Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 111". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/psalms-111.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 111". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 111Deze en verscheidene volgende psalmen schijnen door David geschreven te zijn ten dienste van de kerk voor de plechtige feesten, en niet bij een bijzondere gelegenheid. Dit is een lofpsalm, zijn opschrift is Hallelujah! Looft de Heere, aanduidende dat wij ons tot het gebruik van deze psalm moeten wenden met een hart, dat gezind en bereid is om God te loven. De psalm is alfabetisch samengesteld, iedere volzin begint met een onderscheidene letter van het Hebreeuwse alfabet, ieder vers bevat twee volzinnen, en de laatste twee hebben ieder drie. De psalmist wekt ons op om God te loven
I. Hij geeft er zelf het voorbeeld van, Psalms 111:1.
II. Hij voorziet ons van stof daartoe uit de werken van God.
1. De grootheid van Zijn werken en de heerlijkheid ervan.
2. De rechtvaardigheid ervan.
3. De goedheid ervan.
4. De kracht ervan.
5. De overeenstemming ervan met Zijn woord van belofte.
6. De eeuwigdurendheid ervan. Deze opmerkingen zijn dooreengemengd, Psalms 111:2, Psalms 111:9. Hij beveelt de heilige vreze Gods aan en een nauwgezette gehoorzaamheid aan Zijn geboden als de beste manier om God te loven, Psalms 111:10.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 111Deze en verscheidene volgende psalmen schijnen door David geschreven te zijn ten dienste van de kerk voor de plechtige feesten, en niet bij een bijzondere gelegenheid. Dit is een lofpsalm, zijn opschrift is Hallelujah! Looft de Heere, aanduidende dat wij ons tot het gebruik van deze psalm moeten wenden met een hart, dat gezind en bereid is om God te loven. De psalm is alfabetisch samengesteld, iedere volzin begint met een onderscheidene letter van het Hebreeuwse alfabet, ieder vers bevat twee volzinnen, en de laatste twee hebben ieder drie. De psalmist wekt ons op om God te loven
I. Hij geeft er zelf het voorbeeld van, Psalms 111:1.
II. Hij voorziet ons van stof daartoe uit de werken van God.
1. De grootheid van Zijn werken en de heerlijkheid ervan.
2. De rechtvaardigheid ervan.
3. De goedheid ervan.
4. De kracht ervan.
5. De overeenstemming ervan met Zijn woord van belofte.
6. De eeuwigdurendheid ervan. Deze opmerkingen zijn dooreengemengd, Psalms 111:2, Psalms 111:9. Hij beveelt de heilige vreze Gods aan en een nauwgezette gehoorzaamheid aan Zijn geboden als de beste manier om God te loven, Psalms 111:10.
Verzen 1-5
Psalm 111:1-5Het opschrift van de psalm is Hallelujah, en de psalmist heeft het oog op zijn opschrift, (hetgeen ieder schrijver behoort te doen) en houdt zich aan zijn tekst.
1. Hij besluit om zelf God te loven, Psalms 111:1. De plichten, waartoe wij anderen oproepen, moeten wij zelf volbrengen, en daartoe moeten wij onszelf opwekken. Ja meer, wat anderen ook doen, of zij al of niet God willen loven, wij moeten besluiten dat wij en ons huis het doen zullen, wij en onze harten, want dat is hier het besluit van de psalmist: Ik zal de Heere loven van ganser harte. Mijn hart, mijn gehele hart toegewijd zijnde aan Zijn eer, zal het voor dit werk worden gebruikt en dat wel in de raad van de oprechten, de kabinetsraad, en in de vergadering van de Israëlieten. Wij moeten God loven in de eenzaamheid, in de binnenkamer, in de huiselijke kring, en in het openbaar, in de kleinere en grotere bijeenkomsten, en in de voorhoven van het huis des Heeren, maar altijd is dit het lieflijkst als wij het doen in samenstemming met de oprechten, die er van harte mee instemmen. De bijzondere bijeenkomsten tot Godsdienstige doeleinden moeten in stand worden gehouden, zowel als de openbare en meer gemengde vergaderingen.
2. Hij beveelt ons de werken des Heeren aan als een gepast onderwerp van onze overdenking als wij Hem loven de beschikkingen van Zijn voorzienigheid in de wereld, de kerk, en ten opzichte van particuliere personen.
A. Gods werken zijn zeer prachtig, groot gelijk Hij zelf is, er is niets in, dat gering of onbeduidend is, zij zijn de voortbrengselen van oneindige wijsheid en macht, en dit moeten wij reeds op de eerste aanblik ervan zeggen, eer wij er nog een nader onderzoek naar instellen, namelijk dat de werken des Heeren groot zijn, Psalms 111:2. Er is iets verbazingwekkende in, iets dat ons vervult van ontzag. Van al de werken des Heeren wordt gesproken als van n, Psalms 111:3. Het is Zijn doen, zo treffend is de schoonheid en de harmonie van Gods voorzienigheid, en zo bewonderenswaardig concentreren zich al haar beschikkingen in een plan, neem het alles tezamen, en het is wonderschoon en heerlijk, en zoals het Hem betaamt.
B. Zij zijn onderhoudend en leerrijk voor de weetgierigen. Zij worden gezocht van allen die er lust in hebben. Allen, die God waarlijk liefhebben, vinden behagen in Zijn werken, achten alles goed wat Hij doet, en nergens verwijlen zij in hun gedachten met meer genot bij dan bij de werken van God, hoe meer wij ze beschouwen, hoe aangenamer wij er door verrast worden. Zij, die behagen scheppen in de werken Gods, zullen zich niet vergenoegen met een vluchtige of oppervlakkige beschouwing ervan, maar zullen ze vlijtig onderzoeken en waarnemen. Bij het bestuderen zowel van de natuurlijke historie, als van de staatkundige geschiedenis moet dit ons doel zijn: de grootheid en heerlijkheid van Gods werken te ontdekken. Deze werken van God, die nederig en naarstig onderzocht worden, zullen gezocht worden, zij die zoeken, zullen vinden, (zo lezen het sommigen), zij worden gevonden van allen, die er lust in hebben of gevonden in al hun delen, bedoeling en belangen aldus Dr. Hammond, want de verborgenheid des Heeren is voor degenen, die Hem vrezen, Psalms 25:14.
3. Zij zijn alle rechtvaardig en heilig, Zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid. Wat Hij ook doet, nooit heeft Hij onrecht gedaan aan Zijn schepselen, en nooit zal Hij het doen, en "derhalve zal wat God doet in eeuwigheid zijn," Ecclesiastes 3:14. 4. Zij zijn bewonderenswaardig en gedenkwaardig, geschikt om in gedachten te worden gehouden en om in de geschiedenis te worden vermeld. Veel van hetgeen wij doen is zo onbeduidend, dat het niet geschikt is om ervan te spreken, het allerbeste is om het maar te vergeten, maar van Gods werken moet nota worden genomen, en het verhaal ervan moet bewaard blijven, Psalms 111:4. Hij heeft Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt, Hij heeft gedaan wat waardig is om herdacht te worden, en dat wel herdacht moet worden, en Hij heeft wegen en middelen verordineerd, om sommigen ervan in gedachtenis te houden, zoals de verlossing van Israël uit Egypte door het Pascha. Hij heeft zich door Zijn wonderwerken een gedachtenis gesticht zo lezen het sommigen. Door hetgeen God met Zijn heerlijke arm gedaan heeft, heeft Hij zich een eeuwige naam gemaakt. Zie Isaiah 63:12.
5. Zij zijn goed, daarin toont de Heere dat Hij genadig en barmhartig is. Evenals van de werken van de schepping, zo moeten wij ook van de werken van de voorzienigheid zeggen: Zij zijn alle niet alleen zeer groot, maar ook alle zeer goed. Dr. Hammond acht dat dit de naam is, die Hij zich door Zijn wonderwerken gemaakt heeft, dezelfde, die Hij voor Mozes heeft uitgeroepen: de Heere God is genadig en barmhartig, Exodus 34:6. Gods vergeven van de zonde is het meest wondervolle van al Zijn werken, en het moet tot Zijn ere in gedachtenis worden gehouden. Nog een ander voorbeeld van Zijn genade en mededogen is dat Hij dengenen, die Hem vrezen, spijze heeft gegeven, Psalms 111:5. Hij geeft hun hun dagelijks brood, het brood huns bescheiden deels, dat doet Hij ook voor anderen door de gewone voorzienigheid, maar aan hen, die Hem vrezen, geeft Hij het door het verbond en ingevolge van de belofte want er volgt op: Hij gedenkt in eeuwigheid aan Zijn verbond, zodat zij zelfs in gewone zegeningen verbondsliefde kunnen proeven en smaken. Sommigen achten dat dit ziet op het manna, waarmee God Zijn volk Israël in de woestijn gespijzigd heeft. Anderen menen dat het ziet op de roof van de Egyptenaren verkregen, toen zij met grote have uittrokken, overeenkomstig de belofte, Genesis 15:14. Toen God de koppen des leviathans verpletterd heeft, heeft Hij hem tot spijze gegeven aan Zijn volk, Psalms 74:14. "Hij heeft dengenen, die Hem vrezen buit gegeven", zo heeft het de kanttekening, Hij heeft hen niet slechts gevoed, maar verrijkt, hun hun vijanden tot een prooi gegeven.
6:Dat zijn onderpanden van hetgeen Hij overeenkomstig Zijn belofte doen zal. Hij gedenkt in eeuwigheid aan Zijn verbond, want nooit heeft Hij er een tittel van ter aarde laten vallen en dat zal Hij ook nooit. Hoewel Gods volk zijn zwakheden heeft en dikwijls Zijn geboden vergeet, zal Hij toch in eeuwigheid gedenken aan Zijn verbond,
Verzen 1-5
Psalm 111:1-5Het opschrift van de psalm is Hallelujah, en de psalmist heeft het oog op zijn opschrift, (hetgeen ieder schrijver behoort te doen) en houdt zich aan zijn tekst.
1. Hij besluit om zelf God te loven, Psalms 111:1. De plichten, waartoe wij anderen oproepen, moeten wij zelf volbrengen, en daartoe moeten wij onszelf opwekken. Ja meer, wat anderen ook doen, of zij al of niet God willen loven, wij moeten besluiten dat wij en ons huis het doen zullen, wij en onze harten, want dat is hier het besluit van de psalmist: Ik zal de Heere loven van ganser harte. Mijn hart, mijn gehele hart toegewijd zijnde aan Zijn eer, zal het voor dit werk worden gebruikt en dat wel in de raad van de oprechten, de kabinetsraad, en in de vergadering van de Israëlieten. Wij moeten God loven in de eenzaamheid, in de binnenkamer, in de huiselijke kring, en in het openbaar, in de kleinere en grotere bijeenkomsten, en in de voorhoven van het huis des Heeren, maar altijd is dit het lieflijkst als wij het doen in samenstemming met de oprechten, die er van harte mee instemmen. De bijzondere bijeenkomsten tot Godsdienstige doeleinden moeten in stand worden gehouden, zowel als de openbare en meer gemengde vergaderingen.
2. Hij beveelt ons de werken des Heeren aan als een gepast onderwerp van onze overdenking als wij Hem loven de beschikkingen van Zijn voorzienigheid in de wereld, de kerk, en ten opzichte van particuliere personen.
A. Gods werken zijn zeer prachtig, groot gelijk Hij zelf is, er is niets in, dat gering of onbeduidend is, zij zijn de voortbrengselen van oneindige wijsheid en macht, en dit moeten wij reeds op de eerste aanblik ervan zeggen, eer wij er nog een nader onderzoek naar instellen, namelijk dat de werken des Heeren groot zijn, Psalms 111:2. Er is iets verbazingwekkende in, iets dat ons vervult van ontzag. Van al de werken des Heeren wordt gesproken als van n, Psalms 111:3. Het is Zijn doen, zo treffend is de schoonheid en de harmonie van Gods voorzienigheid, en zo bewonderenswaardig concentreren zich al haar beschikkingen in een plan, neem het alles tezamen, en het is wonderschoon en heerlijk, en zoals het Hem betaamt.
B. Zij zijn onderhoudend en leerrijk voor de weetgierigen. Zij worden gezocht van allen die er lust in hebben. Allen, die God waarlijk liefhebben, vinden behagen in Zijn werken, achten alles goed wat Hij doet, en nergens verwijlen zij in hun gedachten met meer genot bij dan bij de werken van God, hoe meer wij ze beschouwen, hoe aangenamer wij er door verrast worden. Zij, die behagen scheppen in de werken Gods, zullen zich niet vergenoegen met een vluchtige of oppervlakkige beschouwing ervan, maar zullen ze vlijtig onderzoeken en waarnemen. Bij het bestuderen zowel van de natuurlijke historie, als van de staatkundige geschiedenis moet dit ons doel zijn: de grootheid en heerlijkheid van Gods werken te ontdekken. Deze werken van God, die nederig en naarstig onderzocht worden, zullen gezocht worden, zij die zoeken, zullen vinden, (zo lezen het sommigen), zij worden gevonden van allen, die er lust in hebben of gevonden in al hun delen, bedoeling en belangen aldus Dr. Hammond, want de verborgenheid des Heeren is voor degenen, die Hem vrezen, Psalms 25:14.
3. Zij zijn alle rechtvaardig en heilig, Zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid. Wat Hij ook doet, nooit heeft Hij onrecht gedaan aan Zijn schepselen, en nooit zal Hij het doen, en "derhalve zal wat God doet in eeuwigheid zijn," Ecclesiastes 3:14. 4. Zij zijn bewonderenswaardig en gedenkwaardig, geschikt om in gedachten te worden gehouden en om in de geschiedenis te worden vermeld. Veel van hetgeen wij doen is zo onbeduidend, dat het niet geschikt is om ervan te spreken, het allerbeste is om het maar te vergeten, maar van Gods werken moet nota worden genomen, en het verhaal ervan moet bewaard blijven, Psalms 111:4. Hij heeft Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt, Hij heeft gedaan wat waardig is om herdacht te worden, en dat wel herdacht moet worden, en Hij heeft wegen en middelen verordineerd, om sommigen ervan in gedachtenis te houden, zoals de verlossing van Israël uit Egypte door het Pascha. Hij heeft zich door Zijn wonderwerken een gedachtenis gesticht zo lezen het sommigen. Door hetgeen God met Zijn heerlijke arm gedaan heeft, heeft Hij zich een eeuwige naam gemaakt. Zie Isaiah 63:12.
5. Zij zijn goed, daarin toont de Heere dat Hij genadig en barmhartig is. Evenals van de werken van de schepping, zo moeten wij ook van de werken van de voorzienigheid zeggen: Zij zijn alle niet alleen zeer groot, maar ook alle zeer goed. Dr. Hammond acht dat dit de naam is, die Hij zich door Zijn wonderwerken gemaakt heeft, dezelfde, die Hij voor Mozes heeft uitgeroepen: de Heere God is genadig en barmhartig, Exodus 34:6. Gods vergeven van de zonde is het meest wondervolle van al Zijn werken, en het moet tot Zijn ere in gedachtenis worden gehouden. Nog een ander voorbeeld van Zijn genade en mededogen is dat Hij dengenen, die Hem vrezen, spijze heeft gegeven, Psalms 111:5. Hij geeft hun hun dagelijks brood, het brood huns bescheiden deels, dat doet Hij ook voor anderen door de gewone voorzienigheid, maar aan hen, die Hem vrezen, geeft Hij het door het verbond en ingevolge van de belofte want er volgt op: Hij gedenkt in eeuwigheid aan Zijn verbond, zodat zij zelfs in gewone zegeningen verbondsliefde kunnen proeven en smaken. Sommigen achten dat dit ziet op het manna, waarmee God Zijn volk Israël in de woestijn gespijzigd heeft. Anderen menen dat het ziet op de roof van de Egyptenaren verkregen, toen zij met grote have uittrokken, overeenkomstig de belofte, Genesis 15:14. Toen God de koppen des leviathans verpletterd heeft, heeft Hij hem tot spijze gegeven aan Zijn volk, Psalms 74:14. "Hij heeft dengenen, die Hem vrezen buit gegeven", zo heeft het de kanttekening, Hij heeft hen niet slechts gevoed, maar verrijkt, hun hun vijanden tot een prooi gegeven.
6:Dat zijn onderpanden van hetgeen Hij overeenkomstig Zijn belofte doen zal. Hij gedenkt in eeuwigheid aan Zijn verbond, want nooit heeft Hij er een tittel van ter aarde laten vallen en dat zal Hij ook nooit. Hoewel Gods volk zijn zwakheden heeft en dikwijls Zijn geboden vergeet, zal Hij toch in eeuwigheid gedenken aan Zijn verbond,
Verzen 6-10
Psalm 111:6-10Er wordt ons geleerd eer te geven aan God:
1. Voor de grote dingen, die Hij voor Zijn volk gedaan heeft, vanouds en nu onlangs. Hij heeft de kracht van Zijn werken Zijn volke bekend gemaakt, Psalms 111:6, in hetgeen Hij voor hen gewrocht heeft, menigmaal heeft Hij hun bewijzen gegeven van Zijn almacht en hun getoond wat Hij doen kan, en dat niets te moeilijk voor Hem is. Twee dingen worden genoemd om de kracht Zijner werken te tonen.
a. Het bezit dat God aan Israël gaf van het land Kanan, hun gevende de erve van de heidenen. Dit deed Hij in Jozua's tijd, toen de zeven volken tenonder werden gebracht, en in Davids tijd, toen velen van de naburige volken aan Israël werden onderworpen en aan David schatplichtig werden. Hierin toonde God Zijn vrijmacht, dat Hij naar Zijn welgevallen beschikte over koninkrijken, en Zijn macht, door Zijn beschikkingen ten uitvoer te brengen. Indien God de erve van de heidenen tot het erfdeel van Israël wil maken, wie kan dan Zijn recht daartoe betwisten, en wie kan Zijn hand keren?
b. De vele verlossingen die Hij voor Zijn volk gewrocht heeft, toen zij zich door hun ongerechtigheden verkocht hadden in de hand hunner vijanden, Psalms 111:9. Hij heeft Zijn volke verlossing gezonden, niet alleen uit Egypte in het eerst, maar dikwijls daarna, en deze verlossingen waren typen van de grote verlossing, die in de volheid des tijds door de Heere Jezus gewerkt zou worden, die verlossing in Jeruzalem, waar zovelen naar uitgezien hebben.
2. Voor de vastheid van Zijn woord en van Zijn werken, die ons de zekerheid geven van de grote dingen, die Hij voor ons doen zal.
a. Wat God gedaan heeft, zal nooit ongedaan worden gemaakt. Hij zelf zal het niet ongedaan maken, Psalms 111:7. De werken Diner handen zijn waarheid en oordeel, Psalms 111:8. Zij zijn gedaan in waarheid en oprechtheid. Alles, wat Hij doet, is in overeenstemming met de eeuwige regelen en redenen van de billijkheid, het geschiedt alles naar de raad van Zijn wijsheid en het voornemen van Zijn wil, het is alles goed gedaan, en daarom is er niets in te veranderen of te verbeteren, het is alles vast en onveranderlijk. Bij het begin van Zijn werk kunnen wij staat maken op Zijn voleinding ervan, werk, dat waar is, zal duurzaam zijn, zal noch vermolmen noch wegzinken onder het gewicht dat er op gelegd wordt.
b. Wat God gezegd heeft, zal nooit herroepen worden. Al Zijn bevelen zijn getrouw. Zij zijn alle recht, en daarom zijn zij ook alle bestendig. Zijn doeleinden, de regel van Zijn daden, zullen alle vervuld worden. Zou Hij het zeggen en niet doen, of spreken en niet bestendig maken? Ongetwijfeld zal Hij het. Hetzij Hij licht gebiedt of duisternis, het geschiedt zoals Hij het bevolen heeft. Zijn geboden, de regel van onze daden en handelingen, zijn ontwijfelbaar recht en goed, en daarom onveranderlijk en niet te herroepen. Zijn beloften en bedreigingen zijn alle gewis, en zullen vervuld worden, en het ongeloof van de mens zal ze niet krachteloos of zonder uitwerking doen zijn. Zij zijn bevestigd, ondersteund voor altoos en in eeuwigheid, en de Schrift kan niet gebroken worden. De alwijze God behoeft nooit veranderingen te brengen in Zijn raadsbesluiten, noch is Hij genoodzaakt nieuwe maatregelen te beramen, hetzij ten opzichte van Zijn wetten of van de handelingen van Zijn voorzienigheid. Alles is gezegd, gelijk als alles gedaan is, in waarheid en oprechtheid, en daarom is het onveranderlijk. Der mensen dwaasheid en leugen maken hen ongestadig in al hun wegen, maar de oneindige wijsheid en waarheid sluiten alle herroepingen alle intrekking buiten. Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden. Gods verbond is geboden, want Hij heeft het gemaakt als een, die een onbetwistbaar gezag heeft om voor te schrijven wat wij moeten doen en wat wij moeten verwachten, en een ontwijfelbare macht, beide om te volbrengen wat Hij heeft beloofd in de zegeningen van het verbond en wat Hij heeft bedreigd in de vervloekingen ervan, Psalms 105:8.
3. Voor de instelling van de Godsdienst onder de mensen. Omdat Zijn naam heilig en vreeslijk is, en Zijn vreze het beginsel is van de wijsheid, zal Zijn lof bestaan tot in eeuwigheid, Hij zal tot in eeuwigheid geloofd en geprezen worden:
A. Omdat de ontdekkingen van de Godsdienst Hem zozeer tot eer verstrekken. Beschouw wat Hij van zichzelf in Zijn Woord en in Zijn werken bekend heeft gemaakt en gij zult zien dat God groot is en grotelijks is te vrezen, want Zijn naam is heilig, Zijn oneindige reinheid en rechtheid blinken uit in alles, waardoor Hij zich bekend heeft gemaakt, en omdat Hij heilig is, is Hij vreeslijk, en moet Hij met heilige eerbied en ontzag genoemd worden. Wat heilig is, is eerbiedwaardig, de engelen hebben het oog op Gods heiligheid, als zij hun aangezicht voor Hem bedekken, en niets strekt de mens zo tot eer als zijn heiligmaking. Het is in Zijn heiligdommen, dat God vreeslijk is, Psalms 68:36, Leviticus 10:3.
B. Omdat de voorschriften van de Godsdienst zo bevorderlijk zijn aan der mensen geluk. Wij hebben reden om God te danken dat de zaak zo goed beraamd is, dat onze eerbied voor Hem en onze gehoorzaamheid aan Hem evenzeer ons belang zijn als onze plicht.
a. Onze eerbied voor Hem is dit: De vreze des Heeren is het beginsel van de wijsheid. Het is niet alleen verstandig dat wij God vrezen, omdat Zijn naam vreeslijk en Zijn aard heilig is, maar het is ook voordelig voor ons. Het is wijsheid, het zal ons leiden om te spreken en te handelen zoals het ons betaamt en ons wezenlijk nuttig en voordelig is. Het is het hoofd van de wijsheid, dat is, zoals wij het lezen het begin van de wijsheid, de mensen beginnen nooit wijs te zijn voor zij beginnen God te vrezen, alle ware wijsheid heeft haar oorsprong in ware Godsdienst en heeft er haar grondslag in. Of, zoals sommigen het verstaan, het is de voornaamste wijsheid en de voortreffelijkste, de eerste in waardigheid. Het is de principiële wijsheid en het beginsel van de wijsheid om God te aanbidden, Hem eer te geven als onze Vader en onze meester. Zij handelen goed, die altijd handelen onder de heerschappij van Zijn heilige vreze.
b. Onze gehoorzaamheid aan Hem is dit: Allen, die Zijn geboden doen, hebben goed verstand Waar de vreze des Heeren in het hart heerst, daar zal een gestadige, nauwgezette zorg zijn om Zijn geboden te houden, niet om er van te praten, maar om ze te doen, en de zodanigen hebben goed verstand.
Ten eerste. Zij worden goed verstaan, hun gehoorzaamheid wordt genadiglijk aangenomen als een duidelijke aanwijzing van de gezindheid huns harten, dat zij in waarheid God vrezen. Vergel. Proverbs 3:4. "Vind gunst en goed verstand in de ogen Gods en van de mensen." God en de mensen zullen op hen zien als welmenend en zullen hun hun goedkeuring geven, die nauwgezet hun plicht betrachten, al hebben zij ook hun dwalingen en vergissingen, wat eerlijk bedoeld is, zal goed worden opgenomen.
Ten tweede. Zij verstaan goed.
1. Het is een teken dat zij goed verstaan. De gehoorzaamsten worden aangenomen als de verstandigsten. Diegenen verstaan zichzelf en hun belangen het best, die Gods wet tot hun regel nemen en er in alles door bestuurd worden. Een groot verstand hebben zij, die Gods geboden kennen en er geleerd over kunnen spreken, maar een goed verstand hebben zij, die ze doen en er naar wandelen.
2. Het is het middel om nog beter te verstaan. Een goed verstand zijn zij voor allen, die ze doen, de vreze des Heeren en de wetten daarvan geven een goed verstand en zijn in staat om hen wijs te maken tot zaligheid. "Zo iemand wil deszelfs wil doen, die zal al duidelijker en helderder de leer van Christus kennen", John 7:17. Allen, die ze doen hebben goede voorspoed, aldus de kanttekening, overeenkomstig hetgeen beloofd was aan Jozua, indien hij zou waarnemen om te doen naar hetgeen geschreven is in de wet, Joshua 1:8 " Dan zult gij uw wegen voorspoedig maken, en alsdan zult gij verstandiglijk handelen". Wij hebben reden om God te loven, Hem te loven tot in eeuwigheid, omdat Hij de mens zo gezegend een middel heeft gegeven om gelukkig te zijn. Sommigen achten dat de laatste woorden meer van toepassing zijn op de goede, dat is, de Godvruchtige mens, die de Heere vreest, dan op de goede God: Zijn lof bestaat tot in eeuwigheid. Het is misschien "niet van de mensen maar het is uit God", Romans 2:29, en de lof, die uit God is, blijft tot in eeuwigheid, als de lof van de mensen verwelkt en vergaan is.
Verzen 6-10
Psalm 111:6-10Er wordt ons geleerd eer te geven aan God:
1. Voor de grote dingen, die Hij voor Zijn volk gedaan heeft, vanouds en nu onlangs. Hij heeft de kracht van Zijn werken Zijn volke bekend gemaakt, Psalms 111:6, in hetgeen Hij voor hen gewrocht heeft, menigmaal heeft Hij hun bewijzen gegeven van Zijn almacht en hun getoond wat Hij doen kan, en dat niets te moeilijk voor Hem is. Twee dingen worden genoemd om de kracht Zijner werken te tonen.
a. Het bezit dat God aan Israël gaf van het land Kanan, hun gevende de erve van de heidenen. Dit deed Hij in Jozua's tijd, toen de zeven volken tenonder werden gebracht, en in Davids tijd, toen velen van de naburige volken aan Israël werden onderworpen en aan David schatplichtig werden. Hierin toonde God Zijn vrijmacht, dat Hij naar Zijn welgevallen beschikte over koninkrijken, en Zijn macht, door Zijn beschikkingen ten uitvoer te brengen. Indien God de erve van de heidenen tot het erfdeel van Israël wil maken, wie kan dan Zijn recht daartoe betwisten, en wie kan Zijn hand keren?
b. De vele verlossingen die Hij voor Zijn volk gewrocht heeft, toen zij zich door hun ongerechtigheden verkocht hadden in de hand hunner vijanden, Psalms 111:9. Hij heeft Zijn volke verlossing gezonden, niet alleen uit Egypte in het eerst, maar dikwijls daarna, en deze verlossingen waren typen van de grote verlossing, die in de volheid des tijds door de Heere Jezus gewerkt zou worden, die verlossing in Jeruzalem, waar zovelen naar uitgezien hebben.
2. Voor de vastheid van Zijn woord en van Zijn werken, die ons de zekerheid geven van de grote dingen, die Hij voor ons doen zal.
a. Wat God gedaan heeft, zal nooit ongedaan worden gemaakt. Hij zelf zal het niet ongedaan maken, Psalms 111:7. De werken Diner handen zijn waarheid en oordeel, Psalms 111:8. Zij zijn gedaan in waarheid en oprechtheid. Alles, wat Hij doet, is in overeenstemming met de eeuwige regelen en redenen van de billijkheid, het geschiedt alles naar de raad van Zijn wijsheid en het voornemen van Zijn wil, het is alles goed gedaan, en daarom is er niets in te veranderen of te verbeteren, het is alles vast en onveranderlijk. Bij het begin van Zijn werk kunnen wij staat maken op Zijn voleinding ervan, werk, dat waar is, zal duurzaam zijn, zal noch vermolmen noch wegzinken onder het gewicht dat er op gelegd wordt.
b. Wat God gezegd heeft, zal nooit herroepen worden. Al Zijn bevelen zijn getrouw. Zij zijn alle recht, en daarom zijn zij ook alle bestendig. Zijn doeleinden, de regel van Zijn daden, zullen alle vervuld worden. Zou Hij het zeggen en niet doen, of spreken en niet bestendig maken? Ongetwijfeld zal Hij het. Hetzij Hij licht gebiedt of duisternis, het geschiedt zoals Hij het bevolen heeft. Zijn geboden, de regel van onze daden en handelingen, zijn ontwijfelbaar recht en goed, en daarom onveranderlijk en niet te herroepen. Zijn beloften en bedreigingen zijn alle gewis, en zullen vervuld worden, en het ongeloof van de mens zal ze niet krachteloos of zonder uitwerking doen zijn. Zij zijn bevestigd, ondersteund voor altoos en in eeuwigheid, en de Schrift kan niet gebroken worden. De alwijze God behoeft nooit veranderingen te brengen in Zijn raadsbesluiten, noch is Hij genoodzaakt nieuwe maatregelen te beramen, hetzij ten opzichte van Zijn wetten of van de handelingen van Zijn voorzienigheid. Alles is gezegd, gelijk als alles gedaan is, in waarheid en oprechtheid, en daarom is het onveranderlijk. Der mensen dwaasheid en leugen maken hen ongestadig in al hun wegen, maar de oneindige wijsheid en waarheid sluiten alle herroepingen alle intrekking buiten. Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden. Gods verbond is geboden, want Hij heeft het gemaakt als een, die een onbetwistbaar gezag heeft om voor te schrijven wat wij moeten doen en wat wij moeten verwachten, en een ontwijfelbare macht, beide om te volbrengen wat Hij heeft beloofd in de zegeningen van het verbond en wat Hij heeft bedreigd in de vervloekingen ervan, Psalms 105:8.
3. Voor de instelling van de Godsdienst onder de mensen. Omdat Zijn naam heilig en vreeslijk is, en Zijn vreze het beginsel is van de wijsheid, zal Zijn lof bestaan tot in eeuwigheid, Hij zal tot in eeuwigheid geloofd en geprezen worden:
A. Omdat de ontdekkingen van de Godsdienst Hem zozeer tot eer verstrekken. Beschouw wat Hij van zichzelf in Zijn Woord en in Zijn werken bekend heeft gemaakt en gij zult zien dat God groot is en grotelijks is te vrezen, want Zijn naam is heilig, Zijn oneindige reinheid en rechtheid blinken uit in alles, waardoor Hij zich bekend heeft gemaakt, en omdat Hij heilig is, is Hij vreeslijk, en moet Hij met heilige eerbied en ontzag genoemd worden. Wat heilig is, is eerbiedwaardig, de engelen hebben het oog op Gods heiligheid, als zij hun aangezicht voor Hem bedekken, en niets strekt de mens zo tot eer als zijn heiligmaking. Het is in Zijn heiligdommen, dat God vreeslijk is, Psalms 68:36, Leviticus 10:3.
B. Omdat de voorschriften van de Godsdienst zo bevorderlijk zijn aan der mensen geluk. Wij hebben reden om God te danken dat de zaak zo goed beraamd is, dat onze eerbied voor Hem en onze gehoorzaamheid aan Hem evenzeer ons belang zijn als onze plicht.
a. Onze eerbied voor Hem is dit: De vreze des Heeren is het beginsel van de wijsheid. Het is niet alleen verstandig dat wij God vrezen, omdat Zijn naam vreeslijk en Zijn aard heilig is, maar het is ook voordelig voor ons. Het is wijsheid, het zal ons leiden om te spreken en te handelen zoals het ons betaamt en ons wezenlijk nuttig en voordelig is. Het is het hoofd van de wijsheid, dat is, zoals wij het lezen het begin van de wijsheid, de mensen beginnen nooit wijs te zijn voor zij beginnen God te vrezen, alle ware wijsheid heeft haar oorsprong in ware Godsdienst en heeft er haar grondslag in. Of, zoals sommigen het verstaan, het is de voornaamste wijsheid en de voortreffelijkste, de eerste in waardigheid. Het is de principiële wijsheid en het beginsel van de wijsheid om God te aanbidden, Hem eer te geven als onze Vader en onze meester. Zij handelen goed, die altijd handelen onder de heerschappij van Zijn heilige vreze.
b. Onze gehoorzaamheid aan Hem is dit: Allen, die Zijn geboden doen, hebben goed verstand Waar de vreze des Heeren in het hart heerst, daar zal een gestadige, nauwgezette zorg zijn om Zijn geboden te houden, niet om er van te praten, maar om ze te doen, en de zodanigen hebben goed verstand.
Ten eerste. Zij worden goed verstaan, hun gehoorzaamheid wordt genadiglijk aangenomen als een duidelijke aanwijzing van de gezindheid huns harten, dat zij in waarheid God vrezen. Vergel. Proverbs 3:4. "Vind gunst en goed verstand in de ogen Gods en van de mensen." God en de mensen zullen op hen zien als welmenend en zullen hun hun goedkeuring geven, die nauwgezet hun plicht betrachten, al hebben zij ook hun dwalingen en vergissingen, wat eerlijk bedoeld is, zal goed worden opgenomen.
Ten tweede. Zij verstaan goed.
1. Het is een teken dat zij goed verstaan. De gehoorzaamsten worden aangenomen als de verstandigsten. Diegenen verstaan zichzelf en hun belangen het best, die Gods wet tot hun regel nemen en er in alles door bestuurd worden. Een groot verstand hebben zij, die Gods geboden kennen en er geleerd over kunnen spreken, maar een goed verstand hebben zij, die ze doen en er naar wandelen.
2. Het is het middel om nog beter te verstaan. Een goed verstand zijn zij voor allen, die ze doen, de vreze des Heeren en de wetten daarvan geven een goed verstand en zijn in staat om hen wijs te maken tot zaligheid. "Zo iemand wil deszelfs wil doen, die zal al duidelijker en helderder de leer van Christus kennen", John 7:17. Allen, die ze doen hebben goede voorspoed, aldus de kanttekening, overeenkomstig hetgeen beloofd was aan Jozua, indien hij zou waarnemen om te doen naar hetgeen geschreven is in de wet, Joshua 1:8 " Dan zult gij uw wegen voorspoedig maken, en alsdan zult gij verstandiglijk handelen". Wij hebben reden om God te loven, Hem te loven tot in eeuwigheid, omdat Hij de mens zo gezegend een middel heeft gegeven om gelukkig te zijn. Sommigen achten dat de laatste woorden meer van toepassing zijn op de goede, dat is, de Godvruchtige mens, die de Heere vreest, dan op de goede God: Zijn lof bestaat tot in eeuwigheid. Het is misschien "niet van de mensen maar het is uit God", Romans 2:29, en de lof, die uit God is, blijft tot in eeuwigheid, als de lof van de mensen verwelkt en vergaan is.