Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
2 Koningen 2

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KONINGEN 2

2 Kings 2:1.

ELIA'S HEMELVAART. ELISA'S WONDERDADEN.

2 Kings 2:1-2 Kings 2:18. Als een treffende tegenstelling van de wijze van sterven, die Elia, naar de inhoud van de vorige afdeling, koning Ahazia, ten gevolge van zijn snode verloochening van de God van Israël had moeten aankondigen, wordt nu de wijze meegedeeld, waarop de profeet zelf, overeenkomstig de bijzondere genadige beschikking van de Heere, van deze aarde scheiden moest. Nadat hij nog eenmaal de profetenscholen te Gilgal, Bethel en Jericho had bezocht, en Elisa, met hetgeen gebeuren zou vertrouwd, hem in weerwil van zijn tegenstreven op die tocht begeleid had, komen beide door een schaar profetenzonen uit de verte gadegeslagen, tot aan de Jordaan; de wateren van de rivier verdelen zich bij de slagen van de samengevouwen profetenmantel, zodat de beide Godsmannen droogvoets de overzijde van de stroom bereiken, daarna evenwel, in de vroeger zogenoemde velden van Moab aangekomen, worden zij door een wagen met vurige paarden van elkaar gescheiden, en Elia vaart in een onweer ten hemel. Elisa, na zijn meester op klagende toon nageroepen en diens mantel als uiterlijk zinnebeeld van het op hem overgaand profetenambt, opgenomen te hebben keert naar de Jordaan terug, doet eveneens in Gods kracht de wateren van de rivier wijken, zodat zij hem de overtocht vergunnen en wordt door de profetenzonen te Jericho als hun aanstaande heer en meester erkend. Zij verkeren in de mening het lijk van de ten hemel gevaren Elia te moeten opsporen en eervol begraven, omdat hun slechts ten dele iets van het einde van zijn aardse loopbaan bekend is, totdat zij, na lang vruchteloos zoeken, waarvan zij zich door Elisa's bedenkingen niet laten afhouden, diens mededeling aangaande de wijze van hun meesters heengaan geloven.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KONINGEN 2

2 Kings 2:1.

ELIA'S HEMELVAART. ELISA'S WONDERDADEN.

2 Kings 2:1-2 Kings 2:18. Als een treffende tegenstelling van de wijze van sterven, die Elia, naar de inhoud van de vorige afdeling, koning Ahazia, ten gevolge van zijn snode verloochening van de God van Israël had moeten aankondigen, wordt nu de wijze meegedeeld, waarop de profeet zelf, overeenkomstig de bijzondere genadige beschikking van de Heere, van deze aarde scheiden moest. Nadat hij nog eenmaal de profetenscholen te Gilgal, Bethel en Jericho had bezocht, en Elisa, met hetgeen gebeuren zou vertrouwd, hem in weerwil van zijn tegenstreven op die tocht begeleid had, komen beide door een schaar profetenzonen uit de verte gadegeslagen, tot aan de Jordaan; de wateren van de rivier verdelen zich bij de slagen van de samengevouwen profetenmantel, zodat de beide Godsmannen droogvoets de overzijde van de stroom bereiken, daarna evenwel, in de vroeger zogenoemde velden van Moab aangekomen, worden zij door een wagen met vurige paarden van elkaar gescheiden, en Elia vaart in een onweer ten hemel. Elisa, na zijn meester op klagende toon nageroepen en diens mantel als uiterlijk zinnebeeld van het op hem overgaand profetenambt, opgenomen te hebben keert naar de Jordaan terug, doet eveneens in Gods kracht de wateren van de rivier wijken, zodat zij hem de overtocht vergunnen en wordt door de profetenzonen te Jericho als hun aanstaande heer en meester erkend. Zij verkeren in de mening het lijk van de ten hemel gevaren Elia te moeten opsporen en eervol begraven, omdat hun slechts ten dele iets van het einde van zijn aardse loopbaan bekend is, totdat zij, na lang vruchteloos zoeken, waarvan zij zich door Elisa's bedenkingen niet laten afhouden, diens mededeling aangaande de wijze van hun meesters heengaan geloven.

Vers 1

1. Het geschiedde nu, toen de HEERE, waarschijnlijk niet lang nadat Ahazia aan zijn ziekte bezweken was ( 1:17), dus nog in hetzelfde jaar, tegen het einde waarvan Joram de regering aanvaardde, of in het jaar 896v.Chr. 1) Elia met een onweer 2) ten hemel opnemen zou; zoals Hij later ook werkelijk deed (2 Kings 2:11), en zoals Hij reeds vroeger de profeet had bekend gemaakt, opdat deze zich op een zo geheel buitengewone wijze van heengaan in het bijzonder zou voorbereiden, dat Elia met Elisa ging van Gilgal, het tegenwoordige Dschildschilia in de stam van Efraïm (Joshua 9:6), waar beiden gemeenschappelijk daar de profetenschool bezocht hadden (1 Kings 19:21), naar Bethel, 2 3/4 uur verder zuidoostwaarts, waar eveneens een profetenschool bestond.

1) De Jezuïet Cornelius a Lapide (2 Kings 1:11), bepaalt als dag van Elia's hemelvaart de 20ste juli van het 19de jaar van koning Josafat (895 v. Chr.); deze datum heeft hij aan het martyrologium (martelaarsboek) van de Rooms-Katholieken ontleed, (thans nog draagt de 20ste juli de kalendernaam "Elias); om de dag van het vertrek van de profeet van deze aarde later te stellen, in de regeringstijd van koning Joram van Juda (889-884 v. Chr.), daartoe hebben wij in de 2 Chronicles 21:12vv. vermelde brief van Elia aan deze koning geen aanleiding..

2) Het heengaan van Elia zou evenredig zijn aan zijn optreden. Zoals een onweder plotseling opkomt, zo ook verschijnt de profeet onverwacht voor de koning en voor Izebel. Zoals een onweder dient om de lucht te zuiveren, maar dan ook dikwijls niet voorbijgaat zonder verwoestende sporen na te laten, zo ook diende het optreden van Elia om geestelijke atmosfeer in Israël te zuiveren van de verstikkende stoffen van beeldendienst en afgoderij, maar ook dit had niet plaats zonder met geduchte straffen het volk te bezoeken.

Er is bij grote overeenkomst ook een groot verschil in deze beide Godsmannen. Beiden zijn mannen van het woord en van de daad. Beiden blaken van ijver voor de eer van de Heere en voor het waarachtig heil van het volk, maar stelt Elia meer de Wet voor in haar verdoemende en bezoekende kracht, Elisa is de vertegenwoordiger van het Evangelie, die zich in het bijzonder keert tot de armen en ellendigen van het volk. Wat Elia verbrijzeld had, had Elisa te helen. Had de Wet wonden geslagen, het Evangelie kwam met de helende balsem. Beiden nemen daarom een zeer grote plaats in in de geschiedenis van Israël's volk..

Vers 1

1. Het geschiedde nu, toen de HEERE, waarschijnlijk niet lang nadat Ahazia aan zijn ziekte bezweken was ( 1:17), dus nog in hetzelfde jaar, tegen het einde waarvan Joram de regering aanvaardde, of in het jaar 896v.Chr. 1) Elia met een onweer 2) ten hemel opnemen zou; zoals Hij later ook werkelijk deed (2 Kings 2:11), en zoals Hij reeds vroeger de profeet had bekend gemaakt, opdat deze zich op een zo geheel buitengewone wijze van heengaan in het bijzonder zou voorbereiden, dat Elia met Elisa ging van Gilgal, het tegenwoordige Dschildschilia in de stam van Efraïm (Joshua 9:6), waar beiden gemeenschappelijk daar de profetenschool bezocht hadden (1 Kings 19:21), naar Bethel, 2 3/4 uur verder zuidoostwaarts, waar eveneens een profetenschool bestond.

1) De Jezuïet Cornelius a Lapide (2 Kings 1:11), bepaalt als dag van Elia's hemelvaart de 20ste juli van het 19de jaar van koning Josafat (895 v. Chr.); deze datum heeft hij aan het martyrologium (martelaarsboek) van de Rooms-Katholieken ontleed, (thans nog draagt de 20ste juli de kalendernaam "Elias); om de dag van het vertrek van de profeet van deze aarde later te stellen, in de regeringstijd van koning Joram van Juda (889-884 v. Chr.), daartoe hebben wij in de 2 Chronicles 21:12vv. vermelde brief van Elia aan deze koning geen aanleiding..

2) Het heengaan van Elia zou evenredig zijn aan zijn optreden. Zoals een onweder plotseling opkomt, zo ook verschijnt de profeet onverwacht voor de koning en voor Izebel. Zoals een onweder dient om de lucht te zuiveren, maar dan ook dikwijls niet voorbijgaat zonder verwoestende sporen na te laten, zo ook diende het optreden van Elia om geestelijke atmosfeer in Israël te zuiveren van de verstikkende stoffen van beeldendienst en afgoderij, maar ook dit had niet plaats zonder met geduchte straffen het volk te bezoeken.

Er is bij grote overeenkomst ook een groot verschil in deze beide Godsmannen. Beiden zijn mannen van het woord en van de daad. Beiden blaken van ijver voor de eer van de Heere en voor het waarachtig heil van het volk, maar stelt Elia meer de Wet voor in haar verdoemende en bezoekende kracht, Elisa is de vertegenwoordiger van het Evangelie, die zich in het bijzonder keert tot de armen en ellendigen van het volk. Wat Elia verbrijzeld had, had Elisa te helen. Had de Wet wonden geslagen, het Evangelie kwam met de helende balsem. Beiden nemen daarom een zeer grote plaats in in de geschiedenis van Israël's volk..

Vers 2

2. En Elia, die zonder bepaalde aanwijzing, dat het aldus de uitdrukkelijke wil van de Heere was, Elisa niet als getuige bij zijn aanstaande verheerlijking begeerde, 1)zei tot Elisa, toen deze hem bij het vertrek van Gilgal opnieuw vergezelde: Blijf toch hier bij de profetenzonen: want de HEERE heeft mij naar Beth-el gezonden, 2) en ik kan uw verder gezelschap zeer goed ontberen. Maar Elisa zei: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziele leeft, ik zal u niet verlaten! 3) want hij wist zeer goed wat er met zijn meester moest plaatshebben en was er ook tegelijk zeker van, dat hij naar de wil van God dit wonderbaar voorval moest bijwonen, om daardoor zelf in het geloof versterkt te worden en ook anderen daarin te kunnen versterken, wanneer hij nu met eigen ogen zou mogen aanschouwen, hoe `s Heren wegen met de Zijnen allen tot heerlijkheid en zaligheid uitlopen (Genesis 41:33). Zo gingen zij af naar Beth-el. 4)

1) Ik ken geen beminnelijker en aantrekkelijker verschijningen in het koninkrijk van God, dan die teerbesnaarde zielen die over hetgeen zij van de liefde en nabijheid van hun Heere ondervonden, slechts met blozen en stamelen kunnen spreken, diep doordrongen als zij zijn van het gevoel van hun grote onwaardigheid en vervuld met de heilige vrees, dat hetgeen enkel aan vrije genade te danken is, eens aan haarzelf en haar godzaligheid toegeschreven mocht worden. Deze jonkvrouwelijke gemoedsstemming is een zeldzame parel hier beneden, een roos, die niet dikwijls in Christus' gaarde wordt aangetroffen. Maar toch ontmoeten wij nu en dan zo'n zich verbergende ziel die, zoals aan het flikkeren van de altijd brandende lamp door het tempelvenster, geheimen uit de ogen stralen, aan die verborgenheid gelijk, waarvan eenmaal een Paulus veertien jaar lang stilzwijgend de herinnering met zich mee droeg (2 Corinthians 12:1vv.) en van de leliebladeren waarvan ook de ruwe lucht van deze wereld, de zachte geur en verfschakering niet kan afwissen. Deze zielen zijn het, in wie de gemeente van de heiligen nog bij de mensen genade vindt..

2) Elia wist, dat hij opgenomen zou worden. Dit had hij door de openbaring van de Geest. Maar Elisa wist het evenzeer, zoals blijkt uit het vervolg van de geschiedenis (2 Kings 2:5). En toch was het aan Elia onbekend, dat dit ook aan zijn opvolger was geopenbaard. Zo blijkt dan, dat de werking van de Geest, ook ten opzichte van de openbaring van de toekomst, vrij en zelfstandig is, en plaatsheeft, niet door mededeling van menselijke personen, maar door eigen vrije en zelfstandige werking.. 3) Wat de Heere voor groots en heerlijks onder de mensen doet, moet niet in het verborgen blijven: te Zijner tijd moet het op de voorgrond geplaatst worden, en de eer helpen verkondigen van hen, die hemel en aarde met de glans van Zijn heerlijkheid vervullen wil. Daarom gebeurt het ook meermalen, dat Hij zijn kinderen ook daar, waar zij menen van geen sterfelijk oog opgemerkt te zijn, van verborgen getuigen omringt, die als achter verbergende voorhangsels hun verholen handelingen of ervaringen bestuderen moeten. Zo gaat dan menige lieve ziel naar de hemel, menende, dat niemand van haar leven kennis draagt, ja, zelf onkundig van de glans, waarmee God dat leven heeft omringd. Maar wanneer zij, die kinderen van God, niet meer op aarde zijn, komt op eens alles aan de dag; daar laat de Heere de sluier van hun leven oplichten, en tot prijs van Zijn genade, zowel als tot bemoediging van de broeders, wordt het openbaar, hoe heerlijk Gods kracht in hun zwakheid is volbracht, en wat de Heere in en door hen heeft gewerkt..

4) Het moet voor onze Elia een grote vreugde geweest zijn, v r zijn wegneming nog eenmaal de profetenschool te bezoeken, waar hij nu als het ware het "amen" hoorde op alle vurige zuchten en gebeden, waarvan hij reeds kleingelovig had gemeend, dat zij doelloos door de stomme rotswanden waren gestuit, en zonder gevolg in de eenzame woestijnen waren weggestorven. O hoe diep moest de aanblik van deze hof van de Allerhoogste hem beschamen, wanneer hij aan zijn vroegere zorgen en klachten terugdacht! Met wat een droefheid moest hij zich hier het zondig wantrouwen herinneren, waarmee hij in droevige uren de vrucht van zijn arbeid kon betwijfelen! Nee, waarlijk! zijn werken was niet tevergeefs geweest: op zijn akker waren deze mooie planten zij het ook niet voor het eerst in het leven getreden, toch tot zo'n heerlijke toestand van bloei, ja, van verrassend verblijdende ontvouwing geraakt. Gehele koloniën van kinderen van God en toekomstige banierdragers voor de HEERE! en dat in een tijd, waarvan Elia reeds geloofde, dat er niemand meer was buiten hem, die de zaak van God vertegenwoordigde!.

Vers 2

2. En Elia, die zonder bepaalde aanwijzing, dat het aldus de uitdrukkelijke wil van de Heere was, Elisa niet als getuige bij zijn aanstaande verheerlijking begeerde, 1)zei tot Elisa, toen deze hem bij het vertrek van Gilgal opnieuw vergezelde: Blijf toch hier bij de profetenzonen: want de HEERE heeft mij naar Beth-el gezonden, 2) en ik kan uw verder gezelschap zeer goed ontberen. Maar Elisa zei: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziele leeft, ik zal u niet verlaten! 3) want hij wist zeer goed wat er met zijn meester moest plaatshebben en was er ook tegelijk zeker van, dat hij naar de wil van God dit wonderbaar voorval moest bijwonen, om daardoor zelf in het geloof versterkt te worden en ook anderen daarin te kunnen versterken, wanneer hij nu met eigen ogen zou mogen aanschouwen, hoe `s Heren wegen met de Zijnen allen tot heerlijkheid en zaligheid uitlopen (Genesis 41:33). Zo gingen zij af naar Beth-el. 4)

1) Ik ken geen beminnelijker en aantrekkelijker verschijningen in het koninkrijk van God, dan die teerbesnaarde zielen die over hetgeen zij van de liefde en nabijheid van hun Heere ondervonden, slechts met blozen en stamelen kunnen spreken, diep doordrongen als zij zijn van het gevoel van hun grote onwaardigheid en vervuld met de heilige vrees, dat hetgeen enkel aan vrije genade te danken is, eens aan haarzelf en haar godzaligheid toegeschreven mocht worden. Deze jonkvrouwelijke gemoedsstemming is een zeldzame parel hier beneden, een roos, die niet dikwijls in Christus' gaarde wordt aangetroffen. Maar toch ontmoeten wij nu en dan zo'n zich verbergende ziel die, zoals aan het flikkeren van de altijd brandende lamp door het tempelvenster, geheimen uit de ogen stralen, aan die verborgenheid gelijk, waarvan eenmaal een Paulus veertien jaar lang stilzwijgend de herinnering met zich mee droeg (2 Corinthians 12:1vv.) en van de leliebladeren waarvan ook de ruwe lucht van deze wereld, de zachte geur en verfschakering niet kan afwissen. Deze zielen zijn het, in wie de gemeente van de heiligen nog bij de mensen genade vindt..

2) Elia wist, dat hij opgenomen zou worden. Dit had hij door de openbaring van de Geest. Maar Elisa wist het evenzeer, zoals blijkt uit het vervolg van de geschiedenis (2 Kings 2:5). En toch was het aan Elia onbekend, dat dit ook aan zijn opvolger was geopenbaard. Zo blijkt dan, dat de werking van de Geest, ook ten opzichte van de openbaring van de toekomst, vrij en zelfstandig is, en plaatsheeft, niet door mededeling van menselijke personen, maar door eigen vrije en zelfstandige werking.. 3) Wat de Heere voor groots en heerlijks onder de mensen doet, moet niet in het verborgen blijven: te Zijner tijd moet het op de voorgrond geplaatst worden, en de eer helpen verkondigen van hen, die hemel en aarde met de glans van Zijn heerlijkheid vervullen wil. Daarom gebeurt het ook meermalen, dat Hij zijn kinderen ook daar, waar zij menen van geen sterfelijk oog opgemerkt te zijn, van verborgen getuigen omringt, die als achter verbergende voorhangsels hun verholen handelingen of ervaringen bestuderen moeten. Zo gaat dan menige lieve ziel naar de hemel, menende, dat niemand van haar leven kennis draagt, ja, zelf onkundig van de glans, waarmee God dat leven heeft omringd. Maar wanneer zij, die kinderen van God, niet meer op aarde zijn, komt op eens alles aan de dag; daar laat de Heere de sluier van hun leven oplichten, en tot prijs van Zijn genade, zowel als tot bemoediging van de broeders, wordt het openbaar, hoe heerlijk Gods kracht in hun zwakheid is volbracht, en wat de Heere in en door hen heeft gewerkt..

4) Het moet voor onze Elia een grote vreugde geweest zijn, v r zijn wegneming nog eenmaal de profetenschool te bezoeken, waar hij nu als het ware het "amen" hoorde op alle vurige zuchten en gebeden, waarvan hij reeds kleingelovig had gemeend, dat zij doelloos door de stomme rotswanden waren gestuit, en zonder gevolg in de eenzame woestijnen waren weggestorven. O hoe diep moest de aanblik van deze hof van de Allerhoogste hem beschamen, wanneer hij aan zijn vroegere zorgen en klachten terugdacht! Met wat een droefheid moest hij zich hier het zondig wantrouwen herinneren, waarmee hij in droevige uren de vrucht van zijn arbeid kon betwijfelen! Nee, waarlijk! zijn werken was niet tevergeefs geweest: op zijn akker waren deze mooie planten zij het ook niet voor het eerst in het leven getreden, toch tot zo'n heerlijke toestand van bloei, ja, van verrassend verblijdende ontvouwing geraakt. Gehele koloniën van kinderen van God en toekomstige banierdragers voor de HEERE! en dat in een tijd, waarvan Elia reeds geloofde, dat er niemand meer was buiten hem, die de zaak van God vertegenwoordigde!.

Vers 3

3. Toen gingen de zonen van de profeten die te Beth-el waren, tot Elisa, die zij ter zijde namen, uit om hem de verrassende tijding, die hun insgelijks door de Geest van god geopenbaard was, in stilte, zonder dat Elia iets daarvan hoorde, over te brengen, en zeiden tot hem: Weet gij, dat de HEERE heden uw heer, uw meester, van uw hoofd 1) wegnemen zal? En hij zei: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil, opdat het bij onze meester geen onaangename indruk teweeg brengen, wanneer hij bespeurt, dat een voor hem zo ernstige zaak onder ons tot een onderwerp van veel sprekers geworden is.

1) In het Hebreeuws Meal roschka. Letterlijk: van boven uw hoofd. Sommigen hebben daaronder verstaan, dat Elia aan Elisa als hoofd zou worden ontnomen. Dit is echter niet zo. Feitelijk was Elia niet het hoofd van Elisa, zoals hij het hoofd was van de profetenzonen, maar zijn voorganger en geestelijke raadsman. Deze uitdrukking ziet op de wijze van heengaan en moet in volstrekt letterlijke zin worden opgevat. Zij, de profetenzonen, voorspellen door Goddelijke ingeving, dat Elia zal worden opgenomen ten hemel, boven het hoofd van Elisa zal ten hemel varen.

Vers 3

3. Toen gingen de zonen van de profeten die te Beth-el waren, tot Elisa, die zij ter zijde namen, uit om hem de verrassende tijding, die hun insgelijks door de Geest van god geopenbaard was, in stilte, zonder dat Elia iets daarvan hoorde, over te brengen, en zeiden tot hem: Weet gij, dat de HEERE heden uw heer, uw meester, van uw hoofd 1) wegnemen zal? En hij zei: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil, opdat het bij onze meester geen onaangename indruk teweeg brengen, wanneer hij bespeurt, dat een voor hem zo ernstige zaak onder ons tot een onderwerp van veel sprekers geworden is.

1) In het Hebreeuws Meal roschka. Letterlijk: van boven uw hoofd. Sommigen hebben daaronder verstaan, dat Elia aan Elisa als hoofd zou worden ontnomen. Dit is echter niet zo. Feitelijk was Elia niet het hoofd van Elisa, zoals hij het hoofd was van de profetenzonen, maar zijn voorganger en geestelijke raadsman. Deze uitdrukking ziet op de wijze van heengaan en moet in volstrekt letterlijke zin worden opgevat. Zij, de profetenzonen, voorspellen door Goddelijke ingeving, dat Elia zal worden opgenomen ten hemel, boven het hoofd van Elisa zal ten hemel varen.

Vers 6

6. En Elia zei, toen Elisa zich gereed maakte om hem ook op de weg van Jericho naar de Jordaan te begeleiden, tot hem: Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zei ten derde male: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! 1) En zij beiden gingen heen, zwijgend naast elkaar, zich aan de stroom van hun gedachten en aandoeningen overgevende, zoals eenmaal Abraham en zijn zoon Izaak op de weg naar Moria (Genesis 22:6,Genesis 22:8), en zeker was het hun te moede als iemand, op wie, als hij langs de trappen naar een heilige tempel opstijgt, of als de kerkklokstonen de feestdag aankondigen, hemelse gedachten, als goede engelen, neerdalen.

1) Dit zei Elisa, omdat hij, zo lang Elia nog op aarde was, begeerde gesticht te worden door zijn hemelse leringen en gesprekken, die, zoals zij altijd vaderlijk en aangenaam waren, nu in het bijzonder zullen geweest zijn als een druipende regen en een vloeiende dauw, die de planten en bloemen fris en welriekend maken en doen groeien..

Het vooruitzicht, dat hij van hem zou afgesneden worden, viel hem zeer smartelijk en omdat hij nog maar weinig tijd in zijn licht zich zou kunnen verblijden, zo stelde hij des te meer prijs daarop en wilde zo lang mogelijk daarvan gebruik maken..

Vers 6

6. En Elia zei, toen Elisa zich gereed maakte om hem ook op de weg van Jericho naar de Jordaan te begeleiden, tot hem: Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zei ten derde male: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! 1) En zij beiden gingen heen, zwijgend naast elkaar, zich aan de stroom van hun gedachten en aandoeningen overgevende, zoals eenmaal Abraham en zijn zoon Izaak op de weg naar Moria (Genesis 22:6,Genesis 22:8), en zeker was het hun te moede als iemand, op wie, als hij langs de trappen naar een heilige tempel opstijgt, of als de kerkklokstonen de feestdag aankondigen, hemelse gedachten, als goede engelen, neerdalen.

1) Dit zei Elisa, omdat hij, zo lang Elia nog op aarde was, begeerde gesticht te worden door zijn hemelse leringen en gesprekken, die, zoals zij altijd vaderlijk en aangenaam waren, nu in het bijzonder zullen geweest zijn als een druipende regen en een vloeiende dauw, die de planten en bloemen fris en welriekend maken en doen groeien..

Het vooruitzicht, dat hij van hem zou afgesneden worden, viel hem zeer smartelijk en omdat hij nog maar weinig tijd in zijn licht zich zou kunnen verblijden, zo stelde hij des te meer prijs daarop en wilde zo lang mogelijk daarvan gebruik maken..

Vers 7

7. En 1) vijftig mannen van de profetenzonen te Jericho gingen heen om nog eenmaal de scheidende meester na te staren, en zijn wijkend beeld duidelijk in hun ziel te prenten, en stonden tegenover van verre; en die beiden stonden aan de Jordaan. 2)

1) Elia zegt, de Heere heeft hem naar Beth-el, naar Jericho, naar de Jordaan (2 Kings 2:2,2 Kings 2:4,2 Kings 2:6) gezonden; hij sloeg dus deze weg in door aandrijven van de Geest van God om v r zijn vertrek van deze aarde nog eenmaal de profetenscholen, die hij gesticht had, te bezoeken en de profetenjongeren in hun toewijding aan de dienst van de Heere te versterken en te bevestigen, zonder dat hij vermoedde dat deze van zijn aanstaand heengaan door de Geest van de Heere onderricht waren. Maar omdat zijn hemelvaart minder om zijnentwille, dan wel omwille van zijn achterblijvende ambtgenoten gebeurde, zo had God het aan zo velen geopenbaard, opdat zij door de wonderbare verheerlijking van hun meester, meer nog den door zijn woorden, lessen en vermaningen in hun roeping bevestigd zouden worden, om daarin ook dan zonder vrees en siddering te volharden, wanneer hun uitmuntende meester, zo vurig en doortastend, hen niet meer onderrichtend, raadgevend en beschermend ter zijde zou staan. Vooral moest echter Elisa, die de Heere hem tot een opvolger bestemd had, door de laatste gang van zijn meester, tot de voortzetting van diens taak geheel en al voorbereid worden. Daarom week hij niet van diens zijde en wilde, voorzeker door innerlijke aandrift van de Goddelijke Geest, ooggetuige van zijn verheerlijking zijn, ten einde het geestelijke erfdeel als eerstgeboren zoon van zijn scheidende geestelijke vader te ontvangen..

2) Over de Jordaan was Elia's gelukkig einde. Over de Jordaan zou hij ten hemel worden opgenomen. De Joden verzekeren, dat hij ten hemel is opgenomen niet ver van de plek, waar Mozes is gestorven. Dit kan wel niet worden bewezen, maar toch is het opmerkelijk, dat Mozes, de gever van de wet en Elia, de handhaver van de wet, buiten de grenzen van het eigenlijke Kanan zijn heengegaan van de aarde..

Vers 7

7. En 1) vijftig mannen van de profetenzonen te Jericho gingen heen om nog eenmaal de scheidende meester na te staren, en zijn wijkend beeld duidelijk in hun ziel te prenten, en stonden tegenover van verre; en die beiden stonden aan de Jordaan. 2)

1) Elia zegt, de Heere heeft hem naar Beth-el, naar Jericho, naar de Jordaan (2 Kings 2:2,2 Kings 2:4,2 Kings 2:6) gezonden; hij sloeg dus deze weg in door aandrijven van de Geest van God om v r zijn vertrek van deze aarde nog eenmaal de profetenscholen, die hij gesticht had, te bezoeken en de profetenjongeren in hun toewijding aan de dienst van de Heere te versterken en te bevestigen, zonder dat hij vermoedde dat deze van zijn aanstaand heengaan door de Geest van de Heere onderricht waren. Maar omdat zijn hemelvaart minder om zijnentwille, dan wel omwille van zijn achterblijvende ambtgenoten gebeurde, zo had God het aan zo velen geopenbaard, opdat zij door de wonderbare verheerlijking van hun meester, meer nog den door zijn woorden, lessen en vermaningen in hun roeping bevestigd zouden worden, om daarin ook dan zonder vrees en siddering te volharden, wanneer hun uitmuntende meester, zo vurig en doortastend, hen niet meer onderrichtend, raadgevend en beschermend ter zijde zou staan. Vooral moest echter Elisa, die de Heere hem tot een opvolger bestemd had, door de laatste gang van zijn meester, tot de voortzetting van diens taak geheel en al voorbereid worden. Daarom week hij niet van diens zijde en wilde, voorzeker door innerlijke aandrift van de Goddelijke Geest, ooggetuige van zijn verheerlijking zijn, ten einde het geestelijke erfdeel als eerstgeboren zoon van zijn scheidende geestelijke vader te ontvangen..

2) Over de Jordaan was Elia's gelukkig einde. Over de Jordaan zou hij ten hemel worden opgenomen. De Joden verzekeren, dat hij ten hemel is opgenomen niet ver van de plek, waar Mozes is gestorven. Dit kan wel niet worden bewezen, maar toch is het opmerkelijk, dat Mozes, de gever van de wet en Elia, de handhaver van de wet, buiten de grenzen van het eigenlijke Kanan zijn heengegaan van de aarde..

Vers 8

8. Toen, zonder eerst te overwegen, hoe hij wel over de Jordaan zou komen, nam Elia zijn haren profetenmantel, 1) en wond hem tot een rol tezamen en sloeg het water zoals Mozes eenmaal de Rode Zee met zijn staf geslagen had (Exodus 14:16vv.), en het werd hierheen en daarheen verdeeld; en zij beiden gingen erdoor op het droge (Joshua 3:16).

1) Op het ogenblik dat Elia zijn mantel tezamenrolt, ten einde daarmee de golven van de rivier te slaan, heeft hij reeds een voorgevoel van zijn aanstaande koninklijke verhouding tegenover de aarde en wat daarop is. In deze geloofsdaad openbaart zich een geest, die de hogere gewesten tegemoet streeft, om losmaking en bevrijding worstelt. Ja, zijn geest is op de vleugels van een levend voorgevoel zijn lichaam reeds vooruitgegaan, en reeds in een hogere kring van leven en werkzaamheid aangeland. Stel u voor dat men in het organisme (lichamelijk samenstel) van een van hen, de ziel van een zonne-adelaar, of in het logge, lemen verblijf van een stofbewoner, de vuurgeest van een seraf ingekerkerd heeft, wat zou noodzakelijk moeten plaats hebben? In een dergelijke toestand bevindt zich de ziel van onze profeet. Gij, hemelen, ontsluit u; gij perken van de tijd, wijkt terug, want de tijd van zijn vertoeven hier op aarde is ten einde gesneld. Tegelijk moest Elisa in dit voorval aan de Jordaan gelegenheid vinden, om zich met het element van goddelijk wonderdoen van nabij bekend te maken, omdat hij nu ook als wonderdoener in de plaats van zijn meester zou komen. Van de adelaars zegt men, dat zij, zodra hun jongen veren gekregen hebben, hen met geweld uit de nesten werpen; de ouden evenwel, om ze langzamerhand aan het nieuwe element te gewennen, waarvoor zij geboren worden, onder de vreesachtigen rondvliegen, om ze meer of min op hun vleugels te dragen. Op dezelfde wijze voerde Elia zijn metgezel als het ware met zich in zijn element over, terwijl hij deze wenkt hem door het stroombed te volgen. Op zijn vleugels droeg hij degene, die zich nog in zo'n levenssfeer niet wist te bewegen, tussen de bruisende watergolven door, en men kan zich voorstellen hoe de landbouwer van Abel-Mehola de slagpennen van eigen moed gegroeid zullen zijn, toen hij onder het schild van zijn grote meester, werkelijk ongedeerd en droogvoets de overkant bereikte..

Zoals Mozes voor de kinderen van Israël met zijn staf de wateren van de Rode Zee had gekliefd, zo doet Elia de wateren van de Jordaan met zijn mantel, het teken van de profetische werkzaamheid, wijken. Beiden als een bewijs, dat zij het doen in de kracht van God, die hen gezonden had..

Vers 8

8. Toen, zonder eerst te overwegen, hoe hij wel over de Jordaan zou komen, nam Elia zijn haren profetenmantel, 1) en wond hem tot een rol tezamen en sloeg het water zoals Mozes eenmaal de Rode Zee met zijn staf geslagen had (Exodus 14:16vv.), en het werd hierheen en daarheen verdeeld; en zij beiden gingen erdoor op het droge (Joshua 3:16).

1) Op het ogenblik dat Elia zijn mantel tezamenrolt, ten einde daarmee de golven van de rivier te slaan, heeft hij reeds een voorgevoel van zijn aanstaande koninklijke verhouding tegenover de aarde en wat daarop is. In deze geloofsdaad openbaart zich een geest, die de hogere gewesten tegemoet streeft, om losmaking en bevrijding worstelt. Ja, zijn geest is op de vleugels van een levend voorgevoel zijn lichaam reeds vooruitgegaan, en reeds in een hogere kring van leven en werkzaamheid aangeland. Stel u voor dat men in het organisme (lichamelijk samenstel) van een van hen, de ziel van een zonne-adelaar, of in het logge, lemen verblijf van een stofbewoner, de vuurgeest van een seraf ingekerkerd heeft, wat zou noodzakelijk moeten plaats hebben? In een dergelijke toestand bevindt zich de ziel van onze profeet. Gij, hemelen, ontsluit u; gij perken van de tijd, wijkt terug, want de tijd van zijn vertoeven hier op aarde is ten einde gesneld. Tegelijk moest Elisa in dit voorval aan de Jordaan gelegenheid vinden, om zich met het element van goddelijk wonderdoen van nabij bekend te maken, omdat hij nu ook als wonderdoener in de plaats van zijn meester zou komen. Van de adelaars zegt men, dat zij, zodra hun jongen veren gekregen hebben, hen met geweld uit de nesten werpen; de ouden evenwel, om ze langzamerhand aan het nieuwe element te gewennen, waarvoor zij geboren worden, onder de vreesachtigen rondvliegen, om ze meer of min op hun vleugels te dragen. Op dezelfde wijze voerde Elia zijn metgezel als het ware met zich in zijn element over, terwijl hij deze wenkt hem door het stroombed te volgen. Op zijn vleugels droeg hij degene, die zich nog in zo'n levenssfeer niet wist te bewegen, tussen de bruisende watergolven door, en men kan zich voorstellen hoe de landbouwer van Abel-Mehola de slagpennen van eigen moed gegroeid zullen zijn, toen hij onder het schild van zijn grote meester, werkelijk ongedeerd en droogvoets de overkant bereikte..

Zoals Mozes voor de kinderen van Israël met zijn staf de wateren van de Rode Zee had gekliefd, zo doet Elia de wateren van de Jordaan met zijn mantel, het teken van de profetische werkzaamheid, wijken. Beiden als een bewijs, dat zij het doen in de kracht van God, die hen gezonden had..

Vers 9

9. Het geschiedde nu, toen zij overgekomen waren en zij nu afscheid van elkaar moesten nemen, dat Elia zei tot Elisa: Begeer wat ik u doen, welke zegen ik onder opzien tot de Heere en in Zijn kracht (Genesis 27:7) u schenken zal, eer ik van bij u weggenomen worde. En Elisa zei: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn; 1) erken mij voor de eerste onder uw zonen, en schenk mij, volgens het recht van de eerstgeboorte (Deuteronomy 21:17 Deuteronomy 21:17), een dubbel deel van uw geest, van de erfenis, die gij uw geestelijke kinderen nalaat.

1) De uitleggers splitsen zich bij de verklaring van deze woorden in twee klassen, omdat het de vraag is, of het dubbele deel of de dubbele mate van de Geest op een vergelijking met de meester zelf of op de verhouding tot de overige profetenjongeren betrekking hebbe. De eerste veronderstelling heeft dit reeds bij voorbaat tegen zich, dat Elisa's bede dan zeer onbescheiden en hoogdravend zou geklonken hebben, wanneer hij eens zo veel had willen zijn dan zijn meester en voorganger; en wat men tot rechtvaardiging van de bede in deze zin heeft bijgebracht, terwijl sommigen eraan denken dat Elisa juist eens zoveel meer wonderen heeft gedaan dan Elia (tweemaal acht), en anderen aan een nog veel krachtiger en geweldiger prediking (zo Luther: Elisa wilde de geest van Elia niet tweevoudig hebben, omdat het toch een en dezelfde geest in alle heiligen is (1 Corinthians 12:4), maar een tweevoudige "mond", van dezelfde Geest, opdat hij krachtiger en meer zou kunnen prediken dan Elia, zoals hij ook gedaan heeft), en opnieuw anderen aan de meer evangelische werkzaamheid van Elisa, in tegenoverstelling van de streng wettische van Elia-dit alles mengt iets uiterlijks in de zaak, of bewijst toch in de grond niet veel. Daarom kunnen wij slechts de andere verklaring voorstaan, overeenkomstig welke Elisa van de nalatenschap van zijn geestelijke vader, van de geest van Elia eens zoveel wil erven als elk van de overige profetenzonen, omdat hij bekent Elia's eerstgeboren zoon te zijn, en bereid is diens werk voort te zetten. Behalve dat deze opvatting ten volle met de samenhang overeenkomt, zo wijst ook de in de grondtekst gebezigde uitdrukking duidelijk (de portie spijs of het deel van twee enz.) op Deuteronomy 21:17 terug, waar zij eveneens voorkomt..

Wellicht bedoelt Elisa tweederde deel van die Geest. Zijn meester is te groot, dan dat hij zou durven vragen hem gelijk te zijn, hij wenst slechts hem enigszins nabij te komen. Ziet hem aan, die meer dan Elia is. En als Hij zijn Elisa vraagt: "Begeer van mij, wat ik u doen zal," zo zal er geen ander antwoord zijn dan: "Dat toch twee deel van Uw Geest op mij zijn."

Niet het dubbele van de Geest, die op Elia was, maar het dubbele van hetgeen de andere zonen van de profeten hadden, of minstens bij deze gelegenheid zouden verkrijgen, van wie niet zoveel verwacht werd, dan van hem, die Elia's opvolger zou wezen. Die eerzucht is loflijk, die ijvert naar de beste gaven, te weten zij, die allernuttigst en voordeligst zijn voor onszelf, evenals voor de Gemeente, en wij allen, zowel dienaren als lidmaten, moeten ons dezen tot nastreving voorstellen, die in ijver en godsvrucht meest hebben uitgemunt, want God, aan wie zij hun verheven uitmuntendheid verschuldigd waren, is gisteren en heden en in der eeuwigheid dezelfde en evenzo gewillig, om ons aan te horen en niet minder machtig, om ons te helpen, dan Hij was, om onze voorgangers te horen en te zegenen..

Vers 9

9. Het geschiedde nu, toen zij overgekomen waren en zij nu afscheid van elkaar moesten nemen, dat Elia zei tot Elisa: Begeer wat ik u doen, welke zegen ik onder opzien tot de Heere en in Zijn kracht (Genesis 27:7) u schenken zal, eer ik van bij u weggenomen worde. En Elisa zei: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn; 1) erken mij voor de eerste onder uw zonen, en schenk mij, volgens het recht van de eerstgeboorte (Deuteronomy 21:17 Deuteronomy 21:17), een dubbel deel van uw geest, van de erfenis, die gij uw geestelijke kinderen nalaat.

1) De uitleggers splitsen zich bij de verklaring van deze woorden in twee klassen, omdat het de vraag is, of het dubbele deel of de dubbele mate van de Geest op een vergelijking met de meester zelf of op de verhouding tot de overige profetenjongeren betrekking hebbe. De eerste veronderstelling heeft dit reeds bij voorbaat tegen zich, dat Elisa's bede dan zeer onbescheiden en hoogdravend zou geklonken hebben, wanneer hij eens zo veel had willen zijn dan zijn meester en voorganger; en wat men tot rechtvaardiging van de bede in deze zin heeft bijgebracht, terwijl sommigen eraan denken dat Elisa juist eens zoveel meer wonderen heeft gedaan dan Elia (tweemaal acht), en anderen aan een nog veel krachtiger en geweldiger prediking (zo Luther: Elisa wilde de geest van Elia niet tweevoudig hebben, omdat het toch een en dezelfde geest in alle heiligen is (1 Corinthians 12:4), maar een tweevoudige "mond", van dezelfde Geest, opdat hij krachtiger en meer zou kunnen prediken dan Elia, zoals hij ook gedaan heeft), en opnieuw anderen aan de meer evangelische werkzaamheid van Elisa, in tegenoverstelling van de streng wettische van Elia-dit alles mengt iets uiterlijks in de zaak, of bewijst toch in de grond niet veel. Daarom kunnen wij slechts de andere verklaring voorstaan, overeenkomstig welke Elisa van de nalatenschap van zijn geestelijke vader, van de geest van Elia eens zoveel wil erven als elk van de overige profetenzonen, omdat hij bekent Elia's eerstgeboren zoon te zijn, en bereid is diens werk voort te zetten. Behalve dat deze opvatting ten volle met de samenhang overeenkomt, zo wijst ook de in de grondtekst gebezigde uitdrukking duidelijk (de portie spijs of het deel van twee enz.) op Deuteronomy 21:17 terug, waar zij eveneens voorkomt..

Wellicht bedoelt Elisa tweederde deel van die Geest. Zijn meester is te groot, dan dat hij zou durven vragen hem gelijk te zijn, hij wenst slechts hem enigszins nabij te komen. Ziet hem aan, die meer dan Elia is. En als Hij zijn Elisa vraagt: "Begeer van mij, wat ik u doen zal," zo zal er geen ander antwoord zijn dan: "Dat toch twee deel van Uw Geest op mij zijn."

Niet het dubbele van de Geest, die op Elia was, maar het dubbele van hetgeen de andere zonen van de profeten hadden, of minstens bij deze gelegenheid zouden verkrijgen, van wie niet zoveel verwacht werd, dan van hem, die Elia's opvolger zou wezen. Die eerzucht is loflijk, die ijvert naar de beste gaven, te weten zij, die allernuttigst en voordeligst zijn voor onszelf, evenals voor de Gemeente, en wij allen, zowel dienaren als lidmaten, moeten ons dezen tot nastreving voorstellen, die in ijver en godsvrucht meest hebben uitgemunt, want God, aan wie zij hun verheven uitmuntendheid verschuldigd waren, is gisteren en heden en in der eeuwigheid dezelfde en evenzo gewillig, om ons aan te horen en niet minder machtig, om ons te helpen, dan Hij was, om onze voorgangers te horen en te zegenen..

Vers 10

10. En hij zei tot Elisa: Gij hebt een harde, 1) een moeilijke zaak begeerd, waarvan de vervulling niet onmiddellijk in mijn macht staat, omdat ik met de wil van de Heere in dit opzicht niet duidelijk genoeg bekend ben; 2) indien gij mij hierna zult zien in het ogenblik als ik van bij u weggenomen worde, het zal u alzo gebeuren; de Heere heeft dan daarmee, dat Hij u tot ooggetuige gemaakt heeft van hetgeen gebeuren zal, u daadwerkelijk voor mijn eerstgeboren zoon verklaard, en aan uw toerusting met een dubbel deel van mijn geest zal Hij het dan niet laten ontbreken; maar zo niet, zult gij er niet bij aanwezig zijn, het zal niet gebeuren, dan zult gij wat gave en roeping aangaat, niet meer dan de overige profetenjongeren zijn.

1) Een harde zaak, omdat zij te groot was voor Elia, om die te verwachten, maar niet te groot voor God, om die te geven. Het geven van die zaak stond niet in de macht van Elia..

2) Het zou onze opmerkzaamheid kunnen trekken, dat Elia nog in het onzekere is aangaande Elisa's Goddelijke roeping, om zijn opvolger in het ambt te zijn, zodat hij nog eerst dienaangaande een teken van de Heere afwachten wil, terwijl hem toch reeds op Horeb, Elisa als profeet in zijn plaats was aangewezen (1 Kings 19:16). Ondertussen, wanneer Elia ook volgens de redeneringen van het menselijk verstand zowel uit dat woord, als uit gehele verhouding van Elisa tot hem, en in het bijzonder uit diens begeleiding, die hij niet had kunnen afwijzen, duidelijk kon afleiden, dat de Heere de zoon van Safat van Abel-Mehola tot Zijn uitverkoren werktuig tegen de tijd, dat Elia het schouwtoneel van zijn aardse werkzaamheid zou verlaten hebben, gesteld had, zo was in een dusdanig belangrijke zaak, niet enkel menselijk weten, noch verstandelijk besluiten, voldoende; veeleer behoorde tot vervulling van de uitgesprokene bede een onmiddelbaar Goddelijke autorisatie (volmacht). Deze was Elia nog niet door een bijzondere inspraak van de Heilige Geest ten deel gevallen, daarom onthield hij zich ook van beslissing totdat het vereiste teken als vaste en bepaalde verklaring van Gods zijde gegeven zou worden; omdat het nu later gegeven werd, liet Elia in het opvaren zijn profetenmantel vallen, opdat Elisa die zou opheffen (2 Kings 2:13), en stelde hem dus op symbolische wijze in het bezit van de dubbele erfenis van de eerstgeborenen. Wij zien hoe duidelijk en klaar Gods dienstknechten in al hun woorden en werken tussen menselijk denken en besluiten en tussen Goddelijk spreken en handelen onderscheid wisten te maken, zodat zij niet het een met het ander vermengden; maar wij zien ook hoe de profeten de Geest van God niet bestendig (als een onafgebroken in hen wonende gave) bezaten, maar hoe deze voor ieder afzonderlijk geval eerst over hen komen, hen verlichten en met bovenmenselijke kracht toerusten moest (2 Samuel 7:3). Op een andere wijze ging het bij de Heere Jezus, de volkomen Profeet, in Wie Gods Geest en kracht op geheel bijzondere wijze woonde, en die daarom nooit op verlichting en bekwaammaking van boven hoefde te wachten (John 3:34)..

Vers 10

10. En hij zei tot Elisa: Gij hebt een harde, 1) een moeilijke zaak begeerd, waarvan de vervulling niet onmiddellijk in mijn macht staat, omdat ik met de wil van de Heere in dit opzicht niet duidelijk genoeg bekend ben; 2) indien gij mij hierna zult zien in het ogenblik als ik van bij u weggenomen worde, het zal u alzo gebeuren; de Heere heeft dan daarmee, dat Hij u tot ooggetuige gemaakt heeft van hetgeen gebeuren zal, u daadwerkelijk voor mijn eerstgeboren zoon verklaard, en aan uw toerusting met een dubbel deel van mijn geest zal Hij het dan niet laten ontbreken; maar zo niet, zult gij er niet bij aanwezig zijn, het zal niet gebeuren, dan zult gij wat gave en roeping aangaat, niet meer dan de overige profetenjongeren zijn.

1) Een harde zaak, omdat zij te groot was voor Elia, om die te verwachten, maar niet te groot voor God, om die te geven. Het geven van die zaak stond niet in de macht van Elia..

2) Het zou onze opmerkzaamheid kunnen trekken, dat Elia nog in het onzekere is aangaande Elisa's Goddelijke roeping, om zijn opvolger in het ambt te zijn, zodat hij nog eerst dienaangaande een teken van de Heere afwachten wil, terwijl hem toch reeds op Horeb, Elisa als profeet in zijn plaats was aangewezen (1 Kings 19:16). Ondertussen, wanneer Elia ook volgens de redeneringen van het menselijk verstand zowel uit dat woord, als uit gehele verhouding van Elisa tot hem, en in het bijzonder uit diens begeleiding, die hij niet had kunnen afwijzen, duidelijk kon afleiden, dat de Heere de zoon van Safat van Abel-Mehola tot Zijn uitverkoren werktuig tegen de tijd, dat Elia het schouwtoneel van zijn aardse werkzaamheid zou verlaten hebben, gesteld had, zo was in een dusdanig belangrijke zaak, niet enkel menselijk weten, noch verstandelijk besluiten, voldoende; veeleer behoorde tot vervulling van de uitgesprokene bede een onmiddelbaar Goddelijke autorisatie (volmacht). Deze was Elia nog niet door een bijzondere inspraak van de Heilige Geest ten deel gevallen, daarom onthield hij zich ook van beslissing totdat het vereiste teken als vaste en bepaalde verklaring van Gods zijde gegeven zou worden; omdat het nu later gegeven werd, liet Elia in het opvaren zijn profetenmantel vallen, opdat Elisa die zou opheffen (2 Kings 2:13), en stelde hem dus op symbolische wijze in het bezit van de dubbele erfenis van de eerstgeborenen. Wij zien hoe duidelijk en klaar Gods dienstknechten in al hun woorden en werken tussen menselijk denken en besluiten en tussen Goddelijk spreken en handelen onderscheid wisten te maken, zodat zij niet het een met het ander vermengden; maar wij zien ook hoe de profeten de Geest van God niet bestendig (als een onafgebroken in hen wonende gave) bezaten, maar hoe deze voor ieder afzonderlijk geval eerst over hen komen, hen verlichten en met bovenmenselijke kracht toerusten moest (2 Samuel 7:3). Op een andere wijze ging het bij de Heere Jezus, de volkomen Profeet, in Wie Gods Geest en kracht op geheel bijzondere wijze woonde, en die daarom nooit op verlichting en bekwaammaking van boven hoefde te wachten (John 3:34)..

Vers 11

11. En het gebeurde, toen zij van daar voortgingen, dieper het land in, aan de overzijde van de Jordaan-misschien wel naar de berg Nebo waarop Mozes eenmaal gestorven was (Deuteronomy 34:5), zodat zij dan inderdaad van het veer Helu aan de Jordaan nog een weg van 2« mijl hadden af te leggen, gaande en sprekende, ziet zo was er (daar verhief zich) een geweldig onweer, tot een teken, dat de Heere zelf kwam om Zijn trouwe knecht huiswaarts te halen (vgl. 2 Samuel 22:8vv.), en er kwam een vurige wagen met vurige paarden, bestemd om deze reis naar huis voor de ogen van de achterblijvende Elisa op zinnebeeldigewijze aanschouwelijk te maken, die tussen hen beiden scheiding maakten, terwijl Elia in de wagen opgenomen werd, maar Elisa op de aarde achterbleef. Zo voer Elia met levenden lijve, met een onweer ten hemel. 1)

1) Mozes, de wetgever, ging na de werking van de wet, die de dood als de bezoldiging van de zonde werkt (Romans 6:23; Romans 7:13) uit het leven; Elia, de profeet, die bestemd was tot terechtwijzing voor de toekomstige tijden, om de toorn te stillen bij de strafgerichten, het hart van de vaderen tot de kinderen te bekeren en de stammen van Jakob terecht te brengen, werd als voorloper van Christus, zonder de dood te smaken, in de hemel opgenomen, om de hemelvaart van onze Heere te voorspellen en op oudtestamentische wijze af te beelden. Want als knecht, als dienaar van de Wet, die met zijn vorige ijver het vuur van de toorn van de goddelijke gerechtigheid aan het afvallige geslacht van zijn tijd door woord en daad had gepredikt, werd Elia door de Heere in een onweer, het symbool van de rechterlijke gerechtigheid van God, in de hemel binnengehaald.. De tijd van de hemelvaart van Elia is niet duidelijk te bepalen. In elk geval heeft zij plaatsgehad in de eerste jaren van Joram, de koning van Israël. O.i. ligt het meest voor de hand, die te bepalen, voor de strijd tussen Joram en Josafat en de koning van Moab, omdat toen niet Elia, maar Elisa werd geraadpleegd..

Vers 11

11. En het gebeurde, toen zij van daar voortgingen, dieper het land in, aan de overzijde van de Jordaan-misschien wel naar de berg Nebo waarop Mozes eenmaal gestorven was (Deuteronomy 34:5), zodat zij dan inderdaad van het veer Helu aan de Jordaan nog een weg van 2« mijl hadden af te leggen, gaande en sprekende, ziet zo was er (daar verhief zich) een geweldig onweer, tot een teken, dat de Heere zelf kwam om Zijn trouwe knecht huiswaarts te halen (vgl. 2 Samuel 22:8vv.), en er kwam een vurige wagen met vurige paarden, bestemd om deze reis naar huis voor de ogen van de achterblijvende Elisa op zinnebeeldigewijze aanschouwelijk te maken, die tussen hen beiden scheiding maakten, terwijl Elia in de wagen opgenomen werd, maar Elisa op de aarde achterbleef. Zo voer Elia met levenden lijve, met een onweer ten hemel. 1)

1) Mozes, de wetgever, ging na de werking van de wet, die de dood als de bezoldiging van de zonde werkt (Romans 6:23; Romans 7:13) uit het leven; Elia, de profeet, die bestemd was tot terechtwijzing voor de toekomstige tijden, om de toorn te stillen bij de strafgerichten, het hart van de vaderen tot de kinderen te bekeren en de stammen van Jakob terecht te brengen, werd als voorloper van Christus, zonder de dood te smaken, in de hemel opgenomen, om de hemelvaart van onze Heere te voorspellen en op oudtestamentische wijze af te beelden. Want als knecht, als dienaar van de Wet, die met zijn vorige ijver het vuur van de toorn van de goddelijke gerechtigheid aan het afvallige geslacht van zijn tijd door woord en daad had gepredikt, werd Elia door de Heere in een onweer, het symbool van de rechterlijke gerechtigheid van God, in de hemel binnengehaald.. De tijd van de hemelvaart van Elia is niet duidelijk te bepalen. In elk geval heeft zij plaatsgehad in de eerste jaren van Joram, de koning van Israël. O.i. ligt het meest voor de hand, die te bepalen, voor de strijd tussen Joram en Josafat en de koning van Moab, omdat toen niet Elia, maar Elisa werd geraadpleegd..

Vers 12

12. En Elisa zag het en hij riep, in diepe smart over de lege plaats, die door het heengaan van zo'n man in zijn eigen leven, zowel als in dat van het volk, waartoe hij behoorde, ontstaan was: a) Mijn vader, mijn dierbare geestelijke vader! gij wagen van Israël en zijn ruiters. 1) En hij zag hem, onmiddellijk daarop, nadat hij hem onder het uitroepen van deze woorden had nagezien, niet meer, want al deze dingen hadden in een enkel ogenblik plaats, en het was in de natuur opnieuw geheel en al stil, zoals voorheen; en hij vatte, terwijl hij het toneel van deze wondergebeurtenis verliet, onder een smartelijk besef van zijn verlatenheid en vreemdelingschap in deze wereld, zodat het hem was als zou het hart hem barsten, Zijn kleren en scheurde ze in twee stukken.2) (Deuteronomy 14:2)

a) 2 Kings 13:14

1) De wagens en ruiters waren ter bescherming van het rijk. Op de strijdwagens stond men, of zij vormden een verschansing tegen de vijand. Zo was ook Elia op geestelijk gebied een bescherming voor het volk geweest, door de gerechtigheid van God te handhaven, om te verhoeden, dat Israël als natie zou worden uitgeroeid..

2) Voor Elia was het wel allerbest in de hemel opgenomen te wezen, maar de wereld kon hem moeilijk missen en daarom was zijn wegneming zeer beklagenswaardig voor de overlevenden. Zeker zijn zij zeer hardnekkig en ongelukkig, die onbewogen en ongevoelig blijven, terwijl God door het wegnemen van trouwe en zeer nuttige dierbare mannen hen roept tot geween en rouwklagen. Ofschoon Elia's vertrek de weg baande tot Elisa's verhoging, in het bijzonder omdat hij nu verzekerd was van een dubbele erfportie van Elia's Geest, nochtans was hij bitter bedroefd daarover, want hij beminde hem en had wel graag voor altijd de dienaar van zo'n meester willen wezen..

Vers 12

12. En Elisa zag het en hij riep, in diepe smart over de lege plaats, die door het heengaan van zo'n man in zijn eigen leven, zowel als in dat van het volk, waartoe hij behoorde, ontstaan was: a) Mijn vader, mijn dierbare geestelijke vader! gij wagen van Israël en zijn ruiters. 1) En hij zag hem, onmiddellijk daarop, nadat hij hem onder het uitroepen van deze woorden had nagezien, niet meer, want al deze dingen hadden in een enkel ogenblik plaats, en het was in de natuur opnieuw geheel en al stil, zoals voorheen; en hij vatte, terwijl hij het toneel van deze wondergebeurtenis verliet, onder een smartelijk besef van zijn verlatenheid en vreemdelingschap in deze wereld, zodat het hem was als zou het hart hem barsten, Zijn kleren en scheurde ze in twee stukken.2) (Deuteronomy 14:2)

a) 2 Kings 13:14

1) De wagens en ruiters waren ter bescherming van het rijk. Op de strijdwagens stond men, of zij vormden een verschansing tegen de vijand. Zo was ook Elia op geestelijk gebied een bescherming voor het volk geweest, door de gerechtigheid van God te handhaven, om te verhoeden, dat Israël als natie zou worden uitgeroeid..

2) Voor Elia was het wel allerbest in de hemel opgenomen te wezen, maar de wereld kon hem moeilijk missen en daarom was zijn wegneming zeer beklagenswaardig voor de overlevenden. Zeker zijn zij zeer hardnekkig en ongelukkig, die onbewogen en ongevoelig blijven, terwijl God door het wegnemen van trouwe en zeer nuttige dierbare mannen hen roept tot geween en rouwklagen. Ofschoon Elia's vertrek de weg baande tot Elisa's verhoging, in het bijzonder omdat hij nu verzekerd was van een dubbele erfportie van Elia's Geest, nochtans was hij bitter bedroefd daarover, want hij beminde hem en had wel graag voor altijd de dienaar van zo'n meester willen wezen..

Vers 13

13. Hij hief ook, krachtens het hem door God zelf verleende erfrecht van een eerstgeborene (2 Kings 2:9), Elia's mantel op die van hem, Elia, afgevallen was 1) en keerde terug naar het land van zijn aardse woning, waar hij nu het werk van hen, die heengegaan was, zou voortzetten, en stond aan de oever van de Jordaan.

1) Daardoor wist hij, dat zijn bede was verhoord, maar daardoor wisten de profetenzonen en de kinderen van Israël ook, dat Elisa nu Elia's opvolger was geworden..

Vers 13

13. Hij hief ook, krachtens het hem door God zelf verleende erfrecht van een eerstgeborene (2 Kings 2:9), Elia's mantel op die van hem, Elia, afgevallen was 1) en keerde terug naar het land van zijn aardse woning, waar hij nu het werk van hen, die heengegaan was, zou voortzetten, en stond aan de oever van de Jordaan.

1) Daardoor wist hij, dat zijn bede was verhoord, maar daardoor wisten de profetenzonen en de kinderen van Israël ook, dat Elisa nu Elia's opvolger was geworden..

Vers 14

14. En hij nam de mantel van Elia, die bij zijn opvaart van hem afgevallen was, en sloeg, evenals de meester vroeger, toen hij van deze kant naar de overzijde ging, had gedaan (2 Kings 2:8), het water en zei: Waar is de HEERE, de God van Elia? ja die? Thans zal het blijken dat de God, die met hem geweest is, ook met mij is. En hij sloeg, zoals gezegd is, terwijl hij alzo sprak en om een teken bad opdat niet alleen Elia's mantel, maar Elia's God zijn deel mocht worden, het water en het werd hierheen en daarheen verdeeld en Elisa ging erdoor. 1) 1) Ook dit wonder had twee doelen, om n.l. Elisa voor zichzelf te bevestigen in zijn ambt en om de profetenzonen te overtuigen, dat met de mantel ook het ambt van Elia werkelijk op de zoon van Saphat was overgegaan..

Vers 14

14. En hij nam de mantel van Elia, die bij zijn opvaart van hem afgevallen was, en sloeg, evenals de meester vroeger, toen hij van deze kant naar de overzijde ging, had gedaan (2 Kings 2:8), het water en zei: Waar is de HEERE, de God van Elia? ja die? Thans zal het blijken dat de God, die met hem geweest is, ook met mij is. En hij sloeg, zoals gezegd is, terwijl hij alzo sprak en om een teken bad opdat niet alleen Elia's mantel, maar Elia's God zijn deel mocht worden, het water en het werd hierheen en daarheen verdeeld en Elisa ging erdoor. 1) 1) Ook dit wonder had twee doelen, om n.l. Elisa voor zichzelf te bevestigen in zijn ambt en om de profetenzonen te overtuigen, dat met de mantel ook het ambt van Elia werkelijk op de zoon van Saphat was overgegaan..

Vers 15

15. Toen nu de kinderen van de profeten, die tegenover te Jericho waren, de gezamenlijke profetenzonen uit Jericho, die aan de westelijke Jordaanoever plaatsgenomen hadden, om zijn terugkomst af te wachten, en zo spoedig mogelijk uit zijn mond te vernemen, hoe het met de meester gegaan was, hem, zoals hij droogvoets over de rivier ging, zagen, zo zeiden zij, door het wonder van de verdeling van de Jordaan overtuigd, dat de Heere hun in Elisa een tweede geestelijke vader en een profeet in Elia's plaats gegeven had: De geest van Elia rust op Elisa; en zij kwamen hem tegemoet en bogen zich voor hem neer ter aarde, betuigden hem, die met Elia's geest en Elia's ambt tot hen terugkeerde, hun diepe eerbied.

Vers 15

15. Toen nu de kinderen van de profeten, die tegenover te Jericho waren, de gezamenlijke profetenzonen uit Jericho, die aan de westelijke Jordaanoever plaatsgenomen hadden, om zijn terugkomst af te wachten, en zo spoedig mogelijk uit zijn mond te vernemen, hoe het met de meester gegaan was, hem, zoals hij droogvoets over de rivier ging, zagen, zo zeiden zij, door het wonder van de verdeling van de Jordaan overtuigd, dat de Heere hun in Elisa een tweede geestelijke vader en een profeet in Elia's plaats gegeven had: De geest van Elia rust op Elisa; en zij kwamen hem tegemoet en bogen zich voor hem neer ter aarde, betuigden hem, die met Elia's geest en Elia's ambt tot hen terugkeerde, hun diepe eerbied.

Vers 16

16. En zij zeiden tot hem, nadat zij opnieuw waren opgestaan, menende dat de Heere Elia in die zin van Elisa's hoofd had weggenomen (2 Kings 2:3, 2 Kings 2:5), dat Hij wel diens ziel tot Zich in de hemel had opgenomen, maar het levenloze lichaam ergens op de aarde gelaten, en nu door het verlangen gedreven aan het hun zo dierbaar lijk de laatste eer van een behoorlijke teraardebestelling te bewijzen: zie nu, er zijn bij uw knechten vijftig dappere, wakkere of betrouwbare mannen; laat hen toch heengaan, en uw heer, het lijk van Elia, zoeken, of niet misschien de Geest van de HEERE hem, als Hij de ziel van hier wegvoerde, opgenomen, en op een van de bergen, of in een van de dalen hem geworpen heeft, 1) het stoffelijk omhulsel aan de zorg overlatende van hen, die de weggenomene als zijn geestelijke kinderen in de wereld achtergelaten heeft. Maar hij, terwijl hij hun de werkelijke toedracht van de zaak mededeelde, zei: Zendt niet, want het is een vruchteloos zoeken, omdat mijn heer levend en met een verheerlijkt lichaam ten hemel is opgenomen.

1) Uit deze vraag blijkt het grote verschil van kennis door de Geest tussen Elia, Elisa en de profetenzonen. Uit 2 Kings 2:5 blijkt, dat zij wisten, dat Elia van de aarde zou worden weggenomen, maar hier hoe die kennis onvolkomen was. Wel wisten zij, dat Elia's werkzaamheden op aarde waren geëindigd, maar dat hij niet alleen naar de ziel, maar ook naar het lichaam de heerlijkheid van de hemel deelachtig zou worden, dat vermoedden zij niet. Wel waren zij ingeleid, maar zij behoorden niet, zoals Elia en Elisa, tot de dieper ingeleiden. Ook hier hebben wij weer onder het Oude Verbond een proeve van de vrijmachtige werking van de Geest..

Vers 16

16. En zij zeiden tot hem, nadat zij opnieuw waren opgestaan, menende dat de Heere Elia in die zin van Elisa's hoofd had weggenomen (2 Kings 2:3, 2 Kings 2:5), dat Hij wel diens ziel tot Zich in de hemel had opgenomen, maar het levenloze lichaam ergens op de aarde gelaten, en nu door het verlangen gedreven aan het hun zo dierbaar lijk de laatste eer van een behoorlijke teraardebestelling te bewijzen: zie nu, er zijn bij uw knechten vijftig dappere, wakkere of betrouwbare mannen; laat hen toch heengaan, en uw heer, het lijk van Elia, zoeken, of niet misschien de Geest van de HEERE hem, als Hij de ziel van hier wegvoerde, opgenomen, en op een van de bergen, of in een van de dalen hem geworpen heeft, 1) het stoffelijk omhulsel aan de zorg overlatende van hen, die de weggenomene als zijn geestelijke kinderen in de wereld achtergelaten heeft. Maar hij, terwijl hij hun de werkelijke toedracht van de zaak mededeelde, zei: Zendt niet, want het is een vruchteloos zoeken, omdat mijn heer levend en met een verheerlijkt lichaam ten hemel is opgenomen.

1) Uit deze vraag blijkt het grote verschil van kennis door de Geest tussen Elia, Elisa en de profetenzonen. Uit 2 Kings 2:5 blijkt, dat zij wisten, dat Elia van de aarde zou worden weggenomen, maar hier hoe die kennis onvolkomen was. Wel wisten zij, dat Elia's werkzaamheden op aarde waren geëindigd, maar dat hij niet alleen naar de ziel, maar ook naar het lichaam de heerlijkheid van de hemel deelachtig zou worden, dat vermoedden zij niet. Wel waren zij ingeleid, maar zij behoorden niet, zoals Elia en Elisa, tot de dieper ingeleiden. Ook hier hebben wij weer onder het Oude Verbond een proeve van de vrijmachtige werking van de Geest..

Vers 17

17. Maar zoiets was hun te hoog en te wonderlijk, zij konden het niet begrijpen en zij hielden bij hem aan, dat hij hun plan toch mocht inwilligen, tot schamens toe, 1) zodat hij hun aanhouden niet langer weerstand kon bieden; en hij zei: Zendt, opdat gij u door eigen onderzoek overtuigt, dat het met de zaak gelegen is, zoals ik u gezegd heb. En zij zonden vijftig mannen, misschien dezelfde waarvan in 2 Kings 2:7 gesproken werd, die drie dagen zochten, maar hem niet vonden.

1) In het Hebreeuws Ad-Boosch. Letterlijk, tot het zich schamen, d.i. totdat hij zich schaamde hun verzoek niet in te willigen. Meer dan waarschijnlijk zal Elisa hun de ware toedracht van de zaak meegedeeld hebben, maar zij konden zich zo weinig vinden in het wonder van de lichamelijke hemelvaart, en zij gaven zoveel liefde voor hun vorige meester te kennen, om aan zijn lichaam de laatste eer te bewijzen, dat hij in zijn binnenste geroerd werd en daarom aan hun verzoek voldeed..

Vers 17

17. Maar zoiets was hun te hoog en te wonderlijk, zij konden het niet begrijpen en zij hielden bij hem aan, dat hij hun plan toch mocht inwilligen, tot schamens toe, 1) zodat hij hun aanhouden niet langer weerstand kon bieden; en hij zei: Zendt, opdat gij u door eigen onderzoek overtuigt, dat het met de zaak gelegen is, zoals ik u gezegd heb. En zij zonden vijftig mannen, misschien dezelfde waarvan in 2 Kings 2:7 gesproken werd, die drie dagen zochten, maar hem niet vonden.

1) In het Hebreeuws Ad-Boosch. Letterlijk, tot het zich schamen, d.i. totdat hij zich schaamde hun verzoek niet in te willigen. Meer dan waarschijnlijk zal Elisa hun de ware toedracht van de zaak meegedeeld hebben, maar zij konden zich zo weinig vinden in het wonder van de lichamelijke hemelvaart, en zij gaven zoveel liefde voor hun vorige meester te kennen, om aan zijn lichaam de laatste eer te bewijzen, dat hij in zijn binnenste geroerd werd en daarom aan hun verzoek voldeed..

Vers 18

18. Toen kwamen zij weer tot hem, omdat hij gedurende de drie dagen van hun vruchteloos zoeken te Jericho gebleven was; en hij zei, toen de uitgezonden vijftig mannen onverrichter zake terugkeerden, tot hen: Heb ik tot u niet gezegd: Gaat niet; waarom hebt gij mijn woorden zo weinig vertrouwd?

Voorwaar het is nog niet het geloof aan deze vurige paarden, dat ons zalig maakt, net zo min als de twijfel aan hun bestaan iemand verloren zal doen gaan; evenwel is het een vraag van het hoogste belang of Elia werkelijk met paard en wagen ten hemel gevaren is of niet. Zinkt een zuiltje onder het grote Bijbelgebouw weg, dan waggelt de gehele tempel; moet ik ook maar van de minst gewichtige plaats van de Schrift de historische trouw verdenken, dan is terstond de Schriftgrond in het algemeen onder mijn voeten onvast geworden. Maar wij zijn niet van degenen, die twijfelen: wij geloven. Wie het goeddunke, die schudde het hoofd, en hij hebbe immer de eer te ontkennen waar wij bevestigen; deze roem is toch al de winst, die het ongeloof verkrijgt. Hoeveel meer gelukkig zijn wij-de twijfelaars zelf moeten het erkennen-bij ons belachelijk gemaakt "ongeloof", dan zij op de hoogte van hun vermeende wijsheid en van hun ingebeeld licht! Terwijl zij het hoofd schuddend en met een leeg gemoed van daar wegsluipen, vieren wij vreugdefeesten in de woestijn aan de overzijde van de Jordaan, en wensen elkaar geluk met een Verbondsgod, die Zijn knechten zo'n heerlijkheid waardig keurt..

Evenals God Mozes zelf begroef en men tot op deze dag zijn graf niet gevonden heeft (Deuteronomy 34:6), zo voerde Hij op nog heerlijker wijze Elia op een vurige wagen met vurige paarden ten hemel.

Want Mozes moest omwille van zijn zonde, in de woestijn gepleegd, sterven en hij werd door de hand van de Heere begraven, om zijn lijk aan het bederf te onttrekken en hem voor het eeuwige leven te bewaren en te verheerlijken. Elia daarentegen stierf niet, maar werd door verandering in de hemel opgenomen (1 Corinthians 15:51vv.; 1 Thessalonians 4:15vv.). Dit onderscheid komt met het karakter en de plaats van de beide mannen in het Godsrijk op aarde overeen. Mozes, de wetgever, verliet dit leven langs de weg van de wet, die de dood werkt, als bezoldiging van de zonde (Romans 6:23; Romans 7:13 ; Elia, daarentegen, die bestemd was om een terechtwijzing voor toekomstige tijden te zijn, bij strafgerichten de toorn te stillen, het hart van de vader tot de zoon te bekeren, en de stammen van Jakob te herstellen (Sir. 48:10 48:10), werd als voorloper van Christus (Malachi 3:3vv. Matthew 11:10vv.) zonder de dood te smaken in de hemel opgenomen, ten einde van Jezus' hemelvaart te profeteren en die op oudtestamentische wijze af te schaduwen. Want als knecht, als dienaar van de wet, wiens vuurijver aan het afvallige geslacht van zijn dagen de toornijver van de Goddelijke gerechtigheid door woord en daad gepredikt had, werd hij door de Heere in een vurig onweer, het zinnebeeld van de gerechtigheid van God, in de hemel opgenomen.. Evenals hij een geestelijk strijder was voor de eer van de Heere, die zijn gelijke niet kende, zo werd ook een vurige strijdwagen het zinnebeeld van zijn triomfantelijke hemelvaart..

Deze zekere en heerlijke uitgang had de Heere Zijn trouwe knecht na diens door zo veel strijd bewogen leven toegedacht tot een zegel van Zijn Goddelijk welbehagen in diens werk, de oudtestamentische gemeente tot een getuigenis aangaande het eeuwige leven, in het licht van de heerlijkheid, waarvan haar van verre slechts enige weinige vermoedens voor de ogen geschemerd hadden; ons echter, die de uitgang van de meerdere dan Elia kennen, tot een veelbeduidend voor- en tegenbeeld en tegelijk ter veraanschouwelijking van de wonderbare verandering, die de apostel zichzelf en de nog bij Jezus' komst op aarde levende gelovigen toewenste, niet ontkleed, maar overkleed te worden, opdat het sterfelijke door het leven verslonden zou worden (2 Corinthians 5:1vv.; 1 Corinthians 15:51vv.).

2 Kings 2:19-2 Kings 2:25. In Jericho, waar Elisa een tijd lang in de profetenkolonie vertoeft, maakt hij met aanwending van een uiterlijk zinnebeeldig teken het schadelijke water door de kracht van het Goddelijke woord gezond en karakteriseert daarmee zijn gehele profetische loopbaan als een weldoende en zegenende, bestemd om na de majestueuze ondergang van het heldere en schitterende luchtverschijnsel, dat in Elia over Israël geschenen had, de vloek op te heffen en het heil van de HEERE te verkondigen. Opdat het evenwel ook spoedig openbaar zou worden dat de goedheid en vriendelijkheid van God, onze Zaligmaker, die in Zijn verschijning voor afgebeeld werd, niet bespot of geminacht mag worden, moet Elisa over een talrijke schaar van knapen, die hem honen, de vloek uitspreken, en worden tweeënveertig van deze door twee beren verscheurd. Daarna trekt de profeet zich in de stilte op de Karmel terug en vestigt zich later te Samaria.

Vers 18

18. Toen kwamen zij weer tot hem, omdat hij gedurende de drie dagen van hun vruchteloos zoeken te Jericho gebleven was; en hij zei, toen de uitgezonden vijftig mannen onverrichter zake terugkeerden, tot hen: Heb ik tot u niet gezegd: Gaat niet; waarom hebt gij mijn woorden zo weinig vertrouwd?

Voorwaar het is nog niet het geloof aan deze vurige paarden, dat ons zalig maakt, net zo min als de twijfel aan hun bestaan iemand verloren zal doen gaan; evenwel is het een vraag van het hoogste belang of Elia werkelijk met paard en wagen ten hemel gevaren is of niet. Zinkt een zuiltje onder het grote Bijbelgebouw weg, dan waggelt de gehele tempel; moet ik ook maar van de minst gewichtige plaats van de Schrift de historische trouw verdenken, dan is terstond de Schriftgrond in het algemeen onder mijn voeten onvast geworden. Maar wij zijn niet van degenen, die twijfelen: wij geloven. Wie het goeddunke, die schudde het hoofd, en hij hebbe immer de eer te ontkennen waar wij bevestigen; deze roem is toch al de winst, die het ongeloof verkrijgt. Hoeveel meer gelukkig zijn wij-de twijfelaars zelf moeten het erkennen-bij ons belachelijk gemaakt "ongeloof", dan zij op de hoogte van hun vermeende wijsheid en van hun ingebeeld licht! Terwijl zij het hoofd schuddend en met een leeg gemoed van daar wegsluipen, vieren wij vreugdefeesten in de woestijn aan de overzijde van de Jordaan, en wensen elkaar geluk met een Verbondsgod, die Zijn knechten zo'n heerlijkheid waardig keurt..

Evenals God Mozes zelf begroef en men tot op deze dag zijn graf niet gevonden heeft (Deuteronomy 34:6), zo voerde Hij op nog heerlijker wijze Elia op een vurige wagen met vurige paarden ten hemel.

Want Mozes moest omwille van zijn zonde, in de woestijn gepleegd, sterven en hij werd door de hand van de Heere begraven, om zijn lijk aan het bederf te onttrekken en hem voor het eeuwige leven te bewaren en te verheerlijken. Elia daarentegen stierf niet, maar werd door verandering in de hemel opgenomen (1 Corinthians 15:51vv.; 1 Thessalonians 4:15vv.). Dit onderscheid komt met het karakter en de plaats van de beide mannen in het Godsrijk op aarde overeen. Mozes, de wetgever, verliet dit leven langs de weg van de wet, die de dood werkt, als bezoldiging van de zonde (Romans 6:23; Romans 7:13 ; Elia, daarentegen, die bestemd was om een terechtwijzing voor toekomstige tijden te zijn, bij strafgerichten de toorn te stillen, het hart van de vader tot de zoon te bekeren, en de stammen van Jakob te herstellen (Sir. 48:10 48:10), werd als voorloper van Christus (Malachi 3:3vv. Matthew 11:10vv.) zonder de dood te smaken in de hemel opgenomen, ten einde van Jezus' hemelvaart te profeteren en die op oudtestamentische wijze af te schaduwen. Want als knecht, als dienaar van de wet, wiens vuurijver aan het afvallige geslacht van zijn dagen de toornijver van de Goddelijke gerechtigheid door woord en daad gepredikt had, werd hij door de Heere in een vurig onweer, het zinnebeeld van de gerechtigheid van God, in de hemel opgenomen.. Evenals hij een geestelijk strijder was voor de eer van de Heere, die zijn gelijke niet kende, zo werd ook een vurige strijdwagen het zinnebeeld van zijn triomfantelijke hemelvaart..

Deze zekere en heerlijke uitgang had de Heere Zijn trouwe knecht na diens door zo veel strijd bewogen leven toegedacht tot een zegel van Zijn Goddelijk welbehagen in diens werk, de oudtestamentische gemeente tot een getuigenis aangaande het eeuwige leven, in het licht van de heerlijkheid, waarvan haar van verre slechts enige weinige vermoedens voor de ogen geschemerd hadden; ons echter, die de uitgang van de meerdere dan Elia kennen, tot een veelbeduidend voor- en tegenbeeld en tegelijk ter veraanschouwelijking van de wonderbare verandering, die de apostel zichzelf en de nog bij Jezus' komst op aarde levende gelovigen toewenste, niet ontkleed, maar overkleed te worden, opdat het sterfelijke door het leven verslonden zou worden (2 Corinthians 5:1vv.; 1 Corinthians 15:51vv.).

2 Kings 2:19-2 Kings 2:25. In Jericho, waar Elisa een tijd lang in de profetenkolonie vertoeft, maakt hij met aanwending van een uiterlijk zinnebeeldig teken het schadelijke water door de kracht van het Goddelijke woord gezond en karakteriseert daarmee zijn gehele profetische loopbaan als een weldoende en zegenende, bestemd om na de majestueuze ondergang van het heldere en schitterende luchtverschijnsel, dat in Elia over Israël geschenen had, de vloek op te heffen en het heil van de HEERE te verkondigen. Opdat het evenwel ook spoedig openbaar zou worden dat de goedheid en vriendelijkheid van God, onze Zaligmaker, die in Zijn verschijning voor afgebeeld werd, niet bespot of geminacht mag worden, moet Elisa over een talrijke schaar van knapen, die hem honen, de vloek uitspreken, en worden tweeënveertig van deze door twee beren verscheurd. Daarna trekt de profeet zich in de stilte op de Karmel terug en vestigt zich later te Samaria.

Vers 19

19. En de mannen van de stad, de bewoners van Jericho, zeiden tot Elisa, die na het vertrek van zijn meester zich nog enige tijd in de kring van de profetenjongeren daar ophield en door de mensen weldra als Elia's opvolger in het profetisch ambt erkend werd: Zie toch, de woning van deze stad is goed, wonen in deze anders zo vruchtbaar gelegen stad (Joshua 6:1), zoals mijn heer ziet; maar het water is hier kwaad, ongezond, en het land ten gevolge daarvan onvruchtbaar, 1) nauwkeuriger: brengt miskramen voort, hetgeen misschien op mensen en dieren ziet, zodat ontijdige geboorten een gewoon verschijnsel waren.

1) Te Jericho wordt hij als profeet van de Heere erkend, de stad deelt in de zegen van zijn aanwezigheid. De "kwade bron", beeld van de vloek, die op Jericho rustte, wordt door het bederfwerend zout, teken van het woord van God, genezen..

Naar alle waarschijnlijkheid heeft het Bijbelse Jericho niet op de plaats van het tegenwoordige Erika of Rika, maar een half uur verder aan de voet van de Quarantania-berg, daarom onmiddellijk bij de bron Aines Sultan gelegen. Deze, "een mooie, grote bron van zoet en aangenaam water, wel niet koud, maar toch ook niet warm," is zonder twijfel het water, waarvan hier gesproken wordt, en misschien was die ongezonde natuur een gevolg van de vloek van Jozua, wiens vervulling door Achabs wederopbouw van de muren, poorten en torens van deze stad was uitgedaagd (1 Kings 16:34).. 21. Toen ging hij uit, onder het geleide van hen, die zijn hulp ingeroepen hadden en van de profetenzonen, tot de waterwel, en wierp uit de schotel het zout daarin, en zei, zijn handeling met een woord van God begeleidend, zonder welk het zout nimmer van de kracht zou vergezeld geweest zijn om het water gezond te maken. Zo zegt de HEERE: Ik heb dit water gezond gemaakt, er zal geen dood noch onvruchtbaarheid meer van worden. 1)

1) Kan het ziltige water zoet worden door zout? Er is in het geestelijke onmiskenbaar een homeopathie, want wij worden door Christus' wonden genezen, door Zijn vloek van de vloek, en door Zijn dood van de dood verlost..

Vers 19

19. En de mannen van de stad, de bewoners van Jericho, zeiden tot Elisa, die na het vertrek van zijn meester zich nog enige tijd in de kring van de profetenjongeren daar ophield en door de mensen weldra als Elia's opvolger in het profetisch ambt erkend werd: Zie toch, de woning van deze stad is goed, wonen in deze anders zo vruchtbaar gelegen stad (Joshua 6:1), zoals mijn heer ziet; maar het water is hier kwaad, ongezond, en het land ten gevolge daarvan onvruchtbaar, 1) nauwkeuriger: brengt miskramen voort, hetgeen misschien op mensen en dieren ziet, zodat ontijdige geboorten een gewoon verschijnsel waren.

1) Te Jericho wordt hij als profeet van de Heere erkend, de stad deelt in de zegen van zijn aanwezigheid. De "kwade bron", beeld van de vloek, die op Jericho rustte, wordt door het bederfwerend zout, teken van het woord van God, genezen..

Naar alle waarschijnlijkheid heeft het Bijbelse Jericho niet op de plaats van het tegenwoordige Erika of Rika, maar een half uur verder aan de voet van de Quarantania-berg, daarom onmiddellijk bij de bron Aines Sultan gelegen. Deze, "een mooie, grote bron van zoet en aangenaam water, wel niet koud, maar toch ook niet warm," is zonder twijfel het water, waarvan hier gesproken wordt, en misschien was die ongezonde natuur een gevolg van de vloek van Jozua, wiens vervulling door Achabs wederopbouw van de muren, poorten en torens van deze stad was uitgedaagd (1 Kings 16:34).. 21. Toen ging hij uit, onder het geleide van hen, die zijn hulp ingeroepen hadden en van de profetenzonen, tot de waterwel, en wierp uit de schotel het zout daarin, en zei, zijn handeling met een woord van God begeleidend, zonder welk het zout nimmer van de kracht zou vergezeld geweest zijn om het water gezond te maken. Zo zegt de HEERE: Ik heb dit water gezond gemaakt, er zal geen dood noch onvruchtbaarheid meer van worden. 1)

1) Kan het ziltige water zoet worden door zout? Er is in het geestelijke onmiskenbaar een homeopathie, want wij worden door Christus' wonden genezen, door Zijn vloek van de vloek, en door Zijn dood van de dood verlost..

Vers 22

22. Zo werd dat water gezond, tot op deze dag, naar het woord van Elisa, dat hij in de naam van de Heere gesproken had. 1)

1) Reeds dit eerste wonder wijst op het eigenaardige en onderscheidende in het beroep en karakter van Elisa, wiens naam "redding van mijn God" reeds zegt dat hij, niet zoals velen menen, als een flauwe kopie van zijn ongelijk veel grotere voorganger is aan te merken, maar, ofschoon ook aan de ene zijde Elia's opvolger en de voortzetter van zijn werk, toch ook aan de andere kant een nieuwe schepping van God is. "Elisa was bestemd als evangelist, als bode van een, wiens voeten liefelijk zijn op de bergen, onder Israël op te treden, terwijl Elia als een andere Mozes op het toneel verscheen om de vergeten, met de voet vertreden geboden weer in ontzag en eer te brengen. Elisa moest als heraut van de Goddelijke goedertierenheid de harten weer verbinden en lokkend de Heere in de vaderarmen voeren, die zijn voorganger met de hamer van de wet verbrijzeld en met de donder van zijn geweldige daden van het sluimerbed van een veeljarige, gruwzame zekerheid had opgeschrikt..

Daarom zijn ook Elisa's wonderen meest van helpende en helende aard, die van Elia daarentegen meest openbaringen van de rechterlijk straffende toorn, hoewel de tegenstelling niet altijd opgaat, omdat Elia eveneens de helpende en helende zijde van het profetenambt vertegenwoordigt (1 Kings 17:8vv.), evenals de rechterlijk straffende zijde van dit ambt ook door Elisa (2 Kings 2:23vv. 5:25vv.; 7:19vv.). Dat echter in Elia de vergeldende gestrengheid, in Elisa de erbarmende liefde de boventoon heeft, is deels verklaarbaar uit het onderscheiden karakter van de beide personen, die op dezelfde wijze elkaar wederzijds aanvullen, zoals op ander gebied Mozes en Jozua, David en Salomo; deels uit het in vele opzichten veranderde voorkomen van Israël's staats- en volksleven, waarmee Elisa's werkzaamheid te doen had. Elia had door zijn vuurijver de heerschappij van de Balsdienst een gevoelige slag toegebracht, en zijn volk opnieuw zover tot het ontzag voor de HEERE teruggevoerd, dat Joram en de volgende koningen op de uitspraken van de profeten van de Heere acht geven, zodat Elisa hoofdzakelijk de door Elia voorbereide bekering van het volk tot zijn God had voort te zetten..

Vers 22

22. Zo werd dat water gezond, tot op deze dag, naar het woord van Elisa, dat hij in de naam van de Heere gesproken had. 1)

1) Reeds dit eerste wonder wijst op het eigenaardige en onderscheidende in het beroep en karakter van Elisa, wiens naam "redding van mijn God" reeds zegt dat hij, niet zoals velen menen, als een flauwe kopie van zijn ongelijk veel grotere voorganger is aan te merken, maar, ofschoon ook aan de ene zijde Elia's opvolger en de voortzetter van zijn werk, toch ook aan de andere kant een nieuwe schepping van God is. "Elisa was bestemd als evangelist, als bode van een, wiens voeten liefelijk zijn op de bergen, onder Israël op te treden, terwijl Elia als een andere Mozes op het toneel verscheen om de vergeten, met de voet vertreden geboden weer in ontzag en eer te brengen. Elisa moest als heraut van de Goddelijke goedertierenheid de harten weer verbinden en lokkend de Heere in de vaderarmen voeren, die zijn voorganger met de hamer van de wet verbrijzeld en met de donder van zijn geweldige daden van het sluimerbed van een veeljarige, gruwzame zekerheid had opgeschrikt..

Daarom zijn ook Elisa's wonderen meest van helpende en helende aard, die van Elia daarentegen meest openbaringen van de rechterlijk straffende toorn, hoewel de tegenstelling niet altijd opgaat, omdat Elia eveneens de helpende en helende zijde van het profetenambt vertegenwoordigt (1 Kings 17:8vv.), evenals de rechterlijk straffende zijde van dit ambt ook door Elisa (2 Kings 2:23vv. 5:25vv.; 7:19vv.). Dat echter in Elia de vergeldende gestrengheid, in Elisa de erbarmende liefde de boventoon heeft, is deels verklaarbaar uit het onderscheiden karakter van de beide personen, die op dezelfde wijze elkaar wederzijds aanvullen, zoals op ander gebied Mozes en Jozua, David en Salomo; deels uit het in vele opzichten veranderde voorkomen van Israël's staats- en volksleven, waarmee Elisa's werkzaamheid te doen had. Elia had door zijn vuurijver de heerschappij van de Balsdienst een gevoelige slag toegebracht, en zijn volk opnieuw zover tot het ontzag voor de HEERE teruggevoerd, dat Joram en de volgende koningen op de uitspraken van de profeten van de Heere acht geven, zodat Elisa hoofdzakelijk de door Elia voorbereide bekering van het volk tot zijn God had voort te zetten..

Vers 23

23. En hij ging van daar, van Jericho, 5 uur ver, op naar Beth-el, om ook de profetenschool aldaar te bezoeken (2 Kings 2:1). Toen hij nu de bergachtige weg opging, die onmiddellijk naar de stad leidde, zo kwamen kleine jongens in grote menigte (2 Kings 2:20, 2 Kings 2:24) uit de stad; die bespotten hem, omdat hij met langzame tred, in gedachten verdiept, uit de laagte hen tegenkwam, en die zij weldra voor een profeet uit Elia's school herkenden, en zeiden tot hem, onder dit spottend toeroepen rondom hem heen sluipende, ten einde achter hem te komen: Kaalkop, 1) ga op, kaalkop, ga op!

1) Kaalheid van het hoofd kwam bij melaatsheid altijd voor. Nu werd Elia wel niet van melaatsheid verdacht, maar toch werd hij als een onreine, als een melaatse, als iemand, die men schuwt, behandeld, en dit niet uit jeugdige kortzichtigheid, maar uit weerzin, uit bittere haat tegen de ware dienaar van de HEERE. In Beth-el had men een profetenschool, maar in die stad was ook een van de kalveren opgericht. Wie weet, hoeveel de profetenzonen al niet hadden moeten lijden van de beeldendienaars! Maar ook hun haat keert zich tegen de opvolger van Elia, de man, die zo verschrikkelijk getoornd had tegen de zonde van het volk. Het is daarom dan ook, dat de profeet in vurige ijver voor de ware dienst van de Heere de vloek over die knapen uitspreekt. Laten wij niet vergeten, dat, zoals uit 2 Chronicles 36:16 blijkt, deze zonde tot de roepende zonden behoort, en dat daarom de Heere God de vloek vervult, om de bespotting zijn knecht aangedaan, aan hen, die in deze Hem naar de kroon staken. De Heere bezoekt hier de zonde van de vaderen aan de kinderen..

Vers 23

23. En hij ging van daar, van Jericho, 5 uur ver, op naar Beth-el, om ook de profetenschool aldaar te bezoeken (2 Kings 2:1). Toen hij nu de bergachtige weg opging, die onmiddellijk naar de stad leidde, zo kwamen kleine jongens in grote menigte (2 Kings 2:20, 2 Kings 2:24) uit de stad; die bespotten hem, omdat hij met langzame tred, in gedachten verdiept, uit de laagte hen tegenkwam, en die zij weldra voor een profeet uit Elia's school herkenden, en zeiden tot hem, onder dit spottend toeroepen rondom hem heen sluipende, ten einde achter hem te komen: Kaalkop, 1) ga op, kaalkop, ga op!

1) Kaalheid van het hoofd kwam bij melaatsheid altijd voor. Nu werd Elia wel niet van melaatsheid verdacht, maar toch werd hij als een onreine, als een melaatse, als iemand, die men schuwt, behandeld, en dit niet uit jeugdige kortzichtigheid, maar uit weerzin, uit bittere haat tegen de ware dienaar van de HEERE. In Beth-el had men een profetenschool, maar in die stad was ook een van de kalveren opgericht. Wie weet, hoeveel de profetenzonen al niet hadden moeten lijden van de beeldendienaars! Maar ook hun haat keert zich tegen de opvolger van Elia, de man, die zo verschrikkelijk getoornd had tegen de zonde van het volk. Het is daarom dan ook, dat de profeet in vurige ijver voor de ware dienst van de Heere de vloek over die knapen uitspreekt. Laten wij niet vergeten, dat, zoals uit 2 Chronicles 36:16 blijkt, deze zonde tot de roepende zonden behoort, en dat daarom de Heere God de vloek vervult, om de bespotting zijn knecht aangedaan, aan hen, die in deze Hem naar de kroon staken. De Heere bezoekt hier de zonde van de vaderen aan de kinderen..

Vers 24

24. En hij keerde zich achterom, en hij zag ze, hoe zij nog met allerlei gebaren hem hoonden, en vloekte hen in de naam van de HEERE, terwijl hij de straf van de Heere, zijn God, en het verderf van de Almachtige door zijn woord op hen deed neerkomen. Toen kwamen twee beren uit het woud, en verscheurden van hen tweeënveertig kinderen; 1) enige weinigen ontkwamen echter en brachten aan hun ouders de tijding over van hetgeen daarbuiten gebeurd was.

1) Wat een vreemd toneel! Minder bevreemdend, wanneer het zich in het leven van de Thisbiet aan ons voordeed; maar deze doodaanbrengende uitbarsting van toorn bij Elisa tegen een moedwillige knapenschaar, deze ontzettende verwensing, in de naam van God over hen uitgesproken, hoezeer strijdt dat lijnrecht met alles, wat wij van het eigenaardig karakter en beroep van deze profeet, als een boodschapper van de vriendelijkheid van de HEERE (2 Kings 2:22), zeiden! Men heeft, om het zonderlinge van dit voorval te verklaren, in de spot van de jongens geen onvoorbedachte moedwil, maar een door de overheden van de stad uit vijandschap tegen de profeet verzonnen plan willen zien, ten einde diens aanzien openlijk te verkleinen en hem het ingaan in de stad tegen te maken, waarbij zij dan, om zichzelf te dekken, van de kinderen gebruik gemaakt hadden; of men heeft de spotrede: "ga op!" in de zin uitgelegd van "vaar op!" en verondersteld, dat het bericht van Elia's hemelvaart zich reeds in Beth-el had verbreid, zodat de knapen de draak met Elisa wilden steken, dat zij met hun toeroepen ongeveer dit bedoelden: "Stijg ook gij ten hemel op, waarheen Elia, zoals gij voorgeeft, is heengegaan! Waarom hebt gij uw heer en vriend op zijn reis daarheen niet begeleid?" Beide vermoedens hebben, naar het schijnt, veel voor zich. Want dat men te Beth-el iets van Elia's hemelvaart kon weten, is zeer natuurlijk, omdat Elisa zich enige tijd te Jericho had opgehouden en van daar het gerucht van wonderbare voorvallen door de profetenzonen, die ook reeds op het buitengewone levenseinde van de man Gods waren voorbereid (2 Kings 2:2), zich gemakkelijk in de stad verbreiden kon, Beth-el echter was dezelfde plaats van de afgodische eredienst (1 Kings 12:29vv.), en gewis was de lichtzinnigheid bij de inwoners van die stad de gewone stemming. Nu is het zeer opmerkelijk, dat zo vele knapen opeens de profeet uit de stad tegenkwamen, waarin duidelijk een doel, een afgesproken plan opgesloten ligt, dat alleen van de oudere of van de oversten kan zijn uitgegaan; en ook dat de knapen om de profeet heen sluipen, ten einde achter hem te komen en hem van daar toe te schreeuwen, wijst op een andere zin in de woorden: "ga op!" dan dat het enkel zou betekenen: "beklim de berg!" De spotnaam eindelijk van, kaalkop!" kon eveneens geen gewone spotternij zijn, die een natuurlijk gebrek van de toenmaals ongeveer 35-jarige profeet tot een voorwerp van gewone volksscherts maakt, maar is naast het: "ga op!" veel meer een bittere hoon: "Gij zijt oud genoeg voor zo'n hemelreis, gij afgeleefde, v r uw tijd grijs geworden! Op aarde deugt gij toch voor niets meer." Tegenover zo'n godslasterlijke boosheid was Elisa niet alleen in zijn recht, wanneer hij de knapen, van wie de ouders of de oversten van de stad zich als werktuigen bedienden, verwenste en de aanstokers in hen strafte, opdat zij degene, zoals Augustinus zegt, die zij niet wilden liefhebben, zouden leren vrezen; maar bovendien was ook Elisa op bijzondere wijze het zwaard in de hand gegeven tot straf van de boosdoeners, toen de Heere hem als Elia's opvolger aanwees (1 Kings 19:17) en de eerste, terwijl hij de lasterende knapen door beren laat verscheuren, betoont zich duidelijk de voortzetter van het werk van de laatste te zijn. Evenzo als namelijk Elia's werkzaamheid (1 Kings 17:1) met de vervulling van het woord in Leviticus 26:18-Leviticus 26:20 begint, zo ook hier Elia's openlijk optreden onder het volk met de vervulling van de goddelijke bedreiging in Leviticus 26:21vv.. De meer Evangelische geest van Elisa's werkzaamheid na het streng wettische doen zijn voorgangers, lijdt door zo'n strafvoorbeeld aan de boosdoeners en ongehoorzamen geenszins schade; daardoor moest alleen van begin af aan blijken, dat de God van het Evangelie zich evenmin bespotten laat als de God van de wet..

En de gebeurtenis heeft ook haar gevolgen gehad. Vermocht zij niet de gezindheid van de afgodische vijanden te veranderen, zo legde zij haar toch gebit en teugel aan, en stelde voor geruime tijd niet alleen de profeet, maar geheel het kerkje van God in Israël minstens tegen de grove aanrandingen in veiligheid. De schrikwekkende gestalten van de brullende beren bleven lang als beschermende wachters aan de drempels van de woningen van de profetenzonen liggen en Elisa droeg ze voortaan als bladen van zijn profetische autoriteit en als nadrukvolle toontekens op zijn getuigenissen in zijn wapen; zij omringden, als ik zo spreken mag, de roos van zijn vriendelijke en liefelijke verschijning met de nodige beschutting van doornen..

De profeet beoogde in de kinderen de afgodische oudere te straffen en hen te doen schrikken voor Gods oordelen..

Vers 24

24. En hij keerde zich achterom, en hij zag ze, hoe zij nog met allerlei gebaren hem hoonden, en vloekte hen in de naam van de HEERE, terwijl hij de straf van de Heere, zijn God, en het verderf van de Almachtige door zijn woord op hen deed neerkomen. Toen kwamen twee beren uit het woud, en verscheurden van hen tweeënveertig kinderen; 1) enige weinigen ontkwamen echter en brachten aan hun ouders de tijding over van hetgeen daarbuiten gebeurd was.

1) Wat een vreemd toneel! Minder bevreemdend, wanneer het zich in het leven van de Thisbiet aan ons voordeed; maar deze doodaanbrengende uitbarsting van toorn bij Elisa tegen een moedwillige knapenschaar, deze ontzettende verwensing, in de naam van God over hen uitgesproken, hoezeer strijdt dat lijnrecht met alles, wat wij van het eigenaardig karakter en beroep van deze profeet, als een boodschapper van de vriendelijkheid van de HEERE (2 Kings 2:22), zeiden! Men heeft, om het zonderlinge van dit voorval te verklaren, in de spot van de jongens geen onvoorbedachte moedwil, maar een door de overheden van de stad uit vijandschap tegen de profeet verzonnen plan willen zien, ten einde diens aanzien openlijk te verkleinen en hem het ingaan in de stad tegen te maken, waarbij zij dan, om zichzelf te dekken, van de kinderen gebruik gemaakt hadden; of men heeft de spotrede: "ga op!" in de zin uitgelegd van "vaar op!" en verondersteld, dat het bericht van Elia's hemelvaart zich reeds in Beth-el had verbreid, zodat de knapen de draak met Elisa wilden steken, dat zij met hun toeroepen ongeveer dit bedoelden: "Stijg ook gij ten hemel op, waarheen Elia, zoals gij voorgeeft, is heengegaan! Waarom hebt gij uw heer en vriend op zijn reis daarheen niet begeleid?" Beide vermoedens hebben, naar het schijnt, veel voor zich. Want dat men te Beth-el iets van Elia's hemelvaart kon weten, is zeer natuurlijk, omdat Elisa zich enige tijd te Jericho had opgehouden en van daar het gerucht van wonderbare voorvallen door de profetenzonen, die ook reeds op het buitengewone levenseinde van de man Gods waren voorbereid (2 Kings 2:2), zich gemakkelijk in de stad verbreiden kon, Beth-el echter was dezelfde plaats van de afgodische eredienst (1 Kings 12:29vv.), en gewis was de lichtzinnigheid bij de inwoners van die stad de gewone stemming. Nu is het zeer opmerkelijk, dat zo vele knapen opeens de profeet uit de stad tegenkwamen, waarin duidelijk een doel, een afgesproken plan opgesloten ligt, dat alleen van de oudere of van de oversten kan zijn uitgegaan; en ook dat de knapen om de profeet heen sluipen, ten einde achter hem te komen en hem van daar toe te schreeuwen, wijst op een andere zin in de woorden: "ga op!" dan dat het enkel zou betekenen: "beklim de berg!" De spotnaam eindelijk van, kaalkop!" kon eveneens geen gewone spotternij zijn, die een natuurlijk gebrek van de toenmaals ongeveer 35-jarige profeet tot een voorwerp van gewone volksscherts maakt, maar is naast het: "ga op!" veel meer een bittere hoon: "Gij zijt oud genoeg voor zo'n hemelreis, gij afgeleefde, v r uw tijd grijs geworden! Op aarde deugt gij toch voor niets meer." Tegenover zo'n godslasterlijke boosheid was Elisa niet alleen in zijn recht, wanneer hij de knapen, van wie de ouders of de oversten van de stad zich als werktuigen bedienden, verwenste en de aanstokers in hen strafte, opdat zij degene, zoals Augustinus zegt, die zij niet wilden liefhebben, zouden leren vrezen; maar bovendien was ook Elisa op bijzondere wijze het zwaard in de hand gegeven tot straf van de boosdoeners, toen de Heere hem als Elia's opvolger aanwees (1 Kings 19:17) en de eerste, terwijl hij de lasterende knapen door beren laat verscheuren, betoont zich duidelijk de voortzetter van het werk van de laatste te zijn. Evenzo als namelijk Elia's werkzaamheid (1 Kings 17:1) met de vervulling van het woord in Leviticus 26:18-Leviticus 26:20 begint, zo ook hier Elia's openlijk optreden onder het volk met de vervulling van de goddelijke bedreiging in Leviticus 26:21vv.. De meer Evangelische geest van Elisa's werkzaamheid na het streng wettische doen zijn voorgangers, lijdt door zo'n strafvoorbeeld aan de boosdoeners en ongehoorzamen geenszins schade; daardoor moest alleen van begin af aan blijken, dat de God van het Evangelie zich evenmin bespotten laat als de God van de wet..

En de gebeurtenis heeft ook haar gevolgen gehad. Vermocht zij niet de gezindheid van de afgodische vijanden te veranderen, zo legde zij haar toch gebit en teugel aan, en stelde voor geruime tijd niet alleen de profeet, maar geheel het kerkje van God in Israël minstens tegen de grove aanrandingen in veiligheid. De schrikwekkende gestalten van de brullende beren bleven lang als beschermende wachters aan de drempels van de woningen van de profetenzonen liggen en Elisa droeg ze voortaan als bladen van zijn profetische autoriteit en als nadrukvolle toontekens op zijn getuigenissen in zijn wapen; zij omringden, als ik zo spreken mag, de roos van zijn vriendelijke en liefelijke verschijning met de nodige beschutting van doornen..

De profeet beoogde in de kinderen de afgodische oudere te straffen en hen te doen schrikken voor Gods oordelen..

Vers 25

25. En hij ging van daar, zonder na ene korte begroeting der profetenzonen zich langer in Beth-el op te houden, naar de berg Karmel, 1) naar de plant waar Elia zich had ( 1:9vv.) opgehouden, en van daar keerde hij, na voorbereid te zijn voor zijn leiding, weer naar Samaria,2) want daar bezat hij een eigen woning ( 5:8vv.; 6:8, 32vv.; 13:14).

1) Wat de profeet naar Karmel dreef is niet moeilijk uit te zoeken. Hetzelfde wat de apostel Paulus drie jaar in Arabië deed vertoeven, n.l. om zich voor te bereiden voor zijn bediening, om in het eenzaam en stil verkeer met God voorbereid te worden tot zijn gewichtige roeping in het midden van Israëls volk en bij het diep zondige hof van Israël's koning.. 2) Elisa had niet eerst weer, zoals het Elia's taak was geweest, het geloof aan Israël's God te wekken en ontzag voor Hem af te dwingen. Deze grondleggende arbeid had Elia reeds verricht, die, als uit een donkere oorsprong, zo ook uit langdurige afzondering plotseling te voorschijn tredend, enkele daden tot herstelling van het goddelijk gezag onder het volk, met geweldige majesteit verrichtte en dan voor altijd weer verdween. Elisa daarentegen moest de kiem van het nieuw ontwaakte leven uit God bewaken, verzorgen en tot krachtiger ontplooiing brengen; daarom treffen wij hem ook in tijden, dat zijn beroep hem niet in de kring van het openbare leven voerde, niet als Elia in een eenzame woestijn, maar midden onder het volk aan-een type van de verhouding tussen Christus en Zijn voorganger Johannes..

Vers 25

25. En hij ging van daar, zonder na ene korte begroeting der profetenzonen zich langer in Beth-el op te houden, naar de berg Karmel, 1) naar de plant waar Elia zich had ( 1:9vv.) opgehouden, en van daar keerde hij, na voorbereid te zijn voor zijn leiding, weer naar Samaria,2) want daar bezat hij een eigen woning ( 5:8vv.; 6:8, 32vv.; 13:14).

1) Wat de profeet naar Karmel dreef is niet moeilijk uit te zoeken. Hetzelfde wat de apostel Paulus drie jaar in Arabië deed vertoeven, n.l. om zich voor te bereiden voor zijn bediening, om in het eenzaam en stil verkeer met God voorbereid te worden tot zijn gewichtige roeping in het midden van Israëls volk en bij het diep zondige hof van Israël's koning.. 2) Elisa had niet eerst weer, zoals het Elia's taak was geweest, het geloof aan Israël's God te wekken en ontzag voor Hem af te dwingen. Deze grondleggende arbeid had Elia reeds verricht, die, als uit een donkere oorsprong, zo ook uit langdurige afzondering plotseling te voorschijn tredend, enkele daden tot herstelling van het goddelijk gezag onder het volk, met geweldige majesteit verrichtte en dan voor altijd weer verdween. Elisa daarentegen moest de kiem van het nieuw ontwaakte leven uit God bewaken, verzorgen en tot krachtiger ontplooiing brengen; daarom treffen wij hem ook in tijden, dat zijn beroep hem niet in de kring van het openbare leven voerde, niet als Elia in een eenzame woestijn, maar midden onder het volk aan-een type van de verhouding tussen Christus en Zijn voorganger Johannes..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Kings 2". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-kings-2.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile