg van onze verkeerdheid, al is er ook geen natuurlijk verband (Exodus 4:24 vv.). Bij belijdenis van de schuld is de troost van de Christus in Hem, die zijn zonden en ook zijn ziekten Isaiah 53:4) gedragen heeft..

Vers 25

25. En gij zult de HEERE uw God dienen, zo zal Hij uw brood en uw water 1) zegenen, u overvloedig voedsel geven in het land van uw erfdeel en Ik zal de ziekten, gelijk die, welke andere landen om de afgoderij van de inwoners treffen (Exodus 15:26 Leviticus 26:16,Leviticus 26:25 vv. Deuteronomy 28:20, ) uit hetmidden van u weren.

1) Onder brood en water is te verstaan de noodzakelijke levensbehoeften.. 26. Er zal onder mensen en vee geen misdrachtige noch onvruchtbare in uw land zijn (Deuteronomy 7:13): Ik zal het getal van uw dagen vervullen; 1) Ik zal zorgen, dat gij niet met de goddelozen v r de tijd afgesneden wordt (Job 14:5 Psalms 55:24 ) gij zult geen voortijdige, onnatuurlijke dood sterven.

1) Het getal van uw dagen vervullen, wil zeggen: dat zij oud zouden worden. Wordt van de goddeloze gezegd (Psalms 31:16; Psalms 55:24) dat hij weggeraapt wordt in het midden, of op de helft van zijn jaren, hier wordt de godvrezende een hoge ouderdom beloofd. In dit vers wordt beloofd een goed nakomelingschap en een lang leven, twee van de vurigste wensen van een vroom Israëliet..

Elke ziekte, elk onheil roept ons van Gods weg toe; onderzoekt uw hart en uw wegen. Menige ziekte is het gevolg van onze verkeerdheid, al is er ook geen natuurlijk verband (Exodus 4:24 vv.). Bij belijdenis van de schuld is de troost van de Christus in Hem, die zijn zonden en ook zijn ziekten Isaiah 53:4) gedragen heeft..

Vers 27

27. Ik zal, onder voorwaarde dat gij de stem van de Engel gehoorzaamt, en om te bewijzen dat Ik de vijand van uw vijanden ben, Mijn schrik, een door Mijn wonderen, die Ik aan u doe, teweeggebrachte schrik voor uw aangezicht zenden, en al het volk, waartoe gij komt Joshua 2:9; Joshua 9:24) versaagd maken; en Ik zal maken, dat al uw vijanden u de nek toekeren, 1)dat degenen, die het wagen zich tegen u te verzetten, op de vlucht moeten gaan. Joshua 8:1,10,11)

1) De nek toekeren, is hier in eigenlijke zin te verstaan, nl. dat zij zouden vluchten voor het aangezicht van de kinderen van Israël..

Vers 27

27. Ik zal, onder voorwaarde dat gij de stem van de Engel gehoorzaamt, en om te bewijzen dat Ik de vijand van uw vijanden ben, Mijn schrik, een door Mijn wonderen, die Ik aan u doe, teweeggebrachte schrik voor uw aangezicht zenden, en al het volk, waartoe gij komt Joshua 2:9; Joshua 9:24) versaagd maken; en Ik zal maken, dat al uw vijanden u de nek toekeren, 1)dat degenen, die het wagen zich tegen u te verzetten, op de vlucht moeten gaan. Joshua 8:1,10,11)

1) De nek toekeren, is hier in eigenlijke zin te verstaan, nl. dat zij zouden vluchten voor het aangezicht van de kinderen van Israël..

Vers 28

28. Ik zal ook horzels 1) voor uw aangezicht zenden, die hun geen rust zullen laten, maar zich in menigten op hen zullen werpen; die zullen van voor uw aangezicht uitstoten de Hevieten, de Kananieten en de Hethieten, totdat niemand van hen meer over is in uw land. (Deuteronomy 7:20 Joshua 24:12 )

1) De meeste uitleggers verstaan, volgens voorbeeld van Augustinus, onder deze horzels, die de kinderen van Israël bij de verdrijving van de Kananieten zouden voorgaan, oneigenlijk de vrees, die hen vervullen en verdrijven zou; zij beroepen zich daarop, dat in het boek van Jozua niet alleen niets van de overweldiging van de Kananieten door deze bericht is, maar ook Exodus 24:12 onze plaats uitdrukkelijk op een geval toegepast wordt, waarbij horzels in de eigenlijke zin, volgens het verhaal in Numbers 21:21, in het geheel niet werkzaam geweest waren. Intussen heeft Bochart in zijn reeds vermeld boek Hierozoïcon daarop opmerkzaam gemaakt, dat niet zelden kikvorsen, slangen, muizen enz. gehele volken verdreven hebben, en uit Aelianus (Var. hist. 11; 28) het bericht aangehaald, dat de Faselieten, waarschijnlijk een Kananitisch volk, werkelijk door wespen uit hun woonplaatsen verdreven zijn. Andere dergelijke voorbeelden kan men vinden bij Herodotus, Diodorus, Siculus, Plinius, Justinus enz. Hier moet dus het woord horzel in de eigenlijke zin worden opgevat. In Joshua 24:12 wordt hier nader over gesproken en in het apocriefe Boek der Wijsheid 12:8 worden de horzels voorlopers van de Heere genoemd.. 29. Ik zal hen, echter in een jaar van uw aangezicht niet allen opeens uitstoten, opdat het land, dat voor u te groot is om het te bezetten en te bebouwen, niet woest wordt, en het wild gedierte boven U niet vermenigvuldigd wordt1) en mens en vee in gevaar brengen (Leviticus 26:22 Ezekiel 14:15 2 Kings 17:25, ).

1) Dit is een van de redenen, waarom God de goddelozen op de wereld laat overblijven; juist wanneer zij allen verdelgd werden, zou het meeste deel van het aardrijk woest worden, en in plaats van mensen, wilde dieren daarop vermenigvuldigen, die de vromen beschadigen zouden. Daarom laat God zo wel kwaden als goeden overblijven en bewijst zijn macht en ere daarin, dat Hij een kleine kudde, zoals de Heere Jezus zijn Kerk noemt, bewaart en beschermt in het midden van een woeste vijandige wereld..

Vers 28

28. Ik zal ook horzels 1) voor uw aangezicht zenden, die hun geen rust zullen laten, maar zich in menigten op hen zullen werpen; die zullen van voor uw aangezicht uitstoten de Hevieten, de Kananieten en de Hethieten, totdat niemand van hen meer over is in uw land. (Deuteronomy 7:20 Joshua 24:12 )

1) De meeste uitleggers verstaan, volgens voorbeeld van Augustinus, onder deze horzels, die de kinderen van Israël bij de verdrijving van de Kananieten zouden voorgaan, oneigenlijk de vrees, die hen vervullen en verdrijven zou; zij beroepen zich daarop, dat in het boek van Jozua niet alleen niets van de overweldiging van de Kananieten door deze bericht is, maar ook Exodus 24:12 onze plaats uitdrukkelijk op een geval toegepast wordt, waarbij horzels in de eigenlijke zin, volgens het verhaal in Numbers 21:21, in het geheel niet werkzaam geweest waren. Intussen heeft Bochart in zijn reeds vermeld boek Hierozoïcon daarop opmerkzaam gemaakt, dat niet zelden kikvorsen, slangen, muizen enz. gehele volken verdreven hebben, en uit Aelianus (Var. hist. 11; 28) het bericht aangehaald, dat de Faselieten, waarschijnlijk een Kananitisch volk, werkelijk door wespen uit hun woonplaatsen verdreven zijn. Andere dergelijke voorbeelden kan men vinden bij Herodotus, Diodorus, Siculus, Plinius, Justinus enz. Hier moet dus het woord horzel in de eigenlijke zin worden opgevat. In Joshua 24:12 wordt hier nader over gesproken en in het apocriefe Boek der Wijsheid 12:8 worden de horzels voorlopers van de Heere genoemd.. 29. Ik zal hen, echter in een jaar van uw aangezicht niet allen opeens uitstoten, opdat het land, dat voor u te groot is om het te bezetten en te bebouwen, niet woest wordt, en het wild gedierte boven U niet vermenigvuldigd wordt1) en mens en vee in gevaar brengen (Leviticus 26:22 Ezekiel 14:15 2 Kings 17:25, ).

1) Dit is een van de redenen, waarom God de goddelozen op de wereld laat overblijven; juist wanneer zij allen verdelgd werden, zou het meeste deel van het aardrijk woest worden, en in plaats van mensen, wilde dieren daarop vermenigvuldigen, die de vromen beschadigen zouden. Daarom laat God zo wel kwaden als goeden overblijven en bewijst zijn macht en ere daarin, dat Hij een kleine kudde, zoals de Heere Jezus zijn Kerk noemt, bewaart en beschermt in het midden van een woeste vijandige wereld..

Vers 30

30. Ik zal hen, die na de inneming van het land nog overblijven, allengs van uw aangezicht uitstoten, 1) totdat gij gegroeid zijt en het land erft, wanneer hetgetal zo groot is geworden, dat gij alleen het land kunt vervullen.

1) Dien ten gevolge handelde Jozua geheel naar de wil en de bepaling van God, toen hij later het land slechts in het groot veroverde, maar nog menige Kananitische stam overliet; deze langzamerhand en al naar gelang er behoefte was te verdrijven, was een werk voor de volgende tijd, maar de kinderen van Israël lieten dit na, en zondigden tegen het uitdrukkelijk gebod (Exodus 23:32); vandaar die gedurig terugkerende nood in de tijd van de richters..

Dit is ook mede een reden, waarom God de goddelozen nog op de aarde duldt; want wanneer Hij hen allen verdelgde, zo zou het grootste deel van de aarde woest worden, en in plaats van mensen zouden daar wilde dieren wonen, die de vromen schade aandeden. Nu echter laat God beiden, goeden en bozen blijven, en Hij bewijst Zijn macht en Zijn eer daarin, dat Hij een handvol godvrezenden onder een wereld van goddelozen behoudt en bewaart.

In Judges 3:1,Judges 3:2,Judges 3:4 wordt nog een andere reden vermeld, maar het behaagde de Heere deze alsnog voor de Israëlieten verborgen te houden. De Heere ging geheel opvoedend met Israël, als zijn kind, te werk..

Vers 30

30. Ik zal hen, die na de inneming van het land nog overblijven, allengs van uw aangezicht uitstoten, 1) totdat gij gegroeid zijt en het land erft, wanneer hetgetal zo groot is geworden, dat gij alleen het land kunt vervullen.

1) Dien ten gevolge handelde Jozua geheel naar de wil en de bepaling van God, toen hij later het land slechts in het groot veroverde, maar nog menige Kananitische stam overliet; deze langzamerhand en al naar gelang er behoefte was te verdrijven, was een werk voor de volgende tijd, maar de kinderen van Israël lieten dit na, en zondigden tegen het uitdrukkelijk gebod (Exodus 23:32); vandaar die gedurig terugkerende nood in de tijd van de richters..

Dit is ook mede een reden, waarom God de goddelozen nog op de aarde duldt; want wanneer Hij hen allen verdelgde, zo zou het grootste deel van de aarde woest worden, en in plaats van mensen zouden daar wilde dieren wonen, die de vromen schade aandeden. Nu echter laat God beiden, goeden en bozen blijven, en Hij bewijst Zijn macht en Zijn eer daarin, dat Hij een handvol godvrezenden onder een wereld van goddelozen behoudt en bewaart.

In Judges 3:1,Judges 3:2,Judges 3:4 wordt nog een andere reden vermeld, maar het behaagde de Heere deze alsnog voor de Israëlieten verborgen te houden. De Heere ging geheel opvoedend met Israël, als zijn kind, te werk..

Vers 31

31. En Ik zal uw grenzen stellen van de zee Suf, de Schelfzee (zie "Exodus 14:21) in het westen, tot aan de zee van de Filistijnen, de Middellandse Zee, waaraan de Filistijnen wonen en in het oosten van de grote Arabische woestijn tot aan de rivier, 1) de Eufraat (Genesis 15:18 Numbers 32:2, ): Want Ik zal de inwoners van dat land, dat tussen deze grenzen is, de 6of 7 Kananitische stammen, in uw hand geven, dat gij hen na elkaar voor uw aangezicht uitstoot, en geen van deze in het land overlaat (Numbers 33:51).

1) De grenzen van het land worden hier zeer ruim genomen. Van de Rode Zee tot de Middellandse Zee, en van de Arabische woestijn tot aan de rivier, de Eupfraat. Deze belofte is in de dagen van Salomo als het ware vervuld. (1 Kings 4:21).

Vers 31

31. En Ik zal uw grenzen stellen van de zee Suf, de Schelfzee (zie "Exodus 14:21) in het westen, tot aan de zee van de Filistijnen, de Middellandse Zee, waaraan de Filistijnen wonen en in het oosten van de grote Arabische woestijn tot aan de rivier, 1) de Eufraat (Genesis 15:18 Numbers 32:2, ): Want Ik zal de inwoners van dat land, dat tussen deze grenzen is, de 6of 7 Kananitische stammen, in uw hand geven, dat gij hen na elkaar voor uw aangezicht uitstoot, en geen van deze in het land overlaat (Numbers 33:51).

1) De grenzen van het land worden hier zeer ruim genomen. Van de Rode Zee tot de Middellandse Zee, en van de Arabische woestijn tot aan de rivier, de Eupfraat. Deze belofte is in de dagen van Salomo als het ware vervuld. (1 Kings 4:21).

Vers 32

32. Gij zult met hen, noch met hun goden, geen verbond maken; 1) gij zult hen niet in uw midden dulden, noch onder u laten wonen (Exodus 34:12, Deuteronomy 7:2,. 1) Een verbond maken met de heidense volken sluit in: een dulden van hen en hun afgoden. Daardoor kon Israël, ja, daardoor moest Israël, uit kracht van de zondige natuur, tot afgodendienst vervallen..

Vers 32

32. Gij zult met hen, noch met hun goden, geen verbond maken; 1) gij zult hen niet in uw midden dulden, noch onder u laten wonen (Exodus 34:12, Deuteronomy 7:2,. 1) Een verbond maken met de heidense volken sluit in: een dulden van hen en hun afgoden. Daardoor kon Israël, ja, daardoor moest Israël, uit kracht van de zondige natuur, tot afgodendienst vervallen..

Vers 33

33. Zij zullen in uw land niet wonen, opdat zij u tegen Mij niet doen zondigen, en door hun afgoderij van Mij aftrekken; indien gij hun goden dient, het zal u voorzeker tot een valstrik 1) zijn, tot een oorzaak van vele ellenden, want Ik ben een grimmig wreker Joshua 23:13 Judges 2:3 ).

1) Tot een valstrik zijn, betekent, oorzaak worden, dat de Heere zijn aangezicht van hun afwendde en hen met zijn straffen bezocht..

Vers 33

33. Zij zullen in uw land niet wonen, opdat zij u tegen Mij niet doen zondigen, en door hun afgoderij van Mij aftrekken; indien gij hun goden dient, het zal u voorzeker tot een valstrik 1) zijn, tot een oorzaak van vele ellenden, want Ik ben een grimmig wreker Joshua 23:13 Judges 2:3 ).

1) Tot een valstrik zijn, betekent, oorzaak worden, dat de Heere zijn aangezicht van hun afwendde en hen met zijn straffen bezocht..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Exodus 23". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/exodus-23.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile