Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 67". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/psalms-67.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 67". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 67I. Een gebed om de voorspoed van de kerk van Israël, Psalms 67:2.
II. Een gebed om de bekering van de heidenen en hun toebrenging tot de kerk, Psalms 67:6. Een vooruitzicht op gelukkige heerlijke tijden, wanneer God dit doen zal, Psalms 67:7, Psalms 67:8. Zo werd de psalmist door de geest van de profetie geleid om de heerlijken staat van de Christelijke kerk te voorzeggen, waarin Joden en heidenen verenigd zullen zijn tot n kudde. Het begin van dit gezegende werk moet ons stof wezen voor blijdschap en lofzegging, en de voltooiing ervan een onderwerp van gebed en hoop onder het zingen van deze psalm.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 67I. Een gebed om de voorspoed van de kerk van Israël, Psalms 67:2.
II. Een gebed om de bekering van de heidenen en hun toebrenging tot de kerk, Psalms 67:6. Een vooruitzicht op gelukkige heerlijke tijden, wanneer God dit doen zal, Psalms 67:7, Psalms 67:8. Zo werd de psalmist door de geest van de profetie geleid om de heerlijken staat van de Christelijke kerk te voorzeggen, waarin Joden en heidenen verenigd zullen zijn tot n kudde. Het begin van dit gezegende werk moet ons stof wezen voor blijdschap en lofzegging, en de voltooiing ervan een onderwerp van gebed en hoop onder het zingen van deze psalm.
Verzen 1-8
Psalm 67:1-8De stijl van de psalm duidt grote vurigheid en levendigheid aan in de schrijver, door zijn Godvruchtige gezindheid was hij opgeheven om de geest van de profetie te ontvangen betreffende de uitbreiding van Gods koninkrijk.
I. Hij begint met een gebed om het welzijn en de voorspoed van de kerk, die toen in wezen was, in het geluk waarvan hij zou delen en zich gelukkig vinden, Psalms 67:2. Door ons te leren zeggen: Onze Vader, heeft onze Heiland te kennen gegeven dat wij met en voor anderen moet bidden. Zo bidt de psalmist hier ook niet: God zij mij genadig en zegene mij, maar ons, zij ons genadig, en zegene ons, want wij moeten voorbidding doen voor al de heiligen, en gaarne bereid zijn om lotgenoot met hen te wezen. Hier wordt ons geleerd:
1. Dat al ons geluk komt van Gods genade en daaruit ontstaat. Het eerste dus, waar om gebeden wordt is: "God zij ons genadig," ons zondaren, en vergeve onze zonden, Luke 18:13, ons arme, ellendige zondaren, en helpe ons uit onze ellende.
2. Dat zij tot ons komt door Gods zegen, en er ons door verzekerd wordt. God zegene ons, geve ons deel aan Zijn beloften en schenke ons al het goed, dat er in vervat is. Gods goed spreken tot ons staat gelijk met zijn goed doen aan ons. God zegene ons is een veelomvattend gebed, het is jammer dat zo voortreffelijke woorden ooit zo achteloos en zorgeloos en als een stopwoord gebruikt worden.
3. Dat het volledig en voltooid is in het licht Zijns aangezichts, God doe Zijn aanschijn aan ons lichten, God make ons door Zijn genade bekwaam en bevoegd voor Zijn gunst, en geve ons dan de tekenen van Zijn gunst. Wij behoeven niets meer te begeren om ons gelukkig te maken, dan dat Gods aanschijn aan ons licht, dan dat God ons liefheeft, en ons laat weten dat Hij ons liefheeft. Hij schijne bij ons, zo heeft het de kanttekening, bij ons, terwijl wij pogen onze plicht te doen en in Gods wegen te wandelen, en deze onze pogingen zegene Hij met een goede uitslag. Als wij door het geloof met God wandelen, dan kunnen wij hopen dat Zijn aanschijn bij ons zal lichten.
II. Hiervan gaat hij over tot een gebed om de bekering van de heidenen, Psalms 67:3. Opdat men op de aarde Uw weg kenne. "Heere, ik bid niet alleen dat Gij ons genadig zult zijn en ons zult zegenen, maar dat Gij aan geheel de mensheid genadig zult zijn, dat Uw weg op de aarde gekend moge worden." Zo moeten wij in onze gebeden de belangen van het algemeen gedenken. Onze Vader, die in de hemelen zat, Uw naam worde geheiligd, Uw koninkrijk kome. Wij zullen er nooit te minder om hebben van Gods genade en zegen en gunst, als anderen komen om er met ons in te delen. Of het kan aldus genomen worden: "God zij ons, Joden, genadig, en zegene ons, opdat hierdoor Uw weg op aarde gekend worde, opdat door de bijzondere, onderscheidende tekenen van Uw gunst jegens ons anderen gelokt mogen worden om zich bij ons te voegen, zeggende: "Wij zullen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord dat God met ulieden is," Zacheria 8:23. Deze verzen, die wijzen op de bekering van de heidenen, kunnen genomen worden:
1. Als een gebed, en dan spreekt het het verlangen uit van de Oud-Testamentische heiligen. Zover was het van hen om de voorrechten van de kerk te willen monopoliseren, dat is voor zichzelf en alleen te houden, dat zij niets meer begeerden dan de afsluiting neer te werpen en de voordelen open te leggen voor een ieder. Zie dan, hoe de geest van de Joden in de dagen van Christus en Zijn apostelen verschilde van de geest van hun vaderen. De ware Israëlieten vanouds begeerden dat Gods naam bekend mocht worden onder de heidenen, terwijl deze onechte, verbasterde Joden verwoed waren om de prediking van het Evangelie aan de heidenen, van het Christendom verbitterde hen niets zoveel als dit.
2. Als een profetie, dat het zal zijn zoals hij bidt. Vele profetieën en beloften van de Schrift zijn uitgedrukt in gebeden, om te kennen te geven dat de verhoring van het gebed van de kerk even gewis is als de vervulling van de beloften.
Met betrekking tot de heidenen wordt hier gebeden om drie dingen.
A. Dat Goddelijke openbaring onder hen gezonden zal worden, Psalms 67:3. Hij wenst dat twee dingen op de aarde gekend zullen worden, namelijk onder alle volken, en niet onder het volk van de Joden alleen.
a. Gods weg, de regel van de plicht. Laat hen allen weten, zowel als wij het weten, wat goed is, en wat de Heere onze God van hen eist, laat hen gezegend en geëerd worden met dezelfde rechtvaardige inzettingen en rechten, die zozeer de lof zijn van onze natie en de afgunst van al haar naburen," Deuteronomy 4:8.
b. Zijn heil. Het eerste is gelegen in Zijn wet, dit, het tweede, in Zijn Evangelie. Als God ons Zijn weg bekend maakt en wij er in wandelen, dan zal Hij ons Zijn heil doen zien, Psalms 50:23. Zij, die zelf de lieflijkheid van Gods wegen kennen door de ervaring en de vertroostingen van Zijn heil, kunnen niet anders dan begeren en bidden dat zij ook aan anderen bekend zullen worden, ja aan alle volken. Allen, die op aarde zijn, zijn verplicht om in Gods weg te wandelen, allen hebben Zijn heil van node, en er is voor allen genoeg in, en daarom moeten wij bidden dat beide de een en het andere aan allen bekend zullen worden.
B. Dat de Goddelijke eredienst onder hen opgericht zal worden, zoals dit zijn zal waar de Goddelijke openbaring ontvangen en aangenomen zal zijn, Psalms 67:4. "Laat de volken U, o God, loven. Laat hen stof hebben tot lof, laat hen een hart hebben om U te loven, ja, laat niet slechts sommigen, maar alle volken U loven," alle natiën in hun nationale hoedanigheid, sommigen uit alle natiën. Het is nog eens herhaald, Psalms 67:6, als iets, waarvan het hart van de psalmist geheel vervuld was. Zij, die zelf zich verlustigen in het loven van God, kunnen niet anders dan begeren dat ook anderen er toe gebracht worden om Hem te loven, opdat Hij er de eer van hebbe, en zij er de weldaad, het voordeel, van genieten. Het is een gebed,
a. Dat hun het Evangelie zal gepredikt worden, en dan zullen zij reden genoeg hebben om God te loven, zoals voor de dageraad na een lange, duistere nacht. Opus est sol De zon is opgegaan. Acts 8:8.
b. Dat zij bekeerd mochten worden en in de kerk gebracht, en dan zullen zij gezind zijn om God te loven, de levende en ware God, en niet de stomme drekgoden, die zij hadden aangebeden. Daniel 5:4. Dan zullen hun harde gedachten van God verbannen worden en in de spiegel van het evangelie zullen zij Hem aanschouwen als de liefde zelf en het waardige voorwerp van lof. c. Dat zij tot plechtige vergaderingen zullen gemaakt worden, om tezamen, tot een lichaam verenigd, God te loven, met een hart en een mond. Er wordt aan een land een Godsdienstig aanzien gegeven als God er openlijk in wordt erkend, en de eredienst naar behoren in Godsdienstige bijeenkomsten wordt verricht.
C. Dat de Godsregering erkend zal worden, en de volken er zich blijmoedig aan zullen onderwerpen. O laat de natiën zich verblijden en zingen van vreugde, Psalms 67:5. Heilige blijdschap, blijdschap in God en in Zijn naam, is het hart en de ziel van dankbare lof. Laat de natiën zich verblijden, opdat alle volken U loven. Zij, die zich te allen tijde verblijden in de Heere, zullen God danken in alles. De blijdschap, die hij de volken toewenst, is heilige blijdschap want het is blijdschap in Gods heerschappij blijdschap, omdat God "Zijn grote kracht heeft aangenomen, en als koning heerst," waarover "de onbekeerde volken toornig waren geworden," Revelation 11:17, Revelation 11:18. Laat hen blij zijn.
a. Dat "het koninkrijk des Heeren is, Psalm" 22:29. Dat Hij als vrijmachtig soeverein de volken van de aarde zal regeren. Dat Hij door het rijk van Zijn voorzienigheid de zaken van de koninkrijken zal besturen naar de raad van Zijn wil, hoewel zij Hem noch kennen noch erkennen, en dat Hij te bestemder tijd alle volken zal onderwijzen door de prediking van Zijn Evangelie, Matthew 28:19, en het rijk van Zijn genade onder hen zal oprichten op de puinhopen van het rijk van de duivel. Dat Hij hen tot een gewillig volk zal maken ten dage van Zijn heirkracht, en zelfs de koninkrijken van deze wereld de koninkrijken des Heeren zullen worden en van Zijn Christus.
b. Dat ieders recht van de Heere is. Laat hen blij zijn omdat Gij de volken zult richten in rechtmatigheid, dat Gij een wet en een Evangelie zult geven, die een rechtvaardige regel van het recht zullen zijn, en overeenkomstig die regel een onfeilbaar oordeel zult uitspreken over alle kinderen van de mensen, waartegen geen uitzondering kan opgeworpen worden." Laat ons allen blij zijn dat wij elkaars rechter niet zullen wezen, maar dat Hij, die ons oordeelt, de Heere is, wiens oordeel, dies zijn wij zeker, naar waarheid is.
III. Hij besluit met een blij vooruitzicht op alle goed, wanneer God dit doen zal, als de natiën bekeerd zullen zijn, en er toe gebracht zullen zijn om God te loven.
1. De lagere wereld zal vriendelijk voor hen zijn, en zij zullen er de vruchten van hebben, Psalms 67:7. De aarde zal haar gewas geven. Niet dat God niet ook regen van de hemel en vruchtbare tilden heeft gegeven aan de volken, toen zij nog in duisternis zaten, Acts 14:17. Maar toen zij bekeerd waren, gaf de aarde haar gewas aan God, de spijs en drank werden toen "een spijsoffer en drankoffer voor de Heere onze God," Joel 2:14, en toen was zij op nuttige wijze vruchtbaar. Toen gaf zij meer dan tevoren haar gewas, tot lieflijk genot van de mensen, die door Christus een verbondsrecht verkregen op de vruchten ervan, en er een geheiligd gebruik van maakten. De voorspoed van het Evangelie brengt soms uitwendige zegeningen mede, gerechtigheid verhoogt een volk. Zie Isaiah 4:2.
2. De bovenwereld zal hen vriendelijk aanzien, en daarvan zullen zij de gunsten ontvangen, dat nog veel beter is God, onze God, zal ons zegenen. Er zijn mensen in de wereld, die op goede gronden God hun God kunnen noemen. Gelovigen hebben reden om te roemen in hun betrekking tot God en het deel dat zij aan Hem hebben. Dit wordt hier gezegd, als met triomf: God, onze God. Zij, die door genade God hun God noemen, kunnen in ootmoedig vertrouwen een zegen van Hem verwachten. Indien Hij onze God is, dan zal Hij ons zegenen met bijzondere zegeningen. De zegen van God is van ons in het verbond, is hetgeen al onze aardse voorrechten en genietingen lieflijk maakt, wij ontvangen het gewas van de aarde als een ware, werkelijke zegen, zo God, onze God, er Zijn zegen op geeft.
3. De gehele wereld zal hierdoor ertoe gebracht worden om te doen zoals zij doen. Alle einden van de aarde zullen Hem vrezen, dat is: Hem aanbidden, hetgeen met Godvruchtige vreze moet geschieden. De zegeningen, die God ons schenkt, roepen ons, niet alleen om Hem lief te hebben, maar Hem te vrezen, hoge gedachten van Hem te koesteren en er bevreesd voor te zijn om Hem te beledigen. Als het Evangelie begint verspreid te worden, dan zal het al meer en meer veld winnen, totdat het de einden van de aarde bereikt heeft. Het zuurdeeg, verborgen in het meel, zal zich erin verspreiden totdat het geheel gezuurd is. En de vele zegeningen, die zij erkennen zullen ontvangen te hebben, die in de kerk gebracht zijn, zullen anderen lokken om zich bij hen te voegen. Het is goed om lotgenoot te zijn met hen, die de gezegenden des Heeren zijn.
Verzen 1-8
Psalm 67:1-8De stijl van de psalm duidt grote vurigheid en levendigheid aan in de schrijver, door zijn Godvruchtige gezindheid was hij opgeheven om de geest van de profetie te ontvangen betreffende de uitbreiding van Gods koninkrijk.
I. Hij begint met een gebed om het welzijn en de voorspoed van de kerk, die toen in wezen was, in het geluk waarvan hij zou delen en zich gelukkig vinden, Psalms 67:2. Door ons te leren zeggen: Onze Vader, heeft onze Heiland te kennen gegeven dat wij met en voor anderen moet bidden. Zo bidt de psalmist hier ook niet: God zij mij genadig en zegene mij, maar ons, zij ons genadig, en zegene ons, want wij moeten voorbidding doen voor al de heiligen, en gaarne bereid zijn om lotgenoot met hen te wezen. Hier wordt ons geleerd:
1. Dat al ons geluk komt van Gods genade en daaruit ontstaat. Het eerste dus, waar om gebeden wordt is: "God zij ons genadig," ons zondaren, en vergeve onze zonden, Luke 18:13, ons arme, ellendige zondaren, en helpe ons uit onze ellende.
2. Dat zij tot ons komt door Gods zegen, en er ons door verzekerd wordt. God zegene ons, geve ons deel aan Zijn beloften en schenke ons al het goed, dat er in vervat is. Gods goed spreken tot ons staat gelijk met zijn goed doen aan ons. God zegene ons is een veelomvattend gebed, het is jammer dat zo voortreffelijke woorden ooit zo achteloos en zorgeloos en als een stopwoord gebruikt worden.
3. Dat het volledig en voltooid is in het licht Zijns aangezichts, God doe Zijn aanschijn aan ons lichten, God make ons door Zijn genade bekwaam en bevoegd voor Zijn gunst, en geve ons dan de tekenen van Zijn gunst. Wij behoeven niets meer te begeren om ons gelukkig te maken, dan dat Gods aanschijn aan ons licht, dan dat God ons liefheeft, en ons laat weten dat Hij ons liefheeft. Hij schijne bij ons, zo heeft het de kanttekening, bij ons, terwijl wij pogen onze plicht te doen en in Gods wegen te wandelen, en deze onze pogingen zegene Hij met een goede uitslag. Als wij door het geloof met God wandelen, dan kunnen wij hopen dat Zijn aanschijn bij ons zal lichten.
II. Hiervan gaat hij over tot een gebed om de bekering van de heidenen, Psalms 67:3. Opdat men op de aarde Uw weg kenne. "Heere, ik bid niet alleen dat Gij ons genadig zult zijn en ons zult zegenen, maar dat Gij aan geheel de mensheid genadig zult zijn, dat Uw weg op de aarde gekend moge worden." Zo moeten wij in onze gebeden de belangen van het algemeen gedenken. Onze Vader, die in de hemelen zat, Uw naam worde geheiligd, Uw koninkrijk kome. Wij zullen er nooit te minder om hebben van Gods genade en zegen en gunst, als anderen komen om er met ons in te delen. Of het kan aldus genomen worden: "God zij ons, Joden, genadig, en zegene ons, opdat hierdoor Uw weg op aarde gekend worde, opdat door de bijzondere, onderscheidende tekenen van Uw gunst jegens ons anderen gelokt mogen worden om zich bij ons te voegen, zeggende: "Wij zullen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord dat God met ulieden is," Zacheria 8:23. Deze verzen, die wijzen op de bekering van de heidenen, kunnen genomen worden:
1. Als een gebed, en dan spreekt het het verlangen uit van de Oud-Testamentische heiligen. Zover was het van hen om de voorrechten van de kerk te willen monopoliseren, dat is voor zichzelf en alleen te houden, dat zij niets meer begeerden dan de afsluiting neer te werpen en de voordelen open te leggen voor een ieder. Zie dan, hoe de geest van de Joden in de dagen van Christus en Zijn apostelen verschilde van de geest van hun vaderen. De ware Israëlieten vanouds begeerden dat Gods naam bekend mocht worden onder de heidenen, terwijl deze onechte, verbasterde Joden verwoed waren om de prediking van het Evangelie aan de heidenen, van het Christendom verbitterde hen niets zoveel als dit.
2. Als een profetie, dat het zal zijn zoals hij bidt. Vele profetieën en beloften van de Schrift zijn uitgedrukt in gebeden, om te kennen te geven dat de verhoring van het gebed van de kerk even gewis is als de vervulling van de beloften.
Met betrekking tot de heidenen wordt hier gebeden om drie dingen.
A. Dat Goddelijke openbaring onder hen gezonden zal worden, Psalms 67:3. Hij wenst dat twee dingen op de aarde gekend zullen worden, namelijk onder alle volken, en niet onder het volk van de Joden alleen.
a. Gods weg, de regel van de plicht. Laat hen allen weten, zowel als wij het weten, wat goed is, en wat de Heere onze God van hen eist, laat hen gezegend en geëerd worden met dezelfde rechtvaardige inzettingen en rechten, die zozeer de lof zijn van onze natie en de afgunst van al haar naburen," Deuteronomy 4:8.
b. Zijn heil. Het eerste is gelegen in Zijn wet, dit, het tweede, in Zijn Evangelie. Als God ons Zijn weg bekend maakt en wij er in wandelen, dan zal Hij ons Zijn heil doen zien, Psalms 50:23. Zij, die zelf de lieflijkheid van Gods wegen kennen door de ervaring en de vertroostingen van Zijn heil, kunnen niet anders dan begeren en bidden dat zij ook aan anderen bekend zullen worden, ja aan alle volken. Allen, die op aarde zijn, zijn verplicht om in Gods weg te wandelen, allen hebben Zijn heil van node, en er is voor allen genoeg in, en daarom moeten wij bidden dat beide de een en het andere aan allen bekend zullen worden.
B. Dat de Goddelijke eredienst onder hen opgericht zal worden, zoals dit zijn zal waar de Goddelijke openbaring ontvangen en aangenomen zal zijn, Psalms 67:4. "Laat de volken U, o God, loven. Laat hen stof hebben tot lof, laat hen een hart hebben om U te loven, ja, laat niet slechts sommigen, maar alle volken U loven," alle natiën in hun nationale hoedanigheid, sommigen uit alle natiën. Het is nog eens herhaald, Psalms 67:6, als iets, waarvan het hart van de psalmist geheel vervuld was. Zij, die zelf zich verlustigen in het loven van God, kunnen niet anders dan begeren dat ook anderen er toe gebracht worden om Hem te loven, opdat Hij er de eer van hebbe, en zij er de weldaad, het voordeel, van genieten. Het is een gebed,
a. Dat hun het Evangelie zal gepredikt worden, en dan zullen zij reden genoeg hebben om God te loven, zoals voor de dageraad na een lange, duistere nacht. Opus est sol De zon is opgegaan. Acts 8:8.
b. Dat zij bekeerd mochten worden en in de kerk gebracht, en dan zullen zij gezind zijn om God te loven, de levende en ware God, en niet de stomme drekgoden, die zij hadden aangebeden. Daniel 5:4. Dan zullen hun harde gedachten van God verbannen worden en in de spiegel van het evangelie zullen zij Hem aanschouwen als de liefde zelf en het waardige voorwerp van lof. c. Dat zij tot plechtige vergaderingen zullen gemaakt worden, om tezamen, tot een lichaam verenigd, God te loven, met een hart en een mond. Er wordt aan een land een Godsdienstig aanzien gegeven als God er openlijk in wordt erkend, en de eredienst naar behoren in Godsdienstige bijeenkomsten wordt verricht.
C. Dat de Godsregering erkend zal worden, en de volken er zich blijmoedig aan zullen onderwerpen. O laat de natiën zich verblijden en zingen van vreugde, Psalms 67:5. Heilige blijdschap, blijdschap in God en in Zijn naam, is het hart en de ziel van dankbare lof. Laat de natiën zich verblijden, opdat alle volken U loven. Zij, die zich te allen tijde verblijden in de Heere, zullen God danken in alles. De blijdschap, die hij de volken toewenst, is heilige blijdschap want het is blijdschap in Gods heerschappij blijdschap, omdat God "Zijn grote kracht heeft aangenomen, en als koning heerst," waarover "de onbekeerde volken toornig waren geworden," Revelation 11:17, Revelation 11:18. Laat hen blij zijn.
a. Dat "het koninkrijk des Heeren is, Psalm" 22:29. Dat Hij als vrijmachtig soeverein de volken van de aarde zal regeren. Dat Hij door het rijk van Zijn voorzienigheid de zaken van de koninkrijken zal besturen naar de raad van Zijn wil, hoewel zij Hem noch kennen noch erkennen, en dat Hij te bestemder tijd alle volken zal onderwijzen door de prediking van Zijn Evangelie, Matthew 28:19, en het rijk van Zijn genade onder hen zal oprichten op de puinhopen van het rijk van de duivel. Dat Hij hen tot een gewillig volk zal maken ten dage van Zijn heirkracht, en zelfs de koninkrijken van deze wereld de koninkrijken des Heeren zullen worden en van Zijn Christus.
b. Dat ieders recht van de Heere is. Laat hen blij zijn omdat Gij de volken zult richten in rechtmatigheid, dat Gij een wet en een Evangelie zult geven, die een rechtvaardige regel van het recht zullen zijn, en overeenkomstig die regel een onfeilbaar oordeel zult uitspreken over alle kinderen van de mensen, waartegen geen uitzondering kan opgeworpen worden." Laat ons allen blij zijn dat wij elkaars rechter niet zullen wezen, maar dat Hij, die ons oordeelt, de Heere is, wiens oordeel, dies zijn wij zeker, naar waarheid is.
III. Hij besluit met een blij vooruitzicht op alle goed, wanneer God dit doen zal, als de natiën bekeerd zullen zijn, en er toe gebracht zullen zijn om God te loven.
1. De lagere wereld zal vriendelijk voor hen zijn, en zij zullen er de vruchten van hebben, Psalms 67:7. De aarde zal haar gewas geven. Niet dat God niet ook regen van de hemel en vruchtbare tilden heeft gegeven aan de volken, toen zij nog in duisternis zaten, Acts 14:17. Maar toen zij bekeerd waren, gaf de aarde haar gewas aan God, de spijs en drank werden toen "een spijsoffer en drankoffer voor de Heere onze God," Joel 2:14, en toen was zij op nuttige wijze vruchtbaar. Toen gaf zij meer dan tevoren haar gewas, tot lieflijk genot van de mensen, die door Christus een verbondsrecht verkregen op de vruchten ervan, en er een geheiligd gebruik van maakten. De voorspoed van het Evangelie brengt soms uitwendige zegeningen mede, gerechtigheid verhoogt een volk. Zie Isaiah 4:2.
2. De bovenwereld zal hen vriendelijk aanzien, en daarvan zullen zij de gunsten ontvangen, dat nog veel beter is God, onze God, zal ons zegenen. Er zijn mensen in de wereld, die op goede gronden God hun God kunnen noemen. Gelovigen hebben reden om te roemen in hun betrekking tot God en het deel dat zij aan Hem hebben. Dit wordt hier gezegd, als met triomf: God, onze God. Zij, die door genade God hun God noemen, kunnen in ootmoedig vertrouwen een zegen van Hem verwachten. Indien Hij onze God is, dan zal Hij ons zegenen met bijzondere zegeningen. De zegen van God is van ons in het verbond, is hetgeen al onze aardse voorrechten en genietingen lieflijk maakt, wij ontvangen het gewas van de aarde als een ware, werkelijke zegen, zo God, onze God, er Zijn zegen op geeft.
3. De gehele wereld zal hierdoor ertoe gebracht worden om te doen zoals zij doen. Alle einden van de aarde zullen Hem vrezen, dat is: Hem aanbidden, hetgeen met Godvruchtige vreze moet geschieden. De zegeningen, die God ons schenkt, roepen ons, niet alleen om Hem lief te hebben, maar Hem te vrezen, hoge gedachten van Hem te koesteren en er bevreesd voor te zijn om Hem te beledigen. Als het Evangelie begint verspreid te worden, dan zal het al meer en meer veld winnen, totdat het de einden van de aarde bereikt heeft. Het zuurdeeg, verborgen in het meel, zal zich erin verspreiden totdat het geheel gezuurd is. En de vele zegeningen, die zij erkennen zullen ontvangen te hebben, die in de kerk gebracht zijn, zullen anderen lokken om zich bij hen te voegen. Het is goed om lotgenoot te zijn met hen, die de gezegenden des Heeren zijn.