Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Exodus 24

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 24

Exodus 24:1.

MOZES STIJGT, NA BEVESTIGING VAN HET VERBOND, WEER OP DE BERG SINAI.

I. Exodus 24:1-Exodus 24:11. Volgens een nadere aanwijzing, die Mozes voor zichzelf van de Heere ontvangt, stijgt hij weer van de berg, deelt hij aan het volk de eisen en beloften van God mee en schrijft beide, als Israël zich tot aanneming van deze bereid verklaard heeft, in een boek. Op de morgen van de daarop volgende dag slacht hij, als middelaar, het offer van het verbond en de plechtige inwijding heeft plaats; hierop bestijgt hij met Aron en diens beide zonen, alsmede met de 70 oudsten de berg, ziet daar met hen de Heere en houdt met hen het verbondsmaal, tot bewaring van de verkregen gemeenschap.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 24

Exodus 24:1.

MOZES STIJGT, NA BEVESTIGING VAN HET VERBOND, WEER OP DE BERG SINAI.

I. Exodus 24:1-Exodus 24:11. Volgens een nadere aanwijzing, die Mozes voor zichzelf van de Heere ontvangt, stijgt hij weer van de berg, deelt hij aan het volk de eisen en beloften van God mee en schrijft beide, als Israël zich tot aanneming van deze bereid verklaard heeft, in een boek. Op de morgen van de daarop volgende dag slacht hij, als middelaar, het offer van het verbond en de plechtige inwijding heeft plaats; hierop bestijgt hij met Aron en diens beide zonen, alsmede met de 70 oudsten de berg, ziet daar met hen de Heere en houdt met hen het verbondsmaal, tot bewaring van de verkregen gemeenschap.

Vers 1

1. Daarna 1)zei Hij tot Mozes, ten opzichte, van hem zelf: Klim, wanneer gij Mijn last bij het volk volbracht en het antwoord ontvangen hebt, weer op tot de HEERE, op deze berg, namelijk gij en uw broeder Aron (Exodus 19:24), Nadab en Abihu, en, als plaatsbekleders van Mijn volk, zeventig van de oudsten van Israël, 2) de hoofden van de stammen en geslachten (Exodus 3:16 zie "Genesis 46:27); en, wanneer gij op de rug van de berg gekomen zijt, buigt u neer van verre, om Mij te aanbidden!

1) Nadat Mozes zijn last bij Israëls volk had uitgevoerd, moest hij wederom verschijnen voor Gods aangezicht, om verder te vernemen, wat de Heere hem te zeggen heeft. Zo hebben ook de Kanttekenaars het verstaan, als zij zeggen: t.w. nadat gij de boven verhaalde woordenaan het volk hebt bekendgemaakt. Exodus 24:1, Exodus 24:2 behoren eigenlijk nog tot het vorige hoofdstuk. Als Mozes de rechten en instellingen, tevoren vermeld, aan het volk had bekend gemaakt, moet hij Aron en diens beide oudste zonen meenemen..

2) Mozes was de profeet en middelaar van het Oude Verbond. Aron klom op, omdat hij met zijn geslacht straks afgezonderd zou worden tot het Priesterambt en de zeventig oudsten vertegenwoordigden het volk. Zeven x tien. Zeven het getal van het Verbond en tien het getal van de volkomendheid. Daar God de Heere met Israël het Verbond sloot..

Vers 1

1. Daarna 1)zei Hij tot Mozes, ten opzichte, van hem zelf: Klim, wanneer gij Mijn last bij het volk volbracht en het antwoord ontvangen hebt, weer op tot de HEERE, op deze berg, namelijk gij en uw broeder Aron (Exodus 19:24), Nadab en Abihu, en, als plaatsbekleders van Mijn volk, zeventig van de oudsten van Israël, 2) de hoofden van de stammen en geslachten (Exodus 3:16 zie "Genesis 46:27); en, wanneer gij op de rug van de berg gekomen zijt, buigt u neer van verre, om Mij te aanbidden!

1) Nadat Mozes zijn last bij Israëls volk had uitgevoerd, moest hij wederom verschijnen voor Gods aangezicht, om verder te vernemen, wat de Heere hem te zeggen heeft. Zo hebben ook de Kanttekenaars het verstaan, als zij zeggen: t.w. nadat gij de boven verhaalde woordenaan het volk hebt bekendgemaakt. Exodus 24:1, Exodus 24:2 behoren eigenlijk nog tot het vorige hoofdstuk. Als Mozes de rechten en instellingen, tevoren vermeld, aan het volk had bekend gemaakt, moet hij Aron en diens beide oudste zonen meenemen..

2) Mozes was de profeet en middelaar van het Oude Verbond. Aron klom op, omdat hij met zijn geslacht straks afgezonderd zou worden tot het Priesterambt en de zeventig oudsten vertegenwoordigden het volk. Zeven x tien. Zeven het getal van het Verbond en tien het getal van de volkomendheid. Daar God de Heere met Israël het Verbond sloot..

Vers 2

2. En dat na deze aanbidding Mozes alleen zich nadere tot de HEERE, op de top opklimme tot de onmiddellijke nabijheid van de Heere (Exodus 20:21) maar dat zij niet naderen, maar op hun plaats blijven; en het volk klimme ook niet op met hem, 1) maar blijve onderaan de berg, buiten de omheining (Exodus 19:12; Exodus 19:24).

1) Nadat de Heere de ordening van het priesterschap daardoor opgeheven heeft, dat Hij (Exodus 19:24) de priesters met het volk geheel gelijk stelde, en hun eveneens ontzegde de berg te naderen, bereidt Hij nu de nieuwe ordening, die Hij voorheeft, namelijk het Aronitische priesterschap voor, daar Mozes, Aron en zijn beide zonen met zich meenemen moet. In Exodus 28:1, volgt dan de wettige instelling en in Numbers 17:1 de plechtige bevestiging van dit priesterschap..

Deze toenadering van de oudsten, en wel op zo'n wijze, als nu gezegd is, diende niet alleen, om hen ontzag in te boezemen jegens God, hun koning, voor wiens aangezicht zij stonden te verschijnen, maar ook, om zich als onderdanen aan hem op te dragen, hem in de naam van het hele volk hulde te doen en de eed van trouw aan hem af te leggen, nadat zij het verbond met hun koning door plechtige offeranden zouden gestaafd hebben; want dat zoiets vooraf moest gaan eer zij opklommen, blijkt uit het volgende. Daarbij werden deze oudsten, en dus zoveel als het gehele volk, door deze toenadering in staat gesteld, om getuigenis te kunnen geven van de onmiddellijke openbaring, waarmee Mozes van God vereerd werd en overtuigd van de goddelijkheid van de bevelen, die hij hen overleverde, hoewel de krachtige bewijzen daarvan reeds zo overvloedig waren..

Vers 2

2. En dat na deze aanbidding Mozes alleen zich nadere tot de HEERE, op de top opklimme tot de onmiddellijke nabijheid van de Heere (Exodus 20:21) maar dat zij niet naderen, maar op hun plaats blijven; en het volk klimme ook niet op met hem, 1) maar blijve onderaan de berg, buiten de omheining (Exodus 19:12; Exodus 19:24).

1) Nadat de Heere de ordening van het priesterschap daardoor opgeheven heeft, dat Hij (Exodus 19:24) de priesters met het volk geheel gelijk stelde, en hun eveneens ontzegde de berg te naderen, bereidt Hij nu de nieuwe ordening, die Hij voorheeft, namelijk het Aronitische priesterschap voor, daar Mozes, Aron en zijn beide zonen met zich meenemen moet. In Exodus 28:1, volgt dan de wettige instelling en in Numbers 17:1 de plechtige bevestiging van dit priesterschap..

