Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Openbaring 11

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Recherche de…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, OPENBARING 11

In dit hoofdstuk hebben wij de mededeling van

I. De meetroede aan den apostel gegeven om van den tempel de maat te nemen, Revelation 11:1,

II. De twee getuigen van God, Revelation 11:3,

III. Het blazen van de zevende bazuin en hetgeen daarop volgde, Revelation 11:14.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, OPENBARING 11

In dit hoofdstuk hebben wij de mededeling van

I. De meetroede aan den apostel gegeven om van den tempel de maat te nemen, Revelation 11:1,

II. De twee getuigen van God, Revelation 11:3,

III. Het blazen van de zevende bazuin en hetgeen daarop volgde, Revelation 11:14.

Verzen 1-2

Openbaring 11:1-2

Dit profetisch toneel van het meten des tempels is een duidelijke heen wijzing naar hetgeen wij vinden in Ezechiëls visioen, Ezechiël 40:3 en v. v. Maar het is niet zo gemakkelijk om een en ander te verstaan. Het zou den schijn kunnen hebben, dat de bedoeling van het meten des tempels in het eerste geval was de voorbereiding voor zijn herbouw., de bedoeling van deze opmeting schijnt een andere te zijn.

1. Tot zijn bewaring in deze tijden van algemeen gevaar en onheil, die voorzegd waren, Of

2. Tot zijn beproeving, om aan te tonen in hoeverre hij overeenkomt met het voorbeeld, dat eens op den berg getoond was, Of

3. Tot zijn vernieuwing, opdat hetgeen vervallen, onvoldoende of misvormd is, hersteld moge worden volgens het ware model. Merk op:

I. Hoeveel gemeten worden moest.

1. De tempel, de evangelische gemeente in haar geheel, of zij zo gebouwd en ingericht is als de regels van het Evangelie voorschrijven, niet te bekrompen, niet te groot, de ingang niet te wijd en niet te eng.

2. Het altaar. Dat was de plek voor de plechtigste verrichtingen van aanbidding, en kan hier genomen worden voor de godsdienstige verering in het algemeen, en wel of de gemeente de ware altaren heeft, zowel wat hoedanigheid als plaatsing betreft. In hoedanigheid: of zij Christus als haar altaar gebruikt en al haar offers op Hem brengt, en in plaatsing: waar God aangebeden wordt in geest en in waarheid.

3. De aanbidders moeten evenzo gemeten worden, of zij in al hun daden van aanbidding de heerlijkheid Gods ten doel en Zijn Woord tot regel hebben, en of zij tot God komen in de rechte stemming, en of hun wandel is overeenkomstig het Evangelie.

II. Wat niet gemeten moeten worden, en waarom het er buiten gelaten moet worden, Revelation 11:2.

1. Wat niet gemeten moet worden. Laat het voorhof uit, dat van buiten den tempel is, en meet dat niet. Sommigen zeggen dat Herodes, onder de bijgebouwen, die hij aan den tempel toevoegde, ook een ander voorhof opnam en dat het voorhof der heidenen noemde. Anderen zeggen dat Adrianus de stad en een buitenhof bouwde, het laatste Elia noemde, en aan de heidenen gaf.

2. Waarom het buiten-voorhof niet gemeten mocht worden. Dat was geen deel van den tempel, overeenkomstig het model van Salomo of dat van Zerubbabel, en daarom wilde God er geen acht op slaan. Hij wilde het niet voor de bewaring opnemen, maar Christus liet het aan de heidenen over, omdat het voor hen bestemd was, om heidense plechtigheden en gebruiken binnen te brengen en in de evangelische gemeente in te voeren. Zij konden het naar welgevallen gebruiken, en zowel dat als de stad zelf werd door hen onder den voet getreden gedurende een bepaalden tijd: twee en veertig maanden. Die tijdsruimte houden sommigen voor den gehelen tijd der regering van den antichrist. Zij, die in het buitenste voorhof aanbidden, zijn of dezulken, die het op ongeoorloofde wijze, of die het schijnheilig doen. En dezen worden door God verworpen en zullen onder Zijn vijanden gerekend worden.

3. Merk omtrent het geheel op:

A. God zal tot. aan het einde der tijden een tempel en een altaar in de wereld hebben.

B. Hij houdt nauwlettend toezicht op dezen tempel en let op elk ding, dat daarin geschiedt.

C. Zij die in het buitenste voorhof aanbidden, zullen verworpen worden, alleen zij, die binnen het voorhangsel Hem dienen, worden aangenomen.

D. De gehele stad, de zichtbare kerk, wordt door de wereld voortdurend met voeten getreden.

E. De droefenissen van de gemeente duren slechts een bepaalden tijd, en wel een korten tijd, en daarna zal zij van al haar moeiten ontslagen worden.

Verzen 1-2

Openbaring 11:1-2

Dit profetisch toneel van het meten des tempels is een duidelijke heen wijzing naar hetgeen wij vinden in Ezechiëls visioen, Ezechiël 40:3 en v. v. Maar het is niet zo gemakkelijk om een en ander te verstaan. Het zou den schijn kunnen hebben, dat de bedoeling van het meten des tempels in het eerste geval was de voorbereiding voor zijn herbouw., de bedoeling van deze opmeting schijnt een andere te zijn.

1. Tot zijn bewaring in deze tijden van algemeen gevaar en onheil, die voorzegd waren, Of

2. Tot zijn beproeving, om aan te tonen in hoeverre hij overeenkomt met het voorbeeld, dat eens op den berg getoond was, Of

3. Tot zijn vernieuwing, opdat hetgeen vervallen, onvoldoende of misvormd is, hersteld moge worden volgens het ware model. Merk op:

I. Hoeveel gemeten worden moest.

1. De tempel, de evangelische gemeente in haar geheel, of zij zo gebouwd en ingericht is als de regels van het Evangelie voorschrijven, niet te bekrompen, niet te groot, de ingang niet te wijd en niet te eng.

2. Het altaar. Dat was de plek voor de plechtigste verrichtingen van aanbidding, en kan hier genomen worden voor de godsdienstige verering in het algemeen, en wel of de gemeente de ware altaren heeft, zowel wat hoedanigheid als plaatsing betreft. In hoedanigheid: of zij Christus als haar altaar gebruikt en al haar offers op Hem brengt, en in plaatsing: waar God aangebeden wordt in geest en in waarheid.

3. De aanbidders moeten evenzo gemeten worden, of zij in al hun daden van aanbidding de heerlijkheid Gods ten doel en Zijn Woord tot regel hebben, en of zij tot God komen in de rechte stemming, en of hun wandel is overeenkomstig het Evangelie.

II. Wat niet gemeten moeten worden, en waarom het er buiten gelaten moet worden, Revelation 11:2.

1. Wat niet gemeten moet worden. Laat het voorhof uit, dat van buiten den tempel is, en meet dat niet. Sommigen zeggen dat Herodes, onder de bijgebouwen, die hij aan den tempel toevoegde, ook een ander voorhof opnam en dat het voorhof der heidenen noemde. Anderen zeggen dat Adrianus de stad en een buitenhof bouwde, het laatste Elia noemde, en aan de heidenen gaf.

2. Waarom het buiten-voorhof niet gemeten mocht worden. Dat was geen deel van den tempel, overeenkomstig het model van Salomo of dat van Zerubbabel, en daarom wilde God er geen acht op slaan. Hij wilde het niet voor de bewaring opnemen, maar Christus liet het aan de heidenen over, omdat het voor hen bestemd was, om heidense plechtigheden en gebruiken binnen te brengen en in de evangelische gemeente in te voeren. Zij konden het naar welgevallen gebruiken, en zowel dat als de stad zelf werd door hen onder den voet getreden gedurende een bepaalden tijd: twee en veertig maanden. Die tijdsruimte houden sommigen voor den gehelen tijd der regering van den antichrist. Zij, die in het buitenste voorhof aanbidden, zijn of dezulken, die het op ongeoorloofde wijze, of die het schijnheilig doen. En dezen worden door God verworpen en zullen onder Zijn vijanden gerekend worden.

3. Merk omtrent het geheel op:

A. God zal tot. aan het einde der tijden een tempel en een altaar in de wereld hebben.

B. Hij houdt nauwlettend toezicht op dezen tempel en let op elk ding, dat daarin geschiedt.

C. Zij die in het buitenste voorhof aanbidden, zullen verworpen worden, alleen zij, die binnen het voorhangsel Hem dienen, worden aangenomen.

D. De gehele stad, de zichtbare kerk, wordt door de wereld voortdurend met voeten getreden.

E. De droefenissen van de gemeente duren slechts een bepaalden tijd, en wel een korten tijd, en daarna zal zij van al haar moeiten ontslagen worden.

Verzen 3-13

Openbaring 11:3-13

Gedurende den tijd dat de heilige stad ver- treden wordt, heeft God zich Zijn getrouwe getuigen bewaard, die niet nalaten zullen de waarachtigheid van Zijn Woord en eredienst en de uitnemendheid van Zijn wegen te bevestigen. Merk op:

I. Het aantal van deze getuigen, dat is slechts klein, maar het is voldoende.

1. Het is slechts klein. Velen zullen in tijden van voorspoed zich Christus toe-eigenen en Hem erkennen, maar Hem in tijden van vervolging verloochenen. Een getuige, wanneer de zaak op de proef gesteld wordt, is meer waard dan velen in andere tijden.

2. Hun aantal is voldoende, want in den mond van twee of drie getuigen zal alle woord bestaan. Christus zond Zijne discipelen uit twee aan twee, om het Evangelie te prediken. Sommigen houden deze beide getuigen voor Henoch en Elia, die dan voor een tijd op aarde zullen wederkeren, anderen voor de gemeente der gelovige Joden en die uit de heidenen, maar het is waarschijnlijk dat zij Gods uitnemende getrouwe dienaren zijn, die niet alleen zullen voortgaan met de belijdenis van de Christelijke waarheid, maar haar ook in de zwaarste tijden zullen ver kondigen.

II. De duur van hun profeteren of getuigenis geven van Christus: duizend twee honderd en zestig dagen, dat is (naar velen menen) gedurende het tijdperk der regering van den antichrist. En indien het begin van dit tijdperk kon worden vastgesteld, zou dit aantal van profetische dagen, een dag voor een jaar genomen, ons het vooruitzicht geven wanneer het einde zal zijn.

III. Hun kleding en houding: zij zijn onder het profeteren met zakken bekleed, als dezulken, die ten diepste begaan zijn met den gezonken en bedroevenden toestand der gemeenten en der zaak van Christus in de wereld.

IV. Hoe zij ondersteund en voorzien werden gedurende de uitoefening van hun groot en moeilijk werk: Zij staan voor den God der aarde en deze geeft hun macht om te profeteren. Hij maakt hen gelijk Zerubbabel en Josia, de twee olijfbomen en de kandelaar uit het gezicht van Zacharia, Revelation 4:2 en v.v. God geeft hun de olie van den heiligen ijver, en moed, en sterkte, en vertroosting, Hij maakt hen olijfbomen, en de lampen hunner belijdenis worden brandende gehouden met de olie van inwendige genade-beginselen, welke zij van God ontvangen hebben. Zij hadden olie niet alleen in hun lampen, maar ook in hun vaten, gewoonten van geestelijken ijver, licht en leven.

V. Hun zekerheid en verdediging gedurende den tijd van hun profeteren: En zo iemand hen wil beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan en zal hun vijanden verslinden, Revelation 11:5. Sommigen denken dat dit een zinspeling is op Elia, die het vuur van den hemel afriep om de hoofdmannen met hun vijftigen te verteren, 2 Kings 1:12. God beloofde den profeet Jeremia: Ziet, Ik zal Mijne woorden in uwen mond tot vuur maken, en dit volk tot hout, en het zal hen verteren, Jeremiah 5:14. Door hun gebed en hun prediking, hun moed in het lijden, zullen zij de harten en gewetens van velen hunner vervolgers kwetsen en wonden, die zelf-veroordelend heengaan zullen en zich zelven ten schrik worden, gelijk Pashur door de woorden van den profeet Jeremia, Jeremiah 20:4. Zij zullen dien vrijen toegang tot God en dien invloed bij Hem hebben, dat God op hun gebeden plagen en oordelen over hun vijanden brengt, gelijk Hij over Farao deed, om de wateren in bloed te verkeren, Revelation 11:6, en den dauw van den hemel tegen te houden, door den hemel te sluiten, Revelation 11:6, opdat er gedurende vele dagen geen regen valle, zoals Hij deed op het gebed van Elia, 1 Kings 17:1. God heeft Zijn pijlen bereid voor de vervolgers, en plaagt hen dikwijls terwijl zij bezig zijn met het vervolgen van Zijn volk, zodat zij ondervinden dat het hard is de verzenen tegen de prikkels te slaan.

VI. Het doden van de getuigen: Ten einde hun getuigenis meer kracht bij te zetten, moeten zij dat met hun bloed bezegelen. Merk hier op:

1. Den tijd, wanneer zij gedood zullen worden.

Als zij hun getuigenis zullen geëindigd hebben. Zij zijn onsterfelijk, zij zijn onaantastbaar, tot zij hun werk verricht hebben. Sommigen menen dat hier vertaald moet worden, als zij op het punt staan hun getuigenis te eindigen. Wanneer zij gedurende ongeveer twaalf honderd en zestig dagen in zakken geprofeteerd zullen hebben, dan zullen zij eindelijk de laatste werking van anti-christelijke kwaadaardigheid gevoelen.

2. Den vijand, die hen overwinnen en doden zal, het beest, dat uit den afgrond opkomt, de Antichrist, het grote werktuig van den duivel, zal oorlog maken tegen hen, niet alleen met de wapenen van listige en fijn-gesponnen redeneringen, maar voornamelijk met openlijk geweld, en God zal toelaten dat Zijne vijanden tijdelijk de overhand krijgen over Zijn getuigen.

3. De barbaarse behandeling van deze gedode getuigen. De kwaadaardigheid hunner vijanden was door hun bloed niet voldaan, maar vervolgde zelfs hun dode lichamen.

A. Zij wilden hun geen rust in het graf gunnen, hun lichamen werden op den openbaren weg geworpen, de voornaamste straat van Babylon, of de heirweg, die naar de stad leidde. Die stad wordt geestelijk genoemd Sodom, om haar monsterachtige goddeloosheid, Egypte, om haar afgoderij en dwingelandij, en hier is Christus in Zijn mystieke lichaam meer dan in enige andere plaats der wereld gekruisigd.

B. Hun doden lichamen werd smaadheid aangedaan door de bewoners der aarde, en hun dood was een oorzaak van vreugde en feestviering voor de gehele anti-christelijke wereld, Revelation 11:10. Zij waren zeer verheugd bevrijd te zijn van deze getuigen, die hen door leer en voorbeeld verbijsterd, verschrikt en gepijnigd hadden in het geweten. Deze geestelijke wapenen raken het hart van de godlozen en vervullen hen met de grootste woede en kwaadaardigheid tegen de godvrezenden.

VII. De opwekking van deze getuigen en de gevolgen daarvan. Merk op:

1. Den tijd van hun opstanding: na drie dagen en een halven dag, Revelation 11:11, een korten tijd in vergelijking met den duur van hun profeteren. Hier ziet men een vingerwijzing naar de opwekking van Christus, die de opstanding en het leven is. Uwe doden zullen leven, ook mijn dood lichaam, zij zullen opstaan, Isaiah 26:19. Ook kan men er een herinnering in zien aan de opwekking van Lazarus op den vierden dag na zijn dood, toen ieder die voor onmogelijk hield. Gods getuigen mogen gedood worden, maar zij zullen weer opstaan, tot de algemene opstanding niet in hun personen, maar in hun opvolgers. God zal Zijn werk in de wereld doen herleven, wanneer het gestorven schijnt te zijn. 2. De kracht, waardoor zij opgewekt werden.

Een geest des levens is uit God in hen gegaan en zij stonden op hun voeten. God gaf niet alleen leven, maar ook moed in hen. God kan de dorre doodsbeenderen levend maken, de Geest des levens van God wekt de dode zielen op, zal de dode lichamen van Zijn volk opwekken, en evenzo Zijn stervende zaak in de wereld.

3. De uitwerking van hun opwekking op hun vijanden. Grote vrees is op hen gevallen. Het herleven van Gods werk en van Zijne getuigen zal de zielen van Zijn vijanden met ontzetting slaan. Waar schuld is, daar is vrees, en een geest van vervolging is wel wreed, maar niet moedig doch lafhartig. Herodes vreesde voor Johannes de Doper.

VIII. De hemelvaart van de getuigen en de gevolgen daarvan, Revelation 11:12. Merk op:

1. Hun hemelvaart. Onder den hemel kunnen wij hier gevoeglijk verstaan een uitnemender plaats in de gemeente, het koninkrijk van genade in de wereld, of een hoge plaats in het koninkrijk der heerlijkheid. Het eerste schijnt hier de bedoeling te zijn. Zij voeren op naar den hemel in een wolk (in figuurlijken en niet in letterlijken zin) en hun vijanden aanschouwden hen. Het zal geen gering gedeelte van de straf der vervolgers zijn, zowel in deze wereld als op den groten dag, te zien hoe Gods getrouwe dienstknechten grotelijks geëerd en bevoorrecht worden. Zij deden geen moeite om tot die eer op te stijgen, maar God riep hen en zei: Komt herwaarts op! De getuigen Gods moeten wachten op hun bevordering, zowel in de gemeente als in den hemel, tot God hen roept, zij moeten niet afkerig worden van het lijden en den dienst, niet te haastig naar de beloning grijpen, maar staan tot de Meester hen roept en dan mogen zij met blijdschap tot Hem komen.

2. De gevolgen van hun hemelvaart: een geweldige schok en ontroering in het anti-christelijk wereldrijk en de val van het tiende deel der stad. Sommigen menen dat hier gedoeld wordt op den aanvang van de Hervorming, toen vele vorsten en staten afvielen van hun onderwerping aan Rome. Dit grote werk ontmoette hevigen tegenstand, de gehele westerse wereld kreeg een zwaren schok en het anti-christelijk rijk werd een forsen slag toegebracht, waardoor het veel van zijn grond en belang verloor:

A. Door het zwaard des oorlogs, dat toen getrokken werd en dat vele strijders voor den Antichrist doodde.

B. Door het zwaard des Geestes. Zij zijn zeer bevreesd geworden. Zij werden overtuigd van hun dwaling, hun bijgeloof en hun afgoderij, en hebben den God des hemels heerlijkheid gegeven door ware bekering en omhelzing der waarheid. Zo zullen, wanneer Gods werk en getuigen herleven, het werk en de getuigen des duivels voor hen vallen.

Verzen 3-13

Openbaring 11:3-13

Gedurende den tijd dat de heilige stad ver- treden wordt, heeft God zich Zijn getrouwe getuigen bewaard, die niet nalaten zullen de waarachtigheid van Zijn Woord en eredienst en de uitnemendheid van Zijn wegen te bevestigen. Merk op:

I. Het aantal van deze getuigen, dat is slechts klein, maar het is voldoende.

1. Het is slechts klein. Velen zullen in tijden van voorspoed zich Christus toe-eigenen en Hem erkennen, maar Hem in tijden van vervolging verloochenen. Een getuige, wanneer de zaak op de proef gesteld wordt, is meer waard dan velen in andere tijden.

2. Hun aantal is voldoende, want in den mond van twee of drie getuigen zal alle woord bestaan. Christus zond Zijne discipelen uit twee aan twee, om het Evangelie te prediken. Sommigen houden deze beide getuigen voor Henoch en Elia, die dan voor een tijd op aarde zullen wederkeren, anderen voor de gemeente der gelovige Joden en die uit de heidenen, maar het is waarschijnlijk dat zij Gods uitnemende getrouwe dienaren zijn, die niet alleen zullen voortgaan met de belijdenis van de Christelijke waarheid, maar haar ook in de zwaarste tijden zullen ver kondigen.

II. De duur van hun profeteren of getuigenis geven van Christus: duizend twee honderd en zestig dagen, dat is (naar velen menen) gedurende het tijdperk der regering van den antichrist. En indien het begin van dit tijdperk kon worden vastgesteld, zou dit aantal van profetische dagen, een dag voor een jaar genomen, ons het vooruitzicht geven wanneer het einde zal zijn.

III. Hun kleding en houding: zij zijn onder het profeteren met zakken bekleed, als dezulken, die ten diepste begaan zijn met den gezonken en bedroevenden toestand der gemeenten en der zaak van Christus in de wereld.

IV. Hoe zij ondersteund en voorzien werden gedurende de uitoefening van hun groot en moeilijk werk: Zij staan voor den God der aarde en deze geeft hun macht om te profeteren. Hij maakt hen gelijk Zerubbabel en Josia, de twee olijfbomen en de kandelaar uit het gezicht van Zacharia, Revelation 4:2 en v.v. God geeft hun de olie van den heiligen ijver, en moed, en sterkte, en vertroosting, Hij maakt hen olijfbomen, en de lampen hunner belijdenis worden brandende gehouden met de olie van inwendige genade-beginselen, welke zij van God ontvangen hebben. Zij hadden olie niet alleen in hun lampen, maar ook in hun vaten, gewoonten van geestelijken ijver, licht en leven.

V. Hun zekerheid en verdediging gedurende den tijd van hun profeteren: En zo iemand hen wil beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan en zal hun vijanden verslinden, Revelation 11:5. Sommigen denken dat dit een zinspeling is op Elia, die het vuur van den hemel afriep om de hoofdmannen met hun vijftigen te verteren, 2 Kings 1:12. God beloofde den profeet Jeremia: Ziet, Ik zal Mijne woorden in uwen mond tot vuur maken, en dit volk tot hout, en het zal hen verteren, Jeremiah 5:14. Door hun gebed en hun prediking, hun moed in het lijden, zullen zij de harten en gewetens van velen hunner vervolgers kwetsen en wonden, die zelf-veroordelend heengaan zullen en zich zelven ten schrik worden, gelijk Pashur door de woorden van den profeet Jeremia, Jeremiah 20:4. Zij zullen dien vrijen toegang tot God en dien invloed bij Hem hebben, dat God op hun gebeden plagen en oordelen over hun vijanden brengt, gelijk Hij over Farao deed, om de wateren in bloed te verkeren, Revelation 11:6, en den dauw van den hemel tegen te houden, door den hemel te sluiten, Revelation 11:6, opdat er gedurende vele dagen geen regen valle, zoals Hij deed op het gebed van Elia, 1 Kings 17:1. God heeft Zijn pijlen bereid voor de vervolgers, en plaagt hen dikwijls terwijl zij bezig zijn met het vervolgen van Zijn volk, zodat zij ondervinden dat het hard is de verzenen tegen de prikkels te slaan.

VI. Het doden van de getuigen: Ten einde hun getuigenis meer kracht bij te zetten, moeten zij dat met hun bloed bezegelen. Merk hier op:

1. Den tijd, wanneer zij gedood zullen worden.

Als zij hun getuigenis zullen geëindigd hebben. Zij zijn onsterfelijk, zij zijn onaantastbaar, tot zij hun werk verricht hebben. Sommigen menen dat hier vertaald moet worden, als zij op het punt staan hun getuigenis te eindigen. Wanneer zij gedurende ongeveer twaalf honderd en zestig dagen in zakken geprofeteerd zullen hebben, dan zullen zij eindelijk de laatste werking van anti-christelijke kwaadaardigheid gevoelen.

2. Den vijand, die hen overwinnen en doden zal, het beest, dat uit den afgrond opkomt, de Antichrist, het grote werktuig van den duivel, zal oorlog maken tegen hen, niet alleen met de wapenen van listige en fijn-gesponnen redeneringen, maar voornamelijk met openlijk geweld, en God zal toelaten dat Zijne vijanden tijdelijk de overhand krijgen over Zijn getuigen.

3. De barbaarse behandeling van deze gedode getuigen. De kwaadaardigheid hunner vijanden was door hun bloed niet voldaan, maar vervolgde zelfs hun dode lichamen.

A. Zij wilden hun geen rust in het graf gunnen, hun lichamen werden op den openbaren weg geworpen, de voornaamste straat van Babylon, of de heirweg, die naar de stad leidde. Die stad wordt geestelijk genoemd Sodom, om haar monsterachtige goddeloosheid, Egypte, om haar afgoderij en dwingelandij, en hier is Christus in Zijn mystieke lichaam meer dan in enige andere plaats der wereld gekruisigd.

B. Hun doden lichamen werd smaadheid aangedaan door de bewoners der aarde, en hun dood was een oorzaak van vreugde en feestviering voor de gehele anti-christelijke wereld, Revelation 11:10. Zij waren zeer verheugd bevrijd te zijn van deze getuigen, die hen door leer en voorbeeld verbijsterd, verschrikt en gepijnigd hadden in het geweten. Deze geestelijke wapenen raken het hart van de godlozen en vervullen hen met de grootste woede en kwaadaardigheid tegen de godvrezenden.

VII. De opwekking van deze getuigen en de gevolgen daarvan. Merk op:

1. Den tijd van hun opstanding: na drie dagen en een halven dag, Revelation 11:11, een korten tijd in vergelijking met den duur van hun profeteren. Hier ziet men een vingerwijzing naar de opwekking van Christus, die de opstanding en het leven is. Uwe doden zullen leven, ook mijn dood lichaam, zij zullen opstaan, Isaiah 26:19. Ook kan men er een herinnering in zien aan de opwekking van Lazarus op den vierden dag na zijn dood, toen ieder die voor onmogelijk hield. Gods getuigen mogen gedood worden, maar zij zullen weer opstaan, tot de algemene opstanding niet in hun personen, maar in hun opvolgers. God zal Zijn werk in de wereld doen herleven, wanneer het gestorven schijnt te zijn. 2. De kracht, waardoor zij opgewekt werden.

Een geest des levens is uit God in hen gegaan en zij stonden op hun voeten. God gaf niet alleen leven, maar ook moed in hen. God kan de dorre doodsbeenderen levend maken, de Geest des levens van God wekt de dode zielen op, zal de dode lichamen van Zijn volk opwekken, en evenzo Zijn stervende zaak in de wereld.

3. De uitwerking van hun opwekking op hun vijanden. Grote vrees is op hen gevallen. Het herleven van Gods werk en van Zijne getuigen zal de zielen van Zijn vijanden met ontzetting slaan. Waar schuld is, daar is vrees, en een geest van vervolging is wel wreed, maar niet moedig doch lafhartig. Herodes vreesde voor Johannes de Doper.

VIII. De hemelvaart van de getuigen en de gevolgen daarvan, Revelation 11:12. Merk op:

1. Hun hemelvaart. Onder den hemel kunnen wij hier gevoeglijk verstaan een uitnemender plaats in de gemeente, het koninkrijk van genade in de wereld, of een hoge plaats in het koninkrijk der heerlijkheid. Het eerste schijnt hier de bedoeling te zijn. Zij voeren op naar den hemel in een wolk (in figuurlijken en niet in letterlijken zin) en hun vijanden aanschouwden hen. Het zal geen gering gedeelte van de straf der vervolgers zijn, zowel in deze wereld als op den groten dag, te zien hoe Gods getrouwe dienstknechten grotelijks geëerd en bevoorrecht worden. Zij deden geen moeite om tot die eer op te stijgen, maar God riep hen en zei: Komt herwaarts op! De getuigen Gods moeten wachten op hun bevordering, zowel in de gemeente als in den hemel, tot God hen roept, zij moeten niet afkerig worden van het lijden en den dienst, niet te haastig naar de beloning grijpen, maar staan tot de Meester hen roept en dan mogen zij met blijdschap tot Hem komen.

2. De gevolgen van hun hemelvaart: een geweldige schok en ontroering in het anti-christelijk wereldrijk en de val van het tiende deel der stad. Sommigen menen dat hier gedoeld wordt op den aanvang van de Hervorming, toen vele vorsten en staten afvielen van hun onderwerping aan Rome. Dit grote werk ontmoette hevigen tegenstand, de gehele westerse wereld kreeg een zwaren schok en het anti-christelijk rijk werd een forsen slag toegebracht, waardoor het veel van zijn grond en belang verloor:

A. Door het zwaard des oorlogs, dat toen getrokken werd en dat vele strijders voor den Antichrist doodde.

B. Door het zwaard des Geestes. Zij zijn zeer bevreesd geworden. Zij werden overtuigd van hun dwaling, hun bijgeloof en hun afgoderij, en hebben den God des hemels heerlijkheid gegeven door ware bekering en omhelzing der waarheid. Zo zullen, wanneer Gods werk en getuigen herleven, het werk en de getuigen des duivels voor hen vallen.

Verzen 14-19

Openbaring 11:14-19

Wij hebben hier het blazen van de zevende of laatste bazuin, hetwelk aangekondigd wordt door de gewone waarschuwing en aanmaning tot oplettendheid: Het tweede wee is weggegaan, ziet, het derde wee komt haast! Revelation 11:14. En de zevende engel heeft gebazuind. Dit was enigen tijd uitgesteld, tot de apostel zich had eigen gemaakt met sommige tussenkomende gebeurtenissen van zeer groot belang en die zijn waarneming en opmerkzaamheid ten volle waardig waren. Maar nu hoorde hij wat hij reeds vroeger verwacht had: het blazen van de zevende bazuin. Laat ons thans de uitwerkingen en gevolgen van deze bazuin beschouwen.

I. Er volgden grote en blijde toejuichingen van de heiligen en de engelen in den hemel. Merk op:

1. De wijze van hun aanbidding, zij stonden op van hun zetels en vielen op hun aangezichten en aanbaden God. Zij deden dit met nederigheid en eerbied.

2. De inhoud van hun aanbidding.

A. Vol dank erkennen zij het recht van onzen God en Zaligmaker om de wereld te besturen en te regeren. De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijnen Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid, Revelation 11:15. Die koninkrijken waren dat reeds in beginsel, zo krachtens de schepping als door de verlossing.

B. Vol dank erkennen zij dat God nu inderdaad er bezit van genomen heeft en er over regeert, zij brengen Hem dank omdat Hij Zijn grote sterkte aangenomen heeft, Zijn rechten gehandhaafd, Zijn macht uitgeoefend, en daardoor zich in het volle bezit gesteld heeft.

C. Zij verheugen er zich over, dat Zijne heerschappij nooit eindigen zal. Hij zal heersen in alle eeuwigheid, totdat al Zijn vijanden onder Zijne voeten gelegd zijn en niemand zal den scepter aan Zijne hand ontwringen.

II. Er waren toornige tegenwerkingen in de wereld tegen deze rechtvaardige openbaringen en handelingen van Gods macht, Revelation 11:18. De volken waren toornig geworden, zij waren het niet slechts geweest, maar bleven het, hun harten stonden op tegen God, Zijn toorn gingen zij tegen met hun eigen toorn. Het was een tijd, waarin God rechtvaardige wraak nam op de vijanden van Zijn volk, verdrukking vergeldende aan degenen, die hen verdrukt hadden. Het was een tijd, waarin Hij begonnen was met het belonen van het lijden en de diensten van Zijn getrouwe dienstknechten, en dat konden de vijanden niet verdragen, zij spanden tegen God samen en verzwaarden daardoor hun schuld en verhaastten hun verderf

III. Een ander gevolg daarvan is de opening van den tempel Gods in den hemel. Daardoor kan bedoeld worden dat er nu vrijer gemeenschap tussen hemel en aarde gekomen is, dat gebed en dankzegging thans vrijer en geregelder opstijgen en genaden en zegeningen overvloedig afdalen. Maar het schijnt veeleer te zien op de gemeente Gods op aarde, den hemelsen tempel. Het is een heen wijzing naar den verschillenden toestand van zaken in de tijden van den eersten tempel. Onder afgodische en goddeloze vorsten was die tempel gesloten en verwaarloosd, maar onder godvrezende koningen, die hervormingen invoerden werd hij geopend en veel bezocht. Merk op hetgeen bij de opening geschiedde:

1. Wat daar gezien werd: de ark van Gods verbond. Deze stond in het heilige der heiligen en in deze ark werden de tafelen der wet bewaard. Gelijk voor Josia's tijd de wet van God verloren geraakt was maar teruggevonden werd, zo werd onder de regering van den antichrist Gods wet terzijde gelegd en krachteloos gemaakt door hun overleveringen en besluiten, de Schrift werd voor het volk dichtgesloten, dat mocht deze goddelijke uitspraken niet inzien, doch nu werden zij geopend en onder de ogen van allen gebracht. Dat was een onuitsprekelijk en onwaardeerbaar voorrecht, en het was, gelijk de ark des Ouden Verbonds, een teken dat de tegenwoordigheid Gods bij Zijn volk terugkeerde, en Zijn gunst jegens hen in de verzoening door Jezus Christus opnieuw geopenbaard werd.

2. Wat daarbij werd gehoord en gevoeld.

Bliksemen, stemmen, donderslagen, aardbeving en grote hagel. De grote zegeningen van de Hervorming gingen vergezeld van zeer ontzagwekkende gebeurtenissen, vreeslijke dingen antwoordde God in gerechtigheid op de gebeden, die in Zijn, nu geopenden, heiligen tempel opgezonden werden. Al de grote omwentelingen op aarde worden in den hemel begeleid, en zijn antwoorden op de gebeden der heiligen.

Verzen 14-19

Openbaring 11:14-19

Wij hebben hier het blazen van de zevende of laatste bazuin, hetwelk aangekondigd wordt door de gewone waarschuwing en aanmaning tot oplettendheid: Het tweede wee is weggegaan, ziet, het derde wee komt haast! Revelation 11:14. En de zevende engel heeft gebazuind. Dit was enigen tijd uitgesteld, tot de apostel zich had eigen gemaakt met sommige tussenkomende gebeurtenissen van zeer groot belang en die zijn waarneming en opmerkzaamheid ten volle waardig waren. Maar nu hoorde hij wat hij reeds vroeger verwacht had: het blazen van de zevende bazuin. Laat ons thans de uitwerkingen en gevolgen van deze bazuin beschouwen.

I. Er volgden grote en blijde toejuichingen van de heiligen en de engelen in den hemel. Merk op:

1. De wijze van hun aanbidding, zij stonden op van hun zetels en vielen op hun aangezichten en aanbaden God. Zij deden dit met nederigheid en eerbied.

2. De inhoud van hun aanbidding.

A. Vol dank erkennen zij het recht van onzen God en Zaligmaker om de wereld te besturen en te regeren. De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijnen Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid, Revelation 11:15. Die koninkrijken waren dat reeds in beginsel, zo krachtens de schepping als door de verlossing.

B. Vol dank erkennen zij dat God nu inderdaad er bezit van genomen heeft en er over regeert, zij brengen Hem dank omdat Hij Zijn grote sterkte aangenomen heeft, Zijn rechten gehandhaafd, Zijn macht uitgeoefend, en daardoor zich in het volle bezit gesteld heeft.

C. Zij verheugen er zich over, dat Zijne heerschappij nooit eindigen zal. Hij zal heersen in alle eeuwigheid, totdat al Zijn vijanden onder Zijne voeten gelegd zijn en niemand zal den scepter aan Zijne hand ontwringen.

II. Er waren toornige tegenwerkingen in de wereld tegen deze rechtvaardige openbaringen en handelingen van Gods macht, Revelation 11:18. De volken waren toornig geworden, zij waren het niet slechts geweest, maar bleven het, hun harten stonden op tegen God, Zijn toorn gingen zij tegen met hun eigen toorn. Het was een tijd, waarin God rechtvaardige wraak nam op de vijanden van Zijn volk, verdrukking vergeldende aan degenen, die hen verdrukt hadden. Het was een tijd, waarin Hij begonnen was met het belonen van het lijden en de diensten van Zijn getrouwe dienstknechten, en dat konden de vijanden niet verdragen, zij spanden tegen God samen en verzwaarden daardoor hun schuld en verhaastten hun verderf

III. Een ander gevolg daarvan is de opening van den tempel Gods in den hemel. Daardoor kan bedoeld worden dat er nu vrijer gemeenschap tussen hemel en aarde gekomen is, dat gebed en dankzegging thans vrijer en geregelder opstijgen en genaden en zegeningen overvloedig afdalen. Maar het schijnt veeleer te zien op de gemeente Gods op aarde, den hemelsen tempel. Het is een heen wijzing naar den verschillenden toestand van zaken in de tijden van den eersten tempel. Onder afgodische en goddeloze vorsten was die tempel gesloten en verwaarloosd, maar onder godvrezende koningen, die hervormingen invoerden werd hij geopend en veel bezocht. Merk op hetgeen bij de opening geschiedde:

1. Wat daar gezien werd: de ark van Gods verbond. Deze stond in het heilige der heiligen en in deze ark werden de tafelen der wet bewaard. Gelijk voor Josia's tijd de wet van God verloren geraakt was maar teruggevonden werd, zo werd onder de regering van den antichrist Gods wet terzijde gelegd en krachteloos gemaakt door hun overleveringen en besluiten, de Schrift werd voor het volk dichtgesloten, dat mocht deze goddelijke uitspraken niet inzien, doch nu werden zij geopend en onder de ogen van allen gebracht. Dat was een onuitsprekelijk en onwaardeerbaar voorrecht, en het was, gelijk de ark des Ouden Verbonds, een teken dat de tegenwoordigheid Gods bij Zijn volk terugkeerde, en Zijn gunst jegens hen in de verzoening door Jezus Christus opnieuw geopenbaard werd.

2. Wat daarbij werd gehoord en gevoeld.

Bliksemen, stemmen, donderslagen, aardbeving en grote hagel. De grote zegeningen van de Hervorming gingen vergezeld van zeer ontzagwekkende gebeurtenissen, vreeslijke dingen antwoordde God in gerechtigheid op de gebeden, die in Zijn, nu geopenden, heiligen tempel opgezonden werden. Al de grote omwentelingen op aarde worden in den hemel begeleid, en zijn antwoorden op de gebeden der heiligen.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Revelation 11". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/revelation-11.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile