Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Exodus 25

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 25

Exodus 25:1.

OPRICHTING VAN EEN HEILIGDOM.

I. Exodus 25:1-Exodus 25:9. Voordat de Heere Mozes de tafelen van de Wet overgeeft, handelt hij uitvoerig met hem over de oprichting van een heiligdom, waarin Hij als Verbondsgod onder Israël wonen wil, en dat in zijn voornaamst gedeelte, de Ark van het Verbond, de tafelen van de wet zal opnemen. Vooreerst worden Mozes de stoffen bekend gemaakt, waaruit het heiligdom zal vervaardigd worden; daarna wordt hem een voorbeeld of model van het geheel en van zijn delen in een gezicht getoond.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 25

Exodus 25:1.

OPRICHTING VAN EEN HEILIGDOM.

I. Exodus 25:1-Exodus 25:9. Voordat de Heere Mozes de tafelen van de Wet overgeeft, handelt hij uitvoerig met hem over de oprichting van een heiligdom, waarin Hij als Verbondsgod onder Israël wonen wil, en dat in zijn voornaamst gedeelte, de Ark van het Verbond, de tafelen van de wet zal opnemen. Vooreerst worden Mozes de stoffen bekend gemaakt, waaruit het heiligdom zal vervaardigd worden; daarna wordt hem een voorbeeld of model van het geheel en van zijn delen in een gezicht getoond.

Vers 1

1. Toen sprak de HEERE tot Mozes, toen deze op de berg was, zeggende:

Het verdient opmerking, dat de schepping van hemel en aarde niet meer dan twee kapittels beslaat, terwijl aan de beschrijving van het heiligdom en zijn toebehoren, bijna de gehele helft van dit tweede boek van Mozes besteed is, hoewel zij de dingen, niet maar uitwendig en niet in haar betekenis voorstelt. Een blijk, dat God meer werk maakt van zijn Kerk, waarvan de Tabernakel de verzamelplaats en het voorbeeld was, en waar de Heere gediend werd, dan van de gehele wereld, die omwille van de Kerk geschapen is..

Vers 1

1. Toen sprak de HEERE tot Mozes, toen deze op de berg was, zeggende:

Het verdient opmerking, dat de schepping van hemel en aarde niet meer dan twee kapittels beslaat, terwijl aan de beschrijving van het heiligdom en zijn toebehoren, bijna de gehele helft van dit tweede boek van Mozes besteed is, hoewel zij de dingen, niet maar uitwendig en niet in haar betekenis voorstelt. Een blijk, dat God meer werk maakt van zijn Kerk, waarvan de Tabernakel de verzamelplaats en het voorbeeld was, en waar de Heere gediend werd, dan van de gehele wereld, die omwille van de Kerk geschapen is..

Vers 2

2. Spreukenek tot de kinderen van Israël, dat zij, van hun in Egypte verkregen goederen, die door hetgeen de Egyptenaren hun vrijwillig (Exodus 12:35) geschonken hebben, zo aanzienlijk vermeerderd zijn, voor Mij een hefoffer 1) een afgezonderd deel als geschenk voor Mij, nemen.a) Van elke man, wiens hart zich vrijwillig bewegen zal, zult gij Mijn hefoffer nemen.

a) Exodus 35:5; 1 Chronicles 29:3,1 Chronicles 29:5,1 Chronicles 29:9,1 Chronicles 29:14 Ezra 2:68; Ezra 3:5 Nehemiah. 11:2

1) Zulk een gave voor de Heere en Zijn dienst werd gewoonlijk tot zinnebeeldige aanwijzing, dat zij de Heere geschonken werd, en tot uitdrukking van de bede, dat Hij ze zich zou laten welgevallen, ten hemel geheven.

Daarmee hangt de naam hefoffer samen (Exodus 30:15) over het hiermee verwante beweegoffer (zie Exodus 29:24)

Vers 2

2. Spreukenek tot de kinderen van Israël, dat zij, van hun in Egypte verkregen goederen, die door hetgeen de Egyptenaren hun vrijwillig (Exodus 12:35) geschonken hebben, zo aanzienlijk vermeerderd zijn, voor Mij een hefoffer 1) een afgezonderd deel als geschenk voor Mij, nemen.a) Van elke man, wiens hart zich vrijwillig bewegen zal, zult gij Mijn hefoffer nemen.

a) Exodus 35:5; 1 Chronicles 29:3,1 Chronicles 29:5,1 Chronicles 29:9,1 Chronicles 29:14 Ezra 2:68; Ezra 3:5 Nehemiah. 11:2

1) Zulk een gave voor de Heere en Zijn dienst werd gewoonlijk tot zinnebeeldige aanwijzing, dat zij de Heere geschonken werd, en tot uitdrukking van de bede, dat Hij ze zich zou laten welgevallen, ten hemel geheven.

Daarmee hangt de naam hefoffer samen (Exodus 30:15) over het hiermee verwante beweegoffer (zie Exodus 29:24)

Vers 3

3. Dit nu is het hefoffer, dat gij van hen nemen zult: goud en zilver en koper;

Vers 3

3. Dit nu is het hefoffer, dat gij van hen nemen zult: goud en zilver en koper;

Vers 4

4. Als ook hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn linnen, boomwol van al deze kleuren en byssus linnen, de fijnste soort, en geitehaar, uit het lange zijdeachtige haar van de langharige geiten gesponnen gaven.

Vers 4

4. Als ook hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn linnen, boomwol van al deze kleuren en byssus linnen, de fijnste soort, en geitehaar, uit het lange zijdeachtige haar van de langharige geiten gesponnen gaven.

Vers 5

5. En roodgeverfde ramsvellen, een soort van saffraan of marokijn en dassenvellen, 1) en sittimhout, 2) hout van de acacia. 1) In het Hebreeuws Techaschim. Dit woord komt nog nmaal voor in Ezekiel 16:10, waar de Heere zegt: Ik schoeide u met "tachas." Ook daar is het vertaald door "dassenvellen." Een das werd echter met een andere naam genoemd. De vellen hier bedoeld, zijn die van de zeekoe uit de Rode Zee, wiens huid ook gebezigd werd, om de sandalen ervan te bereiden. De bovenhuid werd gebruikt, om tenten ermee te bedekken en deze voor weer en wind te beveiligen. De zeekoe is, volgens Rosenmuller, 8-17 voet lang, 6 7 voet breed, en weegt van 500-800 pond..

2) Dit is de een boom van die landstreek, waaruit planken gezaagd kunnen worden. Hij bereikt de grote van een notenboom, groeit veelvuldig in Egypte en op het Arabische schiereiland en heeft een licht en duurzaam hout, dat noch van wormen, noch van verrotting te lijden heeft..

Vers 5

5. En roodgeverfde ramsvellen, een soort van saffraan of marokijn en dassenvellen, 1) en sittimhout, 2) hout van de acacia. 1) In het Hebreeuws Techaschim. Dit woord komt nog nmaal voor in Ezekiel 16:10, waar de Heere zegt: Ik schoeide u met "tachas." Ook daar is het vertaald door "dassenvellen." Een das werd echter met een andere naam genoemd. De vellen hier bedoeld, zijn die van de zeekoe uit de Rode Zee, wiens huid ook gebezigd werd, om de sandalen ervan te bereiden. De bovenhuid werd gebruikt, om tenten ermee te bedekken en deze voor weer en wind te beveiligen. De zeekoe is, volgens Rosenmuller, 8-17 voet lang, 6 7 voet breed, en weegt van 500-800 pond..

2) Dit is de een boom van die landstreek, waaruit planken gezaagd kunnen worden. Hij bereikt de grote van een notenboom, groeit veelvuldig in Egypte en op het Arabische schiereiland en heeft een licht en duurzaam hout, dat noch van wormen, noch van verrotting te lijden heeft..

Vers 6

6. Bovendien olie tot de luchter (Exodus 27:20), specerijen tot zalfolie (Exodus 30:22 vv.) en tot roking welriekende specerijen (Exodus 30:7; Exodus 30:34).

De olie hier bedoeld is de olijfolie; tot roking wil zeggen, tot reukwerk..

Vers 6

6. Bovendien olie tot de luchter (Exodus 27:20), specerijen tot zalfolie (Exodus 30:22 vv.) en tot roking welriekende specerijen (Exodus 30:7; Exodus 30:34).

De olie hier bedoeld is de olijfolie; tot roking wil zeggen, tot reukwerk..

Vers 7

7. Sardonixstenen (Genesis 2:12), en vervullende 1) stenen, stenen om ingezet te worden, tot de efod (Exodus 28:4), de lijfrok, en tot de borstlap (Exodus 28:6; Exodus 28:15).

1)Vervullende stenen zijn die stenen, welke gebruikt moesten worden, om in de Efod en in de borstlap gezet te worden. Daarom werden zij vervullende stenen genoemd, omdat zij de kassen, waarin zij gezet werden, als het ware vol maakten..

Vers 7

7. Sardonixstenen (Genesis 2:12), en vervullende 1) stenen, stenen om ingezet te worden, tot de efod (Exodus 28:4), de lijfrok, en tot de borstlap (Exodus 28:6; Exodus 28:15).

1)Vervullende stenen zijn die stenen, welke gebruikt moesten worden, om in de Efod en in de borstlap gezet te worden. Daarom werden zij vervullende stenen genoemd, omdat zij de kassen, waarin zij gezet werden, als het ware vol maakten..

Vers 8

8. En zij zullen Mij een heiligdom maken, opdat Ik daarin bestendig in het midden van hen woon.

Vers 8

8. En zij zullen Mij een heiligdom maken, opdat Ik daarin bestendig in het midden van hen woon.

Vers 9

9. Naar al wat Ik u tot een voorbeeld van deze tabernakel, 1) en een voorbeeld van al diens gereedschap wijzen zal, evenzo zult gij dat maken. 2)

1) De Tabernakel betekent eigenlijk: zwervende tent, omdat hij geen blijvende plaats had, en van oord tot oord weggedragen werd als het zinnebeeld van de Kerk van Christus, welke hier beneden slechts als gast en vreemdeling moet leven, om des te beter de stad van de inwoning daarboven te zoeken, wier tekenaar en bouwheer God is.

2) Daar dit wonen van God onder Israël een bepaalde bedoeling heeft-namelijk vooreerst, de zichtbare voorstelling van het rijk van God, gelijk het in Israël reeds voorhanden is, en vervolgens, de voorafschaduwing en voorbereiding van het in latere tijden te verwezenlijken huwelijksverbond-zo moet de wijze van het wonen, zowel als de toestand van de woning door de Heere zelf voorgeschreven worden, opdat die tot in bijzonderheden aan het beoogde doel beantwoordde. Nu geschiedde het tonen van het voorbeeld zonder twijfel door een gezicht, waarin aan Mozes niet alleen het geheel, maar ook ieder afzonderlijk deel voorgesteld werd; volgens dit gezicht, dat niet uitdrukkelijk gemeld is, maar toch als hier gezien moet aangenomen worden, volgden dan verdere aanwijzingen van God (Exodus 25:10-Exodus 31:11), doch niet in een doorlopende rede, maar in afzonderlijke gedeelten, waartussen aan Mozes tijd gelaten wordt tot geestelijk indringen in het gezegde en tot geestelijke reproductie (herhaling) van hetgeen hij gezien had. Tot recht verstand van het volgende is het nodig, wanneer ook wij een beeld van het telkens in de rede voorkomende voorwerp ons voorhouden, dat echter slechts een kan zijn, dat door de mens ontworpen is, en waarvan het steeds onzeker blijft, in hoeverre het overeenkomt met het aan Mozes getoonde model.

Hoe deze vertoning aan Mozes geschied zij, is niet goed te bepalen. Dit schijnt echter zeker te zijn en door de Apostel Paulus bevestigd te worden, dat aan Mozes niet alleen vertoond en vast in het geheugen ingeprent zij, een schets van de tabernakel met al diens vaten en gereedschappen, maar ook dat hem is ingeboezemd, dat zulks was een afbeelding van hemelse en geestelijke dingen, en dat hem tegelijk vertoond is, wat voor hemelse dingen en hoe die door de aardse tabernakel zouden verbeeld worden, eveneens of iemand willende een gebouw, dat het oorspronkelijke wel gelijkt, door een werkmeester nagemaakt hebben, hem, opdat hij het des te volmaakter zou namaken, het gebouw zelf, of een nauwkeurige aftekening laat zien, zolang, totdat hij van alles, wat daaromtrent waar te nemen is, een goede en diepe indruk heeft. Bijna eveneens is het ook hier gelegen; de Opperbouwmeester en Kunstenaar is God, die heeft gemaakt en in Zijn besluit vastgesteld, de hemelse en geestelijke dingen, die, voordat het Nieuwe Testament wezen zou, en deze heeft Hij door en in een tabernakel willen afgebeeld hebben. Van die tabernakel heeft Hij Mozes, Zijn dienaar, een afbeelding gegeven; maar om hem des te meer in staat te stellen, om die afbeelding nauwkeurig na te maken, heeft Hij hem ook vertoond de hemelse en geestelijke dingen zelf, en wat voor dingen het waren, en hoe die door de tabernakel konden en moesten afgebeeld worden..

In de bouw van de tabernakel is de grote Godsgedachte ten opzichte van de zaliging van de gelovigen, en van het behoud van de gehele Kerk zinnebeeldig getoond..

II. Exodus 25:10-Exodus 25:22. Hier volgen de bepalingen omtrent de vervaardiging van de Ark, die het heiligdom in het heiligdom en de eigenlijke zetel van God onder Zijn volk moest vormen.

Vers 9

9. Naar al wat Ik u tot een voorbeeld van deze tabernakel, 1) en een voorbeeld van al diens gereedschap wijzen zal, evenzo zult gij dat maken. 2)

1) De Tabernakel betekent eigenlijk: zwervende tent, omdat hij geen blijvende plaats had, en van oord tot oord weggedragen werd als het zinnebeeld van de Kerk van Christus, welke hier beneden slechts als gast en vreemdeling moet leven, om des te beter de stad van de inwoning daarboven te zoeken, wier tekenaar en bouwheer God is.

2) Daar dit wonen van God onder Israël een bepaalde bedoeling heeft-namelijk vooreerst, de zichtbare voorstelling van het rijk van God, gelijk het in Israël reeds voorhanden is, en vervolgens, de voorafschaduwing en voorbereiding van het in latere tijden te verwezenlijken huwelijksverbond-zo moet de wijze van het wonen, zowel als de toestand van de woning door de Heere zelf voorgeschreven worden, opdat die tot in bijzonderheden aan het beoogde doel beantwoordde. Nu geschiedde het tonen van het voorbeeld zonder twijfel door een gezicht, waarin aan Mozes niet alleen het geheel, maar ook ieder afzonderlijk deel voorgesteld werd; volgens dit gezicht, dat niet uitdrukkelijk gemeld is, maar toch als hier gezien moet aangenomen worden, volgden dan verdere aanwijzingen van God (Exodus 25:10-Exodus 31:11), doch niet in een doorlopende rede, maar in afzonderlijke gedeelten, waartussen aan Mozes tijd gelaten wordt tot geestelijk indringen in het gezegde en tot geestelijke reproductie (herhaling) van hetgeen hij gezien had. Tot recht verstand van het volgende is het nodig, wanneer ook wij een beeld van het telkens in de rede voorkomende voorwerp ons voorhouden, dat echter slechts een kan zijn, dat door de mens ontworpen is, en waarvan het steeds onzeker blijft, in hoeverre het overeenkomt met het aan Mozes getoonde model.

Hoe deze vertoning aan Mozes geschied zij, is niet goed te bepalen. Dit schijnt echter zeker te zijn en door de Apostel Paulus bevestigd te worden, dat aan Mozes niet alleen vertoond en vast in het geheugen ingeprent zij, een schets van de tabernakel met al diens vaten en gereedschappen, maar ook dat hem is ingeboezemd, dat zulks was een afbeelding van hemelse en geestelijke dingen, en dat hem tegelijk vertoond is, wat voor hemelse dingen en hoe die door de aardse tabernakel zouden verbeeld worden, eveneens of iemand willende een gebouw, dat het oorspronkelijke wel gelijkt, door een werkmeester nagemaakt hebben, hem, opdat hij het des te volmaakter zou namaken, het gebouw zelf, of een nauwkeurige aftekening laat zien, zolang, totdat hij van alles, wat daaromtrent waar te nemen is, een goede en diepe indruk heeft. Bijna eveneens is het ook hier gelegen; de Opperbouwmeester en Kunstenaar is God, die heeft gemaakt en in Zijn besluit vastgesteld, de hemelse en geestelijke dingen, die, voordat het Nieuwe Testament wezen zou, en deze heeft Hij door en in een tabernakel willen afgebeeld hebben. Van die tabernakel heeft Hij Mozes, Zijn dienaar, een afbeelding gegeven; maar om hem des te meer in staat te stellen, om die afbeelding nauwkeurig na te maken, heeft Hij hem ook vertoond de hemelse en geestelijke dingen zelf, en wat voor dingen het waren, en hoe die door de tabernakel konden en moesten afgebeeld worden..

In de bouw van de tabernakel is de grote Godsgedachte ten opzichte van de zaliging van de gelovigen, en van het behoud van de gehele Kerk zinnebeeldig getoond..

II. Exodus 25:10-Exodus 25:22. Hier volgen de bepalingen omtrent de vervaardiging van de Ark, die het heiligdom in het heiligdom en de eigenlijke zetel van God onder Zijn volk moest vormen.

Vers 10

10. Zo zullen zij een ark 1) van a) sittimhout maken: twee en een half el2) zal haar lengte zijn, en anderhalve el haar breedte, en anderhalve el haar hoogte.

a) Exodus 37:1 Hebrews 9:1

1) Het woord ark betekent hier kist of koffer. De Ark is de troon van God onder Israël, tevens de troon van de genade, en als zodanig een type van Christus, de Godmens, die "de heerlijkheid van God openbaart en in wie Hij op aarde woont". (Revelation 1:19).

Deze ark draagt onderscheidene namen in de Heilige Schrift; die van Ark van het Verbond, omdat de tafels van het Verbond in haar verborgen waren; de Ark van de Getuigenis, de ark van God, of de ark van de sterkte van de Heere; de ark van de heiligheid of de Heiligheid, of de Heiligheid van de Heiligenheden, en ook de arke van de heerlijkheid. De meest gebruikelijke namen zijn: de Ark van het Verbond, of de Ark van de Getuigenis.. 2) De Hebreeuwse el was waarschijnlijk de lengte van de elleboog tot aan de top van de middelste vinger (Deuteronomy 3:11). Zo meten nog heden de Hindoes; iedere kleine man weet, hoeveel vingerbreedten hij nog aan zijn lengte moet toevoegen om de gewone maat te verkrijgen..

Het woord in de grondtekst betekent ook eigenlijk elleboog. De maat van een el was ongeveer 18 oude duimen..

Vers 10

10. Zo zullen zij een ark 1) van a) sittimhout maken: twee en een half el2) zal haar lengte zijn, en anderhalve el haar breedte, en anderhalve el haar hoogte.

a) Exodus 37:1 Hebrews 9:1

1) Het woord ark betekent hier kist of koffer. De Ark is de troon van God onder Israël, tevens de troon van de genade, en als zodanig een type van Christus, de Godmens, die "de heerlijkheid van God openbaart en in wie Hij op aarde woont". (Revelation 1:19).

Deze ark draagt onderscheidene namen in de Heilige Schrift; die van Ark van het Verbond, omdat de tafels van het Verbond in haar verborgen waren; de Ark van de Getuigenis, de ark van God, of de ark van de sterkte van de Heere; de ark van de heiligheid of de Heiligheid, of de Heiligheid van de Heiligenheden, en ook de arke van de heerlijkheid. De meest gebruikelijke namen zijn: de Ark van het Verbond, of de Ark van de Getuigenis.. 2) De Hebreeuwse el was waarschijnlijk de lengte van de elleboog tot aan de top van de middelste vinger (Deuteronomy 3:11). Zo meten nog heden de Hindoes; iedere kleine man weet, hoeveel vingerbreedten hij nog aan zijn lengte moet toevoegen om de gewone maat te verkrijgen..

Het woord in de grondtekst betekent ook eigenlijk elleboog. De maat van een el was ongeveer 18 oude duimen..

Vers 11

11. En gij zult ze met louter 1) (fijn) goud overtrekken, van binnen en van buiten zult gij ze overtrekken, en gij zult op deze een gouden krans2) maken rondom uit massief goud gewerkt.

1) Van het gewone goud wordt het fijne onderscheiden, dat slechts zoveel andere stof, bijv. zilver, behouden heeft, als nodig is, om het metaal te kunnen bewerken. In de symboliek is het goud wegens zijn schone lichtgevende glans een zinnebeeld van de Godheid; evenzo het zilver wegens zijn reinheid..

Wordt door het sittimhout de menselijke natuur van Christus afgebeeld, door het louter (fijn) goud Zijn Godheid. In Christus was een volheid van genade, en uit de schatkamers van Zijn genade leeft de Kerk, daarom draagt ook de Ark de vorm van een kist..

2) Onder krans hebben we waarschijnlijk te verstaan, een zogenaamde kroonlijst van kransvormige gedaante..

Vers 11

11. En gij zult ze met louter 1) (fijn) goud overtrekken, van binnen en van buiten zult gij ze overtrekken, en gij zult op deze een gouden krans2) maken rondom uit massief goud gewerkt.

1) Van het gewone goud wordt het fijne onderscheiden, dat slechts zoveel andere stof, bijv. zilver, behouden heeft, als nodig is, om het metaal te kunnen bewerken. In de symboliek is het goud wegens zijn schone lichtgevende glans een zinnebeeld van de Godheid; evenzo het zilver wegens zijn reinheid..

Wordt door het sittimhout de menselijke natuur van Christus afgebeeld, door het louter (fijn) goud Zijn Godheid. In Christus was een volheid van genade, en uit de schatkamers van Zijn genade leeft de Kerk, daarom draagt ook de Ark de vorm van een kist..

2) Onder krans hebben we waarschijnlijk te verstaan, een zogenaamde kroonlijst van kransvormige gedaante..

Vers 12

12. En giet voor haar vier gouden ringen, en zet die aan haar vier van onderen in voeten uitlopende hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde hiervan zijn en twee ringen op de andere zijde.

Vers 12

12. En giet voor haar vier gouden ringen, en zet die aan haar vier van onderen in voeten uitlopende hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde hiervan zijn en twee ringen op de andere zijde.

Vers 13

13. En maak handbomen van sittimhout, en overtrek ze met goud.

13. En maak handbomen van sittimhout, en overtrek ze met goud.

Vers 13

13. En maak handbomen van sittimhout, en overtrek ze met goud.

13. En maak handbomen van sittimhout, en overtrek ze met goud.

Vers 14

14. En steek de handbomen in de ringen, die aan de zijde van de Ark zijn, dat men de Ark daarmee draagt, 1) wanneer het heiligdom vervoerd moet worden.

1) Noch de Ark, noch de tafel van de toonbroden, noch het reukaltaar mochten op wagens worden vervoerd. Dit is, opdat de heilige vrees en eerbied des te meer zou worden betracht, en opdat er minder gevaar zou zijn voor beschadiging. Het Heilige moest heilig en eerbiedig worden behandeld..

Vers 14

14. En steek de handbomen in de ringen, die aan de zijde van de Ark zijn, dat men de Ark daarmee draagt, 1) wanneer het heiligdom vervoerd moet worden.

1) Noch de Ark, noch de tafel van de toonbroden, noch het reukaltaar mochten op wagens worden vervoerd. Dit is, opdat de heilige vrees en eerbied des te meer zou worden betracht, en opdat er minder gevaar zou zijn voor beschadiging. Het Heilige moest heilig en eerbiedig worden behandeld..

Vers 15

15. a) De draagbomen zullen in de ringen van de Ark zijn, zij zullen er niet, gelijk de draagbomen aan de tafel van de toonbroden (Exodus 25:27) en aan het reukaltaar (Exodus 30:4 vv.) uitgetrokken worden. 1)

a) 1 Kings 8:8 1 Kings 8:1) Het is mogelijk, dat ook met dit bevel gedoeld wordt, om te allen tijde gereed te zijn te vertrekken, maar hoofddoel is, opdat de dragers de Ark niet hoefden aan te raken. De Ark mocht niet worden aangeroerd..

Vers 15

15. a) De draagbomen zullen in de ringen van de Ark zijn, zij zullen er niet, gelijk de draagbomen aan de tafel van de toonbroden (Exodus 25:27) en aan het reukaltaar (Exodus 30:4 vv.) uitgetrokken worden. 1)

a) 1 Kings 8:8 1 Kings 8:1) Het is mogelijk, dat ook met dit bevel gedoeld wordt, om te allen tijde gereed te zijn te vertrekken, maar hoofddoel is, opdat de dragers de Ark niet hoefden aan te raken. De Ark mocht niet worden aangeroerd..

Vers 16

16. Daarnaa) zult gij in de Ark leggen de getuigenis, 1) die Ik u geven zal, 2) (Exodus 31:18), de stenen tafelen met de tien geboden, Mijn getuigenis omtrent Mijn wil.

a) Hebrews 9:4

1) De bestemming van de Ark was dus in de eerste plaats om het huis te zijn voor de wet van de beide tafelen. Dit was Israëls kleinood en kostbare schat, die een edele kast ter bewaring waardig was, en om dit kleinood, dat zij in zich sloot, was de kist niet alleen uitwendig, als de tafel van de toonbroden en het reukaltaar, maar ook inwendig met goud overtrokken. In zo verre nu de wet van de beide tafelen een getuigenis, de betuiging van God aan Zijn volk was, heette de Ark "Ark van de Getuigenis"; in zo verre dit tevens het verbond uitmaakte, of de oorkonde van het met Israël gesloten verbond vormde, heette de Ark ook "Ark van het Verbond". De door de Ark omsloten wet was verder het hart, waarvan het hele geestelijk leven in Israël, het politieke zowel als het godsdienstige uitging; daarom werd zij later in het binnenste van het heiligdom (Exodus 26:33) en daarmee in het centrum van het zich rondom de tabernakel legerende volk (Numbers 2:2) gesteld. Evenzo was de wet om het Verbond, dat de Heere met Israël gesloten had, de bron van alle zegen en voorspoed voor het volk; daarom was de ark met een gouden krans, het zinnebeeld van bloei en welvaart versierd..

Jezus droeg de wet in zijn hart, en Hij zou niet komen om die te ontbinden, maar om die te vervullen. En juist daardoor, dat Hij als de Borg van een veel beter verbond, dan vroeger bestaan had, de verbondswet kwam vervullen, de verbondsschulden kwam betalen, en de verbondsbeloften kwam verwerven, daardoor zou Hij het eeuwige en enige voorwerp van aanbidding in de hemel zijn, beide als de verbondsark (waarin alles ligt opgesloten) voor zijn volk, en het voorwerp van welbehagen en eeuwige rust van de Vader.

Israël kon en wil door zichzelf de wet niet vervullen, kon dat donderen van de wet niet verdragen. Daarom moest voor die wet de Ark gemaakt worden. Die Ark, symbool van de Christus, zou de wet bevatten, d.w.z. Christus zou voor heel zijn volk de wet volkomen vervullen, in zijn menselijke natuur, gesterkt door zijn Godheid..

2) Wel was de wet gegeven of uitgesproken door de Heere God, maar hier zegt God aan Mozes, dat Hij hem die wet, geschreven, ter hand zal stellen..

Vers 16

16. Daarnaa) zult gij in de Ark leggen de getuigenis, 1) die Ik u geven zal, 2) (Exodus 31:18), de stenen tafelen met de tien geboden, Mijn getuigenis omtrent Mijn wil.

a) Hebrews 9:4

1) De bestemming van de Ark was dus in de eerste plaats om het huis te zijn voor de wet van de beide tafelen. Dit was Israëls kleinood en kostbare schat, die een edele kast ter bewaring waardig was, en om dit kleinood, dat zij in zich sloot, was de kist niet alleen uitwendig, als de tafel van de toonbroden en het reukaltaar, maar ook inwendig met goud overtrokken. In zo verre nu de wet van de beide tafelen een getuigenis, de betuiging van God aan Zijn volk was, heette de Ark "Ark van de Getuigenis"; in zo verre dit tevens het verbond uitmaakte, of de oorkonde van het met Israël gesloten verbond vormde, heette de Ark ook "Ark van het Verbond". De door de Ark omsloten wet was verder het hart, waarvan het hele geestelijk leven in Israël, het politieke zowel als het godsdienstige uitging; daarom werd zij later in het binnenste van het heiligdom (Exodus 26:33) en daarmee in het centrum van het zich rondom de tabernakel legerende volk (Numbers 2:2) gesteld. Evenzo was de wet om het Verbond, dat de Heere met Israël gesloten had, de bron van alle zegen en voorspoed voor het volk; daarom was de ark met een gouden krans, het zinnebeeld van bloei en welvaart versierd..

Jezus droeg de wet in zijn hart, en Hij zou niet komen om die te ontbinden, maar om die te vervullen. En juist daardoor, dat Hij als de Borg van een veel beter verbond, dan vroeger bestaan had, de verbondswet kwam vervullen, de verbondsschulden kwam betalen, en de verbondsbeloften kwam verwerven, daardoor zou Hij het eeuwige en enige voorwerp van aanbidding in de hemel zijn, beide als de verbondsark (waarin alles ligt opgesloten) voor zijn volk, en het voorwerp van welbehagen en eeuwige rust van de Vader.

Israël kon en wil door zichzelf de wet niet vervullen, kon dat donderen van de wet niet verdragen. Daarom moest voor die wet de Ark gemaakt worden. Die Ark, symbool van de Christus, zou de wet bevatten, d.w.z. Christus zou voor heel zijn volk de wet volkomen vervullen, in zijn menselijke natuur, gesterkt door zijn Godheid..

2) Wel was de wet gegeven of uitgesproken door de Heere God, maar hier zegt God aan Mozes, dat Hij hem die wet, geschreven, ter hand zal stellen..

Vers 17

17. a) Gij zult ook een verzoendeksel 1) maken van louter goud, een massief gouden plaat, ongeveer ter dikte van het platte van een hand, die de gedaante heeft van een deksel (Exodus 25:21), deze moet dienen, opdat aan deze de verzoening van de zonden jaarlijks op de grote Verzoendag volbracht wordt (Leviticus 16:14): twee en een halve el zal diens lengte zijn, en anderhalve el diens breedte, dus juist zolang en zo breed als de kist zelf (Exodus 25:10), opdat hij die geheel bedekt en vast door de van boven omlopenden krans (Exodus 25:11) ingesloten wordt. a) Exodus 37:6

1) In het Hebreeuws Capporeth. Het werkwoord, waarvan dit zelfstandig naamwoord is afgeleid, betekent eigenlijk, bedekken, overstrijken, maar hetgeen dan ook niet anders kan betekenen, dan de zonde bedekken, d.i. de zonde verzoenen. In 1 Chronicles 28:11 wordt het Allerheiligste genoemd, het huis van de verzoening (Beth hacapporeth). Daarom onderstelt het verzoendeksel, de tussenkomst van het bloed van de verzoening, waardoor en waarmee de zonde van het volk bedekt wordt. Dit deksel moest van louter goud zijn. Waarom? Omdat het een symbool van Christus was, het grote middel van de verzoening van de zondaar met God. Boven dat verzoendeksel troonde God. En God kon daarboven tronen, kon daarboven rusten, omdat Hij zijn rust vond in het werk van de verzoening van Christus, zijn Zoon. Luther vertaalt niet verzoendeksel maar genadestoel..

Vers 17

17. a) Gij zult ook een verzoendeksel 1) maken van louter goud, een massief gouden plaat, ongeveer ter dikte van het platte van een hand, die de gedaante heeft van een deksel (Exodus 25:21), deze moet dienen, opdat aan deze de verzoening van de zonden jaarlijks op de grote Verzoendag volbracht wordt (Leviticus 16:14): twee en een halve el zal diens lengte zijn, en anderhalve el diens breedte, dus juist zolang en zo breed als de kist zelf (Exodus 25:10), opdat hij die geheel bedekt en vast door de van boven omlopenden krans (Exodus 25:11) ingesloten wordt. a) Exodus 37:6

1) In het Hebreeuws Capporeth. Het werkwoord, waarvan dit zelfstandig naamwoord is afgeleid, betekent eigenlijk, bedekken, overstrijken, maar hetgeen dan ook niet anders kan betekenen, dan de zonde bedekken, d.i. de zonde verzoenen. In 1 Chronicles 28:11 wordt het Allerheiligste genoemd, het huis van de verzoening (Beth hacapporeth). Daarom onderstelt het verzoendeksel, de tussenkomst van het bloed van de verzoening, waardoor en waarmee de zonde van het volk bedekt wordt. Dit deksel moest van louter goud zijn. Waarom? Omdat het een symbool van Christus was, het grote middel van de verzoening van de zondaar met God. Boven dat verzoendeksel troonde God. En God kon daarboven tronen, kon daarboven rusten, omdat Hij zijn rust vond in het werk van de verzoening van Christus, zijn Zoon. Luther vertaalt niet verzoendeksel maar genadestoel..

Vers 18

18. a) Gij zult ook twee cherubim, 1) zinnebeelden van de hoogste geschapen wezens, van goud maken; van dicht 2) goud zult gij ze maken, dus niet massief, maar hol (Numbers 10:2) uit de beide einden van de verzoendeksel, zodat zij als uit deze voortkomen.

a) Hebrews 9:5

1) Ook: zie Genesis 3:24

2) "Van dicht goud," d.i. van gedegen goud, zonder enige holligheid van binnen. Ook kan het woord in de grondtekst betekenen: van goud met de hamer gedreven..

Vers 18

18. a) Gij zult ook twee cherubim, 1) zinnebeelden van de hoogste geschapen wezens, van goud maken; van dicht 2) goud zult gij ze maken, dus niet massief, maar hol (Numbers 10:2) uit de beide einden van de verzoendeksel, zodat zij als uit deze voortkomen.

a) Hebrews 9:5

1) Ook: zie Genesis 3:24

2) "Van dicht goud," d.i. van gedegen goud, zonder enige holligheid van binnen. Ook kan het woord in de grondtekst betekenen: van goud met de hamer gedreven..

Vers 19

19. En maak u een cherub uit het ene einde aan deze zijde, en de andere cherub uit het andere einde aan de andere zijde; uit het verzoendeksel zult gij de cherubim maken, uit de beide einden hiervan, zodat ze met het verzoendeksel een geheel vormen en niet daarvan weggenomen kunnen worden.

Vers 19

19. En maak u een cherub uit het ene einde aan deze zijde, en de andere cherub uit het andere einde aan de andere zijde; uit het verzoendeksel zult gij de cherubim maken, uit de beide einden hiervan, zodat ze met het verzoendeksel een geheel vormen en niet daarvan weggenomen kunnen worden.

Vers 20

20. En de cherubim 1) zullen hun beide vleugels omhoog uitbreiden, a)bedekkende met hun vleugels, als met een scherm, het verzoendeksel; en hun aangezichten zullen tegenover elkaar naar elkaar toegekeerd zijn; en de aangezichten van de cherubim zullen tevens zich naar beneden neigen en naar het verzoendeksel.

a) Hebrews 9:5

1) Van cherubim was reeds in Genesis 3:24 sprake, daar werd de oorspronkelijk aan de mens toegewezen maar door hem zo slecht bewaakte hof, aan deze ter bewaking overgegeven; ongetwijfeld zijn schepsels van een hogere wereld, levende wezens, die de hoogste plaats in het rijk van de geschapen geesten innemen, hieronder te verstaan. Waar zij verder in de Bijbel vermeld worden, staan zij God, de hemelse Koning, bij Zijn gerichten op aarde ter zijde, en moeten zij met hun tegenwoordigheid de boven al het geschapene hoog verheven Majesteit van de Wereldrechter openbaren, daar zij de hoogste en volkomenste schepsels, het toppunt van de gehele schepping vormen. Met welk woord de naam cherub oorspronkelijk samenhangt, en wat het dus betekent, kan niet bepaald worden. In elk geval is het een woord uit de eerste tijd van het menselijk geslacht, en is met de herinnering aan de geschiedenis van de uitdrijving uit het paradijs ook op andere volkeren overgegaan, gelijk het verhaal van de gier-een uit verschillende bestanddelen gevormde diergestalte-die de goudgroeven in hoog-Azië te beschermen heeft, bewijst. Wanneer nu tevens deze eenvoudige, alleen door vleugels-het zinnebeeld van een dienstbaarheid, die boven de gewone perken van ruimte en tijd verheven is, uitstekende mensengedaante, gelijk die op onze plaats aan te nemen is, elders als uit verschillende diersoorten samengestelde diergestalten verschijnen (Ezekiel 1:10; Ezekiel 10:14), zodat daardoor de cherubim tot veranderlijke hiërogliefen worden, zo heeft dit daarin zijn reden, dat er geen wezens zijn, in de vorm als wij straks beschreven hebben, maar deze vorm slechts beeld, zinnebeeld is. Als wezens van de hemelse wereld staan zij ten opzichte van hun eigenlijke wijze van bestaan boven het bereik van de menselijke voorstelling; wat aan hen tot voorstelling gebracht wordt, is een gedachte, een idee, en alzo wisselt de vorm van hun verschijning af met de veranderlijke behoefte van de mens. Zulk een onbepaaldheid en veranderlijkheid van vorm heeft dan ook dit voordeel, dat daarmee het voor Israël overigens al te nabijzijnd gevaar afgesneden wordt, om met de cherubim afgoderij of beeldendienst te bedrijven..

In de Ark zijn zij de zinnebeelden van alle schepselen, die in de staat van heerlijkheid van het hiernamaals hun geluk of hun zaligheid zuilen toekennen aan het verzoendeksel, dat is: Jezus Christus, de verzoening van de wereld, de Borg en Zaligmaker van het door zijn bloed verloste volk. Die schare zullen vol ogen zijn, om de genade, liefde en trouw van hun Verlosser te aanschouwen, en nochthans zullen zij zich als het ware met vleugels moeten dekken, vanwege de heerlijkheid van het gezegende Lam..

De Apostel noemt deze cherubs "Cherubijnen van de heerlijkheid" (Hebrews 9:5), vanwege hun stand en gebruik..

Vers 20

20. En de cherubim 1) zullen hun beide vleugels omhoog uitbreiden, a)bedekkende met hun vleugels, als met een scherm, het verzoendeksel; en hun aangezichten zullen tegenover elkaar naar elkaar toegekeerd zijn; en de aangezichten van de cherubim zullen tevens zich naar beneden neigen en naar het verzoendeksel.

a) Hebrews 9:5

1) Van cherubim was reeds in Genesis 3:24 sprake, daar werd de oorspronkelijk aan de mens toegewezen maar door hem zo slecht bewaakte hof, aan deze ter bewaking overgegeven; ongetwijfeld zijn schepsels van een hogere wereld, levende wezens, die de hoogste plaats in het rijk van de geschapen geesten innemen, hieronder te verstaan. Waar zij verder in de Bijbel vermeld worden, staan zij God, de hemelse Koning, bij Zijn gerichten op aarde ter zijde, en moeten zij met hun tegenwoordigheid de boven al het geschapene hoog verheven Majesteit van de Wereldrechter openbaren, daar zij de hoogste en volkomenste schepsels, het toppunt van de gehele schepping vormen. Met welk woord de naam cherub oorspronkelijk samenhangt, en wat het dus betekent, kan niet bepaald worden. In elk geval is het een woord uit de eerste tijd van het menselijk geslacht, en is met de herinnering aan de geschiedenis van de uitdrijving uit het paradijs ook op andere volkeren overgegaan, gelijk het verhaal van de gier-een uit verschillende bestanddelen gevormde diergestalte-die de goudgroeven in hoog-Azië te beschermen heeft, bewijst. Wanneer nu tevens deze eenvoudige, alleen door vleugels-het zinnebeeld van een dienstbaarheid, die boven de gewone perken van ruimte en tijd verheven is, uitstekende mensengedaante, gelijk die op onze plaats aan te nemen is, elders als uit verschillende diersoorten samengestelde diergestalten verschijnen (Ezekiel 1:10; Ezekiel 10:14), zodat daardoor de cherubim tot veranderlijke hiërogliefen worden, zo heeft dit daarin zijn reden, dat er geen wezens zijn, in de vorm als wij straks beschreven hebben, maar deze vorm slechts beeld, zinnebeeld is. Als wezens van de hemelse wereld staan zij ten opzichte van hun eigenlijke wijze van bestaan boven het bereik van de menselijke voorstelling; wat aan hen tot voorstelling gebracht wordt, is een gedachte, een idee, en alzo wisselt de vorm van hun verschijning af met de veranderlijke behoefte van de mens. Zulk een onbepaaldheid en veranderlijkheid van vorm heeft dan ook dit voordeel, dat daarmee het voor Israël overigens al te nabijzijnd gevaar afgesneden wordt, om met de cherubim afgoderij of beeldendienst te bedrijven..

In de Ark zijn zij de zinnebeelden van alle schepselen, die in de staat van heerlijkheid van het hiernamaals hun geluk of hun zaligheid zuilen toekennen aan het verzoendeksel, dat is: Jezus Christus, de verzoening van de wereld, de Borg en Zaligmaker van het door zijn bloed verloste volk. Die schare zullen vol ogen zijn, om de genade, liefde en trouw van hun Verlosser te aanschouwen, en nochthans zullen zij zich als het ware met vleugels moeten dekken, vanwege de heerlijkheid van het gezegende Lam..

De Apostel noemt deze cherubs "Cherubijnen van de heerlijkheid" (Hebrews 9:5), vanwege hun stand en gebruik..

Vers 21

21. En a) gij zult het verzoendeksel bovenop de Ark zetten, nadat gij in de Ark de Getuigenis (Exodus 25:15), die Ik u geven zal, zult gelegd hebben.

a)Hebrews 9:4,Hebrews 9:5

Vers 21

21. En a) gij zult het verzoendeksel bovenop de Ark zetten, nadat gij in de Ark de Getuigenis (Exodus 25:15), die Ik u geven zal, zult gelegd hebben.

a)Hebrews 9:4,Hebrews 9:5

Vers 22

22. En a) aldaar zal Ik bij u komen; Ik zal aldaar in een wolk (Leviticus 16:2) Mijn tegenwoordigheid u doen zien, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel 1) af, tussen de twee cherubim, die op de Ark van de Getuigenis zijn zullen, alles, wat Ik u gebieden zal aan de kinderen van Israël.

a) Numbers 7:89

1) Het Capporeth (verzoendeksel, volgens de vertaling van Luther, genadestoel) was alzo het middelpunt van de aanwezigheid van God onder Zijn volk, als het ware de troon, van welke Hij Israël, als diens onzichtbare koning regeren en Zijn bevelen geven wilde. Zij rustte op de ark, die de twee tafelen van de wet in zich besloot, want gerechtigheid en gericht zijn de vastheid van Zijn troon (Psalms 89:15; Psalms 97:2). Zij was van massief goud, en cherubim waren aan haar beide einden opgericht, want die hier tronen wilde, rondom die is enkel licht en hemelse glans (Psalms 104:1), voor hem neigt zich aanbiddende de schepping in haar meest verheven vertegenwoordigers (Psalms 103:19). De Capporeth is echter tevens ook de voornaamste en de gewichtigste plaats tot verzoening, daar zij met haar onderstuk, de Ark van het Verbond, tezamen een altaar vormt; want voordat de Heere de genade en waarheid, die voor Zijn aangezicht zijn (Psalms 89:15) openbaren kan, moeten eerst de overtredingen van Zijn volk, van welke de wet onder Zijn voeten getuigt, verzoend en uitgedelgd worden (Leviticus 17:11). Nu is wel de wijze van verzoening, gelijk die later voor Israël verordend is (Leviticus 16:1) eerst een voorlopige en nog onvolkomen (Hebrews 9:6); maar in en met deze is Zijn raadsbesluit vooraf aangewezen, dat later tot uitvoering komen en de zonde werkelijk verdelgen moet. In dit Evangelie begeren ook de engelen in te zien (1 Peter 1:12), waarom de cherubim met hun ogen op de Capporeth neerzien..

Het rusten van God op het verzoendeksel, Jezus, te midden van zijn volk, had een heerlijke betekenis. Want God wilde rusten, maar kon slechts rusten in genade; in het bewijzen van genade vond hij slechts voldoening. Zo spreekt Hij bij de Profeet: "Ik zal rusten en stil zijn, en in eeuwigheid niet meer op U toornen en schelden." Daarom bouwde Hij zich in zijn Zoon een genadestoel. En indien Hij ook gedurig met bezoekingen en tuchtroeden midden door Zijn volk wandelde, nochthans als Hij rusten wilde, dan vond Hij zijn rust op de stoel van de genade of van de verzoening. En de allerhoogste God kon waarlijk op die Ark en op dat verzoendeksel rusten, want daarin lag Zijn Wet zuiver ongeschonden..

III. Exodus 25:23-Exodus 25:30. Hierop volgen de bepalingen over de vervaardiging van een tafel, waarop bestendig toonbroden voor de Heere moeten liggen.

Vers 22

22. En a) aldaar zal Ik bij u komen; Ik zal aldaar in een wolk (Leviticus 16:2) Mijn tegenwoordigheid u doen zien, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel 1) af, tussen de twee cherubim, die op de Ark van de Getuigenis zijn zullen, alles, wat Ik u gebieden zal aan de kinderen van Israël.

a) Numbers 7:89

1) Het Capporeth (verzoendeksel, volgens de vertaling van Luther, genadestoel) was alzo het middelpunt van de aanwezigheid van God onder Zijn volk, als het ware de troon, van welke Hij Israël, als diens onzichtbare koning regeren en Zijn bevelen geven wilde. Zij rustte op de ark, die de twee tafelen van de wet in zich besloot, want gerechtigheid en gericht zijn de vastheid van Zijn troon (Psalms 89:15; Psalms 97:2). Zij was van massief goud, en cherubim waren aan haar beide einden opgericht, want die hier tronen wilde, rondom die is enkel licht en hemelse glans (Psalms 104:1), voor hem neigt zich aanbiddende de schepping in haar meest verheven vertegenwoordigers (Psalms 103:19). De Capporeth is echter tevens ook de voornaamste en de gewichtigste plaats tot verzoening, daar zij met haar onderstuk, de Ark van het Verbond, tezamen een altaar vormt; want voordat de Heere de genade en waarheid, die voor Zijn aangezicht zijn (Psalms 89:15) openbaren kan, moeten eerst de overtredingen van Zijn volk, van welke de wet onder Zijn voeten getuigt, verzoend en uitgedelgd worden (Leviticus 17:11). Nu is wel de wijze van verzoening, gelijk die later voor Israël verordend is (Leviticus 16:1) eerst een voorlopige en nog onvolkomen (Hebrews 9:6); maar in en met deze is Zijn raadsbesluit vooraf aangewezen, dat later tot uitvoering komen en de zonde werkelijk verdelgen moet. In dit Evangelie begeren ook de engelen in te zien (1 Peter 1:12), waarom de cherubim met hun ogen op de Capporeth neerzien..

Het rusten van God op het verzoendeksel, Jezus, te midden van zijn volk, had een heerlijke betekenis. Want God wilde rusten, maar kon slechts rusten in genade; in het bewijzen van genade vond hij slechts voldoening. Zo spreekt Hij bij de Profeet: "Ik zal rusten en stil zijn, en in eeuwigheid niet meer op U toornen en schelden." Daarom bouwde Hij zich in zijn Zoon een genadestoel. En indien Hij ook gedurig met bezoekingen en tuchtroeden midden door Zijn volk wandelde, nochthans als Hij rusten wilde, dan vond Hij zijn rust op de stoel van de genade of van de verzoening. En de allerhoogste God kon waarlijk op die Ark en op dat verzoendeksel rusten, want daarin lag Zijn Wet zuiver ongeschonden..

III. Exodus 25:23-Exodus 25:30. Hierop volgen de bepalingen over de vervaardiging van een tafel, waarop bestendig toonbroden voor de Heere moeten liggen.

Vers 23

23. Gij zult ook een tafel 1) maken van sittimhout; twee el zal haar lengte zijn, en n el haar breedte, dus half zo breed als lang, en anderhalve el zal haar hoogte zijn, evenals de Ark van het Verbond (Exodus 25:10).

1) Alles van die tafel, en niet het minst haar rand of kroon schaduwde af de koninklijke bediening van de Heere Jezus en Zijn Kerk. Twaalf broden waren de zinnebeelden van de heilige algemene Kerk, gelijk die in de Openbaring an Johannes veeltijds wordt afgebeeld als de twaalf geslachten van de kinderen van Israël. Brood duidde aan, de genade, de onderscheiding en het leven van de Kerk voor haar verworven in het vlees en bloed van haar Koning..

Vers 23

23. Gij zult ook een tafel 1) maken van sittimhout; twee el zal haar lengte zijn, en n el haar breedte, dus half zo breed als lang, en anderhalve el zal haar hoogte zijn, evenals de Ark van het Verbond (Exodus 25:10).

1) Alles van die tafel, en niet het minst haar rand of kroon schaduwde af de koninklijke bediening van de Heere Jezus en Zijn Kerk. Twaalf broden waren de zinnebeelden van de heilige algemene Kerk, gelijk die in de Openbaring an Johannes veeltijds wordt afgebeeld als de twaalf geslachten van de kinderen van Israël. Brood duidde aan, de genade, de onderscheiding en het leven van de Kerk voor haar verworven in het vlees en bloed van haar Koning..

Vers 24

24. En gij zult ze met louter goud overtrekken (Exodus 25:11); gij zult ook een gouden krans daaraan maken, rondom het blad van de tafel.

Vers 24

24. En gij zult ze met louter goud overtrekken (Exodus 25:11); gij zult ook een gouden krans daaraan maken, rondom het blad van de tafel.

Vers 25

25. Gij zult ook een lijst rondom daaraan maken, een lijst onder het blad van de tafel, die de vier voeten tezamen verbindt, deze zal zijn een hand breed, en gij zult een gouden krans evenals om het tafelblad, rondom deze lijst maken.

Vers 25

25. Gij zult ook een lijst rondom daaraan maken, een lijst onder het blad van de tafel, die de vier voeten tezamen verbindt, deze zal zijn een hand breed, en gij zult een gouden krans evenals om het tafelblad, rondom deze lijst maken.

Vers 26

26. Ook zult gij vier gouden ringen daaraan maken; en gij zult de ringen zetten aan de vier hoeken, die aan dezelfde vier voeten zullen zijn. 27. Tegenover de lijst zullen de ringen zijn tot plaatsen voor de handbomen, om de tafel, bij verplaatsing van het heiligdom, te dragen.

Vers 26

26. Ook zult gij vier gouden ringen daaraan maken; en gij zult de ringen zetten aan de vier hoeken, die aan dezelfde vier voeten zullen zijn. 27. Tegenover de lijst zullen de ringen zijn tot plaatsen voor de handbomen, om de tafel, bij verplaatsing van het heiligdom, te dragen.

Vers 28

28. Deze handbomen nu zult gij van sittimhout maken, en gij zult deze met goud overtrekken; en, gelijk reeds gezegd is, de tafel zal daaraan gedragen worden.

Vers 28

28. Deze handbomen nu zult gij van sittimhout maken, en gij zult deze met goud overtrekken; en, gelijk reeds gezegd is, de tafel zal daaraan gedragen worden.

Vers 29

29. Gij zult ook maken haar, de tot de tafel behorende en daarop te plaatsen (Exodus 37:16) schotels 1) in welke de broden (Exodus 25:30) liggen, en haar rookschalen, 2) noten in de gedaante van een lepel (Numbers 4:7), waarin de tot de toonbroden behorende wierookgave (Leviticus 24:7), op ieder van de beide gedeelten brood geplaatst kan worden, en haar plattelen, haar plengschalen, kruiken voor de eveneens daar te plaatsen wijn, en haar kroezen, bekers tot uitstorting van de wijn als dankoffer (met welke zij, de tafel, bedekt zal worden), 3) van louter goud zult gij ze maken, namelijk de schalen en bekers.

1) In het Hebreeuws Ke'arath, schotels. Hoogstwaarschijnlijk dienden deze schotels niet alleen, opdat de broden op of in deze zouden worden, maar ook, opdat zij daarmee op de tafel zouden gelegd worden gesteld. De gedaante is moeilijk aan te geven. Klein kunnen zij niet geweest zijn, omdat Nahesson (Numbers 7:13) een schotel de Heere ten geschenke gaf, welke 130 sikkels zwaar was..

2) Het woord in de grondtekst geeft enige holheid te kennen. Deze schalen waren slechts 10 sikkels zwaar..

3) Van deze woorden vindt men verschillende vertalingen. De Engelse vertaling heeft: "Om mee te schenken"; andere "om plengoffers mee te verrichten". Wordt de vertaling, bedekken behouden, dan is dit van toepassing op alles wat hiervoor vermeld is. In Exodus 37:16 worden deze gereedschappen in een andere volgorde opgenoemd..

Vers 29

29. Gij zult ook maken haar, de tot de tafel behorende en daarop te plaatsen (Exodus 37:16) schotels 1) in welke de broden (Exodus 25:30) liggen, en haar rookschalen, 2) noten in de gedaante van een lepel (Numbers 4:7), waarin de tot de toonbroden behorende wierookgave (Leviticus 24:7), op ieder van de beide gedeelten brood geplaatst kan worden, en haar plattelen, haar plengschalen, kruiken voor de eveneens daar te plaatsen wijn, en haar kroezen, bekers tot uitstorting van de wijn als dankoffer (met welke zij, de tafel, bedekt zal worden), 3) van louter goud zult gij ze maken, namelijk de schalen en bekers.

1) In het Hebreeuws Ke'arath, schotels. Hoogstwaarschijnlijk dienden deze schotels niet alleen, opdat de broden op of in deze zouden worden, maar ook, opdat zij daarmee op de tafel zouden gelegd worden gesteld. De gedaante is moeilijk aan te geven. Klein kunnen zij niet geweest zijn, omdat Nahesson (Numbers 7:13) een schotel de Heere ten geschenke gaf, welke 130 sikkels zwaar was..

2) Het woord in de grondtekst geeft enige holheid te kennen. Deze schalen waren slechts 10 sikkels zwaar..

3) Van deze woorden vindt men verschillende vertalingen. De Engelse vertaling heeft: "Om mee te schenken"; andere "om plengoffers mee te verrichten". Wordt de vertaling, bedekken behouden, dan is dit van toepassing op alles wat hiervoor vermeld is. In Exodus 37:16 worden deze gereedschappen in een andere volgorde opgenoemd..

Vers 30

30. En gij zult op deze tafel altijd, zo dikwijls een nieuwe Sabbat aanbreekt, het toonbrood1) over welks bereiding, getal en verder gebruik Ik later (Leviticus 24:5) tot u spreken zal, voor Mijn aangezicht, voor mij, die in het Allerhoogste op het verzoendeksel Mijn troon heb, leggen, om ze daar gedurende die week te laten liggen.

1) De toonbroden, waarvoor de tafel moest zijn hadden hun naam van hun bestemming; het zijn broden, die voor Gods aangezicht neergelegd, Hem getoond worden, opdat Hij ze ziet en er Zich in verheugt. Wat echter betekenen deze? Zij zijn een onbloedig offer, waarin Israël de vrucht van zijn werken, leven en streven aan de Heere brengt, en zich openbaart als een volk, ijverig in goede werken. Israël was het akkerwerk van de Heere 1 Corinthiers 3:9), zijn geestelijke wijngaard Isaiah 5:1). Wat het nu daarbuiten op de akker en van de wijnberg in het land van zijn erfdeel, bij trouwe waarneming van het tijdelijk beroep, oogstte, daarvan bracht het hier onafgebroken, altijd opnieuw een gave, om daarmee te kennen te geven, dat het altijd in goede werken wilde bevonden worden. De Heere wilde deze vrucht van de arbeid, het beeld van geestelijke spijze (John 6:27) altijd voor Zich zien, en Zich daarin verheugen. Het geheel was een voorafschaduwing van de nieuwtestamentische gemeente, waarvan het in Titus 2:14 heet: "die zichzelf voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken." De gehele tabernakel met al zijn gereedschap is dan ook niet eenzijdig op te vatten, maar naar een dubbel doel, deels als zinnebeeld van hetgeen de Heere reeds in Israël doet, en ten tweede als voorbeeld van hetgeen komen zal. Ten opzichte van het laatste moest aan Israël worden afgebeeld, hoe, in plaats van de tabernakel of de tempel, de gemeente zelf tot een heilige tempel in de Heere en een huis van God in de geest zou opgebouwd worden, (Efe.2:19). Wie denkt bij deze tafel met brood en wijn niet aan de dis van het Nieuwe Verbond?.

IV. Exodus 25:31-Exodus 25:40. De Heere bepaalt de vervaardiging van de kandelaar, die zeven armen moet hebben en net zoveel lampen.

Vers 30

30. En gij zult op deze tafel altijd, zo dikwijls een nieuwe Sabbat aanbreekt, het toonbrood1) over welks bereiding, getal en verder gebruik Ik later (Leviticus 24:5) tot u spreken zal, voor Mijn aangezicht, voor mij, die in het Allerhoogste op het verzoendeksel Mijn troon heb, leggen, om ze daar gedurende die week te laten liggen.

1) De toonbroden, waarvoor de tafel moest zijn hadden hun naam van hun bestemming; het zijn broden, die voor Gods aangezicht neergelegd, Hem getoond worden, opdat Hij ze ziet en er Zich in verheugt. Wat echter betekenen deze? Zij zijn een onbloedig offer, waarin Israël de vrucht van zijn werken, leven en streven aan de Heere brengt, en zich openbaart als een volk, ijverig in goede werken. Israël was het akkerwerk van de Heere 1 Corinthiers 3:9), zijn geestelijke wijngaard Isaiah 5:1). Wat het nu daarbuiten op de akker en van de wijnberg in het land van zijn erfdeel, bij trouwe waarneming van het tijdelijk beroep, oogstte, daarvan bracht het hier onafgebroken, altijd opnieuw een gave, om daarmee te kennen te geven, dat het altijd in goede werken wilde bevonden worden. De Heere wilde deze vrucht van de arbeid, het beeld van geestelijke spijze (John 6:27) altijd voor Zich zien, en Zich daarin verheugen. Het geheel was een voorafschaduwing van de nieuwtestamentische gemeente, waarvan het in Titus 2:14 heet: "die zichzelf voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken." De gehele tabernakel met al zijn gereedschap is dan ook niet eenzijdig op te vatten, maar naar een dubbel doel, deels als zinnebeeld van hetgeen de Heere reeds in Israël doet, en ten tweede als voorbeeld van hetgeen komen zal. Ten opzichte van het laatste moest aan Israël worden afgebeeld, hoe, in plaats van de tabernakel of de tempel, de gemeente zelf tot een heilige tempel in de Heere en een huis van God in de geest zou opgebouwd worden, (Efe.2:19). Wie denkt bij deze tafel met brood en wijn niet aan de dis van het Nieuwe Verbond?.

IV. Exodus 25:31-Exodus 25:40. De Heere bepaalt de vervaardiging van de kandelaar, die zeven armen moet hebben en net zoveel lampen.

Vers 31

31. Gij zult ook een kandelaar van louter goud maken, (volgens de Joodse overlevering drie el hoog). Van dicht gepolijst werk zal deze kandelaar gemaakt worden, zijn schacht, zijn stam, en zijn rieten of takken; zijn schaaltjes of bekers in de vorm aan amandelnoten (Exodus 25:33), zijn knopen 1) of knoppen, rond als een granaatappel, en zijn bloemen 2) zullen uit hem 3) zijn; deze zullen ter versiering uit n en hetzelfde stuk gevormd worden.

1) Zijn knopen. Hieronder moeten verstaan worden, ronde balletjes, in de vorm van granaatappels, (Amos 9:1 Zephaniah 2:14 )

2) De LXX vertaalt: zijn Lelies. Wij hebben hier echter onder te verstaan, in verband met het woord in de grondtekst, hetwelk van "uitbotten" is afgeleid, afbeeldingen van opengaande, zich ontsluitende bloemen..

3) Uit hem. Dit ziet niet alleen op de bloemen, maar op al het voorgaande en wil zeggen, dat de lamp als uit een stuk zal worden gemaakt, of dat alle onderdelen ten nauwste met de stam zullen verbonden worden en alles tezamen uit dicht goud gemaakt moest worden..

Vers 31

31. Gij zult ook een kandelaar van louter goud maken, (volgens de Joodse overlevering drie el hoog). Van dicht gepolijst werk zal deze kandelaar gemaakt worden, zijn schacht, zijn stam, en zijn rieten of takken; zijn schaaltjes of bekers in de vorm aan amandelnoten (Exodus 25:33), zijn knopen 1) of knoppen, rond als een granaatappel, en zijn bloemen 2) zullen uit hem 3) zijn; deze zullen ter versiering uit n en hetzelfde stuk gevormd worden.

1) Zijn knopen. Hieronder moeten verstaan worden, ronde balletjes, in de vorm van granaatappels, (Amos 9:1 Zephaniah 2:14 )

2) De LXX vertaalt: zijn Lelies. Wij hebben hier echter onder te verstaan, in verband met het woord in de grondtekst, hetwelk van "uitbotten" is afgeleid, afbeeldingen van opengaande, zich ontsluitende bloemen..

3) Uit hem. Dit ziet niet alleen op de bloemen, maar op al het voorgaande en wil zeggen, dat de lamp als uit een stuk zal worden gemaakt, of dat alle onderdelen ten nauwste met de stam zullen verbonden worden en alles tezamen uit dicht goud gemaakt moest worden..

Vers 32

32. En zes rieten zullen uit zijn zijden, uit de in het midden opstaande schacht uitgaan: drie rieten van de kandelaar uit zijn ene zijde, en drie rieten van de kandelaar uit zijn andere zijde.

Vers 32

32. En zes rieten zullen uit zijn zijden, uit de in het midden opstaande schacht uitgaan: drie rieten van de kandelaar uit zijn ene zijde, en drie rieten van de kandelaar uit zijn andere zijde.

Vers 33

33. In het een riet zullen drie schaaltjes, versieringen in de vorm van bloemkelken zijn, gelijk amandelnoten; deze zullen uit een knoop en een bloem bestaan, namelijk een kogelvormige knop onder de kelk en de bloem boven hierop, en evenzo bij de andere rieten, drie schaaltjes gelijk amandelnoten 1) in een ander riet, een knoop en een bloem; alzo zullen die zes rieten zijn, die uit de kandelaar gaan.

1) De amandelboom begint onder alle bomen het vroegst te bloeien. In januari heeft dit reeds plaats en ontwikkelt hij dan de bloesems en de vruchten. Israël was het eerst van alle andere volken geroepen tot het geestelijk leven..

Vers 33

33. In het een riet zullen drie schaaltjes, versieringen in de vorm van bloemkelken zijn, gelijk amandelnoten; deze zullen uit een knoop en een bloem bestaan, namelijk een kogelvormige knop onder de kelk en de bloem boven hierop, en evenzo bij de andere rieten, drie schaaltjes gelijk amandelnoten 1) in een ander riet, een knoop en een bloem; alzo zullen die zes rieten zijn, die uit de kandelaar gaan.

1) De amandelboom begint onder alle bomen het vroegst te bloeien. In januari heeft dit reeds plaats en ontwikkelt hij dan de bloesems en de vruchten. Israël was het eerst van alle andere volken geroepen tot het geestelijk leven..

Vers 34

34. Maar aan de kandelaar zelf zullen niet drie, maar vier schaaltjes zijn, gelijk amandelnoten, met zijn knopen en met zijn bloemen. 35. En daar zal een knoop zijn onder twee rieten, uit deze uitgaande; ook een knoop onder twee rieten, uit deze uitgaande; nog een knoop onder twee rieten, uit dezeuitgaande; alzo zal het zijn met de zes rieten, die uit de kandelaar uitgaan. Daar waar de zes rieten twee aan twee van het hoofdriet uitgaan, zal een knoop zich bevinden.

Vers 34

34. Maar aan de kandelaar zelf zullen niet drie, maar vier schaaltjes zijn, gelijk amandelnoten, met zijn knopen en met zijn bloemen. 35. En daar zal een knoop zijn onder twee rieten, uit deze uitgaande; ook een knoop onder twee rieten, uit deze uitgaande; nog een knoop onder twee rieten, uit dezeuitgaande; alzo zal het zijn met de zes rieten, die uit de kandelaar uitgaan. Daar waar de zes rieten twee aan twee van het hoofdriet uitgaan, zal een knoop zich bevinden.

Vers 36

36. Hun knopen en hun rieten zullen uit hem zijn; het zal allemaal een dicht werk van louter goud zijn; 1) de nevenrieten met hun versieringen zullen met het hoofdriet en alzo met de kandelaar zelf uit n stuk vervaardigd zijnen er n geheel mee vormen.

1) Dit geeft voor het hoofdriet drie schalen met knopen en bloemen; de vierde versiering is dus boven het uitgangspunt van de beide bovenste armen, of aan dat stuk van de schacht te denken, dat van daar tot aan de spits zich verhief..

Vers 36

36. Hun knopen en hun rieten zullen uit hem zijn; het zal allemaal een dicht werk van louter goud zijn; 1) de nevenrieten met hun versieringen zullen met het hoofdriet en alzo met de kandelaar zelf uit n stuk vervaardigd zijnen er n geheel mee vormen.

1) Dit geeft voor het hoofdriet drie schalen met knopen en bloemen; de vierde versiering is dus boven het uitgangspunt van de beide bovenste armen, of aan dat stuk van de schacht te denken, dat van daar tot aan de spits zich verhief..

Vers 37

37. Gij zult hem ook zeven lampen 1) maken, op de zes einden van de nevenrieten en op dat van het hoofdriet, en men zal zijn lampen aansteken, en doen lichten aan zijn zijden; de priesters zullen er zorg voor dragen, dat deze lampen branden, en alzo zullen de armen geplaatst worden dat het licht is aan beide zijden van de kandelaar; zij zullen dat licht werpen naar de zijde, waar de tafel van de toonbroden staat, waarmee (Exodus 26:35) deze kandelaar in nauwe betrekking staat.

1) In het Hebreeuws Neroth, LXX lucnov. In het Nieuwe Testament wordt dit woord altijd door kaars vertaald, behalve in 2 Peter 1:9, waar het door licht wordt overgezet. De lampen waren niet als vast aan de kandelaar verbonden, maar werden erop gezet..

Vers 37

37. Gij zult hem ook zeven lampen 1) maken, op de zes einden van de nevenrieten en op dat van het hoofdriet, en men zal zijn lampen aansteken, en doen lichten aan zijn zijden; de priesters zullen er zorg voor dragen, dat deze lampen branden, en alzo zullen de armen geplaatst worden dat het licht is aan beide zijden van de kandelaar; zij zullen dat licht werpen naar de zijde, waar de tafel van de toonbroden staat, waarmee (Exodus 26:35) deze kandelaar in nauwe betrekking staat.

1) In het Hebreeuws Neroth, LXX lucnov. In het Nieuwe Testament wordt dit woord altijd door kaars vertaald, behalve in 2 Peter 1:9, waar het door licht wordt overgezet. De lampen waren niet als vast aan de kandelaar verbonden, maar werden erop gezet..

Vers 38

38. Zijn snuiters en zijn blusvaten 1) zullen louter goud zijn.

1) De snuiters dienden, om de lampen, wanneer zij `s nachts gebrand hadden, `s morgens te reinigen en weer gereed te maken (Exodus 27:20, Leviticus 24:2, ), de blusvaten om het onreine daarin op te nemen en uit het heiligdom weg te dragen..

Vers 38

38. Zijn snuiters en zijn blusvaten 1) zullen louter goud zijn.

1) De snuiters dienden, om de lampen, wanneer zij `s nachts gebrand hadden, `s morgens te reinigen en weer gereed te maken (Exodus 27:20, Leviticus 24:2, ), de blusvaten om het onreine daarin op te nemen en uit het heiligdom weg te dragen..

Vers 39

39. Uit een talent 1) louter goud zal men dat maken met al dit gereedschap. a)

a) Exodus 38:24,

1) Een talent woog ongeveer 3000 sikkels. Een sikkel wordt gerekend op ongeveer f 1:25 vaste munt; daarom was een talent om en nabij 3750 gulden. Een talent goud bedroeg waarschijnlijk 45000 gulden..

Vers 39

39. Uit een talent 1) louter goud zal men dat maken met al dit gereedschap. a)

a) Exodus 38:24,

1) Een talent woog ongeveer 3000 sikkels. Een sikkel wordt gerekend op ongeveer f 1:25 vaste munt; daarom was een talent om en nabij 3750 gulden. Een talent goud bedroeg waarschijnlijk 45000 gulden..

Vers 40

40. Zie dan toe, dat gij het, de kandelaar, evenals de tafel en de Ark, maakt naar hun voorbeeld, dat u op de berg getoond is.

De kandelaar is de Kerk, in gemeenschap met haar heerlijk hoofd Christus, Die tegelijk haar Profeet is, Christus is de hoofdschacht, de gelovigen zijn de rieten die daaruit voortschieten. Op zichzelf is de Kerk duister; maar een en dezelfde olie vervult alle lampjes en doet ze lichten; de olie is de Heilige Geest, in Christus wonende zonder mate, en aan alle gelovigen meegedeeld, opdat Christus hun licht zou zijn, en opdat zij ook tevens als lichten zouden schijnen in het midden van een krom en verdraaid geslacht. De schalen, bloemen en knopen tonen bovendien duidelijk, hoe Christus als Profeet niet slechts het nodige, maar ook het overvloedige licht voor Zijn volk is, tot ontdekking van de heerlijkheid van de Heere, diens deugden, vriendelijk aangezicht en beminnelijke dienst..

De kandelaar met zijn zeven rieten en zijn gedurig licht door middel van reine olie, waardoor de priesters in staat waren, om niet alleen de heilige diensten te verrichten, maar ook om met genoegen en verwondering te aanschouwen het heerlijke en prachtige, dat in de Tabernakel gevonden werd, daardoor werd aangewezen: 1e. Hoe de Geest van Christus, bij zeven lampen vergeleken (Openbaring :4) volstrekt nodig was, om al die dingen en hetgeen verder aan de plechtige schaduwdienst vast was, recht en in haar wezenlijke betekenis te beschouwen, zoals daardoor werd afgebeeld het lijden, dat op Christus komen zou en de heerlijkheid daarna volgende. (1 Peter 1:11,1 Peter 1:12). 2e. Voor zover de kandelaar de heilige olie (waardoor vervolgens de gaven van de Heilige Geest betekend werden) in zich bevatten en deze aan de rieten ten wederzijden mededeelden, die geen olie hadden, dan die hen uit het lichaam van de kandelaar werd meegedeeld, zo was zulks een zinneprent van Christus de fontein van al het geestelijke licht (Efeze1:17,19), die leende de gaven van Zijn Geest aan al zijn dienaren, waardoor zij bekwaam werden om tot verlichting te zijn van Gods kerk.

De kandelaar diende om te verlichten, omdat in het Heilige geen licht binnendrong dan het weinige door het voorhangsel..

Vers 40

40. Zie dan toe, dat gij het, de kandelaar, evenals de tafel en de Ark, maakt naar hun voorbeeld, dat u op de berg getoond is.

De kandelaar is de Kerk, in gemeenschap met haar heerlijk hoofd Christus, Die tegelijk haar Profeet is, Christus is de hoofdschacht, de gelovigen zijn de rieten die daaruit voortschieten. Op zichzelf is de Kerk duister; maar een en dezelfde olie vervult alle lampjes en doet ze lichten; de olie is de Heilige Geest, in Christus wonende zonder mate, en aan alle gelovigen meegedeeld, opdat Christus hun licht zou zijn, en opdat zij ook tevens als lichten zouden schijnen in het midden van een krom en verdraaid geslacht. De schalen, bloemen en knopen tonen bovendien duidelijk, hoe Christus als Profeet niet slechts het nodige, maar ook het overvloedige licht voor Zijn volk is, tot ontdekking van de heerlijkheid van de Heere, diens deugden, vriendelijk aangezicht en beminnelijke dienst..

De kandelaar met zijn zeven rieten en zijn gedurig licht door middel van reine olie, waardoor de priesters in staat waren, om niet alleen de heilige diensten te verrichten, maar ook om met genoegen en verwondering te aanschouwen het heerlijke en prachtige, dat in de Tabernakel gevonden werd, daardoor werd aangewezen: 1e. Hoe de Geest van Christus, bij zeven lampen vergeleken (Openbaring :4) volstrekt nodig was, om al die dingen en hetgeen verder aan de plechtige schaduwdienst vast was, recht en in haar wezenlijke betekenis te beschouwen, zoals daardoor werd afgebeeld het lijden, dat op Christus komen zou en de heerlijkheid daarna volgende. (1 Peter 1:11,1 Peter 1:12). 2e. Voor zover de kandelaar de heilige olie (waardoor vervolgens de gaven van de Heilige Geest betekend werden) in zich bevatten en deze aan de rieten ten wederzijden mededeelden, die geen olie hadden, dan die hen uit het lichaam van de kandelaar werd meegedeeld, zo was zulks een zinneprent van Christus de fontein van al het geestelijke licht (Efeze1:17,19), die leende de gaven van Zijn Geest aan al zijn dienaren, waardoor zij bekwaam werden om tot verlichting te zijn van Gods kerk.

De kandelaar diende om te verlichten, omdat in het Heilige geen licht binnendrong dan het weinige door het voorhangsel..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Exodus 25". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/exodus-25.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile