Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 121". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/psalms-121.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 121". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (2)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 121PSALM 121
1 Een lied Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. 2 Mijn hulp is van den HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. 3 Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren. 4 Ziet, de Bewaarder Israels zal niet sluimeren, noch slapen. 5 De HEERE is uw Bewaarder, de HEERE is uw Schaduw, aan uw rechterhand. 6 De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts. 7 De HEERE zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren. 8 De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid.
Sommigen noemen dit DE PSALM VAN DE KRIJGSMAN, en zij geloven dat hij geschreven werd in het legerkamp, toen David zijn leven waagde op de hoogten des velde, en aldus vertrouwde dat God zijn hoofd zou bedekken ten dage van de wapening. Anderen noemen hem de PSALM DES REIZIGERS, (want er is geen sprake in van oorlogsgevaar), en zij denken dat David hem geschreven heeft als hij uitging, en hem bestemd heeft PRO VEHICULO VOOR HET VOERTUIG, tot geleide en gezelschap van een Godvruchtige op reis hetzij te land of ter zee. Maar wij behoeven hem niet daarvoor alleen te gebruiken, waar wij ook zijn, tehuis of daar buiten, altijd zijn wij aan gevaar blootgesteld, meer dan wij denken of weten, en deze psalm leidt ons en moedigt ons aan om te rusten in God op Hem te vertrouwen, ons door het geloof onder Zijn bescherming te stellen, ons aan Zijn zorg toe te vertrouwen, hetgeen wij doen moeten met volkomen overgegevenheid en voldoening, als wij deze psalm zingen.
I. David verzekert zich hier van Gods hulp, Psalms 121:1, Psalms 121:2.
II. Hij verzekert er anderen van, Psalms 121:3.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 121PSALM 121
1 Een lied Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. 2 Mijn hulp is van den HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. 3 Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren. 4 Ziet, de Bewaarder Israels zal niet sluimeren, noch slapen. 5 De HEERE is uw Bewaarder, de HEERE is uw Schaduw, aan uw rechterhand. 6 De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts. 7 De HEERE zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren. 8 De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid.
Sommigen noemen dit DE PSALM VAN DE KRIJGSMAN, en zij geloven dat hij geschreven werd in het legerkamp, toen David zijn leven waagde op de hoogten des velde, en aldus vertrouwde dat God zijn hoofd zou bedekken ten dage van de wapening. Anderen noemen hem de PSALM DES REIZIGERS, (want er is geen sprake in van oorlogsgevaar), en zij denken dat David hem geschreven heeft als hij uitging, en hem bestemd heeft PRO VEHICULO VOOR HET VOERTUIG, tot geleide en gezelschap van een Godvruchtige op reis hetzij te land of ter zee. Maar wij behoeven hem niet daarvoor alleen te gebruiken, waar wij ook zijn, tehuis of daar buiten, altijd zijn wij aan gevaar blootgesteld, meer dan wij denken of weten, en deze psalm leidt ons en moedigt ons aan om te rusten in God op Hem te vertrouwen, ons door het geloof onder Zijn bescherming te stellen, ons aan Zijn zorg toe te vertrouwen, hetgeen wij doen moeten met volkomen overgegevenheid en voldoening, als wij deze psalm zingen.
I. David verzekert zich hier van Gods hulp, Psalms 121:1, Psalms 121:2.
II. Hij verzekert er anderen van, Psalms 121:3.
Verzen 1-8
Psalm 121:1-8Deze psalm leert ons:
I. Te vertrouwen op God als een God van macht en een God, die algenoegzaam voor ons is. David heeft dit gedaan en er de weldaad van ervaren.
1. Wij moeten niet steunen op schepselen op mensen en middelen, op werktuigen en ondergeschikte oorzaken, noch vlees tot onze arm stellen: "Zal ik mijn ogen opheffen tot de bergen?" zo lezen het sommigen. "Komt vandaar mijn hulp? Zal ik steunen op de machten van de aarde, op de sterkte van de bergen, op vorsten en groten, die evenals bergen de aarde vervullen en hun hoofd ten hemel opheffen? Neen, "tevergeefs verwacht men het heil van de heuvelen en de menigte van de bergen," Jeremiah 3:23. Nooit verwacht ik dat van hen mijn hulp komen zal, God alleen is mijn vertrouwen." We moeten onze ogen opheffen boven de bergen, zo lezen het sommigen, wij moeten over de werktuigen heenzien, en opzien tot God, die de werktuigen voor ons doet zijn wat zij zijn.
2. Wij moeten zien, dat al onze hulp in God is, in Zijn macht en goedheid, Zijn voorzienigheid en genade, en van Hem moeten wij haar verwachten "Mijn hulp is van de Heere, de hulp die ik begeer is die, welke Hij zendt, en van Hem verwacht ik haar op Zijn eigen wijze en Zijn eigen tijd. Als Hij niet helpt, kan geen schepsel helpen, als Hij helpt, kan geen schepsel hinderen of schaden."
3. Wij moeten hulp erlangen van God door geloof in Zijn beloften en door behoorlijk Zijn inzettingen waar te nemen: "ik hef mijn ogen op naar de bergen". Waarschijnlijk bedoelt hij de bergen, op welke de tempel gebouwd was, de berg Moria en de heilige berg Zion, waar de ark des verbonds is, het orakel en de altaren zijn. "Ik zal het oog hebben op de bijzondere tegenwoordigheid Gods in Zijn kerk en met Zijn volk Zijn tegenwoordigheid door belofte, en niet slechts op Zijn gewone, Zijn algemene tegenwoordigheid." Als hij op een afstand was, wilde hij heenzien naar het heiligdom, Psalms 28:2, Psalms 42:7, vanwaar mijn hulp komen zal, van het woord en het gebed, van het verborgene Zijns tabernakels. Mijn hulp is van de Heere, Psalms 121:2, van voor het aangezicht des Heeren. "Hetgeen," zegt Dr. Hammond, "kan zien op Christus, verschenen in het vlees met wiens mensheid, waarmee de Godheid onafscheidelijk verbonden is, God altijd tegenwoordig is, en door Hem met ons, voor wie Hij, gezeten zijnde aan Gods rechterhand, steeds voorbede doet." Christus wordt genoemd de Engel Zijns aangezichts, die zijn volk heeft verlost, Isaiah 63:9.
4. Wij moeten ons in ons vertrouwen op God hiermede aanmoedigen, dat Hij de hemel en de aarde gemaakt heeft, en dat Hij, die dat gedaan heeft, alles doen kan. Hij heeft de wereld uit niets voortgebracht, Hij alleen, door het spreken van een woord, in weinig tijds, en het was alles zeer goed, zeer schoon en voortreffelijk, en daarom heeft Hij, hoe groot onze benauwdheden en moeilijkheden ook zijn, genoegzame macht om ons te steunen en te helpen. Hij, die hemel en aarde gemaakt heeft, is de soevereine Heere van beider heirscharen, en kan, naar het Hem behaagt gebruik van hen maken om Zijn volk te helpen, en hen, naar het Hem behaagt, weerhouden om Zijn volk te schaden.
II. Ons te vertroosten in God, als onze moeilijkheden en gevaren het grootst zijn. Hier wordt ons beloofd dat wij, zo wij op God ons vertrouwen stellen en ons houden op de weg van onze plicht, veilig zullen zijn onder Zijn hoede en bescherming, zodat geen werkelijk kwaad ons zal overkomen, geen andere beproeving ons zal treffen, dan die God goed voor ons acht, en die ons ten goede zal doen medewerken.
1. God zelf heeft op zich genomen om onze beschermer te zijn: de Heere is uw bedaarder Psalms 121:5. Welke last Hij Zijn engelen ook geeft om Zijn volk te bewaren, Hij heeft daarmee er zichzelf toch niet van ontheven zodat, hetzij ieder heilige al of niet een engel tot zijn beschermer heeft, wij hier zeker van zijn dat God zelf zijn beschermer is. Het is de oneindige wijsheid, die de veiligheid beraamt van hen, die zich onder Gods bescherming stellen, en het is de oneindige macht, die haar werkt. Diegenen moeten wel zeer goed bewaard zijn, die de Heere tot hun bewaarder hebben. Indien zij door beproeving tot Zijn gevangenen zijn gemaakt, dan is Hij toch hun bewaarder.
2. Hij, die de beschermer is van Zijn kerk in het algemeen, heeft zich verbonden om de bewaarder te zijn van iedere afzonderlijke gelovige, dezelfde wijsheid, dezelfde macht dezelfde beloften. "De bewaarder Israëls, Psalms 121:4 is uw bewaarder, Psalms 121:5. De herder van de kudde is de herder van ieder schaap, en zal er zorg voor dragen, dat niet een van hen, zelfs niet een van de kleinen, verloren ga.
3. Hij is een waakzame bewaarder, "De bewaarder Israëls, uw bewaarder, o Israëliet, zal niet sluimeren, noch slapen, dat heeft Hij nooit gedaan, dat zal Hij nooit doen, want Hij is nooit moede, niet alleen slaapt Hij niet, Hij sluimert niet eens, Hij heeft niet de minste neiging tot slapen."
4. Hij beschermt niet slechts hen, wier bewaarder Hij is, maar Hij verkwikt hen ook Hij is hun schaduw. Er is zeer veel genadige neerbuigende goedheid in dit beeld, het eeuwige wezen, die oneindige zelfstandigheid is, is wat Hij is ten einde tot Zijn volk van vertroosting te kunnen spreken, hun te beloven hun schaduw te zijn, zich zo dicht bij hen te houden als de schaduw bij het lichaam is, hen te beschutten tegen verschroeiende hitte, zoals "de schaduw van een zwaren rotssteen in een dorstig land," Isaiah 32:2. Onder deze schaduw kunnen zij met lust en gerustheid neerzitten, Song of Solomon 2:3.
5. Hij is altijd nabij Zijn volk om hen te beschermen en te verkwikken, en nooit verre van hen. Hij is hun bewaarder en hun schaduw aan hun rechterhand, zodat Hij nooit ver te zoeken is. De rechterhand is de werkende hand, laat hen zich slechts vaardig tot hun plicht wenden, en dan zullen zij God gereed vinden om hen bij te staan en hun voorspoed te geven, Psalms 16:8.
6. Hij is niet slechts aan hun rechterhand, "Hij zal ook de voeten van Zijn gunstgenoten bewaren," 1 Samuel 2:9. Hij zal het oog hebben op hun bewegingen, Hij zal uw voet niet laten wankelen. God zal er voor zorgen dat Zijn volk niet zal worden verzocht boven hetgeen zij vermogen, dat zij niet in zonde zullen vallen, hoewel zij daar na aan toe kunnen komen, Psalms 73:2, Psalms 73:23, niet in ellende of benauwdheid zullen komen, hoewel er velen zijn, die trachten hen te ondermijnen door bedrog, of terneder te werpen door geweld. Hij zal er hen voor bewaren om verschrikt te worden, zoals wij verschrikt zijn als wij uitglijden of struikelen en op het punt zijn van te vallen.
7. Hij zal hen beschermen tegen al de boze invloeden van de hemellichamen, Psalms 121:6. De zon zal u niet steken door haar hitte des daags, noch de maan door haar koude en vochtigheid des nachts. Zon en maan zijn grote zegeningen voor het mensdom, en toch zo groot een verandering is door de zonde teweeggebracht in de schepping, zon en maan, hoewel zij door een groot deel van het mensdom worden aangebeden, zijn dikwijls schadelijk voor het menselijk lichaam, menigmaal slaat God ons door haar, maar Zijn gunst zal zo tussenbeide treden, dat zij Zijn volk niet schaden. Hij zal hen nacht en dag welvaren Isaiah 27:3, zoals Hij Israël in de woestijn bewaard heeft door een wolkkolom bij dag, die hen beschutte tegen de hitte van de zon en een vuurkolom des nachts, die waarschijnlijk een zachte warmte uitstraalde over het gehele leger, opdat zij geen nadeel zouden ondervinden van de koude en vochtigheid van de nacht, hun vader Jakob geklaagd hebbende, dat hem de hitte verteerde bij dag, en de vorst bij nacht, Genesis 31:40. Het kan in overdrachtelijke zin verstaan worden: "Gij zult niet geschaad worden door de openlijke aanvallen uwer vijanden, die even zichtbaar zijn als de verschroeiende stralen van de zon, noch door hun verborgen verraderlijke pogingen, die als het onmerkbare indringen zijn van de koude bij nacht."
8. Zijn bescherming zal hen in ieder opzicht veilig doen zijn: "De Heere zal u bewaren van alle kwaad, het kwaad van de zonde en het kwaad van de benauwdheid. Het kwaad, dat gij vreest, zal Hij voorkomen, en het kwaad, dat gij gevoelt, zal Hij heiligen, wegnemen of verlichten. Hij zal hen er voor bewaren om kwaad te doen, 2 Corinthiers 13:7, en in zoverre van kwaad te lijden dat, in welke beproeving u ook overkome, geen kwaad zal zijn. Zelfs hetgeen doodt, zal niet schaden."
9:Het is inzonderheid het geestelijk leven, dat God onder Zijn bescherming zal nemen, uw ziel zal Hij bewaren. Alle zielen zijn Zijne, en de ziel is de mens, en daarom zal Hij ze met bijzondere zorg bewaren, opdat zij niet verontreinigd worde door de zonde en ontroerd worde door beproeving. Hij zal ze bewaren door ons in het bezit ervan te bewaren, en Hij zal ze er voor bewaren om voor eeuwig om te komen.
10. Hij zal ons bewaren op al onze wegen, "Hij zal uw uitgang en uw ingang bewaren. Gij zult op al uw reizen te land of ter zee onder Zijn bescherming zijn, uitgaande of tehuis komende, zoals Hij Israël in de woestijn bewaard heeft bij hun optrekken en bij hun rusten. Hij zal u voorspoedig maken in al uw zaken tehuis en daarbuiten, bij het begin en bij het beëindigen ervan. Hij zal u bewaren in leven en in sterven, bij uw uitgang en uw ingang terwijl gij leeft, en bij uw ingang als gij sterft, uitgaande naar uw arbeid in de morgen uwer dagen, en tehuis komende tot uw rust als de avond des ouderdoms u naar binnen roept," Psalms 104:23.
11. Hij zal voor ons blijven zorgen van nu aan tot in eeuwigheid. Het is een levenslange bescherming. "Hij zal u geleiden tot de dood toe, en u dan verbergen in het graf, verbergen in de hemel. Hij zal u bewaren tot Zijn hemels koninkrijk." God zal Zijn kerk en Zijn heiligen beschermen, al de dagen tot de voleindig van de wereld. De Geest die hun bewaarder en hun trooster is, zal bij hen blijven in eeuwigheid.
Verzen 1-8
Psalm 121:1-8Deze psalm leert ons:
I. Te vertrouwen op God als een God van macht en een God, die algenoegzaam voor ons is. David heeft dit gedaan en er de weldaad van ervaren.
1. Wij moeten niet steunen op schepselen op mensen en middelen, op werktuigen en ondergeschikte oorzaken, noch vlees tot onze arm stellen: "Zal ik mijn ogen opheffen tot de bergen?" zo lezen het sommigen. "Komt vandaar mijn hulp? Zal ik steunen op de machten van de aarde, op de sterkte van de bergen, op vorsten en groten, die evenals bergen de aarde vervullen en hun hoofd ten hemel opheffen? Neen, "tevergeefs verwacht men het heil van de heuvelen en de menigte van de bergen," Jeremiah 3:23. Nooit verwacht ik dat van hen mijn hulp komen zal, God alleen is mijn vertrouwen." We moeten onze ogen opheffen boven de bergen, zo lezen het sommigen, wij moeten over de werktuigen heenzien, en opzien tot God, die de werktuigen voor ons doet zijn wat zij zijn.
2. Wij moeten zien, dat al onze hulp in God is, in Zijn macht en goedheid, Zijn voorzienigheid en genade, en van Hem moeten wij haar verwachten "Mijn hulp is van de Heere, de hulp die ik begeer is die, welke Hij zendt, en van Hem verwacht ik haar op Zijn eigen wijze en Zijn eigen tijd. Als Hij niet helpt, kan geen schepsel helpen, als Hij helpt, kan geen schepsel hinderen of schaden."
3. Wij moeten hulp erlangen van God door geloof in Zijn beloften en door behoorlijk Zijn inzettingen waar te nemen: "ik hef mijn ogen op naar de bergen". Waarschijnlijk bedoelt hij de bergen, op welke de tempel gebouwd was, de berg Moria en de heilige berg Zion, waar de ark des verbonds is, het orakel en de altaren zijn. "Ik zal het oog hebben op de bijzondere tegenwoordigheid Gods in Zijn kerk en met Zijn volk Zijn tegenwoordigheid door belofte, en niet slechts op Zijn gewone, Zijn algemene tegenwoordigheid." Als hij op een afstand was, wilde hij heenzien naar het heiligdom, Psalms 28:2, Psalms 42:7, vanwaar mijn hulp komen zal, van het woord en het gebed, van het verborgene Zijns tabernakels. Mijn hulp is van de Heere, Psalms 121:2, van voor het aangezicht des Heeren. "Hetgeen," zegt Dr. Hammond, "kan zien op Christus, verschenen in het vlees met wiens mensheid, waarmee de Godheid onafscheidelijk verbonden is, God altijd tegenwoordig is, en door Hem met ons, voor wie Hij, gezeten zijnde aan Gods rechterhand, steeds voorbede doet." Christus wordt genoemd de Engel Zijns aangezichts, die zijn volk heeft verlost, Isaiah 63:9.
4. Wij moeten ons in ons vertrouwen op God hiermede aanmoedigen, dat Hij de hemel en de aarde gemaakt heeft, en dat Hij, die dat gedaan heeft, alles doen kan. Hij heeft de wereld uit niets voortgebracht, Hij alleen, door het spreken van een woord, in weinig tijds, en het was alles zeer goed, zeer schoon en voortreffelijk, en daarom heeft Hij, hoe groot onze benauwdheden en moeilijkheden ook zijn, genoegzame macht om ons te steunen en te helpen. Hij, die hemel en aarde gemaakt heeft, is de soevereine Heere van beider heirscharen, en kan, naar het Hem behaagt gebruik van hen maken om Zijn volk te helpen, en hen, naar het Hem behaagt, weerhouden om Zijn volk te schaden.
II. Ons te vertroosten in God, als onze moeilijkheden en gevaren het grootst zijn. Hier wordt ons beloofd dat wij, zo wij op God ons vertrouwen stellen en ons houden op de weg van onze plicht, veilig zullen zijn onder Zijn hoede en bescherming, zodat geen werkelijk kwaad ons zal overkomen, geen andere beproeving ons zal treffen, dan die God goed voor ons acht, en die ons ten goede zal doen medewerken.
1. God zelf heeft op zich genomen om onze beschermer te zijn: de Heere is uw bedaarder Psalms 121:5. Welke last Hij Zijn engelen ook geeft om Zijn volk te bewaren, Hij heeft daarmee er zichzelf toch niet van ontheven zodat, hetzij ieder heilige al of niet een engel tot zijn beschermer heeft, wij hier zeker van zijn dat God zelf zijn beschermer is. Het is de oneindige wijsheid, die de veiligheid beraamt van hen, die zich onder Gods bescherming stellen, en het is de oneindige macht, die haar werkt. Diegenen moeten wel zeer goed bewaard zijn, die de Heere tot hun bewaarder hebben. Indien zij door beproeving tot Zijn gevangenen zijn gemaakt, dan is Hij toch hun bewaarder.
2. Hij, die de beschermer is van Zijn kerk in het algemeen, heeft zich verbonden om de bewaarder te zijn van iedere afzonderlijke gelovige, dezelfde wijsheid, dezelfde macht dezelfde beloften. "De bewaarder Israëls, Psalms 121:4 is uw bewaarder, Psalms 121:5. De herder van de kudde is de herder van ieder schaap, en zal er zorg voor dragen, dat niet een van hen, zelfs niet een van de kleinen, verloren ga.
3. Hij is een waakzame bewaarder, "De bewaarder Israëls, uw bewaarder, o Israëliet, zal niet sluimeren, noch slapen, dat heeft Hij nooit gedaan, dat zal Hij nooit doen, want Hij is nooit moede, niet alleen slaapt Hij niet, Hij sluimert niet eens, Hij heeft niet de minste neiging tot slapen."
4. Hij beschermt niet slechts hen, wier bewaarder Hij is, maar Hij verkwikt hen ook Hij is hun schaduw. Er is zeer veel genadige neerbuigende goedheid in dit beeld, het eeuwige wezen, die oneindige zelfstandigheid is, is wat Hij is ten einde tot Zijn volk van vertroosting te kunnen spreken, hun te beloven hun schaduw te zijn, zich zo dicht bij hen te houden als de schaduw bij het lichaam is, hen te beschutten tegen verschroeiende hitte, zoals "de schaduw van een zwaren rotssteen in een dorstig land," Isaiah 32:2. Onder deze schaduw kunnen zij met lust en gerustheid neerzitten, Song of Solomon 2:3.
5. Hij is altijd nabij Zijn volk om hen te beschermen en te verkwikken, en nooit verre van hen. Hij is hun bewaarder en hun schaduw aan hun rechterhand, zodat Hij nooit ver te zoeken is. De rechterhand is de werkende hand, laat hen zich slechts vaardig tot hun plicht wenden, en dan zullen zij God gereed vinden om hen bij te staan en hun voorspoed te geven, Psalms 16:8.
6. Hij is niet slechts aan hun rechterhand, "Hij zal ook de voeten van Zijn gunstgenoten bewaren," 1 Samuel 2:9. Hij zal het oog hebben op hun bewegingen, Hij zal uw voet niet laten wankelen. God zal er voor zorgen dat Zijn volk niet zal worden verzocht boven hetgeen zij vermogen, dat zij niet in zonde zullen vallen, hoewel zij daar na aan toe kunnen komen, Psalms 73:2, Psalms 73:23, niet in ellende of benauwdheid zullen komen, hoewel er velen zijn, die trachten hen te ondermijnen door bedrog, of terneder te werpen door geweld. Hij zal er hen voor bewaren om verschrikt te worden, zoals wij verschrikt zijn als wij uitglijden of struikelen en op het punt zijn van te vallen.
7. Hij zal hen beschermen tegen al de boze invloeden van de hemellichamen, Psalms 121:6. De zon zal u niet steken door haar hitte des daags, noch de maan door haar koude en vochtigheid des nachts. Zon en maan zijn grote zegeningen voor het mensdom, en toch zo groot een verandering is door de zonde teweeggebracht in de schepping, zon en maan, hoewel zij door een groot deel van het mensdom worden aangebeden, zijn dikwijls schadelijk voor het menselijk lichaam, menigmaal slaat God ons door haar, maar Zijn gunst zal zo tussenbeide treden, dat zij Zijn volk niet schaden. Hij zal hen nacht en dag welvaren Isaiah 27:3, zoals Hij Israël in de woestijn bewaard heeft door een wolkkolom bij dag, die hen beschutte tegen de hitte van de zon en een vuurkolom des nachts, die waarschijnlijk een zachte warmte uitstraalde over het gehele leger, opdat zij geen nadeel zouden ondervinden van de koude en vochtigheid van de nacht, hun vader Jakob geklaagd hebbende, dat hem de hitte verteerde bij dag, en de vorst bij nacht, Genesis 31:40. Het kan in overdrachtelijke zin verstaan worden: "Gij zult niet geschaad worden door de openlijke aanvallen uwer vijanden, die even zichtbaar zijn als de verschroeiende stralen van de zon, noch door hun verborgen verraderlijke pogingen, die als het onmerkbare indringen zijn van de koude bij nacht."
8. Zijn bescherming zal hen in ieder opzicht veilig doen zijn: "De Heere zal u bewaren van alle kwaad, het kwaad van de zonde en het kwaad van de benauwdheid. Het kwaad, dat gij vreest, zal Hij voorkomen, en het kwaad, dat gij gevoelt, zal Hij heiligen, wegnemen of verlichten. Hij zal hen er voor bewaren om kwaad te doen, 2 Corinthiers 13:7, en in zoverre van kwaad te lijden dat, in welke beproeving u ook overkome, geen kwaad zal zijn. Zelfs hetgeen doodt, zal niet schaden."
9:Het is inzonderheid het geestelijk leven, dat God onder Zijn bescherming zal nemen, uw ziel zal Hij bewaren. Alle zielen zijn Zijne, en de ziel is de mens, en daarom zal Hij ze met bijzondere zorg bewaren, opdat zij niet verontreinigd worde door de zonde en ontroerd worde door beproeving. Hij zal ze bewaren door ons in het bezit ervan te bewaren, en Hij zal ze er voor bewaren om voor eeuwig om te komen.
10. Hij zal ons bewaren op al onze wegen, "Hij zal uw uitgang en uw ingang bewaren. Gij zult op al uw reizen te land of ter zee onder Zijn bescherming zijn, uitgaande of tehuis komende, zoals Hij Israël in de woestijn bewaard heeft bij hun optrekken en bij hun rusten. Hij zal u voorspoedig maken in al uw zaken tehuis en daarbuiten, bij het begin en bij het beëindigen ervan. Hij zal u bewaren in leven en in sterven, bij uw uitgang en uw ingang terwijl gij leeft, en bij uw ingang als gij sterft, uitgaande naar uw arbeid in de morgen uwer dagen, en tehuis komende tot uw rust als de avond des ouderdoms u naar binnen roept," Psalms 104:23.
11. Hij zal voor ons blijven zorgen van nu aan tot in eeuwigheid. Het is een levenslange bescherming. "Hij zal u geleiden tot de dood toe, en u dan verbergen in het graf, verbergen in de hemel. Hij zal u bewaren tot Zijn hemels koninkrijk." God zal Zijn kerk en Zijn heiligen beschermen, al de dagen tot de voleindig van de wereld. De Geest die hun bewaarder en hun trooster is, zal bij hen blijven in eeuwigheid.