Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Zacharia 4

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ZACHARIA 4

In dit hoofdstuk hebben wij nog een troostrijk visioen, dat, zoals het de profeet verklaard werd veel bevatte tot bemoediging van het volk van God in hun tegenwoordige benauwdheid die zo groot was, dat zij hun geval voor hopeloos hielden, en dachten, dat hun tempel nooit herbouwd, noch hun stad vervuld kon worden, en daarom is het doel van het visioen, om te tonen, dat God het werk door Zijn eigen kracht volmaken zou, hoe zwak ook de bijstand was, die Zijn vrienden er aan geven zouden, en hoe krachtig ook de tegenstand, die Zijn vijanden er aan bieden zouden. Hier is,

I. De opwekking van de profeet om op het gezicht te letten, Zechariah 4:1.

II. Het visioen zelf, namelijk een kandelaar met zeven lampen, die rechtstreeks uit twee olijfbomen, die er bij groeiden, aan iedere zijde een, van olie voorzien en brandende gehouden werden, Zechariah 4:2, Zechariah 4:3.

III. De algemene bemoediging, die hiermee bedoeld is voor de bouwers van de tempel, om voort te gaan met dat goede werk, waarbij zij verzekerd worden, dat hij tenslotte voltooid zou worden, Zechariah 4:4.

IV. De bijzondere uitlegging van dit visioen, tot toelichting van deze verzekering, Zechariah 4:11.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ZACHARIA 4

In dit hoofdstuk hebben wij nog een troostrijk visioen, dat, zoals het de profeet verklaard werd veel bevatte tot bemoediging van het volk van God in hun tegenwoordige benauwdheid die zo groot was, dat zij hun geval voor hopeloos hielden, en dachten, dat hun tempel nooit herbouwd, noch hun stad vervuld kon worden, en daarom is het doel van het visioen, om te tonen, dat God het werk door Zijn eigen kracht volmaken zou, hoe zwak ook de bijstand was, die Zijn vrienden er aan geven zouden, en hoe krachtig ook de tegenstand, die Zijn vijanden er aan bieden zouden. Hier is,

I. De opwekking van de profeet om op het gezicht te letten, Zechariah 4:1.

II. Het visioen zelf, namelijk een kandelaar met zeven lampen, die rechtstreeks uit twee olijfbomen, die er bij groeiden, aan iedere zijde een, van olie voorzien en brandende gehouden werden, Zechariah 4:2, Zechariah 4:3.

III. De algemene bemoediging, die hiermee bedoeld is voor de bouwers van de tempel, om voort te gaan met dat goede werk, waarbij zij verzekerd worden, dat hij tenslotte voltooid zou worden, Zechariah 4:4.

IV. De bijzondere uitlegging van dit visioen, tot toelichting van deze verzekering, Zechariah 4:11.

Verzen 1-14

Zacharia 4:1-14

I. Hier wordt de profeet voorbereid, om de openbaring te ontvangen, die aan hen gedaan zou worden. De Engel, die met hem sprak, kwam en wekte hem op, Zechariah 4:1. Hoewel hij in gesprek was met een Engel, en wel over zaken van groot en algemeen belang, toch, schijnt het, werd hij afgemat en viel in slaap, men zou zeggen, terwijl de Engel nog met hem sprak. Zo waren ook de discipelen, toen zij Christus verheerlijkt zagen, met slaap bezwaard, Luke 9:32. Zonder twijfel was de geest van de profeet gewillig om te letten op hetgeen te zien en te horen was, maar het vlees was zwak, zijn lichaam kon geen gelijken tred houden met zijn ziel in goddelijke beschouwing, misschien was hij verbijsterd door het vreemde van de visioenen, en zoodoende met slaap bezwaard, of misschien bracht de liefelijkheid van de visioenen hem tot kalmte en zong hem als `t ware in slaap. Daniël viel in een diepen slaap, toen hij de stem van de woorden van de engel hoorde, Daniel 10:9. Wij zullen nimmer in staat zijn met geesten te verkeren, totdat wij deze lichamen van vlees kwijt zijn. Het schijnt, dat de Engel hem een tijd lang alles liet vergeten, opdat hij, verfrist, bereid zou zijn om nieuwe openbaringen te ontvangen, maar hem daarna, tot zijn verrassing, opwekte, gelijk een man, die van zijn slaap opgewekt wordt. Wij hebben de Geest van God nodig, niet alleen om ons goddelijke dingen bekend te maken, maar ook om onze aandacht er op te vestigen. Hij wekt allen morgen, Hij wekt mij het oor, Isaiah 50:4. Wij moeten van God vragen, dat Hij ons opwekt, zo vaak Hij tot ons spreekt, en dan behoren wij ons zelf aan te gorden.

II. De openbaring, die hem gedaan werd, toen hij aldus was voorbereid. De Engel vroeg hem: Wat ziet gij? Zechariah 4:2. Toen hij wakker was, zou hij misschien niet gelet hebben op hetgeen zich aan zijn blikken voordeed, als hij zo opgewekt was om toe te zien. Hij zag en zie een gouden kandelaar, zoals er vroeger een in de tempel was geweest, en te van zijn tijd zou deze tempel van een dergelijke voorzien worden. De kerk is een kandelaar, opgericht tot verlichting van deze donkere wereld en om het licht van de goddelijke openbaring er in te dragen. De kaars is van God, de kerk is slechts een kandelaar, maar geheel van goud, wat de grote waarde en uitnemendheid van de kerk van God betekent. Deze gouden kandelaar had zeven lampen als zovele armen, en ieder waarvan een brandend en schijnend licht was. De Joodse kerk was er maar een en hoewel het waarschijnlijk is, dat de Joden, die verstrooid waren, synagogen hadden in andere landen, toch waren die slechts als zovele lampen, die tot een kandelaar behoren, maar nu, onder het Evangelie, is Christus het middenpunt van eerbied, en niet Jeruzalem, of een andere plaats, en daarom worden zeven bijzondere lampen voorgesteld, niet als zeven lampen, maar als zeven onderscheidene gouden kandelaren, Revelation 1:20. Deze kandelaar had een oliekruikje of gemeenschappelijk reservoir boven deszelfs hoofd, waarin onophoudelijk olie druppelde, en van daar werd zij door zeven verborgen pijpen, over de zeven lampen verdeeld, zodat zij, zonder verdere moeite de olie even snel ontvingen, als zij die verbruikten, evenals in de zogenaamde vulpenhouders, zij hadden nooit gebrek, en er was nooit te veel, en zoodoende bleven zij altijd helder branden. Ook het oliekruikje werd voortdurend voorzien, zonder enige moeite of toezicht, want, Zechariah 4:3, hij zag twee olijfbomen, n van iedere zijde van de kandelaar, die zo olieachtig en vruchtbaar waren, dat zij uit zichzelf voortdurend overvloedig olie in het kruikje druppelden, vanwaar de olie over de lampen verdeeld werd, zodat niemand deze kandelaar behoefde te verzorgen, of met olie te voorzien, zij wachtte naar genen man noch verbeidde mensenkinderen, het doel hiervan is te tonen, dat God Zijn genadige bedoelingen met Zijn kerk gemakkelijk kan vervullen, en het ook dikwijls doet, door Zijn eigen wijsheid en macht, zonder enige kunst of arbeid van mensen, en dat, hoewel Hij somtijds gebruik maakt van werktuigen, Hij ze toch niet nodig heeft en er niet aan gebonden is, maar Zijn werk kan doen zonder die, en het ook eer zonder die zal doen, dan dat het daardoor bedorven wordt.

III. Het onderzoek, dat de profeet deed naar de bedoeling hiervan, en het zachte verwijt, hem gedaan, om zijn traagheid van begrip, Zechariah 4:4 :Ik antwoordde en zeide tot de Engel, zeggende: Mijn Heer, wat zijn deze dingen? Zie, met hoeveel eerbied hij tot de Engel spreekt, hij noemt Hem mijn Heer. Die zich willen laten leren, moeten hun leermeesters eer geven. Hij zag, wat het was, maar vroeg, wat het betekende. Het is iets begeerlijks om de bedoeling van Gods openbaringen van zichzelf en Zijn wil, beide in Zijn woord en door Zijn inzettingen en leidingen, te verstaan. "Wat is uw bedoeling met deze dienst, deze tekenen?" En die de wil van God begeren te verstaan, moeten leerzaam zijn. Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen om de Heer te kennen, als wij niet alleen horen, maar evenals Christus ondervragen naar hetgeen wij horen, Luke 2:46. De Engel antwoordde hem met een vraag: Weet gij niet, wat deze zijn? wat betekent, dat, als hij nagedacht en geestelijke dingen met geestelijke vergeleken had, hij de bedoeling van deze dingen had kunnen raden, want hij wist, dat er een gouden kandelaar was, die voortdurend door de priesters van olie voorzien en brandend gehouden moest worden, ten diepste van de tabernakel, toen hij dus zo'n kandelaar in een visioen zag, met altijd brandende lampen, en zonder priesters om er voor te zorgen, en zonder dat het ook nodig was, kon hij begrijpen, dat de bedoeling hiervan was, dat al had God het priesterschap weer ingesteld Hij toch Zijn eigen werk voor en onder Zijn volk zonder die kon doen. Wij hebben reden, om ons te schamen, dat wij niet vlugger de bedoeling van goddelijke openbaringen begrijpen. De Engel deed de profeet deze vraag, om hem de erkenning van zijn eigen traagheid van begrip te ontlokken, en hij kreeg die dadelijk te horen: Ik zei: Neen, mijn Heer, Ik weet niet wat deze zijn." Visioenen hadden hun betekenis, maar vaak duister en moeilijk te verstaan, en de profeten zelf begrepen die dikwijls eerst niet. Maar die van God geleerd willen zijn, moeten hun eigen onwetendheid zien en erkennen, en ook hun behoefte aan onderricht, en moeten zich tot God wenden om onderricht. Tot Hem, die ons de kast gaf, moeten wij ons wenden, om de sleutel, waarmede die moet ontsloten. De zachtmoedige en nederige zal God onderrichten, niet hen, die een hoge gedachte van zichzelf hebben en op de gebroken rietstok van hun eigen verstand leunen.

IV. De algemene betekenis van dit visioen zonder nauwkeurig iedere omstandigheid van het visioen na te gaan, is de bedoeling er van de profeet te verzekeren, en het volk door hem, dat dit goede werk van de tempelbouw, door de bijzondere zorg van de goddelijke voorzienigheid, en de onmiddellijke invloed van de goddelijke genade, tot een gelukkig einde gebracht zou worden, hoewel de vijanden er van vele en machtig en zijn vrienden en bevorderaars weinigen en zwak zijn. In de verklaring van visioenen en gelijkenissen moeten wij zoeken naar de algemene bedoeling er van, en daarmee tevreden zijn, als die maar duidelijk is, al zijn wij ook niet in staat iedere kleinigheid te verklaren, of voor ons oogmerk te gebruiken. De Engel geeft de profeet in `t algemeen te kennen, dat dit visioen bestemd was, om een woord toe te lichten, dat de Heer te zeggen had tot Zerubbabel, om hem aan te moedigen voort te gaan met het bouwen van de tempel. Hij moet weten, dat hij daarin een medewerker van God is, en dat het een werk is, dat God erkennen en bekronen zal.

1. God zal dit werk voortzetten en voltooien, zoals Hij hun verlossing uit Babel begonnen was, niet door uiterlijk geweld, maar door verborgen werkzaamheid en innerlijke werking op het hart van de mensen. Hij zegt het, die de Heer der heerscharen is, en het kan doen "vi et armis- met wapengeweld," die legioenen ter beschikking heeft, "maar Hij zal het doen, niet door menselijke kracht noch geweld, maar door Zijn Geest". Wat door Zijn Geest gedaan wordt, wordt met macht en geweld gedaan, maar dit staat tegenover stoffelijk geweld. Israël werd opgevoerd uit Egypte en in Kanan gebracht, door kracht en geweld, in beide deze wonderwerken werd een grote slachting aangericht. Maar zij werden opgevoerd uit Babel en voorde tweede maal Kanan binnengebracht, door de Geest van de Heer der heerscharen, die werkte op de geest van Cyrus, en hem genegen maakte om vrijheid voor hen uit te roepen, en de harten van de gevangenen bewerkte en ze genegen maakte om de aangeboden vrijheid aan te nemen. Het was door de Geest van de Heer der heerscharen, dat het volk opgewekt en bezield werd om de tempel te bouwen, en daarom wordt gezegd, dat de profeten Gods hen ondersteunden, omdat zij, als de mond van de Geest naar hun hart spraken, Ezra 5:2. Het was door dezelfde Geest, dat het hart van Darius genegen werd om dat goede werk te begunstigen en te bevorderen, en dat de gezworen vijanden er van in hun raad verdwaasd werden, zodat zij het niet konden bemoeilijken, gelijk zij van plan waren. Het werk van God wordt dikwijls zeer voorspoedig voortgezet, terwijl het toch in diepe stilte geschiedt, en zonder bijstand van menselijke kracht, de tempel van het Evangelie wordt gebouwd, niet door kracht of macht want de wapenen van onze strijd zijn niet vleselijk, maar door de Geest van de Heer der heerscharen, Wiens werking op het geweten van de mensen machtig is om sterkten neer te werpen, zo is de uitnemendheid van de kracht van God en niet van de mensen. Als de werktuigen tekort schieten, laat ons het dan aan God overlaten, om het werk zelf te doen, door Zijn eigen Geest.

2. Alle moeilijkheid en tegenstand, die in de weg staat, zal overkomen en weggenomen worden, ook die welke onoverkomelijk schijnt, Zechariah 4:7. Wie zijt gij, o grote berg? Voor het aangezicht Zerubbabels zult gij worden tot een vlak veld Ziehier,

a. Hoe de moeilijkheid wordt voorgesteld, onbeklimbaar en onbewegelijk, een grote klomp, een berg gelijk, die uit de weg moet, zal het werk voortgang hebben. De vijanden van de Joden zijn trots en hard als grote bergen, maar, als God werk te doen heeft, zullen de bergen, die in de weg staan, tot molshopen ineenkrimpen, want ziehier,

b. Hoe-deze moeilijkheden veracht worden: "wie zijt gij, grote berg! dat gij God in de weg zou staan en de voortgang van Zijn werk denkt te stuiten? Wie zijt gij, dat gij er zo groot uitziet, dat gij zo dreigt en zo gevreesd zijt?" Voor het aangezicht Zerubbabels, als hij Gods handlanger is zult gij worden tot een vlak veld. Alle moeilijkheden zullen verdwijnen, en alle bezwaren overkomen worden. Alle bergen en heuvelen zullen vernederd worden, als de weg des Heeren bereid moet worden, Isaiah 40:3, Isaiah 40:4. Het geloof kan bergen verzetten en vlak maken. Christus is onze Zerubbabel, bergen van moeilijkheden stonden Zijn werk in de weg, maar voor Zijn aangezicht werden zij tot een vlak veld, niets is Zijn genade te moeilijk.

3. Dezelfde hand, die dit goede werk begonnen is, zal het ook volbrengen: Hij zal de hoofdsteen voortbrengen, Zechariah 4:7, en wederom, Zechariah 4:9 :De handen Zerubbabels hebben dit huis gegrondvest, het zij gezegd tot zijn eer, misschien legde hij met eigen handen de eerste steen, en hoewel de bouw lange tijd vertraagd en zeer bemoeilijkt is, toch zal hij tenslotte voltooid worden, hij zal het bij zijn leven voltooid zien, ja, zijn handen zullen het voleindigen, hierin is hij een voorbeeld van Christus, die beide de bewerker en de volbrenger van ons geloof is, en dat Hij de bewerker is, is een verzekering voor ons, dat Hij het ook volbrengen zal, want Hij is de rotssteen, Wiens werk volkomen is, is Hij begonnen en zal Hij het niet volbrengen? Zerubbabel zal zelf de hoofdsteen voortbrengen met toeroepingen, en luid vreugde gejuich onder de toeschouwers. De uitroepen zijn geen hoera's maar: Genade, genade, dat is de inhoud van de zegezangen, die de kerk zingt. Dit kan opgevat worden, a. Als grootmakende de vrije genade, en als gevende daaraan al de eer van wat tot stand gekomen is. Als het werk volbracht is, moet het dankbaar erkend worden, dat het niet door onze kracht of beleid volbracht is, maar door genade Gods welbehagen in ons en Zijn goede werk in ons en voor ons. "Genade, genade" moet geroepen worden, niet alleen tot de hoofdsteen, maar ook tot de eerste steen, de hoeksteen, en eigenlijk tot iedere steen van Gods gebouw, van het begin tot het einde niets uit de werken, maar alles uit genade, en al onze kronen moeten neergelegd worden aan de voeten van de vrije genade. Niet ons, o Heer, niet ons.

b. Als afhankelijk van vrije genade en als verlangend naar de voortduur daarvan voor hetgeen nog te doen is. "Genade, genade" is de taal van het gebed, als van dankzegging, nu dit gebouw voltooid is, moge alle geluk het bijblijven! Vrede zij binnen zijn muren, en daartoe genade. De sierlijkheid van de Heer onze God zij met hem. Wat van Gods genade komt, mag in het geloof er op goede gronden aan Gods genade worden toevertrouwd, want God verlaat het werk van Zijn handen niet.

4. Dit zal een volledige bekrachtiging zijn van de profetieën betreffende de terugkeer van de Joden, die hieraan voorafgingen. Als de temper voltooid is, dan zult gij weten, dat de Heer der heerscharen mij tot u gezonden heeft. De nauwkeurige vervulling van de schriftuurlijke profetieën is een overtuigend bewijs van hun goddelijke oorsprong. Aldus bevestigt God het woord van Zijn knecht, die tot Jeruzalem zegt: Gij zult gebouwd worden, Isaiah 44:26. Geen woord van God zal ter aarde vallen, en ook zal er geen jota of titel aan ontbreken. Zacharia's profetie van de naderende verlossing van de kerk zou spoedig, door haar vervulling, blijken van God te zijn.

5. Dit zal op krachtdadige wijze tot zwijgen brengen die met verachting op het begin van dit werk hebben neergezien. Zechariah 4:10. Wie, waar is hij nu, die de dag van de kleine dingen verachtte, en dacht, dat er nooit iets van dit werk terecht zou komen? De Joden zelf verachtten de grondslag van de tweede tempel, omdat het waarschijnlijk was, dat hij ver beneden de eersten zou staan, Ezra 3:12. Hun vijanden verachtten de muur, terwijl die gebouwd werd, Nehemiah 2:19, Nehemiah 4:2, Nehemiah 4:3. Maar dat moeten zij niet doen. Bij Gods werk is de dag van de kleine dingen niet te verachten. Al zijn de werktuigen zwak en onbekwaam dikwijls kiest God juist zulke, om er grote dingen mee tot stand te brengen. Evenals een grote berg voor Zijn aangezicht tot een vlak veld wordt, als het Hem behaagt, zo kan ook een kleine steen, zonder handen uit een berg gebouwen, de aarde vervullen, Daniel 2:35. Al zijn de beginselen klein, kan God toch het eind grotelijks vermeerderen, een mosterdzaadje kan een grote boom worden. Men verachte het morgenlicht niet, want het zal helderder en helderder worden, totdat het volkomen dag is. De dag van de kleine dingen, is de dag van de kostelijke dingen, en zal de dag van de grote dingen zijn.

6. Dit zal overvloedige voldoening geven aan allen, die het van harte wel menen met Gods zaak, die blijde zullen zijn, als zij zich vergissen in hun verachting van de dag van de kleine dingen. Die wanhoopten aan de voltooiing van het werk zullen zich verblijden, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbabel, als zij hem werkzaam zien onder de bouwlieden, orders en bevelen gevende, wat er gedaan moet worden, en zorg dragende, dat het werk met grote nauwkeurigheid gedaan wordt, opdat het beide schoon en sterk moge zijn. Het is een reden tot grote verheuging voor alle goede mensen, te zien, dat overheden zorgvuldig en werkzaam zijn voor het bouwen van Gods huis, het paslood in de hand te zien van hen, die macht hebben om veel te doen, als hun hart er maar bij is, wij zien Zerubbabel niet met de troffel in de hand, dat laat hij over aan de werklieden, aan de predikers, maar wij zien hem met het paslood in de hand, en dat is geen vernedering voor hem, maar een eer. Overheden moeten op het werk van de predikanten toezien en de Levieten, die hun plicht doen, troostrijk toespreken.

7. Dit zal de wijsheid en zorg van Gods voorzienigheid ten zeerste grootmaken, die altijd werkzaam is voor het welzijn van Zijn kerk. Zerubbabel doet het zijne, hij doet, zoveel als mensen doen kunnen, om het werk te bevorderen, maar hij doet het met die zeven ogen van de Heer, waarvan wij lezen in Zechariah 3:9. Hij kon niets doen, als de waakzame machtige, genadige voorzienigheid van God niet voor hem uit en met hem meeging. Als de Heer dit huis niet gebouwd had, dan zouden Zerubbabel en de zijnen tevergeefs daaraan gearbeid hebben, Psalms 127:1. Deze ogen des Heeren zijn het, die de hele aarde doorlopen, die alle schepselen en al hun handelingen gadeslaan, 2 Chronicles 16:9, en alles besturen en bezielen, naar de goddelijke raad. Wij moeten niet menen, dat God zozeer in beslag genomen is door de zorg voor Zijn kerk, dat Hij geen acht geeft op de wereld, maar het is een troost voor ons, dat dezelfde alwijze, almachtige Voorzienigheid, die de volken van de aarde bestuurt, in bijzondere zin voor Zijn kerk zorg draagt. De zeven ogen, die de aarde doorlopen, zijn alle op n steen, namelijk die Zerubbabel met zijn paslood recht legt, om toe te zien, dat hij goed gelegd wordt. En die het paslood in de hand hebben, moeten opzien naar die ogen van de Heer, moeten voortdurend hun aandacht hebben bij de goddelijke Voorzienigheid, en handelen in vertrouwen op haar leiding, en in onderwerping aan haar beschikkingen.

Er is nu genoeg tot Zacharia gezegd, om hem te bemoedigen, en hem in staat te stellen anderen te bemoedigen, met het oog op het goede werk van de tempelbouw, waaraan zij nu bezig waren, en dat was de voornaamste bedoeling van het visioen, dat hij zag, maar nog is zijn weetgierigheid niet bevredigd ten aanzien van de bijzonderheden, die wij willen toeschrijven, niet aan ijdele nieuwsgierigheid, maar aan zijn waardering van goddelijke openbaringen, en het genoegen, dat hij smaakte in de kennisneming daarvan. Die veel van de dingen Gods weten, moeten wel de nederige begeerte hebben om meer te weten.

I. Wat zijn vraag was. Hij verstond de betekenis van de kandelaar met de lampen: Het is Jeruzalem, het is de tempel, en hun verlossing, die zal uitgaan als brandende lamp, maar hij begeert te weten, wat die twee olijfbomen zijn, Zechariah 4:11, die twee takjes van de olijfbomen? Zechariah 4:12.

1. Hij vroeg. Die bekend willen worden met de dingen Gods, moeten naar die dingen vragen. Vraag, en u zal gezegd worden.

2. Hij vroeg tweemaal, daar hij op zijn eerste vraag geen antwoord ontving. Als wij niet spoedig bevredigend antwoord ontvangen op onze vragen en verzoeken, dan moeten wij ze hernieuwen en herhalen, en er in volharden en aandringen tot schamens toe, en ten laatste zal Hij het voortbrengen en niet liegen.

3. Zijn tweede vraag verschilde enigszins van de eerste. Eerst vroeg hij: Wat zijn die twee olijfbomen, maar vervolgens: Wat zijn die twee takjes van de olijfbomen? dat wil zeggen die takken van de boom, die over het kruikje hingen en er olie in druppelden. Als wij vragen naar de genade van God, dan moet het meer zijn, zoals die ons wordt meegedeeld door de vruchtbare takken van het woord en de inzettingen, want dat is van de geopenbaarde dingen, die voor ons en onze kinderen zijn, dan, zoals die aanwezig is in de goede olijfboom waaruit alle goede gaven komen, want dat is van de verborgen dingen, die niet voor ons zijn.

4. In zijn vraag noemde hij alles, wat hij opgemerkt had in het visioen, hij lette niet al op hetgeen bij het eerste gezicht duidelijk was, dat de twee olijfbomen stonden, n ter rechterzijde, en de andere ter linkerzijde van de kandelaar, zo nabij is de goddelijke genade aan de kerk en zo bereid voor haar dienst, maar hij merkte verder op, bij meer nauwkeurig toezien, dat de twee takjes, waarvan de kandelaar in `t bijzonder ontving des wortels en van de vettigheid des olijfbooms, zoals de apostel van de kerk zegt, Romans 11:17, dat die twee takjes uit zichzelf het goud, namelijk de gouden olie goten in het kruikje. Onze Heer Jezus ledigde Zichzelf, om ons te vullen, Zijn kostelijk bloed is de gouden olie, die ons van alles voorziet wat wij nodig hebben.

II. Het antwoord, dat hij ontving. Opnieuw dwong de engel hem, uitdrukkelijk zijn onwetendheid te bekennen, voordat Hij hem inlichtte, Zechariah 4:13 :"Weet gij niet, wat deze zijn? Als gij weet, dat de kerk de kandelaar is, kunt gij dan denken dat de olijfbomen iets anders zijn dan de goddelijke genade?" Maar hij erkende, dat hij, of niet ten volle verstond, of vreesde, dat hij niet recht verstond: "Neen mijn Heer, hoe zou ik, tenzij iemand het mij te verstaan geeft." En toen zei Hij tot hem, Zechariah 4:14 :Deze zijn de twee oliezonen, zo staat in het oorspronkelijke, de twee gezalfden, zo lezen wij het liever, of de twee olietakken. Waar wij lezen, Isaiah 5:1, vette heuvel, daar staat in het oorspronkelijke hoven van de zoon van de olie, volle en vruchtbare bodem.

1. Als wij onder kandelaar verstaan de zichtbare kerk, in `t bijzonder die van de Joden in de tijd, tot wier vertroosting dit alles in de eerste plaats diende, dan zijn deze olietakken die voor de Heer van de ganse aarde staan, de twee grote inzettingen en ambten, dat van de overheid en het predikambt, in die tijd belichaamd in die twee grote en goede mannen Zerubbabel en Jozua. Koningen en priesters werden gezalfd, deze vorst, deze priester, waren olietakken, aangedaan met gaven en gunsten van Gods Geest, om hen te bekwamen voor het werk, waarvoor zij geroepen waren. Zij stonden voor de Heer van de ganse aarde, om Hem te dienen, en van Hem bevelen te ontvangen, en grote invloed hadden zij in die tijd op de zaken van de kerk. Hun wijsheid, moed en ijver ledigden zich onophoudelijk in de gouden kruik, om de lampen brandende te houden, en als zij heen gegaan zijn, zullen anderen opgewekt worden, om hetzelfde werk voort te zetten, Israël zal niet meer zonder vorst en priester zijn. Goede overheden en goede predikers, die zelf gezalfd zijn met de genade Gods en de Heer van de ganse aarde bijstaan, als getrouwe aanhangers van Zijn zaak, dragen zeer veel bij tot handhaving en bevordering van de godsdienst en de uitstraling van het woord des levens.

2. Als wij onder de kandelaar de kerk van de eerstgeborene, van de ware gelovigen verstaan dan kan met deze olietakken Christus en de Geest, de Verlosser en de Trooster bedoeld zijn. Christus is niet alleen de Messias, de Gezalfde, maar Hij is voor Zijn kerk de goede olijfboom en uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen John 1:16. En de Heilige Geest is de zalving die wij ontvangen hebben, 1 John 2:20, 1 John 2:27. Door Christus, de olijfboom, wordt door middel van de Geest, de olijftak, al de gouden olie van de genade aan de gelovigen meegedeeld, die hun lamp brandende houdt, zonder welke die terstond uit zou gaan. Zij staan voor de Heer van de ganse aarde, die op bijzondere wijze de Heer van de kerk is, want de Zoon zou op de bestemde tijd door de Vader gezonden worden, en de Heilige Geest evens, en zij staan bij Hem gereed om te gaan.

Verzen 1-14

Zacharia 4:1-14

I. Hier wordt de profeet voorbereid, om de openbaring te ontvangen, die aan hen gedaan zou worden. De Engel, die met hem sprak, kwam en wekte hem op, Zechariah 4:1. Hoewel hij in gesprek was met een Engel, en wel over zaken van groot en algemeen belang, toch, schijnt het, werd hij afgemat en viel in slaap, men zou zeggen, terwijl de Engel nog met hem sprak. Zo waren ook de discipelen, toen zij Christus verheerlijkt zagen, met slaap bezwaard, Luke 9:32. Zonder twijfel was de geest van de profeet gewillig om te letten op hetgeen te zien en te horen was, maar het vlees was zwak, zijn lichaam kon geen gelijken tred houden met zijn ziel in goddelijke beschouwing, misschien was hij verbijsterd door het vreemde van de visioenen, en zoodoende met slaap bezwaard, of misschien bracht de liefelijkheid van de visioenen hem tot kalmte en zong hem als `t ware in slaap. Daniël viel in een diepen slaap, toen hij de stem van de woorden van de engel hoorde, Daniel 10:9. Wij zullen nimmer in staat zijn met geesten te verkeren, totdat wij deze lichamen van vlees kwijt zijn. Het schijnt, dat de Engel hem een tijd lang alles liet vergeten, opdat hij, verfrist, bereid zou zijn om nieuwe openbaringen te ontvangen, maar hem daarna, tot zijn verrassing, opwekte, gelijk een man, die van zijn slaap opgewekt wordt. Wij hebben de Geest van God nodig, niet alleen om ons goddelijke dingen bekend te maken, maar ook om onze aandacht er op te vestigen. Hij wekt allen morgen, Hij wekt mij het oor, Isaiah 50:4. Wij moeten van God vragen, dat Hij ons opwekt, zo vaak Hij tot ons spreekt, en dan behoren wij ons zelf aan te gorden.

II. De openbaring, die hem gedaan werd, toen hij aldus was voorbereid. De Engel vroeg hem: Wat ziet gij? Zechariah 4:2. Toen hij wakker was, zou hij misschien niet gelet hebben op hetgeen zich aan zijn blikken voordeed, als hij zo opgewekt was om toe te zien. Hij zag en zie een gouden kandelaar, zoals er vroeger een in de tempel was geweest, en te van zijn tijd zou deze tempel van een dergelijke voorzien worden. De kerk is een kandelaar, opgericht tot verlichting van deze donkere wereld en om het licht van de goddelijke openbaring er in te dragen. De kaars is van God, de kerk is slechts een kandelaar, maar geheel van goud, wat de grote waarde en uitnemendheid van de kerk van God betekent. Deze gouden kandelaar had zeven lampen als zovele armen, en ieder waarvan een brandend en schijnend licht was. De Joodse kerk was er maar een en hoewel het waarschijnlijk is, dat de Joden, die verstrooid waren, synagogen hadden in andere landen, toch waren die slechts als zovele lampen, die tot een kandelaar behoren, maar nu, onder het Evangelie, is Christus het middenpunt van eerbied, en niet Jeruzalem, of een andere plaats, en daarom worden zeven bijzondere lampen voorgesteld, niet als zeven lampen, maar als zeven onderscheidene gouden kandelaren, Revelation 1:20. Deze kandelaar had een oliekruikje of gemeenschappelijk reservoir boven deszelfs hoofd, waarin onophoudelijk olie druppelde, en van daar werd zij door zeven verborgen pijpen, over de zeven lampen verdeeld, zodat zij, zonder verdere moeite de olie even snel ontvingen, als zij die verbruikten, evenals in de zogenaamde vulpenhouders, zij hadden nooit gebrek, en er was nooit te veel, en zoodoende bleven zij altijd helder branden. Ook het oliekruikje werd voortdurend voorzien, zonder enige moeite of toezicht, want, Zechariah 4:3, hij zag twee olijfbomen, n van iedere zijde van de kandelaar, die zo olieachtig en vruchtbaar waren, dat zij uit zichzelf voortdurend overvloedig olie in het kruikje druppelden, vanwaar de olie over de lampen verdeeld werd, zodat niemand deze kandelaar behoefde te verzorgen, of met olie te voorzien, zij wachtte naar genen man noch verbeidde mensenkinderen, het doel hiervan is te tonen, dat God Zijn genadige bedoelingen met Zijn kerk gemakkelijk kan vervullen, en het ook dikwijls doet, door Zijn eigen wijsheid en macht, zonder enige kunst of arbeid van mensen, en dat, hoewel Hij somtijds gebruik maakt van werktuigen, Hij ze toch niet nodig heeft en er niet aan gebonden is, maar Zijn werk kan doen zonder die, en het ook eer zonder die zal doen, dan dat het daardoor bedorven wordt.

III. Het onderzoek, dat de profeet deed naar de bedoeling hiervan, en het zachte verwijt, hem gedaan, om zijn traagheid van begrip, Zechariah 4:4 :Ik antwoordde en zeide tot de Engel, zeggende: Mijn Heer, wat zijn deze dingen? Zie, met hoeveel eerbied hij tot de Engel spreekt, hij noemt Hem mijn Heer. Die zich willen laten leren, moeten hun leermeesters eer geven. Hij zag, wat het was, maar vroeg, wat het betekende. Het is iets begeerlijks om de bedoeling van Gods openbaringen van zichzelf en Zijn wil, beide in Zijn woord en door Zijn inzettingen en leidingen, te verstaan. "Wat is uw bedoeling met deze dienst, deze tekenen?" En die de wil van God begeren te verstaan, moeten leerzaam zijn. Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen om de Heer te kennen, als wij niet alleen horen, maar evenals Christus ondervragen naar hetgeen wij horen, Luke 2:46. De Engel antwoordde hem met een vraag: Weet gij niet, wat deze zijn? wat betekent, dat, als hij nagedacht en geestelijke dingen met geestelijke vergeleken had, hij de bedoeling van deze dingen had kunnen raden, want hij wist, dat er een gouden kandelaar was, die voortdurend door de priesters van olie voorzien en brandend gehouden moest worden, ten diepste van de tabernakel, toen hij dus zo'n kandelaar in een visioen zag, met altijd brandende lampen, en zonder priesters om er voor te zorgen, en zonder dat het ook nodig was, kon hij begrijpen, dat de bedoeling hiervan was, dat al had God het priesterschap weer ingesteld Hij toch Zijn eigen werk voor en onder Zijn volk zonder die kon doen. Wij hebben reden, om ons te schamen, dat wij niet vlugger de bedoeling van goddelijke openbaringen begrijpen. De Engel deed de profeet deze vraag, om hem de erkenning van zijn eigen traagheid van begrip te ontlokken, en hij kreeg die dadelijk te horen: Ik zei: Neen, mijn Heer, Ik weet niet wat deze zijn." Visioenen hadden hun betekenis, maar vaak duister en moeilijk te verstaan, en de profeten zelf begrepen die dikwijls eerst niet. Maar die van God geleerd willen zijn, moeten hun eigen onwetendheid zien en erkennen, en ook hun behoefte aan onderricht, en moeten zich tot God wenden om onderricht. Tot Hem, die ons de kast gaf, moeten wij ons wenden, om de sleutel, waarmede die moet ontsloten. De zachtmoedige en nederige zal God onderrichten, niet hen, die een hoge gedachte van zichzelf hebben en op de gebroken rietstok van hun eigen verstand leunen.

IV. De algemene betekenis van dit visioen zonder nauwkeurig iedere omstandigheid van het visioen na te gaan, is de bedoeling er van de profeet te verzekeren, en het volk door hem, dat dit goede werk van de tempelbouw, door de bijzondere zorg van de goddelijke voorzienigheid, en de onmiddellijke invloed van de goddelijke genade, tot een gelukkig einde gebracht zou worden, hoewel de vijanden er van vele en machtig en zijn vrienden en bevorderaars weinigen en zwak zijn. In de verklaring van visioenen en gelijkenissen moeten wij zoeken naar de algemene bedoeling er van, en daarmee tevreden zijn, als die maar duidelijk is, al zijn wij ook niet in staat iedere kleinigheid te verklaren, of voor ons oogmerk te gebruiken. De Engel geeft de profeet in `t algemeen te kennen, dat dit visioen bestemd was, om een woord toe te lichten, dat de Heer te zeggen had tot Zerubbabel, om hem aan te moedigen voort te gaan met het bouwen van de tempel. Hij moet weten, dat hij daarin een medewerker van God is, en dat het een werk is, dat God erkennen en bekronen zal.

1. God zal dit werk voortzetten en voltooien, zoals Hij hun verlossing uit Babel begonnen was, niet door uiterlijk geweld, maar door verborgen werkzaamheid en innerlijke werking op het hart van de mensen. Hij zegt het, die de Heer der heerscharen is, en het kan doen "vi et armis- met wapengeweld," die legioenen ter beschikking heeft, "maar Hij zal het doen, niet door menselijke kracht noch geweld, maar door Zijn Geest". Wat door Zijn Geest gedaan wordt, wordt met macht en geweld gedaan, maar dit staat tegenover stoffelijk geweld. Israël werd opgevoerd uit Egypte en in Kanan gebracht, door kracht en geweld, in beide deze wonderwerken werd een grote slachting aangericht. Maar zij werden opgevoerd uit Babel en voorde tweede maal Kanan binnengebracht, door de Geest van de Heer der heerscharen, die werkte op de geest van Cyrus, en hem genegen maakte om vrijheid voor hen uit te roepen, en de harten van de gevangenen bewerkte en ze genegen maakte om de aangeboden vrijheid aan te nemen. Het was door de Geest van de Heer der heerscharen, dat het volk opgewekt en bezield werd om de tempel te bouwen, en daarom wordt gezegd, dat de profeten Gods hen ondersteunden, omdat zij, als de mond van de Geest naar hun hart spraken, Ezra 5:2. Het was door dezelfde Geest, dat het hart van Darius genegen werd om dat goede werk te begunstigen en te bevorderen, en dat de gezworen vijanden er van in hun raad verdwaasd werden, zodat zij het niet konden bemoeilijken, gelijk zij van plan waren. Het werk van God wordt dikwijls zeer voorspoedig voortgezet, terwijl het toch in diepe stilte geschiedt, en zonder bijstand van menselijke kracht, de tempel van het Evangelie wordt gebouwd, niet door kracht of macht want de wapenen van onze strijd zijn niet vleselijk, maar door de Geest van de Heer der heerscharen, Wiens werking op het geweten van de mensen machtig is om sterkten neer te werpen, zo is de uitnemendheid van de kracht van God en niet van de mensen. Als de werktuigen tekort schieten, laat ons het dan aan God overlaten, om het werk zelf te doen, door Zijn eigen Geest.

2. Alle moeilijkheid en tegenstand, die in de weg staat, zal overkomen en weggenomen worden, ook die welke onoverkomelijk schijnt, Zechariah 4:7. Wie zijt gij, o grote berg? Voor het aangezicht Zerubbabels zult gij worden tot een vlak veld Ziehier,

a. Hoe de moeilijkheid wordt voorgesteld, onbeklimbaar en onbewegelijk, een grote klomp, een berg gelijk, die uit de weg moet, zal het werk voortgang hebben. De vijanden van de Joden zijn trots en hard als grote bergen, maar, als God werk te doen heeft, zullen de bergen, die in de weg staan, tot molshopen ineenkrimpen, want ziehier,

b. Hoe-deze moeilijkheden veracht worden: "wie zijt gij, grote berg! dat gij God in de weg zou staan en de voortgang van Zijn werk denkt te stuiten? Wie zijt gij, dat gij er zo groot uitziet, dat gij zo dreigt en zo gevreesd zijt?" Voor het aangezicht Zerubbabels, als hij Gods handlanger is zult gij worden tot een vlak veld. Alle moeilijkheden zullen verdwijnen, en alle bezwaren overkomen worden. Alle bergen en heuvelen zullen vernederd worden, als de weg des Heeren bereid moet worden, Isaiah 40:3, Isaiah 40:4. Het geloof kan bergen verzetten en vlak maken. Christus is onze Zerubbabel, bergen van moeilijkheden stonden Zijn werk in de weg, maar voor Zijn aangezicht werden zij tot een vlak veld, niets is Zijn genade te moeilijk.

3. Dezelfde hand, die dit goede werk begonnen is, zal het ook volbrengen: Hij zal de hoofdsteen voortbrengen, Zechariah 4:7, en wederom, Zechariah 4:9 :De handen Zerubbabels hebben dit huis gegrondvest, het zij gezegd tot zijn eer, misschien legde hij met eigen handen de eerste steen, en hoewel de bouw lange tijd vertraagd en zeer bemoeilijkt is, toch zal hij tenslotte voltooid worden, hij zal het bij zijn leven voltooid zien, ja, zijn handen zullen het voleindigen, hierin is hij een voorbeeld van Christus, die beide de bewerker en de volbrenger van ons geloof is, en dat Hij de bewerker is, is een verzekering voor ons, dat Hij het ook volbrengen zal, want Hij is de rotssteen, Wiens werk volkomen is, is Hij begonnen en zal Hij het niet volbrengen? Zerubbabel zal zelf de hoofdsteen voortbrengen met toeroepingen, en luid vreugde gejuich onder de toeschouwers. De uitroepen zijn geen hoera's maar: Genade, genade, dat is de inhoud van de zegezangen, die de kerk zingt. Dit kan opgevat worden, a. Als grootmakende de vrije genade, en als gevende daaraan al de eer van wat tot stand gekomen is. Als het werk volbracht is, moet het dankbaar erkend worden, dat het niet door onze kracht of beleid volbracht is, maar door genade Gods welbehagen in ons en Zijn goede werk in ons en voor ons. "Genade, genade" moet geroepen worden, niet alleen tot de hoofdsteen, maar ook tot de eerste steen, de hoeksteen, en eigenlijk tot iedere steen van Gods gebouw, van het begin tot het einde niets uit de werken, maar alles uit genade, en al onze kronen moeten neergelegd worden aan de voeten van de vrije genade. Niet ons, o Heer, niet ons.

b. Als afhankelijk van vrije genade en als verlangend naar de voortduur daarvan voor hetgeen nog te doen is. "Genade, genade" is de taal van het gebed, als van dankzegging, nu dit gebouw voltooid is, moge alle geluk het bijblijven! Vrede zij binnen zijn muren, en daartoe genade. De sierlijkheid van de Heer onze God zij met hem. Wat van Gods genade komt, mag in het geloof er op goede gronden aan Gods genade worden toevertrouwd, want God verlaat het werk van Zijn handen niet.

4. Dit zal een volledige bekrachtiging zijn van de profetieën betreffende de terugkeer van de Joden, die hieraan voorafgingen. Als de temper voltooid is, dan zult gij weten, dat de Heer der heerscharen mij tot u gezonden heeft. De nauwkeurige vervulling van de schriftuurlijke profetieën is een overtuigend bewijs van hun goddelijke oorsprong. Aldus bevestigt God het woord van Zijn knecht, die tot Jeruzalem zegt: Gij zult gebouwd worden, Isaiah 44:26. Geen woord van God zal ter aarde vallen, en ook zal er geen jota of titel aan ontbreken. Zacharia's profetie van de naderende verlossing van de kerk zou spoedig, door haar vervulling, blijken van God te zijn.

5. Dit zal op krachtdadige wijze tot zwijgen brengen die met verachting op het begin van dit werk hebben neergezien. Zechariah 4:10. Wie, waar is hij nu, die de dag van de kleine dingen verachtte, en dacht, dat er nooit iets van dit werk terecht zou komen? De Joden zelf verachtten de grondslag van de tweede tempel, omdat het waarschijnlijk was, dat hij ver beneden de eersten zou staan, Ezra 3:12. Hun vijanden verachtten de muur, terwijl die gebouwd werd, Nehemiah 2:19, Nehemiah 4:2, Nehemiah 4:3. Maar dat moeten zij niet doen. Bij Gods werk is de dag van de kleine dingen niet te verachten. Al zijn de werktuigen zwak en onbekwaam dikwijls kiest God juist zulke, om er grote dingen mee tot stand te brengen. Evenals een grote berg voor Zijn aangezicht tot een vlak veld wordt, als het Hem behaagt, zo kan ook een kleine steen, zonder handen uit een berg gebouwen, de aarde vervullen, Daniel 2:35. Al zijn de beginselen klein, kan God toch het eind grotelijks vermeerderen, een mosterdzaadje kan een grote boom worden. Men verachte het morgenlicht niet, want het zal helderder en helderder worden, totdat het volkomen dag is. De dag van de kleine dingen, is de dag van de kostelijke dingen, en zal de dag van de grote dingen zijn.

6. Dit zal overvloedige voldoening geven aan allen, die het van harte wel menen met Gods zaak, die blijde zullen zijn, als zij zich vergissen in hun verachting van de dag van de kleine dingen. Die wanhoopten aan de voltooiing van het werk zullen zich verblijden, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbabel, als zij hem werkzaam zien onder de bouwlieden, orders en bevelen gevende, wat er gedaan moet worden, en zorg dragende, dat het werk met grote nauwkeurigheid gedaan wordt, opdat het beide schoon en sterk moge zijn. Het is een reden tot grote verheuging voor alle goede mensen, te zien, dat overheden zorgvuldig en werkzaam zijn voor het bouwen van Gods huis, het paslood in de hand te zien van hen, die macht hebben om veel te doen, als hun hart er maar bij is, wij zien Zerubbabel niet met de troffel in de hand, dat laat hij over aan de werklieden, aan de predikers, maar wij zien hem met het paslood in de hand, en dat is geen vernedering voor hem, maar een eer. Overheden moeten op het werk van de predikanten toezien en de Levieten, die hun plicht doen, troostrijk toespreken.

7. Dit zal de wijsheid en zorg van Gods voorzienigheid ten zeerste grootmaken, die altijd werkzaam is voor het welzijn van Zijn kerk. Zerubbabel doet het zijne, hij doet, zoveel als mensen doen kunnen, om het werk te bevorderen, maar hij doet het met die zeven ogen van de Heer, waarvan wij lezen in Zechariah 3:9. Hij kon niets doen, als de waakzame machtige, genadige voorzienigheid van God niet voor hem uit en met hem meeging. Als de Heer dit huis niet gebouwd had, dan zouden Zerubbabel en de zijnen tevergeefs daaraan gearbeid hebben, Psalms 127:1. Deze ogen des Heeren zijn het, die de hele aarde doorlopen, die alle schepselen en al hun handelingen gadeslaan, 2 Chronicles 16:9, en alles besturen en bezielen, naar de goddelijke raad. Wij moeten niet menen, dat God zozeer in beslag genomen is door de zorg voor Zijn kerk, dat Hij geen acht geeft op de wereld, maar het is een troost voor ons, dat dezelfde alwijze, almachtige Voorzienigheid, die de volken van de aarde bestuurt, in bijzondere zin voor Zijn kerk zorg draagt. De zeven ogen, die de aarde doorlopen, zijn alle op n steen, namelijk die Zerubbabel met zijn paslood recht legt, om toe te zien, dat hij goed gelegd wordt. En die het paslood in de hand hebben, moeten opzien naar die ogen van de Heer, moeten voortdurend hun aandacht hebben bij de goddelijke Voorzienigheid, en handelen in vertrouwen op haar leiding, en in onderwerping aan haar beschikkingen.

Er is nu genoeg tot Zacharia gezegd, om hem te bemoedigen, en hem in staat te stellen anderen te bemoedigen, met het oog op het goede werk van de tempelbouw, waaraan zij nu bezig waren, en dat was de voornaamste bedoeling van het visioen, dat hij zag, maar nog is zijn weetgierigheid niet bevredigd ten aanzien van de bijzonderheden, die wij willen toeschrijven, niet aan ijdele nieuwsgierigheid, maar aan zijn waardering van goddelijke openbaringen, en het genoegen, dat hij smaakte in de kennisneming daarvan. Die veel van de dingen Gods weten, moeten wel de nederige begeerte hebben om meer te weten.

I. Wat zijn vraag was. Hij verstond de betekenis van de kandelaar met de lampen: Het is Jeruzalem, het is de tempel, en hun verlossing, die zal uitgaan als brandende lamp, maar hij begeert te weten, wat die twee olijfbomen zijn, Zechariah 4:11, die twee takjes van de olijfbomen? Zechariah 4:12.

1. Hij vroeg. Die bekend willen worden met de dingen Gods, moeten naar die dingen vragen. Vraag, en u zal gezegd worden.

2. Hij vroeg tweemaal, daar hij op zijn eerste vraag geen antwoord ontving. Als wij niet spoedig bevredigend antwoord ontvangen op onze vragen en verzoeken, dan moeten wij ze hernieuwen en herhalen, en er in volharden en aandringen tot schamens toe, en ten laatste zal Hij het voortbrengen en niet liegen.

3. Zijn tweede vraag verschilde enigszins van de eerste. Eerst vroeg hij: Wat zijn die twee olijfbomen, maar vervolgens: Wat zijn die twee takjes van de olijfbomen? dat wil zeggen die takken van de boom, die over het kruikje hingen en er olie in druppelden. Als wij vragen naar de genade van God, dan moet het meer zijn, zoals die ons wordt meegedeeld door de vruchtbare takken van het woord en de inzettingen, want dat is van de geopenbaarde dingen, die voor ons en onze kinderen zijn, dan, zoals die aanwezig is in de goede olijfboom waaruit alle goede gaven komen, want dat is van de verborgen dingen, die niet voor ons zijn.

4. In zijn vraag noemde hij alles, wat hij opgemerkt had in het visioen, hij lette niet al op hetgeen bij het eerste gezicht duidelijk was, dat de twee olijfbomen stonden, n ter rechterzijde, en de andere ter linkerzijde van de kandelaar, zo nabij is de goddelijke genade aan de kerk en zo bereid voor haar dienst, maar hij merkte verder op, bij meer nauwkeurig toezien, dat de twee takjes, waarvan de kandelaar in `t bijzonder ontving des wortels en van de vettigheid des olijfbooms, zoals de apostel van de kerk zegt, Romans 11:17, dat die twee takjes uit zichzelf het goud, namelijk de gouden olie goten in het kruikje. Onze Heer Jezus ledigde Zichzelf, om ons te vullen, Zijn kostelijk bloed is de gouden olie, die ons van alles voorziet wat wij nodig hebben.

II. Het antwoord, dat hij ontving. Opnieuw dwong de engel hem, uitdrukkelijk zijn onwetendheid te bekennen, voordat Hij hem inlichtte, Zechariah 4:13 :"Weet gij niet, wat deze zijn? Als gij weet, dat de kerk de kandelaar is, kunt gij dan denken dat de olijfbomen iets anders zijn dan de goddelijke genade?" Maar hij erkende, dat hij, of niet ten volle verstond, of vreesde, dat hij niet recht verstond: "Neen mijn Heer, hoe zou ik, tenzij iemand het mij te verstaan geeft." En toen zei Hij tot hem, Zechariah 4:14 :Deze zijn de twee oliezonen, zo staat in het oorspronkelijke, de twee gezalfden, zo lezen wij het liever, of de twee olietakken. Waar wij lezen, Isaiah 5:1, vette heuvel, daar staat in het oorspronkelijke hoven van de zoon van de olie, volle en vruchtbare bodem.

1. Als wij onder kandelaar verstaan de zichtbare kerk, in `t bijzonder die van de Joden in de tijd, tot wier vertroosting dit alles in de eerste plaats diende, dan zijn deze olietakken die voor de Heer van de ganse aarde staan, de twee grote inzettingen en ambten, dat van de overheid en het predikambt, in die tijd belichaamd in die twee grote en goede mannen Zerubbabel en Jozua. Koningen en priesters werden gezalfd, deze vorst, deze priester, waren olietakken, aangedaan met gaven en gunsten van Gods Geest, om hen te bekwamen voor het werk, waarvoor zij geroepen waren. Zij stonden voor de Heer van de ganse aarde, om Hem te dienen, en van Hem bevelen te ontvangen, en grote invloed hadden zij in die tijd op de zaken van de kerk. Hun wijsheid, moed en ijver ledigden zich onophoudelijk in de gouden kruik, om de lampen brandende te houden, en als zij heen gegaan zijn, zullen anderen opgewekt worden, om hetzelfde werk voort te zetten, Israël zal niet meer zonder vorst en priester zijn. Goede overheden en goede predikers, die zelf gezalfd zijn met de genade Gods en de Heer van de ganse aarde bijstaan, als getrouwe aanhangers van Zijn zaak, dragen zeer veel bij tot handhaving en bevordering van de godsdienst en de uitstraling van het woord des levens.

2. Als wij onder de kandelaar de kerk van de eerstgeborene, van de ware gelovigen verstaan dan kan met deze olietakken Christus en de Geest, de Verlosser en de Trooster bedoeld zijn. Christus is niet alleen de Messias, de Gezalfde, maar Hij is voor Zijn kerk de goede olijfboom en uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen John 1:16. En de Heilige Geest is de zalving die wij ontvangen hebben, 1 John 2:20, 1 John 2:27. Door Christus, de olijfboom, wordt door middel van de Geest, de olijftak, al de gouden olie van de genade aan de gelovigen meegedeeld, die hun lamp brandende houdt, zonder welke die terstond uit zou gaan. Zij staan voor de Heer van de ganse aarde, die op bijzondere wijze de Heer van de kerk is, want de Zoon zou op de bestemde tijd door de Vader gezonden worden, en de Heilige Geest evens, en zij staan bij Hem gereed om te gaan.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Zechariah 4". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/zechariah-4.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile