Lectionary Calendar
Friday, May 3rd, 2024
the Fifth Week after Easter
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Zefanja 3

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ZEFANJA 3

Wij keren nu naar Jeruzalem terug en vernemen, wat God tot haar te zeggen heeft,

I. Als bestraffing en bedreiging, om de overvloed van ongerechtigheid, in haar gevonden, waarvan verscheidene voorbeelden genoemd worden, nog verergerd door de omstandigheden, Zephaniah 3:1.

II. Als belofte van barmhartigheid en genade, die God nog voor hen bewaarde. Die belofte is tweeërlei:

1. Dat God heerlijk werk van reformatie onder hen zou tot stand brengen, hen van hun zonde reinigen en tot Zich terugvoeren, deze belofte wordt op verschillende wijze toegezegd, Zephaniah 3:8.

2. Dat Hij heerlijk werk van de zaligheid onder hen werken zou, wanneer Hu hen daarvoor toebereid had, Zephaniah 3:14. Zo "zou de Verlosser uit Sion komen", en om Zijn paden recht te maken, "de goddeloosheden van Jakob afwenden". Deze beloften zouden haar volle vervulling hebben in de tijd en door de genade des Evangelies.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ZEFANJA 3

Wij keren nu naar Jeruzalem terug en vernemen, wat God tot haar te zeggen heeft,

I. Als bestraffing en bedreiging, om de overvloed van ongerechtigheid, in haar gevonden, waarvan verscheidene voorbeelden genoemd worden, nog verergerd door de omstandigheden, Zephaniah 3:1.

II. Als belofte van barmhartigheid en genade, die God nog voor hen bewaarde. Die belofte is tweeërlei:

1. Dat God heerlijk werk van reformatie onder hen zou tot stand brengen, hen van hun zonde reinigen en tot Zich terugvoeren, deze belofte wordt op verschillende wijze toegezegd, Zephaniah 3:8.

2. Dat Hij heerlijk werk van de zaligheid onder hen werken zou, wanneer Hu hen daarvoor toebereid had, Zephaniah 3:14. Zo "zou de Verlosser uit Sion komen", en om Zijn paden recht te maken, "de goddeloosheden van Jakob afwenden". Deze beloften zouden haar volle vervulling hebben in de tijd en door de genade des Evangelies.

Verzen 1-20

Zefanja 3:1-20

Men moet zich verbazen, dat Jeruzalem, de heilige stad, waar God bekend en Zijn naam groot was, een stad was, met zo zwarte kool getekend als hier het geval is, dat een plaats, waar zulk overvloed van genade was ten toon gespreid, zo verdorven en slecht was geworden, en dat God dat toegelaten had. En toch is het zo, om aan te tonen, dat de wet geen ding volmaakt heeft. Maar indien Jeruzalem zo diep gezonken was (en daaraan valt niet te twijfelen, aangezien Gods oordeel nooit overdrijft), dan is het geen wonder, dat de profeet begint met haar wee! toe te roepen. Want de heilige God haat de zonde ook in degenen, die Hem het naast staan, ja in dezulken het meest zondige toestand is en zal altijd zijn toestand van dreigend wee.

I. Hier wordt een uiterst slecht tafereel opgehangen van de stad in het algemeen. Hoe is de getrouwe stad een hoer geworden!

1. Zij maakt zich te schande, zij is ijselijk en bevlekt, Zephaniah 3:1, heeft zich te schande gemaakt (gelijk sommigen lezen), de gulzige stad (naar de Engelse kanttekening), altijd vol zorg en bemoeienis voor het vlees, om aan deszelfs lusten te voldoen. Zonde is de vuilheid en bevlekking van personen en plaatsen en maakt ze verwerpelijk in het oog van de heilige God.

2. Zij doet haar inwoners en naburen onrecht ze is de verdrukkende stad. Geen plaats had ooit inzettingen en rechten, zo rechtvaardig als deze stad, en geen was echter ooit zo vol ongerechtigheid.

3. Zij verwekt God tot toorn, en wandelt in elk opzicht in strijd met Zijn geboden, Zephaniah 3:2. Hij had Zijn wet gegeven en door Zijn dienaren de profeten tot haar gesproken, haar verkondigende wat goed zij doen, en wat kwaad zij laten zou, maar zij gehoorzaamde niet, zij hoorde naar de stem niet, noch trok zich iets aan van hetgeen Hij haar gebood. Hij had ze onder voortreffelijke tucht gesteld, beide van Zijn Woord en van Zijn roede, maar zij had noch het onderricht van het ene, noch de kastijding van de andere aangenomen, zij had zich noch aan Gods wil onderworpen noch Zijn bedoelingen geëerd. Hij had haar aangemoedigd, op Hem te vertrouwen, op Zijn macht en beloften, om haar van alle kwaad te bevrijden en met alle goed te verzorgen. Maar zij had niet op de Heer vertrouwd. Haar hoop had zij gevestigd op haar verbonden met andere volken, meer dan op Gods verbond met haar. Hij had haar tekenen van Zijn tegenwoordigheid gegeven en voorschriften omtrent gemeenschapsoefening met Hem geschonken, maar zij was tot haar God niet genaderd en had Hem niet ontmoet op de plaats, die Hij bepaald en waar Hij toegezegd had, haar te zullen ontmoeten. Zij had zich op afstand gehouden en tot de Almachtige gezegd: "Ga uit!"

II. Hier is een slecht getuigenis aangaande de leidslieden van de stad. Zij, die door hun invloed ondeugd en heiligschennis moesten onderdrukken, waren de grote voorbeelden en begunstigers van de goddeloosheid, die haar genezen moesten, veroorzaakten de vreselijkste ziekte.

1. Haar vorsten zijn brullende leeuwen, wreed en wraakzuchtig die overal hun prooi maken en algemeen gehaat en gevreesd worden, zij gebruiken hun macht ten verderve en niet ter opbouwing.

2. Haar rechters, die de beledigde onschuld moesten beschermen, zijn avondwolven, roofgierig en onverzadelijk, en in hun wreedheid en begerigheid nooit voldaan. Zij breken de beenderen niet tot aan de morgen, zij scheppen zoveel vermaak en wellust in wreedheid en verdrukking, dat zij, wanneer zij rechtvaardige omgebracht hebben, zijn beenderen als een lekkernij tot de anderen morgen bewaren, om er dan op te kluiven, Job 31:31. Haar profeten zijn lichtvaardig, zij meeste bijzondere gezanten des hemels voor hen zijn, maar zij zijn vol ijdele verbeelding, oppervlakkig en lichtzinnig, los in de mond, mensen zonder bestendigheid, op wie men zich niet kan verlaten. Zij waren zo gewoon te schertsen, dat men moeilijk kan weten, wanneer zij in ernst spraken. Hun voorgewende profetieën waren louter bedrog en in stilte lachten zij om de lichtgelovigheid dergenen, die zich door hen lieten bedriegen.

3. Haar priesters, die krachtens hun ambt als leraars moesten optreden en de heilige dingen bedienen, waren ontrouw in hun bediening en verraders van het hun toevertrouwd ambt. Zij moesten de reinheid van het heiligdom bewaren, maar verontreinigden het zelf met de heilige offers, die zij hadden te brengen. Priesters gelijk Hofni en Pinehas, die door hun goddeloos leven oorzaak waren, dat de lieden het spijsoffer des Heeren verachten, 1 Samuel 2:17. Zij behoorden de wet uit te leggen en te betrachten en naar de wet te oordelen, maar deden in hun verklaring, van de wet geweld aan zij verdraaiden de zin van de wet en misbruikten om goed te praten wat er in lijnrechte tegenspraak mee was. Door averechtse omzetting lieten zij de wet zeggen wat hun behaagde en maakten ze op die wijze krachteloos.

III. Wat deze algemene verdorvenheid onder alle rangen en standen in Jeruzalem nog verzwaart.

1. Zij hadden de tekenen van Gods tegenwoordigheid in hun midden, met al de voordelen, aan de kennis van Zijn wil verbonden, met de sterkst mogelijke aansporing om die te volbrengen, en toch volhardden zij in hun ongehoorzaamheid, Zephaniah 3:5,

a. Zij hadden de eer en het voorrecht van de Schechina, Gods woonstede in hun land, zoals Hij bij geen ander volk verkeerde. De rechtvaardige Heer is in het midden van u, om kennis te nemen van alles wat zij verkeerd doet, en goed te keuren al wat zij goed verricht. Hij is in het midden van haar als heilig God, en daarom is haar onreinheid te aanstotelijker, Deuteronomy 23:14. Hij is in het midden van u als rechtvaardig God, die dus de Hem aangedane beledigingen straffen zal, en het anderen veroorzaakte leed wreken.

b. Zij hadden Gods eigen voorbeeld voor zich in de openbaring, die Hij van Zich zelf had gegeven, opdat zij zich daarnaar schikken zouden: Hij doet geen onrecht, en daarom moet gij het ook niet doen, want dit is de grote regel van Zijn ordinantiën: "Zijt heilig, want Ik ben heilig". God zal u getrouw zijn, weest gijlieden Hem niet ontrouw.

c. Hij had hun Zijn profeten gezonden, vroeg op zijnde en zendende: alle morgen geeft Hij Zijn recht in het licht, even gewis als de morgen komt, er ontbreekt niets. Hij toont hun duidelijk, welk goed Hij van hen verwacht en herinnert hen daaraan, Hij wekt alle morgen, Isaiah 50:4, wekt Zijn profeten met de opgaande zon en brengt de dingen aan het licht, die tot hun vrede dienen. Zo, dat men vragen mag: Wat kon er nog meer aan Zijn wijngaard gedaan worden, om die vruchtbaar te maken? Isaiah 5:4. En toch, tenslotte weet de verkeerde van geen schaamte, die onrecht deden, doen het nog en schamen zich niet over hun ongerechtigheid noch blozen erover. Indien zij nog enig besef van eer, enig schaamtegevoel bezaten, zouden zij niet zo in tegenspraak met hun belijdenis handelen, juist het tegendeel doen van wat hun geboden is. Maar wie geen schaamte meer kennen, kunnen ook niet meer gered worden. 2. God had enige merkwaardige gedenktekenen van Zijn rechtvaardigheid voor hun ogen gesteld, om hen te waarschuwen, Zephaniah 3:6. "Ik heb de heidenen uitgeroeid, de zeven volken van Kanan, die het land heeft uitgespuwd om hun goddeloosheid, en daarbij heb Ik u gewaarschuwd, toe te zien, dat het land ook u niet uitspuwde", Leviticus 18:28. Die woorden kunnen ook slaan op naburige volken, die evens om hun ongerechtigheid waren verdreven, vooral de tien stammen Israëls. Hun hoeken of torens zijn verwoest, hun sterke, hoge torens, hun hoogmoed en macht is verbroken. Hun straten eenzaam gemaakt, zodat er niemand door gaat, hun steden zijn verstoord en liggen in puin" zodat er niemand is, zodat er geen inwoner is, allen gedood of in gevangenschap weggevoerd. De vijanden hadden dat gedaan, maar God noemt Zich de Bewerker: "Ik heb ze uitgeroeid," zegt Hij. En God bedoelt daarmede een vermaning aan Jeruzalem, Ezechiël 23:9, 11. "Ik zei: Immers zult gij Mij vrezen, " zeker zullen deze oordelen, aan anderen geoefend, u weerhouden van hun goddeloos voorbeeld na te volgen, gij zult de tucht aannemen, in deze leidingen u geschonken, dit mocht redelijkerwijze van u verwacht worden dat gij niet voort zou gaan met te zondigen gelijk de andere volken, nu ge ziet, welke ellende de zonde over hen heeft gebracht. Zij moesten wel zien, dat hun eigen huis gevaar liep, nu dat van hun buurman in brand stond, wanneer wij verschrikt worden, moeten wij God vrezen.

3. Hij had hun voorgesteld leven en dood, goed en kwaad, beide door Zijn woord en Zijn voorzienigheid.

a. Hij had hun verzekerd, dat hun voorspoed blijvend zou zijn, indien zij Hem wilden vrezen en de tucht aannemen, dan zou haar woning niet uitgeroeid worden gelijk die van haar naasten, als ze de vermaning maar ter harte nam en zich bekeerde, zouden haar vorige zonden uitgedelgd en haar vrede verlengd worden.

b. Hij had haar de pijn van de roede doen gevoelen, hoewel Hij haar het zwaard had gespaard. Al wat Ik haar bezocht hebbe, opdat zij, gekastijd, niet geoordeeld zou worden, heeft niet gebaat. Verscheidene wegen had God met haar bewandeld, om haar terug te roepen maar alles tevergeefs, zachte middelen hadden haar niet gewonnen, en strenge evenmin. Zij hebben zich vroeg opgemaakt, zij hebben al hun handelingen verdorven. Zij werden stouter en ijveriger in hun ongerechtigheid dan ooit, gaven zich met minder bedachtzaamheid en terughouding aan hun lusten over. Zij lieten geen gelegenheid voorbijgegaan om die bot te vieren. God was vroeg op en zond hun Zijn profeten om hen terug te roepen en terug te leiden, maar zij waren nog voor Hem op, om de deur voor Hem toe te sluiten en te grendelen. Hun goddeloosheid was algemeen: zij hebben al hun handelingen verdorven, alles hun eigen schuld. Zij konden de verleider niet verwijten wat ze zelf gedaan hadden, willens en wetens hadden zij al hun handelingen verdorven want ieder wordt verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt.

Het zag er in Jeruzalem, volgens de voorgaande verzen, jammerlijk slecht uit, zij had een zeer slechte naam verworven en scheen onherstelbaar, ongeneselijk, onaandoenlijk beide voor Gods barmhartigheid en voor Zijn oordelen. Nu valt gemakkelijk te raden wat volgen moest. Niets anders kan verwacht worden, dan dat zij, als verworpen zilver, Jeremiah 6:30, ten enenmale verlaten en aan de ellende prijs gegeven wordt. Nu geen profeten en geen goddelijke voorzienigheid iets hebben kunnen uitwerken, laat ze ten ondergang overgegeven worden, gelijk haar naburen. Maar aanschouw nu en bewonder de rijkdom van de goddelijke genade, die uit `s mensen ongerechtigheid aanleiding neemt om te heerlijker te schitteren. Zij werd al slechter en slechter, daarom verwacht Mij, spreekt de Heer, Zephaniah 3:8. Wijl de wet klaarblijkelijk geen ding volmaakt heeft, zal de aanleiding tot een betere hoop, door welke wij tot God genaken, dat volbrengen. Laat hen, die over de verdorvenheid van de kerk klagen, God verwachten, totdat Hij Zijn Zoon in de wereld zendt om Zijn volk zalig te maken van hun zonden, totdat Hij Zijn Evangelie zendt om Zijn kerk te hervormen en te louteren, en Zich een eigen volk te reinigen, beide van Joden en heidenen. En er waren er, die, naar deze aanwijzing en bemoediging, de verlossing in Jeruzalem verwachtten, en die lang verwachte verlossing is eindelijk gekomen Luke 2:38. "Tot een oordeel zou Jezus in de wereld komen", John 9:39.

I. Om te wreken wat Zijn kerk was aangedaan, om de vijanden van de kerk ten onder te brengen en te verdoen, waarvan de verwoesting van Babel en van andere verdrukkers van Gods volk een type is geweest en ons een moedgevend voorteken zou zijn. "Gij zijt opgevaren naar de hoge Gij hebt gevangenen meegevoerd", Psalms 68:19, de machten van de duisternis overwinnen en vernietigen, met de koningen en de aarde en de vorsten, die tezamen beraadslagen tegen de Heer en tegen Zijn Gezalfde, die Hij meteen ijzeren scepter zal verpletteren, Psalms 2:5, Psalms 2:9. Zijn vast voornemen is, de heidenen te verzamelen en de koninkrijken te vergaderen, Zephaniah 3:8. Door het Evangelie van Christus, aan alle creaturen gepredikt, worden alle natiën opgeroepen, om als het ware als een groot geheel te verschijnen voor de Heer Jezus, die eerlang Zijn koninkrijk in deze wereld zou oprichten. Maar aangezien het grootste deel van de mensheid aan deze oproeping geen gehoor geeft, zal Hij over hen Zijn gramschap, de ganse hittigheid Zijns toorns uitstorten, want wie niet gelooft, is alreeds veroordeeld. Ten tijde van de oprichting van het koninkrijk van de Messias zal er op aarde benauwdheid van de volken met twijfelmoedigheid zijn, Luke 21:25, grote verdrukking, hoedanig niet geweest is van het begin van de wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal, Matthew 24:21. Dan giet God Zijn gramschap, ja de hitte van Zijn toorn over de volken uit, om hun verbittering en grote toorn tegen de Messias en Zijn rijk, Psalms 2:1, Psalms 2:2. Dan zal de ganse aarde verteerd worden door het vuur van Zijn ijver, hoofdst. 1:18. Beide Joden en heidenen zullen tot vergelding geroepen worden om hun vijandschap tegen het Evangelie. Overheden en machten zullen dan uitgetogen en in het openbaar tentoongesteld worden, Colossians 2:15, en de zegepralende Verlosser zal over hen triomferen. "Het einde dergenen, die op aarde blijven en aardse dingen bedenken, nadat God het koninkrijk van de hemelen onder hen zal hebben opgericht, zal wezen het verderf, zij zullen verteerd worden door het vuur van Zijn ijvers."

II. Om te herstellen wat Hij in Zijn kerk verkeerd vindt. Wanneer God het herstel van Israël en de hernieuwing van vrede en welvaart op het oog heeft, dan bereidt Hij de weg voor dit plan door reformatie en herleving van deugd en godzaligheid. Want het is Gods wijze van doen, zo met bijzondere personen als met mensengroepen, ze eerst heilig en dan zalig te maken. Deze beloften vonden haar verwezenlijking ten dele na de terugkeer van de Joden uit Babel, toen zij door hun gevangenschap grondig van alle afgoderij genezen waren, dit was een heerlijke vrucht, de wegneming van een grote zonde. Maar de beloften hebben een verdere strekking, zij doelen op de uitwerking van het Evangelie van de genade en op de tijden van de verbetering, waarin wij leven, Hebrews 9:10.

1. Beloofd wordt, dat er een reformatie zei zijn in de taal van de mensen, die in het algemeen bedorven was, maar nu met zout smakelijk zal gemaakt worden, Zephaniah 3:9. Gewis, dan zal Ik tot de volken een reine spraak wenden: Ik zal de volken van hun kwade samensprekingen, die de goede zeden onder hen bijna hadden bedorven, tot een reine spraak terug voeren. Zie, genade zuivert ook de taal, niet door die geestig, maar verstandig te maken. Onder de Joden was na de ballingschap, een zuivering van tongval nodig, want zij hadden de tale Kanans na die van Asdod vermengd Nehemiah 13:24, en die verbastering zal hersteld worden. Maar dat is niet alles, hun taal zal gereinigd worden van alle profaanheid, vuilheid en valsheid. "Ik zal ze aan een uitgezochte spraak wennen," gelijk sommigen vertalen, zij zullen niet onbedacht, maar met nadenken en voorzichtig spreken, zij zullen hun woorden wikken en wegen. Zie, een geest van reinheid en vroomheid in de omgangstaal is een gelukkig voorteken bij een volk, andere zegeningen en genadegaven zal God hun schenken, waar Hij een reine spraak heeft gewrocht onder mensen van onreine lippen.

2. Naar Gods wil, zal men zich nauwgezetter aan Zijn dienst houden en meer eenstemmig die waarnemen. In plaats van slachtoffer en reukwerk zal men de naam des Heeren aanroepen. Het gebed is de geestelijke offerande, waarmede God geëerd moet worden, en om ons daarvoor te bekwamen, hebben wij beslist een reine spraak nodig. Wij zijn ten enenmale onbekwaam om Gods naam op onze lippen te nemen, tenzij die lippen gereinigd worden. De zuivering van de taal in de dagelijkse omgang is nodig, om de woorden onzes monds en de overdenking onzes harten aangenaam te maken voor Gods aangezicht, "want hoe kan een fontein uit een zelfde bron het zoet en het bitter doe opwellen? James 3:9. Eveneens wordt beloofd, dat zij, nu hun sprake gereinigd is, Hem dienen zullen met eenparige schouder, zinspelende op een koppel ossen in een juk. Wanneer Christenen eenstemmig zijn in de dienst des Heeren, gaat het werk vol vreugde voort. Dit is de uitwerking van de reine taal, bevrijd van hartstocht, nijd en bedilzucht. Zie, reinheid is de weg tot eenheid, de hervorming van de manieren is de weg tot wel verstaan. De wijsheid, die van boven is, die is ten eerste zuiver, daarna vreedzaam, James 3:17.

3. Dat zij, die van God afgedwaald waren, tot Hem terugkeren en door Hem aangenomen zullen worden, Zephaniah 3:10. Van de zijden van de rivieren van de Moren, dit is van Egypte, in Jesaja 18:I zo beschreven, en van andere afgelegen landen, zullen Mijn ernstige aanbidders, met de dochter Mijner verstrooiden, Mijn offeranden brengen. Zij, die door de verre afstand God bijna vergeten hadden en tegelijk hun verplichting jegens Hem, zullen daaraan worden herinnerd, gelijk de verloren zoon in het vergelegen land. Zij, die door hun verstrooiïng, onder de tekenen van Zijn misnoegen, bevreesd mochten zijn geworden om tot Hem te naderen, zelfs die zullen onder Zijn vleugelen verzameld worden, de dochter Mijner verstrooiden, dat is: die ver weg woont, zal gevonden worden onder degenen, die de Heer onze God zal roepen. Hoe ver ook verspreid, Hij zal ze als de Zijnen erkennen, dat Hij ze Zijn verstrooiden noemt brengt hun eer, voldoende om tegen de smaad van hun verstrooiïng op te wegen. Dezen zullen komen,

a. Met hun nederige gebeden: Zij zijn Mijn ernstige aanbidders. Zie, wie bekeerd is is ook een ernstige aanbidder, zij pleiten niet slechts, maar bidden hun Rechter om genade Job 9:15. Waar ze ook zijn, al ware het van de zijden van de rivieren van de Moren, een ontzaglijk eind van dit huis des gebeds, Zijn oog rust op hen en Zijn oor is open voor hen, zij zijn Zijn aanbidders.

b. Met hun geestelijke offeranden: "Zij zullen Mijn offeranden brengen," Romans 12:1. De bekering van de heidenen wordt de offerande van de heidenen genoemd, Romans 15:16, en daarmede zullen ze de Evangelie-offers van gebed en lof en aalmoezen brengen, die God aangenaam zijn.

4. Dat zonde en zondaars zullen weggenomen worden van onder hen, Zephaniah 3:11, God zal wegnemen, a. Wat hun terecht verweten werd. Te die dage zult gij niet beschaamd wezen wegens al uw handelingen. Zij zullen beschaamd zijn als boetvaardige en dat blijven, Ezechiël 16:63, maar zij zullen niet beschaamd wezen als zondaars, die tot hun dwaasheid terugkeren. Gij zult niet beschaamd wezen, dat is: gij zult niet langer schandelijke dingen doen gelijk gij gedaan hebt. Wanneer de schuld van de zonde door vergevende genade is weggenomen, wordt ook het verwijt van des zondaars consciëntie dat gezuiverd en verzoend en van dode werken gereinigd is, afgewenteld. Wanneer goddeloosheid en goddelozen onder een volk overvloedig voorkomen, dan schamen zich de weinige godvruchtigen over hen en over hun land maar wanneer zondaars bekeerd worden, verdwijnt de schaamte en derzelver oorzaak.

b. Hun onrechtvaardig roemen. Ik zal uit het midden van u wegnemen die van vreugde opspringen over uw hovaardij, niet alleen de heiligschenners, die het land tot schande verstrekken, maar ook de huichelaars, die uitwendig heilig schijnen en over uw hovaardij om de heilige stad, het heilige huis, opspringen. Die waren inderdaad Israëls roem, maar zij waren er hovaardig op en verheugden er zich in, als waren ze het onoverwinnelijk bolwerk om hen in hun zondige wegen te beveiligen. Zij steunden op hun rechtvaardigheid en sterkte, zich beroemende op de tempel van de Heer, Jeremiah 7:4. Zij verhieven zich om Zijns heiligen bergs wil, waren verwaand, spotten met anderen, en minachtten zelfs Gods oordelen. Zie, kerkelijke voorrechten worden, wanneer men er geen gepast gebruik van maakt, licht een oorzaak van hoogmoed en grond voor ongegronde zekerheid. Maar die zelfverheffing is God het meest een gruwel, die door ingebeelde heiligheid gesteund en gevoed wordt. God zal ze tot zwijgen brengen en wegnemen.

5. God zal een overblijfsel van heilig, ernstig, nederig volk onder hen overhouden, dat de troost zal smaken van zijn verhouding tot God en zijn hulp van Hem verwacht, Zephaniah 3:12. Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk. Toen de Chaldeën de Joden in gevangenschap wegvoerden, lieten zij de armsten des lands tot wijngaardeniers en tot akkerlieden, 2 Kings 25:12, achter, een type en voorbeeld van Gods uitverkoren overblijfsel, dat Hij Zich voorbehoudt. Zij zijn ellendig en arm, laag in de wereld, dezulken heeft God verkoren, James 2:5. De armen wordt het Evangelie verkondigd, die klein in eigen ogen zijn, bedroefd om hun zonden, arm van geest. Zij zijn Gods overblijfsel, want er is een overblijfsel naar de verkiezing van de genade. Ik heb ze Mijzelf overgelaten, zegt God, Romans 11:4, Romans 11:5. die zullen op de naam des Heeren vertrouwen, Zephaniah 3:12. Zie, degenen, die God voor de glorie Zijns naams bestemt, bekwaamt Hij om op Zijn naam te vertrouwen, en hoe groter hun beproeving en armoede in de wereld zijn, des te meer reden hebben zij om op God te vertrouwen, daar ze niets anders hebben om er hun bebouwen op te zetten, 1 Timothy 5:5.

6. Dat dit verkoren overblijfsel zal gezegend worden, met reinheid en vrede, Zephaniah 3:13..

a. Zij worden gezegend met reinheid, beide in woorden en werken: Zij zullen geen onrecht doen noch leugen spreken. Rechtvaardigheid en waarheid zijn hun aanbeveling en beheersen hen, hoe zeer het ook tegen hun aards belang strijdt. Zij zullen niet alleen geen bepaalde, opzettelijke leugen spreken, maar er zal in hun mond geen bedrieglijke tong gevonden worden, in de mond van niemand van hen, geen dubbelzinnigheid zullen zij meer gebruiken.

b. Zij zullen gezegend worden met vrede. "Zij zullen, als schapen van Gods weide, weiden en neerliggen, en niemand zal hen verschrikken." Zij zullen zelf niet vreesachtig zijn, en niemand zal hun vrees aanjagen Zie, degenen, die zorgvuldig alle ongerechtigheid vermijden, zullen geen kwaad vrezen, want niets kan hen schaden, en daarom moet niets hen verschrikken.

Na de beloften van wegneming van de zonde volgen hier beloften van wegneming van ellende, wanneer de oorzaak wordt weggenomen, zal ook het gevolg verdwijnen. Wat een volk heilig maakt, maakt het ook zalig. De kostelijke beloften, hier aan het gereinigd volk geschonken, zouden haar volledige vervulling eerst onder het Evangelie hebben, maar op die troost en hoop en vreugde wordt hier al gewezen.

1. Een oproep om te zingen en blij te zijn, Zephaniah 3:14. Zing vrolijk, gij dochter Sions, nu de zonde plaats gemaakt heeft voor heiligheid, juich, Israël! in heilige vervoering en verdrukking, wees blij en spring op van vreugde van ganser harte, laat die inwendige blijdschap zich naar buiten openbaren. Zij, die God met heel hun hart liefhebben, hebben ook reden, zich met hun ganse hart in Hem te verblijden. Er was beloofd, Zephaniah 3:13, dat haar zonden uitgewist en haar vrees beschaamd zou worden, en dan volgt: Zing vrolijk en wees blij. Zie, zij, die zich bekeerd hebben, hebben reden om zich te verheugen, terwijl het afkerige Israël zich niet kan verblijden als andere lieden, omdat het God verlaten heeft. Gods beloften, in het geloof aanvaard, verstrekken de heiligen voortdurend reden, om overvloedig vreugde te genieten, het geloof vervult hen met vreugde en met vrede.

2. Al hun ontmoediging van zich af te werpen, Zephaniah 3:16. Ten die dage zal tot Jeruzalem gezegd worden (God zal spreken door Zijn profeten, Zijn voorzienigheid, uw naasten): "Vrees niet, o Sion!" werp alle vrees van u, geef niet toe als ze u opnieuw aanvalt, wanneer de zaken niet naar wens gaan, vrees dan niet want alles komt terecht, laat niets u vrees aanjagen. Laat uw handen niet slap worden, wring ze niet in wanhoop, laat ze niet in moedeloosheid neerhangen, maak u niet onbekwaam voor uw werk en strijd door toe te geven aan twijfel en vreze. Grijp moed, en ten teken daarvan, het uw handen omhoog, in plaats van ze slap te laten hangen, Hebrews 12:12, Isaiah 35:3. Hef uw handen in het gebed tot God op, hef uw handen op om u zelf te helpen." Vrees maakt slappe handen, maar geloof en hoop maken ze sterk, en de blijdschap des Heeren zij onze sterkte, beide in het lijden en in het verblijden.

Laat ons nu zien wat deze heerlijke beloften zijn, die het volk van God hier geschonken worden, om hun grieven en vrezen te bannen en hun hoop en vreugde te verlevendigen, deze beloften gelden evenzeer ons al hen.

I. Aan al hun moeilijkheden en ellende wordt een einde gemaakt, Zephaniah 3:15. De Heer heeft uw oordelen weggenomen, heeft alle rampen, waaronder gij gebukt ging, omdat zij gevolgen uwer zonde waren, opgeheven. Het krijgsrumoer is verstomd, de honger heerst niet meer en de ballingschap heeft een einde genomen. Al blijven enkele grieven, die zijn enkel beproevingen en geen oordelen, want de zonde is vergeven. Hij heeft uw vijand weggevaagd, als vuil uit het huis naar de mestvaalt. Wanneer zij al hun zonden met de bezem van de reformatie wegvegen, dan zal God al hun vijanden met de bezem van de verwoesting wegvegen. Zo zij verbetering behoeven, zullen zij in de hand des Heeren vallen, Wiens barmhartigheden vele zijn, maar niet meer in de handen van mensen, wier barmhartigheden wreed zijn. "Gij zult geen kwaad meer zien, niet meer zulke kwade dagen als achter de rug zijn". Zie, de manier om van het kwaad van de ellende vrij te blijven, is zich vrij te houden van het kwaad van de zonde, dezulken doet de ellende geen wezenlijk kwaad meer. II. God zal hun de tekenen van Zijn tegenwoordigheid geven, ofschoon Hij lang op een afstand scheen gestaan te hebben (waartoe hun zonden Hem aanleiding hadden gegeven), Hij zal hun duidelijk laten zien, dat Hij inderdaad in hun midden is. "De Heer is in het midden van u, o Sion, o Jeruzalem, gelijk de zon in het midden van het heelal om overal heen licht en warmte te verspreiden. Hij is in het midden van u, om in alles voor u te zorgen en deel te nemen aan alles wat u betreft". En,

1. Hij is de Koning Israëls Zephaniah 3:15, in uw midden als een koning te midden van zijn volk. Met het oog hierop wordt onze Heer Jezus de Koning Israëls genoemd, John 1:49. Hij is en zal immer zijn te midden van Zijn kerk, tot aan het einde van de wereld om de hulde van Zijn onderdanen te ontvangen, hun gunsten uit te delen, en, zelfs waar twee of drie in Zijn naam vergaderd zijn, in hun midden te wezen.

2. Hij is de Heer uw God, uw Verbondsgod, in het midden van u als uw God, met Wie gij te doen hebt en van Wie gij zijt. Hij heeft Zich met u in innige betrekking gesteld, Zich door beloften aan u verbonden, opdat gij uit beide rijken troost moogt putten, Hij is in het midden van u, bij de hand en steeds gereed, u te helpen.

3. Hij, die als uw God en Koning in het midden van u is, is een Held, machtig, almachtig, Hij kan alles voor u doen wat gij nodig hebt en begeert.

4. Hij heeft Zijn macht verpand om u ter hulpe te zijn. Hij zal verlossen, Hij zal Jezus zijn, zal Zijn naam waar maken, want Hij zal Zijn volk verlossen van hun zonden.

III. God heeft een welgevallen aan hen en aan hun welzijn. Dit wordt in levendige en innige woorden betuigd, Zephaniah 3:17. Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, zal u niet alleen aannemen, wanneer gij u bekeert en betert, en u gunst bewijzen, maar Hij schept vreugde in u, gelijk een bruidegom zich verheugt over zijn bruid, of een bruid over haar versiersel, Isaiah 62:3 -Isaiah 62:5. De bekering van zondaars en de troost van de heiligen maken de blijdschap van de engelen uit, want God zelf is er vrolijk oven De kerk moet de vreugde van de ganse aarde zijn, Psalms 48:3, want ze is de blijdschap des hemels. Hij zal zwijgen in Zijn liefde, of rusten in Zijn liefde. Hij zal u uw zonde niet meer verwijten gelijk voorheen, Hij zal ze niet meer gedenken. Ik kan geen sterker uitdrukking van Christus' liefde voor Zijn kerk, tenzij in het Hooglied, 4:9 :"Gij hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid! met n van uw ogen:" O, welk een neerbuigende, goddelijke genade! De grote God heeft Zijn heiligen niet alleen lief, maar Hij verblijdt Zich in die liefde, Hij is vrolijk, dat zij de voorwerpen van Zijn liefde zijn. Hij zal zich over u verheugen met gejuicht Hij, die door de zonde des zondaars gegriefd is, verblijdt Zich over de genadegaven en de dienst van de heiligen, en staat gereed die vreugde te uiten in gejuich over hen. "De Heer heeft een welgevallen in degenen, die Hem vrezen, en in dezulken zal Jezus Christus verheerlijkt en grootgemaakt worden."

IV. God zal Sions treurenden troosten, die met hun smart medelijden hebben, en zal hun tranen afwissen, Zephaniah 3:18. De bedroefden, om der bijeenkomst wil, zal Ik verzamelen, zij zijn uit u, de beschimping is een last op haar. Zie,

1. Wie zij zijn, in wie God zich verblijdt en wie Hij blijdschap schenkt. Het zijn de bedroefden. Alleen zij, die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. De bedroefden zullen eeuwig blijde zijn. 2. Wat is de grote oorzaak, dat Sions treurenden bedroefd zijn? Veel zijn haar tegenspoeden. De stad is verwoest, de paleizen liggen in puin, de handel staat stil, en het burgerlijk recht wordt niet meer uitgeoefend. Maar dit alles is niets in vergelijking met de verwoesting van het heiligdom, van de tempel en de altaren, waar geheel Israël, drie maal per jaar, placht te vergaderen. Om die heilige samenkomsten zijn ze bedroefd,

a. Omdat zij verstrooid zijn, er is geen tempel meer om er samen te komen, en ware die er, geen volk meer om op te gaan, zodat de Heer in Sion heeft doen vergeten de hoogtijd en de sabbat, Lamentations 2:6. Zie, het ophouden van de openbare samenkomsten tot Godsverering, het verstrooien van het volk door Zijn vijanden en het verlaten zijn door de vrienden, zodat vergaderingen, althans heilige vergaderingen onmogelijk zijn geworden, is een oorzaak van droefheid voor allen, die God vrezen. Indien de wegen van Sion treuren, treuren de zonen Sions ook: En hierdoor blijken zij, inderdaad uit Sion te zijn levende leden van dat lichaam, met welks pijn ze zo begaan zijn.

b. Omdat zij veracht zijn, de smaad van de plechtige vergaderingen is een last voor hen. Het is het lot van de heilige samenkomsten geweest, beschimping te ontvangen. Satan en zijn werktuigen hebben het daarop bijzonder voorzien, als de belangrijke steun voor het welzijn van Gods koninkrijk onder de mensen. Men heeft die vergaderingen belasterd en zwart gemaakt, en dit is een verdriet voor allen, die Gods eer ter harte nemen en belang stellen in het welvaren van de zielen van de mensen. Zij gevoelen, dat de smaad dier heilige samenkomsten op hen valt.

V. God zal de gevangenen uit de hand van hun verdrukkers bevrijden, en de ballingen, die voor immer verjaagd schenen, weerbrengen,

1. Hun vijanden zullen niet langer in staat zijn hen gevangen te houden: "Ziet, Ik zal te die tijde al uw verdrukkers verdoen, zal hun macht breken, hun raadslagen verijdelen, zodat ze genoodzaakt zullen zijn hun prooi los te laten". "Conficiam, ik zal ze de les lezen." Ik zal binnenkort met hen handelen en zo een eind aan hen maken, Zie, die Gods volk mishandelen en verdrukken, betreden een zekere weg tot hun eigen verderf.

2. Zij zullen in staat gesteld worden, hun vrijheid te herwinnen en te handhaven, en alle moeilijkheden, die in de weg treden, te boven te komen. Is de kerk zwak en gewond? "Ik zal de hinkenden behoeden, gelijk Micah 4:6 beloofd was, Hij zal haar helpen wanneer zij zichzelf niet helpen kan, zelfs zullen de lammen de buit roven", Isaiah 33:23. Is ze verstrooid en kan niet vergaderen? Ik zal de uitgestotenen verzamelen, en u herwaarts brengen, ten tijde namelijk, als Ik u verzamelen zal. Een daad van genade en barmhartigheid zal dienen, beide om u uit de verstrooiïng te vergaderen en u naar uw eigen land terug te voeren. Wanneer het hart des volks bereid is, zal het werk spoedig geschieden, en wie zal verhinderen wat God onderneemt? Ik zal uw gevangenissen voor uw ogen wenden, zegt de Heer, gij zult er duidelijk de hand des Heeren in herkennen, en zeggen: "Dit is van de Heere geschied".

VI. God zal door dit alles eer op hen leggen en naam voor hen maken onder die rondom hen zijn. Israël was boven alle volken gezet, tot lof, tot een naam, en tot heerlijkheid, Deuteronomy 33:19 De smaad, op hen gevallen, was een van hun diepste grieven (niets grijpt meer aan dan smaad voor degenen, die in ere zijn), en daarom wanneer God in barmhartigheid tot Zijn kerk weerkeert, wordt hier toegezegd, dat ze haar eer terugkrijgt, al haar smaad wordt, als die van Israël te Gilgal, Joshua 5:9 afgewenteld. De kerk zal even eervol staan als ooit, hoe veracht ze ook geweest zij.

1. Zelfs degenen, die haar gesmaad hebben zullen haar eren. "Ik zal ze stellen tot een lof en tot een naam in het ganse land, waar zij beschaamd zijn geweest". Dezelfden, die getuigen van haar ongenade zijn geweest, zullen de omkeer van de genegenheid zien en van gedachte veranderen. Zij, die gezegd hebben: "Dit is Sion, waar niemand acht op slaat", zullen zeggen: "Dit is Sion, waar de grote God zich mee bemoeit." En zij, die het uitvaagsel van de aarde werd genoemd, zal nu blijken, de lieveling des hemels te zijn.

2. Zelfs degenen, die haar nooit gekend hadden, zullen leren, haar te eren, Zephaniah 3:20:Ik zal u zetten tot een naam en tot een lof, onder alle volken van de aarde. Zo ging het van de Joodse kerk, toen de vreze van de Joden op al hun naburen viel, Esth. 8:17, en sommigen uit alle volken zeiden: "Wij zullen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is", Zacheria 8:23. Zo ging het van de christelijke kerk, toen zij bloeide in de wereld, want in haar is iets, dat ze allen volken van de aarde eer en schatting waardig maakt. Zo zal het met de algemene vergadering van de eerstgeborenen in die grote dag zijn, wanneer de heiligen in Christus vergaderd worden, opdat Hij in hen worde geprezen en groot gemaakt, voor engelen en mensen. "Dan zal Israëls God een lof en een naam gemaakt worden tot in eeuwigheid."

Verzen 1-20

Zefanja 3:1-20

Men moet zich verbazen, dat Jeruzalem, de heilige stad, waar God bekend en Zijn naam groot was, een stad was, met zo zwarte kool getekend als hier het geval is, dat een plaats, waar zulk overvloed van genade was ten toon gespreid, zo verdorven en slecht was geworden, en dat God dat toegelaten had. En toch is het zo, om aan te tonen, dat de wet geen ding volmaakt heeft. Maar indien Jeruzalem zo diep gezonken was (en daaraan valt niet te twijfelen, aangezien Gods oordeel nooit overdrijft), dan is het geen wonder, dat de profeet begint met haar wee! toe te roepen. Want de heilige God haat de zonde ook in degenen, die Hem het naast staan, ja in dezulken het meest zondige toestand is en zal altijd zijn toestand van dreigend wee.

I. Hier wordt een uiterst slecht tafereel opgehangen van de stad in het algemeen. Hoe is de getrouwe stad een hoer geworden!

1. Zij maakt zich te schande, zij is ijselijk en bevlekt, Zephaniah 3:1, heeft zich te schande gemaakt (gelijk sommigen lezen), de gulzige stad (naar de Engelse kanttekening), altijd vol zorg en bemoeienis voor het vlees, om aan deszelfs lusten te voldoen. Zonde is de vuilheid en bevlekking van personen en plaatsen en maakt ze verwerpelijk in het oog van de heilige God.

2. Zij doet haar inwoners en naburen onrecht ze is de verdrukkende stad. Geen plaats had ooit inzettingen en rechten, zo rechtvaardig als deze stad, en geen was echter ooit zo vol ongerechtigheid.

3. Zij verwekt God tot toorn, en wandelt in elk opzicht in strijd met Zijn geboden, Zephaniah 3:2. Hij had Zijn wet gegeven en door Zijn dienaren de profeten tot haar gesproken, haar verkondigende wat goed zij doen, en wat kwaad zij laten zou, maar zij gehoorzaamde niet, zij hoorde naar de stem niet, noch trok zich iets aan van hetgeen Hij haar gebood. Hij had ze onder voortreffelijke tucht gesteld, beide van Zijn Woord en van Zijn roede, maar zij had noch het onderricht van het ene, noch de kastijding van de andere aangenomen, zij had zich noch aan Gods wil onderworpen noch Zijn bedoelingen geëerd. Hij had haar aangemoedigd, op Hem te vertrouwen, op Zijn macht en beloften, om haar van alle kwaad te bevrijden en met alle goed te verzorgen. Maar zij had niet op de Heer vertrouwd. Haar hoop had zij gevestigd op haar verbonden met andere volken, meer dan op Gods verbond met haar. Hij had haar tekenen van Zijn tegenwoordigheid gegeven en voorschriften omtrent gemeenschapsoefening met Hem geschonken, maar zij was tot haar God niet genaderd en had Hem niet ontmoet op de plaats, die Hij bepaald en waar Hij toegezegd had, haar te zullen ontmoeten. Zij had zich op afstand gehouden en tot de Almachtige gezegd: "Ga uit!"

II. Hier is een slecht getuigenis aangaande de leidslieden van de stad. Zij, die door hun invloed ondeugd en heiligschennis moesten onderdrukken, waren de grote voorbeelden en begunstigers van de goddeloosheid, die haar genezen moesten, veroorzaakten de vreselijkste ziekte.

1. Haar vorsten zijn brullende leeuwen, wreed en wraakzuchtig die overal hun prooi maken en algemeen gehaat en gevreesd worden, zij gebruiken hun macht ten verderve en niet ter opbouwing.

2. Haar rechters, die de beledigde onschuld moesten beschermen, zijn avondwolven, roofgierig en onverzadelijk, en in hun wreedheid en begerigheid nooit voldaan. Zij breken de beenderen niet tot aan de morgen, zij scheppen zoveel vermaak en wellust in wreedheid en verdrukking, dat zij, wanneer zij rechtvaardige omgebracht hebben, zijn beenderen als een lekkernij tot de anderen morgen bewaren, om er dan op te kluiven, Job 31:31. Haar profeten zijn lichtvaardig, zij meeste bijzondere gezanten des hemels voor hen zijn, maar zij zijn vol ijdele verbeelding, oppervlakkig en lichtzinnig, los in de mond, mensen zonder bestendigheid, op wie men zich niet kan verlaten. Zij waren zo gewoon te schertsen, dat men moeilijk kan weten, wanneer zij in ernst spraken. Hun voorgewende profetieën waren louter bedrog en in stilte lachten zij om de lichtgelovigheid dergenen, die zich door hen lieten bedriegen.

3. Haar priesters, die krachtens hun ambt als leraars moesten optreden en de heilige dingen bedienen, waren ontrouw in hun bediening en verraders van het hun toevertrouwd ambt. Zij moesten de reinheid van het heiligdom bewaren, maar verontreinigden het zelf met de heilige offers, die zij hadden te brengen. Priesters gelijk Hofni en Pinehas, die door hun goddeloos leven oorzaak waren, dat de lieden het spijsoffer des Heeren verachten, 1 Samuel 2:17. Zij behoorden de wet uit te leggen en te betrachten en naar de wet te oordelen, maar deden in hun verklaring, van de wet geweld aan zij verdraaiden de zin van de wet en misbruikten om goed te praten wat er in lijnrechte tegenspraak mee was. Door averechtse omzetting lieten zij de wet zeggen wat hun behaagde en maakten ze op die wijze krachteloos.

III. Wat deze algemene verdorvenheid onder alle rangen en standen in Jeruzalem nog verzwaart.

1. Zij hadden de tekenen van Gods tegenwoordigheid in hun midden, met al de voordelen, aan de kennis van Zijn wil verbonden, met de sterkst mogelijke aansporing om die te volbrengen, en toch volhardden zij in hun ongehoorzaamheid, Zephaniah 3:5,

a. Zij hadden de eer en het voorrecht van de Schechina, Gods woonstede in hun land, zoals Hij bij geen ander volk verkeerde. De rechtvaardige Heer is in het midden van u, om kennis te nemen van alles wat zij verkeerd doet, en goed te keuren al wat zij goed verricht. Hij is in het midden van haar als heilig God, en daarom is haar onreinheid te aanstotelijker, Deuteronomy 23:14. Hij is in het midden van u als rechtvaardig God, die dus de Hem aangedane beledigingen straffen zal, en het anderen veroorzaakte leed wreken.

b. Zij hadden Gods eigen voorbeeld voor zich in de openbaring, die Hij van Zich zelf had gegeven, opdat zij zich daarnaar schikken zouden: Hij doet geen onrecht, en daarom moet gij het ook niet doen, want dit is de grote regel van Zijn ordinantiën: "Zijt heilig, want Ik ben heilig". God zal u getrouw zijn, weest gijlieden Hem niet ontrouw.

c. Hij had hun Zijn profeten gezonden, vroeg op zijnde en zendende: alle morgen geeft Hij Zijn recht in het licht, even gewis als de morgen komt, er ontbreekt niets. Hij toont hun duidelijk, welk goed Hij van hen verwacht en herinnert hen daaraan, Hij wekt alle morgen, Isaiah 50:4, wekt Zijn profeten met de opgaande zon en brengt de dingen aan het licht, die tot hun vrede dienen. Zo, dat men vragen mag: Wat kon er nog meer aan Zijn wijngaard gedaan worden, om die vruchtbaar te maken? Isaiah 5:4. En toch, tenslotte weet de verkeerde van geen schaamte, die onrecht deden, doen het nog en schamen zich niet over hun ongerechtigheid noch blozen erover. Indien zij nog enig besef van eer, enig schaamtegevoel bezaten, zouden zij niet zo in tegenspraak met hun belijdenis handelen, juist het tegendeel doen van wat hun geboden is. Maar wie geen schaamte meer kennen, kunnen ook niet meer gered worden. 2. God had enige merkwaardige gedenktekenen van Zijn rechtvaardigheid voor hun ogen gesteld, om hen te waarschuwen, Zephaniah 3:6. "Ik heb de heidenen uitgeroeid, de zeven volken van Kanan, die het land heeft uitgespuwd om hun goddeloosheid, en daarbij heb Ik u gewaarschuwd, toe te zien, dat het land ook u niet uitspuwde", Leviticus 18:28. Die woorden kunnen ook slaan op naburige volken, die evens om hun ongerechtigheid waren verdreven, vooral de tien stammen Israëls. Hun hoeken of torens zijn verwoest, hun sterke, hoge torens, hun hoogmoed en macht is verbroken. Hun straten eenzaam gemaakt, zodat er niemand door gaat, hun steden zijn verstoord en liggen in puin" zodat er niemand is, zodat er geen inwoner is, allen gedood of in gevangenschap weggevoerd. De vijanden hadden dat gedaan, maar God noemt Zich de Bewerker: "Ik heb ze uitgeroeid," zegt Hij. En God bedoelt daarmede een vermaning aan Jeruzalem, Ezechiël 23:9, 11. "Ik zei: Immers zult gij Mij vrezen, " zeker zullen deze oordelen, aan anderen geoefend, u weerhouden van hun goddeloos voorbeeld na te volgen, gij zult de tucht aannemen, in deze leidingen u geschonken, dit mocht redelijkerwijze van u verwacht worden dat gij niet voort zou gaan met te zondigen gelijk de andere volken, nu ge ziet, welke ellende de zonde over hen heeft gebracht. Zij moesten wel zien, dat hun eigen huis gevaar liep, nu dat van hun buurman in brand stond, wanneer wij verschrikt worden, moeten wij God vrezen.

3. Hij had hun voorgesteld leven en dood, goed en kwaad, beide door Zijn woord en Zijn voorzienigheid.

a. Hij had hun verzekerd, dat hun voorspoed blijvend zou zijn, indien zij Hem wilden vrezen en de tucht aannemen, dan zou haar woning niet uitgeroeid worden gelijk die van haar naasten, als ze de vermaning maar ter harte nam en zich bekeerde, zouden haar vorige zonden uitgedelgd en haar vrede verlengd worden.

b. Hij had haar de pijn van de roede doen gevoelen, hoewel Hij haar het zwaard had gespaard. Al wat Ik haar bezocht hebbe, opdat zij, gekastijd, niet geoordeeld zou worden, heeft niet gebaat. Verscheidene wegen had God met haar bewandeld, om haar terug te roepen maar alles tevergeefs, zachte middelen hadden haar niet gewonnen, en strenge evenmin. Zij hebben zich vroeg opgemaakt, zij hebben al hun handelingen verdorven. Zij werden stouter en ijveriger in hun ongerechtigheid dan ooit, gaven zich met minder bedachtzaamheid en terughouding aan hun lusten over. Zij lieten geen gelegenheid voorbijgegaan om die bot te vieren. God was vroeg op en zond hun Zijn profeten om hen terug te roepen en terug te leiden, maar zij waren nog voor Hem op, om de deur voor Hem toe te sluiten en te grendelen. Hun goddeloosheid was algemeen: zij hebben al hun handelingen verdorven, alles hun eigen schuld. Zij konden de verleider niet verwijten wat ze zelf gedaan hadden, willens en wetens hadden zij al hun handelingen verdorven want ieder wordt verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt.

Het zag er in Jeruzalem, volgens de voorgaande verzen, jammerlijk slecht uit, zij had een zeer slechte naam verworven en scheen onherstelbaar, ongeneselijk, onaandoenlijk beide voor Gods barmhartigheid en voor Zijn oordelen. Nu valt gemakkelijk te raden wat volgen moest. Niets anders kan verwacht worden, dan dat zij, als verworpen zilver, Jeremiah 6:30, ten enenmale verlaten en aan de ellende prijs gegeven wordt. Nu geen profeten en geen goddelijke voorzienigheid iets hebben kunnen uitwerken, laat ze ten ondergang overgegeven worden, gelijk haar naburen. Maar aanschouw nu en bewonder de rijkdom van de goddelijke genade, die uit `s mensen ongerechtigheid aanleiding neemt om te heerlijker te schitteren. Zij werd al slechter en slechter, daarom verwacht Mij, spreekt de Heer, Zephaniah 3:8. Wijl de wet klaarblijkelijk geen ding volmaakt heeft, zal de aanleiding tot een betere hoop, door welke wij tot God genaken, dat volbrengen. Laat hen, die over de verdorvenheid van de kerk klagen, God verwachten, totdat Hij Zijn Zoon in de wereld zendt om Zijn volk zalig te maken van hun zonden, totdat Hij Zijn Evangelie zendt om Zijn kerk te hervormen en te louteren, en Zich een eigen volk te reinigen, beide van Joden en heidenen. En er waren er, die, naar deze aanwijzing en bemoediging, de verlossing in Jeruzalem verwachtten, en die lang verwachte verlossing is eindelijk gekomen Luke 2:38. "Tot een oordeel zou Jezus in de wereld komen", John 9:39.

I. Om te wreken wat Zijn kerk was aangedaan, om de vijanden van de kerk ten onder te brengen en te verdoen, waarvan de verwoesting van Babel en van andere verdrukkers van Gods volk een type is geweest en ons een moedgevend voorteken zou zijn. "Gij zijt opgevaren naar de hoge Gij hebt gevangenen meegevoerd", Psalms 68:19, de machten van de duisternis overwinnen en vernietigen, met de koningen en de aarde en de vorsten, die tezamen beraadslagen tegen de Heer en tegen Zijn Gezalfde, die Hij meteen ijzeren scepter zal verpletteren, Psalms 2:5, Psalms 2:9. Zijn vast voornemen is, de heidenen te verzamelen en de koninkrijken te vergaderen, Zephaniah 3:8. Door het Evangelie van Christus, aan alle creaturen gepredikt, worden alle natiën opgeroepen, om als het ware als een groot geheel te verschijnen voor de Heer Jezus, die eerlang Zijn koninkrijk in deze wereld zou oprichten. Maar aangezien het grootste deel van de mensheid aan deze oproeping geen gehoor geeft, zal Hij over hen Zijn gramschap, de ganse hittigheid Zijns toorns uitstorten, want wie niet gelooft, is alreeds veroordeeld. Ten tijde van de oprichting van het koninkrijk van de Messias zal er op aarde benauwdheid van de volken met twijfelmoedigheid zijn, Luke 21:25, grote verdrukking, hoedanig niet geweest is van het begin van de wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal, Matthew 24:21. Dan giet God Zijn gramschap, ja de hitte van Zijn toorn over de volken uit, om hun verbittering en grote toorn tegen de Messias en Zijn rijk, Psalms 2:1, Psalms 2:2. Dan zal de ganse aarde verteerd worden door het vuur van Zijn ijver, hoofdst. 1:18. Beide Joden en heidenen zullen tot vergelding geroepen worden om hun vijandschap tegen het Evangelie. Overheden en machten zullen dan uitgetogen en in het openbaar tentoongesteld worden, Colossians 2:15, en de zegepralende Verlosser zal over hen triomferen. "Het einde dergenen, die op aarde blijven en aardse dingen bedenken, nadat God het koninkrijk van de hemelen onder hen zal hebben opgericht, zal wezen het verderf, zij zullen verteerd worden door het vuur van Zijn ijvers."

II. Om te herstellen wat Hij in Zijn kerk verkeerd vindt. Wanneer God het herstel van Israël en de hernieuwing van vrede en welvaart op het oog heeft, dan bereidt Hij de weg voor dit plan door reformatie en herleving van deugd en godzaligheid. Want het is Gods wijze van doen, zo met bijzondere personen als met mensengroepen, ze eerst heilig en dan zalig te maken. Deze beloften vonden haar verwezenlijking ten dele na de terugkeer van de Joden uit Babel, toen zij door hun gevangenschap grondig van alle afgoderij genezen waren, dit was een heerlijke vrucht, de wegneming van een grote zonde. Maar de beloften hebben een verdere strekking, zij doelen op de uitwerking van het Evangelie van de genade en op de tijden van de verbetering, waarin wij leven, Hebrews 9:10.

1. Beloofd wordt, dat er een reformatie zei zijn in de taal van de mensen, die in het algemeen bedorven was, maar nu met zout smakelijk zal gemaakt worden, Zephaniah 3:9. Gewis, dan zal Ik tot de volken een reine spraak wenden: Ik zal de volken van hun kwade samensprekingen, die de goede zeden onder hen bijna hadden bedorven, tot een reine spraak terug voeren. Zie, genade zuivert ook de taal, niet door die geestig, maar verstandig te maken. Onder de Joden was na de ballingschap, een zuivering van tongval nodig, want zij hadden de tale Kanans na die van Asdod vermengd Nehemiah 13:24, en die verbastering zal hersteld worden. Maar dat is niet alles, hun taal zal gereinigd worden van alle profaanheid, vuilheid en valsheid. "Ik zal ze aan een uitgezochte spraak wennen," gelijk sommigen vertalen, zij zullen niet onbedacht, maar met nadenken en voorzichtig spreken, zij zullen hun woorden wikken en wegen. Zie, een geest van reinheid en vroomheid in de omgangstaal is een gelukkig voorteken bij een volk, andere zegeningen en genadegaven zal God hun schenken, waar Hij een reine spraak heeft gewrocht onder mensen van onreine lippen.

2. Naar Gods wil, zal men zich nauwgezetter aan Zijn dienst houden en meer eenstemmig die waarnemen. In plaats van slachtoffer en reukwerk zal men de naam des Heeren aanroepen. Het gebed is de geestelijke offerande, waarmede God geëerd moet worden, en om ons daarvoor te bekwamen, hebben wij beslist een reine spraak nodig. Wij zijn ten enenmale onbekwaam om Gods naam op onze lippen te nemen, tenzij die lippen gereinigd worden. De zuivering van de taal in de dagelijkse omgang is nodig, om de woorden onzes monds en de overdenking onzes harten aangenaam te maken voor Gods aangezicht, "want hoe kan een fontein uit een zelfde bron het zoet en het bitter doe opwellen? James 3:9. Eveneens wordt beloofd, dat zij, nu hun sprake gereinigd is, Hem dienen zullen met eenparige schouder, zinspelende op een koppel ossen in een juk. Wanneer Christenen eenstemmig zijn in de dienst des Heeren, gaat het werk vol vreugde voort. Dit is de uitwerking van de reine taal, bevrijd van hartstocht, nijd en bedilzucht. Zie, reinheid is de weg tot eenheid, de hervorming van de manieren is de weg tot wel verstaan. De wijsheid, die van boven is, die is ten eerste zuiver, daarna vreedzaam, James 3:17.

3. Dat zij, die van God afgedwaald waren, tot Hem terugkeren en door Hem aangenomen zullen worden, Zephaniah 3:10. Van de zijden van de rivieren van de Moren, dit is van Egypte, in Jesaja 18:I zo beschreven, en van andere afgelegen landen, zullen Mijn ernstige aanbidders, met de dochter Mijner verstrooiden, Mijn offeranden brengen. Zij, die door de verre afstand God bijna vergeten hadden en tegelijk hun verplichting jegens Hem, zullen daaraan worden herinnerd, gelijk de verloren zoon in het vergelegen land. Zij, die door hun verstrooiïng, onder de tekenen van Zijn misnoegen, bevreesd mochten zijn geworden om tot Hem te naderen, zelfs die zullen onder Zijn vleugelen verzameld worden, de dochter Mijner verstrooiden, dat is: die ver weg woont, zal gevonden worden onder degenen, die de Heer onze God zal roepen. Hoe ver ook verspreid, Hij zal ze als de Zijnen erkennen, dat Hij ze Zijn verstrooiden noemt brengt hun eer, voldoende om tegen de smaad van hun verstrooiïng op te wegen. Dezen zullen komen,

a. Met hun nederige gebeden: Zij zijn Mijn ernstige aanbidders. Zie, wie bekeerd is is ook een ernstige aanbidder, zij pleiten niet slechts, maar bidden hun Rechter om genade Job 9:15. Waar ze ook zijn, al ware het van de zijden van de rivieren van de Moren, een ontzaglijk eind van dit huis des gebeds, Zijn oog rust op hen en Zijn oor is open voor hen, zij zijn Zijn aanbidders.

b. Met hun geestelijke offeranden: "Zij zullen Mijn offeranden brengen," Romans 12:1. De bekering van de heidenen wordt de offerande van de heidenen genoemd, Romans 15:16, en daarmede zullen ze de Evangelie-offers van gebed en lof en aalmoezen brengen, die God aangenaam zijn.

4. Dat zonde en zondaars zullen weggenomen worden van onder hen, Zephaniah 3:11, God zal wegnemen, a. Wat hun terecht verweten werd. Te die dage zult gij niet beschaamd wezen wegens al uw handelingen. Zij zullen beschaamd zijn als boetvaardige en dat blijven, Ezechiël 16:63, maar zij zullen niet beschaamd wezen als zondaars, die tot hun dwaasheid terugkeren. Gij zult niet beschaamd wezen, dat is: gij zult niet langer schandelijke dingen doen gelijk gij gedaan hebt. Wanneer de schuld van de zonde door vergevende genade is weggenomen, wordt ook het verwijt van des zondaars consciëntie dat gezuiverd en verzoend en van dode werken gereinigd is, afgewenteld. Wanneer goddeloosheid en goddelozen onder een volk overvloedig voorkomen, dan schamen zich de weinige godvruchtigen over hen en over hun land maar wanneer zondaars bekeerd worden, verdwijnt de schaamte en derzelver oorzaak.

b. Hun onrechtvaardig roemen. Ik zal uit het midden van u wegnemen die van vreugde opspringen over uw hovaardij, niet alleen de heiligschenners, die het land tot schande verstrekken, maar ook de huichelaars, die uitwendig heilig schijnen en over uw hovaardij om de heilige stad, het heilige huis, opspringen. Die waren inderdaad Israëls roem, maar zij waren er hovaardig op en verheugden er zich in, als waren ze het onoverwinnelijk bolwerk om hen in hun zondige wegen te beveiligen. Zij steunden op hun rechtvaardigheid en sterkte, zich beroemende op de tempel van de Heer, Jeremiah 7:4. Zij verhieven zich om Zijns heiligen bergs wil, waren verwaand, spotten met anderen, en minachtten zelfs Gods oordelen. Zie, kerkelijke voorrechten worden, wanneer men er geen gepast gebruik van maakt, licht een oorzaak van hoogmoed en grond voor ongegronde zekerheid. Maar die zelfverheffing is God het meest een gruwel, die door ingebeelde heiligheid gesteund en gevoed wordt. God zal ze tot zwijgen brengen en wegnemen.

5. God zal een overblijfsel van heilig, ernstig, nederig volk onder hen overhouden, dat de troost zal smaken van zijn verhouding tot God en zijn hulp van Hem verwacht, Zephaniah 3:12. Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk. Toen de Chaldeën de Joden in gevangenschap wegvoerden, lieten zij de armsten des lands tot wijngaardeniers en tot akkerlieden, 2 Kings 25:12, achter, een type en voorbeeld van Gods uitverkoren overblijfsel, dat Hij Zich voorbehoudt. Zij zijn ellendig en arm, laag in de wereld, dezulken heeft God verkoren, James 2:5. De armen wordt het Evangelie verkondigd, die klein in eigen ogen zijn, bedroefd om hun zonden, arm van geest. Zij zijn Gods overblijfsel, want er is een overblijfsel naar de verkiezing van de genade. Ik heb ze Mijzelf overgelaten, zegt God, Romans 11:4, Romans 11:5. die zullen op de naam des Heeren vertrouwen, Zephaniah 3:12. Zie, degenen, die God voor de glorie Zijns naams bestemt, bekwaamt Hij om op Zijn naam te vertrouwen, en hoe groter hun beproeving en armoede in de wereld zijn, des te meer reden hebben zij om op God te vertrouwen, daar ze niets anders hebben om er hun bebouwen op te zetten, 1 Timothy 5:5.

6. Dat dit verkoren overblijfsel zal gezegend worden, met reinheid en vrede, Zephaniah 3:13..

a. Zij worden gezegend met reinheid, beide in woorden en werken: Zij zullen geen onrecht doen noch leugen spreken. Rechtvaardigheid en waarheid zijn hun aanbeveling en beheersen hen, hoe zeer het ook tegen hun aards belang strijdt. Zij zullen niet alleen geen bepaalde, opzettelijke leugen spreken, maar er zal in hun mond geen bedrieglijke tong gevonden worden, in de mond van niemand van hen, geen dubbelzinnigheid zullen zij meer gebruiken.

b. Zij zullen gezegend worden met vrede. "Zij zullen, als schapen van Gods weide, weiden en neerliggen, en niemand zal hen verschrikken." Zij zullen zelf niet vreesachtig zijn, en niemand zal hun vrees aanjagen Zie, degenen, die zorgvuldig alle ongerechtigheid vermijden, zullen geen kwaad vrezen, want niets kan hen schaden, en daarom moet niets hen verschrikken.

Na de beloften van wegneming van de zonde volgen hier beloften van wegneming van ellende, wanneer de oorzaak wordt weggenomen, zal ook het gevolg verdwijnen. Wat een volk heilig maakt, maakt het ook zalig. De kostelijke beloften, hier aan het gereinigd volk geschonken, zouden haar volledige vervulling eerst onder het Evangelie hebben, maar op die troost en hoop en vreugde wordt hier al gewezen.

1. Een oproep om te zingen en blij te zijn, Zephaniah 3:14. Zing vrolijk, gij dochter Sions, nu de zonde plaats gemaakt heeft voor heiligheid, juich, Israël! in heilige vervoering en verdrukking, wees blij en spring op van vreugde van ganser harte, laat die inwendige blijdschap zich naar buiten openbaren. Zij, die God met heel hun hart liefhebben, hebben ook reden, zich met hun ganse hart in Hem te verblijden. Er was beloofd, Zephaniah 3:13, dat haar zonden uitgewist en haar vrees beschaamd zou worden, en dan volgt: Zing vrolijk en wees blij. Zie, zij, die zich bekeerd hebben, hebben reden om zich te verheugen, terwijl het afkerige Israël zich niet kan verblijden als andere lieden, omdat het God verlaten heeft. Gods beloften, in het geloof aanvaard, verstrekken de heiligen voortdurend reden, om overvloedig vreugde te genieten, het geloof vervult hen met vreugde en met vrede.

2. Al hun ontmoediging van zich af te werpen, Zephaniah 3:16. Ten die dage zal tot Jeruzalem gezegd worden (God zal spreken door Zijn profeten, Zijn voorzienigheid, uw naasten): "Vrees niet, o Sion!" werp alle vrees van u, geef niet toe als ze u opnieuw aanvalt, wanneer de zaken niet naar wens gaan, vrees dan niet want alles komt terecht, laat niets u vrees aanjagen. Laat uw handen niet slap worden, wring ze niet in wanhoop, laat ze niet in moedeloosheid neerhangen, maak u niet onbekwaam voor uw werk en strijd door toe te geven aan twijfel en vreze. Grijp moed, en ten teken daarvan, het uw handen omhoog, in plaats van ze slap te laten hangen, Hebrews 12:12, Isaiah 35:3. Hef uw handen in het gebed tot God op, hef uw handen op om u zelf te helpen." Vrees maakt slappe handen, maar geloof en hoop maken ze sterk, en de blijdschap des Heeren zij onze sterkte, beide in het lijden en in het verblijden.

Laat ons nu zien wat deze heerlijke beloften zijn, die het volk van God hier geschonken worden, om hun grieven en vrezen te bannen en hun hoop en vreugde te verlevendigen, deze beloften gelden evenzeer ons al hen.

I. Aan al hun moeilijkheden en ellende wordt een einde gemaakt, Zephaniah 3:15. De Heer heeft uw oordelen weggenomen, heeft alle rampen, waaronder gij gebukt ging, omdat zij gevolgen uwer zonde waren, opgeheven. Het krijgsrumoer is verstomd, de honger heerst niet meer en de ballingschap heeft een einde genomen. Al blijven enkele grieven, die zijn enkel beproevingen en geen oordelen, want de zonde is vergeven. Hij heeft uw vijand weggevaagd, als vuil uit het huis naar de mestvaalt. Wanneer zij al hun zonden met de bezem van de reformatie wegvegen, dan zal God al hun vijanden met de bezem van de verwoesting wegvegen. Zo zij verbetering behoeven, zullen zij in de hand des Heeren vallen, Wiens barmhartigheden vele zijn, maar niet meer in de handen van mensen, wier barmhartigheden wreed zijn. "Gij zult geen kwaad meer zien, niet meer zulke kwade dagen als achter de rug zijn". Zie, de manier om van het kwaad van de ellende vrij te blijven, is zich vrij te houden van het kwaad van de zonde, dezulken doet de ellende geen wezenlijk kwaad meer. II. God zal hun de tekenen van Zijn tegenwoordigheid geven, ofschoon Hij lang op een afstand scheen gestaan te hebben (waartoe hun zonden Hem aanleiding hadden gegeven), Hij zal hun duidelijk laten zien, dat Hij inderdaad in hun midden is. "De Heer is in het midden van u, o Sion, o Jeruzalem, gelijk de zon in het midden van het heelal om overal heen licht en warmte te verspreiden. Hij is in het midden van u, om in alles voor u te zorgen en deel te nemen aan alles wat u betreft". En,

1. Hij is de Koning Israëls Zephaniah 3:15, in uw midden als een koning te midden van zijn volk. Met het oog hierop wordt onze Heer Jezus de Koning Israëls genoemd, John 1:49. Hij is en zal immer zijn te midden van Zijn kerk, tot aan het einde van de wereld om de hulde van Zijn onderdanen te ontvangen, hun gunsten uit te delen, en, zelfs waar twee of drie in Zijn naam vergaderd zijn, in hun midden te wezen.

2. Hij is de Heer uw God, uw Verbondsgod, in het midden van u als uw God, met Wie gij te doen hebt en van Wie gij zijt. Hij heeft Zich met u in innige betrekking gesteld, Zich door beloften aan u verbonden, opdat gij uit beide rijken troost moogt putten, Hij is in het midden van u, bij de hand en steeds gereed, u te helpen.

3. Hij, die als uw God en Koning in het midden van u is, is een Held, machtig, almachtig, Hij kan alles voor u doen wat gij nodig hebt en begeert.

4. Hij heeft Zijn macht verpand om u ter hulpe te zijn. Hij zal verlossen, Hij zal Jezus zijn, zal Zijn naam waar maken, want Hij zal Zijn volk verlossen van hun zonden.

III. God heeft een welgevallen aan hen en aan hun welzijn. Dit wordt in levendige en innige woorden betuigd, Zephaniah 3:17. Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, zal u niet alleen aannemen, wanneer gij u bekeert en betert, en u gunst bewijzen, maar Hij schept vreugde in u, gelijk een bruidegom zich verheugt over zijn bruid, of een bruid over haar versiersel, Isaiah 62:3 -Isaiah 62:5. De bekering van zondaars en de troost van de heiligen maken de blijdschap van de engelen uit, want God zelf is er vrolijk oven De kerk moet de vreugde van de ganse aarde zijn, Psalms 48:3, want ze is de blijdschap des hemels. Hij zal zwijgen in Zijn liefde, of rusten in Zijn liefde. Hij zal u uw zonde niet meer verwijten gelijk voorheen, Hij zal ze niet meer gedenken. Ik kan geen sterker uitdrukking van Christus' liefde voor Zijn kerk, tenzij in het Hooglied, 4:9 :"Gij hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid! met n van uw ogen:" O, welk een neerbuigende, goddelijke genade! De grote God heeft Zijn heiligen niet alleen lief, maar Hij verblijdt Zich in die liefde, Hij is vrolijk, dat zij de voorwerpen van Zijn liefde zijn. Hij zal zich over u verheugen met gejuicht Hij, die door de zonde des zondaars gegriefd is, verblijdt Zich over de genadegaven en de dienst van de heiligen, en staat gereed die vreugde te uiten in gejuich over hen. "De Heer heeft een welgevallen in degenen, die Hem vrezen, en in dezulken zal Jezus Christus verheerlijkt en grootgemaakt worden."

IV. God zal Sions treurenden troosten, die met hun smart medelijden hebben, en zal hun tranen afwissen, Zephaniah 3:18. De bedroefden, om der bijeenkomst wil, zal Ik verzamelen, zij zijn uit u, de beschimping is een last op haar. Zie,

1. Wie zij zijn, in wie God zich verblijdt en wie Hij blijdschap schenkt. Het zijn de bedroefden. Alleen zij, die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. De bedroefden zullen eeuwig blijde zijn. 2. Wat is de grote oorzaak, dat Sions treurenden bedroefd zijn? Veel zijn haar tegenspoeden. De stad is verwoest, de paleizen liggen in puin, de handel staat stil, en het burgerlijk recht wordt niet meer uitgeoefend. Maar dit alles is niets in vergelijking met de verwoesting van het heiligdom, van de tempel en de altaren, waar geheel Israël, drie maal per jaar, placht te vergaderen. Om die heilige samenkomsten zijn ze bedroefd,

a. Omdat zij verstrooid zijn, er is geen tempel meer om er samen te komen, en ware die er, geen volk meer om op te gaan, zodat de Heer in Sion heeft doen vergeten de hoogtijd en de sabbat, Lamentations 2:6. Zie, het ophouden van de openbare samenkomsten tot Godsverering, het verstrooien van het volk door Zijn vijanden en het verlaten zijn door de vrienden, zodat vergaderingen, althans heilige vergaderingen onmogelijk zijn geworden, is een oorzaak van droefheid voor allen, die God vrezen. Indien de wegen van Sion treuren, treuren de zonen Sions ook: En hierdoor blijken zij, inderdaad uit Sion te zijn levende leden van dat lichaam, met welks pijn ze zo begaan zijn.

b. Omdat zij veracht zijn, de smaad van de plechtige vergaderingen is een last voor hen. Het is het lot van de heilige samenkomsten geweest, beschimping te ontvangen. Satan en zijn werktuigen hebben het daarop bijzonder voorzien, als de belangrijke steun voor het welzijn van Gods koninkrijk onder de mensen. Men heeft die vergaderingen belasterd en zwart gemaakt, en dit is een verdriet voor allen, die Gods eer ter harte nemen en belang stellen in het welvaren van de zielen van de mensen. Zij gevoelen, dat de smaad dier heilige samenkomsten op hen valt.

V. God zal de gevangenen uit de hand van hun verdrukkers bevrijden, en de ballingen, die voor immer verjaagd schenen, weerbrengen,

1. Hun vijanden zullen niet langer in staat zijn hen gevangen te houden: "Ziet, Ik zal te die tijde al uw verdrukkers verdoen, zal hun macht breken, hun raadslagen verijdelen, zodat ze genoodzaakt zullen zijn hun prooi los te laten". "Conficiam, ik zal ze de les lezen." Ik zal binnenkort met hen handelen en zo een eind aan hen maken, Zie, die Gods volk mishandelen en verdrukken, betreden een zekere weg tot hun eigen verderf.

2. Zij zullen in staat gesteld worden, hun vrijheid te herwinnen en te handhaven, en alle moeilijkheden, die in de weg treden, te boven te komen. Is de kerk zwak en gewond? "Ik zal de hinkenden behoeden, gelijk Micah 4:6 beloofd was, Hij zal haar helpen wanneer zij zichzelf niet helpen kan, zelfs zullen de lammen de buit roven", Isaiah 33:23. Is ze verstrooid en kan niet vergaderen? Ik zal de uitgestotenen verzamelen, en u herwaarts brengen, ten tijde namelijk, als Ik u verzamelen zal. Een daad van genade en barmhartigheid zal dienen, beide om u uit de verstrooiïng te vergaderen en u naar uw eigen land terug te voeren. Wanneer het hart des volks bereid is, zal het werk spoedig geschieden, en wie zal verhinderen wat God onderneemt? Ik zal uw gevangenissen voor uw ogen wenden, zegt de Heer, gij zult er duidelijk de hand des Heeren in herkennen, en zeggen: "Dit is van de Heere geschied".

VI. God zal door dit alles eer op hen leggen en naam voor hen maken onder die rondom hen zijn. Israël was boven alle volken gezet, tot lof, tot een naam, en tot heerlijkheid, Deuteronomy 33:19 De smaad, op hen gevallen, was een van hun diepste grieven (niets grijpt meer aan dan smaad voor degenen, die in ere zijn), en daarom wanneer God in barmhartigheid tot Zijn kerk weerkeert, wordt hier toegezegd, dat ze haar eer terugkrijgt, al haar smaad wordt, als die van Israël te Gilgal, Joshua 5:9 afgewenteld. De kerk zal even eervol staan als ooit, hoe veracht ze ook geweest zij.

1. Zelfs degenen, die haar gesmaad hebben zullen haar eren. "Ik zal ze stellen tot een lof en tot een naam in het ganse land, waar zij beschaamd zijn geweest". Dezelfden, die getuigen van haar ongenade zijn geweest, zullen de omkeer van de genegenheid zien en van gedachte veranderen. Zij, die gezegd hebben: "Dit is Sion, waar niemand acht op slaat", zullen zeggen: "Dit is Sion, waar de grote God zich mee bemoeit." En zij, die het uitvaagsel van de aarde werd genoemd, zal nu blijken, de lieveling des hemels te zijn.

2. Zelfs degenen, die haar nooit gekend hadden, zullen leren, haar te eren, Zephaniah 3:20:Ik zal u zetten tot een naam en tot een lof, onder alle volken van de aarde. Zo ging het van de Joodse kerk, toen de vreze van de Joden op al hun naburen viel, Esth. 8:17, en sommigen uit alle volken zeiden: "Wij zullen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is", Zacheria 8:23. Zo ging het van de christelijke kerk, toen zij bloeide in de wereld, want in haar is iets, dat ze allen volken van de aarde eer en schatting waardig maakt. Zo zal het met de algemene vergadering van de eerstgeborenen in die grote dag zijn, wanneer de heiligen in Christus vergaderd worden, opdat Hij in hen worde geprezen en groot gemaakt, voor engelen en mensen. "Dan zal Israëls God een lof en een naam gemaakt worden tot in eeuwigheid."

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Zephaniah 3". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://studylight.org/commentaries/dut/mhm/zephaniah-3.html. 1706.
adsFree icon
Ads FreeProfile