Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Psalmen 67

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 67

PSALM 67.

DANKZEGGING VOOR GODS GENADIGEN ZEGEN.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 67

PSALM 67.

DANKZEGGING VOOR GODS GENADIGEN ZEGEN.

Vers 1

1. Een Psalm, een lied (Psalms 66:1), voor den opperzangmeester (Psalms 4:1) op de Neginth (1 Chronicles 25:31 ).

2.

Met den vorigen Psalm staat deze in verband door de gedachte dat Gods zegen over Israël eens alle volken der aarde tot Hem lokken zal. Daar echter de zegen, dien de Heere zo even aan Zijn volk wedergegeven heeft, en waardoor hij het tot gebed en dankzegging opgewekt heeft, geen ander is dan de, gelijk het schijnt, reeds ingeoogste zegen van den landbouw, sluit de Psalm zich aan den voorlaatsten (Psalms 65:1) aan, waar de nog op de velden staande opbrengst het onderwerp van den lof voor goddelijke genade en zegen was.

I. Psalms 67:2, Psalms 67:3. Het lied begint met woorden van den priesterzegen in Numbers 6:24; het laat na dezen echo van den heiligsten en heerlijksten zegen, dien de gemeente zich biddende- toeëigent, eerst de muziek invallen, om daarna het doel van alle zegeningen Gods aan Zijn volk aan te wijzen; dit is geen ander, dan ene steeds verdere ontvouwing van Gods gedachten tot zaligheid en een intrekken van alle geslachten op aarde in Israëls zegen.

Vers 1

1. Een Psalm, een lied (Psalms 66:1), voor den opperzangmeester (Psalms 4:1) op de Neginth (1 Chronicles 25:31 ).

2.

Met den vorigen Psalm staat deze in verband door de gedachte dat Gods zegen over Israël eens alle volken der aarde tot Hem lokken zal. Daar echter de zegen, dien de Heere zo even aan Zijn volk wedergegeven heeft, en waardoor hij het tot gebed en dankzegging opgewekt heeft, geen ander is dan de, gelijk het schijnt, reeds ingeoogste zegen van den landbouw, sluit de Psalm zich aan den voorlaatsten (Psalms 65:1) aan, waar de nog op de velden staande opbrengst het onderwerp van den lof voor goddelijke genade en zegen was.

I. Psalms 67:2, Psalms 67:3. Het lied begint met woorden van den priesterzegen in Numbers 6:24; het laat na dezen echo van den heiligsten en heerlijksten zegen, dien de gemeente zich biddende- toeëigent, eerst de muziek invallen, om daarna het doel van alle zegeningen Gods aan Zijn volk aan te wijzen; dit is geen ander, dan ene steeds verdere ontvouwing van Gods gedachten tot zaligheid en een intrekken van alle geslachten op aarde in Israëls zegen.

Vers 2

2. God Zij ons genadig 1) (Psalms 56:2; Psalms 57:2), en zegene ons in ieder opzicht, geestelijk en lichamelijk; Hij doe Zijn aanschijn in allerlei betoningen van genade en van zegen (Psalms 4:7; Psalms 31:17) aan ons lichten, en dit Zijn lichtgevend aangezicht met ons gaan op al onze wegen. Sela. (Psalms 3:3).

1) Israël is hier in de voorhoven des Heren. Het volk heeft den Priester den zegen horen uitspreken en nu is deze Psalms inzonderheid de aanvang, de echo des geloofs op dien zegen. Gelovig eigent Israël zich toe, wat de Priester heeft uitgesproken.

Vers 2

2. God Zij ons genadig 1) (Psalms 56:2; Psalms 57:2), en zegene ons in ieder opzicht, geestelijk en lichamelijk; Hij doe Zijn aanschijn in allerlei betoningen van genade en van zegen (Psalms 4:7; Psalms 31:17) aan ons lichten, en dit Zijn lichtgevend aangezicht met ons gaan op al onze wegen. Sela. (Psalms 3:3).

1) Israël is hier in de voorhoven des Heren. Het volk heeft den Priester den zegen horen uitspreken en nu is deze Psalms inzonderheid de aanvang, de echo des geloofs op dien zegen. Gelovig eigent Israël zich toe, wat de Priester heeft uitgesproken.

Vers 3

3. Opdat (liever: Dat) men de aarde Uwen weg kennen, onder alle heidenen Uw heil.

De zegen Numbers 6:24, gaat in dit vers tot ene bede over.

De profeet wenst, dat Gods gunst aan het uitverkoren volk zichtbaar worde, opdat zij door hunnen glans de heidenen tot de gemeenschap aan diezelfde hoop leiden..

Hoe rijker in genade de Heere Zich aan de gemeente betoont, des te verder en te rijker in gevolgen gaat van haar de verkondiging van God over de gehele aarde uit; men kent dan Zijnen weg dat is de voortgaande tenuitvoerlegging van Zijn raadsbesluit, en den inhoud van dat raadsbesluit, namelijk het heil, dat hij bedoelt, niet alleen dat van Israël, maar van de gehele mensheid..

4.

II. Psalms 67:4, Psalms 67:5. Dadelijk hierop verplaatst zich het lied bij het vooraf aangewezen doel van Gods wegen met Zijn volk, als ware het reeds bereikt, hij ziet hoe de in Gods rijk ingegane volken te zamen met Israël als hunnen God Hem aanbidden en zich verheugen over Zijne rechtvaardige en genadige regering.

Vers 3

3. Opdat (liever: Dat) men de aarde Uwen weg kennen, onder alle heidenen Uw heil.

De zegen Numbers 6:24, gaat in dit vers tot ene bede over.

De profeet wenst, dat Gods gunst aan het uitverkoren volk zichtbaar worde, opdat zij door hunnen glans de heidenen tot de gemeenschap aan diezelfde hoop leiden..

Hoe rijker in genade de Heere Zich aan de gemeente betoont, des te verder en te rijker in gevolgen gaat van haar de verkondiging van God over de gehele aarde uit; men kent dan Zijnen weg dat is de voortgaande tenuitvoerlegging van Zijn raadsbesluit, en den inhoud van dat raadsbesluit, namelijk het heil, dat hij bedoelt, niet alleen dat van Israël, maar van de gehele mensheid..

4.

II. Psalms 67:4, Psalms 67:5. Dadelijk hierop verplaatst zich het lied bij het vooraf aangewezen doel van Gods wegen met Zijn volk, als ware het reeds bereikt, hij ziet hoe de in Gods rijk ingegane volken te zamen met Israël als hunnen God Hem aanbidden en zich verheugen over Zijne rechtvaardige en genadige regering.

Vers 4

4. De volken zullen U, o God loven, de volken al te maal zullen U loven, wanneer zij zich aan Uwe heerschappij zullen hebben onderworpen. (Isaiah 2:2).

Vers 4

4. De volken zullen U, o God loven, de volken al te maal zullen U loven, wanneer zij zich aan Uwe heerschappij zullen hebben onderworpen. (Isaiah 2:2).

Vers 5

5. De natiën zullen zich verblijden en juichen, omdat Gij hen, de volken, zult richten, gelijk in Psalms 72:12, Isaiah 11:3, beschreven is, in rechtmatigheid; en de natiën op de aarde, die zult Gij leiden, als haar God en Heiland (Psalms 31:4. Isaiah 58:11). Sela. (Psalms 3:3).

Dadelijk na de bede om zegen volgt reeds de profetie van zegen; met een profetischen blik ziet reeds de Psalmist de volken der toekomst vol lof en dank, vol vreugde en juichend in het zalig genot van den goddelijken zegen en in de wegen van `s Heren genade ingaan. Dat dit de zin van het richten in rechtmatigheid moet zijn blijkt niet alleen uit de parallelle uitdrukking van het "leiden" als door een herder van de natiën, maar ook noodzakelijk uit de zaak zelf; met de naakte, scherpe gerechtigheid verkrijgt de Heere gene ziel z, dat zij hem juichend aanhangt, wel echter wint hij door de prediking van zegen en door de zachtmoedige, genadige wijze, waarop Hij regeert, leidt en bestuurt, bij alle daarvoor vatbare zielen aan het einde de overwinning. Het is dus die zachtmoedige gerechtigheid, van welke in Psalms 45:6 en Psalms 18:36 gesproken is, die de volken beweegt, het hart vrijwillig te geven tot lof van Gods heerlijke genade..

Zeker hebben wij hier een profetie van hetgeen eenmaal geschieden zou. Voor den profeet bestaat er geen tijd. Hij ziet tot in de verre toekomst. En wat ziet hij? Israël en de volken verzameld onder n koning. Niet Israël alleen, maar ook de volken zullen onder den staf van den goeden Herder doorgaan. Hij, de Heere, zal hen leiden, niet ten oordeel, maar om over hen Zijne genaderijke zegeningen uit te spreiden.

6.

III. Psalms 67:6-Psalms 67:8. Nog eens komt het lied op de bekering der heidenen terug, waarvan het in de vorige afdeling zong. Daarop wijst het met een kort woord op den zegen, in welken Israël zich nu beroemen mag als uit Gods hand ontvangen, en, terwijl hij daarin een onderpand van verderen zegen ziet, vestigt het daarmee de hoop op den tijd, wanneer Israël's God door alle einde der aarde gevreesd wordt.

Vers 5

5. De natiën zullen zich verblijden en juichen, omdat Gij hen, de volken, zult richten, gelijk in Psalms 72:12, Isaiah 11:3, beschreven is, in rechtmatigheid; en de natiën op de aarde, die zult Gij leiden, als haar God en Heiland (Psalms 31:4. Isaiah 58:11). Sela. (Psalms 3:3).

Dadelijk na de bede om zegen volgt reeds de profetie van zegen; met een profetischen blik ziet reeds de Psalmist de volken der toekomst vol lof en dank, vol vreugde en juichend in het zalig genot van den goddelijken zegen en in de wegen van `s Heren genade ingaan. Dat dit de zin van het richten in rechtmatigheid moet zijn blijkt niet alleen uit de parallelle uitdrukking van het "leiden" als door een herder van de natiën, maar ook noodzakelijk uit de zaak zelf; met de naakte, scherpe gerechtigheid verkrijgt de Heere gene ziel z, dat zij hem juichend aanhangt, wel echter wint hij door de prediking van zegen en door de zachtmoedige, genadige wijze, waarop Hij regeert, leidt en bestuurt, bij alle daarvoor vatbare zielen aan het einde de overwinning. Het is dus die zachtmoedige gerechtigheid, van welke in Psalms 45:6 en Psalms 18:36 gesproken is, die de volken beweegt, het hart vrijwillig te geven tot lof van Gods heerlijke genade..

Zeker hebben wij hier een profetie van hetgeen eenmaal geschieden zou. Voor den profeet bestaat er geen tijd. Hij ziet tot in de verre toekomst. En wat ziet hij? Israël en de volken verzameld onder n koning. Niet Israël alleen, maar ook de volken zullen onder den staf van den goeden Herder doorgaan. Hij, de Heere, zal hen leiden, niet ten oordeel, maar om over hen Zijne genaderijke zegeningen uit te spreiden.

6.

III. Psalms 67:6-Psalms 67:8. Nog eens komt het lied op de bekering der heidenen terug, waarvan het in de vorige afdeling zong. Daarop wijst het met een kort woord op den zegen, in welken Israël zich nu beroemen mag als uit Gods hand ontvangen, en, terwijl hij daarin een onderpand van verderen zegen ziet, vestigt het daarmee de hoop op den tijd, wanneer Israël's God door alle einde der aarde gevreesd wordt.

Vers 6

6. De volken zullen U, O God! loven; de volken, al te maal, zullen U loven (Psalms 67:4).

Vers 6

6. De volken zullen U, O God! loven; de volken, al te maal, zullen U loven (Psalms 67:4).

Vers 7

7. De aarde geeft (gaf) haar gewas 1) in rijken overvloed op de velden en in de tuinen; God, onze God zal ons zegenen, gelijk hij het in dezen zegen des oogstes gedaan heeft.

1) Dit woord verstonden de kerkvaders meestal Messiaans, in den zin: het land Kanan, dat de Heere zo bijzonder boven alle landen voorgetrokken heeft, dat hij het aan het volk van Zijn eigendom ter bezitting gegeven heeft, heeft zijn rechtvaardig gewas (Isaiah 4:2; Isaiah 45:8 in den persoon van den Messias voortgebracht. Dit is ten minste zeker, dat bede en verwachting van den Psalm eerst in Christus tot volkomen vervulling gekomen zijn.

Het verwondere ons niet dit vers te vinden, waar het lied handelt over de toebrenging der heidenen; de oogst van de vruchten des velds wijst op den oogst der zielen; gelijk de Heere Jezus meermalen op de opbrengst der akkers wees; het toebrengen der Samaritanen was de spijze des Heren, en Israël's oogstfeest, het Pinksterfeest, is werkelijk het feest geworden, waarop de oogst van vele volken is aangevangen..

Vers 7

7. De aarde geeft (gaf) haar gewas 1) in rijken overvloed op de velden en in de tuinen; God, onze God zal ons zegenen, gelijk hij het in dezen zegen des oogstes gedaan heeft.

1) Dit woord verstonden de kerkvaders meestal Messiaans, in den zin: het land Kanan, dat de Heere zo bijzonder boven alle landen voorgetrokken heeft, dat hij het aan het volk van Zijn eigendom ter bezitting gegeven heeft, heeft zijn rechtvaardig gewas (Isaiah 4:2; Isaiah 45:8 in den persoon van den Messias voortgebracht. Dit is ten minste zeker, dat bede en verwachting van den Psalm eerst in Christus tot volkomen vervulling gekomen zijn.

Het verwondere ons niet dit vers te vinden, waar het lied handelt over de toebrenging der heidenen; de oogst van de vruchten des velds wijst op den oogst der zielen; gelijk de Heere Jezus meermalen op de opbrengst der akkers wees; het toebrengen der Samaritanen was de spijze des Heren, en Israël's oogstfeest, het Pinksterfeest, is werkelijk het feest geworden, waarop de oogst van vele volken is aangevangen..

Vers 8

8. God zal ons zegenen, wij herhalen het, en alle einden der aarde zullen Hem vrezen.

Men moet vasthouden, dat God, zo dikwijls Hij dat oude volk met Zijne weldaden begiftigde enen fakkel aanstak voor de gehele wereld, om de heidenen te bewegen, dat zij Hem zouden zoeken.. De Psalm bevat, afgezien van het opschrift, zeven verzen; tweemaal drie verzen elk uit twee delen bestaande (Psalms 67:2-Psalms 67:4, Psalms 67:6-Psalms 67:8) hebben een vers van drie delen in het midden. Deze Psalm heet bij enigen der ouden het Oud-Testamentische "Onze Vader."

Indien er in de Heilige Schrift niets gesproken ware over de bekering der Heidenen, zouden wij kunnen denken, dat het te vergeefs ware een zo hopeloos werk te ondernemen. Maar wanneer wij zien hoe aanhoudend dit onderwerp in de Schriften behandeld, en met welk ene zekerheid het verklaard is, mogen wij gene moeilijkheden gaan optellen, daar met God alle dingen mogelijk zijn. Wij mogen bezig zijn in het zendingswerk, verzekerd dat God Zijn eigen werk zal volbrengen en onze pogingen met goeden uitslag zal bekronen. En zouden wij achterblijven om de heidenen deelgenoten te maken van de kennis, met welke wij gezegend zijn, en van de zaligheid waarin wij ons beroemen? Het is duidelijk, dat zij niet kunnen leren, tenzij zij onderwezen zijn; hoe zullen zij horen, indien niemand het hun predikt. Laat dan gene moeilijkheid ons afschrikken, maar laat ons voortgaan in de kracht des Heren en op Hem zien, dat Hij bij het woord Zijnen Heiligen Geest geve; dan mogen wij vertrouwen, dat het koninkrijk van Satan zal verwoest worden, en het beloofde koninkrijk van onzen Verlosser op zijne puinhopen zal worden gesticht..

Zo is dan deze Psalm een oogstlied maar tegelijk een Oud-Testamentisch Zendingslied, dat van Israël's verwachting in den Messias getuigt en van zijn verlangen naar de volkomenheid van de heerschappij van den Messias over alle volken. Wij vinden hier niets van die hoogmoedige bekrompenheid en uitsluitingsgeest van het latere Jodendom, zoals wij die in de dagen van onzen Heere bij dit volk aantreffen..

Vers 8

8. God zal ons zegenen, wij herhalen het, en alle einden der aarde zullen Hem vrezen.

Men moet vasthouden, dat God, zo dikwijls Hij dat oude volk met Zijne weldaden begiftigde enen fakkel aanstak voor de gehele wereld, om de heidenen te bewegen, dat zij Hem zouden zoeken.. De Psalm bevat, afgezien van het opschrift, zeven verzen; tweemaal drie verzen elk uit twee delen bestaande (Psalms 67:2-Psalms 67:4, Psalms 67:6-Psalms 67:8) hebben een vers van drie delen in het midden. Deze Psalm heet bij enigen der ouden het Oud-Testamentische "Onze Vader."

Indien er in de Heilige Schrift niets gesproken ware over de bekering der Heidenen, zouden wij kunnen denken, dat het te vergeefs ware een zo hopeloos werk te ondernemen. Maar wanneer wij zien hoe aanhoudend dit onderwerp in de Schriften behandeld, en met welk ene zekerheid het verklaard is, mogen wij gene moeilijkheden gaan optellen, daar met God alle dingen mogelijk zijn. Wij mogen bezig zijn in het zendingswerk, verzekerd dat God Zijn eigen werk zal volbrengen en onze pogingen met goeden uitslag zal bekronen. En zouden wij achterblijven om de heidenen deelgenoten te maken van de kennis, met welke wij gezegend zijn, en van de zaligheid waarin wij ons beroemen? Het is duidelijk, dat zij niet kunnen leren, tenzij zij onderwezen zijn; hoe zullen zij horen, indien niemand het hun predikt. Laat dan gene moeilijkheid ons afschrikken, maar laat ons voortgaan in de kracht des Heren en op Hem zien, dat Hij bij het woord Zijnen Heiligen Geest geve; dan mogen wij vertrouwen, dat het koninkrijk van Satan zal verwoest worden, en het beloofde koninkrijk van onzen Verlosser op zijne puinhopen zal worden gesticht..

Zo is dan deze Psalm een oogstlied maar tegelijk een Oud-Testamentisch Zendingslied, dat van Israël's verwachting in den Messias getuigt en van zijn verlangen naar de volkomenheid van de heerschappij van den Messias over alle volken. Wij vinden hier niets van die hoogmoedige bekrompenheid en uitsluitingsgeest van het latere Jodendom, zoals wij die in de dagen van onzen Heere bij dit volk aantreffen..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 67". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-67.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile