Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
2 Kronieken 9

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 9

2 Chronicles 9:1

SALOMO, DOOR DE KONINGIN UIT ARABIË MET GESCHENKEN BEDEELD, HEEFT EEN GROOT INKOMEN

VIII. 2 Chronicles 9:1-2 Chronicles 9:28. Ten gevolge van de tochten naar Ofir komt het gerucht van Salomo's ongewone mate van wijsheid, ook van de koningin van Scheba in zuidelijk Arabië ter ore (Genesis 10:7). Met een talrijk gevolg komt zij tot hem, om door een gesprek met hem in raadselspreuken zijn wijsheid te beproeven, en bevindt, dat hier het gerucht nog verre beneden de werkelijkheid is. Terwijl zij hen gelukkig prijst, die bestendig rondom zo'n man zich mogen bevinden, en de Heere looft, die Zijn volk zulk een koning heeft gegeven, vereert zij Salomo met haar meegebrachte geschenken en ontvangt van deze rijke tegengeschenken, waarop zij naar haar vaderland terugkeert. Hieraan knopen zich nadere opgaven vast, aangaande Salomo's rijkdommen en hulpbronnen, de pracht van zijn hofhouding en de heerlijkheid van zijn koningschaps (Vergelijk 1 Kings 20:1-1 Kings 20:29).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 9

2 Chronicles 9:1

SALOMO, DOOR DE KONINGIN UIT ARABIË MET GESCHENKEN BEDEELD, HEEFT EEN GROOT INKOMEN

VIII. 2 Chronicles 9:1-2 Chronicles 9:28. Ten gevolge van de tochten naar Ofir komt het gerucht van Salomo's ongewone mate van wijsheid, ook van de koningin van Scheba in zuidelijk Arabië ter ore (Genesis 10:7). Met een talrijk gevolg komt zij tot hem, om door een gesprek met hem in raadselspreuken zijn wijsheid te beproeven, en bevindt, dat hier het gerucht nog verre beneden de werkelijkheid is. Terwijl zij hen gelukkig prijst, die bestendig rondom zo'n man zich mogen bevinden, en de Heere looft, die Zijn volk zulk een koning heeft gegeven, vereert zij Salomo met haar meegebrachte geschenken en ontvangt van deze rijke tegengeschenken, waarop zij naar haar vaderland terugkeert. Hieraan knopen zich nadere opgaven vast, aangaande Salomo's rijkdommen en hulpbronnen, de pracht van zijn hofhouding en de heerlijkheid van zijn koningschaps (Vergelijk 1 Kings 20:1-1 Kings 20:29).

Vers 1

1. En toen de koningin van Scheba, van Arabië felix, gelukkig Arabië, het gerucht van de buitengewone wijsheid van Salomo hoorde, kwam zij, om Salomo met raadsels te verzoeken 1), te Jeruzalem, met een zeer zwaar leger, een talrijk gevolg, en kamelen, dragende specerijen en goud in menigte en kostelijk gesteente; en zij kwam tot Salomo, en sprak met hem, al wat in haar hart was, al de raadselspreuken, die zij zich had voorgenomen om hem voor te leggen.

1) "1 Kings 10:1"

Vers 1

1. En toen de koningin van Scheba, van Arabië felix, gelukkig Arabië, het gerucht van de buitengewone wijsheid van Salomo hoorde, kwam zij, om Salomo met raadsels te verzoeken 1), te Jeruzalem, met een zeer zwaar leger, een talrijk gevolg, en kamelen, dragende specerijen en goud in menigte en kostelijk gesteente; en zij kwam tot Salomo, en sprak met hem, al wat in haar hart was, al de raadselspreuken, die zij zich had voorgenomen om hem voor te leggen.

1) "1 Kings 10:1"

Vers 2

2. En Salomo verklaarde haar al haar woorden; en geen ding was er verborgen voor Salomo, dat hij haar niet verklaarde.

Vers 2

2. En Salomo verklaarde haar al haar woorden; en geen ding was er verborgen voor Salomo, dat hij haar niet verklaarde.

Vers 3

3. Als nu de koningin van Scheba zag de wijsheid van Salomo, en het huis, dat hij tot een koninklijk paleis voor zichzelf gebouwd had.

Vers 3

3. Als nu de koningin van Scheba zag de wijsheid van Salomo, en het huis, dat hij tot een koninklijk paleis voor zichzelf gebouwd had.

Vers 4

4. En daarenboven de glans van zijn hofhouding, het voedsel van zijn tafel, en het zitten van zijn knechten, en het staan van zijn dienaren, en hun kledingen en zijn schenkers, en hun kledingen, en zijn opgang, waardoor hij uit zijn koninklijk paleis opging in het huis van de Heere, en dat een werk van bijzondere kunst was, zo was in haar geen geest meer.

1) Hier schijnt van die opgang sprake te zijn, die uit het koninklijk paleis op Zion over het Tyropoïon naar het tempelgebouw voerde en dit met datgene verbond..

Vers 4

4. En daarenboven de glans van zijn hofhouding, het voedsel van zijn tafel, en het zitten van zijn knechten, en het staan van zijn dienaren, en hun kledingen en zijn schenkers, en hun kledingen, en zijn opgang, waardoor hij uit zijn koninklijk paleis opging in het huis van de Heere, en dat een werk van bijzondere kunst was, zo was in haar geen geest meer.

1) Hier schijnt van die opgang sprake te zijn, die uit het koninklijk paleis op Zion over het Tyropoïon naar het tempelgebouw voerde en dit met datgene verbond..

Vers 5

5. En zij zei tot de koning: Het is een waarachtig woord geweest, dat ik in mijn land gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid.

Vers 5

5. En zij zei tot de koning: Het is een waarachtig woord geweest, dat ik in mijn land gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid.

Vers 6

6. En ik heb hun woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben, en mijn ogen dat gezien hebben; en zie, de helft van de grootheid van uw wijsheid is mij niet aangezegd: u hebt overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb. 7. Welgelukzalig zijn uw mannen, en welgelukzalig uw knechten, die gedurig voor uw aangezicht staan, en uw wijsheid horen.

Vers 6

6. En ik heb hun woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben, en mijn ogen dat gezien hebben; en zie, de helft van de grootheid van uw wijsheid is mij niet aangezegd: u hebt overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb. 7. Welgelukzalig zijn uw mannen, en welgelukzalig uw knechten, die gedurig voor uw aangezicht staan, en uw wijsheid horen.

Vers 8

8. Geloofd zij de Heere, uw God, die behagen in u gehad heeft, om u op zijn troon, de Heere, uw God, tot een koning te zetten 1)! overmits de oorzaak hiervan is, dat uw God Israël bemint om het, het volk Israël, in eeuwigheid op te richten, zo heeft Hij u tot een koning over hen gesteld, om recht en gerechtigheid te doen.

1) Hier zegt de koningin van Scheba veel meer dan in 1 Kings 10:9 gemeld werd; zij noemt hier de troon van Israël de troon van de Heere, en erkent dat Salomo de Heere, zijn God tot koning gemaakt was, d.i. hij moest niet alleen op bevel van God als diens onderkoning regeren, maar ook tot lof van de Heere, tot bevordering van de dienst en de vrees van God..

Vers 8

8. Geloofd zij de Heere, uw God, die behagen in u gehad heeft, om u op zijn troon, de Heere, uw God, tot een koning te zetten 1)! overmits de oorzaak hiervan is, dat uw God Israël bemint om het, het volk Israël, in eeuwigheid op te richten, zo heeft Hij u tot een koning over hen gesteld, om recht en gerechtigheid te doen.

1) Hier zegt de koningin van Scheba veel meer dan in 1 Kings 10:9 gemeld werd; zij noemt hier de troon van Israël de troon van de Heere, en erkent dat Salomo de Heere, zijn God tot koning gemaakt was, d.i. hij moest niet alleen op bevel van God als diens onderkoning regeren, maar ook tot lof van de Heere, tot bevordering van de dienst en de vrees van God..

Vers 9

9. En zij gaf de koning, tot bewijs van haar hoge verering,honderdentwintig talenten goud (= 5:654:880 gld.), en specerijen in grote menigte, en kostelijk gesteente; en er was zoals deze specerij, die de koningin van Scheba de koning Salomo gaf, geen geweest er was nooit zoveel specerij naar Jeruzalem gekomen.

Vers 9

9. En zij gaf de koning, tot bewijs van haar hoge verering,honderdentwintig talenten goud (= 5:654:880 gld.), en specerijen in grote menigte, en kostelijk gesteente; en er was zoals deze specerij, die de koningin van Scheba de koning Salomo gaf, geen geweest er was nooit zoveel specerij naar Jeruzalem gekomen.

Vers 10

10. Verder ook om hieraan een opmerking te verbinden omtrent andere kostbaarheden, die op die tijd te Jeruzalem aankwamen Hurams knechten en Salomo's knechten, die goud brachten uit Ofir, brachten algummimhout, sandelhout, en edelgesteente.

Vers 10

10. Verder ook om hieraan een opmerking te verbinden omtrent andere kostbaarheden, die op die tijd te Jeruzalem aankwamen Hurams knechten en Salomo's knechten, die goud brachten uit Ofir, brachten algummimhout, sandelhout, en edelgesteente.

Vers 11

11. En de koning maakte van dat algummimhout hoge gangen tot het huis van de Heere, en tot het huis van de koning (1 Kings 10:12) mitsgaders harpen en luiten voor de zangers; desgelijks ook was te voren in het land van Juda niet gezien geweest.

Vers 11

11. En de koning maakte van dat algummimhout hoge gangen tot het huis van de Heere, en tot het huis van de koning (1 Kings 10:12) mitsgaders harpen en luiten voor de zangers; desgelijks ook was te voren in het land van Juda niet gezien geweest.

Vers 12

12. En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba al haar behagen, wat zij begeerde 1), waarin zij bij het bezichtigen van zijn schatten bijzonder belang stelde, behalve, onaangemerkt zijn tegengeschenk voor hetgeen zij tot de koning gebracht had, zo keerde zij en toog naar haar land, zij en haar knechten.

1) De koningin van Scheba, die van verre uit het gelukkigste land van de wereld tot Salomo komt, hem geschenken brengt en van hem alles verkrijgt, wat zij kon wensen, vertegenwoordigt de koningen, die met hun volken van verre en van nabij tot de enige vredevorst komen, tot de Koning aller koningen en hem zullen heiligen (Psalms 72:10, Isaiah 60:6). Haar bezoek is een geschiedkundige voorspelling ten opzichte van het ware, eeuwige Vrederijk..

Vers 12

12. En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba al haar behagen, wat zij begeerde 1), waarin zij bij het bezichtigen van zijn schatten bijzonder belang stelde, behalve, onaangemerkt zijn tegengeschenk voor hetgeen zij tot de koning gebracht had, zo keerde zij en toog naar haar land, zij en haar knechten.

1) De koningin van Scheba, die van verre uit het gelukkigste land van de wereld tot Salomo komt, hem geschenken brengt en van hem alles verkrijgt, wat zij kon wensen, vertegenwoordigt de koningen, die met hun volken van verre en van nabij tot de enige vredevorst komen, tot de Koning aller koningen en hem zullen heiligen (Psalms 72:10, Isaiah 60:6). Haar bezoek is een geschiedkundige voorspelling ten opzichte van het ware, eeuwige Vrederijk..

Vers 13

13. Het gewicht nu van het goud om hier weer terug te komen op de scheepvaart naar Ofir en andere hulpbronnen van de rijkdom dat voor Salomo op n jaar inkwam, was zeshonderd zesenzestig talenten goud (35:964.000 gld., of 17:982.000 gld.). 15. Daartoe maakte de koning Salomo, tot een te prachtiger uitrusting van zijn lijfwachten, tweehonderd grotere rondassen van geslagen goud; zes honderd sikkels van geslagen goud (= 4:323 Ned. pd.) liet hij opwegen tot elke rondas.

Vers 13

13. Het gewicht nu van het goud om hier weer terug te komen op de scheepvaart naar Ofir en andere hulpbronnen van de rijkdom dat voor Salomo op n jaar inkwam, was zeshonderd zesenzestig talenten goud (35:964.000 gld., of 17:982.000 gld.). 15. Daartoe maakte de koning Salomo, tot een te prachtiger uitrusting van zijn lijfwachten, tweehonderd grotere rondassen van geslagen goud; zes honderd sikkels van geslagen goud (= 4:323 Ned. pd.) liet hij opwegen tot elke rondas.

Vers 16

16. Insgelijks driehonderd kleinere schilden van geslagen goud; drie honderd sikkels goud (= 2:1615 Ned. pd.), liet hij opwegen tot elk schild; en de koning legde ze in het huis van het woud van de Libanon, een afdeling van zijn paleis (1 Kings 7:5).

Vers 16

16. Insgelijks driehonderd kleinere schilden van geslagen goud; drie honderd sikkels goud (= 2:1615 Ned. pd.), liet hij opwegen tot elk schild; en de koning legde ze in het huis van het woud van de Libanon, een afdeling van zijn paleis (1 Kings 7:5).

Vers 17

17. Nog maakte de koning, voor de troonzaal in zijn paleis (1 Kings 7:7), een grote elpenbenen troon, en hij overtoog die met louter goud (1 Kings 10:18).

Vers 17

17. Nog maakte de koning, voor de troonzaal in zijn paleis (1 Kings 7:7), een grote elpenbenen troon, en hij overtoog die met louter goud (1 Kings 10:18).

Vers 18

18. En de troon had zes trappen en een voetbank van goud, aan de troon, aan zijn voet vast zijnde, en leuningen aan beide zijden, tot de zitplaats, de zetel, toe, en twee leeuwen als veelbetekenend zinnebeeld van David's huis, stonden bij de leuningen.

Vers 18

18. En de troon had zes trappen en een voetbank van goud, aan de troon, aan zijn voet vast zijnde, en leuningen aan beide zijden, tot de zitplaats, de zetel, toe, en twee leeuwen als veelbetekenend zinnebeeld van David's huis, stonden bij de leuningen.

Vers 19

19. En twaalf leeuwen, als symbool en zinnebeeld van de 12 stammen van Israël, stonden daar aan beide zijden, op de zes trappen: desgelijks zo'n prachtige koningstroon, is in geen koninkrijk van die tijd gemaakt geweest.

Vers 19

19. En twaalf leeuwen, als symbool en zinnebeeld van de 12 stammen van Israël, stonden daar aan beide zijden, op de zes trappen: desgelijks zo'n prachtige koningstroon, is in geen koninkrijk van die tijd gemaakt geweest.

Vers 20

20. Ook waren alle drinkvaten van de koning Salomo van goud, en alle vaten van het huis van het woud van de Libanon waren van gesloten fijn goud; het zilver was in de dagen van Salomo niet voor iets geacht, zodat men het ook in het geheel niet voor huisraad van de koninklijke hofhouding gebruikte.

Vers 20

20. Ook waren alle drinkvaten van de koning Salomo van goud, en alle vaten van het huis van het woud van de Libanon waren van gesloten fijn goud; het zilver was in de dagen van Salomo niet voor iets geacht, zodat men het ook in het geheel niet voor huisraad van de koninklijke hofhouding gebruikte.

Vers 21

21. Want des konings schepen 1) voeren naar Tarsis, met de knechten van Huram; eens in drie jaren kwamen de schepen van Tarsis in, heen en terug, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen, en pauwen.

1) "1 Kings 10:22"

Vers 21

21. Want des konings schepen 1) voeren naar Tarsis, met de knechten van Huram; eens in drie jaren kwamen de schepen van Tarsis in, heen en terug, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen, en pauwen.

1) "1 Kings 10:22"

Vers 22

22. Alzo, ten gevolge van deze overrijke hulpbronnen, werd de koning Salomo groter dan alle koningen van de aarde in rijkdom en wijsheid, zoals God hem beloofd had (2 Chronicles 1:11 vv.).

Vers 22

22. Alzo, ten gevolge van deze overrijke hulpbronnen, werd de koning Salomo groter dan alle koningen van de aarde in rijkdom en wijsheid, zoals God hem beloofd had (2 Chronicles 1:11 vv.).

Vers 23

23. En alle koningen van de aarde, evenals de koningin van Scheba (2 Chronicles 9:1), zochten Salomo's aangezicht, om zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had.

Vers 23

23. En alle koningen van de aarde, evenals de koningin van Scheba (2 Chronicles 9:1), zochten Salomo's aangezicht, om zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had.

Vers 24

24. En zij brachten, door dezelfde verering als de koningin gedreven, hem een ieder zijn geschenk, zilveren vaten, en gouden vaten, en kleen (Jud 14:19), harnas (wapenrustingen), en specerijen, in het bijzonder ook echte balsem, zoals later in de tuinen te Jericho en bij Engedi geteeld werd, paarden, en muilezels, muildieren, van elk van jaar tot jaar 1).

1) Dit wil zeggen, dat deze geschenken het karakter verkregen van een jaarlijks inkomen. 25. Ook had Salomo vierduizend paardenstallen, en wagens, en twaalfduizend ruiteren; en hij leide ze eensdeels in de wagensteden, en bracht ze anderdeels onder dak bij de koning te Jeruzalem (2 Chronicles 1:14).

Vers 24

24. En zij brachten, door dezelfde verering als de koningin gedreven, hem een ieder zijn geschenk, zilveren vaten, en gouden vaten, en kleen (Jud 14:19), harnas (wapenrustingen), en specerijen, in het bijzonder ook echte balsem, zoals later in de tuinen te Jericho en bij Engedi geteeld werd, paarden, en muilezels, muildieren, van elk van jaar tot jaar 1).

1) Dit wil zeggen, dat deze geschenken het karakter verkregen van een jaarlijks inkomen. 25. Ook had Salomo vierduizend paardenstallen, en wagens, en twaalfduizend ruiteren; en hij leide ze eensdeels in de wagensteden, en bracht ze anderdeels onder dak bij de koning te Jeruzalem (2 Chronicles 1:14).

Vers 26

26. En hij heerste over alle koningen, koninkrijken of landen, van de rivier, de Eufraat in het noordoosten tot aan het land van de Filistijnen in het zuidwesten, en tot aan de landpaal van Egypte in het zuiden (1 Kings 4:21).

Vers 26

26. En hij heerste over alle koningen, koninkrijken of landen, van de rivier, de Eufraat in het noordoosten tot aan het land van de Filistijnen in het zuidwesten, en tot aan de landpaal van Egypte in het zuiden (1 Kings 4:21).

Vers 27

27. Ook maakte de koning, door de buitengewone rijkdommen, die hij het land toevoerde, het zilver te Jeruzalem te zijn als stenen, die buiten in het veld overal in het rond liggen, en de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgenbomen, sycomoren, die in de laagte, de vlakte langs de zee, zijn, in menigte (2 Chronicles 1:15).

Vers 27

27. Ook maakte de koning, door de buitengewone rijkdommen, die hij het land toevoerde, het zilver te Jeruzalem te zijn als stenen, die buiten in het veld overal in het rond liggen, en de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgenbomen, sycomoren, die in de laagte, de vlakte langs de zee, zijn, in menigte (2 Chronicles 1:15).

Vers 28

28. En zij brachten voor Salomo paarden uit Egypte, en voorwerpen van waarde uit al die landen 1) (2 Chronicles 1:16).

1) Het is verwonderlijk, hoe zo iets zich snel kan ophopen en ook spoedig weer kan verdwijnen. De mens zou het ook niet kunnen verdragen, wanneer het altijd zo was. Zij zouden dan nog veel meer van God verwijderen en in het schepsel opgaan, zoals het dan ook bij Salomo niet lang goed gegaan is. Hij had wat door zijn vader David was verworven, te genieten, waarvan deze eerst door het kruis had moeten gaan. Daarentegen Salomo is dadelijk in het bezit gekomen. Dit is een zeer groot onderscheid..

IX. 2 Chronicles 9:29-2 Chronicles 9:31. Terwijl de afgoderij, waartoe Salomo tengevolge van zijn liefde tot vreemde vrouwen in zijn ouderdom verviel, en insgelijks het goddelijke strafvonnis, dat deswegen over zijn huis kwam (1 Kings 11:1-1 Kings 11:40) wordt overgeslagen, gaat de Schrijver, voor wie Salomo zijn hoofdbetekenis als bouwer van de tempel heeft, haastig over tot het slot van de geschiedenis van deze overigens zo hoog begenadigde koning, terwijl Hij met verwijzing naar andere geschriften, waar meer van hem te lezen is, nog de duur van zijn regering en zijn levenseinde bericht. (Vergelijk 1 Kings 11:41-1 Kings 11:43).

Vers 28

28. En zij brachten voor Salomo paarden uit Egypte, en voorwerpen van waarde uit al die landen 1) (2 Chronicles 1:16).

1) Het is verwonderlijk, hoe zo iets zich snel kan ophopen en ook spoedig weer kan verdwijnen. De mens zou het ook niet kunnen verdragen, wanneer het altijd zo was. Zij zouden dan nog veel meer van God verwijderen en in het schepsel opgaan, zoals het dan ook bij Salomo niet lang goed gegaan is. Hij had wat door zijn vader David was verworven, te genieten, waarvan deze eerst door het kruis had moeten gaan. Daarentegen Salomo is dadelijk in het bezit gekomen. Dit is een zeer groot onderscheid..

IX. 2 Chronicles 9:29-2 Chronicles 9:31. Terwijl de afgoderij, waartoe Salomo tengevolge van zijn liefde tot vreemde vrouwen in zijn ouderdom verviel, en insgelijks het goddelijke strafvonnis, dat deswegen over zijn huis kwam (1 Kings 11:1-1 Kings 11:40) wordt overgeslagen, gaat de Schrijver, voor wie Salomo zijn hoofdbetekenis als bouwer van de tempel heeft, haastig over tot het slot van de geschiedenis van deze overigens zo hoog begenadigde koning, terwijl Hij met verwijzing naar andere geschriften, waar meer van hem te lezen is, nog de duur van zijn regering en zijn levenseinde bericht. (Vergelijk 1 Kings 11:41-1 Kings 11:43).

Vers 29

29. Het overige nu van de geschiedenissen van Salomo, van de eerste en van de laatste (1 Chronicles 29:29), zijn die niet geschreven in de woorden van Nathan, de profeet, en in de profetie van Ahia, de Siloniet, en in de gezichten van Jedi, de ziener, aangaande Jerobeam, de zoon van Nebat? zoals ook in het uit deze drie afzonderlijke geschriften samengestelde geheel: "het boek van de geschiedenissen van Salomo" (1 Kings 11:41).

1) Van de laatste levensjaren aan Salomo vermeldt de gewijde Schrijver niets. Niet, om de zonde en de afval van de wijze koning opzettelijk te verzwijgen. De Heilige Geest verzwijgt nergens, waar het moet, de zonden van Gods kinderen. Hij verwijst dan ook naar andere, toen bekende geschriften, waarin van de laatste daden van Salomo is melding gemaakt. De enige reden is omdat voor de Schrijver Salomo's hoge betekenis ligt in de kost lijken Tempelbouw.

Vers 29

29. Het overige nu van de geschiedenissen van Salomo, van de eerste en van de laatste (1 Chronicles 29:29), zijn die niet geschreven in de woorden van Nathan, de profeet, en in de profetie van Ahia, de Siloniet, en in de gezichten van Jedi, de ziener, aangaande Jerobeam, de zoon van Nebat? zoals ook in het uit deze drie afzonderlijke geschriften samengestelde geheel: "het boek van de geschiedenissen van Salomo" (1 Kings 11:41).

1) Van de laatste levensjaren aan Salomo vermeldt de gewijde Schrijver niets. Niet, om de zonde en de afval van de wijze koning opzettelijk te verzwijgen. De Heilige Geest verzwijgt nergens, waar het moet, de zonden van Gods kinderen. Hij verwijst dan ook naar andere, toen bekende geschriften, waarin van de laatste daden van Salomo is melding gemaakt. De enige reden is omdat voor de Schrijver Salomo's hoge betekenis ligt in de kost lijken Tempelbouw.

Vers 30

30. En Salomo regeerde te Jeruzalem over gans Israël, veertig jaren, van 1015-975 v r Christus. 31. En Salomo ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad van zijn vader David 1) (1 Kings 2:10); en zijn enige zoon Rehabeam, buiten wie hij slechts nog twee dochters had (1 Kings 4:11,1 Kings 4:15), werd koning in zijne plaats.

Vers 30

30. En Salomo regeerde te Jeruzalem over gans Israël, veertig jaren, van 1015-975 v r Christus. 31. En Salomo ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad van zijn vader David 1) (1 Kings 2:10); en zijn enige zoon Rehabeam, buiten wie hij slechts nog twee dochters had (1 Kings 4:11,1 Kings 4:15), werd koning in zijne plaats.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 9". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-chronicles-9.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile