Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Kings 2". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/2-kings-2.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Kings 2". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 KONINGEN 2In dit hoofdstuk hebben wij
I. De buitengewone gebeurtenis: de wegneming van Elia. Aan het einde van het vorige hoofdstuk zagen wij een goddeloze koning de wereld verlaten in oneer, hier zien wij een heilige profeet haar verlaten in eer, het heengaan van de eerste was zijn grootste ellende, van de tweede is het de grootste gelukzaligheid, de mensen zijn zoals hun einde is. Hier zien wij
1. Elia afscheid nemen van zijn vrienden, de zonen van de profeten, in het bijzonder van Elisa, die zich dicht bij hem hield, en met hem door de Jordaan ging, 2 Kings 2:1..
2. Zijn heenvoering naar de hemel door de dienst van de engelen, 2 Kings 2:11, en Elisa's klacht over het verlies dat deze aarde leed door zijn heengaan, 2 Kings 2:12.
II. De openbaring van Elisa als profeet in zijn plaats, 1. Door het verdelen van de Jordaan, 2 Kings 2:13, 2 Kings 2:14..
2. Door de eerbied, die de zonen van de profeten hem betoonden 2 Kings 2:15..
3. Door de genezing van het ongezonde water van Jericho, 2 Kings 2:19..
4. Door het verderf over de kinderen van Bethel, die hem bespotten 2 Kings 2:23. Deze omwenteling in de profetie heeft een grootser aanzien dan de omwenteling in een koninkrijk.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 KONINGEN 2In dit hoofdstuk hebben wij
I. De buitengewone gebeurtenis: de wegneming van Elia. Aan het einde van het vorige hoofdstuk zagen wij een goddeloze koning de wereld verlaten in oneer, hier zien wij een heilige profeet haar verlaten in eer, het heengaan van de eerste was zijn grootste ellende, van de tweede is het de grootste gelukzaligheid, de mensen zijn zoals hun einde is. Hier zien wij
1. Elia afscheid nemen van zijn vrienden, de zonen van de profeten, in het bijzonder van Elisa, die zich dicht bij hem hield, en met hem door de Jordaan ging, 2 Kings 2:1..
2. Zijn heenvoering naar de hemel door de dienst van de engelen, 2 Kings 2:11, en Elisa's klacht over het verlies dat deze aarde leed door zijn heengaan, 2 Kings 2:12.
II. De openbaring van Elisa als profeet in zijn plaats, 1. Door het verdelen van de Jordaan, 2 Kings 2:13, 2 Kings 2:14..
2. Door de eerbied, die de zonen van de profeten hem betoonden 2 Kings 2:15..
3. Door de genezing van het ongezonde water van Jericho, 2 Kings 2:19..
4. Door het verderf over de kinderen van Bethel, die hem bespotten 2 Kings 2:23. Deze omwenteling in de profetie heeft een grootser aanzien dan de omwenteling in een koninkrijk.
Verzen 1-8
2 Koningen 2:1-8Elia's tijden en de gebeurtenissen, die hem betroffen, zijn even weinig gedateerd als die van sommige andere grote mannen in de Schrift. Er wordt ons niets gezegd van zijn ouderdom noch in welk jaar van Achabs regering hij het eerst optrad noch in welk jaar van Joram's regering hij verdween, en daarom kunnen wij niet weten, hoelang hij gebloeid heeft, men onderstelt dat het in het geheel twintig jaren is geweest. Hier wordt ons gezegd:
I. Dat God bepaald had hem met een onweer ten hemel op te nemen, 2 Kings 2:1. Hij wilde het doen, en waarschijnlijk heeft Hij hem enige tijd tevoren bekendgemaakt met Zijn voornemen, om hem weldra weg te nemen van de wereld niet door de dood, maar door hem met lichaam en ziel op te nemen in de hemel, zoals Henoch, hem slechts zo'n verandering doende ondergaan om een inwoner te zijn van die wereld van de geesten, en zoals zij ondergaan zullen, die bij Christus' wederkomst levend gevonden zullen worden. Het komt ons niet toe te zeggen waarom God Elia zo bijzonder boven alle andere profeten heeft willen eren, hij was "een mens van gelijke bewegingen als wij," hij heeft zonde gekend, en toch de dood niet gesmaakt. Waarom is hij aldus verhoogd, aldus onderscheiden, als een man tot wiens eer de Koning van de koningen een welbehagen heeft? Wij kunnen onderstellen dat God hierin:
1. Terugzag op zijn vroegere diensten, die groot en buitengewoon waren, een beloning daarvan bedoelde en een aanmoediging voor de zonen van de profeten om te wandelen in zijn voetstappen van ijver en getrouwheid, en, wat het hun ook mocht kosten, te getuigen tegen het bederf van hun tijd.
2. Neerzag op de tegenwoordige donkere en ontaarde toestand van de kerk, en aldus een zeer duidelijk en merkbaar bewijs wilde geven van een leven na dit leven, om het hart van de gelovigen naar boven te trekken, naar Hem en naar dat andere leven.
3. Voorwaarts zag naar de Evangeliebedeling, en in de wegneming van Elia een type gaf van de hemelvaart van Christus en de opening van het koninkrijk van de hemelen voor alle gelovigen. Door geloof en gebed had Elia veel gemeenschap met de hemel, en nu is hij erin opgenomen om ons te verzekeren dat wij, zo onze wandel in de hemel is terwijl wij op aarde zijn, weldra daar zullen zijn, de ziel-dat is de mens-zal er zalig wezen tot in eeuwigheid.
II. Dat Elisa had besloten hem, zolang hij op aarde was, aan te kleven en hem niet te verlaten. Elia scheen verlangend zich van hem te ontdoen, wilde hem laten achterblijven te Gilgal, te Bethel, te Jericho, 2 Kings 2:2, 2 Kings 2:4, 2 Kings 2:6. Sommigen denken dat het was uit nederigheid. Hij wist welke eer God voor hem bestemd had maar wilde er zich niet op verheffen, begeerde niet dat zij door mensen gezien zou worden. Gods gunstgenoten staan er niet naar dat het voor de mensen uitgebazuind zal worden, dat zij dit zijn, zoals de gunstelingen van aardse vorsten zo graag doen. Of liever, het was om hem op de proef te stellen, en zijn standvastig blijven bij hem des te meer loffelijk te maken, zoals Naomi's poging om Ruth tot teruggaan te bewegen. Tevergeefs smeekt Elia hem hier te blijven, en daar te blijven, hij besluit nergens anders dan bij zijn meester te blijven totdat hij naar de hemel gaat en hem achterlaat op deze aarde, wat er ook van kome, ik zal u niet verlaten, en waarom wil hij hem niet verlaten? Niet alleen omdat hij hem liefheeft, maar 1. Omdat hij begeerde door zijn heilige, hemelse gesprekken gesticht te worden zolang hij op aarde bleef, die waren hem altijd nuttig geweest, maar, naar wij kunnen onderstellen, nu meer dan ooit. Wij moeten elkaar al het geestelijke nut doen dat wij kunnen, en zoveel mogelijk geestelijk nut van elkaar ontvangen, terwijl wij bij elkaar zijn, omdat wij toch slechts voor een wijle bij elkaar zijn.
2. Omdat hij overtuigd wilde zijn van zijn heengaan, hem zien toen hij opgenomen werd, opdat zijn geloof bevestigd zou worden, en zijn bekendheid met de onzichtbare wereld zou toenemen. Hij had lang Elia gevolgd, en hij wilde hem nu niet verlaten, nu hij op een zegen hoopt bij het scheiden. Laat hen, die Christus volgen, niet achterblijven door ten laatste moede te worden.
III. Dat Elia v r zijn heengaan de profetenscholen bezocht en afscheid nam van de profeten. Het schijnt dat er in vele steden van Israël zulke scholen waren, waarschijnlijk zelfs in Samaria. Hier vinden wij zonen van de profeten en wel in grote getallen, zelfs te Bethel, waar een van de kalveren was opgericht, en te Jericho dat onlangs herbouwd was in trotsering van de Goddelijke vloek. Te Jeruzalem en in het rijk van Juda hadden zij priesters en Levieten en de tempeldienst, het gemis waarvan in het rijk van Israël God genadig vergoed heeft door deze scholen, waar mannen opgeleid werden voor de Godsdienst en er voor gebruikt werden, en waar vrome mensen heengingen ter viering van de plechtige feesten met gebed en het horen van het woord, als zij geen gelegenheid hadden voor offeranden en reukwerk en zo bleef in een tijd van algemene afval de Godsdienst toch nog in stand. Er was veel van God onder deze profeten, en de kinderen van de eenzame waren meer dan de kinderen van de getrouwde, geen van al de hogepriesters was te vergelijken met deze twee grote mannen Elia en Elisa, die, voorzover wij weten, nooit de dienst in de tempel hebben bijgewoond Deze kweekplaatsen van Godsdienst en deugd, voor welker stichting Elia waarschijnlijk het middel is geweest, gaat hij thans v r zijn wegneming bezoeken om hen (de profeten, die er opgeleid werden) te onderrichten, te bemoedigen en te zegenen. Zij, die zelf naar de hemel gaan, moeten zorg hebben voor hen, die zij op aarde achterlaten, hun hun ervaringen hun getuigenis, hun raad en hun gebed nalaten 2 Peter 1:15. Toen Christus triomferend gezegd heeft: Ik ben niet meer in de wereld, heeft Hij er met tederheid bijgevoegd: maar deze zijn in de wereld. Vader! bewaar hen.
IV. Dat de zonen van de profeten bericht hadden (hetzij van Elia zelf, of door de geest van de profetie in sommigen van hun gezelschap) of door het plechtige van Elia's afscheid vermoedden, dat hij nu weldra weggenomen zou worden, en:
1. Zij zeiden het aan Elisa, beide te Bethel 2 Kings 2:3, en te Jericho, 2 Kings 2:5. Weet gij dat de Heere heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? Dit zeiden zij, niet als om hem zijn verlies te verwijten, of omdat zij verwachtten dat hij, als zijn meester heengegaan zou zijn, met hen op gelijke voet zou komen, maar om te tonen hoe hun gedachten vervuld waren van deze zaak, dat zij in spanning waren omtrent deze gebeurtenis, en om Elisa te vermanen om zich voor te bereiden op dit verlies. Weten wij niet dat onze naaste bloedverwanten, onze dierbaarste vrienden weldra van ons weggenomen moeten worden? De Heere zal hen wegnemen, wij verliezen hen niet v r Hij hen oproept, wiens zij zijn. Hij neemt de meerderen weg van ons hoofd, de minderen van onze voeten, de gelijken uit onze armen, laat ons daarom zorgvuldig de plicht volbrengen van elke betrekking, opdat wij er met vertroosting aan kunnen denken, als de banden aller betrekkingen los worden gemaakt. Elisa wist het maar al te goed, en te dien opzichte had droefheid zijn hart vervuld (zoals van de discipelen in een gelijk geval, John 16:6, en daarom was het niet nodig het hem te zeggen, wilde hij het ook niet graag horen, wilde hij niet gestoord worden in zijn bepeinzing van die grote gebeurtenis, of ook maar in het minst afgeleid worden van het dienen van zijn heer, ik weet het ook wel, zwijgt gij stil. Hij zegt dit niet gemelijk of in minachting van de zonen van de profeten, maar als een man, die zelf kalm en bedaard was, en wilde dat zij het ook zijn zullen, om in eerbiedig zwijgen de gebeurtenis af te wachten, "ik weet het, zwijgt," Zacheria 2:13.
2. Zij gingen zelf om er op een afstand getuigen van te zijn, hoewel zij er niet dichtbij mochten wezen, 2 Kings 2:7. Vijftig van hen stonden van verre om te zien, bedoelende hun nieuwsgierigheid te bevredigen, maar God heeft het zo gewild, opdat zij ooggetuigen zouden zijn van de eer, door de hemel aan die profeet aangedaan, die door de mensen veracht en verworpen was. Gods werken zijn onze aandacht wel waardig, als een deur geopend is in de hemel, dan roept de stem kom hier op, en Ik zal u tonen hetgeen geschieden moet.
V. Dat de wonderdadige verdeling van de Jordaan de inleiding was tot Elia's overbrenging in het hemelse Kanan, zoals zij het geweest is van Israëls ingang tot het aardse Kanan 2 Kings 2:8. Hij moet naar de overzijde van de Jordaan gaan, om weggenomen te worden, omdat dit zijn geboorteland was, en om dicht bij de plaats te zijn, waar Mozes gestorven is, en opdat aldus eer gelegd zou worden op dat deel van het land hetwelk het meest geminacht was. Hij en Elisa zouden in een veerboot over de Jordaan hebben kunnen gaan, zoals andere reizigers, maar God wilde Elia bij dit zijn heengaan grootmaken, zoals Hij Jozua groot gemaakt heeft door de verdeling van deze rivier bij zijn intocht in Kanan, Joshua 3:7. Gelijk Mozes met zijn staf de zee heeft gekliefd, zo heeft Elia met zijn mantel de Jordaan gekliefd, beide waren de insignes van hun ambt. Deze wateren zijn vanouds geweken voor de ark, nu voor de mantel van de profeet, die voor hen, die de ark misten, een gelijk teken was van de Goddelijke tegenwoordigheid. Als God Zijn getrouwe gelovigen opneemt in de hemel, dan is de dood de Jordaan, die zij onmiddellijk v r hun opneming door moeten, en zij vinden er een weg doorheen, een veilige en troostrijke weg. De dood van Christus heeft die wateren verdeeld, opdat de vrijgekochten des Heeren er doorheen kunnen gaan. Dood, waar is uw prikkel? waar is uw verschrikking?
Verzen 1-8
2 Koningen 2:1-8Elia's tijden en de gebeurtenissen, die hem betroffen, zijn even weinig gedateerd als die van sommige andere grote mannen in de Schrift. Er wordt ons niets gezegd van zijn ouderdom noch in welk jaar van Achabs regering hij het eerst optrad noch in welk jaar van Joram's regering hij verdween, en daarom kunnen wij niet weten, hoelang hij gebloeid heeft, men onderstelt dat het in het geheel twintig jaren is geweest. Hier wordt ons gezegd:
I. Dat God bepaald had hem met een onweer ten hemel op te nemen, 2 Kings 2:1. Hij wilde het doen, en waarschijnlijk heeft Hij hem enige tijd tevoren bekendgemaakt met Zijn voornemen, om hem weldra weg te nemen van de wereld niet door de dood, maar door hem met lichaam en ziel op te nemen in de hemel, zoals Henoch, hem slechts zo'n verandering doende ondergaan om een inwoner te zijn van die wereld van de geesten, en zoals zij ondergaan zullen, die bij Christus' wederkomst levend gevonden zullen worden. Het komt ons niet toe te zeggen waarom God Elia zo bijzonder boven alle andere profeten heeft willen eren, hij was "een mens van gelijke bewegingen als wij," hij heeft zonde gekend, en toch de dood niet gesmaakt. Waarom is hij aldus verhoogd, aldus onderscheiden, als een man tot wiens eer de Koning van de koningen een welbehagen heeft? Wij kunnen onderstellen dat God hierin:
1. Terugzag op zijn vroegere diensten, die groot en buitengewoon waren, een beloning daarvan bedoelde en een aanmoediging voor de zonen van de profeten om te wandelen in zijn voetstappen van ijver en getrouwheid, en, wat het hun ook mocht kosten, te getuigen tegen het bederf van hun tijd.
2. Neerzag op de tegenwoordige donkere en ontaarde toestand van de kerk, en aldus een zeer duidelijk en merkbaar bewijs wilde geven van een leven na dit leven, om het hart van de gelovigen naar boven te trekken, naar Hem en naar dat andere leven.
3. Voorwaarts zag naar de Evangeliebedeling, en in de wegneming van Elia een type gaf van de hemelvaart van Christus en de opening van het koninkrijk van de hemelen voor alle gelovigen. Door geloof en gebed had Elia veel gemeenschap met de hemel, en nu is hij erin opgenomen om ons te verzekeren dat wij, zo onze wandel in de hemel is terwijl wij op aarde zijn, weldra daar zullen zijn, de ziel-dat is de mens-zal er zalig wezen tot in eeuwigheid.
II. Dat Elisa had besloten hem, zolang hij op aarde was, aan te kleven en hem niet te verlaten. Elia scheen verlangend zich van hem te ontdoen, wilde hem laten achterblijven te Gilgal, te Bethel, te Jericho, 2 Kings 2:2, 2 Kings 2:4, 2 Kings 2:6. Sommigen denken dat het was uit nederigheid. Hij wist welke eer God voor hem bestemd had maar wilde er zich niet op verheffen, begeerde niet dat zij door mensen gezien zou worden. Gods gunstgenoten staan er niet naar dat het voor de mensen uitgebazuind zal worden, dat zij dit zijn, zoals de gunstelingen van aardse vorsten zo graag doen. Of liever, het was om hem op de proef te stellen, en zijn standvastig blijven bij hem des te meer loffelijk te maken, zoals Naomi's poging om Ruth tot teruggaan te bewegen. Tevergeefs smeekt Elia hem hier te blijven, en daar te blijven, hij besluit nergens anders dan bij zijn meester te blijven totdat hij naar de hemel gaat en hem achterlaat op deze aarde, wat er ook van kome, ik zal u niet verlaten, en waarom wil hij hem niet verlaten? Niet alleen omdat hij hem liefheeft, maar 1. Omdat hij begeerde door zijn heilige, hemelse gesprekken gesticht te worden zolang hij op aarde bleef, die waren hem altijd nuttig geweest, maar, naar wij kunnen onderstellen, nu meer dan ooit. Wij moeten elkaar al het geestelijke nut doen dat wij kunnen, en zoveel mogelijk geestelijk nut van elkaar ontvangen, terwijl wij bij elkaar zijn, omdat wij toch slechts voor een wijle bij elkaar zijn.
2. Omdat hij overtuigd wilde zijn van zijn heengaan, hem zien toen hij opgenomen werd, opdat zijn geloof bevestigd zou worden, en zijn bekendheid met de onzichtbare wereld zou toenemen. Hij had lang Elia gevolgd, en hij wilde hem nu niet verlaten, nu hij op een zegen hoopt bij het scheiden. Laat hen, die Christus volgen, niet achterblijven door ten laatste moede te worden.
III. Dat Elia v r zijn heengaan de profetenscholen bezocht en afscheid nam van de profeten. Het schijnt dat er in vele steden van Israël zulke scholen waren, waarschijnlijk zelfs in Samaria. Hier vinden wij zonen van de profeten en wel in grote getallen, zelfs te Bethel, waar een van de kalveren was opgericht, en te Jericho dat onlangs herbouwd was in trotsering van de Goddelijke vloek. Te Jeruzalem en in het rijk van Juda hadden zij priesters en Levieten en de tempeldienst, het gemis waarvan in het rijk van Israël God genadig vergoed heeft door deze scholen, waar mannen opgeleid werden voor de Godsdienst en er voor gebruikt werden, en waar vrome mensen heengingen ter viering van de plechtige feesten met gebed en het horen van het woord, als zij geen gelegenheid hadden voor offeranden en reukwerk en zo bleef in een tijd van algemene afval de Godsdienst toch nog in stand. Er was veel van God onder deze profeten, en de kinderen van de eenzame waren meer dan de kinderen van de getrouwde, geen van al de hogepriesters was te vergelijken met deze twee grote mannen Elia en Elisa, die, voorzover wij weten, nooit de dienst in de tempel hebben bijgewoond Deze kweekplaatsen van Godsdienst en deugd, voor welker stichting Elia waarschijnlijk het middel is geweest, gaat hij thans v r zijn wegneming bezoeken om hen (de profeten, die er opgeleid werden) te onderrichten, te bemoedigen en te zegenen. Zij, die zelf naar de hemel gaan, moeten zorg hebben voor hen, die zij op aarde achterlaten, hun hun ervaringen hun getuigenis, hun raad en hun gebed nalaten 2 Peter 1:15. Toen Christus triomferend gezegd heeft: Ik ben niet meer in de wereld, heeft Hij er met tederheid bijgevoegd: maar deze zijn in de wereld. Vader! bewaar hen.
IV. Dat de zonen van de profeten bericht hadden (hetzij van Elia zelf, of door de geest van de profetie in sommigen van hun gezelschap) of door het plechtige van Elia's afscheid vermoedden, dat hij nu weldra weggenomen zou worden, en:
1. Zij zeiden het aan Elisa, beide te Bethel 2 Kings 2:3, en te Jericho, 2 Kings 2:5. Weet gij dat de Heere heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? Dit zeiden zij, niet als om hem zijn verlies te verwijten, of omdat zij verwachtten dat hij, als zijn meester heengegaan zou zijn, met hen op gelijke voet zou komen, maar om te tonen hoe hun gedachten vervuld waren van deze zaak, dat zij in spanning waren omtrent deze gebeurtenis, en om Elisa te vermanen om zich voor te bereiden op dit verlies. Weten wij niet dat onze naaste bloedverwanten, onze dierbaarste vrienden weldra van ons weggenomen moeten worden? De Heere zal hen wegnemen, wij verliezen hen niet v r Hij hen oproept, wiens zij zijn. Hij neemt de meerderen weg van ons hoofd, de minderen van onze voeten, de gelijken uit onze armen, laat ons daarom zorgvuldig de plicht volbrengen van elke betrekking, opdat wij er met vertroosting aan kunnen denken, als de banden aller betrekkingen los worden gemaakt. Elisa wist het maar al te goed, en te dien opzichte had droefheid zijn hart vervuld (zoals van de discipelen in een gelijk geval, John 16:6, en daarom was het niet nodig het hem te zeggen, wilde hij het ook niet graag horen, wilde hij niet gestoord worden in zijn bepeinzing van die grote gebeurtenis, of ook maar in het minst afgeleid worden van het dienen van zijn heer, ik weet het ook wel, zwijgt gij stil. Hij zegt dit niet gemelijk of in minachting van de zonen van de profeten, maar als een man, die zelf kalm en bedaard was, en wilde dat zij het ook zijn zullen, om in eerbiedig zwijgen de gebeurtenis af te wachten, "ik weet het, zwijgt," Zacheria 2:13.
2. Zij gingen zelf om er op een afstand getuigen van te zijn, hoewel zij er niet dichtbij mochten wezen, 2 Kings 2:7. Vijftig van hen stonden van verre om te zien, bedoelende hun nieuwsgierigheid te bevredigen, maar God heeft het zo gewild, opdat zij ooggetuigen zouden zijn van de eer, door de hemel aan die profeet aangedaan, die door de mensen veracht en verworpen was. Gods werken zijn onze aandacht wel waardig, als een deur geopend is in de hemel, dan roept de stem kom hier op, en Ik zal u tonen hetgeen geschieden moet.
V. Dat de wonderdadige verdeling van de Jordaan de inleiding was tot Elia's overbrenging in het hemelse Kanan, zoals zij het geweest is van Israëls ingang tot het aardse Kanan 2 Kings 2:8. Hij moet naar de overzijde van de Jordaan gaan, om weggenomen te worden, omdat dit zijn geboorteland was, en om dicht bij de plaats te zijn, waar Mozes gestorven is, en opdat aldus eer gelegd zou worden op dat deel van het land hetwelk het meest geminacht was. Hij en Elisa zouden in een veerboot over de Jordaan hebben kunnen gaan, zoals andere reizigers, maar God wilde Elia bij dit zijn heengaan grootmaken, zoals Hij Jozua groot gemaakt heeft door de verdeling van deze rivier bij zijn intocht in Kanan, Joshua 3:7. Gelijk Mozes met zijn staf de zee heeft gekliefd, zo heeft Elia met zijn mantel de Jordaan gekliefd, beide waren de insignes van hun ambt. Deze wateren zijn vanouds geweken voor de ark, nu voor de mantel van de profeet, die voor hen, die de ark misten, een gelijk teken was van de Goddelijke tegenwoordigheid. Als God Zijn getrouwe gelovigen opneemt in de hemel, dan is de dood de Jordaan, die zij onmiddellijk v r hun opneming door moeten, en zij vinden er een weg doorheen, een veilige en troostrijke weg. De dood van Christus heeft die wateren verdeeld, opdat de vrijgekochten des Heeren er doorheen kunnen gaan. Dood, waar is uw prikkel? waar is uw verschrikking?
Verzen 9-12
2 Koningen 2:9-12I. Elia maakt hier zijn testament en maakt Elisa tot zijn erfgenaam, hem nu zalvende om profeet te zijn in zijn plaats, meer nog dan toen hij zijn mantel op hem wierp, 1 Kings 19:19.
1. Elia zeer ingenomen zijnde met de standvastigheid van Elisa's genegenheid en dienst, zei hem te vragen wat hij voor hem doen zou, welke zegen hij hem zou laten bij het scheiden. Hij zegt niet (zoals bisschop Hall terecht opmerkt): "Vraag mij, als ik heengegaan zal zijn in de hemel zal ik beter instaat zijn u gunst te betonen", maar: "vraag eer ik van u weggenomen zal zijn." Tot onze vrienden op aarde kunnen wij spreken, en zij kunnen ons antwoorden, maar wij weten niet dat wij toegang zullen hebben tot enigerlei vriend in de hemel, behalve tot Christus, en in Hem tot God, Abraham weet van ons niet.
2. Elisa, deze schone gelegenheid hebbende om zich te verrijken met de beste schatten, vraagt om twee delen van zijn geest. Hij vraagt niet om rijkdom, of eer, of om vrijgesteld te worden van verdriet en moeilijkheden, maar om geschikt te zijn voor de dienst van God en zijn geslacht. Hij vraagt:
a. Om de geest, niet alsof het in Elia's macht was de gaven en genade van de Geest te geven, daarom zegt hij niet: geef mij de Geest," -hij wist zeer goed dat die Gods gave was-maar "dat hij op mij zij, vraag dit voor mij van God." Christus zei aan Zijn discipelen te vragen wat zij wilden, Hij zei dit niet aan een van hen, maar aan allen en beloofde de Geest te zenden met veel meer gezag en verzekerdheid dan Elia het beloven kon.
b. Om zijn geest, omdat hij een profeet moest wezen in zijn plaats, om zijn werk voort te zetten, een vader te zijn voor de zonen van de profeten en hun vijanden tegen te treden, omdat hij met dezelfde moeilijkheden zal hebben te kampen, met hetzelfde verkeerde geslacht zal hebben te handelen, als hij zodat hij, indien hij zijn geest niet heeft, geen kracht zal hebben naar zijn dagen.
c. Om twee delen van zijn geest, hij bedoelt niet het dubbele van wat hij had, maar van hetgeen de overige profeten hadden, van wie niet zoveel verwacht zal worden als van Elisa, die onder Elia was opgeleid. Het is een heilige eerzucht om te ijveren naar de beste gaven, en die welke ons het best instaat stellen vers. 9-12 om God en onze broederen te dienen. Wij allen, leraren zowel als gemeenteleden, behoren ons het voorbeeld van onze voorgangers voor ogen te stellen ten einde te arbeiden in hun geest, en God vurig te smeken om de genade, die hen door heeft geholpen in hun arbeid en hen instaat heeft gesteld om goed te eindigen.
3. Elia belooft hem wat hij gevraagd heeft, maar onder tweeërlei voorbehoud, 2 Kings 2:10.
a. Mits hij het op de rechte prijs stelde, het hogelijk waardeerde, dit leert hij hem te doen door het een harde zaak te noemen, niet te hard of te moeilijk voor God, maar te groot voor hem om het te verwachten. Diegenen zijn het best bereid geestelijke zegeningen te ontvangen die zich bewust zijn van haar waarde en van hun onwaardigheid om ze te ontvangen.
b. Mits hij tot het laatste toe dicht bij zijn meester bleef en op hem lette. Indien gij mij zult zien als ik van u weggenomen word, het zal u alzo geschieden, doch zo niet, het zal niet geschieden. Een vlijtig waarnemen van het onderricht van zijn meester, en een zorgvuldig letten op zijn voorbeeld, inzonderheid nu in het laatste samenzijn, waren de voorwaarden, en zullen het geschikte middel zijn om veel van zijn geest te verkrijgen, een strikt en nauwkeurig letten op de manier van zijn hemelvaart zal hem ook van zeer groot nut wezen. De vertroostingen van de heiligen bij hun heengaan en hun ervaringen zullen een machtige hulp voor ons wezen om onze eigen vertroostingen lieflijk voor ons te maken en ons vastberaden te maken in onze besluiten. Of misschien was dit slechts bedoeld als een teken. "Indien God u de gunst betoont, om u mij te doen zien als ik opvaar ten hemel, beschouw dit dan als een teken, dat Hij dit voor u doen zal, en reken er op." Christus' discipelen zagen Hem opvaren, en waren toen verzekerd dat zij binnen korte tijd vervuld zullen worden van de Geest, Acts 1:8. Wij kunnen veronderstellen dat Elisa hierop vurig heeft gebeden: Heere, geef mij dit teken ten goede.
II. Elia wordt in een vurige wagen naar de hemel gevoerd, 2 Kings 2:11. Evenals Henoch werd hij weggenomen opdat hij de dood niet zien zou. Veel vragen zou men ten opzichte van die zaak kunnen doen, waarop geen antwoord gegeven zou kunnen worden. Het volsta, dat ons hier gezegd wordt:
1. Wat zijn Heere, toen Hij kwam, hem vond doende. Hij was sprekende met Elisa, hem onderrichtende en bemoedigende, hem leiding gevende voor zijn werk, hem er toe aansporende tot welzijn van hen, die hij achterliet. Hij was niet in overdenking of gebed als iemand, die geheel vervuld is van de wereld, waar hij heengaat, maar in stichtelijk gesprek, als iemand die belang stelt in het koninkrijk Gods onder de mensen. Wij vergissen ons, als wij denken, dat onze toebereiding voor de hemel alleen maar geschiedt door overpeinzing en door oefeningen van de Godsvrucht. Nuttig zijn voor anderen komt even goed als iets anders op onze rekening. Aan Goddelijke dingen te denken is goed, maar er over te spreken (als het uit het hart komt) is beter, omdat het tot stichting is, 1 Corinthiers 14:4. Christus is ten hemel gevaren, als Hij Zijn discipelen zegende.
2. Welk voertuig de Heere voor hem zond: een vurige wagen met vurige paarden, die, hetzij tot hen schenen neer te komen van de wolken of (zoals bisschop Patrick denkt) naar hen toe liepen op de grond. In deze vorm verschenen de engelen. De zielen van al de gelovigen worden door een onzichtbare wacht van engelen naar Abrahams schoot gedragen, maar terwijl Elia zijn lichaam moest meebrengen, was de hemelse wacht zichtbaar, niet in menselijke gedaante, zoals gewoonlijk, hoewel zij hem in hun armen naar de hemel hadden kunnen dragen of als arenden op hun vleugelen, maar dat zou geweest zijn hem te dragen als een kind, als een lam, Isaiah 40:11, Isaiah 40:31 en verschijnen zij in de gedaante van een wagen en paarden, opdat hij in staatsie, in triomf, zou rijden als een vorst, als een overwinnaar, ja meer dan overwinnaar. De engelen worden in de Schrift cherubim en serafim genoemd, en hun verschijning hier, hoewel die beneden hun waardigheid zou kunnen schijnen, beantwoordt aan beide benamingen want:
a. serafim betekent vurigen, en van God wordt gezegd, dat Hij hen tot een vlammend vuur maakt, Psalms 104:4. Cherubim betekent (naar velen denken) wagenen, en zij worden Gods wagenen genoemd, Psalms 68:18. En Hij wordt gezegd "te rijden op een cherub", Psalms 18:11, waar misschien op gezinspeeld wordt in Ezechiëls visioen van de vier dieren en raderen, als paarden en wagenen. Aldus worden zij voorgesteld in Zacharia's visioen, Zacheria 1:8, 6:1. Vergel. Revelation 6:2. Zie de bereidwilligheid van de engelen om de wil van God te doen zelfs in de geringste diensten ten goede van hen, die de zaligheid beërven. Elia moet naar de wereld van de engelen overgebracht worden, en daarom moeten sommigen van hen, om te tonen hoe verlangend zij zijn naar zijn gezelschap, komen om hem te halen. De wagen en de paarden schenen als vuur, niet om te branden, maar door schittering en glans, niet om hem te pijnigen of te verteren, maar om zijn hemelvaart groots en schitterend te doen zijn in de ogen van hen, die van verre stonden om haar te zien. Elia is brandend geweest van heilige ijver voor God en Zijn eer, en nu werd hij door hemels vuur gelouterd en overgebracht naar de hemel.
3. Hoe hij gescheiden werd van Elisa, deze wagen maakte scheiding tussen hen beide. De dierbaarste vrienden moeten van elkaar scheiden, Elisa had getuigd en verklaard dat hij hem niet wilde verlaten, maar nu wordt hij door hem achtergelaten.
4. Werwaarts hij heengevoerd werd. Hij voer met een dwarrelwind ten hemel Het vuur richt zich opwaarts, de dwarrelwind droeg bij om hem door de atmosfeer heen te voeren, buiten het bereik van de aantrekkingskracht van de aarde, en hoe snel hij toen door de zuivere ether naar de wereld van de heilige en zalige geesten heenvloog, daar kunnen wij ons geen voorstelling van maken.
Elia had eens in hartstocht gewenst te sterven, maar God was zo genadig jegens hem, dat Hij hem toen niet slechts niet aan zijn woord hield, maar hem met dit zeer bijzondere voorrecht eerde, dat hij de dood niet zien zou, en door dit voorbeeld en dat van Henoch:
a. Toonde God, hoe de mensen de wereld verlaten zouden hebben, indien zij niet hadden gezondigd, niet door de dood, maar door verplaatsing, of wegneming.
b. Gaf Hij een blik in het leven en de onsterfelijkheid, die door het Evangelie aan het licht zijn gebracht, van de heerlijkheid, weggelegd voor de lichamen van de heiligen, en het openen van het koninkrijk van de hemelen voor alle gelovigen, zoals toen voor Elia. Het was ook een beeld, of type van Christus' hemelvaart.
III. Aandoenlijk klaagt Elisa over het verlies van deze grote profeet, maar voegt bij zijn klagen een lofrede, 2 Kings 2:12.
1. Hij zag het, dus ontving hij het teken, waardoor hij verzekerd was dat zijn verzoek om een dubbel deel van de geest van Elia was toegestaan. Elisa zag op naar de hemel, vanwaar hij die gave moest verwachten, zoals de discipelen hun ogen naar de hemel gericht hielden, Acts 1:10. Hij zag het visioen voor een poosje, maar weldra was het buiten zijn gezicht, en hij zag hem niet meer.
2. Hij scheurde zijn klederen, ten teken van zijn besef van het verlies, dat hij en het publiek leed. Elia was wel in triomf naar de hemel gegaan, maar deze wereld kon hem slecht missen, en daarom moest zijn wegneming betreurd worden door hen, die achterbleven. Voorzeker is het hart hard van hen, wier ogen droog zijn, als God door Zijn wegneming van trouwe, zegenrijke mensen roept tot wenen en treuren. Hoewel Elia's heengaan de weg opende voor Elisa's grootheid, inzonderheid nu hij verzekerd was van een dubbel deel van zijn geest, treurde hij toch om zijn verlies, want hij had hem lief, en zou hem altijd hebben willen dienen.
a. Hij zelf had de leidsman van zijn jeugd verloren, Mijn vader, mijn vader, hij beschouwde zijn eigen toestand als van een vaderloos kind, dat op de wereld is geworpen en hierover treurt hij. Toen Christus Zijn discipelen verliet, heeft Hij hen geen wezen gelaten, John 14:18, maar Elia moet dit wel.
b. Het volk had zijn beste wachter verloren, hij was de wagen Israëls en zijn ruiteren. Hij had hen allen naar de hemel willen brengen, zoals in deze wagen, en het was hun schuld, dat hij het niet gekund heeft. Zij gebruikten geen wagens en paarden in hun oorlogen, maar door zijn raadgevingen, zijn bestraffingen en zijn gebeden, was Elia hun meer dan de sterkste macht van wagens en paarden, en weerde hij Gods oordelen van hen af. Zijn heengaan was als de algehele nederlaag van een leger, een onherstelbaar verlies. Het zou ons beter zijn al onze krijgslieden te hebben verloren dan deze man Gods.
Verzen 9-12
2 Koningen 2:9-12I. Elia maakt hier zijn testament en maakt Elisa tot zijn erfgenaam, hem nu zalvende om profeet te zijn in zijn plaats, meer nog dan toen hij zijn mantel op hem wierp, 1 Kings 19:19.
1. Elia zeer ingenomen zijnde met de standvastigheid van Elisa's genegenheid en dienst, zei hem te vragen wat hij voor hem doen zou, welke zegen hij hem zou laten bij het scheiden. Hij zegt niet (zoals bisschop Hall terecht opmerkt): "Vraag mij, als ik heengegaan zal zijn in de hemel zal ik beter instaat zijn u gunst te betonen", maar: "vraag eer ik van u weggenomen zal zijn." Tot onze vrienden op aarde kunnen wij spreken, en zij kunnen ons antwoorden, maar wij weten niet dat wij toegang zullen hebben tot enigerlei vriend in de hemel, behalve tot Christus, en in Hem tot God, Abraham weet van ons niet.
2. Elisa, deze schone gelegenheid hebbende om zich te verrijken met de beste schatten, vraagt om twee delen van zijn geest. Hij vraagt niet om rijkdom, of eer, of om vrijgesteld te worden van verdriet en moeilijkheden, maar om geschikt te zijn voor de dienst van God en zijn geslacht. Hij vraagt:
a. Om de geest, niet alsof het in Elia's macht was de gaven en genade van de Geest te geven, daarom zegt hij niet: geef mij de Geest," -hij wist zeer goed dat die Gods gave was-maar "dat hij op mij zij, vraag dit voor mij van God." Christus zei aan Zijn discipelen te vragen wat zij wilden, Hij zei dit niet aan een van hen, maar aan allen en beloofde de Geest te zenden met veel meer gezag en verzekerdheid dan Elia het beloven kon.
b. Om zijn geest, omdat hij een profeet moest wezen in zijn plaats, om zijn werk voort te zetten, een vader te zijn voor de zonen van de profeten en hun vijanden tegen te treden, omdat hij met dezelfde moeilijkheden zal hebben te kampen, met hetzelfde verkeerde geslacht zal hebben te handelen, als hij zodat hij, indien hij zijn geest niet heeft, geen kracht zal hebben naar zijn dagen.
c. Om twee delen van zijn geest, hij bedoelt niet het dubbele van wat hij had, maar van hetgeen de overige profeten hadden, van wie niet zoveel verwacht zal worden als van Elisa, die onder Elia was opgeleid. Het is een heilige eerzucht om te ijveren naar de beste gaven, en die welke ons het best instaat stellen vers. 9-12 om God en onze broederen te dienen. Wij allen, leraren zowel als gemeenteleden, behoren ons het voorbeeld van onze voorgangers voor ogen te stellen ten einde te arbeiden in hun geest, en God vurig te smeken om de genade, die hen door heeft geholpen in hun arbeid en hen instaat heeft gesteld om goed te eindigen.
3. Elia belooft hem wat hij gevraagd heeft, maar onder tweeërlei voorbehoud, 2 Kings 2:10.
a. Mits hij het op de rechte prijs stelde, het hogelijk waardeerde, dit leert hij hem te doen door het een harde zaak te noemen, niet te hard of te moeilijk voor God, maar te groot voor hem om het te verwachten. Diegenen zijn het best bereid geestelijke zegeningen te ontvangen die zich bewust zijn van haar waarde en van hun onwaardigheid om ze te ontvangen.
b. Mits hij tot het laatste toe dicht bij zijn meester bleef en op hem lette. Indien gij mij zult zien als ik van u weggenomen word, het zal u alzo geschieden, doch zo niet, het zal niet geschieden. Een vlijtig waarnemen van het onderricht van zijn meester, en een zorgvuldig letten op zijn voorbeeld, inzonderheid nu in het laatste samenzijn, waren de voorwaarden, en zullen het geschikte middel zijn om veel van zijn geest te verkrijgen, een strikt en nauwkeurig letten op de manier van zijn hemelvaart zal hem ook van zeer groot nut wezen. De vertroostingen van de heiligen bij hun heengaan en hun ervaringen zullen een machtige hulp voor ons wezen om onze eigen vertroostingen lieflijk voor ons te maken en ons vastberaden te maken in onze besluiten. Of misschien was dit slechts bedoeld als een teken. "Indien God u de gunst betoont, om u mij te doen zien als ik opvaar ten hemel, beschouw dit dan als een teken, dat Hij dit voor u doen zal, en reken er op." Christus' discipelen zagen Hem opvaren, en waren toen verzekerd dat zij binnen korte tijd vervuld zullen worden van de Geest, Acts 1:8. Wij kunnen veronderstellen dat Elisa hierop vurig heeft gebeden: Heere, geef mij dit teken ten goede.
II. Elia wordt in een vurige wagen naar de hemel gevoerd, 2 Kings 2:11. Evenals Henoch werd hij weggenomen opdat hij de dood niet zien zou. Veel vragen zou men ten opzichte van die zaak kunnen doen, waarop geen antwoord gegeven zou kunnen worden. Het volsta, dat ons hier gezegd wordt:
1. Wat zijn Heere, toen Hij kwam, hem vond doende. Hij was sprekende met Elisa, hem onderrichtende en bemoedigende, hem leiding gevende voor zijn werk, hem er toe aansporende tot welzijn van hen, die hij achterliet. Hij was niet in overdenking of gebed als iemand, die geheel vervuld is van de wereld, waar hij heengaat, maar in stichtelijk gesprek, als iemand die belang stelt in het koninkrijk Gods onder de mensen. Wij vergissen ons, als wij denken, dat onze toebereiding voor de hemel alleen maar geschiedt door overpeinzing en door oefeningen van de Godsvrucht. Nuttig zijn voor anderen komt even goed als iets anders op onze rekening. Aan Goddelijke dingen te denken is goed, maar er over te spreken (als het uit het hart komt) is beter, omdat het tot stichting is, 1 Corinthiers 14:4. Christus is ten hemel gevaren, als Hij Zijn discipelen zegende.
2. Welk voertuig de Heere voor hem zond: een vurige wagen met vurige paarden, die, hetzij tot hen schenen neer te komen van de wolken of (zoals bisschop Patrick denkt) naar hen toe liepen op de grond. In deze vorm verschenen de engelen. De zielen van al de gelovigen worden door een onzichtbare wacht van engelen naar Abrahams schoot gedragen, maar terwijl Elia zijn lichaam moest meebrengen, was de hemelse wacht zichtbaar, niet in menselijke gedaante, zoals gewoonlijk, hoewel zij hem in hun armen naar de hemel hadden kunnen dragen of als arenden op hun vleugelen, maar dat zou geweest zijn hem te dragen als een kind, als een lam, Isaiah 40:11, Isaiah 40:31 en verschijnen zij in de gedaante van een wagen en paarden, opdat hij in staatsie, in triomf, zou rijden als een vorst, als een overwinnaar, ja meer dan overwinnaar. De engelen worden in de Schrift cherubim en serafim genoemd, en hun verschijning hier, hoewel die beneden hun waardigheid zou kunnen schijnen, beantwoordt aan beide benamingen want:
a. serafim betekent vurigen, en van God wordt gezegd, dat Hij hen tot een vlammend vuur maakt, Psalms 104:4. Cherubim betekent (naar velen denken) wagenen, en zij worden Gods wagenen genoemd, Psalms 68:18. En Hij wordt gezegd "te rijden op een cherub", Psalms 18:11, waar misschien op gezinspeeld wordt in Ezechiëls visioen van de vier dieren en raderen, als paarden en wagenen. Aldus worden zij voorgesteld in Zacharia's visioen, Zacheria 1:8, 6:1. Vergel. Revelation 6:2. Zie de bereidwilligheid van de engelen om de wil van God te doen zelfs in de geringste diensten ten goede van hen, die de zaligheid beërven. Elia moet naar de wereld van de engelen overgebracht worden, en daarom moeten sommigen van hen, om te tonen hoe verlangend zij zijn naar zijn gezelschap, komen om hem te halen. De wagen en de paarden schenen als vuur, niet om te branden, maar door schittering en glans, niet om hem te pijnigen of te verteren, maar om zijn hemelvaart groots en schitterend te doen zijn in de ogen van hen, die van verre stonden om haar te zien. Elia is brandend geweest van heilige ijver voor God en Zijn eer, en nu werd hij door hemels vuur gelouterd en overgebracht naar de hemel.
3. Hoe hij gescheiden werd van Elisa, deze wagen maakte scheiding tussen hen beide. De dierbaarste vrienden moeten van elkaar scheiden, Elisa had getuigd en verklaard dat hij hem niet wilde verlaten, maar nu wordt hij door hem achtergelaten.
4. Werwaarts hij heengevoerd werd. Hij voer met een dwarrelwind ten hemel Het vuur richt zich opwaarts, de dwarrelwind droeg bij om hem door de atmosfeer heen te voeren, buiten het bereik van de aantrekkingskracht van de aarde, en hoe snel hij toen door de zuivere ether naar de wereld van de heilige en zalige geesten heenvloog, daar kunnen wij ons geen voorstelling van maken.
Elia had eens in hartstocht gewenst te sterven, maar God was zo genadig jegens hem, dat Hij hem toen niet slechts niet aan zijn woord hield, maar hem met dit zeer bijzondere voorrecht eerde, dat hij de dood niet zien zou, en door dit voorbeeld en dat van Henoch:
a. Toonde God, hoe de mensen de wereld verlaten zouden hebben, indien zij niet hadden gezondigd, niet door de dood, maar door verplaatsing, of wegneming.
b. Gaf Hij een blik in het leven en de onsterfelijkheid, die door het Evangelie aan het licht zijn gebracht, van de heerlijkheid, weggelegd voor de lichamen van de heiligen, en het openen van het koninkrijk van de hemelen voor alle gelovigen, zoals toen voor Elia. Het was ook een beeld, of type van Christus' hemelvaart.
III. Aandoenlijk klaagt Elisa over het verlies van deze grote profeet, maar voegt bij zijn klagen een lofrede, 2 Kings 2:12.
1. Hij zag het, dus ontving hij het teken, waardoor hij verzekerd was dat zijn verzoek om een dubbel deel van de geest van Elia was toegestaan. Elisa zag op naar de hemel, vanwaar hij die gave moest verwachten, zoals de discipelen hun ogen naar de hemel gericht hielden, Acts 1:10. Hij zag het visioen voor een poosje, maar weldra was het buiten zijn gezicht, en hij zag hem niet meer.
2. Hij scheurde zijn klederen, ten teken van zijn besef van het verlies, dat hij en het publiek leed. Elia was wel in triomf naar de hemel gegaan, maar deze wereld kon hem slecht missen, en daarom moest zijn wegneming betreurd worden door hen, die achterbleven. Voorzeker is het hart hard van hen, wier ogen droog zijn, als God door Zijn wegneming van trouwe, zegenrijke mensen roept tot wenen en treuren. Hoewel Elia's heengaan de weg opende voor Elisa's grootheid, inzonderheid nu hij verzekerd was van een dubbel deel van zijn geest, treurde hij toch om zijn verlies, want hij had hem lief, en zou hem altijd hebben willen dienen.
a. Hij zelf had de leidsman van zijn jeugd verloren, Mijn vader, mijn vader, hij beschouwde zijn eigen toestand als van een vaderloos kind, dat op de wereld is geworpen en hierover treurt hij. Toen Christus Zijn discipelen verliet, heeft Hij hen geen wezen gelaten, John 14:18, maar Elia moet dit wel.
b. Het volk had zijn beste wachter verloren, hij was de wagen Israëls en zijn ruiteren. Hij had hen allen naar de hemel willen brengen, zoals in deze wagen, en het was hun schuld, dat hij het niet gekund heeft. Zij gebruikten geen wagens en paarden in hun oorlogen, maar door zijn raadgevingen, zijn bestraffingen en zijn gebeden, was Elia hun meer dan de sterkste macht van wagens en paarden, en weerde hij Gods oordelen van hen af. Zijn heengaan was als de algehele nederlaag van een leger, een onherstelbaar verlies. Het zou ons beter zijn al onze krijgslieden te hebben verloren dan deze man Gods.
Verzen 13-18
2 Koningen 2:13-18Wij hebben hier wat er terstond na de wegneming van Elia heeft plaatsgehad.
I. De tekenen van Gods tegenwoordigheid met Elisa en van zijn verheffing om, in Elia's plaats, een vader te zijn voor de zonen van de profeten, en de wagen en ruiters van Israël.
1. Hij kwam in het bezit van Elia's mantel, het kenteken van zijn ambt, die hij, naar wij kunnen veronderstellen, omdeed en, om zijns meesters wil, droeg, 2 Kings 2:13. Toen Elia naar de hemel ging, heeft hij niet, zoals anderen zijn lichaam laten vallen maar in plaats daarvan liet hij zijn mantel vallen, want hij was ontkleed, ten einde met onsterflijkheid bekleed te worden. Hij ging heen naar een wereld, waar hij geen behoefte had aan een mantel, noch tot sieraad, noch ter beschutting tegen het weer, noch om er zijn gelaat mee te omwinden zoals 1 Kings 19:13. Hij liet zijn mantel als een legaat aan Elisa. Op zichzelf was hij van geringe waarde, maar als een teken van de neerdaling van de Geest op hem was hij meer voor hem, dan wanneer hij hem duizenden van goud of zilver had vermaakt. Elisa nam hem op, niet als een heilige relikwie om vereerd en aangebeden te worden, maar als een veelbetekenend kledingstuk om te worden gedragen en als een vergoeding van zijn eigen kleren, die hij gescheurd had. Hij beminde die mantel van dat hij voor het eerst op hem geworpen was, 1 Kings 19:19. Hij, die toen zo blijmoedig de oproeping gevolgd heeft en Elia's dienaar is geworden, wordt er nu mee verwaardigd, en hij wordt zijn opvolger. Er zijn overblijfselen van grote en Godvruchtige mannen, die, evenals deze mantel, door de overlevenden opgenomen en bewaard moeten worden, hun gezegden hun geschriften, hun voorbeeld, opdat, gelijk hun werken hen, in beloning er van, volgen deze achterblijven, om als de vruchten er van genoten te worden.
2. Hij kwam in het bezit van Elia's macht om de Jordaan te verdelen, 2 Kings 2:14. Gescheiden zijnde van zijn vader, keert hij terug tot zijn zonen in de scholen van de profeten. Tussen hem en hen stroomde de Jordaan, die verdeeld was om voor Elia een open weg te maken naar de heerlijkheid, nu zal hij beproeven hem te verdelen, ten einde een weg voor hem te maken naar zijn werk, en daaraan zal hij weten of God met hem is, en dat hij het dubbele deel heeft van Elia's geest. Elia's laatste wonder zal Elisa's eerste wonder zijn, aldus begint hij, waar Elia gebleven is, en is er geen leegte, geen leemte. In het verdelen van de wateren:
A. Maakte hij gebruik van Elia's mantel zoals Elia zelf het gedaan heeft, 2 Kings 2:8, om aan te duiden dat hij zich aan de methoden van zijn meester zal houden, niets nieuws zou invoeren zoals zij doen, die zich wijzer achten dan hun voorgangers.
B. Wendt hij zich tot Elia's God: Waar is de Heere, de God van Elia? Hij vraagt niet: "Waar is Elia?" hetzij als starende op zijn verlies, alsof hij niet gerust of gelukkig kon zijn nu hij is heengegaan of als een uiting van twijfel aan zijn toestand van gelukzaligheid alsof hij, evenals de zonen van de profeten hier, niet wist wat er van hem was geworden, of als nieuwsgierig naar hem vragende, en naar bijzonderheden van de staat, waarin hij was overgebracht. Neen, dat is een verborgen leven het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen, noch als hulp van hem verwachtende, neen, Elia is zalig, maar is noch alwetend, noch almachtig, maar hij vraagt: Waar is de Heere de God van Elia? Nu Elia in de hemel was opgenomen, heeft God zich overvloedig bewezen de God van Elia te zijn, indien Hij deze stad niet voor hem bereid had, en daar meer voor hem had gedaan, dan Hij ooit in deze wereld voor hem gedaan heeft, "Hij zou zich geschaamd hebben zijn God genoemd te worden", Hebrews 11:16. Nu Elia in de hemel was opgenomen, vroeg Elisa:
a. Naar God. Als onze genietingen en vertroostingen in het schepsel ons worden ontnomen, dan hebben wij God, tot wie wij heen kunnen gaan, God, die leeft tot in eeuwigheid.
b. Naar de God van Elia, de God, die Elia heeft gediend en geëerd, voor wie hij heeft gestreden, die hij is blijven aankleven, toen geheel Israël Hem had verlaten. Deze eer wordt gedaan aan hen, die in tijden van algemene afval God blijven aankleven, dat God in bijzondere zin hun God zal zijn: "De God, die Elia erkend en beschermd heeft, voor hem heeft gezorgd, en hem op velerlei wijze heeft geëerd, inzonderheid nu, aan het einde van zijn aardse loopbaan, waar is Hij? Heere, is mij Elia's geest niet beloofd? Vervul dan nu deze belofte." De woorden, die er in het oorspronkelijke onmiddellijk op volgen "af-hu", ja dezelve, beschouwen sommigen als een antwoord op deze vraag: Waar is de God van Elia? Hij is nog in wezen en geheel nabij, wij hebben Elia verloren, maar Elia's God hebben wij niet verloren, Hij heeft de aarde niet verlaten, ja Hij is het, die nog met mij is." Het is de plicht en het belang van de heiligen op aarde om naar God te vragen, en zich tot Hem te wenden als de Heere, de God van de heiligen, die hun zijn voorgegaan naar de hemel, de God van onze vaderen. Het is voor hen, die naar God vragen zeer troostrijk, dat zij weten waar Hij te vinden is, "Hij is in het paleis van Zijn heiligheid', Psalms 11:4, "en nabij allen, die Hem aanroepen," Psalms 145:18. Zij, die wandelen in de geest en de voetstappen van hun Godvruchtige, getrouwe voorgangers, zullen gewis dezelfde genade ervaren, die zij hebben ervaren. Elia's God zal ook Elisa's God wezen. De Heere, de God van de heilige profeten, is dezelfde gisteren, heden en tot in eeuwigheid, en wat zal het ons baten de mantels te hebben van hen, die heengegaan zijn hun plaatsen, hun boeken, indien wij hun geest, hun God niet hebben?
3. Hij was in het bezit gesteld van Elia's invloed op de zonen van de profeten 2 Kings 2:15. Sommigen van hun, van de school te Jericho, die zich op een geschikte plaats bij de Jordaan hadden gesteld om te zien wat er voorviel waren verwonderd de Jordaan voor het aangezicht van Elisa verdeeld te zien bij zijn terugkeer, en hielden dit voor een overtuigend bewijs dat de geest van Elia op hem rustte, en dat zij hem daarom dezelfde eerbied moesten betonen, die zij aan Elia betoond hadden. Dientengevolge gingen zij hem tegemoet, om hem hun blijdschap te betuigen wegens zijn veilig heengaan door vuur en water, en de eer, die God hem heeft aangedaan, en zij bogen zich ter aarde voor hem. Zij waren opgeleid in de scholen, Elisa was van achter de ploeg genomen, maar als zij bespeuren dat God met hem is, en dat hij de man is tot wiens eer Hij een welbehagen heeft, zijn zij bereid zich aan hem te onderwerpen als aan hun hoofd en vader zoals het volk zich aan Jozua onderwierp toen Mozes was gestorven, Joshua 1:17. Zij van wie het blijkt, dat zij de Geest Gods hebben en dat God met hen is, behoren onze achting en genegenheid te hebben, al zijn zij ook van geringe afkomst en opleiding. Die God eert moeten wij eren. Deze gerede onderworpenheid van de zonen van de profeten was ongetwijfeld een grote bemoediging voor Elisa en droeg er toe bij om zijn roeping duidelijk te maken.
II. Het nutteloze zoeken van de zonen van de profeten naar Elia.
1. Zij wierpen het denkbeeld op, dat hij ergens neergezet of wel gevallen was, hetzij levend of dood, ergens op een berg, of in een dal lag, en het zou hun een voldoening zijn, om enige sterke mannen, over wie zij te beschikken hadden, uit te zenden om hem te zoeken, 2 Kings 2:16. Sommigen van hen stelden dit misschien voor als een exceptie tegen de keus van Elisa: "Laat ons eerst de volkomen zekerheid verkrijgen, dat Elia werkelijk heengegaan is. Kunnen wij denken dat Elia aldus veronachtzaamd is door de hemel, dat uitverkoren vat aldus is weggeworpen als een vat waar men geen lust toe heeft?"
2. Elisa stemde niet in met hun voorstel voordat zij hem door sterke aandrang overmocht hadden, 2 Kings 2:17. Zij hielden bij hem aan tot hij zich schaamde om hen nog langer tegen te staan, opdat men niet zou denken dat hij tekort kwam in liefde en eerbied voor zijn oude meester, of er afkerig van was om zijn mantel weer af te staan. Wijze mensen kunnen om der wille van de vrede en van de goede mening van anderen toegeven ten opzichte van hetgeen, waar hun oordeel tegen is als zijnde nutteloos en vruchteloos.
3. De uitkomst maakte hen even beschaamd over hun voorstel, als zij door hun dringend aanhouden Elisa beschaamd hadden gemaakt om zijn verzet er tegen. Na zich met hun vruchteloos zoeken vermoeid te hebben, keerden hun boden terug-met een "non est inventus-hij is niet te vinden," en gaven aan Elisa de gelegenheid om zijn vrienden hun dwaasheid te verwijten. Heb ik tot ulieden niet gezegd: Gaat niet? 2 Kings 2:18. Dit zal hen nu des te meer gewillig maken om een ander maal te berusten in zijn oordeel. Bergen en dalen te doorkruisen zal ons niet tot Elia brengen, maar wel, ter bestemder tijd, het navolgen van zijn heilig geloof en zijn ijver.
Verzen 13-18
2 Koningen 2:13-18Wij hebben hier wat er terstond na de wegneming van Elia heeft plaatsgehad.
I. De tekenen van Gods tegenwoordigheid met Elisa en van zijn verheffing om, in Elia's plaats, een vader te zijn voor de zonen van de profeten, en de wagen en ruiters van Israël.
1. Hij kwam in het bezit van Elia's mantel, het kenteken van zijn ambt, die hij, naar wij kunnen veronderstellen, omdeed en, om zijns meesters wil, droeg, 2 Kings 2:13. Toen Elia naar de hemel ging, heeft hij niet, zoals anderen zijn lichaam laten vallen maar in plaats daarvan liet hij zijn mantel vallen, want hij was ontkleed, ten einde met onsterflijkheid bekleed te worden. Hij ging heen naar een wereld, waar hij geen behoefte had aan een mantel, noch tot sieraad, noch ter beschutting tegen het weer, noch om er zijn gelaat mee te omwinden zoals 1 Kings 19:13. Hij liet zijn mantel als een legaat aan Elisa. Op zichzelf was hij van geringe waarde, maar als een teken van de neerdaling van de Geest op hem was hij meer voor hem, dan wanneer hij hem duizenden van goud of zilver had vermaakt. Elisa nam hem op, niet als een heilige relikwie om vereerd en aangebeden te worden, maar als een veelbetekenend kledingstuk om te worden gedragen en als een vergoeding van zijn eigen kleren, die hij gescheurd had. Hij beminde die mantel van dat hij voor het eerst op hem geworpen was, 1 Kings 19:19. Hij, die toen zo blijmoedig de oproeping gevolgd heeft en Elia's dienaar is geworden, wordt er nu mee verwaardigd, en hij wordt zijn opvolger. Er zijn overblijfselen van grote en Godvruchtige mannen, die, evenals deze mantel, door de overlevenden opgenomen en bewaard moeten worden, hun gezegden hun geschriften, hun voorbeeld, opdat, gelijk hun werken hen, in beloning er van, volgen deze achterblijven, om als de vruchten er van genoten te worden.
2. Hij kwam in het bezit van Elia's macht om de Jordaan te verdelen, 2 Kings 2:14. Gescheiden zijnde van zijn vader, keert hij terug tot zijn zonen in de scholen van de profeten. Tussen hem en hen stroomde de Jordaan, die verdeeld was om voor Elia een open weg te maken naar de heerlijkheid, nu zal hij beproeven hem te verdelen, ten einde een weg voor hem te maken naar zijn werk, en daaraan zal hij weten of God met hem is, en dat hij het dubbele deel heeft van Elia's geest. Elia's laatste wonder zal Elisa's eerste wonder zijn, aldus begint hij, waar Elia gebleven is, en is er geen leegte, geen leemte. In het verdelen van de wateren:
A. Maakte hij gebruik van Elia's mantel zoals Elia zelf het gedaan heeft, 2 Kings 2:8, om aan te duiden dat hij zich aan de methoden van zijn meester zal houden, niets nieuws zou invoeren zoals zij doen, die zich wijzer achten dan hun voorgangers.
B. Wendt hij zich tot Elia's God: Waar is de Heere, de God van Elia? Hij vraagt niet: "Waar is Elia?" hetzij als starende op zijn verlies, alsof hij niet gerust of gelukkig kon zijn nu hij is heengegaan of als een uiting van twijfel aan zijn toestand van gelukzaligheid alsof hij, evenals de zonen van de profeten hier, niet wist wat er van hem was geworden, of als nieuwsgierig naar hem vragende, en naar bijzonderheden van de staat, waarin hij was overgebracht. Neen, dat is een verborgen leven het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen, noch als hulp van hem verwachtende, neen, Elia is zalig, maar is noch alwetend, noch almachtig, maar hij vraagt: Waar is de Heere de God van Elia? Nu Elia in de hemel was opgenomen, heeft God zich overvloedig bewezen de God van Elia te zijn, indien Hij deze stad niet voor hem bereid had, en daar meer voor hem had gedaan, dan Hij ooit in deze wereld voor hem gedaan heeft, "Hij zou zich geschaamd hebben zijn God genoemd te worden", Hebrews 11:16. Nu Elia in de hemel was opgenomen, vroeg Elisa:
a. Naar God. Als onze genietingen en vertroostingen in het schepsel ons worden ontnomen, dan hebben wij God, tot wie wij heen kunnen gaan, God, die leeft tot in eeuwigheid.
b. Naar de God van Elia, de God, die Elia heeft gediend en geëerd, voor wie hij heeft gestreden, die hij is blijven aankleven, toen geheel Israël Hem had verlaten. Deze eer wordt gedaan aan hen, die in tijden van algemene afval God blijven aankleven, dat God in bijzondere zin hun God zal zijn: "De God, die Elia erkend en beschermd heeft, voor hem heeft gezorgd, en hem op velerlei wijze heeft geëerd, inzonderheid nu, aan het einde van zijn aardse loopbaan, waar is Hij? Heere, is mij Elia's geest niet beloofd? Vervul dan nu deze belofte." De woorden, die er in het oorspronkelijke onmiddellijk op volgen "af-hu", ja dezelve, beschouwen sommigen als een antwoord op deze vraag: Waar is de God van Elia? Hij is nog in wezen en geheel nabij, wij hebben Elia verloren, maar Elia's God hebben wij niet verloren, Hij heeft de aarde niet verlaten, ja Hij is het, die nog met mij is." Het is de plicht en het belang van de heiligen op aarde om naar God te vragen, en zich tot Hem te wenden als de Heere, de God van de heiligen, die hun zijn voorgegaan naar de hemel, de God van onze vaderen. Het is voor hen, die naar God vragen zeer troostrijk, dat zij weten waar Hij te vinden is, "Hij is in het paleis van Zijn heiligheid', Psalms 11:4, "en nabij allen, die Hem aanroepen," Psalms 145:18. Zij, die wandelen in de geest en de voetstappen van hun Godvruchtige, getrouwe voorgangers, zullen gewis dezelfde genade ervaren, die zij hebben ervaren. Elia's God zal ook Elisa's God wezen. De Heere, de God van de heilige profeten, is dezelfde gisteren, heden en tot in eeuwigheid, en wat zal het ons baten de mantels te hebben van hen, die heengegaan zijn hun plaatsen, hun boeken, indien wij hun geest, hun God niet hebben?
3. Hij was in het bezit gesteld van Elia's invloed op de zonen van de profeten 2 Kings 2:15. Sommigen van hun, van de school te Jericho, die zich op een geschikte plaats bij de Jordaan hadden gesteld om te zien wat er voorviel waren verwonderd de Jordaan voor het aangezicht van Elisa verdeeld te zien bij zijn terugkeer, en hielden dit voor een overtuigend bewijs dat de geest van Elia op hem rustte, en dat zij hem daarom dezelfde eerbied moesten betonen, die zij aan Elia betoond hadden. Dientengevolge gingen zij hem tegemoet, om hem hun blijdschap te betuigen wegens zijn veilig heengaan door vuur en water, en de eer, die God hem heeft aangedaan, en zij bogen zich ter aarde voor hem. Zij waren opgeleid in de scholen, Elisa was van achter de ploeg genomen, maar als zij bespeuren dat God met hem is, en dat hij de man is tot wiens eer Hij een welbehagen heeft, zijn zij bereid zich aan hem te onderwerpen als aan hun hoofd en vader zoals het volk zich aan Jozua onderwierp toen Mozes was gestorven, Joshua 1:17. Zij van wie het blijkt, dat zij de Geest Gods hebben en dat God met hen is, behoren onze achting en genegenheid te hebben, al zijn zij ook van geringe afkomst en opleiding. Die God eert moeten wij eren. Deze gerede onderworpenheid van de zonen van de profeten was ongetwijfeld een grote bemoediging voor Elisa en droeg er toe bij om zijn roeping duidelijk te maken.
II. Het nutteloze zoeken van de zonen van de profeten naar Elia.
1. Zij wierpen het denkbeeld op, dat hij ergens neergezet of wel gevallen was, hetzij levend of dood, ergens op een berg, of in een dal lag, en het zou hun een voldoening zijn, om enige sterke mannen, over wie zij te beschikken hadden, uit te zenden om hem te zoeken, 2 Kings 2:16. Sommigen van hen stelden dit misschien voor als een exceptie tegen de keus van Elisa: "Laat ons eerst de volkomen zekerheid verkrijgen, dat Elia werkelijk heengegaan is. Kunnen wij denken dat Elia aldus veronachtzaamd is door de hemel, dat uitverkoren vat aldus is weggeworpen als een vat waar men geen lust toe heeft?"
2. Elisa stemde niet in met hun voorstel voordat zij hem door sterke aandrang overmocht hadden, 2 Kings 2:17. Zij hielden bij hem aan tot hij zich schaamde om hen nog langer tegen te staan, opdat men niet zou denken dat hij tekort kwam in liefde en eerbied voor zijn oude meester, of er afkerig van was om zijn mantel weer af te staan. Wijze mensen kunnen om der wille van de vrede en van de goede mening van anderen toegeven ten opzichte van hetgeen, waar hun oordeel tegen is als zijnde nutteloos en vruchteloos.
3. De uitkomst maakte hen even beschaamd over hun voorstel, als zij door hun dringend aanhouden Elisa beschaamd hadden gemaakt om zijn verzet er tegen. Na zich met hun vruchteloos zoeken vermoeid te hebben, keerden hun boden terug-met een "non est inventus-hij is niet te vinden," en gaven aan Elisa de gelegenheid om zijn vrienden hun dwaasheid te verwijten. Heb ik tot ulieden niet gezegd: Gaat niet? 2 Kings 2:18. Dit zal hen nu des te meer gewillig maken om een ander maal te berusten in zijn oordeel. Bergen en dalen te doorkruisen zal ons niet tot Elia brengen, maar wel, ter bestemder tijd, het navolgen van zijn heilig geloof en zijn ijver.
Verzen 19-25
2 Koningen 2:19-25Elisa had in die zin een dubbel deel van Elia's geest, dat hij meer wonderen gedaan heeft dan hij. Sommigen hebben berekend dat hun aantal juist het dubbele bedroeg. Twee er van worden in deze verzen vermeld, een wonder van genade aan Jericho, en een wonder van oordeel over Bethel, Psalms 101:1.
I. Hier is een zegen over de wateren van Jericho, die kracht oefende om ze te genezen. Jericho was gebouwd in ongehoorzaamheid aan een gebod, in trotsering van een bedreiging en ten koste van het leven van al de kinderen van de bouwer, maar toen de stad gebouwd was, werd toch niet bevolen om haar weer of te breken, het was ook aan Gods profeten of aan Zijn volk niet verboden om er te wonen, maar zelfs binnen die muren, welke door ongerechtigheid gebouwd waren, vinden wij een kweekplaats van de Godsvrucht. Dwazen, zegt men, bouwen huizen voor wijzen om er in te wonen. Hier heeft de rijkdom van de zondaar een woning voorzien voor de rechtvaardige. Wij vinden Christus te Jericho, Luke 19:1. Hier kwam Elisa om de zielen van de discipelen te bevestigen, door hun een nauwkeuriger verhaal te doen van Elia's wegneming, dan zij hun konden geven, die het slechts van verre gezien hadden. Hier bleef hij, terwijl de vijftig mannen op hun onderzoekingstocht uit waren.
1. De mannen van Jericho klaagden hem hun nood, 2 Kings 2:19. Gods getrouwe profeten worden gaarne gebruikt, en het is verstandig om gebruik van hen te maken, in het korte ogenblik dat hun licht met ons is. Zij hadden zich niet tot Elia gewend omtrent deze zaak, misschien omdat hij niet zo toegankelijk was als Elisa. Maar wij kunnen hopen dat er door de invloed, die uitging van de profetenschool in hun midden, een reformatie onder hen tot stand was gekomen. De ligging van de stad was aangenaam en bood een schoon uitzicht aan, maar zij hadden noch gezond drinkwater, noch een vruchtbare grond om spijs voor hen te leveren, welk genot konden zij dan vinden in hun schoon uitzicht? Water is een algemene weldaad van God, die wij moeten waarderen naar de grootte van de ramp, die het gebrek er aan, of het ongezonde er van, zou veroorzaken. Sommigen denken dat niet al de grond rondom Jericho onvruchtbaar was en slecht water had, maar alleen sommige delen er van, en wel die, waar de zonen van de profeten woonden, die hier de mannen van de stad worden genoemd.
2. Hij heeft hun spoedig verlichting bezorgd van dit bezwaar. Profeten moeten pogen elke plaats waar zij komen op de een of andere wijze beter te maken door hun komst, pogen het bittere gemoed te verzoeten en de onvruchtbare ziel vruchtbaar te maken door de juiste aanwending van het Woord van God. Elisa zal hun water gezond maken, maar:
a. Zij moeten hem voorzien van zout in een nieuwe schaal, 2 Kings 2:20. Als zout geschikt ware om het water drinkbaar te maken, wat dan nog zou zo'n kleine hoeveelheid kunnen uitwerken, en waarom moest er een nieuwe schaal voor gebruikt worden? Maar zij, die geholpen moeten worden, moeten gebruikt worden, en hun geloof en hun gehoorzaamheid op de proef worden gesteld. Gods werken van de genade worden tot stand gebracht, niet door enigerlei werking van ons, maar in ons waarnemen van Zijn inzettingen.
b. Hij wierp het zout in de waterbron, en aldus genas hij de stromen en de grond, die zij bewaterden. En het middel om der mensen leven te hervormen is: hun hart te vernieuwen, Iaat dit bereid worden met het zout van de genade, want daaruit zijn de uitgangen des levens. Maak de boom goed, en zijn vrucht zal goed zijn. Reinig het hart, en dat zal de handen reinigen.
c. Hij gaf niet voor dit te doen door zijn eigen macht of kracht, maar in de naam Gods: Zo zegt de Heere, Ik heb dit water gezond gemaakt. Hij is slechts het werktuig, het kanaal, waardoor het Gode behaagd heeft deze gezondmakende kracht te doen vloeien. Door hun deze vriendelijkheid te bewijzen met een: Zo zegt de Heere zullen zij later zoveel bereidwilliger zijn om een bestraffing, een vermaning, of liever, een bevel, van hem aan te nemen met deze zelfde inleiding. Indien hij hen in de naam Gods kan helpen, zo laat hem hen dan ook in de naam Gods onderwijzen en besturen. Zo zegt de Heere uit Elisa's mond, moet altijd daarna van grote kracht voor hen zijn.
d. De genezing was duurzaam, en niet slechts voor het tegenwoordige ogenblik. Alzo werd dit water gezond tot op deze dag, 2 Kings 2:22. Wat God doet, zal in eeuwigheid zijn, Ecclesiastes 3:14. Als Hij door Zijn Geest een ziel gezond maakt, dan zal er geen dood noch onvruchtbaarheid meer van wezen, de eigenschap is veranderd, wat nutteloos en schadelijk was, wordt aangenaam en dienstbaar.
II. Hier is een vloek over de kinderen van Bethel, die van kracht was om hen te verderven want het was geen vloek zonder oorzaak. Ook te Bethel was een profetenschool, daar gaat Elisa vervolgens heen bij deze zijn eerste bezoeken. De leerlingen van die school hebben hem ongetwijfeld met alle mogelijke eerbied welkom geheten, maar de lieden van de stad waren beledigend voor hem. En van Jerobeams kalveren was te Bethel, daar waren zij trots op, daaraan hingen zij met liefde. Die hen bestraften, haatten zij. De wet gaf hun geen macht om die vrome instelling te vernietigen maar wij kunnen veronderstellen dat het hun gewone doen was de profeten uit te jouwen als zij over straat gingen, hen scheldnamen na te roepen, ten einde hen aan verachting bloot te stellen, hun jongelingen en kinderen tegen hen op te zetten, ten einde hen, zo mogelijk, uit hun stad te verdrijven. Indien de belediging, Elisa aangedaan, hun eerste zonde van die aard ware geweest, waarschijnlijk zou zij niet zo zwaar gestraft zijn geworden. Maar de boden van de Heere te bespotten en de profeten te mishandelen was n van de schreeuwende zonden in Israël. Nu hebben wij hier:
1. Een voorbeeld van die zonde. De kleine kinderen van Bethel, de knapen en meisjes die op straat speelden, (daar er waarschijnlijk bericht van zijn komst in de stad was gekomen) gingen uit om hem te ontmoeten, niet met hun hosanna's, zoals zij hadden moeten doen maar met hun beschimpingen. Zij vergaderden zich om hem heen en bespotten hem, alsof hij een dwaas was of iemand, die men voor de gek kan houden. Onder de andere dingen waarmee zij gewoonlijk de profeten uitjouwden, hadden zij deze bijzondere schimp voor hem: Kaalkop ga op! kaalkop ga op! Het is een snood bedrijf om mensen te bespotten om een lichaamsgebrek, het is aan de beproefde nog beproeving toe te voegen, en als zij zijn zoals God hen gemaakt heeft, dan komt de smaad op Hem neer. Maar dit was iets, dat nauwelijks een gebrek genoemd kon worden, en zou hem nooit tot versmaadheid aangerekend zijn, als zij iets anders hadden gehad, waarmee zij hem konden smaden. Het was zijn hoedanigheid als profeet, die zij bedoelden te smaden. De eer waarmee God hem heeft gekroond, had voldoende moeten wezen om zijn kaalheid te bedekken en hem te beschermen tegen hun spotternijen. Zij zeiden hem op te gaan, misschien met spottende toespeling op Elia's hemelvaart. "Uw meester," zeggen zij, "is opgegaan, waarom gaat gij niet na hem op? Waar is de vurige wagen? Wanneer zullen wij ook u kwijt worden?" Deze kinderen spraken, zoals hun geleerd was, zij hadden van hun afgodische ouders geleerd scheldnamen te geven, vuile taal te spreken, inzonderheid tot de profeten. Misschien hebben hun ouders hen uitgezonden en opgehitst, opdat zij, zo mogelijk, de profeet buiten hun stad zouden houden.
2. Een voorproef van het verderf, dat ten slotte komen zou voor hun mishandelen van Gods profeten, en waarvan dit bedoeld was om er hen voor te waarschuwen. Elisa hoorde een lange poos geduldig hun beschimpingen aan, maar eindelijk werd door de onophoudelijke terging het vuur van heilige ijver voor God in zijn hart ontstoken, en hij keerde zich achterom en zag hen, zag hen aan om te beproeven of een ernstige, strenge blik hen beschaamd zou maken en hen tot heengaan zou bewegen, hij zag hen aan, om te zien of er op hun gelaat ook enigerlei ongekunsteldheid of oprechtheid was te bespeuren, maar zij schaamden zich in het minst niet, wisten niet van schaamrood worden, en daarom vloekte hij hen in de naam des Heeren, riep het oordeel in, en kondigde het aan, niet uit persoonlijke wraak wegens de belediging hem aangedaan, maar als de mond van de Goddelijke gerechtigheid, om de smaad te straffen, die aan God was aangedaan. Aan zijn oproeping werd terstond gevolg gegeven, twee berinnen (misschien wel berinnen, die van haar jongen waren beroofd) kwamen uit een naburig woud, en verscheurden twee en veertig kinderen, 2 Kings 2:24. Hierin nu:
a. Moet de profeet gerechtvaardigd worden, want hij deed het door Goddelijke aandrift. Indien de vloek uit een slecht beginsel ware voortgekomen, God zou er geen amen op gezegd hebben. Wij kunnen wel denken dat het beter zou geweest zijn om twee roeden te laten komen om er deze kinderen mee te kastijden, dan twee beren om hen te verscheuren. Maar Elisa wist door de Geest, welk een slechte aard er in die kinderen was, welk een adderengebroed zij waren, en welke boosaardige vijanden zij zouden zijn van Gods profeten, indien zij lang genoeg zouden leven om mannen te worden, die reeds zo vroeg beledigend voor hen waren. Hij bedoelde hiermede de ouders te straffen, en hen bevreesd te maken voor Gods oordelen.
b. Moet God verheerlijkt worden als een rechtvaardig God, die de zonde haat, en haar zelfs in kinderen niet ongestraft zal laten. Laat de ontzettende kreten en het gekerm van deze goddeloze, ongelukkige kinderen ons vlees doen sidderen van vrees voor God. Laat kinderen bevreesd zijn om boze woorden te spreken, want God let op hetgeen zij zeggen. Laat hen niemand bespotten om enigerlei gebrek van lichaam of ziel, maar veeleer medelijden met hen hebben, die er door bezocht zijn, Iaat hen inzonderheid weten dat het op hun gevaar is, als zij Gods volk uitjouwen, of Zijn dienaren, en iemand bespotten voor wl doen. Laat ouders, die genot en vertroosting willen hebben in hun kinderen, hen goed opvoeden, en tijdig alles doen wat zij kunnen om de dwaasheid uit te drijven, die in hun hart gebonden is, want-zoals bisschop Hall zegt-"tevergeefs zien wij uit naar goeds in die kinderen, wier opvoeding wij verwaarloosd hebben, en tevergeefs treuren wij over het wangedrag, dat onze zorg had kunnen voorkomen."
Elisa komt te Bethel en vreest de wraak niet van de ouders, die van hun kinderen beroofd zijn. God, die hem gebood te doen wat hij deed, zal hem ondersteunen en doorhelpen. Vandaar gaat hij naar de berg Karmel, 2 Kings 2:25, waar naar alle waarschijnlijkheid een Godsdienstig huis was, geschikt voor afzondering en nadenken. Vandaar keerde hij terug naar Samaria, waar deze vader van de profeten, daar het een publieke plaats was, het meeste nut kon stichten. Bisschop Hall merkt hier op dat hij nooit een nuttige ziener kan wezen, die f altijd, f nooit alleen is.
Verzen 19-25
2 Koningen 2:19-25Elisa had in die zin een dubbel deel van Elia's geest, dat hij meer wonderen gedaan heeft dan hij. Sommigen hebben berekend dat hun aantal juist het dubbele bedroeg. Twee er van worden in deze verzen vermeld, een wonder van genade aan Jericho, en een wonder van oordeel over Bethel, Psalms 101:1.
I. Hier is een zegen over de wateren van Jericho, die kracht oefende om ze te genezen. Jericho was gebouwd in ongehoorzaamheid aan een gebod, in trotsering van een bedreiging en ten koste van het leven van al de kinderen van de bouwer, maar toen de stad gebouwd was, werd toch niet bevolen om haar weer of te breken, het was ook aan Gods profeten of aan Zijn volk niet verboden om er te wonen, maar zelfs binnen die muren, welke door ongerechtigheid gebouwd waren, vinden wij een kweekplaats van de Godsvrucht. Dwazen, zegt men, bouwen huizen voor wijzen om er in te wonen. Hier heeft de rijkdom van de zondaar een woning voorzien voor de rechtvaardige. Wij vinden Christus te Jericho, Luke 19:1. Hier kwam Elisa om de zielen van de discipelen te bevestigen, door hun een nauwkeuriger verhaal te doen van Elia's wegneming, dan zij hun konden geven, die het slechts van verre gezien hadden. Hier bleef hij, terwijl de vijftig mannen op hun onderzoekingstocht uit waren.
1. De mannen van Jericho klaagden hem hun nood, 2 Kings 2:19. Gods getrouwe profeten worden gaarne gebruikt, en het is verstandig om gebruik van hen te maken, in het korte ogenblik dat hun licht met ons is. Zij hadden zich niet tot Elia gewend omtrent deze zaak, misschien omdat hij niet zo toegankelijk was als Elisa. Maar wij kunnen hopen dat er door de invloed, die uitging van de profetenschool in hun midden, een reformatie onder hen tot stand was gekomen. De ligging van de stad was aangenaam en bood een schoon uitzicht aan, maar zij hadden noch gezond drinkwater, noch een vruchtbare grond om spijs voor hen te leveren, welk genot konden zij dan vinden in hun schoon uitzicht? Water is een algemene weldaad van God, die wij moeten waarderen naar de grootte van de ramp, die het gebrek er aan, of het ongezonde er van, zou veroorzaken. Sommigen denken dat niet al de grond rondom Jericho onvruchtbaar was en slecht water had, maar alleen sommige delen er van, en wel die, waar de zonen van de profeten woonden, die hier de mannen van de stad worden genoemd.
2. Hij heeft hun spoedig verlichting bezorgd van dit bezwaar. Profeten moeten pogen elke plaats waar zij komen op de een of andere wijze beter te maken door hun komst, pogen het bittere gemoed te verzoeten en de onvruchtbare ziel vruchtbaar te maken door de juiste aanwending van het Woord van God. Elisa zal hun water gezond maken, maar:
a. Zij moeten hem voorzien van zout in een nieuwe schaal, 2 Kings 2:20. Als zout geschikt ware om het water drinkbaar te maken, wat dan nog zou zo'n kleine hoeveelheid kunnen uitwerken, en waarom moest er een nieuwe schaal voor gebruikt worden? Maar zij, die geholpen moeten worden, moeten gebruikt worden, en hun geloof en hun gehoorzaamheid op de proef worden gesteld. Gods werken van de genade worden tot stand gebracht, niet door enigerlei werking van ons, maar in ons waarnemen van Zijn inzettingen.
b. Hij wierp het zout in de waterbron, en aldus genas hij de stromen en de grond, die zij bewaterden. En het middel om der mensen leven te hervormen is: hun hart te vernieuwen, Iaat dit bereid worden met het zout van de genade, want daaruit zijn de uitgangen des levens. Maak de boom goed, en zijn vrucht zal goed zijn. Reinig het hart, en dat zal de handen reinigen.
c. Hij gaf niet voor dit te doen door zijn eigen macht of kracht, maar in de naam Gods: Zo zegt de Heere, Ik heb dit water gezond gemaakt. Hij is slechts het werktuig, het kanaal, waardoor het Gode behaagd heeft deze gezondmakende kracht te doen vloeien. Door hun deze vriendelijkheid te bewijzen met een: Zo zegt de Heere zullen zij later zoveel bereidwilliger zijn om een bestraffing, een vermaning, of liever, een bevel, van hem aan te nemen met deze zelfde inleiding. Indien hij hen in de naam Gods kan helpen, zo laat hem hen dan ook in de naam Gods onderwijzen en besturen. Zo zegt de Heere uit Elisa's mond, moet altijd daarna van grote kracht voor hen zijn.
d. De genezing was duurzaam, en niet slechts voor het tegenwoordige ogenblik. Alzo werd dit water gezond tot op deze dag, 2 Kings 2:22. Wat God doet, zal in eeuwigheid zijn, Ecclesiastes 3:14. Als Hij door Zijn Geest een ziel gezond maakt, dan zal er geen dood noch onvruchtbaarheid meer van wezen, de eigenschap is veranderd, wat nutteloos en schadelijk was, wordt aangenaam en dienstbaar.
II. Hier is een vloek over de kinderen van Bethel, die van kracht was om hen te verderven want het was geen vloek zonder oorzaak. Ook te Bethel was een profetenschool, daar gaat Elisa vervolgens heen bij deze zijn eerste bezoeken. De leerlingen van die school hebben hem ongetwijfeld met alle mogelijke eerbied welkom geheten, maar de lieden van de stad waren beledigend voor hem. En van Jerobeams kalveren was te Bethel, daar waren zij trots op, daaraan hingen zij met liefde. Die hen bestraften, haatten zij. De wet gaf hun geen macht om die vrome instelling te vernietigen maar wij kunnen veronderstellen dat het hun gewone doen was de profeten uit te jouwen als zij over straat gingen, hen scheldnamen na te roepen, ten einde hen aan verachting bloot te stellen, hun jongelingen en kinderen tegen hen op te zetten, ten einde hen, zo mogelijk, uit hun stad te verdrijven. Indien de belediging, Elisa aangedaan, hun eerste zonde van die aard ware geweest, waarschijnlijk zou zij niet zo zwaar gestraft zijn geworden. Maar de boden van de Heere te bespotten en de profeten te mishandelen was n van de schreeuwende zonden in Israël. Nu hebben wij hier:
1. Een voorbeeld van die zonde. De kleine kinderen van Bethel, de knapen en meisjes die op straat speelden, (daar er waarschijnlijk bericht van zijn komst in de stad was gekomen) gingen uit om hem te ontmoeten, niet met hun hosanna's, zoals zij hadden moeten doen maar met hun beschimpingen. Zij vergaderden zich om hem heen en bespotten hem, alsof hij een dwaas was of iemand, die men voor de gek kan houden. Onder de andere dingen waarmee zij gewoonlijk de profeten uitjouwden, hadden zij deze bijzondere schimp voor hem: Kaalkop ga op! kaalkop ga op! Het is een snood bedrijf om mensen te bespotten om een lichaamsgebrek, het is aan de beproefde nog beproeving toe te voegen, en als zij zijn zoals God hen gemaakt heeft, dan komt de smaad op Hem neer. Maar dit was iets, dat nauwelijks een gebrek genoemd kon worden, en zou hem nooit tot versmaadheid aangerekend zijn, als zij iets anders hadden gehad, waarmee zij hem konden smaden. Het was zijn hoedanigheid als profeet, die zij bedoelden te smaden. De eer waarmee God hem heeft gekroond, had voldoende moeten wezen om zijn kaalheid te bedekken en hem te beschermen tegen hun spotternijen. Zij zeiden hem op te gaan, misschien met spottende toespeling op Elia's hemelvaart. "Uw meester," zeggen zij, "is opgegaan, waarom gaat gij niet na hem op? Waar is de vurige wagen? Wanneer zullen wij ook u kwijt worden?" Deze kinderen spraken, zoals hun geleerd was, zij hadden van hun afgodische ouders geleerd scheldnamen te geven, vuile taal te spreken, inzonderheid tot de profeten. Misschien hebben hun ouders hen uitgezonden en opgehitst, opdat zij, zo mogelijk, de profeet buiten hun stad zouden houden.
2. Een voorproef van het verderf, dat ten slotte komen zou voor hun mishandelen van Gods profeten, en waarvan dit bedoeld was om er hen voor te waarschuwen. Elisa hoorde een lange poos geduldig hun beschimpingen aan, maar eindelijk werd door de onophoudelijke terging het vuur van heilige ijver voor God in zijn hart ontstoken, en hij keerde zich achterom en zag hen, zag hen aan om te beproeven of een ernstige, strenge blik hen beschaamd zou maken en hen tot heengaan zou bewegen, hij zag hen aan, om te zien of er op hun gelaat ook enigerlei ongekunsteldheid of oprechtheid was te bespeuren, maar zij schaamden zich in het minst niet, wisten niet van schaamrood worden, en daarom vloekte hij hen in de naam des Heeren, riep het oordeel in, en kondigde het aan, niet uit persoonlijke wraak wegens de belediging hem aangedaan, maar als de mond van de Goddelijke gerechtigheid, om de smaad te straffen, die aan God was aangedaan. Aan zijn oproeping werd terstond gevolg gegeven, twee berinnen (misschien wel berinnen, die van haar jongen waren beroofd) kwamen uit een naburig woud, en verscheurden twee en veertig kinderen, 2 Kings 2:24. Hierin nu:
a. Moet de profeet gerechtvaardigd worden, want hij deed het door Goddelijke aandrift. Indien de vloek uit een slecht beginsel ware voortgekomen, God zou er geen amen op gezegd hebben. Wij kunnen wel denken dat het beter zou geweest zijn om twee roeden te laten komen om er deze kinderen mee te kastijden, dan twee beren om hen te verscheuren. Maar Elisa wist door de Geest, welk een slechte aard er in die kinderen was, welk een adderengebroed zij waren, en welke boosaardige vijanden zij zouden zijn van Gods profeten, indien zij lang genoeg zouden leven om mannen te worden, die reeds zo vroeg beledigend voor hen waren. Hij bedoelde hiermede de ouders te straffen, en hen bevreesd te maken voor Gods oordelen.
b. Moet God verheerlijkt worden als een rechtvaardig God, die de zonde haat, en haar zelfs in kinderen niet ongestraft zal laten. Laat de ontzettende kreten en het gekerm van deze goddeloze, ongelukkige kinderen ons vlees doen sidderen van vrees voor God. Laat kinderen bevreesd zijn om boze woorden te spreken, want God let op hetgeen zij zeggen. Laat hen niemand bespotten om enigerlei gebrek van lichaam of ziel, maar veeleer medelijden met hen hebben, die er door bezocht zijn, Iaat hen inzonderheid weten dat het op hun gevaar is, als zij Gods volk uitjouwen, of Zijn dienaren, en iemand bespotten voor wl doen. Laat ouders, die genot en vertroosting willen hebben in hun kinderen, hen goed opvoeden, en tijdig alles doen wat zij kunnen om de dwaasheid uit te drijven, die in hun hart gebonden is, want-zoals bisschop Hall zegt-"tevergeefs zien wij uit naar goeds in die kinderen, wier opvoeding wij verwaarloosd hebben, en tevergeefs treuren wij over het wangedrag, dat onze zorg had kunnen voorkomen."
Elisa komt te Bethel en vreest de wraak niet van de ouders, die van hun kinderen beroofd zijn. God, die hem gebood te doen wat hij deed, zal hem ondersteunen en doorhelpen. Vandaar gaat hij naar de berg Karmel, 2 Kings 2:25, waar naar alle waarschijnlijkheid een Godsdienstig huis was, geschikt voor afzondering en nadenken. Vandaar keerde hij terug naar Samaria, waar deze vader van de profeten, daar het een publieke plaats was, het meeste nut kon stichten. Bisschop Hall merkt hier op dat hij nooit een nuttige ziener kan wezen, die f altijd, f nooit alleen is.