Deze toenadering van de oudsten, en wel op zo'n wijze, als nu gezegd is, diende niet alleen, om hen ontzag in te boezemen jegens God, hun koning, voor wiens aangezicht zij stonden te verschijnen, maar ook, om zich als onderdanen aan hem op te dragen, hem in de naam van het hele volk hulde te doen en de eed van trouw aan hem af te leggen, nadat zij het verbond met hun koning door plechtige offeranden zouden gestaafd hebben; want dat zoiets vooraf moest gaan eer zij opklommen, blijkt uit het volgende. Daarbij werden deze oudsten, en dus zoveel als het gehele volk, door deze toenadering in staat gesteld, om getuigenis te kunnen geven van de onmiddellijke openbaring, waarmee Mozes van God vereerd werd en overtuigd van de goddelijkheid van de bevelen, die hij hen overleverde, hoewel de krachtige bewijzen daarvan reeds zo overvloedig waren..

Vers 3

3. Als Mozes door de Heere gezonden (Exodus 20:21) van de berg neergedaald was, kwam hij en verhaalde hij aan het volk al de woorden van de HEERE, alles wat God volgens het te sluiten verbond aanbood (Exodus 23:20-Exodus 23:33), en al de rechten, alles, wat Hij van hen eiste en hen oplegde (Exodus 20:22-Exodus 23:19), toen antwoordde al het volk met n 1) stem, en zij zeiden: Al deze woorden, 2) die de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen; Zijn beloften nemen wij gelovig aan en Zijn instellingen willen wij gehoorzaam volbrengen. 3)

1) Met n stem, betekent ook hier weer, als uit n mond, gezamenlijk..

2) De wetten, die door de koningen aan hun volken worden gegeven, moeten gehoorzaamd worden, en daarmee is de zaak uit; maar God wil in een veel nauwere betrekking tot Zijn volk treden, in een betrekking van liefde. Hij wil Zijn wet niet van kracht gehouden hebben, alvorens het volk zelf zegt: "De wet is goed, wij zullen haar doen"! En wanneer nu de kinderen van Israël betuigen: "Al wat de Heere gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen, zo is dit niet anders dan de getuigenis van het geweten, dat Gods wet goed is en niets onbillijks van de mens eist, ja dat God niet anders eisen kan dan Hij doet, zodat Zijn wet volkomen Godswaardig is. Doch de gezondste spijzen zijn de zieke niet gezond. En hierin ligt de eenvoudige oplossing van de voor velen zo moeilijk te begrijpen zaak: dat Gods wet goed is, en de mens zelf haar goedkeurt en toch niet doet. Vanwaar dit? Van de zonde, die in ons is, en die zich stelt tussen ons geweten en de wet..

3) Al deze woorden zien niet in de eerste plaats op de Wet van de Tien geboden. Deze had de Heere zelf afgekondigd, maar op de rechten en instellingen in het algemeen, welke het volk uit de mond van Mozes had vernomen. Deze handeling gaat aan de verbondssluiting vooraf, dient tot voorbereiding ervan..

Het is goed de Heere een gelofte te doen, maar met de bedeom Zijn kracht; maar laat het dan ook onophoudelijk zijn: "Ik zal de Heere mijn gelofte betalen" (Psalms 116:14).

Vers 3

3. Als Mozes door de Heere gezonden (Exodus 20:21) van de berg neergedaald was, kwam hij en verhaalde hij aan het volk al de woorden van de HEERE, alles wat God volgens het te sluiten verbond aanbood (Exodus 23:20-Exodus 23:33), en al de rechten, alles, wat Hij van hen eiste en hen oplegde (Exodus 20:22-Exodus 23:19), toen antwoordde al het volk met n 1) stem, en zij zeiden: Al deze woorden, 2) die de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen; Zijn beloften nemen wij gelovig aan en Zijn instellingen willen wij gehoorzaam volbrengen. 3)

1) Met n stem, betekent ook hier weer, als uit n mond, gezamenlijk..

2) De wetten, die door de koningen aan hun volken worden gegeven, moeten gehoorzaamd worden, en daarmee is de zaak uit; maar God wil in een veel nauwere betrekking tot Zijn volk treden, in een betrekking van liefde. Hij wil Zijn wet niet van kracht gehouden hebben, alvorens het volk zelf zegt: "De wet is goed, wij zullen haar doen"! En wanneer nu de kinderen van Israël betuigen: "Al wat de Heere gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen, zo is dit niet anders dan de getuigenis van het geweten, dat Gods wet goed is en niets onbillijks van de mens eist, ja dat God niet anders eisen kan dan Hij doet, zodat Zijn wet volkomen Godswaardig is. Doch de gezondste spijzen zijn de zieke niet gezond. En hierin ligt de eenvoudige oplossing van de voor velen zo moeilijk te begrijpen zaak: dat Gods wet goed is, en de mens zelf haar goedkeurt en toch niet doet. Vanwaar dit? Van de zonde, die in ons is, en die zich stelt tussen ons geweten en de wet..

3) Al deze woorden zien niet in de eerste plaats op de Wet van de Tien geboden. Deze had de Heere zelf afgekondigd, maar op de rechten en instellingen in het algemeen, welke het volk uit de mond van Mozes had vernomen. Deze handeling gaat aan de verbondssluiting vooraf, dient tot voorbereiding ervan..

Het is goed de Heere een gelofte te doen, maar met de bedeom Zijn kracht; maar laat het dan ook onophoudelijk zijn: "Ik zal de Heere mijn gelofte betalen" (Psalms 116:14).

Vers 4

4. Mozes nu beschreef al de woorden van de HEERE; behalve de woorden (Exodus 20:22-Exodus 23:33), schreef hij ook zeker de tien geboden (Exodus 20:2-Exodus 20:17) nog in de loop van de dag in het boek, dat de oorkonde van het verbond vormen zou, en hij maaktezich de volgende dag `s morgens vroeg op, uit zijn tent, waar hij alles opgetekend had, en hij bouwde een altaar van aarde en ongehouwen stenen (Exodus 20:24) onderaan de berg, als de plaats van de tegenwoordigheid van Jehova onder Zijn volk; en hij plaatste rondom het altaar twaalf kolommen, naar de twaalf stammen van Israël, 1)als gedenktekenen van het verbond, dat heden zou bevestigd worden, om de Heere heen verzameld.

1) Het altaar vertegenwoordigde God en de twaalf kolommen vertegenwoordigden Israël, het gehele volk. De mening, dat die 12 kolommen tot gedenkzuilen werden opgericht, is onjuist. God en het volk sluiten het verbond. Daarom moest niet alleen de Heere door het altaar vertegenwoordigd zijn, maar ook Israël door de twaalf kolommen..

Vers 4

4. Mozes nu beschreef al de woorden van de HEERE; behalve de woorden (Exodus 20:22-Exodus 23:33), schreef hij ook zeker de tien geboden (Exodus 20:2-Exodus 20:17) nog in de loop van de dag in het boek, dat de oorkonde van het verbond vormen zou, en hij maaktezich de volgende dag `s morgens vroeg op, uit zijn tent, waar hij alles opgetekend had, en hij bouwde een altaar van aarde en ongehouwen stenen (Exodus 20:24) onderaan de berg, als de plaats van de tegenwoordigheid van Jehova onder Zijn volk; en hij plaatste rondom het altaar twaalf kolommen, naar de twaalf stammen van Israël, 1)als gedenktekenen van het verbond, dat heden zou bevestigd worden, om de Heere heen verzameld.

1) Het altaar vertegenwoordigde God en de twaalf kolommen vertegenwoordigden Israël, het gehele volk. De mening, dat die 12 kolommen tot gedenkzuilen werden opgericht, is onjuist. God en het volk sluiten het verbond. Daarom moest niet alleen de Heere door het altaar vertegenwoordigd zijn, maar ook Israël door de twaalf kolommen..

Vers 5

5. En hij zond, nadat hij het volk opnieuw uit het leger God tegemoet geleid had, (Exodus 19:17) de jongemannen 1) van de kinderen van Israël heen, om de voor dit offer nodige offerdieren te halen, die brandoffers offerden, en de HEERE dankoffers offerden, van jonge ossenof varren.

1) Deze jongemannen zijn dienaars en helpers geweest van Mozes, die, als middelaar van het verbond zelf het offer zal gebracht hebben; hij heeft daartoe krachtige lieden genomen, zoveel als hij nodig had voor de gehele menigte dieren, die aangebracht en geslacht moesten worden. Brandoffers en dankoffers waren tot hiertoe de enige gewone soorten van offeranden; in het bijzonder zijn de zoenoffers eerst later (Leviticus 1:1) als een nieuwe soort door de Heere toegevoegd. Zou Israël in een verbond met de Heere komen, zo moest tevoren zijn zonde uitgedelgd worden, en dit geschiedt, doordat in plaats van het schuldige leven van het schuldige volk het onschuldige leven van de offerdieren in de dood gegeven wordt. Later gaan echter beide soorten in hun betekenis uit elkaar: in de brandoffers, waarvan het vlees geheel op het altaar in het vuur opging, wijdde zich het volk met alle zijn leden en krachten tot een geheel en onverdeeld eigendom van de Heere: in de dankoffers daarentegen, van welke slechts de stukken vet op het altaar kwamen, en het vlees tot de offermaaltijd (Exodus 24:11) gebruikt werd, moest het door de oudsten vertegenwoordigde Israël zijn gemeenschap met de Heere door uitwendige tekenen zich bewust worden, en zich hierover in het binnenste van het hart verheugen..

In het brandoffer lag, v r de volledige instelling van de offerdienst, v r de verdeling van de offeranden in brand-, dank- en zoenoffers, het idee van verzoening opgesloten. Niet zozeer in het dankoffer..

Vers 5

5. En hij zond, nadat hij het volk opnieuw uit het leger God tegemoet geleid had, (Exodus 19:17) de jongemannen 1) van de kinderen van Israël heen, om de voor dit offer nodige offerdieren te halen, die brandoffers offerden, en de HEERE dankoffers offerden, van jonge ossenof varren.

1) Deze jongemannen zijn dienaars en helpers geweest van Mozes, die, als middelaar van het verbond zelf het offer zal gebracht hebben; hij heeft daartoe krachtige lieden genomen, zoveel als hij nodig had voor de gehele menigte dieren, die aangebracht en geslacht moesten worden. Brandoffers en dankoffers waren tot hiertoe de enige gewone soorten van offeranden; in het bijzonder zijn de zoenoffers eerst later (Leviticus 1:1) als een nieuwe soort door de Heere toegevoegd. Zou Israël in een verbond met de Heere komen, zo moest tevoren zijn zonde uitgedelgd worden, en dit geschiedt, doordat in plaats van het schuldige leven van het schuldige volk het onschuldige leven van de offerdieren in de dood gegeven wordt. Later gaan echter beide soorten in hun betekenis uit elkaar: in de brandoffers, waarvan het vlees geheel op het altaar in het vuur opging, wijdde zich het volk met alle zijn leden en krachten tot een geheel en onverdeeld eigendom van de Heere: in de dankoffers daarentegen, van welke slechts de stukken vet op het altaar kwamen, en het vlees tot de offermaaltijd (Exodus 24:11) gebruikt werd, moest het door de oudsten vertegenwoordigde Israël zijn gemeenschap met de Heere door uitwendige tekenen zich bewust worden, en zich hierover in het binnenste van het hart verheugen..

In het brandoffer lag, v r de volledige instelling van de offerdienst, v r de verdeling van de offeranden in brand-, dank- en zoenoffers, het idee van verzoening opgesloten. Niet zozeer in het dankoffer..

Vers 6

6. En Mozes nam de helft 1) van het door hem, als waarnemend priester, in vaten opgevangen bloed van de door de jongemannen geslachte varren, en zette het (de ene helft van het bloed) in enige bekkens; en de andere helft van het bloed sprenkelde hij op het altaar, 2) om alzo het, totverzoening van de zonden van het volk bestemde, bloed aan de Heere te geven, opdat Hij de verzoening zou aannemen, de zonden naar zijn genade bedekken, en nu met het ontzondigde volk in de verbondsgemeenschap zou treden.

1) Mozes deelt het bloed in tweeën, enkel om deze reden, dat hij en het altaar en het volk moest besprenkelen. De Apostel meldt niet van de besprenkeling van het altaar, maar van de besprenkeling van het boek, waaruit men schijnt te mogen besluiten, dat het boek op het altaar heeft gelegen en dat alzo het altaar met het boek God gerepresenteerd heeft als de Verbondsmaker van Israël, die door zijn knecht Mozes de belofte van zijn erfgoed en de voorwaarden van zijn verbond in dat boek had laten beschrijven..

Het sprenkelen van het bloed op het altaar beduidde, dat het volk als door de zonde ter dood gedoemd, alle aanspraak op het leven had verbeurd. Hiermee gaf het volk als het ware zijn leven, waarop het omwille van de zonde geen recht had, aan God terug..

Vers 6

6. En Mozes nam de helft 1) van het door hem, als waarnemend priester, in vaten opgevangen bloed van de door de jongemannen geslachte varren, en zette het (de ene helft van het bloed) in enige bekkens; en de andere helft van het bloed sprenkelde hij op het altaar, 2) om alzo het, totverzoening van de zonden van het volk bestemde, bloed aan de Heere te geven, opdat Hij de verzoening zou aannemen, de zonden naar zijn genade bedekken, en nu met het ontzondigde volk in de verbondsgemeenschap zou treden.

1) Mozes deelt het bloed in tweeën, enkel om deze reden, dat hij en het altaar en het volk moest besprenkelen. De Apostel meldt niet van de besprenkeling van het altaar, maar van de besprenkeling van het boek, waaruit men schijnt te mogen besluiten, dat het boek op het altaar heeft gelegen en dat alzo het altaar met het boek God gerepresenteerd heeft als de Verbondsmaker van Israël, die door zijn knecht Mozes de belofte van zijn erfgoed en de voorwaarden van zijn verbond in dat boek had laten beschrijven..

Het sprenkelen van het bloed op het altaar beduidde, dat het volk als door de zonde ter dood gedoemd, alle aanspraak op het leven had verbeurd. Hiermee gaf het volk als het ware zijn leven, waarop het omwille van de zonde geen recht had, aan God terug..

Vers 7

7. En hij nam het boek van het verbond 1) (Exodus 24:4), en hij las het voor de oren van het volk; en zij zeiden weer, zoals zij reeds de vorige dag (Exodus 24:3) gedaan hadden op al hetgeen hun hier bevolen was en aangeboden werd: Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen. 2)

1) Hetgeen hier "boek" wordt genoemd, is wellicht een rol geweest van perkament, waarop de wetten en instellingen van God waren beschreven..

2) De toestemmende onderwerping heeft de mens op de voorstelling van het verbond niet kunnen weigeren. 1e. Uit kracht van de wet, die hem geheel verbindt, om alles met nederigheid te omhelzen, hetgeen door God voorgesteld wordt. God nu alleszins onderworpen te zijn, is het zedelijk schepsel zo eigen, dat het tot zijn wezen behoort. 2e. Om de allerhoogste uitnemendheid van God, aan wie de oppermacht toekomt om van zijn goederen te schikken naar zijn welgevallen, onder zodanig een voorwaarde als het hem belieft; en met een de mens te bevelen, dat hij onder de voorgeschreven voorwaarden streeft naar de aangeboden goederen. Waarom dat verbond, omdat het plaats heeft tussen hen, die elkaar zeer ongelijk zijn, de natuur van die verbonden aantrekt, welke de Grieken geboden of verboden of bevelen noemen. Hier komt het vandaan, dat Paulus het zeggen van Mozes, "ziet het bloed van het verbond, dat de Heere met u gemaakt heeft," vertaalt met: "dit is het bloed van het Verbond, dat de Heere U geboden heeft (Hebrews 9:20). Het staat aan de mens niet Gods verbond f te omhelzen f te verwerpen naar zijn welgevallen.

Vers 7

7. En hij nam het boek van het verbond 1) (Exodus 24:4), en hij las het voor de oren van het volk; en zij zeiden weer, zoals zij reeds de vorige dag (Exodus 24:3) gedaan hadden op al hetgeen hun hier bevolen was en aangeboden werd: Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen. 2)

1) Hetgeen hier "boek" wordt genoemd, is wellicht een rol geweest van perkament, waarop de wetten en instellingen van God waren beschreven..

2) De toestemmende onderwerping heeft de mens op de voorstelling van het verbond niet kunnen weigeren. 1e. Uit kracht van de wet, die hem geheel verbindt, om alles met nederigheid te omhelzen, hetgeen door God voorgesteld wordt. God nu alleszins onderworpen te zijn, is het zedelijk schepsel zo eigen, dat het tot zijn wezen behoort. 2e. Om de allerhoogste uitnemendheid van God, aan wie de oppermacht toekomt om van zijn goederen te schikken naar zijn welgevallen, onder zodanig een voorwaarde als het hem belieft; en met een de mens te bevelen, dat hij onder de voorgeschreven voorwaarden streeft naar de aangeboden goederen. Waarom dat verbond, omdat het plaats heeft tussen hen, die elkaar zeer ongelijk zijn, de natuur van die verbonden aantrekt, welke de Grieken geboden of verboden of bevelen noemen. Hier komt het vandaan, dat Paulus het zeggen van Mozes, "ziet het bloed van het verbond, dat de Heere met u gemaakt heeft," vertaalt met: "dit is het bloed van het Verbond, dat de Heere U geboden heeft (Hebrews 9:20). Het staat aan de mens niet Gods verbond f te omhelzen f te verwerpen naar zijn welgevallen.

Vers 8

8. Toen nam Mozes dat bloed, dat hij in de bekkens bewaard had (Exodus 24:6) en sprenkelde het op het volk, 1) door het midden heengaande, om het op deze wijze te wijden en in de verbondsgemeenschap met God op te nemen; en hij zei: a) Ziet, dit is het bloed van het verbond, 2) dat de HEERE met u gemaakt heeft over al die woorden, overeenkomstig die woorden, die ik u straks uit het boek van het verbond voorgelezen heb, en aan welke gij uzelf hebt gegeven (Exodus 24:8).

a) 1 Peter 1:2 Hebrews 9:20

1) In de verdeling van het gezamenlijk offerbloed in twee helften (Exodus 24:16) ligt uitgedrukt, dat twee partijen zich tot een gemeenschap verenigen; evenwel zijn bij de dubbele zich daaraan aansluitende handeling beide helften als n bloed te beschouwen, dat bij elkaar behoort. Zowel bij de besprenkeling van het altaar, als bij de besprenkeling van het volk is het eigenlijk het gehele bloed, dat beide malen gesprengd wordt: hetzelfde bloed, dat op het altaar de zonden van het volk verzoend heeft, zal met de Godskracht, die het daar verkrijgt, nu ook het volk tot verbondsgemeenschap met God wijden en verenigen. "Zou de gehele gedachte, die hier uitgedrukt wordt, ten volle kunnen afgebeeld worden, zo zou eerst al het bloed op de altaar en dan, aangedaan met de helende kracht, door de genadige tegenwoordigheid van God daaraan verleend, weer weggenomen en op het volk gesprenkeld zijn.".

De gedachte, die hier uitgedrukt wordt, is deze: "In het op het altaar gesprengde bloed wordt het natuurlijke leven van het volk als door de dood doorgegaan, aan God overgegeven, en van Zijn genade doortrokken; en door het sprenkelen van het bloed op het volk, wordt dat leven als een door de goddelijke genade vernieuwd leven, aan het volk teruggegeven. Op deze wijze wordt het bloed niet slechts tot een verbindingsmiddel tussen Jehova en Zijn volk, maar als verbondsbloed ook tot een goddelijke levenskracht, die Israël met zijn God verenigt; en de besprenkeling van het volk met dit bloed wordt tot een daad van levensvernieuwing, tot een overplaatsing van Israël in het rijk van God, waarin het met krachten van de goddelijke Geest van genade vervuld en tot een koninkrijk van priesters, tot een heilig volk van Jehova (Exodus 19:6) geheiligd wordt..

Wanneer de voorstelling van onze geschiedenis in Hebrews 9:19-Hebrews 9:21 op enige punten van het hier voor ons liggende afwijkt, zo komt dit daardoor, dat de Apostel bij de verbondsinwijding van het volk op deze plaats ook nog de priester- en Levietenwijding (Leviticus 8:1; Numbers 9:1) neemt; in alle drie die wijdingsplechtigheden is toch aangewezen, dat ook het oude verbond niet zonder bloed gesloten kon worden en dat is het, wat de Apostel wil aanwijzen..

2) Nadat het volk, als uit n mond wederom door zijn oudsten verklaard heeft, dat het de woorden van de Heere zal gehoorzamen, sprenkelt Mozes het andere gedeelte van het bloed op het volk uit, als teken, dat het leven, door de zonde verbeurd, is teruggegeven en dat Israël voortaan in een tot God geheiligde betrekking komt te staan, uit kracht van het verbond, dat gesloten is, dat de Heere met Israël heeft opgericht..

Nauwelijks hoort Mozes de belofte van het volk (Exodus 24:7), of hij doet verzoening over het volk, van het bloed sprengende op het volk, zeggende: "Dit is het bloed van het Verbond." Hij weet, dat zonder deze verzoening Israël verloren is, alleen onder de besprenging van het bloed van het Verbond is het veilig.".

Vers 8

8. Toen nam Mozes dat bloed, dat hij in de bekkens bewaard had (Exodus 24:6) en sprenkelde het op het volk, 1) door het midden heengaande, om het op deze wijze te wijden en in de verbondsgemeenschap met God op te nemen; en hij zei: a) Ziet, dit is het bloed van het verbond, 2) dat de HEERE met u gemaakt heeft over al die woorden, overeenkomstig die woorden, die ik u straks uit het boek van het verbond voorgelezen heb, en aan welke gij uzelf hebt gegeven (Exodus 24:8).

a) 1 Peter 1:2 Hebrews 9:20

1) In de verdeling van het gezamenlijk offerbloed in twee helften (Exodus 24:16) ligt uitgedrukt, dat twee partijen zich tot een gemeenschap verenigen; evenwel zijn bij de dubbele zich daaraan aansluitende handeling beide helften als n bloed te beschouwen, dat bij elkaar behoort. Zowel bij de besprenkeling van het altaar, als bij de besprenkeling van het volk is het eigenlijk het gehele bloed, dat beide malen gesprengd wordt: hetzelfde bloed, dat op het altaar de zonden van het volk verzoend heeft, zal met de Godskracht, die het daar verkrijgt, nu ook het volk tot verbondsgemeenschap met God wijden en verenigen. "Zou de gehele gedachte, die hier uitgedrukt wordt, ten volle kunnen afgebeeld worden, zo zou eerst al het bloed op de altaar en dan, aangedaan met de helende kracht, door de genadige tegenwoordigheid van God daaraan verleend, weer weggenomen en op het volk gesprenkeld zijn.".

De gedachte, die hier uitgedrukt wordt, is deze: "In het op het altaar gesprengde bloed wordt het natuurlijke leven van het volk als door de dood doorgegaan, aan God overgegeven, en van Zijn genade doortrokken; en door het sprenkelen van het bloed op het volk, wordt dat leven als een door de goddelijke genade vernieuwd leven, aan het volk teruggegeven. Op deze wijze wordt het bloed niet slechts tot een verbindingsmiddel tussen Jehova en Zijn volk, maar als verbondsbloed ook tot een goddelijke levenskracht, die Israël met zijn God verenigt; en de besprenkeling van het volk met dit bloed wordt tot een daad van levensvernieuwing, tot een overplaatsing van Israël in het rijk van God, waarin het met krachten van de goddelijke Geest van genade vervuld en tot een koninkrijk van priesters, tot een heilig volk van Jehova (Exodus 19:6) geheiligd wordt..

Wanneer de voorstelling van onze geschiedenis in Hebrews 9:19-Hebrews 9:21 op enige punten van het hier voor ons liggende afwijkt, zo komt dit daardoor, dat de Apostel bij de verbondsinwijding van het volk op deze plaats ook nog de priester- en Levietenwijding (Leviticus 8:1; Numbers 9:1) neemt; in alle drie die wijdingsplechtigheden is toch aangewezen, dat ook het oude verbond niet zonder bloed gesloten kon worden en dat is het, wat de Apostel wil aanwijzen..

2) Nadat het volk, als uit n mond wederom door zijn oudsten verklaard heeft, dat het de woorden van de Heere zal gehoorzamen, sprenkelt Mozes het andere gedeelte van het bloed op het volk uit, als teken, dat het leven, door de zonde verbeurd, is teruggegeven en dat Israël voortaan in een tot God geheiligde betrekking komt te staan, uit kracht van het verbond, dat gesloten is, dat de Heere met Israël heeft opgericht..

Nauwelijks hoort Mozes de belofte van het volk (Exodus 24:7), of hij doet verzoening over het volk, van het bloed sprengende op het volk, zeggende: "Dit is het bloed van het Verbond." Hij weet, dat zonder deze verzoening Israël verloren is, alleen onder de besprenging van het bloed van het Verbond is het veilig.".

Vers 9

9. Mozes en Aron klommen opwaarts, nadat deze inwijding van het verbond had plaatsgehad, ook Nadab en Abihu, en zeventig van de oudsten van Israël, overeenkomstig het bevel van God. Zij beklommen de rug van de berg, om als de bloem van het volk en in diens naam de werkelijke door het verbond herstelde gemeenschap met de Heere te genieten.

Vers 9

9. Mozes en Aron klommen opwaarts, nadat deze inwijding van het verbond had plaatsgehad, ook Nadab en Abihu, en zeventig van de oudsten van Israël, overeenkomstig het bevel van God. Zij beklommen de rug van de berg, om als de bloem van het volk en in diens naam de werkelijke door het verbond herstelde gemeenschap met de Heere te genieten.

Vers 10

10. En zij zagen, van hun standplaats af in de wolk, die de top van de berg omgaf, de God van Israël, 1) de God, die door het gesloten verbond Israëls God geworden was, in een van licht en heerlijkheid omgeven gedaante, die zich met menselijke woorden niet beschrijven laat (Numbers 12:8 Isaiah 6:1 Ezekiel 1:26 ), en onder Zijn voeten als een werk van saffierstenen, 2) daar was iets, als een voetbank, gemaakt uit enkel doorschijnende edelgesteenten, en als de gestaltenis van de hemel in zijn helderheid. 1) Wij verstaan dit zien van een lichamelijke en stoffelijke vertoning. Niet alsof hetgeen zich aan hun ogen voordeed, God zelf was, maar hetgeen zij zagen was een zichtbaar blijk en een uitwendig teken van Gods heerlijke tegenwoordigheid, die zich daar op een bijzondere wijze in zijn gunst voor de ogen van het volk, of liever voor diens oudsten, wilde openbaren; in welke zin gezegd wordt, dat JEHOVA oog aan oog onder de Israëlieten gezien werd, hetgeen nochthans te verstaan is, van de wolk- en vuurkolom (Numbers 14:14), die niet God zelf, maar een zinnebeeldig en zichtbaar teken was van Gods Majesteit, die zich daarin aan Israël openbaarde..

Op de vraag, in welke gedaante zij de God van Israël zagen, luiden de antwoorden verschillend. Er zijn er, die menen, dat het ook in de gedaante van een wolk is geweest, maar zoals door anderen terecht is aangemerkt, strijdt het tekstverband daartegen. Velen zijn van mening, dat de Heere zich vertoond heeft in een menselijke gedaante, omdat er zo aanstonds van voeten sprake is. Ook Jesaja (6:1), Micha (1 Kings 22:19), Ezechiël (1:26) en Daniël (7:9,13) hebben Hem gezien. Ezechiël ook in een menselijke gedaante. In verband met wat onmiddellijk volgt, ten opzichte van hetgeen onder zijn voeten was, hebben we het ervoor te houden, dat zij de Heere, de God van Israël, die nu door het verbond werkelijk de God van Israël is geworden, hebben gezien in zijn koninklijke Majesteit, voor zover dit door mensenogen aanschouwd kon worden. De God van Israël zagen zij als de Koning van Israël, die als het ware in zijn oudsten, van Israël, hier op de berg, het teken van aanbidding en onderwerping ontving. De oudsten konden ook later geen beschrijving geven van die gedaante en Mozes heeft het evenmin gedaan, opdat Israël niet de zonde tegen het tweede gebod zou begaan..

2) Anderen vertalen, als een werk van heldere saffiersteen of van doorschijnende saffieren. Bij Ezechiël (1:26) heeft de troon van Jehova het aanzien van saffiersteen. De bedoeling is hier de heerlijkheid en reinheid en zuiverheid van de hemel te schilderen, de plaats, waar de Heere Zijn heerlijkheid het luisterrijkst openbaart. De voetbank was als ware van zuivere, heldere saffieren en zo zuiver als de gestalte van de hemel, wanneer de lucht doorschijnend blauw is..

Duidelijk wil de Heere hier zijn volk zijn heerlijkheid en zaligheid openbaar maken, maar hun ook te kennen geven, welk een heerlijkheid zij zullen genieten, indien zij het verbond zullen onderhouden..

Vers 10

10. En zij zagen, van hun standplaats af in de wolk, die de top van de berg omgaf, de God van Israël, 1) de God, die door het gesloten verbond Israëls God geworden was, in een van licht en heerlijkheid omgeven gedaante, die zich met menselijke woorden niet beschrijven laat (Numbers 12:8 Isaiah 6:1 Ezekiel 1:26 ), en onder Zijn voeten als een werk van saffierstenen, 2) daar was iets, als een voetbank, gemaakt uit enkel doorschijnende edelgesteenten, en als de gestaltenis van de hemel in zijn helderheid. 1) Wij verstaan dit zien van een lichamelijke en stoffelijke vertoning. Niet alsof hetgeen zich aan hun ogen voordeed, God zelf was, maar hetgeen zij zagen was een zichtbaar blijk en een uitwendig teken van Gods heerlijke tegenwoordigheid, die zich daar op een bijzondere wijze in zijn gunst voor de ogen van het volk, of liever voor diens oudsten, wilde openbaren; in welke zin gezegd wordt, dat JEHOVA oog aan oog onder de Israëlieten gezien werd, hetgeen nochthans te verstaan is, van de wolk- en vuurkolom (Numbers 14:14), die niet God zelf, maar een zinnebeeldig en zichtbaar teken was van Gods Majesteit, die zich daarin aan Israël openbaarde..

Op de vraag, in welke gedaante zij de God van Israël zagen, luiden de antwoorden verschillend. Er zijn er, die menen, dat het ook in de gedaante van een wolk is geweest, maar zoals door anderen terecht is aangemerkt, strijdt het tekstverband daartegen. Velen zijn van mening, dat de Heere zich vertoond heeft in een menselijke gedaante, omdat er zo aanstonds van voeten sprake is. Ook Jesaja (6:1), Micha (1 Kings 22:19), Ezechiël (1:26) en Daniël (7:9,13) hebben Hem gezien. Ezechiël ook in een menselijke gedaante. In verband met wat onmiddellijk volgt, ten opzichte van hetgeen onder zijn voeten was, hebben we het ervoor te houden, dat zij de Heere, de God van Israël, die nu door het verbond werkelijk de God van Israël is geworden, hebben gezien in zijn koninklijke Majesteit, voor zover dit door mensenogen aanschouwd kon worden. De God van Israël zagen zij als de Koning van Israël, die als het ware in zijn oudsten, van Israël, hier op de berg, het teken van aanbidding en onderwerping ontving. De oudsten konden ook later geen beschrijving geven van die gedaante en Mozes heeft het evenmin gedaan, opdat Israël niet de zonde tegen het tweede gebod zou begaan..

2) Anderen vertalen, als een werk van heldere saffiersteen of van doorschijnende saffieren. Bij Ezechiël (1:26) heeft de troon van Jehova het aanzien van saffiersteen. De bedoeling is hier de heerlijkheid en reinheid en zuiverheid van de hemel te schilderen, de plaats, waar de Heere Zijn heerlijkheid het luisterrijkst openbaart. De voetbank was als ware van zuivere, heldere saffieren en zo zuiver als de gestalte van de hemel, wanneer de lucht doorschijnend blauw is..

Duidelijk wil de Heere hier zijn volk zijn heerlijkheid en zaligheid openbaar maken, maar hun ook te kennen geven, welk een heerlijkheid zij zullen genieten, indien zij het verbond zullen onderhouden..

Vers 11

11. a) Doch Hij strekte Zijn hand niet 1) tot de afgezonderden 2) van de kinderen van Israël, tot Mozes en Aron, Nadab en Abihu, en de zeventig oudsten. Zij werden niet verteerd van die gloed van Gods Majesteit, maar zij aten en dronken, nadat zij God gezien hadden, 3)zij hielden van de meegebrachte stukken vlees van het dankoffer en de meegebrachte wijn de offermaaltijd, om zich alzo op uitwendig zichtbare wijze aan de heerlijke en zalige goederen van het Godsrijk, dat nu in Israël was opgericht, te verkwikken.

a)Genesis 37:22; 1 Samuel 24:7, Esther 2:21 Job 1:2; Job 30:21 Psalms 55:21; Psalms 138:7 Psalms 138:1)Uitdrukkelijk wordt dit hier gemeld, om de bijzondere genade en gunst van God aan te duiden, openbaar wordende in het sparen van hen, die zijn aangezicht hadden gezien..

2)Afgezonderden, hier in de zin van, uitgelezenen of aanzienlijken..

3) Wil men deze en de voorgaande omstandigheid wat meer in een Evangelische zin aanmerken, zoals men zeker op grond en gezag van het woord van de Heere doen mag, men zou deze afgezonderden van de kinderen van Israël kunnen aanmerken, als de hele uitverkoren en in de tijd geroepen en geheiligde kerk, die op de offerande van Jozua het verbond met God gemaakt en met Zijn bloed, het bloed van het Testament of verbond, besprenkeld zijnde, daarop worden toegelaten om te eten en te drinken aan de tafel van de Heere in Zijn Koninkrijk..

Het zien van de God van Israël was een voorsmaak van de zaligheid van het zien van God in het eeuwige leven, en het op de berg voor het aangezicht van God gehouden verbondsmaal, een voorbeeldend feest van het bruiloftsmaal van het Lam, waartoe de Heere zijn verzamelde Gemeente ten dage van de volle openbaring van zijn heerlijkheid geroepen, leiden zal..

II. Exodus 24:12-Exodus 24:18. Als Mozes na het eindigen van het verbondsmaal met zijn begeleiders naar het leger teruggekeerd is, wordt hij spoedig weer opnieuw naar de berg geroepen om de tafelen van de wet te halen, die de Heere hem geven wil. Hij laat de oudsten in het leger achter, draagt gedurende de tijd van zijn afwezigheid de leiding van de gemeente aan Aron en Hur op, en bestijgt nu met zijn dienaar Jozua de berg. Op deze berg rust de heerlijkheid van de Heere; zij bedekt die met een wolk zes dagen lang, vervolgens wordt Mozes nog nader tot de Heere in het duistere van de wolk geroepen en vertoeft daar 40 dagen en nachten.

Vers 11

11. a) Doch Hij strekte Zijn hand niet 1) tot de afgezonderden 2) van de kinderen van Israël, tot Mozes en Aron, Nadab en Abihu, en de zeventig oudsten. Zij werden niet verteerd van die gloed van Gods Majesteit, maar zij aten en dronken, nadat zij God gezien hadden, 3)zij hielden van de meegebrachte stukken vlees van het dankoffer en de meegebrachte wijn de offermaaltijd, om zich alzo op uitwendig zichtbare wijze aan de heerlijke en zalige goederen van het Godsrijk, dat nu in Israël was opgericht, te verkwikken.

a)Genesis 37:22; 1 Samuel 24:7, Esther 2:21 Job 1:2; Job 30:21 Psalms 55:21; Psalms 138:7 Psalms 138:1)Uitdrukkelijk wordt dit hier gemeld, om de bijzondere genade en gunst van God aan te duiden, openbaar wordende in het sparen van hen, die zijn aangezicht hadden gezien..

2)Afgezonderden, hier in de zin van, uitgelezenen of aanzienlijken..

3) Wil men deze en de voorgaande omstandigheid wat meer in een Evangelische zin aanmerken, zoals men zeker op grond en gezag van het woord van de Heere doen mag, men zou deze afgezonderden van de kinderen van Israël kunnen aanmerken, als de hele uitverkoren en in de tijd geroepen en geheiligde kerk, die op de offerande van Jozua het verbond met God gemaakt en met Zijn bloed, het bloed van het Testament of verbond, besprenkeld zijnde, daarop worden toegelaten om te eten en te drinken aan de tafel van de Heere in Zijn Koninkrijk..

Het zien van de God van Israël was een voorsmaak van de zaligheid van het zien van God in het eeuwige leven, en het op de berg voor het aangezicht van God gehouden verbondsmaal, een voorbeeldend feest van het bruiloftsmaal van het Lam, waartoe de Heere zijn verzamelde Gemeente ten dage van de volle openbaring van zijn heerlijkheid geroepen, leiden zal..

II. Exodus 24:12-Exodus 24:18. Als Mozes na het eindigen van het verbondsmaal met zijn begeleiders naar het leger teruggekeerd is, wordt hij spoedig weer opnieuw naar de berg geroepen om de tafelen van de wet te halen, die de Heere hem geven wil. Hij laat de oudsten in het leger achter, draagt gedurende de tijd van zijn afwezigheid de leiding van de gemeente aan Aron en Hur op, en bestijgt nu met zijn dienaar Jozua de berg. Op deze berg rust de heerlijkheid van de Heere; zij bedekt die met een wolk zes dagen lang, vervolgens wordt Mozes nog nader tot de Heere in het duistere van de wolk geroepen en vertoeft daar 40 dagen en nachten.

Vers 12

12. Toen 1) zei de HEERE tot Mozes, waarschijnlijk met luide, voor allen hoorbare stem van de berg af; Kom tot Mij op de berg, en wees daar, 2) totdat Ik alles met u zal besproken hebben (Exodus 31:18); en Ik zal u stenen 3) tafelen geven, en op deze de wet en de geboden; de wet van de tien geboden (Exodus 20:2) die Ik, nadat Ik ze voor de gehele gemeente uitgesproken heb, nu ook met Mijn vinger geschreven heb, om hen daardoor als de grondwet van het met hen gesloten verbond, te onderwijzen.

1) Toen, d.i. nadat de oudsten van het volk met Mozes en Aron, Nadab en Abihu tot het leger van de Israëlieten waren teruggekeerd, toen de offermaaltijd was afgelopen. Uit Exodus 24:13 en 14 blijkt duidelijk, dat, toen dit bevel tot Mozes kwam, hij tevens bij het volk Israël was..

2) Wees daar, in de zin van, blijf daar. Tot nu toe was het een opklimmen en neerdalen geweest, nu wordt Mozes bevolen op de berg te blijven, totdat hij de wetten van God had ontvangen..

3) Steen is in de Heilige Schrift het beeld van de onveranderlijkheid. Daarom wordt de Heere dikwijls vergeleken met een steen, met een rotssteen. Wanneer Mozes nu stenen tafelen zal ontvangen, daarmee wil de Heere hem duidelijk zeggen, dat die geboden onveranderlijk zijn, zolang het heden genoemd wordt, dat zij daarom niet alleen voor Israël waren bestemd, maar voor heel de Kerk, voor alle eeuwen..

Vers 12

12. Toen 1) zei de HEERE tot Mozes, waarschijnlijk met luide, voor allen hoorbare stem van de berg af; Kom tot Mij op de berg, en wees daar, 2) totdat Ik alles met u zal besproken hebben (Exodus 31:18); en Ik zal u stenen 3) tafelen geven, en op deze de wet en de geboden; de wet van de tien geboden (Exodus 20:2) die Ik, nadat Ik ze voor de gehele gemeente uitgesproken heb, nu ook met Mijn vinger geschreven heb, om hen daardoor als de grondwet van het met hen gesloten verbond, te onderwijzen.

1) Toen, d.i. nadat de oudsten van het volk met Mozes en Aron, Nadab en Abihu tot het leger van de Israëlieten waren teruggekeerd, toen de offermaaltijd was afgelopen. Uit Exodus 24:13 en 14 blijkt duidelijk, dat, toen dit bevel tot Mozes kwam, hij tevens bij het volk Israël was..

2) Wees daar, in de zin van, blijf daar. Tot nu toe was het een opklimmen en neerdalen geweest, nu wordt Mozes bevolen op de berg te blijven, totdat hij de wetten van God had ontvangen..

3) Steen is in de Heilige Schrift het beeld van de onveranderlijkheid. Daarom wordt de Heere dikwijls vergeleken met een steen, met een rotssteen. Wanneer Mozes nu stenen tafelen zal ontvangen, daarmee wil de Heere hem duidelijk zeggen, dat die geboden onveranderlijk zijn, zolang het heden genoemd wordt, dat zij daarom niet alleen voor Israël waren bestemd, maar voor heel de Kerk, voor alle eeuwen..

Vers 13

13. Toen maakte zich Mozes op, met Jozua, zijn dienaar (Exodus 17:9); en Mozes klom (maakte zich gereed om te klimmen) op de berg van God.

Vers 13

13. Toen maakte zich Mozes op, met Jozua, zijn dienaar (Exodus 17:9); en Mozes klom (maakte zich gereed om te klimmen) op de berg van God.

Vers 14

14. En hij zei, terwijl hij het leger verliet, tot de oudsten: Blijft gij hier, 1) totdat wij weer tot u komen: en ziet, Aron en Hur (Exodus 17:10) zijn bij u; wie van het volk enige zaken, een twistzaak heeft (Exodus 18:21) zal tot deze komen.2)

1) Blijft gij hier, betekent hier, wacht ons op deze plaats, waar gij nu zijt, op..

2) Een leer voor de Christen, dat hij zijn dagelijks beroep niet mag vergeten of veronachtzamen voor geestelijke bespiegelingen. Wij zeggen u dit met nadruk, omdat wij weten, dat velen door het verzuim hiervan in het tijdelijke verachterd, en in grote zorgen gekomen zijn, en wij willen met de Apostel Paulus 1 Corinthiers 7:23), dat gij zonder bekommernis zijt..

Als een goed huisbezorger stelt Mozes eerst orde op de zaken, als een goed vorst, draagt hij zijn ambt aan regenten over..

Vers 14

14. En hij zei, terwijl hij het leger verliet, tot de oudsten: Blijft gij hier, 1) totdat wij weer tot u komen: en ziet, Aron en Hur (Exodus 17:10) zijn bij u; wie van het volk enige zaken, een twistzaak heeft (Exodus 18:21) zal tot deze komen.2)

1) Blijft gij hier, betekent hier, wacht ons op deze plaats, waar gij nu zijt, op..

2) Een leer voor de Christen, dat hij zijn dagelijks beroep niet mag vergeten of veronachtzamen voor geestelijke bespiegelingen. Wij zeggen u dit met nadruk, omdat wij weten, dat velen door het verzuim hiervan in het tijdelijke verachterd, en in grote zorgen gekomen zijn, en wij willen met de Apostel Paulus 1 Corinthiers 7:23), dat gij zonder bekommernis zijt..

Als een goed huisbezorger stelt Mozes eerst orde op de zaken, als een goed vorst, draagt hij zijn ambt aan regenten over..

Vers 15

15. Toen nu Mozes, vergezeld door Jozua, op de berg, de rug van de berg (zie "Exodus 19:2" en zie "Exodus 19:3) geklommen was, heeft een wolk de berg bedekt. 1)

1) De wolk bedekte de berg, opdat Mozes eerst zes dagen voorbereid zou worden voor zijn nadere verschijning voor God. De wolk verhinderde Mozes daarom verder te gaan..

Vers 15

15. Toen nu Mozes, vergezeld door Jozua, op de berg, de rug van de berg (zie "Exodus 19:2" en zie "Exodus 19:3) geklommen was, heeft een wolk de berg bedekt. 1)

1) De wolk bedekte de berg, opdat Mozes eerst zes dagen voorbereid zou worden voor zijn nadere verschijning voor God. De wolk verhinderde Mozes daarom verder te gaan..

Vers 16

16. En de heerlijkheid van de HEERE, die reeds vroeger eens in een wolk verschenen was (Exodus 16:10) woonde op de berg Sinaï, had zich op de hoogste spits neergelaten en bleef daar, en de wolk bedekte hem, nl. de berg, zes dagen, gedurende welke tijd Mozes met zijn begeleider op eerbiedige afstand staan bleef en zich op de openbaringen, die hij ontvangen zou, voorbereidde; en op de zevende dag riep Hij, de Heere, Mozes uit het midden van de wolk.

Vers 16

16. En de heerlijkheid van de HEERE, die reeds vroeger eens in een wolk verschenen was (Exodus 16:10) woonde op de berg Sinaï, had zich op de hoogste spits neergelaten en bleef daar, en de wolk bedekte hem, nl. de berg, zes dagen, gedurende welke tijd Mozes met zijn begeleider op eerbiedige afstand staan bleef en zich op de openbaringen, die hij ontvangen zou, voorbereidde; en op de zevende dag riep Hij, de Heere, Mozes uit het midden van de wolk.

Vers 17

17. En a) het aanzien van de heerlijkheid van de HEERE was als een verterend vuur, op het bovenste van die berg, in de ogen van de kinderen van Israël.1)

a)Hebrews 12:29

1) De kinderen van Israël, die uit het leger de berg voor zich zagen, zagen zijn spits in helder vuur branden, alsof die daardoor verteerd zou worden; want nu een nadere verklaring omtrent de wet zou gegeven worden, moest het volk door de gedachte worden aangegrepen, dat de Heere God een verterend vuur en een ijverig God was (Deuteronomy 4:24), opdat het zou leren voor Zijn toorn te vrezen en niet tegen Zijn geboden zou handelen (Exodus 19:16) Niet in de ogen van Mozes was God een verterend vuur, deze voelde zich in de zaligheid. Op dezelfde wijze is God ook voor de goddelozen een verterend vuur, doch de drie jongemannen te Babel bleven niet alleen ongedeerd in de gloeiende oven, maar waren aldaar in het gezelschap van een Engel, dus in de hemel. Zo ook wij, die geloven, wij leven reeds nu, en zullen eeuwig leven in het verterende vuur van God onverteerd, en daarom wensen wij zo gaarne allen, die voordat vuur vrezen, toe te roepen: "Doet de Heere Jezus Christus aan door een waarachtig geloof, want deze is het enige, onverbrandbare kleed voor dat vuur.".

Dus komen hier de heerlijkheid van de Heere en de wolken, waarvan zo-even gesproken is, als twee onderscheiden zaken voor, hetgeen meer geschiedt (Leviticus 9:6,Leviticus 9:23,Leviticus 9:24) en wel zo, dat door de heerlijkheid van de Heere eigenlijk een glanzig vuur verstaan wordt, dat of in een wolk besloten, of daarmee vermengd was. Tot hiertoe was de heerlijkheid van de Heere binnen de wolken gebleven, maar nu brak deze door de wolken heen en vertoonde zich als een vlammend of verterend vuur, waarop mogelijk de woorden van de heilige Psalmzinger zinspeelde (Psalms 97:2). Wat zou ook een gepaster zinnebeeld kunnen zijn van Gods heerlijke majesteit?.

Vers 17

17. En a) het aanzien van de heerlijkheid van de HEERE was als een verterend vuur, op het bovenste van die berg, in de ogen van de kinderen van Israël.1)

a)Hebrews 12:29

1) De kinderen van Israël, die uit het leger de berg voor zich zagen, zagen zijn spits in helder vuur branden, alsof die daardoor verteerd zou worden; want nu een nadere verklaring omtrent de wet zou gegeven worden, moest het volk door de gedachte worden aangegrepen, dat de Heere God een verterend vuur en een ijverig God was (Deuteronomy 4:24), opdat het zou leren voor Zijn toorn te vrezen en niet tegen Zijn geboden zou handelen (Exodus 19:16) Niet in de ogen van Mozes was God een verterend vuur, deze voelde zich in de zaligheid. Op dezelfde wijze is God ook voor de goddelozen een verterend vuur, doch de drie jongemannen te Babel bleven niet alleen ongedeerd in de gloeiende oven, maar waren aldaar in het gezelschap van een Engel, dus in de hemel. Zo ook wij, die geloven, wij leven reeds nu, en zullen eeuwig leven in het verterende vuur van God onverteerd, en daarom wensen wij zo gaarne allen, die voordat vuur vrezen, toe te roepen: "Doet de Heere Jezus Christus aan door een waarachtig geloof, want deze is het enige, onverbrandbare kleed voor dat vuur.".

Dus komen hier de heerlijkheid van de Heere en de wolken, waarvan zo-even gesproken is, als twee onderscheiden zaken voor, hetgeen meer geschiedt (Leviticus 9:6,Leviticus 9:23,Leviticus 9:24) en wel zo, dat door de heerlijkheid van de Heere eigenlijk een glanzig vuur verstaan wordt, dat of in een wolk besloten, of daarmee vermengd was. Tot hiertoe was de heerlijkheid van de Heere binnen de wolken gebleven, maar nu brak deze door de wolken heen en vertoonde zich als een vlammend of verterend vuur, waarop mogelijk de woorden van de heilige Psalmzinger zinspeelde (Psalms 97:2). Wat zou ook een gepaster zinnebeeld kunnen zijn van Gods heerlijke majesteit?.

Vers 18

18. En Mozes ging, Jozua achter zich op de rug van de berg (Exodus 24:15) latende, in het midden van de wolk, nadat hij op de berg geklommen was;a) en Mozes was op die berg veertig 1) dagen en veertig nachten, zonder dat hij gedurende deze tijd enig voedsel nam (Deuteronomy 9:18 zie "Mt 4:2).

a) Exodus 34:28 Deuteronomy 9:9,Deuteronomy 9:10

1) Het getal veertig is niet zonder betekenis, daar het niet alleen twee maal bij een langer vertoeven van Mozes op de Sinaï herhaald wordt (Exodus 34:28 Deuteronomy 9:18), maar ook in de veertig dagen van de reis van Elia tot de berg van God, Horeb, in de kracht van de door de Engel ontvangen spijze (1 Kings 19:1) en in het vasten van Jezus bij Zijn verzoeking (Matthew 4:2) terugkeert; ook in de 40 jaren van de reis van Israël in de woestijn (Deuteronomy 8:2). In al deze gevallen betekent dit getal een tijd van geloofsbeproeving en verzoeking, niet minder dan de geloofsversterking door wonderbaar goddelijke hulp..

Veertig dagen bracht hij daar op de berg door, ten einde van het standpunt, waarop hij nu geplaatst was, afgezonderd, in de heilige gemeenschap met God levende, zijn gehele toekomstige roeping te overzien, en zich door vasten en gebed daartoe voor te bereiden, en als het ware reeds tevoren geheel de strijd van 40 jaar te doorstrijden, die hem wachtte..

Het getal 40 duidt in de Heilige schrift een tijdperk aan, waarna God zijn belofte en bedreiging "vertraagt" of slechts voorlopig vervult, m.a.w. een tijdperk van beproeving..

Als middelaar moest Mozes alleen staan en mocht hij alleen tot God naderen. Aan het schaduwbeeld van Christus mocht niets ontbreken. Het portret moest op de persoon volmaakt lijken. "Er is n middelaar van God en de mensen, de mens Christus Jezus (1 Timothy 2:5). Het volk mocht in het geheel niet opklimmen; het werd nog verder verwijderd, tot een bewijs dat er een kloof was tussen God en het volk: de zonde. Dit alles is natuurlijk een aanstoot voor de wijzen van deze wereld. Deze willen God zelf zien. "Wat, mensen tussen mij en God!" roept Rousseau uit, "waarom spreekt God niet onmiddellijk tot mij?" Doch wij zeggen op onze beurt, "wat zou gij eraan hebben? God zelf te zien, ware uw dood. Hij zou een verterend vuur zijn. Zal God verdraaglijk voor u zijn, dan moet gij Hem menselijk, in de menselijke vorm zien. En al kwam nu Christus zelf met al de bewijzen van Zijn waarachtige Godheid tot u, zo zou gij toch zeggen: "Deze is God niet, maar een mens!" tenzij God u het hart en de ogen opende; dan zou gij in deze mens God zien..

Mozes, welke uit de hand van de Heere de wet aan Israël gaf, Elia, welke optrad als handhaver van de wet en onze Heere Jezus Christus, welke de wet volkomen vervuld heeft, hebben allen veertig dagen en nachten gevast. Mozes op de berg (Exodus 34:28). Elia in de veertig dagen van de reis tot Horeb, en de Heer in de woestijn..

Vers 18

18. En Mozes ging, Jozua achter zich op de rug van de berg (Exodus 24:15) latende, in het midden van de wolk, nadat hij op de berg geklommen was;a) en Mozes was op die berg veertig 1) dagen en veertig nachten, zonder dat hij gedurende deze tijd enig voedsel nam (Deuteronomy 9:18 zie "Mt 4:2).

a) Exodus 34:28 Deuteronomy 9:9,Deuteronomy 9:10

1) Het getal veertig is niet zonder betekenis, daar het niet alleen twee maal bij een langer vertoeven van Mozes op de Sinaï herhaald wordt (Exodus 34:28 Deuteronomy 9:18), maar ook in de veertig dagen van de reis van Elia tot de berg van God, Horeb, in de kracht van de door de Engel ontvangen spijze (1 Kings 19:1) en in het vasten van Jezus bij Zijn verzoeking (Matthew 4:2) terugkeert; ook in de 40 jaren van de reis van Israël in de woestijn (Deuteronomy 8:2). In al deze gevallen betekent dit getal een tijd van geloofsbeproeving en verzoeking, niet minder dan de geloofsversterking door wonderbaar goddelijke hulp..

Veertig dagen bracht hij daar op de berg door, ten einde van het standpunt, waarop hij nu geplaatst was, afgezonderd, in de heilige gemeenschap met God levende, zijn gehele toekomstige roeping te overzien, en zich door vasten en gebed daartoe voor te bereiden, en als het ware reeds tevoren geheel de strijd van 40 jaar te doorstrijden, die hem wachtte..

Het getal 40 duidt in de Heilige schrift een tijdperk aan, waarna God zijn belofte en bedreiging "vertraagt" of slechts voorlopig vervult, m.a.w. een tijdperk van beproeving..

Als middelaar moest Mozes alleen staan en mocht hij alleen tot God naderen. Aan het schaduwbeeld van Christus mocht niets ontbreken. Het portret moest op de persoon volmaakt lijken. "Er is n middelaar van God en de mensen, de mens Christus Jezus (1 Timothy 2:5). Het volk mocht in het geheel niet opklimmen; het werd nog verder verwijderd, tot een bewijs dat er een kloof was tussen God en het volk: de zonde. Dit alles is natuurlijk een aanstoot voor de wijzen van deze wereld. Deze willen God zelf zien. "Wat, mensen tussen mij en God!" roept Rousseau uit, "waarom spreekt God niet onmiddellijk tot mij?" Doch wij zeggen op onze beurt, "wat zou gij eraan hebben? God zelf te zien, ware uw dood. Hij zou een verterend vuur zijn. Zal God verdraaglijk voor u zijn, dan moet gij Hem menselijk, in de menselijke vorm zien. En al kwam nu Christus zelf met al de bewijzen van Zijn waarachtige Godheid tot u, zo zou gij toch zeggen: "Deze is God niet, maar een mens!" tenzij God u het hart en de ogen opende; dan zou gij in deze mens God zien..

Mozes, welke uit de hand van de Heere de wet aan Israël gaf, Elia, welke optrad als handhaver van de wet en onze Heere Jezus Christus, welke de wet volkomen vervuld heeft, hebben allen veertig dagen en nachten gevast. Mozes op de berg (Exodus 34:28). Elia in de veertig dagen van de reis tot Horeb, en de Heer in de woestijn..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Exodus 24". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/exodus-24.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile